Lectoraat Innovatiemanagement in Internationaal perspectief
Auditrapport Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek
18 juni 2012
Evaluatiecommissie Mr. S.M.H. van der Laak MMO, secretaris Limburgse Werkgevers Vereniging, deskundige beroepenveld Dr. ir. J. Venselaar, lector Duurzame Bedrijfsvoering, Avans, deskundige onderzoek Drs. G.P.M. Heerink, concern auditor Fontys Hogescholen, lead auditor Drs. A. Hendriks, consultant Dienst Onderwijs en Onderzoek, secretaris
1
INHOUD 1
Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek
3
2
Werkwijze Fontys Hogescholen
5
3
Lectoraat Innovatiemanagement in Internationaal Perspectief
8
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2 4.3
Missie en doelstellingen Bevindingen Kennisontwikkeling Beroepspraktijk en samenleving Onderwijs en scholing Conclusies Aanbevelingen
10 10 11 12 13 13 14
5 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.2 5.3
Personele, materiële en organisatorische voorwaarden Bevindingen Organisatorische inbedding en positionering van het lectoraat Onderzoekskwaliteiten docenten Financiële en materiële voorzieningen Conclusies Aanbevelingen
16 16 16 16 17 18 18
6 6.1 6.1.1 6.1.2 6.1.3 6.2 6.3
Programma Bevindingen Kennisontwikkeling Beroepspraktijk en samenleving Onderwijs en scholing Conclusies Aanbevelingen
19 19 19 21 22 23 24
7 7.1 7.1.1 7.1.2 7.1.3 7.2 7.3
Relaties Bevindingen Kennisontwikkeling Beroepspraktijk en samenleving Onderwijs en scholing Conclusies Aanbevelingen
25 25 25 25 26 27 27
8 8.1 8.1.1 8.1.2 8.1.3 8.2 8.3
Resultaten Bevindingen 28 Kennisontwikkeling Beroepspraktijk en samenleving Onderwijs en scholing Conclusies Aanbevelingen
28 28 28 29 30 32 34
9
Samenvattende conclusies
35
10 10.1 10.1.1 10.1.2 10.1.3
Bijlagen Overzicht van publicaties, presentaties en andere producten Publicaties 39 Presentaties 39 PR-producten
39 39 39 39 40
29
2
1 Brancheprotocol kwaliteitszorg onderzoek In 2007 hebben alle door de Nederlandse overheid bekostigde hogescholen zich verbonden aan het Brancheprotocol kwaliteitszorg onderzoek 2009-2015 (BKO) van de HBO-raad. Het protocol, dat nader is uitgewerkt in het Basisdocument en de Handreiking aan hogescholen, legt de basis voor een landelijk kwaliteitszorgstelsel ten behoeve van het praktijkgerichte onderzoek aan hogescholen. De nieuwe richtlijnen hebben ook bij Fontys Hogescholen geleid tot aanpassingen in de kwaliteitszorg met betrekking tot onderzoek en lectoraten. Een nieuw, landelijk stelsel Uit de eindevaluatie van de Stichting Kennisontwikkeling (SKO), in december 2008 gepubliceerd onder de titel Lectoraten in het hoger beroepsonderwijs 2001-2008, blijkt dat de kwaliteit en de relevantie van het binnen lectoraten uitgevoerde onderzoek bepalend zijn voor de mate waarin de doelstellingen van lectoraten kunnen worden bereikt. De invoering van het landelijk kwaliteitszorgstelsel markeert een volgende fase, die vraagt om verdere worteling en versteviging van het onderzoek binnen de hogescholen en de samenleving. Het stelsel houdt optimaal rekening met de ontwikkelingsfase waarin het onderzoek aan de Nederlandse hogescholen zich bevindt en met de aard en omvang van dat type onderzoek, dat wordt aangeduid als praktijkgericht onderzoek. Dit begrip wordt in het brancheprotocol nauwkeurig gedefinieerd. Praktijkgericht onderzoek Het praktijkgerichte onderzoek wordt omschreven als onderzoek dat is geworteld in de beroepspraktijk en bijdraagt aan de verbetering en innovatie van de beroepspraktijk. Dit vindt plaats door het genereren van kennis en inzichten, maar ook door het leveren van toepasbare producten en ontwerpen van concrete oplossingen voor praktijkproblemen. Daarbij is het onderzoek doorgaans multi- en of transdisciplinair van aard en ingebed in een scala van interne en externe organisatorische verbanden, met behoud van de wetenschappelijke betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek zelf. Het onderzoek kent een nauwe relatie met het onderwijs via de bijdrage aan onderwijsactiviteiten, de professionalisering van docenten en curriculumvernieuwing. Doordat het onderzoek relevantie heeft voor – en impact op – de beroepspraktijk, het onderwijs en de bredere samenleving, vindt de verspreiding en publicatie van de kennis via vele uiteenlopende kanalen plaats en aan diverse doelgroepen. Kwaliteitszorgstelsel ten aanzien van het onderzoek aan hogescholen, 2009-2015. Basisdocument, blz. 7 (HBO-raad, december 2008). De concrete doelstellingen van het stelsel zijn: het borgen en verbeteren van de kwaliteit van het onderzoek en de organisatie eromheen; het versterken van de positie en het imago van het praktijkgerichte onderzoek; het genereren van sturingsinformatie voor de hogeschool en de branche; de verantwoording richting overheid en maatschappij over de besteding van publieke middelen. Op 4 februari 2009 heeft de HBO-raad de minister van OCW per brief geïnformeerd over het kwaliteitszorgstelsel voor praktijkgericht onderzoek, dat bestaat uit drie samenhangende onderdelen: (1) De kwaliteitszorgsystemen van de hogescholen met als onderdeel de externe onafhankelijke evaluaties van onderzoekseenheden. (2) Een landelijke validatiecommissie (VKO) die deze kwaliteitszorgsystemen zesjaarlijks valideert. (3) 3
Jaarlijkse monitoring van de ontwikkeling en resultaten van onderzoek aan hogescholen in de vorm van een brancherapportage. Het nieuwe stelsel, operationeel sinds januari 2009, is gericht op het permanente handhaven en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van het onderzoek en de organisatie eromheen. Daarnaast gaat het informatie opleveren die alle betrokken stakeholders inzicht geeft in de omvang, aard en resultaten van het onderzoek. Het stelsel zal in de eerste jaren primair gericht zijn op ontwikkelen en verbeteren vanwege de jonge leeftijd van het praktijkgericht onderzoek en de grote variatie tussen hogescholen in de ontwikkelingsfase waarin ze verkeren ten aanzien van zowel onderzoek als kwaliteitszorg. Dat stelt niet alleen eisen aan de samenstelling, rolopvatting en werkwijze van de beoordelaars (die zich op zullen moeten stellen als kritische, maar opbouwende adviseurs), maar ook aan de criteria die worden gehanteerd bij het evalueren en valideren. Het vervolg van deze inleiding zal beperkt blijven tot een nadere beschrijving van de gang van zaken rond de externe onafhankelijke evaluaties van de onderzoekseenheden / lectoraten (zie het eerste van de drie hierboven genoemde onderdelen). Daarin staan vijf vragen centraal, vragen die de evaluatiecommissie volgens de voorschriften van het brancheprotocol moet beantwoorden: (1) Is er voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning op het gebied van: kennisontwikkeling binnen het onderzoeksdomein; valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij; de betekenis voor onderwijs en scholing? (2) Vindt een en ander plaats vanuit een relevante en uitdagende missie en een helder onderzoeksprofiel? (3) Worden de missie en het onderzoeksprofiel geborgd door het portfolio en de wijze waarop de eenheid is georganiseerd? (4) Is de inzet van mensen en middelen daarbij toereikend in kwalitatief en kwantitatief opzicht? (5) Zijn de interne en externe samenwerkingsverbanden, netwerken en relaties daarbij voldoende relevant, intensief en duurzaam?
4
2 Werkwijze Fontys Hogescholen Het hart van het kwaliteitszorgstelsel wordt gevormd door zesjaarlijkse evaluaties (audits) van onderzoekseenheden door externe en onafhankelijke deskundigen, die onder de eigen verantwoordelijkheid van de instelling worden uitgevoerd. Bij Fontys Hogescholen gebeurt dit op basis van een planning die is vastgesteld door het College van Bestuur. De audit bestaat uit diverse onderdelen: een zelfevaluatie door het lectoraat; een verificatiebezoek, uitgevoerd door een evaluatiecommissie; een rapport, opgesteld door de evaluatiecommissie; bestuurlijke hantering, leidend tot afspraken over de uitvoering van een verbeterplan. Deze onderdelen leiden tot de volgende fasering van de werkzaamheden:
FASE 1 – VOORBEREIDING Zelfevaluatierapport lectoraat Het lectoraat ontvangt een gedetailleerde aankondigingsbrief van het College van Bestuur, met onder andere concrete richtlijnen - rechtstreeks afgeleid uit de aanwijzingen in het brancheprotocol - voor het zelfevaluatierapport dat door het lectoraat moet worden opgesteld. De validatie van het rapport is afhankelijk van toetsing vooraf door de secretaris van de evaluatiecommissie aan de richtlijnen. Indien de toetsing een positief resultaat oplevert, wordt de zelfevaluatie geaccepteerd als vertrekpunt voor de gesprekken tussen de commissie en de gespreksdelegaties bij het verificatiebezoek. Samenstelling evaluatiecommissie Voor elke audit wordt een evaluatiecommissie samengesteld die bestaat uit vier personen: twee onafhankelijke externe deskundigen en twee onafhankelijk gepositioneerde functionarissen uit de centrale organisatie van de instelling, die als lead auditor en secretaris optreden. Voor de beoordeling van impact en relevantie van het lectoraat voor beroepspraktijk en samenleving wordt gezocht naar een representatieve en gezaghebbende vertegenwoordiger uit het betreffende domein. Voor de werving van externe expertise op het gebied van kennisontwikkeling en onderzoek geeft Fontys in principe de voorkeur aan een gepromoveerde lector. Het te beoordelen lectoraat draagt zelf geschikte externe kandidaten voor om zitting te nemen in de evaluatiecommissie. Na een profielvergelijking van de voorgedragen kandidaten bepaalt de Fontys Graduate School een voorlopige rangorde, die gemotiveerd kenbaar wordt gemaakt aan de betrokken auditor. De uiteindelijke beslissing over de selectie van de twee externe commissieleden ligt bij de voorzitter (de lead auditor) van de evaluatiecommissie. De overige twee leden van de commissie, de lead auditor en de secretaris, zijn, zoals gezegd, afkomstig uit de centrale organisatie van de instelling zelf. Op grond van hun positionering in de organisatie zijn beiden onafhankelijk. Bovendien beschikken zij over brede deskundigheid op het gebied van het hoger beroepsonderwijs en hebben zij ruime ervaring op het gebied van kwaliteitszorg, audits (ook van lectoraten), visitaties en accreditatie. De evaluatiecommissie die deze audit uitvoert is als volgt samengesteld: mw. mr. S.M.H. van der Laak MMO (Saskia), secretaris LWV (Limburgse Werkgevers Vereniging), vertegenwoordiger beroepenveld dhr. dr. ir. J. Venselaar (Jan), lector Duurzame Bedrijfsvoering, Avans, vertegenwoordiger kennisveld dhr. drs. G.P.M. Heerink (Guido), concern auditor Fontys Hogescholen, lead auditor mw. drs. A. Hendriks (Ankie), consultant Dienst Onderwijs en Onderzoek, secretaris
5
Afstemmingsoverleg evaluatiecommissie Ongeveer een week voor het verificatiebezoek vindt er afstemmingsoverleg plaats tussen de leden van de evaluatiecommissie. Er vindt een uitwisseling plaats van bevindingen en voorlopige conclusies bij de bestudering en analyse van de zelfevaluatie en andere documenten. Daarnaast worden definitieve afspraken gemaakt over wie wat in welk gesprek aan de orde stelt en over de tijdsindeling van elke gespreksronde. Voor de vraagstelling wordt gebruik gemaakt van een beoordelingskader, waarin de vijf evaluatievragen van het brancheprotocol zijn uitgewerkt in criteria. De drie perspectieven van waaruit het lectoraat wordt beoordeeld – kennisontwikkeling en onderzoek, beroepspraktijk en samenleving, onderwijs en scholing – zijn daarin duidelijk herkenbaar. In de voorbereiding van de vraagstelling wordt ook rekening gehouden met de indicatoren die zijn beschreven in Kwaliteitszorgsysteem Lectoraten Fontys Hogescholen. Dit is vastgesteld door het College van Bestuur, toen nog Raad van Bestuur geheten, op 14 juli 2008.
FASE 2 – VERIFICATIEBEZOEK De zelfevaluatie (inclusief bijlagen en verwijzingen naar andere bronnen, die dikwijls via internet toegankelijk worden gemaakt) en de producten (publicaties, presentaties en dergelijke) van het lectoraat vormen de belangrijkste bronnen voor een kritische dialoog tussen de gespreksdelegaties en de evaluatiecommissie. Tijdens het verificatiebezoek vinden er vier gesprekken plaats in een vaste volgorde, met de hierna genoemde gesprekspartners en de daarbij aangegeven tijdsduur. Na de eerste twee gesprekken is er een besloten werklunch voor de evaluatiecommissie, waarin onder andere de bevindingen van de ochtendsessie worden besproken met het oog op eventuele bijstellingen in de eerder afgesproken gespreksagenda voor het middaggedeelte. (1) externe stakeholders (2) lector(en)
60 minuten 90 minuten
werklunch evaluatiecommissie (3) kenniskring (4) stuurgroep
90 minuten 60 minuten
De gesprekken vinden plaats onder voorzitterschap van de lead auditor, aan de hand van de agenda die door de evaluatiecommissie is overeengekomen in het afstemmingsoverleg. Bij deze audit treedt de evaluatiecommissie in dialoog met de volgende gesprekspartners: Externe relaties / stakeholders Dhr. J.P. Urlings (Jean-Paul), adviseur regiostimulering bij KvK Limburg Mw. H. Stroucken (Henriëtte), EvenBestaatNiet, zelfstandig ondernemer Dhr. P. Derksen (Peter), coördinator projecten bij ROC Gilde Opleidingen Lector Mw. dr. ir. S.A.M. van Stroe-Biezen (Saskia) Leden kenniskring Dhr. drs. B. Titulaer (Bart), docent International Business Economics, course coördinator en ontwikkelaar van het vak Sustainable Innovation Mw. drs. J. Hermens (Janske), docente International Business Management Studies onderzoeksgebied Ethiek Mw. drs. N. Niedack (Nicole), docente Food & Flower Management - inbedding C2C in curriculum F&FM 6
Mw. drs. M.H. Arce Salazar (Helen), promovenda o.g.v. sociale invloed op keuze van consumenten voor duurzame producten Dhr. drs. F.G.A. van Kessel (Frien), promovendus o.g.v. organisatiecultuur op creativiteit en innovatie output Management Fontys Internationale Hogeschool Economie (vertegenwo ordiging stuurgroep) Dhr. drs. J.J. Grouls (Jo), directeur (tot 1 mei 2012) Dhr. dr. T. Merz (Thomas), adjunct-directeur (vanaf 1 mei 2012 directeur) Mw. U.C. Redeker (Ute), kwaliteitsmanager (tot 1 april 2012)
FASE 3 – RAPPORTAGE Met behulp van de ter beschikking gestelde documenten en de notities die zijn gemaakt tijdens de gesprekken stelt de secretaris een eerste conceptrapport op aan de hand van een format dat door Fontys Audit is ontwikkeld in samenspraak met het team van secretarissen. Dit voorziet in een scheiding tussen een informatief en een evaluatief gedeelte. Het informatieve deel betreft vooral de landelijke, sectorale (hbo-)context waarbinnen de audit plaatsvindt, de werkwijze die Fontys Hogescholen binnen die context gekozen heeft en de belangrijkste administratieve gegevens over het specifieke lectoraat dat in het onderhavige rapport wordt beoordeeld. De structuur van het beoordelende gedeelte weerspiegelt de objecten en perspectieven waar de vijf evaluatievragen van het brancheprotocol zich op richten. Elk hoofdstuk van dit deel is opgebouwd volgens de drieslag bevindingen – conclusies – aanbevelingen. Het rapport wordt afgesloten met een samenvatting van de conclusies. Als handreiking aan de lezer die zich een beeld wil vormen van de beoordeling van het lectoraat aan de hand van de letterlijke evaluatievragen volgt de samenvatting die indeling. Na verwerking van de feedback van de voorzitter wordt het bijgestelde concept voor commentaar en beantwoording van eventuele vragen aangeboden aan de externe commissieleden. De secretaris overlegt met de lead auditor over de verwerking van de ontvangen feedback, waarna laatstgenoemde de tekst vaststelt van het definitieve concept. Dit wordt ter verificatie op feitelijke onjuistheden aangeboden aan de lector(en) en de stuurgroep. Het laatste overleg tussen de leden van de evaluatiecommissie betreft de wijze waarop de reacties van de lector(en) en de stuurgroep op het conceptrapport worden verwerkt. Aansluitend stelt de voorzitter het rapport definitief vast, waarna de eindversie wordt aangeboden aan het College van Bestuur en aan de landelijke validatiecommissie (VKO). De VKO publiceert het rapport op de eigen website (www.vkohogescholen.nl).
FASE 4 – BESTUURLIJKE HANTERING Op basis van conclusies en aanbevelingen van de evaluatiecommissie en in overleg met de lector(en) stelt de directeur van het regievoerende instituut een concept op van een verbeterplan, dat wordt becommentarieerd door de betrokken auditor. Vervolgens bespreekt het lid van het College van Bestuur aan wie het regievoerende instituut rapporteert (de verticale portefeuillehouder) het concept van het verbeterplan en het commentaar met de directeur, de lector(en) en de betrokken auditor. De concrete afspraken (inclusief deadlines) zoals beschreven in het definitieve verbeterplan worden door de controller die verantwoordelijk is voor het domein waartoe het instituut behoort (de domeincontroller) vastgelegd in het lopende of eerstvolgende managementcontract. Het bewaken van de uitvoering van de verbeteracties vindt plaats in de reguliere planning- en controlcyclus van Fontys Hogescholen. Op relevante momenten – afhankelijk van de deadlines – agendeert Control de gemaakte afspraken voor het periodieke overleg tussen College van Bestuur en directeur over de managementrapportage (de zogenaamde marap).
7
3 Lectoraat Innovatiemanagement in internationaal perspectief Over geschiedenis van het lectoraat; personen (m.n. opleiding, graad, ervaring, nevenactiviteiten), fte’s, financiën, organisatorische inbedding en positionering van het lectoraat binnen Fontys en instituut. Korte schets De aanvraag voor het lectoraat Innovatiemanagement in Internationaal Perspectief dateert van oktober 2005. Het lectoraat is in september 2006 gestart met voorbereidende activiteiten rondom innovatie door de associate lector Pieter Hovens, kwartiermaker van het lectoraat en thans adviseur bij Syntens. Ook is er in 2006 een (voorlopige) kenniskring geformeerd; een van de twee promovendi maakt hier van meet af aan deel van uit. Per 1 augustus 2007 is de lector benoemd, waarna het lectoraat formeel van start is gegaan. Het jaar 2008 heeft volgens de lector in het teken gestaan van zaaien: visievorming, netwerken, projecten opstarten, onderzoek. In 2009 is het lectoraat verder gegaan met gefocust zaaien, maar ook met oogsten. Het oogsten nam in 2010 een grotere vlucht. In 2010 heeft het lectoraat een start gemaakt met de inventarisatie van inbedding van duurzaamheid in de verschillende learning arrangements van de bacheloropleidingen van Fontys Internationale Hogeschool voor Economie te Venlo (FIHE), het instituut waarbij het lectoraat is gepositioneerd. Het lectoraat valt in de organisatie rechtstreeks onder de directeur van FIHE. Binnen FIHE bestaan drie opleidingen: International Marketing, International Business Economics en International Business & Management Studies. Daarnaast is FIHE actief betrokken bij de studieroute Food & Flower Management. FIHE is voornemens om een aanvraag in te dienen om van deze studieroute een opleiding te maken. Het lectoraat verricht activiteiten gericht op alle drie opleidingen en de studieroute. Stuurgroep De stuurgroep wordt gevormd door het management van het regievoerende instituut (FIHE) en bestaat uit: dhr. drs. J.J. Grouls, directeur dhr. dr. T. Merz, adjunct-directeur mw. U.C. Redeker, kwaliteitsmanager Lectoraat en kenniskring Mw. dr. ir. S.A.M. van Stroe-Biezen is de lector. Zij is voor een omvang van 0,5 fte aan het lectoraat verbonden. Daarnaast is de lector organisatieadviseur bij Smart Group Organisatie Adviseurs. De kenniskring van het lectoraat telt momenteel vijf leden met een totale omvang van 2,4 fte en is als volgt samengesteld: dhr. drs. B. Titulaer, docent 0,2 fte mw. drs. J. Hermens, docent 0,2 fte mw. drs. N. Niedack, docent 0,2 fte mw. drs. M.H. Arce Salazar, promovenda 0,8 fte dhr. drs. F.G.A. van Kessel, promovendus 1,0 fte Promovenda Arce Salazar zit in het derde jaar van haar promotietraject; promovendus Van Kessel zit in het vierde jaar van zijn promotietraject. Verdere informatie over de functie en werkzaamheden van de kenniskring is te vinden in hfst. 2. De kenniskring omvat naast promovendi ook docenten van de verschillende opleidingen, zodat er naar iedere opleiding minimaal één linking pin bestaat. In de afgelopen jaren zijn er enkele verschuivingen geweest in de samenstelling van de kenniskring. Tot voor kort behoorden ook diverse docenten van de opleiding en het vakgebied internationale marketing (IM) tot de kenniskring. Momenteel is er voor IM een vacature. Bekostiging 8
In het kader van de aanvraag van het lectoraat zijn de activiteiten van de lector(en) en de leden van de kenniskring als een eenheid beschouwd. In de aanvraag is uitgegaan van de volgende bekostiging voor een periode van vier jaar gerekend vanaf de start van de werkzaamheden: 0,6 fte voor de lector; 0,4 fte voor de twee associate lectoren samen = 0,2 fte per ass. lector; 2,0 fte voor de kenniskring in totaal. De kenniskring gaat bestaan uit 7 à 8 leden en wordt aangestuurd door de lector. Aan SKO is aan tegemoetkoming in de kosten gevraagd voor het aandeel van de lector (0,6 fte) en voor een evenredig deel (0,6 fte) voor de kenniskring, samen 1,2 fte. Syntens en Fontys zijn bereid de kosten van beide associate lectoren (0,4 fte) en een substantieel deel van de kenniskring (1,4 fte) voor hun rekening te nemen. In totaal bedraagt deze bijdrage 1,8 fte. De aanvankelijke startdatum was gesteld op 1 augustus 2006. Bij de inrichting van het lectoraat en na het aantrekken van de lector per 1 augustus 2007 zijn samenstelling en begroting van het lectoraat bijgesteld. De lector is voor een omvang van 0,5 fte aan het lectoraat verbonden. De kenniskring telt momenteel vijf leden met een totale omvang van 2,4 fte.
9
4 Missie en doelstellingen De missie van het lectoraat: kwaliteit en bereik, afstemming van de missie op de omgeving (ontwerp, bijstelling), uitsplitsing naar drie gebieden (kennisontwikkeling/onderzoek, beroepspraktijk en onderwijs en scholing, en toelichting op gekozen accenten), visie op samenhang, vertaling in concrete doelstellingen. De bevindingen en conclusies van de evaluatiecommissie mbt de missie en de doelstellingen van het lectoraat zijn gebaseerd op de Aanvraag (oktober 2005), het Jaarverslag 2010 waarin ook het onderzoeksplan voor 2011 is opgenomen, de Zelfevaluatie inclusief de financiële paragraaf (oktober/november 2011) en de gesprekken met de externe stakeholders, de lector, de kenniskring en het management van FIHE.
4.1 BEVINDINGEN In de aanvraag formuleert het lectoraat de missie als volgt: “Zowel hogescholen als bedrijven en instellingen hebben – elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid en positie – behoefte aan een kennisbrug ook op het gebied van innovatiemanagement. Fontys Internationale Hogeschool voor Economie (FIHE) wil een kennisinstelling zijn, waarbij het lectoraat Innovatiemanagement in Internationaal Perspectief het hart van de kennisbrugfunctie vormt voor hogeschool, bedrijven en instellingen in de Euregio. Innovatie is immers noodzakelijk voor de continue dynamisering van onze internationale kenniseconomie. Het lectoraat versterkt niet alleen de opleidende, ontwikkelende en dienstverlenende functies, maar vooral de onderzoekende functies van FIHE. Het lectoraat richt zich op wetenschappelijk verantwoorde veranderkundige strategieën, methoden en technieken die bij economische innovatieprocessen in bedrijf, instelling en hogeschool ingezet kunnen worden”. Kort na het aantreden van de lector en na aanvang van het lectoraat in 2007 is de missie aangepast en als volgt in de Zelfevaluatie omschreven: “het verhogen van de slagkracht en mogelijkheden van studenten, docenten en organisaties door hen te helpen in hun ontwikkeling op het gebied van innovatie, -kennis, -vaardigheden en -attitude”. De missie is sinds die tijd niet aangepast. Met de komst van de lector is volgens de leden van de kenniskring de focus van het lectoraat verschoven van innovatie in internationaal perspectief naar duurzaamheid en innovatie. Dit is gebeurd met instemming van het CvB en de directie FIHE. Duurzame innovatie met een regionale verankering zou volgens de lector achteraf bezien een betere aanduiding zijn geweest voor het lectoraat. In de visie van het lectoraat dient innovatie plaats te vinden met een duurzaam perspectief. In deze context gebruikt het lectoraat cradle-to-cradle (C2C) als methodiek. C2C past volgens de lector prima binnen de FIHE-doelstelling “regionale verankering” – voor een groot gedeelte bij het lectoraat neergelegd – daar de provincie Limburg en in het bijzonder de regio Venlo C2C een zeer warm hart toedraagt. Pas als duurzaamheid wordt meegenomen in de regionale verankering, is er volgens de lector sprake van (sociale) innovatie bij producten en processen. Volgens de lector staan duurzaamheid en C2C voor innovatie. Volgens de deskundige onderzoek van de evaluatiecommissie is C2C een specifieke filosofie. De lector stelt dat haar keuze om duurzame innovatie via C2C gestalte te geven is ingegeven door de economische invalshoek. Ook omdat C2C goed past bij de beoogde regionale verankering is gekozen voor deze methodiek. De lector hanteert C2C om pragmatische redenen en niet vanuit een normatieve waarde en ook niet dogmatisch of statisch maar dynamisch. C2C dient als inspiratiebron voor duurzaamheid en innovatie. Er wordt volgens de lector ruimte geboden voor kritische noten over het C2C-concept. De evaluatiecommissie wijst in dit verband op het risico dat de keuze voor C2C als enige benadering voor duurzaamheid en innovatie verkokering in de hand kan werken. Daarnaast betekent een a priori keuze voor een filosofie/stroming binnen duurzaamheid (hoe goed die ook te waarderen valt) dat de aandacht te snel meer gefocusseerd kan raken op ‘introductie in de praktijk’ van deze wijze van duurzaam ondernemen dan op ‘praktijkgericht onderzoek’ hoe duurzaamheid het 10
beste geïntroduceerd kan worden en welke middelen daarvoor het beste zijn. Wat het laatstgenoemde betreft merkt de lector in de reactie op de conceptrapportage op dat de focus wel degelijk ligt op het onderzoeken van de belemmeringen waar organisaties tegenaanlopen bij de transitie naar duurzaamheid, zodat het onderwijs die kennis en tools aan de studenten kan aanreiken die de bedrijven van de toekomst nodig hebben. Die belemmeringen zitten ook op het economische vlak; dat kader onderzoekt het lectoraat met bedrijven (Van Gansewinkel Groep en Van Houtum) en docenten in praktisch toegepast onderzoek. Het is volgens de lector van belang dat de visie van het lectoraat mbt duurzaamheid en innovatie in lijn is met de visie van FIHE. Voor de FIHE-directie zijn duurzaamheid en innovatie belangrijke thema’s; daarbinnen is het lectoraat gepositioneerd. Het management is nog aan het overdenken hoe deze thema’s geïmplementeerd en verankerd kunnen en moeten worden binnen FIHE (docenten en curricula). Het concept van innovatie en duurzaamheid in hun onderlinge samenhang alsmede de impact van dit concept op het onderwijs en op de regionale verankering is vaak onderwerp van gesprek tussen de FIHE-directie en het lectoraat om de missie van FIHE verder te verscherpen en uit te voeren. De directie en het lectoraat hebben met elkaar bepaald dat het behalen van de tweede DHO-ster geen doel op zich is, maar een middel om te komen tot die kwaliteit van onderwijs waar het werkveld om vraagt: duurzaamheid ingebed in het curriculum. Als zich initiatieven aandienden vanuit het lectoraat die impact hadden op het beleid van FIHE of op het primaire proces, zijn deze in het MToverleg ingebracht. Voorbeelden hiervan zijn het organiseren van een Duurzaamheidsdag, een C2Cweek, het opstellen van een roadmap voor het inbedden van duurzaamheid in het curriculum, het doen van een specifiek onderzoek of het aangaan van een traject met het werkveld. Het lectoraat is hierbij, zoals toegelicht, om pragmatische redenen een pleitbezorger van de C2Cmethodiek en omarmt het concept van circulair denken. Het lectoraat ziet voor zichzelf de taak weggelegd om scherper dan nu het geval is neer te zetten dat het lectoraat met behulp van C2C werkt aan duurzame innovatie in de holistische zin van het woord. Het gaat hierbij om het samenspel tussen de vier E’s: ecology, economy, equity, embedment. Duurzaamheid gaat verder dan ecologie (groen) alleen. Dit samenspel zal leiden tot duurzame economie. Het lectoraat wil het belang van deze holistische benadering onderstrepen en kan met name een rol spelen op het gebied van: 1. economie, door het leggen van verbanden tussen ecology en equity aan de ene kant en economy aan de andere kant. Maar ook op het gebied van nieuwe manieren van accountancy/lange termijn accountancy, d.m.v. kennisopbouw en onderzoek kan het lectoraat een rol van betekenis spelen; 2. embedment (verankering). Hierbij stelt het lectoraat zich de vraag hoe het holistisch duurzame innovatie verankerd krijgt binnen FIHE (docenten en curricula). Het lectoraat streeft hierbij naar meer interactie tussen de verschillende actoren: studenten, docenten en bedrijven/organisaties (hetgeen neerkomt op vergroting van het overlapgebied in § 4.1.1 figuur 1). Om tot een gezamenlijke visie mbt duurzaamheid en innovatie te komen is door het lectoraat in samenwerking met de lector Ethiek een dialoogsessie belegd. Verankering van duurzame innovatie binnen FIHE is volgens de lector alleen mogelijk als directie en afdelingshoofden c.q. opleidingsmanagers eenzelfde beeld hebben omtrent duurzaamheid in relatie tot FIHE en het concept van circulair denken omarmen. Het lectoraat heeft missie, visie en doelstellingen niet gerelateerd aan de drie perspectieven van waaruit het lectoraat wordt beoordeeld: kennisontwikkeling, beroepspraktijk en samenleving, onderwijs en scholing. Ook concrete prestatie-indicatoren ontbreken. De relatie tussen missie, visie en doelstellingen en de perspectieven valt voor de commissie echter wel te leggen en wordt uitgewerkt in § 4.1.1 en volgende.
4.1.1 Kennisontwikkeling De doelstellingen die het lectoraat heeft geformuleerd zijn: 1. innovatiemanagement in de opleidingen brengen; 11
2. kennisopbouw en onderzoek; 3. contactopbouw en zakelijke dienstverlening; 4. verankering binnen FIHE. In figuur 1, een schematische weergave van de doelstellingen van het lectoraat, is te zien dat het lectoraat zich qua kennisopbouw richt op zowel studenten en docenten als bedrijven/organisaties. De samenwerking en interactie tussen deze drie participanten (weergegeven door de overlapgebieden a, b, c en d) wil het lectoraat zo veel mogelijk stimuleren. De rode termen rondom figuur 1 duiden op de setting waarbinnen het lectoraat wil werken en geven de waarden weer die voor het lectoraat van belang zijn.
Figuur 1. Schematische weergave doelstellingen lectoraat.
In figuur 1 komt duidelijk naar voren dat kennisopbouw (doelstelling 2) een centrale rol vervult binnen FIHE en het lectoraat. Het fundament hiervoor is de kennisbasis en het eigen handelen (zie figuur 2). De kennisbasis wordt onder meer gevoed door onderzoeken die het lectoraat uitvoert. De twee promovendi, die deel uitmaken van dit lectoraat, houden zich volledig bezig met het doen van onderzoek (zie verder § 6.1.1 en § 8.1.1). De rol die het onderzoek van de promovendi hierbij gaat vervullen is nog niet uitgekristalliseerd. De uiteindelijke resultaten van hun onderzoek worden nu duidelijk; beide promovendi hebben de opdracht om in hun laatste jaar de vertaalslag naar het onderwijs te maken.
4.1.2 Beroepspraktijk en samenleving Het lectoraat wil volgens de aangepaste missie de slagkracht en mogelijkheden verhogen van onder meer organisaties door hen te helpen in hun ontwikkeling op het gebied van innovatie, -kennis, vaardigheden en -attitude. FIHE wil met haar lectoraat bruggen slaan tussen de drie sleutelpartijen: overheid/politiek, onderwijs en bedrijfsleven. Via contactopbouw en zakelijke dienstverlening (doelstelling 3) wil het lectoraat een bijdrage leveren aan de beroepspraktijk en samenleving. Hierbij is het lectoraat voornemens om gebruik te maken van het grote kennisnetwerk en de zakelijke contacten waarover FIHE reeds beschikt. In samenspraak met FIHE en regionale bedrijven wil het lectoraat via C2C masterclasses duurzaamheid in de regio verankeren. Om in deze opzet te slagen heeft het lectoraat een strategie ontwikkeld; deze is eind 2008 aangescherpt. Het strategiemodel is weergegeven in de metafoor van een klassieke tempel: zie figuur 2.
12
Figuur 2. Strategiemodel voor het lectoraat.
Het fundament van het strategiemodel wordt onder meer gevormd door de eigen kennisbasis. Het lectoraat wil deze basis benutten om als expert te worden gezien. Op het fundament staan drie pijlers, waarin de actoren zijn geplaatst: studenten, docenten en bedrijven/organisaties. Het dak is van belang om de pijlers met elkaar in verbinding te brengen. Ook hierbij streeft het lectoraat ernaar om de samenwerking en interactie tussen studenten, docenten en bedrijven/organisaties te vergroten (zie overlapgebieden figuur 1). Volgens het management vervult de lector wat duurzaamheid betreft een ambassadeursrol naar het bedrijfsleven. Ook wil het lectoraat een bijdrage leveren aan de FIHEdoelstelling door via C2C masterclasses duurzaamheid regionaal te verankeren.
4.1.3 Onderwijs en scholing In figuur 1 geeft het lectoraat aan innovatiemanagement in de opleidingen te willen brengen (doelstelling 1) om de slagkracht en mogelijkheden van studenten en docenten te verhogen mbt duurzaamheid en innovatie. Om dit te bereiken streeft het lectoraat naar verankering binnen FIHE (doelstelling 4) door invulling van stukken onderwijs. In samenspraak met FIHE en bedrijven wil het lectoraat duurzaamheid in het onderwijs (via Learning Arrangement Sustainable Innovation, Business of the Next Generation en gastcolleges over duurzaamheid) verankeren. Hierdoor nemen toekomstige afgestudeerde FIHE-studenten duurzaamheid en innovatie als bagage mee in hun loopbaan. Organisaties kunnen zich vervolgens ontwikkelen op het gebied van innovatie, -kennis, -vaardigheden en -attitude. Volgens het management dient de lector in haar rol van onderwijsontwikkelaar ervoor te zorgen dat er in het curriculum voldoende aandacht komt voor duurzaamheid en innovatie. De lector schat in dat het sensibiliseren van de docenten de nodige tijd zal vergen. Figuur 2 laat zien dat het lectoraat het fundament niet alleen wil benutten om als expert te worden gezien, maar ook om via de eigen kennisbasis en het eigen handelen een C2C-imago te verkrijgen. Het behalen van DHO-sterren (Duurzaam Hoger Onderwijs) dient bij te dragen aan de bewustwording en daarmee aan het duurzaam handelen van de eigen organisatie. Hierbij stelt het lectoraat zich de vraag hoe C2C het lectoraat en FIHE zelf zijn.
4.2 CONCLUSIES Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met alle betrokken partijen blijkt het volgende: Na de komst van de lector medio 2007 is de oorspronkelijke missie van oktober 2005 aangepast: de focus van het lectoraat is verschoven van innovatie in internationaal perspectief naar duurzaamheid en innovatie met een regionale verankering. Dat laatste zou momenteel een betere aanduiding zijn voor het lectoraat. Het lectoraat streeft ernaar om de samenwerking en interactie tussen studenten, docenten en bedrijven/organisaties te vergroten ten einde hun slagkracht en mogelijkheden met betrekking duurzaamheid en innovatie te verhogen. Daarbij is het de bedoeling de eigen visie op duurzaamheid 13
en innovatie in lijn te brengen met de visie van FIHE. Na het rijp maken van de geesten binnen FIHE en de regio wil het lectoraat verankering van duurzaamheid en innovatie in het onderwijs, in de regio en in de eigen organisatie mogelijk maken. De keuze voor C2C als benadering voor duurzaamheid en innovatie kan volgens de commissie verkokering in de hand werken, ook al laat het lectoraat weten C2C niet als de enige benadering te beschouwen. Gezien de regionale verankering en het feit dat het lectoraat niet kijkt naar minder slecht maar naar het goede doen (echt duurzaam) voert C2C echter zeker de boventoon. De nadruk op duurzame innovatie ‘in de holistische zin van het woord’ is pleonastisch, omdat duurzaamheid per definitie gaat over People, Planet en Profit, dus aandacht voor alle aspecten die binnen maatschappij en economie nodig zijn voor een goed en ‘volhoudbaar’ (inclusief prettig) functioneren daarvan. Omdat duurzaamheid in het dagelijks leven echter volgens de lector eenzijdiger wordt geduid, is ‘holistische duurzaamheid’ te beschouwen als een functioneel pleonasme. Het doel van het lectoraat betreft dus eigenlijk aandacht voor de essentiële relatie tussen ecologische, sociale en economische aspecten en hoe die goed kan worden vormgegeven bij innovatie binnen bedrijven en organisaties (failliete bedrijven zijn hoe dan ook niet duurzaam) en goede en praktijkgerichte integratie van de kennis daarover in het onderwijs. Overigens is het de commissie opgevallen dat het begrip ‘innovatie’ wel dikwijls gebruikt wordt, maar dat het in de documentatie en de gesprekken onderbelicht blijft en het veel meer over duurzaamheid gaat. Missie, visie en doelstellingen van het lectoraat omvatten alle drie gebieden waarop een lectoraat zich dient te bewegen. De doelstellingen zijn echter niet expliciet verbonden aan de drie perspectieven waaruit een lectoraat wordt beoordeeld. De gezamenlijke missie en visie van FIHE en het lectoraat zijn in algemene bewoordingen geformuleerd; een concretisering van missie, visie en doelstellingen in prestatie-indicatoren ontbreekt. De doelstelling met betrekking tot kennisopbouw vervult een centrale rol, maar het is de commissie niet duidelijk hoe de onderzoeken die het lectoraat uitvoert, zullen leiden tot versteviging van de kennisbasis. De rol die lector en lectoraat spelen bij kennisontwikkeling c.q. kennisopbouw en onderzoek is niet uitgekristalliseerd. In de reactie op de conceptrapportage licht het lectoraat dit toe door te zeggen dat kennisopbouw (proces) de kennisbasis (resultaat) steviger maakt. Het lectoraat ziet de kennisbasis als het resultaat van een voortgaand proces. Daarom heeft het lectoraat nog geen integrale beschrijving van de kennisbasis gemaakt. Het gevolg hiervan is dat het voor de commissie niet duidelijk is geworden of de kennis over duurzaamheid en innovatie waarover lectoraat en FIHE inmiddels beschikken, hebben geleid tot versteviging van de kennisbasis. De lector wil een actieve rol vervullen ten aanzien van de beroepspraktijk en onderwijsontwikkeling. De eigen kennisbasis en het eigen handelen van het lectoraat worden niet alleen benut met het oogmerk om als expert te worden gezien door het werkveld, maar ook om een C2C-imago te verkrijgen. Het lectoraat wil innovatiemanagement een stevige positie geven in de opleidingen en probeert dit doel te bereiken door invulling van delen van de onderwijsprogramma’s.
4.3 AANBEVELINGEN Met betrekking tot de missie en de doelstellingen beveelt de evaluatiecommissie het lectoraat aan om: de naam van het lectoraat af te stemmen op de aangepaste missie en de invulling ervan; missie, visie en doelstellingen SMARTER te formuleren en te voorzien van prestatie-indicatoren; missie, visie en doelstellingen expliciet te verbinden aan de drie perspectieven waarop het lectoraat wordt beoordeeld; de rol die het lectoraat speelt bij onderzoek en kennisontwikkeling nader en specifieker uit te werken;
14
een meer open benadering van de noodzakelijke uitgangspunten en randvoorwaarden voor duurzame innovatie te kiezen in het onderzoek en C2C alleen als een van de bruikbare filosofieën specifiek mbt de ecologische en grondstofaspecten te zien.
15
5 Personele, materiële en organisatorische voorwaarden De kwaliteit van de onderzoekers uitgedrukt in opleiding, graad, ervaring, nevenactiviteiten, financiële en materiële voorzieningen; organisatorische inbedding en positionering van het lectoraat binnen Fontys en instituut.
5.1 BEVINDINGEN De bevindingen en conclusies van de evaluatiecommissie zijn wat de personele, materiële en organisatorische voorwaarden betreft gebaseerd op de Aanvraag van het lectoraat (oktober 2005), het Jaarverslag 2010 waarin ook het onderzoeksplan voor 2011 is opgenomen, de Zelfevaluatie inclusief de financiële paragraaf (oktober/november 2011) en de gesprekken met de externe stakeholders, de lector, de kenniskring en het management van FIHE. In hfst. 3 is reeds e.e.a. beschreven over deze voorwaarden. In dit hfst. volgt aanvullende informatie.
5.1.1 Organisatorische inbedding en positionering van het lectoraat Het lectoraat is gepositioneerd bij en organisatorisch ingebed in Fontys Internationale Hogeschool voor Economie te Venlo (FIHE). Het lectoraat is weliswaar gelieerd aan FIHE, maar werkt binnen Fontys samen met andere lectoraten, instituten en opleidingen, en in de regio met vele bedrijven (zie verder hfst. 7, met name § 7.1.3). De lector valt in de organisatie rechtstreeks onder de directeur van FIHE. De lector zit formeel niet in het MT-overleg, maar is voor bepaalde agendapunten aanwezig en draagt zelf agendapunten aan (beslispunten). Eenmaal per maand is een vast werkoverleg ingepland voor MT en lector. Dit overleg heeft de status van voortgangsbespreking en het bespreken van zaken die zich nieuw aandienen. De directeur neemt hierbij de strategische onderwerpen voor zijn rekening incl. de randvoorwaarden. De adjunct-directeur bespreekt de onderwijsinhoudelijke zaken met de lector. FIHE verzorgt drie bacheloropleidingen: International Marketing (Commerciële Economie), International Business Economics (Bedrijfseconomie) en International Business & Management Studies (IBMS). Ook is FIHE actief betrokken bij de studieroute Food & Flower Management. Het is de bedoeling dat deze studieroute op termijn uitgroeit tot de vierde bacheloropleiding. Het lectoraat verricht activiteiten gericht op alle huidige bacheloropleidingen en de studieroute. Aan FIHE studeren zo’n 2200 studenten en zijn 140 medewerkers verbonden met een totaalomvang van rond de 120 fte.
5.1.2 Onderzoekskwaliteiten docenten Het lectoraat is in september 2006 gestart met voorbereidende activiteiten rondom innovatie. Per 1 augustus 2007 is de lector, tevens organisatieadviseur bij Smart Group Organisatie Adviseurs, benoemd. Sindsdien wordt het lectoraat aangestuurd door de lector. Kenniskring Het lectoraat bestaat uit de lector en een kenniskring. De kenniskring is in 2007 gestart met drie docentleden en twee promovendi. De kenniskring omvatte docenten van de drie verschillende bacheloropleidingen, zodat er naar iedere opleiding minimaal 1 linking pin bestond. Opleidingsgerichte onderzoeken en/of ontwikkelingen worden door de kenniskringleden van de betreffende opleiding behartigd. In de afgelopen jaren zijn er enkele verschuivingen geweest in de samenstelling van de kenniskring. De kenniskring van het lectoraat telt momenteel vijf leden. Tot voor kort behoorden ook
16
enkele docenten van de opleiding en het vakgebied internationale marketing (IM) tot de kenniskring. Momenteel is er voor IM een vacature. Volgens de lector wordt de kenniskring meer samengesteld op grond van belangstelling en beschikbaarheid dan dat er sprake is van een structurele samenstelling op grond van benodigde expertise en evenredige vertegenwoordiging van de opleidingen van FIHE. De leden van de kenniskring laten weten dat enthousiasme hen meer aan het lectoraat bindt dan het leveren van een bijdrage aan de kennisbasis. Voor de kennisontwikkeling van de leden van de kenniskring is geen formeel traject uitgestippeld. Scholing zit niet structureel in de aanstelling van de leden; hiervoor worden zij niet gefaciliteerd. Wel hebben alle leden op één na de C2C-masterclass gevolgd. Het bestaan van een onderzoeksplan is de leden niet bekend. Een dergelijke werkwijze leeft ook niet onder de leden. De missie van FIHE is richtinggevend voor de kenniskring. De leden zien het als hun taak om de activiteiten van het lectoraat in te bedden (E van embedment) in deze missie, waarbij duurzaamheid en innovatie belangrijke thema’s zijn. Ook het enthousiasmeren van andere FIHEdocenten voor genoemde thema’s ziet de kenniskring als haar taak. De kenniskring schetst zichzelf als twee gescheiden werelden: promovendi en docenten. De promovendi houden zich volledig met onderzoek bezig. De docenten nemen de praktische activiteiten en het geven van advies voor hun rekening. Van synergie is geen sprake; er vindt ook geen formele uitwisseling van kennis en ervaring plaats tussen promovendi en docenten. De lector is de linking pin. De promovendi zijn volgens de lector vrij geïsoleerd bezig. Een van beide promovendi (Frien van Kessel) was eerder bij het lectoraat betrokken dan de lector. Het gevolg hiervan is dat dit onderzoek niet direct verbonden is met het lectoraat en staat los van de thema’s duurzaamheid en C2C. Het onderzoek vertoont raakvlakken met management, innovatie, organisatiekunde en marketing. Het onderzoek van de tweede promovendus (Helen Arce Salazar) richt zich wel op duurzaamheid en heeft een marketinginkleuring in de C2C-methodiek. Volgens het management zijn de promotieonderzoeken pas later in het lectoraat gebracht (zie verder § 6.1.1 en § 8.1.1). Qua samenhang tussen onderzoek, beroepspraktijk en onderwijs kan het lectoraat volgens de lector nog slagen maken. Volgens de lector is het niveau van de onderzoeksvaardigheden van docenten niet al te hoog. Dit heeft volgens haar te maken met koudwatervrees en beperkte facilitering. Maar weinig docenten, ook binnen het lectoraat, doen onderzoek. De lector heeft het management voorgesteld om op basis van de contracteringsgesprekken een professionaliseringsplan voor FIHE op te stellen om de competenties van medewerkers op het vlak van duurzaamheid en onderzoek te helpen ontwikkelen. Het MT onderkent dat de kennisontwikkeling en de onderzoeksbekwaamheid onder de medewerkers niet op het gewenste niveau is. De Fontysdoelen m.b.t. onderzoek staan prominent op de agenda en worden volgend jaar meegenomen in een vernieuwde missie voor FIHE (State of the Union). FIHE zal ook meewerken aan het streven van Fontys om in 2015 alle docenten onderzoeksbekwaam te krijgen. Daarnaast zal het MT onderzoeken of de missie, visie en doelen van het lectoraat voldoende aansluiten bij de missie, doelen en visie van FIHE.
5.1.3 Financiële en materiële voorzieningen In de aanvraag van het lectoraat is een begroting opgenomen voor de kosten. Deze begroting is niet meer volledig representatief, daar de inrichting van het lectoraat is bijgesteld na het aantrekken van de lector. De lector is vanaf 1 augustus 2007 tot heden voor 0,5 fte aan het lectoraat verbonden. Uit de financiële paragraaf van de zelfevaluatie valt af te leiden dat de lump sum financiering van het FIHE-lectoraat goed is voor 6 fte. De bemensing van het lectoraat omvat momenteel in totaal 2,9 fte. De helft van de beschikbare financiële middelen wordt daadwerkelijk aan het lectoraat besteed.
17
In de financiële paragraaf staan bovendien inkomsten voor werkzaamheden, bijv. RAAK-subsidies, die buiten het lectoraat worden uitgevoerd, zo blijkt uit de toelichting van het management en de lector. Het onderzoek van het RAAK-project is gestart binnen het lectoraat, maar paste daar na de bijstelling van de missie en de komst van de lector in augustus 2007 niet goed meer in. De uitvoering is vervolgens door het lectoraat Bedrijfskundig Management in het MKB voortgezet. Die gang van zaken is begrijpelijk, maar volgens de evaluatiecommissie heeft dit als gevolg een discrepantie tussen inkomsten, uitgaven, activiteiten en mogelijke revenuen. Het ontbreken van geoormerkte gelden in combinatie met deze discrepantie maakt de geldstromen volgens de commissie niet transparant.
5.2 CONCLUSIES Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met alle betrokken partijen blijkt het volgende: Het lectoraat kan zich vinden in de wijze waarop het organisatorisch is ingebed en gepositioneerd; de missie van FIHE is richtinggevend voor de kenniskring. Alle betrokkenen waarderen de specifieke gerichtheid van het lectoraat op duurzaamheid en innovatie. De kenniskring wordt eerder samengesteld op grond van belangstelling en beschikbaarheid dan op grond van benodigde expertise en evenredige vertegenwoordiging van de opleidingen. Volgens de commissie zijn belangstelling en enthousiasme weliswaar waardevol voor de binding, maar zijn op zich onvoldoende voor goed onderzoek. De promotieonderzoeken van de promovendi zijn niet direct verbonden aan het lectoraat. Hoewel de onderzoeksvaardigheden van docenten niet op het gewenste niveau zijn, is er nog geen professionaliseringsplan om die op een hoger peil te brengen. De helft van de lump-sum financiering wordt daadwerkelijk besteed aan het lectoraat; de geldstromen zijn niet transparant.
5.3 AANBEVELINGEN Met betrekking tot de personele, materiële en organisatorische voorwaarden beveelt de evaluatiecommissie het lectoraat aan om: de kenniskring structureel samen te stellen op grond van grond van benodigde expertise ook voor onderzoek en evenredige vertegenwoordiging van de opleidingen van FIHE; onderzoeken van promovendi af te stemmen met en te verankeren in de doelen en uitgangspunten van het lectoraat; een professionaliseringsplan op te stellen om de onderzoeksvaardigheden van docenten te verhogen; te zorgen voor een transparante begroting en financiële verantwoording.
18
6 Programma Kennisontwikkeling Het onderzoeksprofiel in termen van wetenschappelijke standaarden en onderzoeksmethoden en – technieken. De onderzoeksthema’s en het onderzoeksportfolio; betrokkenheid omgeving bij ontwerp, uitvoering, bijstelling programma lectoraat. Beroepspraktijk Activiteiten in het kader van de beroepsontwikkeling. Onderwijs en scholing Activiteiten in het kader van curriculumontwikkeling en professionalisering.
6.1 BEVINDINGEN De bevindingen en conclusies van de evaluatiecommissie zijn wat het programma betreft gebaseerd op het Jaarverslag 2010, de Zelfevaluatie en de gesprekken met de externe stakeholders, de lector, de kenniskring en het management van FIHE. In de Zelfevaluatie wordt het programma belicht vanuit de drie perspectieven waarop het lectoraat wordt beoordeeld.
6.1.1 Kennisontwikkeling In de zelfevaluatie linkt het lectoraat kennisontwikkeling aan de basis van de strategietempel (zie figuur 2 op p. 13). Deze kennisbasis wordt onder meer gevoed door onderzoeken die het lectoraat uitvoert. Er wordt op verschillende manieren onderzoek uitgevoerd binnen het lectoraat. Op het programma staan:
toegepast wetenschappelijk onderzoek middels promotieonderzoeken; praktijkonderzoek in samenwerking met het bedrijfsleven en universiteiten; RAAK-project i.s.m. lectoraat Supply Chain Management; insight generatie door kenniskringleden.
Het lectoraat typeert de promotieonderzoeken als toegepast wetenschappelijk onderzoek; de promovendi daarentegen stellen dat zij zich in wezen met fundamenteel wetenschappelijk onderzoek bezighouden. De onderzoeken vinden plaats op initiatief van FIHE. De promovendi zien het feit dat het lectoraat geen harde kennisbasis voor het onderwijs heeft opgebouwd als belemmerende factor voor de bruikbaarheid van de resultaten van de promotieonderzoeken ten behoeve van deze kennisbasis (zie ook § 4.2). De vertaling naar de praktijk vindt volgens hen aan het eind van het onderzoek plaats. Het onderzoek zal volgens hen wel leiden tot een spin-off naar het lectoraat (zie verder § 8.1.1). De kennis die ontstaat bij de promotieonderzoeken draagt volgens de lector op enig moment bij aan de kennisbasis voor het onderwijs; alleen moet de kennis verder geëxpliciteerd worden en moet de vertaalslag nog gemaakt worden. Dit is de opdracht voor de promovendi in het komende jaar. Zo is het onderzoek van promovenda Helen Arce Salazar gericht op de keuze van consumenten voor duurzame producten en de rol van sociale netwerken hierin. Zij heeft haar onderzoek verricht op basis van onderzoek van producten van Albert Heijn en zal hierover in contact treden met het bedrijf. De in het onderzoek verworven kennis is goed inpasbaar in de vakken Consumer Behaviour en in vakken als Marketing Communicatie (inzet sociale media). Daarmee zorgen lector en kenniskring ook voor verankering van het thema duurzaamheid in deze vakken, één van de elementen uit de DHO-roadmap. Praktijkgericht onderzoek vindt plaats vanuit een vraagstelling gebaseerd op een eigen inventarisatie en analyse van het werkgebied door het lectoraat en/of vanuit concrete vragen uit het werkveld. Dit onderzoek vindt plaats in samenwerking met bedrijven en indien wenselijk met universiteiten. Doel 19
van praktijkgericht onderzoek is de eigen kennis verder ontwikkelen en tot beter inzicht en praktische aanpakken te komen voor de vragen van het werkveld. Zo is door de kenniskring onder meer onderzoek gedaan naar de status van duurzaamheid van het Brabantse en Limburgse bedrijfsleven, de ambitie op dit gebied en eventuele belemmeringen (zie verder § 8.1.1). Op dit moment is het lectoraat een onderzoek aan het voorbereiden naar verdienmodellen. Vanuit het werkveld is de vraag gekomen om te onderzoeken hoe nieuwe verdienmodellen zowel voor bedrijf als voor de klanten kunnen leiden tot een snellere acceptatie van de C2C-filosofie. Doel van het onderzoek is te komen tot een handleiding waarlangs C2C-projecten gelegd worden en waarmee bepaald kan worden welk uniek businessmodel het beste past bij het project en of dat financieel voldoende oplevert. Dat betekent dat er ook in de hele keten gekeken moet worden naar de toegevoegde waarde. FIHE heeft op dit moment weinig kennis over de samenhang tussen duurzaamheid en economie (in de breedste zin van het woord). Met het praktijkonderzoek naar verdienmodellen kan het lectoraat tevens een bijdrage leveren aan de kennisbasis voor het thema duurzame innovatie. Er is volgens de deskundige onderzoek inmiddels 30 jaar onderzoek naar duurzaamheid in alle aspecten (3P), de achtergronden, de mogelijke technologische oplossingsrichtingen en er zijn veel publicaties over hoe dat tot maatschappelijke en economische veranderingen kan/moet leiden (transities). Meer bedrijfsgericht is er de laatste 15 jaar een flink volume aan publicaties met case studies, successen en problemen, en methodieken om het in bedrijven te introduceren. Een echte ‘theoretische basis’ voor de samenhang tussen duurzaamheid en economie (economische modellen, verdienmodellen etc.) is nog beperkt. Deels ook omdat de discussie rond wat duurzaamheid is ook politieke en persoonlijke visie-aspecten kent: wat vinden wij een goede economie en maatschappij, en welke voorkeuren hebben wij bij het kiezen van oplossingen? Hoe dan ook, de brede kennisbasis is er. En wie onderzoek doet naar duurzaam ondernemen en innovatie moet bekend zijn met al deze ontwikkelingen en discussies en in staat zijn de verschillende stromingen te onderkennen en daar kritisch/praktisch mee om te gaan. En heel praktisch, een belangrijke bron is volgens de deskundige onderzoek ook te vinden bij heel veel verschillende bedrijven die gekeken hebben naar wat duurzaam ondernemen voor hen kan betekenen en hoe dat bij hen het best kan worden opgepakt, wat werkt, wat niet, wat remt en wat stimuleert. De lector is het met de commissie eens dat er een algemeen bekende en brede kennisbasis voor duurzaamheid en innovatie bestaat. Dit merkt de lector aan het feit dat docenten het lectoraat steeds vaker koppelen aan studenten die op deze gebieden willen afstuderen, en aan het feit dat docenten het lectoraat in contact brengen met bedrijven uit hun eigen netwerk die hier iets mee willen. In het strategiemodel van het lectoraat gaat het om de uitbreiding van die basis vanuit de focus van het lectoraat. De kennisbasis op het gebied van duurzaamheid en economie is het lectoraat aan het opbouwen en vergroten, samen met twee bedrijven die al een hele tijd met C2C bezig zijn, maar die nog niet weten hoe ze hieruit duidelijke economische modellen kunnen ontwikkelen voor zichzelf en voor hun klanten. Hier is in de literatuur maar weinig praktisch toepasbaar onderzoek naar gedaan. Het is juist deze vraag die bedrijven hebben, waar in verschillende gremia (Interreg projecten, Gebiedsontwikkelingsprojecten gemeentes) en bij verschillende kennisinstellingen (Avans, Hogeschool Zuyd, HAS) nu over gesproken wordt, en waar onderzoek naar gedaan wordt. De lector is daar - met de eigen focus - actief bij betrokken. Deze kennisbasis kan benut worden voor elk curriculum van de FIHE-opleidingen (zie ook § 6.1.3). De kenniskring laat weten dat praktijkonderzoek naar verdienmodellen nog moet worden opgestart. In het onderzoek gaan naast enkele bedrijven de universiteiten van Nijmegen en Utrecht participeren. Uit het gesprek met het management is duidelijk geworden dat het RAAK-project niet binnen de scope van het lectoraat valt. Op de vraag wat ‘insight generation’ precies inhoudt, antwoordt de kenniskring dat het hierbij gaat om
20
het met interviews en in contacten met bedrijven (case studies) vaststellen hoe bedrijven met duurzaamheid bezig zijn en daaruit bijvoorbeeld ‘best practices’ formuleren. Het lectoraat is veelvuldig in contact met bedrijven en ondernemers, bijv. middels de C2C-masterclass. De observaties die tijdens deze contacten gedaan worden, bijv. mbt duurzame innovatie, worden omgezet in inzichten. Deze inzichten, waarbij gebruik wordt gemaakt van tacit knowledge, kunnen bijdragen aan kennisontwikkeling. De inzichten zorgen ervoor dat de opleidingen nog meer doorspekt raken van de daadwerkelijke praktijk, en dat de studenten op het gebied van duurzame innovatie begrijpen wat de dieperliggende behoeften zijn van de ondernemers en bedrijven. Ook is het volgens de kenniskring de bedoeling om methodieken als insight generatie te leren vertalen naar onderwijstoepassingen. Het gaat hierbij volgens de lector om de ontwikkeling van een exploratieve attitude en om kenniscreatie; de analyseslag is hierin het belangrijkst. Deze vorm van onderzoek kent volgens de lector geen gestructureerde aanpak, maar prikkelt een exploratieve houding. Met het scala aan onderzoeksactiviteiten wil het lectoraat werken aan wisselwerking tussen de eigen kennisontwikkeling en de kennisopbouw van FIHE. Het lectoraat besteedt tijd aan onderzoek en deelt dit met de FIHE-organisatie. Het zorgt ervoor dat de resultaten van onderzoek gericht op de eigen kennisontwikkeling worden vertaald naar het curriculum van FIHE. Een voorbeeld van dergelijk onderzoek is het onderzoek dat het lectoraat heeft gedaan naar het belang dat het werkveld hecht aan duurzaamheid in de curricula van FIHE-opleidingen (zie verder § 8.1.1). Ook in gastcolleges bij bijv. Fontys Eindhoven / Hogeschool Marketing Management en Fontys Tilburg / opleiding International Lifestyle Studies komen resultaten van onderzoek naar voren (zie verder § 8.1.3). Uit het gesprek blijkt dat voor het management het resultaat zwaarder weegt dan de manier waarop het bereikt wordt.
6.1.2 Beroepspraktijk en samenleving In de zelfevaluatie zet het lectoraat uiteen dat binnen het gebied van beroepspraktijk aan de volgende activiteiten wordt gewerkt: C2C-masterclass gericht op het MKB waar bedrijven over verschillende aspecten van de duurzaamheidsfilosofie cradle-to-cradle leren; cradle-to-cradle inspiratiesessie en als vervolg daarop een C2C-workshopserie voor directeuren uit het Maastrichtse bedrijfsleven; masteropleiding Industriële Innovatie; deelname aan het Monitoringteam van de MKB-versneller Limburg om het MKB te faciliteren in innovatie en duurzaamheid; stimuleringstraject innovatiemanagement i.s.m. NV Regio Venlo; masterclass Organisatieontwikkeling i.s.m. KvK Limburg gericht op het stimuleren van sociale innovatie onder het Limburgse MKB. Met deze activiteiten geeft het lectoraat concreet invulling aan de missie: duurzame innovatie inbedden in bedrijven in de regio, de slagkracht en mogelijkheden van organisaties verhogen en hen helpen in hun ontwikkeling op het gebied van innovatie, -kennis, -vaardigheden en –attitude en zich plaatsen als kennisbrug tussen het hoger onderwijs en (internationale) bedrijfsleven (zie § 4.1). De impuls tot de ontwikkeling van de masteropleiding Industriële Innovatie komt uit het beroepenveld, en meer specifiek uit de Stichting Industriebeleid en Communicatie (SIC). In samenwerking met collega’s van drie andere hogescholen (Saxion, Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Zeeland) heeft de lector deze opleiding ontwikkeld voor technische hbo’ers met een aantal jaren werkervaring in een technische omgeving. Het is de bedoeling dat het eerste cohort in september 2012 start. Het werkveld is zeer te spreken over de activiteiten die de lector ontplooit en de rol die zij vervult als ambassadeur, klankbord en adviseur. De delegatie laat weten dat de contacten met het lectoraat alleen via de lector lopen; de overige leden van het lectoraat blijven hierbij voor het werkveld buiten beeld (zie verder § 8.1.2). Via diverse activiteiten draagt de lector volgens het werkveld bij aan het 21
verhogen van de kennis en vaardigheden van de medewerkers bij bedrijven. Het werkveld werkt graag met de lector samen bij het opzetten van activiteiten. Als bijzondere waarde wordt genoemd het snel inspelen op de behoefte van de markt door de lector. Niet alleen pikt de lector vragen goed op, ook de initiatieven die de lector zelf ontplooit, worden door het werkveld zeer gewaardeerd. Een voorbeeld hiervan is de masterclass Organisatieontwikkeling die is ontwikkeld voor de KvK Limburg. De masterclass stelt de KvK in staat om een stimulerende rol te vervullen bij het Limburgse MKB, als het gaat over organisatieontwikkeling (‘sociale innovatie’) op het gebied van structuur, cultuur, competenties van personeel en leiderschap. De lector is inspirerend voor het werkveld en kan de taal spreken die iedereen begrijpt. De bedrijven vinden de kwaliteit van onderzoek en de wetenschappelijke onderbouwing weliswaar van grote waarde, maar voor hen is het goed overbrengen van een verhaal belangrijker. De voucherregeling, onderdeel van de masterclass Organisatieontwikkeling en bedoeld om sociale innovatie te stimuleren, is mede door toedoen van de lector van de grond gekomen. Aanvankelijk liep deze regeling niet, maar de KvK heeft samen met de lector naar wegen gezocht om de regeling bij de ondernemingen geaccepteerd te krijgen. Door de goede ervaringen met de lector is er van de kant van het werkveld behoefte aan meer capaciteit van het lectoraat om zaken te kunnen oppakken. Ook vindt het werkveld het wenselijk dat het lectoraat meer inspanning kan leveren om innovaties te laten landen in het MKB. Bovendien is er behoefte aan uitbreiding van de interfacefunctie om het lectoraat breder naar buiten te kunnen brengen. De lector onderkent het feit dat het lectoraat een bescheiden omvang kent en over beperkte middelen beschikt. De continuïteit van diverse activiteiten waaronder de C2C-masterclass is volgens de lector voldoende geborgd. Gastdocenten afkomstig uit het bedrijfsleven nemen deze activiteiten voor hun rekening. In de borging van de ontwikkelwerkzaamheden en het organiseren van activiteiten is echter nog niet voorzien. Bij een toenemende belangstelling voorziet de lector een capaciteitsprobleem om zaken duurzaam te kunnen opbouwen. Het lectoraat onderkent de gesignaleerde frictie en de noodzaak van een transparante en geactualiseerde financiering van activiteiten in het werkveld. Hieraan zal in overleg met het MT gewerkt moeten worden.
6.1.3 Onderwijs en scholing In de Zelfevaluatie zet het lectoraat uiteen dat binnen het perspectief onderwijs en scholing aan de volgende activiteiten wordt gewerkt: masterclass Innoveren op basis van trends; vertalen learning arrangements naar duurzaamheid onder andere op basis van praktijkgericht onderzoek; aanpassen inhoud learning arrangement Sustainable Innovation; minor Business of the Next Generation; gastcolleges over innovatie en duurzaamheid verzorgd door de lector; training EPEA (Environmental Protection and Encouragement Agency) Hamburg; behalen eerste en tweede DHO-ster (Duurzaam Hoger Onderwijs) en voorbereidingen treffen voor derde DHO-ster. FIHE en het lectoraat streven er met deze activiteiten naar om duurzaamheid en C2C te verankeren in zowel het eigen onderwijs als in de eigen bedrijfsvoering. De uitkomsten van het praktijkgericht onderzoek kunnen vertaald worden naar de learning arrangements (zie ook § 6.1.1). Een voorbeeld hiervan is het marktonderzoek onder Brabantse en Limburgse bedrijven naar het belang dat het bedrijfsleven hecht aan duurzaamheid in het curriculum. Met deze activiteiten speelt het lectoraat bovendien in op het belang dat het werkveld en de Raad van Advies van FIHE aan duurzaamheid hechten. Door innovatie en duurzaamheid in te bedden in de learning arrangements van het curriculum van FIHE krijgen de studenten geschikte bagage. Voor de borging in het onderwijs gaat het lectoraat een 22
roadmap maken en een tijdlijn uitzetten. De roadmap is de basis voor wat de verschillende FIHEopleidingen over duurzaamheid en innovatie opnemen in hun curriculum. De onderwijscoördinatoren zien erop toe dat bijv. over duurzaamheid op diverse plaatsen dezelfde leerinhouden worden gegeven. Hierover vindt afstemming plaats. Het is de bedoeling van het lectoraat om de learning arrangement Sustainable Innovation een verdiepend vak door de opleiding heen te maken. Voor de scholing van de eigen medewerkers en het verkrijgen van een eigen C2C-imago wordt volgens de lector de DHO-systematiek ingezet. De DHO-sterren dienen bij te dragen aan de bewustwording van de eigen medewerkers en aan het duurzaam handelen van de eigen organisatie. Het doel is om ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid in het lesmateriaal en binnen de werkomgeving van staf en docenten te implementeren. Met behulp van de AISHE-methode (Auditing Instrument for Sustainability in Higher Education) worden de vorderingen gemonitord. Het management van FIHE vult aan dat de resultaten van de activiteiten van dit perspectief via de HBOmonitor worden geëvalueerd. De kenniskring wordt niet actief ingezet bij de scholing van docenten; de leden houden zich bezig met het enthousiasmeren van docenten en het op gang brengen van een bewustwordingsproces bij studenten richting duurzaamheid en C2C.
6.2 CONCLUSIES Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met alle betrokken partijen blijkt het volgende: Op alle drie onderscheiden aandachtsgebieden heeft het lectoraat activiteiten ontwikkeld die een uitwerking zijn van de missie, de visie en de doelstellingen. Op het terrein van onderzoek betreft het een grote diversiteit aan werkzaamheden, die echter niet zijn gebaseerd op een expliciete onderzoeksvisie en een concrete onderzoeksagenda. Ook ontbreekt het in de onderzoeksactiviteiten aan focus, samenhang en structuur. De commissie zet vraagtekens bij de praktijkgerichtheid van de onderzoeken en bij de bruikbaarheid van het onderzoek voor kennisontwikkeling. Hoewel kennisbasis en het eigen handelen het fundament vormen voor het strategiemodel (‘de tempel’), is die kennisbasis niet vastgelegd noch gegarandeerd. Dit wordt ervaren als een gemis. De evaluatiecommissie constateert dat het lectoraat kennis en methoden heeft geïnventariseerd en in masterclasses heeft uitgedragen om inzicht te krijgen in consumentengedrag (vaak genoemd: insight generation). Deze aanpak wordt gebruikt voor marketing en leunt sterk op persoonlijke inzichten van betrokken consultants. De evaluatiecommissie merkt op dat het de rol van een lectoraat moet zijn te zien wat hiervan de (praktijkgebaseerde) wetenschappelijke basis is, zodat zo'n insight generation proces beter en toetsbaarder wordt. Daarnaast plaatst de commissie de kanttekening dat de relatie met het doel en het (veronderstelde) onderzoeksplan van het lectoraat wat duidelijker zou moeten zijn. Via contactopbouw en zakelijke dienstverlening is het lectoraat begonnen met het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk en de samenleving. De betreffende activiteiten worden zeer positief gewaardeerd. In de regio heeft de lector een reputatie verworven als gezaghebbend deskundige op het gebied van duurzaamheid en innovatie. Misschien is het kenmerkend voor de aard van de missie (duurzame innovatie inbedden en slagkracht verhogen) en de fase waarin het lectoraat verkeert (de geesten rijp maken) dat de initiatieven nu nog grotendeels uitgaan van de lector. De lector verzorgt verschillende vormen van scholing waaronder de C2Cmasterclass. Deze initiatieven dienen op den duur te leiden tot een actieve inbreng van de partners en een meer gelijkwaardige wisselwerking tussen lectoraat en beroepspraktijk. De kleine delegatie van externe stakeholders bestond alleen uit afnemers van de scholingsactiviteiten. Ook is het de commissie opgevallen dat de contacten met het werkveld alleen via de lector lopen. In de gegeven situatie kan frictie ontstaan tussen vraag en aanbod. De groeiende behoefte van het werkveld aan meer ondersteuning door het lectoraat kan op gespannen voet komen te staan met de beperkte omvang en beschikbare middelen van het lectoraat. 23
Wellicht doet het eerder gesignaleerde gebrek aan focus zich ook hier gevoelen. Het werkgebied is immers zeer breed. Meer duidelijkheid over wat wel en niet past in de agenda van het lectoraat maakt het mogelijk versnippering te voorkomen en selectiever te opereren, met name ten aanzien van de verwachtingen die in het werkveld leven of daar gewekt zijn. In de waarneming van de evaluatiecommissie is het lectoraat ook op het gebied van onderwijs scholing niet zozeer begonnen op basis van een vastomlijnde agenda, maar met het dynamisch creëren van activiteiten en met het rijp maken van de geesten om daarna verankering van duurzaamheid en innovatie in het onderwijs en in de eigen organisatie mogelijk te maken. Als de fase van sensibiliseren is afgerond, kan het lectoraat de inhoudelijke kennis van duurzaamheid (voor zover deze nu daadwerkelijk is en/of wordt ontwikkeld) en C2C in bestaande onderwijsinhouden (learning arrangements) inbedden en de verdere professionalisering van docenten op deze gebieden ter hand nemen. Het enthousiasme is onmiskenbaar aanwezig, maar dat maakt niet per se allen die duurzaamheid moeten uitdragen voldoende deskundig. Met de verankering van duurzaamheid en innovatie in het onderwijs speelt het lectoraat adequaat in op het belang dat het werkveld en de Raad van Advies van FIHE aan deze thema’s hechten. Het behalen van DHO-sterren draagt bij aan de bewustwording van de eigen medewerkers, het C2C-imago van FIHE en aan het duurzaam handelen van de eigen organisatie. De kenniskring wordt zijdelings betrokken bij de activiteiten op het gebied van onderwijs en scholing. In dit opzicht, maar ook ten aanzien van de deskundigheidsbevordering (onderzoeksvaardigheden) van de medewerkers valt nog veel winst te behalen. Vanuit laatstgenoemd perspectief telt niet alleen het resultaat van onderzoek, maar is ook het proces waarin het wordt uitgevoerd van intrinsieke waarde.
6.3 AANBEVELINGEN Met betrekking tot het programma beveelt de evaluatiecommissie het lectoraat aan om: Algemeen meer samenhang te creëren tussen de activiteiten van het lectoraat; (betere) condities te scheppen voor continuïteit; proactiever te opereren vanuit eigen visie en doelstellingen in plaats van in reactie op vragen van externe partijen; rol- en taakdifferentiatie te overwegen (onderzoekers, ambassadeurs enz.); C2C-verdienmodellen op te pakken. Aandachtsgebieden een gezamenlijk vertrekpunt vast te stellen voor kennisontwikkeling en onderzoek door het opstellen van een goed gefundeerd onderzoeksprogramma en werkplan; de activiteiten op het gebied van praktijkgericht onderzoek te focussen; de samenhang tussen onderzoek en kennisontwikkeling te verstevigen; de aard en het doel van promotieonderzoeken te verhelderen en deze in te bedden in het onderzoeksprogramma; de communicatie tussen lectoraat en werkveld te bezien; de contacten met het werkveld een structureel karakter te geven; potentiële frictie tussen de ondersteuningsbehoefte van het werkveld en de middelen van het lectoraat voor te blijven; de kenniskring meer te betrekken bij de activiteiten op het gebied van onderwijs en scholing en met name te zorgen dat de kennis die voortvloeit uit het praktijkonderzoek daarvoor benut wordt.
24
7 Relaties Kennisontwikkeling Samenwerkingsverbanden en relaties binnen Fontys (onderzoekslijn) als ook extern met m.n. kennisinstellingen zowel regionaal, landelijk als internationaal. Beroepspraktijk Samenwerkingsverbanden en relaties binnen Fontys (stageopdrachten e.d.) als ook extern met m.n. organisaties, instellingen en bedrijven, zowel regionaal, landelijk als internationaal. Onderwijs en scholing Samenwerking en relaties binnen Fontys (curriculumontwikkeling en professionalisering).
7.1 BEVINDINGEN De bevindingen en conclusies van de evaluatiecommissie zijn wat de relaties, contacten en samenwerkingsverbanden met interne en externe relaties betreft gebaseerd op wat er in de zelfevaluatie, het jaarverslag 2010 en de gesprekken met de externe stakeholders, de lector, de kenniskring en het management van FIHE naar voren is gekomen.
7.1.1 Kennisontwikkeling Met de volgende partijen werkt het lectoraat structureel samen: intern - lectoraat Trendwatching en lectoraat Supply Chain Management; extern - Smart Group, Van Gansewinkel, Van Houtum en KvK Limburg. Daarnaast onderhoudt het lectoraat ook met de volgende partijen contacten op het gebied van kennisontwikkeling: intern - lectoraat Ethiek; - opleiding International Lifestyle Studies van Fontys Academy for Creative Industries; - Fontys Pedagogische Opleidingen ‘s-Hertogenbosch; extern - Universiteit Tilburg, Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit van Maastricht / Merit; - Hogeschool Zuyd, Avans Hogeschool; - Stichting Industriebeleid en Communicatie; - Provincie Limburg, NV Regio Venlo, Greenport Innovatiecentrum, - Senter Novem. De contacten richten zich onder meer op het uitvoeren van praktijkonderzoek, op samenwerking in projecten (bijv. het RAAK-project dat zich richt op duurzame logistiek) en op het vormgeven van een kennismanagementsysteem.
7.1.2 Beroepspraktijk en samenleving Voor het lectoraat zijn de KvK Limburg, Van Houtum, Van Gansewinkel en de NV Regio Venlo (nu opgegaan in Greenport Venlo Innovatie Centrum) de belangrijkste partners op het gebied van de beroepspraktijk. Het lectoraat werkt met deze instanties samen op het gebied van vele C2Cactiviteiten.
25
De samenwerking van Saxion, Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Zeeland heeft geleid tot de ontwikkeling van een masteropleiding voor het beroepenveld.
7.1.3 Onderwijs en scholing Ten behoeve van onderwijs en scholing onderhoudt het lectoraat contacten met: intern - lectoraat Trendwatching (masterclass Innoveren op basis van Trends voor docenten MM); - lectoraat Supply Chain Management (duurzame logistiek); extern - Smart Group, Gemeente Venlo, Citaverde; - Gilde Opleidingen, Den Hulster. Het lectoraat beschikt over een ruim netwerk aan relaties, zowel binnen Fontys als in de regio Brabant en Limburg en internationaal. Uit de aard van de contacten – deze is summier beschreven – krijgt de commissie de indruk dat veel contacten meer een tijdelijk dan een structureel karakter hebben. Als strategische partners noemt de lector NV Regio Venlo en de onderwijspartners die NV Regio Venlo meebrengt. Via dit contact is onder meer de samenwerking met Gilde Opleidingen tot stand gekomen. Uit de lijst met contacten en relaties blijkt dat de lector veel contacten onderhoudt met intermediaire organisaties, zoals de KvK Limburg en de Provincie Limburg. De lector benut externe partijen zoals Van Gansewinkel en Van Houtum om initiatieven van de grond te tillen; dit gebeurt ook andersom. De partijen slaan bijv. bij een vraag om te onderzoeken hoe verdienmodellen kunnen leiden tot een snellere acceptatie van de C2C-filosofie, de handen ineen. Op deze manier breiden de lector en het werkveld de kring met relaties en contacten uit. In samenwerking met lectoren van Saxion, Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Zeeland heeft het lectoraat de masteropleiding Industriële Innovatie ontwikkeld voor technische hbo’ers met een aantal jaren werkervaring. De aanleiding voor deze masteropleiding komt uit het beroepenveld, en meer specifiek uit de Stichting Industriebeleid en Communicatie (SIC). Het werkveld laat weten dat de contacten met het lectoraat alleen via de lector lopen; de leden van de kenniskring blijven hierbij voor het werkveld buiten beeld. Als een bedrijf in het contact met de lector met een vraag of probleem komt, denkt de kenniskring mee met het antwoord of de oplossing van het probleem. De communicatie met de kenniskring loopt echter altijd indirect. Het lectoraat wordt door het werkveld ook los gezien van FIHE. Volgens de directeur van FIHE staat het lectoraat niet op zichzelf maar moet het ingebed zijn in FIHE. De lector vervult volgens het management naar het werkveld toe met verve de rol van ambassadeur. Ook de directeur treedt bij zijn contacten met de strategische partners van FIHE mede namens het lectoraat op. Om te voorkomen dat de bedrijven het lectoraat en het instituut los van elkaar zien, ziet het MT het als zijn taak om de relatie van FIHE met het lectoraat naar de strategische partners verder te versterken. Ook de contacten met de Fontyslectoraten verlopen doorgaans via de lector. De leden van de kenniskring onderhouden nauwelijks rechtstreeks contact met interne en externe relaties. De kenniskring heeft getracht om samen te werken met andere lectoraten van Fontys; deze samenwerking is echter niet van de grond gekomen. De kenniskring vindt samenwerking met andere partijen waaronder lectoraten en verbreding naar andere domeinen wenselijk. Het werkveld vindt dat de transparantie en de zichtbaarheid van Fontys (niet zozeer van het lectoraat) te wensen overlaat. Hogeschool Zuyd werkt met één aanspreekpunt, bij Fontys is dit niet het geval. Ook de website van Fontys en van het lectoraat vindt het werkveld niet toegankelijk en informatief genoeg. Bovendien schort het volgens het werkveld aan beschikbaarheid: als de bedrijven al de juiste persoon hebben gevonden, dan loopt het werkveld aan tegen de beperktheid van agenda’s. Het werkveld zou het wenselijk vinden als Fontys ook gaat werken met één aanspreekpunt. Daarnaast 26
spreekt het werkveld de wens uit om zicht hebben op wat er allemaal al is op het gebied van duurzaamheid en innovatie. Het kennismanagementsysteem waaraan een van de leden van de kenniskring werkt, voldoet blijkbaar (nog) niet aan deze behoefte.
7.2 CONCLUSIES Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met alle betrokken partijen blijkt het volgende: Zowel FIHE als het lectoraat beschikt over een ruim netwerk aan in- en externe relaties, vooral in de regio Brabant en Limburg, dat relevant is voor alle drie aandachtsgebieden. Hierbij valt op dat het lectoraat en het instituut door het werkveld los van elkaar worden gezien. Onder de contacten van het lectoraat, die meer een tijdelijk dan een structureel karakter hebben, bevinden zich veel intermediaire organisaties. Doorgaans verlopen de contacten met de interne en externe partijen via de lector; de kenniskring wordt in beperkte mate en/of op indirecte wijze ingezet bij de samenwerking met die partners. Daarom is de lector voor het werkveld de gezichtsbepalende factor en blijven de leden van de kenniskring buiten beeld. Te sterke vereenzelviging van een lectoraat met de persoon van de lector kan er volgens de evaluatiecommissie echter toe leiden dat er in de omgeving een te beperkt beeld ontstaat van het lectoraat en het instituut waarin het is ingebed. Ook kan de continuïteit van de activiteiten van het lectoraat hierdoor in het geding komen. Indien de betrokken partijen te veel afhankelijk raken van de lector kan dit ten koste gaan van de duurzaamheid van de samenwerkingsverbanden en de activiteiten die binnen die verbanden worden ontplooid. Kennismanagement binnen het lectoraat en FIHE impliceert ook interne overdracht van expertise (consolidatie) en gezamenlijk relatiebeheer. Overigens, voor het werkveld laten niet alleen zichtbaarheid en transparantie van Fontys (websites), maar ook de beschikbaarheid van haar medewerkers voor het bedrijfsleven te wensen over. Noot van de evaluatiecommissie In het licht van het beschreven relatiepatroon van het lectoraat zou het interessant zijn geweest als de commissie had kunnen spreken met vertegenwoordigers van een of twee bedrijven die concrete (duurzame) innovatietrajecten samen met het lectoraat hadden gedaan. EvenBestaatNiet heeft eerder een advies- dan een innovatiefunctie. De delegatie van het werkveld was niet alleen klein, maar ook beperkt representatief. Tegelijkertijd beseft de commissie, onder andere op grond van eigen ervaring, hoe moeilijk het soms kan zijn voor bedrijven om mensen vrij te maken voor deelname aan audits die plaatsvinden bij externe partijen.
7.3 AANBEVELINGEN Met betrekking tot de relaties beveelt de evaluatiecommissie het lectoraat aan om:
context en betekenis van de contacten te verhelderen; te investeren in het aangaan van duurzame samenwerkingsverbanden; lectoraat en instituut meer als een eenheid naar buiten toe te presenteren; de toegankelijkheid, de zichtbaarheid en beschikbaarheid van Fontys te verbeteren; de leden van de kenniskring een meer expliciete rol toe te bedelen in het relatiebeheer.
27
8 Resultaten De publicaties, presentaties en andere producten die het lectoraat in de afgelopen periode heeft opgeleverd met betrekking tot: - de kennisontwikkeling - de beroepspraktijk en samenleving - onderwijs en scholing Impact en waardering op deze drie gebieden, betrokkenheid stakeholders (impact en waardering), verbeteringskwaliteit.
8.1 BEVINDINGEN De bevindingen en conclusies van de evaluatiecommissie zijn wat de resultaten betreft gebaseerd op wat er in de Zelfevaluatie, het Jaarverslag 2010 en de gesprekken met de externe stakeholders, de lector, de kenniskring en het management van FIHE aan de orde is gekomen. In de Zelfevaluatie licht het lectoraat de resultaten toe aan de hand van de drie perspectieven waarop het lectoraat wordt beoordeeld. De Zelfevaluatie geeft ook een overzicht van publicaties en PR-producten die het lectoraat heeft opgeleverd. In het Jaarverslag 2010 volgt een beknopte aanvulling. Een overzicht van alle publicaties etc. is opgenomen bij § 10.1.
8.1.1 Kennisontwikkeling Mbt kennisontwikkeling heeft het lectoraat de volgende resultaten neergezet: Publicaties promotieonderzoeken Promovendus Frien van Kessel onderzoekt hoe teamcreativiteit en bedrijfscultuur innovatie beïnvloeden. De empirische studies zijn gestoeld op de relatie tussen teamcreativiteit en cultuureigenschappen van organisaties en de link tussen cultuur en innovatiegerichtheid. Het onderzoek levert belangrijke input op het gebied van management, innovatie en organisatiekunde. Van Kessel heeft een eerste en tweede publicatie afgerond en een derde is bijna klaar. Promovenda Helen Arce Salazar onderzoekt de invloed van sociale netwerken op de keuze voor duurzame producten bij consumenten. Zij is op dit moment bezig met het uitwerken van experimenten (experimentele economie). De focus is om middels een spel met respondenten aan te tonen of er sprake is van invloed door sociale netwerken op de keuze voor duurzame producten, en in hoeverre er sprake is van imitation behaviour c.q. social learning. Het onderzoek levert belangrijke input op het gebied van marketing. Een eerste publicatie is afgerond en verschijnt in het Journal of Consumer Behaviour. Uitkomsten praktijkonderzoek In de periode maart – juni 2009 is onder het Brabantse en Limburgse bedrijfsleven door leden van de kenniskring een onderzoek middels enquête uitgezet omtrent de status van duurzaamheid binnen de bedrijven, de ambitie op dit gebied en de eventuele belemmeringen die worden ervaren door bedrijven om deze ambitie waar te maken. De onderzoekers wilden aan de hand van zeven punten weten hoe cradle-to-cradle het Brabantse en Limburgse bedrijfsleven is. Dit onderzoek heeft belangrijke input opgeleverd op het gebied van het praktisch maken van duurzaamheid ten aanzien van bedrijven wat de technische invulling, de interactie met de omgeving en de verankering in de visie en de cultuur van de bedrijven betreft.
28
In het voorjaar van 2011 is door een (voormalig) lid van de kenniskring samen met een groepje studenten een onderzoek uitgevoerd naar het belang dat het bedrijfsleven hecht aan duurzaamheid in het curriculum. Hierin werd bevestigd dat het zinvol is als studenten in hun studie iets meekrijgen over duurzaamheid. Over dit onderzoek is voor het MT en de medewerkers van FIHE een lezing gehouden door het betreffende lid van de kenniskring. De uitkomsten van dit onderzoek zijn opgenomen in het vak Sustainable Innovation. Ook in een gesprek met de Raad van Advies van FIHE is gebleken dat de RvA unaniem is over het belang van duurzaamheid in de studie van de studenten. Met de uitkomsten van het praktijkgericht onderzoek en het standpunt van de RvA kan het lectoraat studenten en docenten laten zien dat duurzaamheid geen FIHE-hobby is, maar beantwoordt aan een duidelijke vraag uit het werkveld. Literatuuronderzoek Door een kenniskringlid is een Yurls opgezet met alle relevante literatuur, boeken, sites, filmpjes etc. De link naar de Yurls is www.excelbart.yurls.net. Uitkomsten observaties insight generatie In de masterclass Innoveren op basis van trends zijn via observaties inzichten gegenereerd over wat de behoeften van hbo-studenten zijn t.a.v. onderwijs en onderwijsinstelling. Hierover is een publicatie in brochurevorm verschenen. Uitkomsten innovatiescan onder FIHE-medewerkers In november 2007 is op initiatief van Merit een innovatiescan ontwikkeld door Merit / Maastricht Universiteit; de scan is afgenomen door het lectoraat onder de medewerkers van FIHE. Het lectoraat heeft deze scan, die voor bedrijven gebruikt wordt in een groot subsidietraject, mogen gebruiken voor de eigen FIHE-organisatie. De scan is bij de start van het lectoraat in 2007 uitgevoerd om de status van innovatie bij FIHE te bepalen en zo te weten te komen in welke omgeving het lectoraat moest worden neergezet. In de uitkomsten was te zien dat de FIHE-opleidingen verzuild waren en dat innovatie niet verankerd was in het denken en doen van de hogeschool. Daarom is besloten om discussies over duurzaamheid en innovatie in het MT-overleg te laten plaatsvinden, om de samenwerking tussen de opleidingen op dit vlak te stimuleren. Daarnaast heeft de scan de deelnemers laten zien welke aspecten van belang zijn voor innovatie. Uitkomsten duurzaamheidsonderzoek onder medewerkers en studenten Uit een kort onderzoek in december 2010 onder medewerkers en studenten van FIHE blijkt dat alle ondervraagden duurzaamheid in het curriculum (zeer) belangrijk vinden en dat dit belang over de jaren is toegenomen. Volgens de ondervraagden deelt het werkveld deze opvatting. Ook zijn medewerkers de mening toegedaan dat duurzame bedrijfsvoering door FIHE en Fontys belangrijk is. Resultaten overige initiatieven mbt kennisontwikkeling In het programma (§ 6.1.1) heeft het lectoraat melding gemaakt van nog enkele initiatieven op het gebied van kennisontwikkeling: het onderzoek naar verdienmodellen en het RAAK-project. - Het onderzoek naar verdienmodellen is in de opstartfase; daarom zijn er nog geen resultaten voorhanden. - De aanvraag voor RAAK-project (initiatief van Lectoraat Supply Chain Management) is niet gehonoreerd.
8.1.2 Beroepspraktijk en samenleving Op het gebied van de beroepspraktijk heeft het lectoraat de volgende resultaten bereikt: C2C-masterclass
29
Op verzoek van de Kamer van Koophandel is in 2008 een C2C-masterclass opgestart over verschillende aspecten van de duurzaamheidsfilosofie cradle-to-cradle. De Provincie Limburg heeft het initiatief omarmd en een subsidie ter beschikking gesteld uit het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling. De C2C-masterclass is in totaal vijf keer uitgevoerd; in totaal hebben vier docenten van FIHE hieraan deelgenomen. Masteropleiding Industriële Innovatie In samenwerking met lectoren van drie andere hogescholen (Saxion, Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Zeeland) is door de lector een masteropleiding ontwikkeld voor technische hbo’ers met een aantal jaren werkervaring in een technische omgeving. Het groen licht om te starten is direct na de visitatiebijeenkomst gegeven. Dit is de eerste Joint Degree Masteropleiding in Nederland. Stimuleringstraject Innovatiemanagement In de periode februari – juni 2011 heeft het leertraject Innovatiemanagement gelopen. Aan dit traject deden twee bedrijven mee met hun team. De geldschieter NV Regio Venlo/Greenport Venlo heeft besloten dit traject komend jaar wederom te financieren. Masterclass Organisatieontwikkeling Voor de KvK Limburg is een masterclass Organisatieontwikkeling ontwikkeld om bedrijven te helpen met sociale innovatie. Bedrijven die meedoen krijgen een deel van de kosten vergoed door de KvK. De eerste masterclass wordt ingepland. Masterclass Organisatieontwikkeling Voor de KvK Limburg is een masterclass Organisatieontwikkeling ontwikkeld om bedrijven te helpen met sociale innovatie. Bedrijven die meedoen krijgen via een voucherprogramma een deel van de kosten vergoed door de KvK. Het voucherprogramma is echter door de KvK stopgezet i.v.m. andere prioriteiten en de lage interesse van bedrijven in alle onder dit programma vallende trajecten. Overige initiatieven mbt de beroepspraktijk De lector en leden van de kenniskring houden regelmatig lezingen. Ook organiseert het lectoraat diverse workshops. Een overzicht hiervan is opgenomen bij § 10.1. Bij een deel van deze activiteiten wordt de kenniskring actief betrokken, bijv. bij de opzet van de masteropleiding Industriële Innovatie. De leden hebben feedback gegeven op het concept; het ontwikkelen zelf doet de lector. Ook verzorgen leden presentaties en schrijven ze blogs.
8.1.3 Onderwijs en scholing Op het gebied van onderwijs en scholing heeft het lectoraat de volgende resultaten bereikt: Masterclass Innoveren op basis van trends In samenwerking met de lector Trendwatching is door de lector de masterclass Innoveren op basis van trends ontwikkeld en door beide lectoren gegeven voor docenten. Van deze masterclass is een rapportage in brochurevorm verschenen. Vertalen learning arrangements naar duurzaamheid Het lectoraat is een roadmap aan het maken van wanneer iedere learning arrangement een vertaalslag zal krijgen naar duurzaamheid. In totaal zal het hele project twee jaar in beslag nemen. Het in december 2010 uitgevoerde onderzoek onder medewerkers en studenten van FIHE naar het belang van duurzaamheid in het curriculum (zie § 8.1.1) wekt de indruk dat er FIHE-breed nog te weinig draagvlak is om duurzaamheid en innovatie te verankeren in het curriculum. Toch zijn medewerkers en studenten unaniem van mening dat aandacht voor duurzaamheid in het 30
curriculum belangrijk tot zeer belangrijk is. De toekenning van de tweede DHO-ster wordt echter gezien als een aangelegenheid van het lectoraat en niet als een FIHE-doelstelling en kwaliteitscriterium voor het onderwijs. De lector gaat er echter van uit dat in 2013 alle learning arrangements op hun eigen niveau duurzaamheid hebben ingebed. Learning arrangement Sustainable Innovation In 2009 heeft het lectoraat de learning arrangement (LA) Sustainable Innovation ontwikkeld. Vanaf studiejaar 2009/2010 krijgen alle tweedejaars studenten van FIHE deze LA. In 2010 is deze LA doorontwikkeld. De inhoud van deze LA zal veranderen, naarmate meer LA’s elementen van duurzaamheid in zich krijgen. Het lectoraat maakt van de LA Sustainable Innovation op termijn een verdiepende LA, waar het onderwerp cradle-to-cradle uitgelegd zal worden en waar problemen op wereldschaal (ecologische, economische en sociale problematieken) vertaald zullen worden naar het bedrijfsleven. Een zestal FIHE-docenten doceert deze LA. Minor Business of the Next Generation In samenwerking met Fontys Economische Hogeschool Tilburg (FEHT) heeft het lectoraat de minor Business of the Next Generation opgezet. De minor richt zich op het toerusten van studenten voor de toekomst en daagt studenten uit om mee te denken over het bedrijfsleven van de toekomst. In de minor komen externe oriëntatie, visieontwikkeling, kritische houding, duurzaamheid en innovatie ruimschoots aan bod. FEHT heeft besloten deze minor in haar majorprogramma op te nemen. De ontwikkeling heeft plaatsgevonden door samenwerking tussen de lector van FIHE, de lector Sportbusiness en leden van beide kenniskringen. Eerste en tweede DHO-ster In de zomer van 2010 werd de eerste duurzaamheidsster van Duurzaam Hoger Onderwijs (DHO) behaald. Hiervoor werd op 21 mei 2010 door het lectoraat een audit door DHO georganiseerd, waarbij docenten, stafmedewerkers, studenten, directieleden en de lector aanwezig waren. De deelnemers kwamen uit verschillende opleidingen en studenten waren van verschillende studiejaren. Op 20 mei 2011 volgde een tweede audit, waar de tweede DHO-ster werd behaald. Door deze tweede ster komen de opleidingen van FIHE in aanmerking voor de toekenning door de NVAO van het bijzondere kenmerk duurzaamheid. De kenniskring ziet de toekenning van de tweede ster als een van de belangrijkste resultaten van het lectoraat. Deze toekenning geeft blijk van groei in de bewustwording van het belang van duurzaamheid en C2C bij studenten en docenten. Resultaten overige activiteiten mbt onderwijs en scholing - C2C week In april 2009 is een week georganiseerd voor eerste- en derdejaarsstudenten en voor de FIHEmedewerkers. De week stond in het teken van duurzaamheid en C2C in het bijzonder. Dag van de Duurzaamheid In zowel 2009 als 2010 is een Dag van de Duurzaamheid georganiseerd. Hierbij werden bedrijven uitgenodigd om een verhaal te vertellen voor docenten en studenten van FIHE over duurzaamheid in hun bedrijf. De afgelopen Dag van de Duurzaamheid was het voor vierdejaars verplicht aanwezig te zijn om zo veel mogelijk studenten te bereiken. Workshops in FIHE-tweedaagse De kenniskring heeft al verschillende malen workshops georganiseerd bij FIHE-tweedaagsen met als doelstellingen kennisoverdracht én positionering van het lectoraat. Gastcolleges door lector De lector heeft geregeld gastcolleges gegeven over innovatie en over duurzaamheid, zowel binnen FIHE als bij andere instituten en opleidingen van Fontys, zoals Marketing Management en International Lifestyle Studies. Ook verzorgt de lector gastcolleges bij de minor People, Profit, 31
Planet, de minor Industrial Product Development en de minor Trendwatching. Daarmee zijn meer studenten bereikt over de onderwerpen innovatie en duurzaamheid dan alleen de studenten bij FIHE. - Studiedag C2C en gebiedsontwikkeling Deze landelijke studiedag is in 2011 georganiseerd door Wageningen Universiteit. De dag is gehouden bij FIHE en diende er mede voor om FIHE te positioneren, om een podium te bieden aan het kenniskringlid Janske Hermens en om C2C vanuit het perspectief van gebiedsontwikkeling te verkennen. De lector was dagvoorzitter. Een aantal studenten en docenten van Fontys heeft deelgenomen; de lector heeft een workshop gehouden over inbedding van duurzaamheid in een organisatie. De gemeente Venlo en de provincie Limburg hebben deze dag mede gefinancierd. C2C-workshop ROC Gildeopleidingen In 2011 is een C2C-workshop gehouden bij ROC Gildeopleidingen in Venlo, waaraan ook het voortgezet onderwijs meedeed. Doel van deze workshop was om samen met de gemeente Venlo en een aantal onderwijsinstellingen in Venlo te werken aan inbedding van C2C in het onderwijs en zo de samenwerking met ROC Gildeopleidingen (instroom MBO) te verstevigen en een verbeterde doorgaande leerlijn te creëren. In een onderzoek binnen het werkveld werd aangegeven door het gros van de bedrijven dat duurzaamheid in het onderwijs niet pas moet starten in het HBO, maar al eerder (in MBO, VO en zelfs PO). Bijdrage kenniskring Naast de activiteiten van het lectoraat gericht op duurzaamheid en innovatie heeft de kenniskring een eigen bijdrage geleverd aan het onderwijs. Ter bevordering van het eigen innovatief vermogen en dat van het onderwijs heeft een van de promovendi de cursus Onderzoeksmethodologie ontwikkeld voor 2ejaars studenten. De cursus is gebaseerd op haar eigen bevindingen tijdens het promotieonderzoek. Ze is erin geslaagd om de trial-and-error methode te voorzien van een meer planmatige aanpak. In de cursus krijgen de studenten basistools aangereikt om e e onderzoeksmethodologie te kunnen toepassen in de stage (3 jaar) en het afstuderen (4 jaar). De cursus onderzoeksmethodologie sluit aan op de onderzoeksleerlijn, die vanaf het eerste jaar in het curriculum zit.
8.2 CONCLUSIES Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met alle betrokken partijen blijkt het volgende: Op twee van de drie aandachtsgebieden, namelijk beroepspraktijk / samenleving en onderwijs / scholing, zijn goede resultaten geboekt die aansluiten bij missie, visie en doelstellingen van het lectoraat. De resultaten die uit de kennisontwikkelings- en onderzoeksactiviteiten zijn voortgekomen, blijven hierbij achter en bevestigen de conclusies die staan beschreven onder § 6.2. Het aantal door het lectoraat gerapporteerde onderzoeksresultaten is relatief beperkt. Factoren die hiervoor een verklaring kunnen vormen, zijn het ontbreken van een onderzoeks- en scholingsplan, het niveau van de onderzoeksvaardigheden van docenten en de bescheiden rol van de kenniskring in de contacten van het lectoraat. Voor zover er onderzoek is verricht door anderen dan de promovendi lijkt dat zich vooral te richten op bewustwording, legitimatie en het peilen c.q. verwerven van draagvlak voor het thema duurzaamheid, met name voor C2C. Wellicht is de aard en de omvang van dat onderzoek, evenals de relatie lectoraat-beroepspraktijk (vgl. opnieuw § 6.2), dan ook te beschouwen als een indicatie van de missionerende taak (‘zaaien’) die bepalend is geweest voor de fase die aanbrak na het aantreden van de lector. Het is evident dat die taak aanzienlijke inspanningen (heeft) vereist op het gebied van inventarisatie, relatievorming en persuasieve communicatie. Die inspanningen zijn zeker nodig geweest en ze hebben aantoonbaar vruchten afgeworpen. De commissie heeft kunnen constateren dat het enthousiasme en de bevlogenheid bij de 32
gesprekspartners van het lectoraat en FIHE ten aanzien van duurzaamheid groot is. Aangemoedigd door de belangstelling van de regio benut de directie van FIHE graag de kansen om zich hiermee in diezelfde regio te profileren. Evenals de lector tonen ook de leden van de kenniskring zich intens betrokken bij het thema. In deze omgeving lijkt C2C echter bijna een panacee, hetgeen belemmerend kan werken voor een meer klinische en afstandelijke houding. In de pioniersfase van zijn ontwikkeling is de missionerende benadering van het lectoraat functioneel en effectief gebleken. Keerzijde van die benadering is dat sceptici zich weinig ontvankelijk tonen voor de boodschap. Dit verklaart misschien waarom het draagvlak voor C2C niet overal binnen FIHE even groot is. Dat is de commissie niet ontgaan. Het verdient daarom aanbeveling duurzaamheid te beschouwen vanuit een breder perspectief, met name naar de relatie die duurzaam ondernemen heeft/moet hebben met de verschillende vakgebieden in het onderwijs. Minder missionerend en meer vragend: wat hebben jullie nodig om in jullie curriculum c.q. vak duurzaamheid zinvol te kunnen opnemen. Hoewel de oogst van het lectoraat op het terrein van onderzoek dus bescheiden is gebleven, zijn de opbrengsten op de twee andere gebieden duidelijk aanwijsbaar. De evaluatiecommissie stelt vast dat het lectoraat erin geslaagd is de actieve rol ter ondersteuning van het werkveld waar te maken. Ook volgens de kenniskring heeft de lector veel bereikt qua externe oriëntatie. Zoals eerder gezegd beschikt zij over een ruim netwerk aan in- en externe relaties; voor het werkveld is zij de verpersoonlijking van duurzaamheid en C2C. Dat is vooral toe te schrijven aan talrijke uiteenlopende scholingsactiviteiten, die variëren van volledige masteropleiding voor afgestudeerden met een aantal jaren werkervaring tot workshops en lezingen. Een lijst van publicaties en presentaties is opgenomen in de bijlage bij dit rapport. Op het gebied van duurzaamheid / C2C levert het lectoraat onmiskenbaar een gewaardeerde bijdrage aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk en samenleving, een bijdrage die bovendien zeer relevant is voor de strategische agenda van de regio. Het is in dit stadium nog te vroeg om te spreken van verankering, maar het lectoraat is ontegenzeggelijk op de goede weg. De optimale meerwaarde van het lectoraat voor beroepspraktijk en samenleving is volgens de commissie vooral gelegen in het structureel ontwikkelen van kennis met betrekking tot economisch duurzaam innoveren en die kennis gedreven en gericht onder de aandacht van de beroepspraktijk brengen. De interne oriëntatie en de integratie van de praktijk in de organisatie kunnen volgens de kenniskring versterkt worden. De evaluatiecommissie tekent hierbij nog aan dat het begrip ‘kennisbrug’ een wisselwerking impliceert (kennis brengen en halen) op basis van gelijkwaardigheid. Met name in het licht van de eerder vermelde conclusies over het onderzoek van het lectoraat is het van belang adequate condities te scheppen (zoals overleg over de onderzoeksagenda) om de relatie met de beroepspraktijk structureel wederkerig te maken en de interne participatie in die samenwerking te optimaliseren. Ook op het gebied van onderwijs en scholing is het lectoraat erin geslaagd om een flinke aanzet te geven tot verankering van duurzaamheid en C2C in de FIHE-curricula. Behalve incidentele activiteiten zoals workshops, tonen de twee DHO-sterren, de learning arrangement Sustainable Innovation, de minor Business of the Next Generation en de cursus Onderzoeksmethodologie (als spin-off van promotieonderzoek) duidelijk aan dat die verankering een structureel karakter begint te krijgen. Daarnaast zijn er instrumenten in ontwikkeling om duurzaamheid te borgen in het onderwijs, zoals de roadmap en de tijdlijn. Volgens de lector zelf verloopt implementatie van een cultuuromslag echter doorgaans traag en kost veel tijd. De betrokkenheid van de docenten kan volgens haar nog verbeterd worden. Dit blijft een aandachtspunt. Verder heeft de commissie geconstateerd dat het draagvlak voor duurzaamheid / C2C niet bij alle opleidingen van FIHE even groot is. Een scholingsplan voor docenten is nog niet voorhanden. In de opvatting van de commissie moet zo’n scholingsplan zich niet alleen richten op de thematiek van het lectoraat, maar vooral ook op de onderzoeksvaardigheden van docenten. Ten slotte: volgens de zelfevaluatie is het lectoraat erin geslaagd om de samenwerking en interactie te stimuleren tussen studenten, docenten en bedrijven/organisaties. In figuur 1 (zie blz. 12) heeft het lectoraat de beginsituatie in kaart gebracht. Figuur 3 laat zien dat de overlap en interactie significant groter zijn dan aan het begin van de lectoraatsperiode.
33
Figuur 3. Toename overlap en interactie tussen studenten, docenten en bedrijven/organisaties.
In reactie op een vraag van de commissie in de conceptrapportage laat het lectoraat weten dat het de realisatie van de ambitie – overlap vergroten tussen de drie actoren – niet kwantitatief heeft gemeten, maar wel kwalitatief kan aantonen. In dit verband wordt verwezen naar de C2C-masterclass met docenten en bedrijven en innovatiemanagement met studenten, docenten en bedrijven.
8.3 AANBEVELINGEN Met betrekking tot de resultaten beveelt de evaluatiecommissie het lectoraat aan om: de behaalde resultaten vanuit het perspectief van beroepspraktijk en samenleving, onderwijs en scholing te koesteren als waardevolle en gewaardeerde verworvenheden; vanuit het perspectief kennisontwikkeling kennisopbouw, onderzoek incl. promotieonderzoek gericht(er) te sturen; de reeds behaalde resultaten te benutten bij de verdere verankering van duurzaamheid en innovatie in de beroepspraktijk, in het FIHE-curriculum en in het onderwijs in de regio; een scholingsplan voor docenten op te stellen; resultaten planmatig en criteriumgericht te evalueren en op basis daarvan systematisch te verbeteren.
34
9 Samenvattende conclusies a. Vinden activiteiten plaats vanuit een relevante en uitdagende missie en een helder onderzoeksprofiel? De focus van het lectoraat is met de benoeming van de lector verschoven van innovatie in internationaal perspectief naar duurzaamheid en innovatie met een regionale verankering. Het lectoraat streeft ernaar om de samenwerking en interactie tussen studenten, docenten en bedrijven/organisaties te vergroten ten einde hun slagkracht en mogelijkheden met betrekking duurzaamheid en innovatie te verhogen. Na het rijp maken van de geesten binnen FIHE en de regio wil het lectoraat verankering van duurzaamheid en innovatie in het onderwijs, in de regio en in de eigen organisatie mogelijk maken. De keuze voor C2C als benadering voor duurzaamheid en innovatie kan volgens de commissie verkokering in de hand werken, ook al laat het lectoraat weten C2C niet als de enige benadering te beschouwen. Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met alle betrokken partijen blijkt dat missie, visie en doelstellingen van het lectoraat alle drie aandachtsgebieden omvatten waarop een lectoraat zich dient te bewegen: kennisontwikkeling, beroepspraktijk en samenleving, onderwijs en scholing. De doelstellingen zijn echter niet expliciet verbonden aan de drie aandachtsgebieden waaruit een lectoraat wordt beoordeeld. De gezamenlijke missie en visie van FIHE en het lectoraat zijn in algemene bewoordingen geformuleerd; een concretisering van missie, visie en doelstellingen in prestatie-indicatoren ontbreekt. De doelstelling met betrekking tot kennisopbouw vervult een centrale rol, maar het is de commissie niet duidelijk hoe de onderzoeken die het lectoraat uitvoert, zullen leiden tot versteviging van de kennisbasis. In de reactie op de conceptrapportage licht het lectoraat dit toe door te zeggen dat kennisopbouw (proces) de kennisbasis (resultaat) steviger maakt. Het lectoraat ziet de kennisbasis als het resultaat van een voortgaand proces. Daarom heeft het lectoraat nog geen integrale beschrijving van de kennisbasis gemaakt. De lector wil een actieve rol vervullen ten aanzien van de beroepspraktijk en onderwijsontwikkeling. De eigen kennisbasis en het eigen handelen van het lectoraat worden niet alleen benut met het oogmerk om als expert te worden gezien door het werkveld, maar ook om een C2C-imago te verkrijgen. Het lectoraat wil innovatiemanagement een stevige positie geven in de opleidingen en probeert dit doel te bereiken door invulling van delen van de onderwijsprogramma’s.
b. W orden de missie en het onderzoeksprofiel geborgd door het portfolio en de wijze waarop de eenheid is georganiseerd? Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met alle betrokken partijen blijkt dat op alle drie onderscheiden aandachtsgebieden het lectoraat activiteiten heeft ontwikkeld die een uitwerking zijn van de missie, de visie en de doelstellingen. Op het terrein van onderzoek betreft het een grote diversiteit aan werkzaamheden, die echter niet zijn gebaseerd op een expliciete onderzoeksvisie en een concrete onderzoeksagenda. Ook ontbreekt het in de onderzoeksactiviteiten aan focus, samenhang en structuur. De commissie zet daarom vraagtekens bij de praktijkgerichtheid van de onderzoeken en bij de bruikbaarheid van het onderzoek voor kennisontwikkeling. Via contactopbouw en zakelijke dienstverlening is het lectoraat begonnen met het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk en de samenleving. De betreffende activiteiten worden zeer positief gewaardeerd. In de regio heeft de lector een reputatie verworven als 35
gezaghebbend deskundige op het gebied van duurzaamheid en innovatie. Misschien is het kenmerkend voor de aard van de missie (duurzame innovatie inbedden en slagkracht verhogen) en de fase waarin het lectoraat verkeert (de geesten rijp maken) dat de initiatieven nu nog uitgaan van de lector. De lector verzorgt verschillende vormen van scholing waaronder de C2C-masterclass. Deze initiatieven dienen op den duur te leiden tot een actieve inbreng van de zakelijke partners en een meer gelijkwaardige wisselwerking tussen lectoraat en de beroepspraktijk. Het lectoraat is ook op het gebied van onderwijs en scholing niet zozeer begonnen op basis van een vastomlijnde agenda, maar met het dynamisch creëren van activiteiten en met het rijp maken van de geesten om daarna verankering van duurzaamheid en innovatie in het onderwijs en in de eigen organisatie mogelijk te maken. Als de fase van sensibiliseren is afgerond, kan het lectoraat de inhoudelijke kennis van duurzaamheid (voor zover deze nu daadwerkelijk is en/of wordt ontwikkeld) en C2C in bestaande onderwijsinhouden (learning arrangements) inbedden en de verdere professionalisering van docenten op deze gebieden ter hand nemen. Het enthousiasme is onmiskenbaar aanwezig, maar dat maakt niet per se allen die duurzaamheid moeten uitdragen voldoende deskundig. Met de verankering van duurzaamheid en innovatie in het onderwijs speelt het lectoraat adequaat in op het belang dat het werkveld en de Raad van Advies van FIHE aan deze thema’s hechten. Het behalen van DHO-sterren draagt bij aan de bewustwording van de eigen medewerkers, het C2C-imago van FIHE en aan het duurzaam handelen van de eigen organisatie. De kenniskring wordt zijdelings betrokken bij de activiteiten op het gebied van onderwijs en scholing. In dit opzicht, maar ook ten aanzien van de deskundigheidsbevordering (onderzoeksvaardigheden) van de medewerkers valt nog veel winst te behalen.
c. Is de inzet van mensen en middelen daarbij toereikend in kwalitatief en kwantitatief opzicht? Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met alle betrokken partijen blijkt dat de kenniskring weliswaar kwantitatief gezien constant is en is samengesteld uit promovendi en docenten, maar geen samenhangend geheel vormt. Kwalitatief wordt de kenniskring meer samengesteld op grond van belangstelling en beschikbaarheid dan op grond van benodigde expertise. De aanvankelijke invalshoek van evenredige docentvertegenwoordiging van de opleidingen is (tijdelijk) verlaten. Volgens de commissie zijn belangstelling en enthousiasme weliswaar waardevol voor de binding, maar zijn op zich onvoldoende voor goed onderzoek. De lector stelt dat de promovendi gescheiden van de andere leden van de kenniskring opereren; ook de promotieonderzoeken zijn niet direct verbonden aan het lectoraat. De onderzoeksvaardigheden van docenten zijn niet op het gewenste niveau, maar er is nog geen professionaliseringsplan om die op een hoger peil te brengen. Qua samenhang tussen onderzoek, beroepspraktijk en onderwijs kan het lectoraat volgens de lector nog slagen maken. Wat de (financiële) middelen betreft, hiervan geeft de evaluatiecommissie aan dat de geldstromen niet transparant zijn. De helft van de lump-sum financiering wordt daadwerkelijk besteed aan het lectoraat.
d. Zijn de interne en externe samenwerkingsverbanden, netwerken en relaties daarbij voldoende relevant, intensief en duurzaam? Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met alle betrokken partijen blijkt dat zowel FIHE als het lectoraat beschikt over een ruim netwerk aan in- en externe relaties, vooral in de regio Brabant en Limburg, dat relevant is voor alle drie aandachtsgebieden. Hierbij valt op dat het lectoraat en het instituut door het werkveld los van elkaar worden gezien. Onder de contacten van het lectoraat, die meer een tijdelijk dan een structureel karakter hebben, bevinden zich veel intermediaire organisaties.
36
Doorgaans verlopen de contacten met de interne en externe partijen via de lector; de kenniskring wordt in beperkte mate en/of op indirecte wijze ingezet bij de samenwerking met die partners. Daarom is de lector voor het werkveld de gezichtsbepalende factor en blijven de leden van de kenniskring buiten beeld. Te sterke vereenzelviging van een lectoraat met de persoon van de lector kan er volgens de evaluatiecommissie toe leiden dat er in de omgeving een te beperkt beeld ontstaat van het lectoraat en het instituut waarin het is ingebed. Ook kan de continuïteit van de activiteiten van het lectoraat hierdoor in het geding komen. Indien de betrokken partijen te veel afhankelijk raken van de lector kan dit ten koste gaan van de duurzaamheid van de samenwerkingsverbanden en de activiteiten die binnen die verbanden worden ontplooid. Kennismanagement binnen het lectoraat en FIHE impliceert ook interne overdracht van expertise (consolidatie) en gezamenlijk relatiebeheer. Overigens, voor het werkveld laten niet alleen zichtbaarheid en transparantie van Fontys (websites), maar ook de beschikbaarheid van haar medewerkers voor het bedrijfsleven te wensen over.
e. Is er voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning op het gebied van: - kennisontwikkeling binnen het onderzoeksdomein; - valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij; - de betekenis voor onderwijs en scholing? Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met alle betrokken partijen blijkt dat op twee van de drie aandachtsgebieden, namelijk beroepspraktijk / samenleving en onderwijs / scholing, goede resultaten zijn geboekt die aansluiten bij missie, visie en doelstellingen van het lectoraat. De resultaten die uit de kennisontwikkelings- en onderzoeksactiviteiten zijn voortgekomen, zijn bescheiden gebleven. Kennisontwikkeling binnen het onderzoeksdomein Het aantal door het lectoraat gerapporteerde onderzoeksresultaten is relatief beperkt. Factoren die hiervoor een verklaring kunnen vormen, zijn het ontbreken van een onderzoeks- en scholingsplan, het niveau van de onderzoeksvaardigheden van docenten en de bescheiden rol van de kenniskring in de contacten van het lectoraat. Voor zover er onderzoek is verricht door anderen dan de promovendi lijkt dat zich vooral te richten op bewustwording, legitimatie en het peilen c.q. verwerven van draagvlak voor het thema duurzaamheid, met name voor C2C. Wellicht is de aard en de omvang van dat onderzoek evenals de relatie lectoraat-beroepspraktijk dan ook te beschouwen als een indicatie van de missionerende taak (‘zaaien’) die bepalend is geweest voor de fase die aanbrak na het aantreden van de lector. Het is evident dat die taak aanzienlijke inspanningen (heeft) vereist op het gebied van inventarisatie, relatievorming en persuasieve communicatie. Die inspanningen zijn zeker nodig geweest en ze hebben aantoonbaar vruchten afgeworpen. Valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij De evaluatiecommissie stelt vast dat het lectoraat erin geslaagd is de actieve rol ter ondersteuning van het werkveld waar te maken. Ook volgens de kenniskring heeft de lector veel bereikt qua externe oriëntatie. Zoals eerder gezegd beschikt zij over een ruim netwerk aan in- en externe relaties; voor het werkveld is zij de verpersoonlijking van duurzaamheid en C2C. Dat is vooral toe te schrijven aan talrijke uiteenlopende scholingsactiviteiten, die variëren van een volledige masteropleiding voor afgestudeerden met een aantal jaren werkervaring tot workshops en lezingen. Een lijst van publicaties en presentaties is opgenomen in de bijlage bij dit rapport. Op het gebied van duurzaamheid / C2C levert het lectoraat onmiskenbaar een gewaardeerde bijdrage aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk en samenleving, een bijdrage die bovendien zeer relevant is voor de strategische agenda van de regio. Het is in dit stadium nog te vroeg om te spreken van verankering, maar het lectoraat is ontegenzeggelijk op de goede weg. De optimale meerwaarde van het lectoraat voor beroepspraktijk en samenleving is volgens de commissie vooral gelegen in het structureel ontwikkelen van kennis met betrekking tot economisch duurzaam innoveren en die kennis gedreven en gericht onder de aandacht van de beroepspraktijk brengen. De interne oriëntatie en de integratie van de 37
praktijk in de organisatie kunnen volgens de kenniskring versterkt worden. De evaluatiecommissie tekent hierbij nog aan dat het begrip ‘kennisbrug’ een wisselwerking impliceert (kennis brengen en halen) op basis van gelijkwaardigheid. Met name in het licht van de eerder vermelde conclusies over het onderzoek van het lectoraat is het van belang adequate condities te scheppen (zoals overleg over de onderzoeksagenda) om de relatie met de beroepspraktijk structureel wederkerig te maken en de interne participatie in die samenwerking te optimaliseren. Betekenis voor onderwijs en scholing Ook op het gebied van onderwijs en scholing is het lectoraat erin geslaagd om een flinke aanzet te geven tot verankering van duurzaamheid en C2C in de FIHE-curricula. Behalve incidentele activiteiten zoals workshops, tonen de twee DHO-sterren, de learning arrangement Sustainable Innovation, de minor Business of the Next Generation en de cursus Onderzoeksmethodologie (als spin-off van promotieonderzoek) duidelijk aan dat die verankering een structureel karakter begint te krijgen. Daarnaast zijn er instrumenten in ontwikkeling om duurzaamheid te borgen in het onderwijs, zoals de roadmap en de tijdlijn. Volgens de lector zelf verloopt implementatie van een cultuuromslag doorgaans traag en kost veel tijd. De betrokkenheid van de docenten kan volgens haar nog verbeterd worden. Dit blijft een aandachtspunt. Verder heeft de commissie geconstateerd dat het draagvlak voor duurzaamheid / C2C niet bij alle opleidingen van FIHE even groot is. Een scholingsplan voor docenten is nog niet voorhanden. In de opvatting van de commissie moet zo’n scholingsplan zich niet alleen richten op de thematiek van het lectoraat, maar vooral ook op de onderzoeksvaardigheden van docenten. Tot besluit Het lectoraat streefde er bij aantreden naar om de samenwerking en interactie tussen studenten, docenten en bedrijven / organisaties te vergroten ten einde hun slagkracht en mogelijkheden met betrekking duurzaamheid en innovatie te verhogen. Volgens de zelfevaluatie is het lectoraat in dit streven geslaagd: de samenwerking en interactie tussen studenten, docenten en bedrijven / organisaties zijn significant groter dan aan het begin van de lectoraatsperiode. Het lectoraat geeft hierbij aan dat het de realisatie van deze ambitie niet kwantitatief heeft gemeten, maar wel kwalitatief kan aantonen. De samenwerking en interactie is onder meer vergroot door het organiseren van C2Cmasterclasses met docenten en bedrijven en innovatiemanagement met studenten, docenten en bedrijven.
38
10 Bijlagen 10.1 OVERZICHT VAN PUBLICATIES, PRESENTATIES EN ANDERE PRODUCTEN
10.1.1Publicaties International conference book – juli 2009 Limburgs bedrijfsleven wil meer kennis over duurzaamheid - artikel n.a.v. congres op 2 juli 2009 in Limburg Onderneemt Pepper Online – artikel over deelnemer C2C masterclass Fontysnieuws – 12 nov 2010 – artikel over sustainability day Fontys Venlo Boekje Innoveren op Basis van Trends – verslag van de bijbehorende Masterclass Student wil écht contact – artikel in Brabants Dagblad 6 dec 2010 A Review of Organizational Culture and Climate Dimensions for Innovation and Creativity - Frien van Kessel, Leon Oerlemans, Saskia van Stroe-Biezen - ter publicatie ingestuurd The effects of organizational culture on exploratory and exploitative search: An innovation search strategy perspective – Frien van Kessel, Leon Oerlemans, Saskia van Stroe-Biezen, Rene Olie, ingestuurd ter publicatie Social influence on sustainable consumption: Evidence from a behavioral experiment, Helen Arce Salazar, Leon Oerlemans, Saskia van Stroe-Biezen Organizational culture for creativity and the mediating role of social ties - Frien van Kessel, Leon Oerlemans, Saskia van Stroe-Biezen, in voorbereiding “De competentie ‘Ethical Responsibility’ nader bekeken” - Janske Hermens (In: Ruimte scheppen. Filosofie, Fontys en het hbo). Red. Zilfhout, P. van (e.a.), Damon, Eindhoven 2010), pp. 187-197 Rapportage Masterclass Innoveren op basis van Trends, i.s.m. Carl Rohde (lector Trendwatching) en Jeroen de Brouwer (adj dir Marketing Management)
10.1.2 Presentaties Lezingen lector De lector houdt geregeld lezingen/workshops voor bedrijven/netwerkorganisaties waaronder: Workshop Floriade – C2C – 2007 Oratie 6 juni 2008 – Holistisch duurzaam innoveren SIC industriedebat 24 sept 2008 Workshop DSM Dyneema over C2C 23 juni 2009 Workshop Duurzaamheid op de door FIHE georganiseerde International Conference zomer 2009 Lezing op Congres 2 juli 2009 (organisatie door lector)- hoe duurzaam zijn Brabant en Limburg? Symposium Kind (en ouders?) CENTRAAL – 29 sept 2009 – Over marketing en inzicht in de klant Lezing over C2C bij fractie GroenLinks Venlo juni 2010 Lezing bij sociëteit De Schaapjes – juni 2010 Lezing op Congres 23 sept 2010 (mede-organisatie door lector) – hoe duurzaam zijn Brabant en Limburg – wisselwerking tussen bedrijfsleven en gemeentes Radio Rijndonk – radio interview van 1 uur over C2C – 2 okt 2010 Lezing op Congres 28 okt 2010 (mede-organisatie door lector) – Green deal voor duurzame Achterhoek Lezing op DVD voor de Dag van de Duurzaamheid, Fontys Venlo, 10 nov 2010 Workshop C2C en onderwijs bij Den Hulster in Venlo, 18 nov 2010 Lezing bij De Maatschappij - Duurzame Innovatie, een kans voor Brabant! 17 dec 2010 Lezing Colin Creatieve Industrie – Duurzame innovatie een kans voor Brabant! 2 feb 2011 39
Lezing en workshop bij VNO-NCW in de Achterhoek – Duurzame Innovatie een kans voor de Achterhoek – 1 maart 2011 Presentatie over resultaten van het onderzoek naar het belang van duurzaamheid in het onderwijs bij gemeente Venlo – 30 juni 2011 Workshop Interreg project C2C met Internationale deelnemers – 12 juli 2011 Workshop C2C bij ROC Gildeopleidingen – 2 sept 2011 Lezing over C2C bij Waterschap Rijn IJssel – 6 sept 2011 Lezing bij netwerkorganisatie ProLimburg over duurzaamheid en innovatie – 12 sept 2011 Dagvoorzitterschap en Workshop Verankering van C2C in organisaties - Studiedag C2C en gebiedsontwikkeling, 20 sept 2011 Dagvoorzitterschap Logistieke Dag Limburg (TLN, KvK, ELC) – 22 sept 2011 Lezing over duurzaamheid en innovatie in het Brabantse MKB – SIC bijeenkomst 29 sept 2011 Workshops Innovatie bij Inspiratiedag Bedrijven Bazaar in het Ondernemershuis te Sittard – 20 okt 2011 Lezingen promovendi Promovenda Helen Arce Salazar heeft op een internationaal Consumer Behaviour congres in Bonn op 18 juli 2011 een lezing gegeven over haar onderzoeksresultaten. Lezingen kenniskring Kenniskringlid Janske Hermens heeft op internationale bijeenkomsten op het gebied van filosofie lezingen gegeven: Sept 13-16, 2011: Schulpforte, Germany. Sept. 14: Key note speaker on research methodology. March 2-5, 2011 at the Netherlands Intitute of Advanced Studies. March 4, 2011 presentation of a paper on health. Ook heeft zij op de studiedag C2C en Gebiedsontwikkeling (20 sept 2011) een verhaal gehouden over de basisprincipes van C2C. Kenniskringlid Nina Ketels heeft in het MT van de Fontys Internationale Hogeschool Economie een lezing gegeven over het onderzoek naar de perceptie van studenten en medewerkers t.a.v. het belang van duurzaamheid in onderwijs en bedrijfsvoering. Daarnaast heeft zij haar groepje studenten in het MT een verhaal laten houden over het belang dat bedrijven hechten aan duurzaamheid in het onderwijs (verschillende niveaus en disciplines). Kenniskringlid Bart Titulaer heeft een lezing gehouden over C2C tijdens de Dag van de Duurzaamheid (“sustainable innovation never ends”), 9 sept 2009. Kenniskringlid Ortrud Kamps heeft in Frankfurt op een internationaal onderwijscongres een workshop gehouden over C2C (26 nov 2010).
10.1.3 PR-producten
Hoe duurzaam zijn Brabant en Limburg? – congresboekje 2 juli 2009 E3 journaal - aug 2009 Symposium Kind (en ouders?) CENTRAAL – 29 september 2009 – congresboekje Duurzaamheidskrant gemeente Venlo – Duurzaamheid leeft bij Fontys Hogescholen in Venlo – 2010 Brochure n.a.v. de masterclass Innoveren op basis van trends met inzichten over wat de behoeften van hbo-studenten zijn t.a.v. onderwijs en onderwijsinstelling, 2010 C2C magazine Knoops – april 2010 Duurzaam Limburg bulletin – sept 2010 – Ondernemers inspireren elkaar Congresboekje Hoe duurzaam zijn Brabantse en Limburg – wisselwerking tussen gemeentes en bedrijven – 23 sept 2010 Congresboekje Hoe duurzaam is de Achterhoek – 28 okt 2010 Diverse interviews/artikels in magazines en kranten Diverse persberichten (n.a.v. C2C-masterclass, congressen etc.)
40