Joint degrees in internationaal perspectief Bijdrage aan de VSNU-Conferentie Joint Degrees, 8 November 2010, Rotterdam Hans de Wit, Lector Internationalisering HvA Vanaf dit jaar is het in Nederland wettelijk mogelijk geworden joint degrees aan te gaan, zowel nationaal als internationaal. Betekent dit nu dat het daarmee ook ineens makkelijk wordt om tot internationale joint degree programma’s over te gaan? Hoe staat de ontwikkeling van joint degrees er internationaal voor? Wat zijn de trends en hoe verhouden joint degrees zich tot double degree programma’s? Welke zijn de obstakels en wat zijn de mogelijkheden? Joint en double degree programma’s zijn de afgelopen jaren een erg populair onderwerp in het internationale hoger onderwijs. Het is de kern van de doelstelling ‘Europese Dimensie’ in het Bologna proces en daarmee een belangrijk thema op weg naar de Europese Hoger Onderwijs Ruimte. In programma’s als Erasmus Mundus wordt de ontwikkeling van joint degrees als een belangrijke vereiste gezien. Ook elders in de wereld staan joint en double degrees, gestimuleerd door deze Europese prioritiet, hoog op de agenda. Volgens de recente Internationalisering Survey van de International Association of Universities (IAU) stelt 41% van de responderende instellingen dat ze samen met internationale partners joint degree programma’s aanbieden, en 44% double degrees. Het merendeel van dit aanbod - maar niet uitsluitend - vindt op postgraduate niveau plaats. Interessant is daarbij dat instellingen in Afrika en het Midden-Oosten zeggen meer joint degree programma’s aan te bieden, en die in Europa en Noord-Amerika meer double degree programma’s. (IAU, 2010, 118-122). Belangrijk is om een onderscheid te maken tussen ‘programma’ en ‘kwalificatie’. In veel teksten (inclusief EUA) en zelfs programma’s (EU-US Atlantis bijv. ) worden programma en kwalificatie door elkaar gebruikt, terwijl de verschillen fundamenteel zijn. Dat kan mede een verklaring zijn voor het relatief hoge percentage joint degree programma’s dat wordt genoemd door instellingen. De onduidelijkheid wordt mede versterkt doordat er sprake is van veel verwarrende en door elkaar heen gebruikte termen: double, dual, multiple, tri-national, integrated, collaborative, combined, concurrent, consecutive, cojoint, transnational, international, integrative, parallel, two-tiered, simultaneous, common. (Knight, 2008). Definities Voor de helderheid is het zinvol om de volgende termen en daaraan gelieerde programma’s te onderscheiden: -
Joint of Gemeenschappelijke Programma’s: Dit zijn programma’s waarbij twee of meer partners samen een onderwijs programma verzorgen, zonder dat er sprake is van een gemeenschappelijke of meervoudige kwalificatie. Of één van de partners verleent namens de partners een graad aan de deelnemers (voorbeeld MSc Occupational therapy HvA), of de student ontvangt een kwalificatie van de instelling waar hij/zij is ingeschreven (meest voorkomend).
-
Joint Degree Programma’s: Een programma dat één gemeenschappelijke kwalificatie toekent op basis van voltooiing van de door de partners vastgestelde programmatische vereisten. Er is niet sprake van extra studiebelasting. Er vindt vaak mobiliteit van studenten en/of docenten, afstandsonderwijs, en/of gemeenschappelijke (afstudeer)projecten plaats, maar dat is op zich geen vereiste. Kernpunt is de complementariteit van expertise en onderwijs en onderzoek cultuur van de partners. Het merendeel van joint degree programma’s vindt plaats binnen een en hetzelfde land tussen instellingen, hetgeen mede een verklaring kan zijn voor het grote aantal van dit soort programma’s in Afrika en het Midden-Oosten.
-
Double of Multiple Degree Programma’s: Een programma dat twee individuele kwalificaties op gelijk niveau verstrekt na voltooiing van de gemeenschappelijke programma vereisten van de twee partner instellingen. Een Multiple Degree programma is in essentie hetzelfde als een double degree programma maar omvat meer dan twee kwalificaties en partners. Kernpunt is ook hier de complementariteit van expertise en onderwijs en onderzoek cultuur van de partner(s). De duur van de studie zou in principe langer moeten zijn dan die van een programma met een eenvoudige kwalificatie. De werkelijkheid leert dat dit principe nagenoeg nimmer wordt uitgevoerd: daarmee wordt het adagium van de marktkoopman “twee voor de prijs van één” ten onrechte tot academische standaard verheven.
-
Combined Degree Programma’s: Een programma dat twee verschillende kwalificaties op elkaar opvolgende niveaus verstrekt, gebaseerd op de voltooiing van de vereisten als door de partners gesteld. De periode van studie is over het algemeen langer dan voor een eenvoudige kwalificatie maar korter dan voor de twee kwalificaties bij elkaar opgeteld. Doorstroom programma’s HBO-WO kunnen onder deze categorie geplaatst worden. Ook internationaal zijn er voorbeelden van dergelijke ‘combined degree programma’s’.
Wat zien we als internationale trends? Er vinden veel joint maar vooral double degree programma’s plaats tussen partners in westerse landen en die in ontwikkelingslanden en Oost-Europa. Deze kennen alleen een éénrichtings verkeer:
studenten naar de Westerse partners, docenten en kwaliteitsbewaking vanuit het westen. Dit soort programma’s hebben reeds een langere traditie en hebben een andere rationale (capaciteitsontwikkeling) dan die tussen westerse partners. De westerse student heeft geen belangstelling voor de 2e kwalificatie (is vaak zelfs geen onderdeel van de afspraak), alleen de student van de andere partner. Hoewel als gesteld de meeste joint en double degree programma’s hetzij binen één land plaatsvinden of het karakter van eenrichtingsverkeer hebben tussen instellingen in ontwikkelingenlanden en Centraal en Oost Europa enerzijds en universiteiten in ontwikkelde landen anderzijds, zien we recentelijk een ontwikkeling van dubbele of gemeenschappelijke kwalificaties op basis van wederkerigheid, vooral gestimuleerd in het kader van Europese programma’s (ERASMUS Mundus met name) en onder de noemer ‘Europese dimensie’ van Bologna. Uit de resultaten van de IAU survey is duidelijk at joint en double degree programma’s steeds meer een belangrijk onderdeel van het internationale vocabulaire van universiteiten zijn geworden. Vraag is wel of daarbij intentie en interpretatie niet belangrijker zijn dan de harde werkelijkheid. Gemeenschappelijke Programma’s (nationaal en internationaal) en Double en Multiple Degree Programma’s (internationaal) komen aanzienlijk vaker voor dan de Joint Degree (nationaal) en Combined Degree programma’s (internationaal). Dit heeft meer te maken met wettelijke, financiële en erkenning obstakels dan met intenties. Het is bijna standaard praktijk dat partners die de intentie hebben om een joint degree programma af te sluiten, besluiten dat dat te gecompliceerd is en dus maar een double degree programma aangaan. Dit verklaart het hoge aantal double degree programma’s in Europa en Noord Amerika in de IAU survey. Als toch besloten wordt tot een joint degree programma valt het volgende op: -
De lengte van de studie lijkt joint en double degree programma’s op master niveau makkelijker te maken dan op bachelor of doctoraal niveau.
-
Doctoral joint programma’s komen nog weinig voor, maar lijken geleidelijk aan meer in de belangstelling komen te staan. Het individuele karakter van promoties maakt institutionele afspraken echter lastig, zodat dit soort afspraken vaak een noodzakelijk incidenteel karakter hebben, tenzij er sprake is van een langdurige en intensieve samenwerking tussen onderzoekscentra.
-
Studie in de partner instelling en dus mobiliteit wordt gezien als een belangrijk element van joint en double degree programma’s, als ook uitwisseling van staf.
-
Recentelijk is er een voorzichtige trend naar stage als onderdeel van dit soort programma’s.
Joint degree programma’s zijn wettelijk reeds in veel landen in Europa mogelijk, maar het gaat dan vooral om joint degrees binnen het eigen land. Internationaal is de ervaring met joint degrees nog beperkt.
Er zijn wel een aantal voorbeelden van innovatieve initiatieven, waarbij vaak creatief gepoogd wordt om obstakels heen te lopen. Dit soort initiatieven vereisen een intensievere ervaring en relatie tussen de partners dan de eenrichtingsprogramma’s: meerwaarde voor het vakgebied en beroepenveld, de instelling/programma en de student (nadruk op een goede balans van complementariteit en gemeenschappelijkheid). Van dit soort initiatieven is veel te leren hoe om te gaan met wettelijke en andere beperkingen. Obstakels voor Joint Degree programma’s In Europa zijn joint degree programma’s als gezegd wettelijk mogelijk in veel landen, maar dat is vooral gebaseerd op nationale joint degrees. Internationaal lijkt het daarmee wettelijk ook mogelijk (bijvoorbeeld Vlaanderen), maar andere obstakels belemmeren dat in de praktijk vaak. Italië, Engeland en sinds kort Nederland kennen wettelijke regelingen die (inter)nationale joint degrees mogelijk maken. In de Verenigde Staten verschilt het per staat en zelfs per instelling. Erkenning is nog een belangrijk obstakel. De Lissabon Conventie is de enige van de zes UNESCO conventies die joint degrees van twee bonafide instellingen erkent. “ Legal aspects regarding both the organisation of joint programmes and the recognition of qualifications awarded by joint programmes are a serious obstacle towards recognition. Most ENIC‐NARICs do not recognise qualifications awarded by a joint programme if that programme is not established or offered in accordance with the national legislation of one of the participating countries, if one of the involved institutions is not recognised or if one of the awarding institutions is not authorised to award that degree. “(Aerden & Reczulska, ECA, 2010) Toch is met een wettelijke regeling van joint degree programma’s nog niet alles opgelost. Neem het onderscheid tussen HBO en WO. Een joint degree tussen een Nederlandse universiteit en HBOinstelling mag niet, maar internationaal wordt daar niets over gezegd, dan geldt alleen dat het een samenwerking moet zijn tussen erkende instellingen. Maar wat als een Nederlandse HBO-instelling een joint degree wil afspreken met een buitenlandse universiteit of met een buitenlandse university of applied sciences die een arts of sciences degree mag afgeven? Kan de Nederlandse HBO-instelling dan wel betrokken zijn in een arts of sciences degree programma? En wat als het omgekeerde het geval is, een Nederlandse universiteit met een buitenlandse die geen arts of sciences degree mag afgeven? Nationale accreditaties van joint degree programma’s zijn nog steeds een probleem, tenzij er wederzijdse afspraken bestaan voor erkenning van elkaars accreditaties door de nationale accreditatie-organen. “ A qualification awarded by a joint programme can only be recognised if the programme itself is recognised. In practice this usually means that the programme needs some kind of accreditation. But does that mean that the programme needs to be accredited by the accreditation agencies from all the countries involved or is it enough when it is accredited by only one agency? “ (ibid) Naast de wettelijke obstakels en die betreffende erkenning spelen vooral obstakels t.a.v. de financiering van programma’s en van de bekostiging en collegegelden van studenten. Vanuit de Nederlandse context bijvoorbeeld lijkt het ten aanzien van bekostigde joint degree programma’s simpel: de Nederlandse instelling brengt bij de Nederlandse overheid 50% van de Nederlandse
bekostiging per bij de instelling ingeschreven student in rekening en de buitenlandse instelling 50% van hun bekostiging. Dat is echter alleen mogelijk als aan twee voorwaarden is voldaan: de lengte aan studiepunten is gelijk bij beide partners en het aantal deelnemende studenten ingeschreven aan de beide instellingen is gelijk. Anders wijzigt de inspanningsverplichting van 50% tussen de partners. Met uitzondering van joint doctorats die individueel zijn, is dat niet bij voorbaat gegarandeerd. De financiële obstakels voor joint degree programma’s zijn met name groot tussen publieke en private instellingen en tussen de VS (en in toenemende mate het Verenigd Koninkrijk) en continentaal Europa, zowel wat betreft bekostiging als collegegelden. Vergelijking Europa en de VS. Double Degree programma’s zijn in de VS meer populair dan joint degree programma’s. In de VS is er meer gerichtheid op bachelor niveau en in Europa op master en phd niveau. ((IIE/FUB, Kuder & Obst, 2009; ECA, 2010) In de VS worden kosten voor joint en double degrees vooral gedragen door collegegelden, in Europa vooral door de instellingen en subsidies. Er lijken minder obstakels voor joint en double degree programma’s binnen de regio (met name binnen Europa) dan met de VS of andere transcontinentale partners. Top 5 partner landen voor Europese universiteiten: Verenigde Staten, Frankrijk, Spanje, Duitsland en UK. Top 5 partner landen voor V.S. universiteiten: Duitsland, China, Frankrijk, Mexico, Zuid Korea/Spanje. Meest populaire disciplines: Economie en Management en Techniek. Belangrijkste drijfveren voor Europese en Amerikaanse universiteiten zijn: internationalisering onderwijs, prestige en branding. Belangrijkste obstakels: in de VS vooral duurzaamheid, belangstelling studenten en institutionele steun; in Europa curriculum ontwikkeling, erkenning en credit transfer. Concluderend
Wettelijke regeling is een goede stap, maar slechts het begin. Er zijn nog vele andere obstakels (internationale afspraken, erkenning, accreditatie, bekostiging) te overwinnen.
Er is nog te veel sprake van een reactieve houding: “Europa, de mondiale kenniseconomie, de overheid, willen het”. De intentie is groter dan de realisatie. En waar men wil, zijn de obstakels te groot om tot actie over te gaan.
Gevaar is dat om redenen van gemakzucht uitgeweken wordt naar double degree programma’s, terwijl die een wezenlijk ander karakter (zouden moeten) hebben.
Bij het ontwikkelen van joint (degree) programma’s is het belangrijk de volgende vragen zelf helder te beantwoorden: Waarom (wat is de meerwaarde voor de instelling, de student, het beroepenveld en/of het vakgebied), met wie, en pas dan hoe.
Beginnen als een gemeenschappelijk programma zonder gemeenschappelijke graad, is een beter ontwikkelingspad dan met double degrees.
Gemeenschappelijk aanpakken van obstakels en uitwisselen van best practices is in deze fase van groot belang.
Documentatie Aerden, A., & Reczulska, H. (2010). The recognition of qualifications awarded by joint programmes: An analysis of current practices by national recognition centres. European Consortium for Accreditation in Higher Education. http://www.ecaconsortium.net/admin/files/assets/subsites/1/documenten/1270211409_eca---therecognition-of-qualifications-awarded-by-joint-programmes---2010.pdf IAU. Internationalization of Higher Education: global Trends, Regional Perspectives. IAU 3rd Global Survey Report. Paris, 2010. Joint and Double Degree Programs: An Emerging Model for Transatlantic Exchange, 2009 , http://www.iienetwork.org/page/TDP/ Knight, J. (2008). Joint and double degree programmes: Vexing questions and issues. London: The Observatory on Borderless Higher Education. Kuder, M. & Obst, D. (2009). Joint and double degree programs in the transatlantic context. Institute of International Education & Freie Universitaet Berlin. http://www.iienetwork.org/file_depot/0-10000000/010000/1710/folder/80205/TDP+Report_2009_Final21.pdf Maierhofer, R., & Kriebernegg, U. (2009). Joint and dual degree programs: New ventures in academic mobility. In R. Bhandari & S. Laughlin (Eds.), Higher education on the move: New developments in global mobility (pp. 65-77). New York: The Institute of International Education. Spinelli, Giancarlo. Measuring the success of internationalisation: the case of joint and double degrees. In Hans de Wit, Measuring success in the internationalisation of higher education. EAIE Occasional Paper 22. 2009, Amsterdam