tekst Niels Hofstra & Jan Heersche
Vanuit het veld #6
Twee jonge landschapsarchitecten, Niels Hofstra en Jan Heersche van bureau Hofstra|Heersche, bezoeken bekende en onbekende landgoederen in Nederland. Zo mogelijk bezoeken ze het landgoed onder begeleiding van de eigenaar of een beheerder. Hun ervaringen beschrijven ze in elke editie van vakblad Groen. Eerder waren ze in Vogelsanghstate, De Wiersse, Huis te Manpad, Eyckenstein en Dordwijk. Met de heer J. van Wulfften Palthe en mevrouw M. van Voërst van Lynden bezochten ze landgoed De Sprengenberg, een ‘textiellandgoed’ in het Sallandse Haarle, bij Hellendoorn.
Landgoed De Sprengenberg in Haarle Landgoed De Sprengenberg is bekend vanwege de Palthetoren. Het is duidelijk waarom: al van ver is de markante, door architect Karel Muller in 1903 gebouwde toren zichtbaar. Een imposante, bijzondere verschijning die uittorent boven het omliggende landschap.
Een onverharde weg over de heide leidt omhoog naar het plateau waarop het landhuis is gebouwd. Dit hooggelegen plateau is onderdeel van de Sallandse Heuvelrug. Bij het huis worden we ontvangen door de heer J. van Wulfften Palthe, een van de nazaten van oprichter A.A.W. van Wulfften Palthe en mevrouw M. van Voërst van
16
vakblad groen
Lynden, aangetrouwd lid van de familie Van Wulfften Palthe. Het huis, tussen 1898 en 1910 gebouwd, wordt niet meer permanent bewoond maar wordt nog wel veelvuldig door familieleden van de oprichter gebruikt als vakantiewoning, getuige de inschrijflijst die in de keuken hangt. Speciaal voor onze komst
is de verwarming in de keuken aangezet. Daar spreken we, aan de keukentafel, over de geschiedenis van het landgoed, dat oorspronkelijk tussen de 700 en 800 hectare groot was. Het begon aan het einde van de 19e eeuw met een achthoekige theekoepel. Hier kon Arnold Albert Willem van Wulfften
Palthe, een van de oprichters van de Palthe-textielfabriek, met zijn jachtvrienden de nacht doorbrengen. Daarnaast diende het als vakantiewoning. Omdat de echtgenote van A.A.W. van Wulfften Palthe, Maria Aurelia Engberts, last had van reuma en baat had bij een droge atmos feer werd de koepel geschikt gemaakt voor permanente
bewoning. Door de hoge ligging op de Sallandse Heuvelrug trok het water op deze plek namelijk snel weg. De achthoekige theekoepel werd door Karel Muller opgenomen in het ontwerp voor het huis en is ook nu nog herkenbaar. Er werden onder andere een toren en een galerij, die de verschillende delen van het huis met
elkaar verbindt, toegevoegd. In het huis was ruimte voor allerlei noviteiten. Zo was er een windmolen voor het opwekken van elektriciteit en een met de hand bediende personenlift in de toren. Van Wulfften Palthe liet een stoomketel plaatsen om het huis te verwarmen. In strenge winters gebruikte de stoominstallatie soms wel 200 ton kolen. jaargang 71 • februari 2015 • nummer 02
17
Het omliggende heideland, aangekocht door Van Wulfften Palthe, werd door de Nederlandse Heidemaatschappij ontgonnen. Daarna werden bossen en lanen aangeplant. Het bos, dat voornamelijk bestond uit grove den, was bedoeld voor de productie van mijnhout. De lanen, waaronder een beukenlaan van 1,5 kilometer lang die nog steeds bestaat, hadden vooral een sierfunctie. Daarvoor werden, net als rondom het huis, diverse exotische soorten als de Amerikaanse eik en de douglas-
spar gebruikt. Er was zelfs een klein pinetum, dat helaas door een storm nagenoeg geheel is weggevaagd. Inmiddels is het grootste deel van het landgoed in beheer bij Natuurmonumenten. Wat hen betreft moeten de exoten langzamerhand verdwijnen ten gunste van inheemse beplanting. Een laan van Amerikaanse eik is al vervangen door inheemse eiken en ook de rododendrons die in het verleden in het bos langs de oprijlaan werden gekweekt, zullen verdwijnen. De
familie ziet het met lede ogen aan: de uitheemse beplanting is voor hen toch onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van het landgoed. We beginnen onze wandeling met een korte rondleiding door het huis. Dit ademt nog de sfeer van vroeger, met diverse opgezette dieren en kachels om de verschillende vertrekken te verwarmen. Bijzonder zijn de elandenkop en het poolkonijn: zij werden ooit als cadeau voor het kerstdiner door familie van
Maria Aurela Engberts opgestuurd vanuit Sint Petersburg. Helaas waren ze bij aankomst al in staat van ontbinding. Toch bleek het nog mogelijk ze (deels) op te zetten. Hoogtepunt is de werkkamer van A.A.W. van Wulfften Palthe, waarin al het originele meubilair nog aanwezig is. Hierin staat ook een door hemzelf gemaakt model van een stoommachine. Naast deze kamer ligt de al even bijzondere biljartkamer, waarin diverse familieportretten hangen.
Van huis naar tuin
Architect Muller werkte veel samen met zijn vriend Leonard Springer. Van zijn hand is dan ook een eerste, zij het
18
vakblad groen
conceptueel ontwerp. Petrus Hermanus (Pieter) Wattez nam het werk van Springer over. Wat meteen opvalt is de markante ‘omlijsting’ van het huis met een taxushaag. De meeste hoekpunten zijn gemarkeerd met conische vormen. In de loop der tijd zijn de vormen en maten, die oorspronkelijk gelijk waren, nogal gaan verschillen. De grondvorm van de haag is door Wattez afgeleid van de vorm van het huis en de kenmerkende achthoekige vorm van het voormalige theehuis. In het verlengde van de toren ligt een as, waarvan de aanzet wordt gemarkeerd door de taxushaag. Aan het einde zien we een poort. Hoewel ooit mis-
schien als toegang bedoeld is hij nooit zo gebruikt. De huidige toegangsweg loopt om de tuin heen om het huis van de zijkant te benaderen. Een groot deel van de tuin is begroeid met rododendrons, meer dan Wattez had bedoeld. Overigens lijkt hij het plan helemaal niet zo gedetailleerd uitgewerkt te hebben. De vorm van de taxushaag, enkele formele tuinelementen als de rozentuin, het ‘rododendarium’, een niet-aangelegd doolhof en een losjes op het eerste ontwerp van Springer gebaseerd padenpatroon zijn in het ontwerp duidelijk zichtbaar. De beplanting is echter met een eenduidige jaargang 71 • februari 2015 • nummer 02
19
handhaven, heeft mevrouw Van Voërst van Lynden in het verleden een ‘vaas’ van cortenstaal laten maken. Hierin groeit een zogenaamde roos, een rambler van de soort weddingday. De metalen vaas zorgt ervoor dat reeën de roos niet opeten. Over de rozentuin hebben we een schitterend overzicht over de heidevelden van de Sallandse Heuvelrug. Het is niet bekend of Wattez oorspronkelijk ook zichtlijnen heeft bedacht, maar in elk geval worden sommige bomen nu bewust opgekroond, zodat de omgeving meer bij de tuin wordt betrokken. Het liefst zou Van Wulfften Palthe enkele bomen kappen, maar dat
arcering weergegeven en ook solitaire bomen missen grotendeels in het ontwerp. Hierdoor is het soms onduidelijk of een boom ergens met opzet geplant is of dat het een toevallige zaailing is. De berken in het gazon zijn in elk geval geen onderdeel van het oorspronkelijke ontwerp. Mevrouw Van Voërst van Lynden, eerder verantwoordelijk voor het onderhoud van de tuin, vond ze echter te mooi om te kappen. ‘Maar al die zaailingen die nu weer tussen de rododendrons opschieten moeten er wel uit hoor’, adviseert ze Van Wulfften Palthe, die haar opvolger in de tuin is. De lederboom (Ptelea trifoliata) is in elk geval geen zaailing. Het is een fors exemplaar van
20
vakblad groen
een soort die maar zelden in tuinen wordt gebruikt. Wellicht is het een erfenis van Leonard Springer, medeoprichter van de Nederlandse Dendrologische Vereniging en lid van de ‘exotencommissie’. Het kan ook zijn dat de bijzondere soort van de hand van Pieter Wattez zelf is. Hij heeft namelijk, net als zijn vader Dirk Wattez, een achtergrond als boomkweker. De lederboom staat aan de rand van de oorspronkelijk middels een carré afgebakende tuin. Soms is dit carré duidelijk gemarkeerd met een bomenrij, vaak is het echter ook vervaagd en overgroeid met rododendrons. Het is zeker nog de bedoeling hier iets aan te doen, aldus Van Wulfften Palthe.
is lastig met zoveel familieleden die mee mogen beslissen. Aan de rand van de rozentuin, tegen de beukenlaan aan, ligt het fundament van de voormalige windmolen. Door Wattez keurig opgenomen in het ontwerp. Oorspronkelijk stond deze molen dichter bij het huis, maar de valwinden van de toren maakten dat de molen soms op hol sloeg. Dan brandden de gloeilampen in huis door. Het fundament is afgewerkt met kleine veldkeien, met een trap van natuursteen kun je erop klimmen. In het bouwwerk was ruimte voor de batterijen. Toen de windmolen er nog stond was
de beukenlaan er nog niet. Op een oude foto lijkt de as aan weerszijden beplant met drie rijen conisch gevormde coniferen. Tegenwoordig begint hier dus een anderhalve kilometer lange beukenlaan.
Assenkruis
Vanuit de beukenlaan stappen we letterlijk de rododendrons in. Dit is het zogenaamde ‘rododendarium’, op de ontwerpkaart te herkennen als een assenkruis met een cirkelvormig middelpunt. Van Wulfften Palthe wijst ons op deze structuur. ‘Hier moet ook echt wat aan gebeuren. Aan de randen zie je de oorspronkelijke
Croquetveld
Langs het huis lopen we over het croquetveld naar de rozentuin. In het croquetveld zien we een flinke verzakking. ‘Dat komt doordat hier vroeger een composthoop lag’, geeft Van Voërst van Lynden aan. Van Wulfften Palthe is al aan het regelen dat de verzakking wordt opgevuld. Tegen het croquetveld aan, maar ongeveer anderhalve meter lager, ligt de rozentuin. Of eigenlijk is het een spirea-tuin geworden, want door de hoge bomen rondom de tuin is het eigenlijk te donker geworden voor rozen. De plantvakken, uitgevoerd met buxushagen, zijn door mevrouw Van Voërst van Lynden uitgevoerd volgens het plan van Wattez. Om de naam rozentuin te kunnen jaargang 71 • februari 2015 • nummer 02
21
is eenvoudigweg geen geld voor. Langs de jachtopzienerswoning gaat het naar de tennisbaan, de Kea Bouman Baan. Vernoemd naar een van de kleindochters van A.A.W. van Wulfften Palthe die als tennisster in 1927 de Open Franse Tenniskampioenschappen (Roland Garros) heeft gewonnen. Wellicht heeft ze het tennissen op De Sprengenberg geleerd.
rododendron-cultivars nog, maar daarachter woekert de wilde soort en overgroeit alles.’ Inderdaad, als je het niet weet lijkt het een gewoon rododendronbos. Pas bij beter kijken zie je dat de rododendrons wel
22
vakblad groen
degelijk in de vorm van een assenkruis zijn geplant. We wandelen verder langs de randen van de tuin. Er staan tamme kastanjes, valse acacia’s en douglassparren. Misschien
aangeplant door Wattez, misschien aangeplant door A.A.W. van Wulfften Palthe of misschien zijn het zaailingen van vroegere exemplaren. Buiten de tuin worden ze door Natuurmonumenten als exoot verwijderd. We lopen langs de plaats waar vroeger de druivenkas stond, nu is het de plaats van de composthoop. Er is geen plan om de kas ooit weer terug te bouwen, daar
Tot slot krijgen we de gelegenheid de tuin te bekijken vanaf de Palthetoren. Deze toren had niet alleen de functie om te imponeren en sterren te bestuderen, hij diende ook als watertoren: met een paard werd water uit de naast het huis gelegen bron (nog steeds in gebruik) in een grote tank op de toren gepompt. Zo werd in het huis waterdruk verkregen. Bovendien diende de toren als brandtoren. Werd er brand gesignaleerd, dan kon er een klok worden geluid. De klok is er nog, speciaal gegoten voor De Sprengenberg. De inscriptie: ‘Ik ben gehangen door A.A.W. van Wulfften Palthe, De Sprengenberg, 1903’. Behalve dat vanaf de toren Raalte, Deventer en zelfs Zwolle te zien zijn, kijken we ook mooi neer op het ontwerp van Wattez. Jaren geleden totaal overwoekerd is het in 2002 gerestaureerd met subsidie van het Roelvinkfonds. Dat was niet altijd eenvoudig met de ietwat summiere ontwerpkaart die de familie in bezit heeft. Soms is de toren bij de het herstel dan ook noodzakelijk om vanaf daar aanwijzingen te geven aan de werklieden op de grond.
Petrus Hermannus (Pieter) Wattez (1871-1953) Pieter Wattez trad met zijn broer Constant Wattez in de voetsporen van zijn vader, de kweker en tuinarchitect Dirk Wattez (1833-1906). De familie had een kwekerij in Bussum, die later door Constant is overgenomen. Vader Dirk Wattez, waar Pieter na de lagere school in de leer kwam, heeft een rijk oeuvre van tuinen en parken, veelal in het oosten van het land. Hier had hij veel werk dankzij de florerende (textiel)industrie. Hij werkte onder andere aan Het Stroot, Stokhorst, Amelink en Wageler: buitenplaatsen van welgestelde industriëlen. Zijn bekendste werk is het eerste vrij toegankelijke park in Nederland: het Volkspark in Enschede uit 1870. Het park is een initiatief van fabrikant Hendrik Jan van Heek om ontspanning te bieden aan de arbeidersbevolking van Enschede. Ook zoon Pieter werkt veel in Twente, waar hij verschillende keren voortborduurt op werk van zijn vader. Na de voltooiing van de tuinbouwschool op Wilhelmshöhe bij Kassel maakte Pieter Wattez reizen naar Afrika, West-Indië en de Verenigde Staten. Op zijn 20e verwierf hij zijn eerste opdracht vlak over de grens in Duitsland, een ontwerp voor het ongedocumenteerde landgoed Wakkengoor in Gronau. In navolging van zijn vader werkte ook Pieter Wattez voor de industriële (en ideologisch gedreven) familie Van Heek. Zo kwam in 1918 op instigatie van Gerrit Jan van Heek het G.J. van Heekpark in Enschede tot stand: een openbaar park met ruimte voor sport en spel. Het ontwerp kenmerkt zich door de monumentale stijl en de heldere opbouw van open en gesloten ruimten. De hoofdstructuur is symmetrisch en opgezet met geometrische vormen: ovalen, assen, en een lanenkruis. De gebouwen en alle functies schikken zich in deze systematiek. De formele
aanleg wordt aangevuld met een organisch stelsel van wandelpaden en vijvers, kleinschaliger en onregelmatiger van vorm. Ongeveer gelijktijdig werkte Wattez samen met de huisarchitect van de Van Heeks, Karel Muller, voor de familie Stork aan een tuindorp voor de werknemers van Storks machinefabriek: Tuindorp Lansink in Hengelo. Een kolonie van woningen in parkachtige sfeer zonder hinder van lawaai of stank. Wattez maakte een gedetailleerd plan dat rekening hield met de landschappelijke ondergrond. Het stratenpatroon voegt zich naar de omgeving en landschapselementen en bomen werden opgenomen in het ontwerp. De openbare ruimte kent lanen van inheemse boomsoorten, grasbermen, voortuinen en een arboretum van bijzondere, vaak uitheemse soorten. De tuinen zijn aangelegd naar ontwerp van L.A. Springer. Pieter Wattez’ werk kenmerkt zich over het algemeen door een strakke indeling en de monumentale stijl. De formele elementen zijn vaak structuurbepalend en het huis is bijna altijd onderdeel van de belangrijkste as. Alleen voor landgoed Staverden maakt hij een uitzondering: hier past hij een gemengde stijl toe met rechtlijnige deeltuinen. Meer dan zijn vader ontwierp hij visuele relaties met de omgeving. Hij articuleerde de formele vormgeving door veelvuldig gebruik te maken van symmetrie, aanwezige hoogteverschillen, terrassen, keermuren en trappen. De beplanting van formele elementen wordt vaak uitgevoerd met Taxus, rododendron, parterres en vormsnoei. Hij detailleerde zijn ontwerpen zorgvuldig en maakte graag gebruik van natuursteen en uitheems plantmateriaal.
jaargang 71 • februari 2015 • nummer 02
23
Familieonderhoud
Inmiddels begint het donker te worden, binnen is er thee met krentenwegge. We praten nog wat na over De Sprengenberg, maar ook over andere landgoederen waar met name mevrouw Van Voërst van Lynden bij betrokken was. Van Wulfften Palthe zou het liefst de omgeving weer wat meer betrekken bij het landhuis. De zichtbaarheid van de imposante toren ook aan de noordoostkant vergroten bijvoorbeeld. En rondom het huis, op het terrein dat nu van Natuurmonumen-
ten is, hebben meerdere follies gestaan. Maar het is de vraag of Natuurmonumenten daar ook aan mee wil werken. Het is in elk geval een mooi idee. Huis en tuin zijn privébezit en niet te bezichtigen, alleen nazaten van A.A.W. van Wulfften Palthe mogen er gebruik van maken. In de omgeving, op de Sallandse Heuvelrug is het echter schitterend wandelen. Af en toe zal het oog daarbij op de markante, witte Palthetoren vallen.
tekst Noortje Krikhaar Dijken van Nederland is het complete overzicht van Nederlands belang rijkste uitvinding: de dijken. Want wat zou Nederland zijn zonder dijken? Eén ding is zeker: het had in zijn huidige vorm niet bestaan. Al meer dan tweeduizend jaar houden de dijken het land droog. Wat eens begon met terpen en duikers, is nu een netwerk van meer dan 22.500 kilometer dijken, dammen en dijk relicten. Dijken zijn de dragers van ons landschap. Nederlanders leven met dijken: ze wonen in dijkhuisjes aan de Waalbandijk, fietsen in het weekend over de slingerende Westfriese Omringdijk of bezoeken het Vlietermonument op de Afsluitdijk.
Verplichte kost voor iedereen: een lust voor oog, hoofd en hart — Henk Ovink Principal Rebuild by Design, Senior Advisor Secretary Donovan, Hurricane Sandy Rebuilding Task Force, US Department of Housing and Urban Development
Bodemdaling en klimaatverandering hebben grote invloed op de Nederlandse delta en het dijken stelsel. Het aanleggen, versterken en onderhouden van dijken is daarom nooit klaar. Dijken van Nederland biedt het actuele dijkenoverzicht én een blik op de toekomst. Aan de hand van de eerste dijkenkaart van Nederland worden de dijken in al hun diversiteit getypeerd, geduid en gecategoriseerd. Van stuifdijk tot schaardijk, van zeedijk tot water liniedijk, en van dromer tot waker – alle dijktypen komen samen in een unieke, systematische stamboom. Uit een selectie van de honderd meest opmerkelijke dijken van ons land worden er veertig uitgebreid geportretteerd. Daarnaast bevat dit boek vele dijkverhalen. Met bijdragen van Eric Luiten, Tracy Metz, Steffen Nijhuis, Hans Renes, Henk Ovink en een voorwoord van minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu. nai0ı0 uitgevers www.nai010.com ISBN 978-94-6208-150-5
9 789462 081505
Dijken van Nederland
Nu is het voornamelijk zaak om huis en tuin te onderhouden. En op sommige vlakken kan de tuin zelfs nog verder worden ontwikkeld. Daarvoor worden er elk jaar door de familie twee werkweekenden georganiseerd. Tijdens deze weekenden zetten vele familieleden zich in voor dit noodzakelijke onderhoud. Een enkele keer wordt er bovendien gebruikgemaakt van scholen om projecten uit te voeren.
nai 0ı0
Dijken van Neder– land LOLA Landscape Architects
Dijken van Nederland Auteurs: Eric-Jan Pleijster, Cees van der Veeken (LOLA landscape architects) Prijs: € 49,50 ISBN: 978-94-6208-150-5 Meer info: http://dijkenvannederland.nl
nai0ı0 uitgevers
Dijken van Nederland Het boek ‘Dijken van Nederland’ is hét complete overzicht van Nederlands belangrijkste uitvinding: de dijken. Het bevat de eerste volledige dijkenkaart van Nederland en biedt inzicht in de enorme diversiteit van dijken door een uitgebreide dijkenstamboom. Van stuifdijk tot schaardijk, van zeedijk tot waterliniedijk en van dromer tot waker: alle dijktypen komen voor het eerst samen in een unieke, systematische stamboom.
Ongeveer 9,4 miljoen mensen wonen in Nederland achter de dijken. We zijn daar nooit honderd procent veilig; bij hoogwater kunnen we met een grote overstroming te maken krijgen. Bodemdaling en klimaatverandering hebben grote invloed op de Nederlandse delta en het dijkenstelsel. In 2014 werd daarom het nieuwe Deltaplan gepresenteerd: in 2050 moet Nederland klimaatbestendig zijn door onder andere de dijken klimaatadaptief te maken. Het aanleggen, versterken en onderhouden van dijken is dus nooit klaar. ‘Dijken van Nederland’ biedt het actuele dijkenoverzicht én een blik op de toekomst. Met 43 verschillende dijktypen in 9 verschillende dijksystemen heeft Nederland het meest uitgebreide en
24
vakblad groen
diverse dijkenstelsel ter wereld. Uit een selectie van de honderd meest opmerkelijke dijken van ons land zijn er veertig uitgebreid geportretteerd in woord en beeld. De auteurs laten de technische, culturele en historische kanten van de dijken zien en blikken vooruit op de toekomst: dijken niet alleen als waterkering, maar als de parken van de 21e eeuw. De publicatie bevat bijdragen van Tracy Metz (John Adams Institute, NRC Handelsblad), Eric Luiten (Rijksadviseur Landschap en Water), Steffen Nijhuis (TU Delft), Hans Renes (Universiteit Utrecht) en Henk Ovink (Hurricane Sandy Rebuilding Taskforce), alsmede een voorwoord door minister Melanie Schultz van Haegen. jaargang 71 • februari 2015 • nummer 02
25