Natuurtoets landgoed De Kopermolen in Wenum Wiesel Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Zelhem, juni 2009 Rapportnummer 0949 Projectnummer 1182
Opdrachtgever
fam. van Leeuwen | Kopermolenweg 15 7345 CP Wenum Wiesel
Opdrachtnemer
Stichting Staring Advies | Dr. Grashuisstraat 8, 7021 CL Zelhem | T 0314 641910 | F 0314 641909
[email protected] | www.staringadvies.nl | Auteur: D.J. Stronks
Inhoudsopgave
1
Inleiding en doel
3
2
Beschrijving van het gebied en de geplande werkzaamheden
4
3
Het ecologisch onderzoek
8
3
Het ecologisch onderzoek
8
4
Toetsing aan de Flora- en faunawet
13
5
Wettelijke consequenties Flora- en faunawet
15
6
Conclusie
16
7
Aanbevelingen
17
Bijlagen
19
1
Inleiding en doel
Op een deel van het landgoed De Kopermolen rust nu een recreatieve bestemming, waarbij een kampeerterrein en een oefengolfterrein tot de mogelijkheden behoren. De familie van Leeuwen wil deze bestemming graag laten vervallen, in ruil voor de mogelijkheid om op het terrein een extra woning te bouwen. Voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling verlangt de huidige wetgeving een gedegen onderzoek naar flora en fauna in verband met de zorgplicht die de Flora- en faunawet een plannenmaker oplegt. Het plan is om een nu niet bebouwde locatie te bebouwen. Aan Stichting Staring Advies is gevraagd om een quickscan natuuronderzoek uit te voeren. Dit is een vorm van verkennend natuuronderzoek dat op korte termijn en in een kort tijdsbestek kan worden uitgevoerd. Het heeft als voordeel dat bijvoorbeeld planologische procedures niet onnodig worden vertraagd. Het doel van de quickscan is om snel te inventariseren of door de geplande werkzaamheden schade kan ontstaan aan populaties van beschermde soorten flora en/of fauna, en hoe eventuele schade beperkt of gecompenseerd kan worden. Tijdens de uitvoering van het verkennende natuuronderzoek is het voorkomen van beschermde soorten planten en dieren op de locatie nagegaan. Daarnaast is onderzocht op welke wijze de plannen voor de locatie in overeenstemming gebracht kunnen worden met hetgeen bepaald is in de Flora- en faunawet. Dit rapport is opgesteld conform het voorschrift zoals opgenomen in het aanvraagformulier “Aanvraag ontheffing, ingevolge artikel 75, vierde lid, onderdeel C, Flora- en faunawet (Ontheffing voor ruimtelijke ingrepen)”.
Stichting STARING ADVIES
|
3
2 Beschrijving van het gebied en de geplande werkzaamheden Gegevens plangebied Adres: Plaats: Gemeente: Provincie:
Kopermolenweg 15 Wenum Wiesel Apeldoorn Gelderland
Het plangebied ligt ongeveer twee kilometer ten noorden van Apeldoorn in Wenum Wiesel (zie figuren 1 en 2). Het is een onderdeel van de “Rotterdamse Kopermolen”, een voormalig familiebuiten van familie de Jongh. Op dit buiten stond een watermolen waar koper tot platen werd geslagen. De Wenumsche Beek zorgde voor de waterkracht. Het onderzoeksgebied beslaat het grootste deel van het landgoed. Het deel van het landgoed rond de woning van de familie van Leeuwen en westelijke uitlopers van het landgoed met de bovenlopen van de Wenumse Beek, de Meibeek en de Wiesselse Beek, vallen erbuiten (zie figuren 1 en 2). In het zuiden van het onderzoeksgebied stroomt de Wenumsche Beek, een sprengenbeek die vanaf de Veluwe in oostelijke richting stroomt. Rond het onderzoeksgebied bevindt zich een kleinschalig cultuurlandschap tot aan de bossen van het Veluwemassief op circa anderhalve kilometer afstand. Naar het zuiden langs de Zwolseweg is tot aan Apeldoorn een dichte lintbebouwing aanwezig. Naar het noorden wordt deze lintbebouwing minder dicht. Ten oosten van de planlocatie ligt de bebouwde kom van Wenum. Het plangebied betreft een perceel grasland dat aan de west-, noord- en oostzijde omzoomd is door bos. Langs de zuidgrens van het plangebied staan een aantal fruitbomen op de overgang naar halfopen delen van het landgoed.
Geplande werkzaamheden Het plan is om op in het plangebied een woning met een bijgebouw te bouwen, e.e.a. conform het inrichtingsplan dat is opgesteld in april 2009 door Bert Kämink Tuin- en Landschapsinrichting en is ingediend bij de Gemeente Apeldoorn op 16 april 2009.
Stichting STARING ADVIES
|
4
Figuur 1. Topografische ligging van het plangebied, het onderzoeksgebied en het landgoed.
Locatie plangebied Onderzoeksgebied Grens landgoed
Stichting STARING ADVIES
|
5
Figuur 2. Luchtfoto met begrenzing van het plangebied en het onderzoeksgebied.
Grens plangebied Grens onderzoeksgebied
Stichting STARING ADVIES
|
6
Beschermde status plangebied Het plangebied heeft geen beschermde status in het kader van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of de Natuurbeschermingswet en maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (zie figuur 3). Gezien de aard van de werkzaamheden zijn nadelige effecten voor de Ecologische Hoofdstructuur voor, tijdens en na de inrichting van het plangebied niet te verwachten.
Figuur 3. Ligging planlocatie t.a.v. habitatrichtlijngebieden, vogelrichtlijngebieden en de EHS (ecologische hoofdstructuur).
Legenda Habitatrichtlijngebieden
Vogelrichtlijngebieden
EHS (streekplan) EHS natuur EHS verweving EHS verbindingszone
Beschermde natuurmonumenten
Stichting STARING ADVIES
|
7
3
Het ecologisch onderzoek
3.1
Methode
Het verzamelen van gegevens heeft op twee manieren plaatsgevonden: via literatuuronderzoek en er is gericht veldonderzoek uitgevoerd.
Literatuuronderzoek Het literatuuronderzoek omvat twee onderdelen: 1) het beschrijven van relevante onderdelen/passages uit de wet en eventuele jurisprudentie. 2) het verzamelen van bestaande verspreidingsinformatie van beschermde soorten. Voor dit laatste onderdeel is de databank van Stichting Staring Advies geraadpleegd op het voorkomen van beschermde soorten. De basis hiervoor wordt gevormd door een in eigen beheer ontwikkelde regionale database (KISAL, Kennis en Informatie Systeem voor Achterhoek en Liemers) gevuld met waarnemingen van individuele flora- en faunasoorten. Deze waarnemingen zijn verzameld door diverse vrijwilligers en werkgroepen uit de regio. Daarnaast zijn eigen waarnemingen uit diverse onderzoekingen in de databank opgenomen. Dit betreft unieke waarnemingen die vaak niet in andere databanken (zoals het Natuurloket) aanwezig zijn. Bovendien zijn ze vastgelegd op detailniveau, zodat ze direct relevant zijn voor wettelijke procedures. Het Natuurloket is eveneens geraadpleegd.
Veldonderzoek Het plangebied is door één onderzoeker onderzocht om de aanwezige biotopen te kunnen beschrijven, om een inschatting te kunnen maken van de mogelijk aanwezige beschermde soorten en incidentele waarnemingen te kunnen doen van beschermde flora en fauna (voor zover waarneembaar in deze periode van het jaar). Onderzoeker: D.J. Stronks bezoekronde
datum
1
1-05-09
tijd
Weersomstandigheden
10:00 - 14:00 zon, ca.22 ºC, onbewolkt, wind 2 Bf
Stichting STARING ADVIES
|
8
3.2
Resultaten
Deze paragraaf bespreekt de resultaten van het bronnenonderzoek en de quickscan naar flora en fauna.
3.2.1 Bronnenonderzoek KISAL Met het bronnenonderzoek en met behulp van de waarnemingendatabank KISAL van Stichting Staring Advies, zijn geen waarnemingen van beschermde soorten in of in de directe omgeving van het plangebied vastgesteld.
Natuurloket Het Natuurloket (zie bijlage 1) geeft melding van 3 licht beschermde plantensoorten, 2 streng beschermde zoogdieren voor, één soort broedvogel die opgenomen is in bijlage 2 en/of 4 van de EU Habitatrichtlijn en één soort reptiel met een strenge bescherming (vermoedelijk ringslang) in kilometerhok 193-474. Het kilometerhok is voor de meeste soortgroepen niet of niet goed onderzocht. De soortgroepen vaatplanten en zoogdieren zijn goed onderzocht.
Stichting STARING ADVIES
|
9
3.2.2 Veldonderzoek
De locaties van een aantal waarnemingen die tijdens het veldwerk zijn verricht zijn opgenomen in figuur 4.
Flora Tijdens het veldbezoek zijn uitsluitend enkele algemene soorten aangetroffen. Er zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen en ook niet te verwachten. Het plangebied bestaat uit vrij extensief beheerd grasland.
Broedvogels Een volledige broedvogelkartering heeft niet plaatsgevonden. Tijdens de quickscan zijn in het plangebied de volgende vogelsoorten waargenomen: zwartkop, boomkruiper, tjiftjaf, vink, pimpelmees, koolmees, wilde eend, bonte vliegenvanger, roodborst, tuinfluiter, winterkoning, heggemus, merel, grauwe gans, vlaamse gaai, meerkoet, houtduif, grasmus, havik, buizerd, aalscholver, goudhaantje, zanglijster en boomklever. Met uitzondering van de aalscholver zullen de meeste waargenomen soorten in het onderzoeksgebied tot broeden komen. Het aantal soorten dat in het plangebied tot broeden komt is vrijwel zeker groter. Voor een compleet overzicht van de broedvogelbevolking zijn circa 8 inventarisatiebezoeken verspreid over het voorjaar noodzakelijk. Tijdens het veldbezoek zijn geen nesten of sporen van nesten van soorten met vaste verblijfplaatsen (kerkuil, steenuil, huiszwaluw, boerenzwaluw) aangetroffen.
Zoogdieren Tijdens de quickscan zijn geen zoogdieren waargenomen in het plangebied. Wel zijn sporen van dassen gevonden. In het naaldbos direct ten westen van het plangebied is een bewoonde dassenburcht aanwezig. Het plangebied is een geschikt leefgebied voor allerlei algemene soorten als egel, konijn, haas, mol en algemene muizen en spitsmuizen. Het aannemelijk dat het onderzoeksgebied deel uitmaakt van het leefgebied van minder algemene soorten als eekhoorn, ree, steenmarter, boommarter, bunzing, hermelijn en wezel. Vaste verblijfplaatsen van andere marters dan de das zijn niet aangetroffen.
Vleermuizen Tijdens het veldbezoek zijn geen (verblijfplaatsen van) vleermuizen waargenomen. Door de aanwezigheid van veel oude bomen is het wel aannemelijk dat deze hier voorkomen. Het onderzoeksgebied is zeer geschikt als jachtgebied voor verschillende vrij algemene soorten zoals de gewone dwergvleermuis, de laatvlieger en de rosse vleermuis. Door de ruime aanwezigheid van water, omzoomd door bos is het ook een zeer geschikt leefgebied voor de watervleermuis. Het landgoed vormt met haar netwerk van opgaande landschapselementen en bossen een onderdeel van een groter netwerk, de ecologische hoofdstructuur. Het is aannemelijk dat dit netwerk gebruikt wordt als een netwerk van vliegroutes van vleermuizen die deze vliegroutes gebruiken om van dagverblijfplaats te vliegen naar de foerageergebieden en omgekeerd. Stichting STARING ADVIES
|
10
Figuur 4. Waarnemingen van enkele soortgroepen op 1-5-2009.
Kleine watersalamander
Dassenburcht
Gewone pad
Karper
Groene kikker sp.
Goudkarper
Poelkikker Bastaardkikker
Vrij recent aangelegde poelen
Bruine kikker Ringslang Roodwangschildpad
Stichting STARING ADVIES
|
11
Amfibieën Tijdens het veldbezoek zijn 5 algemene soorten amfibieën aangetroffen: kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker, poelkikker en bastaardkikker (zie figuur 3). Er is gericht gezocht naar de kamsalamander aan de hand van het voorkomen van eitjes en met behulp van een schepnet. Deze schaarse soort van de Rode Lijst is echter niet gevonden. In het onderzoeksgebied komen twee potentiële voortplantingslocaties van deze soort voor: De meest westelijk gelegen nieuwe poel en de poel die circa 100 meter ten zuidwesten van de planlocatie ligt. In deze laatste poel zijn vissen ondergebracht tijdens het opschonen van de vijvers, hetgeen vrij recent heeft plaatsgevonden. Vissen werden in de poel niet meer aangetroffen. Kamsalamanders komen vrijwel nooit samen met vissen voor. Kolonisatie door kamsalamanders heeft in de meest westelijke nieuwe poel nog niet plaatsgevonden, maar kan binnen enkele jaren verwacht worden indien de soort in de directe omgeving nog voorkomt. Direct oostelijk daarvan ligt nog een poel die gelijktijdig is aangelegd. Deze poel is echter aanzienlijk dieper en is inmiddels ook al bevolkt door vissen en daarmee niet geschikt als voortplantingswater voor de kamsalamander.
Reptielen Tijdens het veldbezoek zijn twee soorten reptielen aangetroffen: ringslang en roodwangschildpad. De roodwangschildpad is een exoot die vaak als huisdier wordt gehouden maar vaak in de vrije natuur wordt uitgezet als deze te groot wordt. Van de ringslang werden twee exemplaren op twee verschillende locaties gezien. Zie ook figuur 3. In het verleden is hier ook de hazelworm waargenomen. Deze pootloze hagedis leeft zeer verborgen en is moeilijk te inventariseren. Het is waarschijnlijk dat op het landgoed ook nu nog hazelwormen voorkomen.
Vissen In de vijvers werden een volwassen karper en een volwassen goudkarper gezien. Voor de exacte locaties: zie figuur 3. In de nieuwe, diepere poel werden scholen met jonge visjes van een onbekende soort gezien.
Ongewervelden Tijdens het veldbezoek zijn de volgende algemene soorten dagvlinders gezien: oranjetipje, bont zandoogje, klein geaderd witje, landkaartje en boomblauwtje. Van de libellen zijn de volgende algemene tot vrij algemene soorten waargenomen: vuurjuffer, smaragdlibel, platbuik en lantaarntje. Beschermde ongewervelden (dagvlinders/libellen etc.) zijn hier niet aangetroffen en ook niet te verwachten. Geschikt leefgebied ontbreekt voor de beschermde soorten van deze ecologische groep.
Stichting STARING ADVIES
|
12
4
Toetsing aan de Flora- en faunawet
De effecten op de flora en fauna zijn ingeschat aan de hand van de geplande werkzaamheden. Sinds 1 maart 2005 is een nieuwe AMvB van kracht waarin de vrijstellingen worden geregeld met betrekking tot artikel 75 van de Flora- en Faunawet. Deze AMvB bestaat uit 3 tabellen waarbij tabel 1 soorten de lichtste bescherming en tabel 3 de zwaarste bescherming genieten (zie bijlage 5). Voor tabel 1 soorten betekent dit dat voor ruimtelijke ontwikkelingen als dit inrichtingsplan geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd.
Flora In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen en ook niet te verwachten. De gegevens van Natuurloket en KISAL bevestigen dit.
Broedvogels Alle waargenomen en te verwachten vogelsoorten zijn beschermd krachtens de Floraen faunawet en de Vogelrichtlijn. Ontheffing voor deze diergroep is niet mogelijk. Dit betekent dat het verstoren, verontrusten, doden en anderszins nadelig beïnvloeden van deze soortgroep niet is toegestaan. Voor vogels geldt dat deze tijdens de broedperiode het meest gevoelig zijn voor verstoring. De rest van het jaar zijn zij flexibeler en is de kans op nadelige effecten door de werkzaamheden voor de individuen aanzienlijk minder. Hierdoor is het raadzaam met de werkzaamheden te starten buiten het broedseizoen. Als de werkzaamheden in volle gang zijn bij aanvang van het broedseizoen, is het verstoringeffect op (broed)vogels minimaal. Het broedseizoen ligt, afhankelijk van de weeromstandigheden en aanwezige soorten, ruwweg tussen 15 maart en 15 juli. Broedgevallen buiten deze periode zijn ook beschermd.
Zoogdieren Soorten die verwacht kunnen worden staan, met uitzondering van de eekhoorn, steenmarter, boommarter en das, allemaal vermeld in tabel 1 van de AMvB en zijn daarmee licht beschermd. Bij ruimtelijke ingrepen geldt voor deze soorten automatisch de vrijstellingsregeling. Het voorkomen van de strenger beschermde eekhoorn en steenmarter (tabel 2 AMvB) en strengbeschermde soorten als das en boommarter (tabel 3 AMvB) is alleen ontheffingsplichtig wanneer er vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn. Hiervan is binnen het plangebied geen sprake. Wel is in het naaldbos ten westen van de planlocatie een dassenburcht vastgesteld. Dassen zijn erg honkvaste dieren en zullen van de realisatie van de nieuwe woning weinig hinder ondervinden als verstoring van de burchtlocatie achterwege blijft. Het foerageergebied zal door de realisatie van de nieuwe woning en de bijbehorende tuin mogelijk kleiner worden, maar in kwaliteit niet significant wijzigen. De geringe aantasting van het leefgebied van de das door het bouwen van de woning wordt ruimschoots gecompenseerd door het inmiddels ingestelde natuurlijke beheer van de weilanden ten zuiden van de beek middels een overeenkomst in het kader van de SAN (Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer). De natuurwaarden van deze weilanden zullen de komende jaren naar verwachting Stichting STARING ADVIES
|
13
toenemen waardoor de kwaliteit van het leefgebied van de das ook toe zal nemen. Hierdoor is het aanvragen van een ontheffing in het kader van de flora- en faunawet niet noodzakelijk.
Vleermuizen Alle soorten vleermuizen staan vermeld in tabel 3 en de Habitatrichtlijn. Dit betekent dat alle vleermuissoorten streng beschermd zijn. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn op de planlocatie niet aanwezig. Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De geplande ingreep heeft geen negatief effect op vleermuissoorten indien de buitenverlichting van het nieuwe erf beperkt blijft en alleen gericht is op de plekken waar het nodig is, zoals paden en deuren en niet gericht naar de bosrand. Als met de aard van de buitenverlichting rekening gehouden wordt met vleermuizen dan kan de bouw van de woning en aanleg van een omringende tuin een positieve bijdrage leveren aan het leefgebied van een aantal soorten vleermuizen.
Reptielen Er is in het onderzoeksgebied één beschermde soort aangetroffen: de ringslang. Het plangebied is voor deze soort waarschijnlijk niet van belang omdat het plangebied bestaat uit vrij uniform grasland. Ringslangen houden zich juist graag op in rijkgestructureerde overgangen in het landschap.
Amfibieën Tijdens het veldwerk zijn 5 soorten amfibieën aangetroffen. Deze soorten staan allemaal vermeld in tabel 1 van de AMvB en zijn daarmee licht beschermd. Bij ruimtelijke ingrepen geldt voor deze soorten automatisch de vrijstellingsregeling.
Overige diersoorten Beschermde ongewervelden (dagvlinders/libellen etc.) zijn hier niet aangetroffen en ook niet te verwachten. Geschikt leefgebied ontbreekt voor de beschermde soorten van deze ecologische groep.
Stichting STARING ADVIES
|
14
5
Wettelijke consequenties Flora- en faunawet
Flora Geen ontheffing noodzakelijk. Broedvogels Voor broedvogels wordt geen ontheffing verleend. Start de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 mrt – 15 juli). Zoogdieren Geen ontheffing noodzakelijk. Vleermuizen Geen ontheffing noodzakelijk. Amfibieën, reptielen en vissen Geen ontheffing noodzakelijk. Overige diersoorten Geen ontheffing noodzakelijk.
Stichting STARING ADVIES
|
15
6 Conclusie Aan de hand van de resultaten van de quickscan natuurtoets op de locatie landgoed De Kopermolen in Wenum Wiesel trekken we de volgende conclusies:
Aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk. Vergeleken met de recreatieve bestemming van het plangebied is de geplande functiewijziging meer in overeenstemming met natuur en landschap en beter passend in de Ecologische Hoofdstructuur.
Stichting STARING ADVIES
|
16
7
Aanbevelingen
Verlichting Het verdient aanbeveling het toepassen rond de nieuwe woning de verlichting zodanig toe te passen dat vleermuizen en andere nachtactieve dieren hier zo weinig mogelijk hinder van ondervinden. Mogelijkheden om dergelijke hinder te beperken en tevens energie te sparen zijn: • Het aantal lichtpunten zoveel mogelijk beperken. Overigens kan een hoog aantal lichtpunten met elk een geringe lichtafgifte minder hinder voor nachtactieve dieren opleveren en bovendien ook voor de bewoners prettiger zijn. • Het licht van de lichtpunten naar beneden richten zodat strooilicht naar boven voorkomen wordt en strooilicht naar opzij zoveel mogelijk voorkomen wordt. • Werken met bewegingsmelders zodat de verlichting alleen aangaat als het nodig is. Graslanden Voor de meeste graslanden op het landgoed zijn beheerpakketten afgesloten in het kader van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer. Hierdoor zullen de graslanden op den duur minder voedselrijk van karakter en bloemrijker worden. Aanbevolen wordt om hiermee door te gaan. Het verdiend de voorkeur om op de grens naar andere biotopen een minder intensief maaibeheer in te stellen. In deze randen volstaat eens per 2 of 3 jaar gefaseerd maaien. Hierdoor zal de kwaliteit van het gebied voor de fauna aanzienlijk toenemen. Bos Het bestaande naaldbos omvormen in loofbos door het aanplanten van zomereik, ruwe berk, vuilboom en lijsterbes op plekken waar de naaldbomen geveld zijn. Dit moet in kleine stapjes gebeuren in verband met de aanwezige dassenburcht. Bosranden Veel flora en fauna is aan te treffen in de bosmantel, de geleidelijke overgang van open ruimte via een kruidenrijke zoom en een begroeiing van struiken of hakhout naar bos. Bosmantels kunnen ontwikkeld worden door bosranden als hakhout te beheren of door langs de bosrand struiken aan te planten. Daarlangs kan een kruidenrijke zoom ontwikkelde worden door in deze strook eens per 2 of 3 jaar gefaseerd te maaien. Door op het landgoed de ontwikkeling van bosmantels te stimuleren zal de waarde van het gebied voor vooral de fauna flink toe kunnen nemen.
Stichting STARING ADVIES
|
17
Broeihopen Op het landgoed komen ringslangen voor. Ringslangen leggen de eieren in dood organisch materiaal waar door rotting warmte vrijkomt. Door het aanleggen van “broeihopen” kan het voortplantingsucces van de ringslang verbeterd worden. Deze broeihopen kunnen bestaan uit een mengsel van materiaal dat bij het onderhoud van het landgoed vrijkomt: bladafval, gras en takken. Broeihopen kunnen het best in de halfschaduw worden aangelegd. Op de website van de stichting RAVON is aanvullende informatie te vinden over de ringslang en over broeihopen. Poelen Voor de kamsalamander is het belangrijk dat op het landgoed enkele wateren beschikbaar zijn die voor deze soort een voortplantingswater kunnen vormen. Deze wateren moeten voldoen aan de volgende eisen: • Vissen ontbreken. • De oppervlakte varieert van circa 100 m2 tot circa 5000 m2. • Het water is zonnig gelegen of moet minstens een deel van de dag door de zon worden beschenen. • Belangrijk is dat het niet gekoppeld is aan oppervlaktewater zoals een sloot of greppel om instroom van voedselrijk water en een snelle verlanding te voorkomen. • Het water is in de zomer nog voldoende diep (0,5 tot 1 m.) voor de ontwikkeling van de larven. Op dit moment voldoen 2 wateren op het landgoed aan deze voorwaarden: de meest westelijke nieuwe poel en de poel die op korte afstand ten zuidwesten van de planlocatie ligt. Met betrekking tot het beheer is het van belang dat deze poelen niet te veel in de schaduw komen te liggen. Dat betekent dat de opslag van de bomen aan de zuidzijde regelmatig moet worden afgezet. De langwerpige laagte in het oostelijke deel van het landgoed kan mogelijk zodanig aangepast worden dat deze ook aan de eisen van de kamsalamander voldoet.
Stichting STARING ADVIES
|
18
Bijlagen
Bijlage 1. Gegevens Natuurloket Bijlage 2. Impressie plangebied en onderzoeksgebied Bijlage 3. Flora- en faunawet
Stichting STARING ADVIES
|
19
Bijlage 1.Gegevens Natuurloket
Stichting STARING ADVIES
|
20
Bijlage 2. Impressie plangebied en onderzoeksgebied
Stichting STARING ADVIES
|
21
Stichting STARING ADVIES
|
22
Stichting STARING ADVIES
|
23
Bijlage 3. Flora- en faunawet
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Deze wet beschermt planten en dieren tegen negatieve invloeden en bevat hiervoor diverse concrete verbodsbepalingen: beschermde inheemse dieren mogen niet verstoord, gevangen of gedood worden; beschermde inheemse plantensoorten mogen niet vernield, beschadigd of ontworteld worden; nesten, rustplaatsen en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten mogen niet verstoord of vernield worden. De Flora- en faunawet kent drie verschillende beschermingsregimes. Hiertoe zijn de beschermde planten en dieren onderverdeeld in drie categorieën (zie tabel 1), elke categorie kent een eigen beoordelingstoets voor ontheffingverlening. Beschermde flora en fauna Algemene soorten (tabel 1 ff-wet) Overige soorten (tabel 2 ff-wet) Streng beschermde soorten (tabel 3 ff-wet)
Zonder gedragscode Algemene vrijstelling "Lichte" toets "Uitgebreide" toets
Met gedragscode Algemene vrijstelling Vrijstelling "Uitgebreide" toets
Tabel 1. Beschermingsregimes Flora- en faunawet.
In de tabel wordt melding gemaakt van de gedragscode. In een gedragscode is opgenomen hoe werkzaamheden worden uitgevoerd zodanig dat schade aan beschermde soorten wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt. Wanneer bij uitvoering van de werkzaamheden gehandeld wordt volgens de gedragscode, en dit ook aangetoond kan worden, geldt een vrijstelling of lichtere toetsing (zie tabel 1). De gedragscode moet wel door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit goedgekeurd zijn, alvorens deze een wettelijke status heeft. In het plangebied is geen gedragscode van toepassing. Algemene vrijstelling (tabel 1) Veel soorten die in de Flora- en faunawet zijn opgenomen, komen in Nederland algemeen voor. Voor verstoring van deze soorten bij uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig onderhoud, beheer of gebruik, of bij ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, geldt een algemene vrijstelling en is dus geen ontheffing nodig. “Lichte” toets (tabel2) Wanneer soorten uit de tweede categorie negatief beïnvloed worden en niet gehandeld wordt volgens een gedragscode, geldt bij de ontheffingsaanvraag de “lichte” toets. Hierbij moet aangetoond worden dat de werkzaamheden er niet toe mogen leiden dat het voortbestaan van de soorten in gevaar wordt gebracht. Stichting STARING ADVIES
|
24
“Uitgebreide” toets (tabel 3, soorten van de Habitatrichtlijn) Ontheffingsaanvragen voor streng beschermde soorten worden volgens een uitgebreide toetsing beoordeeld. Niet alleen moet worden aangetoond dat de werkzaamheden het voortbestaan van de soort niet in gevaar brengen, tevens moet worden aangetoond dat er geen bevredigend alternatief voor de activiteit is en deze dwingende redenen van groot openbaar belang (met inbegrip van redenen van sociale of economische aard) dan wel het milieu dient. Werkzaamheden die niet vallen onder de noemer natuurbeheer moeten bovendien zodanig worden uitgevoerd dat er sprake is van zorgvuldig handelen. Dit houdt in dat er geen “wezenlijke invloed” op beschermde soorten is en dat schade aan de soorten zoveel mogelijk wordt voorkomen, bijvoorbeeld door het nemen van mitigerende en/of compenserende maatregelen. Zorgplicht (art 2 Flora- en faunawet) Naast bovenstaande verplichtingen voor beschermde soorten geldt bovendien voor alle soorten, plant en dier, de zogenaamde zorgplicht. In de zorgplicht is opgenomen dat alle planten en dieren een intrinsieke waarde hebben en onvervangbaar zijn. De zorgplicht is een fatsoenseis en houdt in dat bij menselijk handelen voldoende zorg in acht genomen wordt om in het wild levende planten en dieren zoveel mogelijk te beschermen.
Stichting STARING ADVIES
|
25