Kwaliteitsproject Long-poli
Katrien Pouls Lunet zorg, locatie Eckartdal Voorjaar 2010
Kwaliteitsproject Katrien Pouls voorjaar 2010
Inhoudsopgave Hoofdstuk
Bladzijde
1. Aanleiding 2. Onderbouwing 3. Doelstellingen long-poli 4. Stappenplan eerste evaluatie longproblemen 5. Eerste evaluatie longproblemen 6. Stappenplan follow-up 7. Follow-up 8. Evaluatie long-poli 9. Beloop van de longpoli 10. Borging van de longpoli 11. Toekomst van de longpoli 12. Literatuur Bijlage 1: Vragenlijst “risico inventarisatie longproblemen 1.” Bijlage 2: Vragenlijst “risico inventarisatie longproblemen 2.” Bijlage 3: Werkinstructie persoonlijk begeleiders vragenlijst “risico inventarisatielongproblemen.” Bijlage 4: Stroomdiagram risico inventarisatie longproblemen Bijlage 5: Vragenlijst longproblemen Bijlage 6: Eerste evaluatie longproblematiek medisch verpleegkundige Bijlage 7: Eerste evaluatie longproblematiek arts Bijlage 8: Behandelplan Bijlage 9: Vragenlijst follow-up long-poli Bijlage 10: Follow-up medisch verpleegkundige Bijlage 11: Follow-up arts Bijlage 12: Follow-up lijst parameters Bijlage 13: Protocol 6-minuten wandeltest
2
3 5 8 9 11 13 14 16 17 19 20 22
1. Aanleiding Een van de opleidingseisen voor de opleiding tot arts voor verstandelijk gehandicapten is het schrijven en uitvoeren van een kwaliteitsproject. Dit is in principe een project wat in het derde jaar van de opleiding gedaan wordt. In mijn eerste jaar van de opleiding had ik echter al regelmatig gesprekken met mijn collega’s over de ogenschijnlijke hoge frequentie van longproblemen binnen onze populatie. De gesprekken gingen met name over de frustratie van het ontbreken van objectiverende diagnostische mogelijkheden en het vermoeden van zowel over- als onderbehandeling van cliënten. Al langere tijd werd er gesproken over het opzetten van een longpoli waarbij het doel twee ledig zou moeten zijn. Enerzijds het screenen van de cliënten die onder de risicogroep voor longproblematiek vallen en anderzijds het nauwkeuriger vervolgen van de cliënten met longproblemen. De reden dat dit project nog niet van de grond was gekomen was met name de tijdsfactor; het schrijven van het protocol zou tijdrovend zijn. Aangezien mijn leeronderzoek gericht was op longfunctiemetingen bij mensen met een verstandelijke beperking en ik me dus al verdiept had in het onderwerp, was ik wel geïnteresseerd om het schrijven van het protocol op me te nemen. Een vrij ambitieus project maar ook een erg interessante en leerzame uitdaging. Inmiddels is de longpoli van een concept op papier, in drie jaar uitgegroeid tot een lopende poli waar momenteel de eerste cliënten in gezien zijn en gevolgd worden. Hoewel er zeker nog aanpassingen zullen volgen zijn we op de goede weg. Aangezien het voornaamste doel van het project, het verbeteren van de kwaliteit van leven van onze cliënten is, vond ik dit geschikt als kwaliteitsproject. In hoofdstuk 2 tot en met 9 wordt het protocol van de longpoli beschreven zoals we dat momenteel gebruiken. Hoofdstuk 10 gaat met name over welke weg we hebben doorlopen en welke obstakels we tegen kwamen voordat we tot het huidige protocol zijn gekomen. Hoofdstuk 11 gaat over borging van de longpoli. Hierin staat beschreven hoe we gaan zorgen dat deze poli verder zal uitbreiden en zal blijven lopen ook als er een aantal sleutelfiguren zouden uitvallen.
3
Het laatste hoofdstuk gaat over onze toekomst visie. In de loop van het project kwamen er meer en meer ideeën over het project. Om deze ideeën niet verloren te laten gaan hebben we ze hier een plekje gegeven en is het hopelijk een aanzet om deze in de toekomst verder uit te werken.
4
2. Onderbouwing Door verbetering van de medische zorg en toename van medische kennis ligt de gemiddelde leeftijd tegenwoordig hoger dan twee decennia geleden. Ook bij mensen met een verstandelijke beperking zie je deze verschuiving. De prevalentie van mensen met een verstandelijke beperking in Nederland is 0.7% (1). Dat zijn 111.750 mensen die zowel intramuraal als extramuraal woonachtig zijn. Het blijkt dat de levensverwachting van deze mensen toeneemt (World Health Organisation 2000). In 2002 was 15% van de mensen met een verstandelijke beperking 50 jaar of ouder. Dit zal in 2020 oplopen tot 25% (Sociaal Cultureel Plan Bureau). Met deze stijging in leeftijd stijgt ook het risico op gezondheidsproblemen. Longproblemen is een van deze risico’s. Uit de praktijk is gebleken dat dit een veel voorkomend probleem is bij mensen met een verstandelijke beperking van 40 jaar en ouder. Er zijn echter geen cijfers over de prevalentie bekend. Dit komt mede doordat de spirometrie, de gouden standaard voor longfunctie metingen, bij deze groep mensen meestal niet betrouwbaar kan worden uitgevoerd. Longfunctieverlies ten gevolge van Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) is een van de gezondheidsproblemen waarvan het risico toeneemt met de leeftijd. In de algemene bevolking doen de eerste symptomen zich meestal na het 40ste jaar voor (2). Roken is de belangrijkste risicofactor (3). Uit een onderzoek in 1995 van Burtner et al. in de Verenigde Staten onder 749 mensen met een verstandelijke beperking bleek dat 7% van hen rookte. Dit liep op tot 20,5% van de mensen met een lichte verstandelijke beperking (4). In een klein onderzoek wat vorig jaar heeft plaatsgevonden op de locatie Eckartdal in Eindhoven, bleek 21.7% van de mensen die 40 jaar of ouder waren en woonachtig op Eckartdal rookt. Zij lopen dus een verhoogd risico op het krijgen van COPD. Ook is het nog steeds zo dat op sommige woningen op Eckartdal in de woonkamer gerookt mag worden. Hierdoor roken medebewoners passief mee. Ook zij lopen een verhoogd risico op COPD. De gepresenteerde klachten staan vaak in geen verhouding tot de ernst van de longfunctiestoornis. Uit onderzoek bij 223 patiënten met COPD of brochiale hyperreactiviteit uit de algemene populatie, blijkt dat 10 tot 15 procent weinig klachten aangeeft maar toch een alarmerend slechte longfunctie heeft (5). Daarnaast weten we dat mensen met een verstandelijke beperking moeite hebben met het goed aangeven van somatische klachten. De
5
prognose van COPD wordt bepaald door de ernst van de longfunctiestoornis op het moment dat de aandoening wordt vastgesteld en de jaarlijkse afname van de longfunctie (6). Door mensen met COPD tijdig te diagnosticeren en te behandelen kan verdere achteruitgang van de longfunctie worden voorkomen of worden vertraagd. Huisartsenregistratiesystemen geven prevalentiecijfers van 12-18 per 1000 patiënten per jaar voor chronische bronchitis en emfyseem samen (2). Er zijn geen prevalentiecijfers bekend van COPD bij mensen met een verstandelijke beperking. Tevens spelen er bij mensen met een verstandelijke beperking additionele factoren een rol die vaker tot longproblemen lijden dan in de normale populatie en daarmee op den duur een afname in longfunctie. Ten eerste komt bij deze populatie persisterend braken, regurgiteren of rumineren veelvuldig voor. Bij ongeveer 25% van de mensen met een matige of ernstige verstandelijke beperking is dit een actueel probleem (7). Hoe ernstiger de verstandelijke beperking hoe vaker deze problemen voorkomen. Een van de complicaties die hierbij kan optreden zijn recidiverende aspiratie pneumonieën met atelectase vorming (8). Ten tweede komt er vaker kyfoscoliose voor. Dit bevordert oesophageale refluxklachten (9) en vermindert de longfunctie (10). Uiteraard kunnen ook mensen met een verstandelijke beperking astma hebben. Prevalentiegetallen in deze populatie ontbreken maar zijn vermoedelijk vergelijkbaar met die in de algemene populatie, namelijk 13 per 1000 patiënten per jaar (2). Bij volwassenen met een verstandelijke beperking en bovengenoemde predisponerende factoren is het van belang een longfunctie te kunnen meten. Dit draagt bij aan het vroegtijdig stellen van een diagnose en starten van een behandeling, adequate follow-up en bepaling van de prognose. De gouden standaard voor het meten van de longfunctie en de mate van luchtwegobstructie is de spirometrie. De spirometrie vereist een goede mond-long coördinatie en een coöperatieve patient. Bij veel mensen met een verstandelijke beperking ontbreekt het hieraan en kan het onderzoek niet betrouwbaar worden uitgevoerd. Op dit moment krijgt een groep patiënten op Eckartdal longmedicatie zonder dat we goed weten met wat voor longfunctie we te maken hebben en wat het effect van de medicatie is. Dit zal ongetwijfeld lijden tot over- of onderbehandeling van een aantal patiënten. Daarnaast zal 6
er een groep cliënten zijn die we tot op heden nog niet herkend hebben als hebbende een longprobleem maar waarbij een behandeling mogelijk toch baat zou hebben. Zoals uit bovenstaande blijkt zijn om verschillende redenen longproblematiek een veel voorkomend probleem bij mensen met een verstandelijke beperking. Met de toenemende vergrijzing in de verstandelijk gehandicaptenzorg zal er meer longproblematiek ontstaan, met name COPD. Aangezien er meestal geen betrouwbare longfunctie meting mogelijk is in deze populatie zijn we genoodzaakt om op klinisch basis toch een onderscheid te maken tussen cliënten die at risk zijn voor longproblemen en deze nauwkeurig te vervolgen en zo nodig te behandelen. We zijn ons er terdege van bewust dat we met deze manier van werken het risico lopen op zowel onder- dan wel overdiagnostiek. Met het opzetten van een long-poli denken wij een basis te kunnen leggen voor de toekomst.
7
3. Doelstellingen long-poli - In kaart te brengen welke cliënten boven de 40 jaar longproblemen hebben - De ernst van de longproblemen inschatten - Vroegtijdig starten met een behandeling - Nauwkeurig vervolgen van de cliënt bij het bestaan van longproblemen. - Optimaliseren van inhalatietechnieken - Voorlichting cliënten, begeleiders en wettelijk vertegenwoordigers over longaandoeningen en behandelmogelijkheden
8
4. Stappenplan eerste evaluatie longproblemen Het stappenplan eerste evaluatie longproblemen wordt gecoördineerd door de medisch verpleegkundige. 1. Alle persoonlijk begeleiders van cliënten die 40 jaar of ouder zijn krijgen via de medische dienst 2 vragenlijsten “risico inventarisatie longproblemen 1 en 2” (bijlage 1 en 2) met werkinstructie (bijlage 3) opgestuurd. 2. De persoonlijk begeleiders vullen de formulieren in en sturen deze terug naar de medische dienst 3. Na aanleiding van de lijsten bepaald de verpleegkundige van de medische dienst wie van de cliënten in aanmerking komt voor verdere evaluatie door middel van het “Stroomdiagram risico inventarisatie longproblemen” (bijlage 4). 4. De persoonlijk begeleider van die cliënten die in aanmerking komen voor verdere evaluatie ontvangen via de medische dienst een afspraak op de longpoli bij de medisch verpleegkundige en een uitgebreide vragenlijst longproblemen (bijlage 5). 5. De medisch verpleegkundige ziet de cliënt voor de eerste keer op de longpoli en voert het protocol “eerste evaluatie longproblematiek medisch verpleegkundige” uit (bijlage 6, zie ook H 5.). 6. De medische verpleegkundige evalueert met de arts de eerste bevindingen en bepalen samen of verdere analyse en follow-up via de longpoli geïndiceerd is. 7. De cliënten die in aanmerking komen voor verdere analyse en follow-up via de longpoli ontvagen via de medische dienst een afspraak voor bij de arts op de longpoli. 8. De arts ziet de cliënt voor de eerste keer op de longpoli en voert het protocol “eerste evaluatie longproblematiek arts” uit (bijlage 7, zie ook H5). 9. De arts evalueert met de medische verpleegkundige de eerste bevindingen en stellen samen een behandelplan op (bijlage 8, zie ook H5). 10. De medisch verpleegkundige zorg ervoor dat cliënt en persoonlijk begeleider ingelicht worden over de inhoud van het behandelplan - Cliënten die uiteindelijk geen indicatie hebben voor verdere analyse dan wel follow-up via de longpoli krijgen na 5 jaar opnieuw de vragenlijst risico inventarisatie longproblemen 1 opgestuurd en doorlopen het stappenplan nogmaals.
9
- Uiteraard kan de arts altijd besluiten een cliënt jonger dan 40 jaar of een cliënt waar eerder geen verdere follow-up op de longpoli nodig was, alsnog deel te laten nemen aan de longpoli
10
5. Eerste evaluatie longproblemen De eerste evaluatie van de longproblemen zal worden uitgevoerd in de volgorde die in het stappenplan (zie H4) beschreven wordt. Een aantal facetten die bij deze evaluatie van belang zij worden in dit hoofdstuk nog eens toegelicht.
5a. anamnese De vragenlijst longproblemen (bijlage 5) wordt voor het eerste polibezoek door de persoonlijk begeleider zo nauwkeurig mogelijk ingevuld. Zowel bij de eerste evaluatie door de medisch verpleegkundige als de arts wordt de anamnese verder aangevuld dan wel uitgediept.
5b. lichamelijk onderzoek Medisch verpleegkundig:: De medisch verpleegkundige voert het lichamelijk onderzoek uit volgens het protocol : “eerste evaluatie longproblematiek medisch verpleegkundige” (bijlage 6) en noteert alle gegevens . Bij het lichamelijk onderzoek hoort ook het leveren van een lichamelijke inspanning. Dit gebeurd door middels van de 6 minuten wandeltest (bijlage 13). Indien mogelijk wordt hierbij ook de subjectieve beleving van de cliënt bij betrokken, de zogenaamde BORGschaal (bijlage 13).
Arts: De arts voert het lichamelijk onderzoek volgens het protocol : “eerste evaluatie longproblematiek arts” (bijlage 7) en noteert alle gegevens.
5c. eventueel aanvullend onderzoek Na de “evaluatie longproblematiek medisch verpleegkundige” vindt een tussentijds evaluatie plaats met de arts. Hierin wordt onderandere besloten of er aanvullende diagnostiek nodig is. Deze kunnen onder andere betstaan uit: 1. Laboratoriumonderzoek: om eventuele andere oorzaken van dyspnoe uit te sluiten (bv volledig bloedbeeld, schildklierfunctie, lever/nierfunctie, pro-BNP)
11
2. Allergie test om eventuele allergieën opsporen 3. ECG, bij verdenking op cardiale problemen.
5d. longfunctie Indien mogelijk zal er altijd geprobeerd worden een adequate longfunctie te verkrijgen door middel van spirometrie. De gouden standaard hiervoor is spirometrie. De spiromterie kan worden uitgevoerd in het Maxima Medisch Centrum te Eindhoven.
5e behandelplan Als de eerste evaluatie door zowel de medisch verpleegkundige als de arts heeft plaatsgevonden en de uitslagen van eventueel aanvullend onderzoek binnen zijn zullen alle gegevens geëvalueerd worden. Hieruit wordt een behandelplan (bijlage 8) opgesteld met aandacht voor: Leefadviezen:
stoppen met roken, aandacht voor gewicht, aanpassingen in huis
Medicatie:
aanpassingen, nieuwe medicatie
Consulenten:
fysiotherapie, diëtiste, verwijzing longarts.
Voorlichting:
diagnose zowel aan cliënt als wettelijk vertegenwoordigers als begeleiding, medicatie, schoonmaken voorzetkamers (zie H.8)
Follow-up:
zie hoofdstuk 6.
12
6. Stappenplan follow-up De follow-up van de cliënt wordt gecoördineerd door de medische verpleegkundigen. 1. Voor iedere afspraak op de longpoli krijgt de cliëntbegeleider een “vragenlijst followup longpoli” (bijlage 9) die voor het bezoek aan de longpoli nauwkeurig dient te worden ingevuld. 2. De medisch verpleegkundige ziet de cliënt op de poli en voert het protocol “follow-up medisch verpleegkundige uit” (bijlage10). 3. Indien nodig (zie H7) ziet ook de arts de cliënt op de poli en voert het protocol “follow-up arts” uit (bijlage 11). 4. De medisch verpleegkundige evalueert met de arts de bevindingen en bepalen samen of het behandelplan aangepast moet worden. 5. De medisch verpleegkundige zorgt ervoor dat cliënt en persoonlijk begeleider ingelicht worden over de eventuele aanpassingen in het behandelplan en maakt een nieuwe afspraak.
13
7. follow-up De follow-up zal worden uitgevoerd in de volgorde die in het stappenplan (zie H5) beschreven wordt. Een aantal facetten die bij de follow-up van belang zij worden in dit hoofdstuk nog eens toegelicht.
7a. Frequentie Medisch verpleegkundige: -
Bij instellen medicatie iedere 3 maanden
-
Nadat een stabiel beeld is bereikt iedere 3 maanden
-
Na ieder contact met de cliënt wordt er geëvalueerd met de arts
arts: 4. 1x per jaar 5. Op verzoek medisch verpleegkundigen vaker
7b Anamsese De vragenlijst “follow-up longpoli”(bijlage 9) wordt voor het polibezoek door de persoonlijk begeleider zo nauwkeurig mogelijk ingevuld. Zowel bij de follow-up door de medisch verpleegkundige als de arts wordt de anamnese verder aangevuld dan wel uitgediept.
7c. Lichamelijk onderzoek Medisch verpleegkundige De Medisch verpleegkundige voert het lichamelijk onderzoek volgens het protocol “follow-up longpoli”(bijlage 10) en noteert alle gegevens (bijlage 10 en 11) . Een tot twee keer per jaar en op indicatie zal, indien mogelijk, de longfunctie opnieuw gemeten worden door middel van spirometrie.
Arts De arts voert het lichamelijk onderzoek volgens het protocol “Follow-up longpoli” (bijlage 11) en noteert alle gegevens.
14
7d. Aanvullend onderzoek Op indicatie wordt aanvullend onderzoek gedaan. (zie H5)
7e. Behandelplan Na ieder bezoek aan de longpoli volgt er een evaluatie tussen de medisch verpleegkundige en de arts op basis van de gegevens “follow-up medisch verpleegkundige” en eventueel “follow-up arts”. Hieruit wordt het behandelplan (bijlage 8) zo nodig aangepast. Opnieuw is er aandacht voor: Leefadviezen:
stoppen met roken, aandacht voor gewicht, aanpassingen in huis
Medicatie:
aanpassingen, nieuwe medicatie
Consulenten:
fysiotherapie, diëtiste, verwijzing longarts.
Voorlichting:
diagnose zowel aan cliënt als wettelijk vertegenwoordigers als begeleiding, medicatie, schoonmaken voorzetkamers (zie H8)
Follow-up:
zie hoofdstuk 6
15
8. Evaluatie long-poli 8a. Korte termijn evaluatie
Na het screenen van 2 woningen volgens het protocol zoals hij er nu ligt zal er een evaluatie plaatsvinden. Hierbij zullen betrokken worden de artsen en medisch verpleegkundige die hebben deelgenomen. Punten van aandacht zijn: 1. Is het protocol werkbaar 2. Waar liggen de knelpunten 3. Wat kan er gedaan worden om deze knelpunten op te verbeteren Eventueel wordt op basis hiervan het protocol aangepast en een nieuw evaluatiemoment afgesproken.
Nadat dat de eerste 10 cliënten zijn gezien op de longpoli en de behandelplannen zijn opgesteld vindt er een tweede evaluatie plaats. Hierbij zal zo nodig worden betrokken de artsen, de medisch verpleegkundige en de longarts uit het Maxima Medisch Centrum. Punten van aandacht zijn: 1. Is het protocol werkbaar 2. Waar liggen de knelpunten 3. Hoe verlopen de spirometrie metingen 4. Heeft de longarts nog aanvullingen op de behandelplannen zoals deze nu zijn opgesteld?
Uiteraard vindt er indien hiervoor aanleiding is vaker evaluatie momenten plaats.
8b. Lange termijn evaluatie Nadat 1 jaar de longpoli goed heeft gelopen zal opnieuw een evaluatie plaatsvinden. Hierbij zal betrokken worden longarts MMC en longverpleegkundige, betrokken artsen en medisch verpleegkundige. Punten van aandacht zijn: 1. Is het protocol werkbaar 2. Waar liggen de knelpunten 3. Wat kan er gedaan worden om deze knelpunten op te verbeteren 4. Merken longarts dan wel artsen van Lunet zorg veranderingen in diagnostiek, behandeling en verwijzing?
16
9. Beloop van de longpoli
Al voordat ik begon als AIOS AVG op Lunet zorg, bestond er al het idee voor het opzetten van een longpoli. Echter het schrijven van het protocol en vervolgens opstarten van een longpoli zijn tijdrovend. Tijd die er nu toe niet was en ik als AIOS wel had. Allereerste ben ik met Marius Horstman, huisarts op Lunet zorg en Elsbeth de Hoogh, medische verpleegkundige, rond de tafel gaan zitten om duidelijk te krijgen wat precies onze doelen zijn voor de longpoli. Deze hebben we op papier gezet. Vervolgens ben ik gaan onderzoeken hoe we deze doelen konden bereiken. Dit heb ik deels gedaan door de literatuur in te duiken en deels om van gedachten te wisselen met een longverpleegkundige, Tim Sales. Deze laatste heeft met name mee gedacht over de screeningsmethode. Dit heeft geleidt tot een opzet van een protocol in het najaar van 2007. Vanaf het begin af aan hebben Elsbeth en Marius kritisch meegelezen waarbij Elsbeth met name keek naar de praktische uitvoerbaarheid en Marius naar de medisch inhoudelijke kant. Dit heeft tot een aantal wijzigingen in het protocol geleidt. Vervolgens hebben ook de andere artsen naar het protocol gekeken en hun op of aanmerkingen geplaatst. Uiteindelijk lag er in het najaar van 2007 een conceptprotocol voor de longpoli. Dit protocol hebben we laten lezen door de eerder genoemde longverpleegkundige en een van de longartsen in het Maxima Medisch Centrum. Met deze laatste heeft een uitgebreid gesprek plaatsgevonden waarbij Marius en Elsbeth ook aanwezig waren. In dat gesprek zijn we inhoudelijk op het protocol ingegaan en hebben we ook afspraken gemaakt over eventuele verwijzingen. Zowel ter consultatie van de longarts als voor diagnostiek. Vrij snel daarna ben ik mijn tweede jaar van mijn opleiding ingegaan en heeft het project ogenschijnlijk stil gelegen. Ogenschijnlijk omdat er toch een aantal kleine maar relevante dingen zijn gebeurd dat jaar. Ten eerste is Elsbeth een dag gaan meelopen op de longpolikliniek van het Maxima Medisch Centrum en heeft er een onderwijsmiddag plaatsgevonden voor de artsen en de medisch verpleegkundigen door Tim Sales. 17
Daarnaast heb ik in mijn tweede jaar een leeronderzoek verricht naar de mogelijkheden van longfunctiemeting door middel van de MicroRint bij mensen met een verstandelijke beperking. Hoewel de eerste resultaten erg positief zijn moet er eerst verder onderzoek worden verricht voordat de MicroRint een plek in de klinische praktijk krijgt (11). Hierop hebben we het protocol wederom aangepast. Vlak voordat ik in februari 2009 weer terug kwam op Lunet zorg zijn de eerste twee woningen aangeschreven. 19 cliënten werden gescreend doormidden van de twee vragenlijsten. Hiervan bleken 2 cliënten in aanmerking te komen voor verdere screening en zijn beide gezien op de polikliniek door de medisch verpleegkundige. Helaas bleek een van deze cliënten dusdanig snel achteruit te gaan op basis van een neurologisch beeld dat werd afgezien van verdere follow-up. De andere cliënt heeft dusdanige gedragsproblemen dat werd besloten deze cliënt voorlopig niet mee te nemen in de pilot maar op een later stadium, als er meer ervaring is met de poli, weer op te pakken. Hoewel het jammer is dat er geen verder traject heeft kunnen starten voor deze twee cliënten hebben we wel veel geleerd van deze pilot met name een aantal praktische zaken.. Oa dat het niet haalbaar is dat de screeningslijsten door 3 personen worden ingevuld en dat we moeten volstaan met de cliëntbegeleider. Het protocol is na deze pilot op een aantal zaken bijgesteld. Vervolgens zijn in de loop van 2009 37 cliënten gescreend, 11 hiervan werden gezien op de longpolikliniek. Van 8 cliënten is er vervolgtraject gestart. Ook deze pilot heeft met name ons gewezen op een aantal praktische zaken. Met name hoe gaan we de gegevens precies vastleggen. Onderling zijn er afspraken gemaakt hoe we een en ander in ons EPD vastleggen en waar gegevens te vinden zijn. Daarnaast hebben we gemerkt dat cliënten en begeleiders soms niet gemotiveerd zijn. Deels door de onbekendheid van de doelstellingen van de poli en de angst dat het alleen maar zal gaan over stoppen met roken. Een goede voorlichting over onze doelstellingen is dus essentieel. Inmiddels hebben weer 25 cliënten screeningslijsten ontvangen.
18
10. Borging van de longpoli Nu de longpoli van een concept op papier een lopende poli is geworden is het van belang dat deze poli goed blijft lopen en in de toekomst verder aangepast dan wel verbeterd gaat worden. Hiervoor is draagkracht nodig zowel bij de artsen als de medische verpleegkundige. De vraag om te starten met een longpoli is gekomen uit het artsenteam zelf. Er bestond behoefte aan een betere screening en follow-up van longpatiënten. Alle artsen waren bij het starten van het project overtuigd van de meerwaarden. Het grote struikelblok tot nu toe was de tijd die het opzetten van de poli met zich mee zou brengen. Aangezien ik als AIOS hier wel tijd voor kon maken werd mij deze taak gegeven. Een van de artsen, Marius Horstman, is van af het begin echter kritisch blijven meedenken en lezen. Marius is ook uiteindelijk de arts die de longpoli draait en niet ik. Daardoor komt de uitvoering van de poli niet meer op één persoon te liggen maar is er gezamenlijke draagkracht. Bij de medisch verpleegkundige werd de uitvoering van de longpoli bij Elsbeth de Hoogh neergelegd. Zij is ook net als Marius Horstman nauw betrokken geweest bij het schrijven van het protocol. Daarnaast heeft zij de coördinatie op zich genomen van het oproepen van de cliënten en de uitvoering van screening van de eerste cliënten. Recent zag Elsbeth in dat met name de opstart fase veel tijd kost. Daarom heeft ze een collega gevraagd mee te werken hieraan. Dit verloopt inmiddels goed. Hierdoor is ook op verpleegkundig niveau gezorgd op breed draagvlak en is het project niet afhankelijk van één persoon.
19
11. Toekomst van de longpoli Afgelopen maanden zijn de eerste cliënten geselecteerd en gezien op de longpoli. Er is een goede start gemaakt maar er zijn nog heel wat cliënten die gescreend moeten worden. Dit wordt dan ook ons eerste doel voor de toekomst; de overige risicopatiënten selecteren uit onze doelgroep, evalueren op de polikliniek en een behandelplan opstarten. Een hele klus die de nodige tijd in beslag gaan nemen. Maar het is altijd goed om nog meer wensen voor de toekomst te hebben. Prioriteit heeft kennis en voorlichting. De artsen en de verpleegkundige verbonden aan de poli moeten zorgen dat hun kennis up-to date is. Een eerste stap is gemaakt door de onderwijs middag die heeft plaatsgevonden. Maar het is belangrijk om ontwikkelingen te blijven volgen. Daarnaast is goede voorlichting van cliënten, groepsleiding en vertegenwoordiger over de achtergrond van het longprobleem en het juiste gebruik van de medicatie belangrijk. Dit kan op individueel niveau, wat op de huidige poli ook al gebeurd, maar ook op groepsniveau. Te denken is aan voorlichting over de betreffende longaandoening, voorlichting over behandelopties, gebruik van medicatie en schoonmaken van voorzetkamers. Dit zou kunnen gebeuren in een onderwijsmiddag maar ook doormiddel van een voorlichtingsklapper waar alle informatie terug te vinden is, zowel op het niveau van de cliënt als de begeleiding. Bij de ontwikkeling hiervan zou een belangrijke rol weggelegd zijn voor de medische verpleegkundige betrokken bij de longpoli. Daarnaast zou het zinvol zijn om in de toekomst ook paramedischi te betrekken bij de poli. Je zou kunnen denken aan een (groeps)programma bij de fysiotherapie om de conditie van de cliënt te verbeteren of te behouden. Ook zou er een rol weg gelegd kunnen zijn voor een diëtiste. Veel mensen met ernstig COPD vallen af. Zij zou dieet adviezen kunnen geven aan cliënten en begeleiders. Over een aantal maanden zouden we moeten inventariseren bij hoeveel cliënten er behoefte aan zou bestaan. Op basis van deze getallen zouden we verder kunnen kijken naar de mogelijkheden.
20
Roken is een zeer gevoelig onderwerp bij veel cliënten en begeleiders. Van oudsher wordt er veel gerookt binnen onze instelling. Juist deze mensen lopen risico op longklachten. Een project stoppen met roken heeft enige jaren geleden al eens gelopen binnen onze instelling. Met wisselend succes overigens. Het zou zeker zinvol zijn om dit project nieuw leven in te blazen en te koppelen aan de longpoli. Uiteraard zou er een goede selectie moeten plaatsvinden welke cliënten aan dit project mee zouden kunnen doen. Als laatste, maar zeker niet onbelangrijk wil ik wetenschappelijk onderzoek noemen. Zoals met name uit hoofdstuk 2 blijkt, is er nog erg weinig bekend over longproblemen bij mensen met en verstandelijke beperking. Zelf prevalentie cijfers ontbreken. De gegeven die door de longpoli verzameld zullen gaan worden zouden dan ook van belangrijke waarden kunnen zijn voor wetenschappelijk onderzoek en daarmee voor de verbetering van de medische zorg voor mensen met een verstandelijke beperking in het algemeen.
21
12. literatuurlijst 1. Wullink M., van Schrojenstein Lantman-de Valk HMJ, Dinant GJ et al. Prevalence of people with intellectual disability in the Netherlands. Journal of Intellectual Disability Research. 2007; 51(7): 511-519 2. Lamberts H. In het huis van de huisarts. Verslag van het transitieproject. Lelystad: meditekst, 1994 3. Sherill DL, Lebowitz MD, Burrows B. Epidemiology of chronic obstructive pulmonary disease. Clin Chest Med. 1990; 11(3): 375-87 4. Burtner AP, wakham MD, McNeal D et al. Tobacco and the institutionalized menatlly retarded: usage choices and ethical consideration. Special Care Dentistry 1995; (15): 56-60 5. Van Schayk CP, van Weel C, Folgering H, et al. Treatment of patients with chronic airflow obstruction by general practitioners and chest physicians. Scand J Prim Health Care 1989; (3)7: 137-42 6. Hodgkin JE. Prognosis in chronic obstructive pulmonary disease. Clin Chest Med 1990; 11(3): 555-6 7. Bohmer CJM, Klinkenberg-Knol EC, Niezen-de Boer MC et al. Gastro-oesofageale refluxziekte bij verstandelijk gehandicapten: prevalentie, diagnostiek en behandeling. NTVG 2000;144(24): 1156-61 8. Barish CF, Wu WC, Castell DO. Respiratory complications of gastroesophageal reflux. Arch Intern Med. 1985; 145(10): 1882-88 9. Holmes TW. Chalasia, pepic esophagitis and hiatal hernia. Chest. 1971; 60(5): 441-45 10. McMaster MJ, Glasby MA, Singh H et al. Lungfunction in congenital kyphosis and kyphoscoliosis. J spinal Disord Tech. 2007 mei; 20(3): 203-8 11. Pouls KPM, Alsema LE, Laan van der H, Evenhuis HM4, Penning C. MicroRint pulmonary function testing in older adults with an intellectual disability. Respiratory Medicine. 2009 dec; 103(12): 1954-9
22
Bijlage 1.
Vragenlijst Risico Inventarisatie Longproblemen 1. (COPD) Naam cliënt: Geboorte datum: Woning: Persoonlijk begeleider: Datum invullen:
………………… ………………… ………………… ………………… …………………
Lees voor dat je de vragenlijst invult de bijhorende werkinstructie! Vraag Leeftijd (jaren) Roken: hoeveel pakjaren 1
Heeft de cliënt afgelopen paar jaar meer gehoest? Heeft de cliënt afgelopen 3 jaar last van benauwdheid gehad waardoor hij/zij niet naar de dagbesteding kon Is de cliënt ooit opgenomen geweest ivm benauwdheid? Is de cliënt afgelopen paar jaar meer benauwd geweest? Hoest de cliënt veel slijm op? Veel is meer dan 1 eetlepel (=15ml) per dag. Krijgt de cliënt bij een verkoudheid last van zijn longen? Gebruikt de cliënt medicatie voor zijn ademhaling? Totaal aantal punten 1.
Antwoord 40-49 50-59 60-69 70 of ouder 0-14 15-24 25-49 >50 Ja nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee
Cliënt …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. ….
punten 0 5 9 11 0 3 7 9 1 0 3 0 6 0 1 0 4 0 4 0 5 0 ….
- Hoeveel sigaretten rookt de cliënt per dag. Als hij niet meer rookt hoeveel rookte hij vroeger per dag? (met 1 pak shag kun je +/- 30 sigaretten rollen) - Hoeveel jaren heeft hij gerookt? - Pakjes per dag: sigaretten per dag/ 20 per pakje - Pakjaren: pakjes per dag x jaren roken
23
Bijlage 2.
Vragenlijst Risico Inventarisatie Longproblemen 2. (astma) Naam cliënt: Geboorte datum: Woning: Persoonlijk begeleider: Datum invullen:
………………… ………………… ………………… ………………… …………………
Lees voor dat je de vragenlijst invult de bijhorende werkinstructie! Vraag Heeft de cliënt afgelopen 12 maanden last gehad van wheezing of een fluitende ademhaling Is de cliënt afgelopen 12 maanden ’s nachts ooit wakker geworden door een aanval van kortademigheid Is de cliënt afgelopen 12 maanden ‘nachts ooit wakker geworden door een hoestaanval? Is de cliënt afgelopen 12 maanden ‘nachts ooit wakker geworden door een beklemmend gevoel Heeft de cliënt ooit een aanval van kortademigheid gehad na een inspannende activiteit? Heeft de client ooit tijdens een rustig moment een aanval van kortademigheid gehad? Totaal aantal keer ja geantwoord
Antwoord Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee
Cliënt …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. …. ….X
24
Bijlage 3
Werkinstructie vragenlijst “Risico inventarisatie Longproblemen” Achtergrondinformatie Uit de praktijk is gebleken dat er veel longproblemen voorkomen bij mensen met een verstandelijk beperking. Met name longfunctieverlies ten gevolge van Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) is een van de gezondheidsproblemen waarvan het risico toeneemt met de leeftijd. In de algemene bevolking doen de eerste symptomen zich meestal na het 40ste jaar voor. Door mensen met longproblemen tijdig te diagnosticeren en te behandelen kan verdere achteruitgang van de longfunctie worden voorkomen of worden vertraagd. Doel - In kaart te brengen welke cliënten risico op longproblemen hebben. - Indien nodig vroegtijdig starten met een behandeling. - Nauwkeurig vervolgen van de cliënt bij het bestaan van longproblemen. Invullen lijsten: - De vragenlijsten dienen door de persoonlijk begeleider te worden ingevuld. - Probeer de vragenlijsten zo zorgvuldig mogelijk in te vullen door het lezen van de rapportage van de laatste jaren en door eventueel te overleggen met de wettelijk vertegenwoordigers en nachtdienst. - Begin met de vragenlijst: “risico inventarisatie longproblemen 1”. - Vul bij twijfel altijd ja in. - Vul vervolgens de vragenlijst “risico inventarisatie longproblemen 2”. - Ook hier geldt: vul bij twijfel ja in. - Lever de vragenlijsten ingevuld in op de medische dienst. Vervolg Je krijgt bericht van de medische dienst of verdere evaluatie nodig is.
25
Bijlage 4
Stroomdiagram risico inventarisatie longproblemen
Cliënten ≥ 40 jaar
Risico inventarisatie longproblemen 1.
≤ 18 punten
≥ 19 punten
Risico inventarisatie longproblemen 2.
Evaluatie longproblemen (COPD?)
6x nee geantwoord
Geen evaluatie geïndiceerd op dit moment. Nieuwe inventarisatie over 5 jaar
≥ 1x ja geantwoord
Evaluatie longproblemen (COPD/ASTMA?)
Vragenlijst longproblemen invullen
26
Vragenlijst longproblemen invullen
Bijlage 5.
Vragenlijst Longproblemen Naam cliënt: Geboorte datum: Woning: Persoonlijk begeleider: Datum invullen:
………………… ………………… ………………… ………………… …………………
Het is de bedoeling dat je deze vragenlijst zo volledig mogelijk invult voor het eerste bezoek aan de long-poli. 1. Roken
Rookt de cliënt? Wat rookt de cliënt? Hoeveel rookt de cliënt per dag? Zijn er andere gewoontes die samenhangen met roken? (bv tabak opeten, tabak pruimen) Wordt er in de omgeving van de cliënt gerookt? Zo ja hoeveel? Zou de cliënt gemotiveerd zijn te stoppen met roken met extra hulp?
2. Benauwdheid Is de cliënt wel eens benauwd? Hoe uit de benauwdheid zich? (toegenomen ademfrequentie, piepen, de cliënt zegt het maar je ziet niets etc) Op welke momenten is cliënt benauwd? (rust, inspanning etc) Neemt de benauwdheid toe onder bepaalde omstandigheden? (roken, smog, mist, seizoen, parfum, buiten, tijdens eten etc) 3. Hoesten Hoest de cliënt? Op welke momenten hoest cliënt met name? Kun je de hoest omschrijven? (aanvallen, permanent, duur hoest, blaf hoest, rochelen) Gaat de cliënt meer hoesten onder bepaalde omstandigheden? (roken, smog, mist, seizoen, parfum, buiten, tijdens eten etc) Hoeveel luchtweginfecties heeft de cliënt afgelopen jaar gehad? Hoest de cliënt veel slijm op? 4. Nachtrust Hoeveel nachtrust heeft de cliënt? Doet de cliënt een middagdutje? Zo ja hoelang en wanneer? Valt de cliënt overdag in slaap? Op hoeveel kussens slaapt de cliënt? Is er sprake van nachtelijke onrust of nachtelijke benauwdheid? 27
Hoe vaak gaat de cliënt ’s nachts plassen?
5. Inspanning Is de cliënt actief? (veel lopen of juist veel zitten) Hoeveel meter kan cliënt lopen zonder kortademig te worden? Gaat de cliënt bij inspanning piepen en/of sneller ademhalen en/of transpireren en/of benauwd voelen? Hoeveel tijd heeft cliënt nodig om na dergelijke inspanning te herstellen? 6. Gewicht/voeding Hoeveel weegt de cliënt? Wat is de lengte van de cliënt? Hoe is het verloop van het gewicht afgelopen 5 jaar? Hoe is de eetlust van de cliënt? Hoeveel eet de cliënt? (portiegrootte, frequentie, wat) 7. Medicatie Neemt de cliënt zijn medicatie goed in? Indien de cliënt vernevelingen gebruikt: hoe vind jij dat dit verloopt? Indien de cliënt inhalators gebruikt: hoe vindt jij dat dit verloopt? Heb je het idee dat de inhalators en/of vernevelingen helpen. Zo ja hoe dan? Wordt de voorzetkamer regelmatig schoongemaakt? Zo ja, hoe?
28
Bijlage 6.
Eerste evaluatie longproblematiek medisch verpleegkundige Naam cliënt: Geboorte datum: Woning: Medisch verpleegkundige: Datum invullen:
………………… ………………… ………………… ………………… …………………
Voorgeschiedenis Pulmonaal, maar ook eventuele relevante voorgeschiedenis op andere gebieden
Anamnese Eventuele verduidelijking dan wel aanvullingen op de “vragenlijst longproblemen”
Lichamelijk onderzoek Follow-up lijst parameters invullen( bijlage 12) Algemene indruk: bv dyspnoe, cyanose, hulpademhalingsspieren spirometrie Inhalatietechniek
ja/nee toelichting.... Indien van toepassing: goed/onvoldoende, winst te behalen
Huidige longmedicatie
Evaluatie met arts Verdere analyse/follow-up longpoli gewenst Onderzoek arts Bloedonderzoek ECG Allergietest Overige
ja ja ja ja ja
….
29
nee nee nee nee nee
Bijlage 7.
Eerste evaluatie longproblematiek arts Naam cliënt: Geboorte datum: Woning: Arts: Datum invullen:
………………… ………………… ………………… ………………… …………………
Anamnese Eventuele verduidelijking dan wel aanvullingen op de “vragenlijst longproblemen” en “Eerste evaluatie longproblematiek medisch verpleegkundigen”.
Lichamelijk onderzoek Algemene indruk: dyspnoe, cyanose, hulpademhalingsspieren, CVD KNO: Pulmones:
thoraxvorm, piepend expirium, verlengd expirium, overige bijgeluiden
Cor:
harttonen, souffle
Abdomen:
obstipatie
Extremiteiten:
trommelstokvingers, oedemen
Overig lichamelijk onderzoek op indicatie Uitslagen aanvullend onderzoek
30
Bijlage 8.
Behandelplan Naam cliënt: Geboorte datum: Woning: Arts: Medisch verpleegkundige: Datum invullen:
………………… ………………… ………………… ………………… ………………... …………………
Samenvatting eerste evaluatie longproblematiek Hoofdsymptomen met relevante bevindingen lichamelijk onderzoek en relevante uitslagen lichamelijk onderzoek Diagnose Diagnose en inschatting ernst hiervan
Leefadviezen Stoppen met roken Aanpassingen in huis Voeding Bewegen
Medicatie aanpassingen Welke, dosering, volgorde etc
Consulenten: Fysio/diëtiste/longarts met vraagstelling
Voorlichting Diagnose Medicatie Schoonmaken voorzetkamer
ja ja ja
nee nee nee
Actielijst 1. 2. 3.
Follow-up Medisch verpleegkundigen Arts
: frequentie etc : frequentie etc 31
Bijlage 9.
vragenlijst follow-up longpoli Naam cliënt: Geboorte datum: Woning: Persoonlijk begeleider: Datum invullen:
………………… ………………… ………………… ………………… …………………
Het is de bedoeling dat je deze vragenlijst zo volledig mogelijk invult voor het bezoek aan de long-poli. 1. Medicatie a. Neemt de cliënt zijn medicatie goed in? b. Hoe verloopt het inhaleren en/of vernevelen? c. Heb je het idee dat het inhaleren en/of vernevelen helpt. Zo ja hoe dan? d. Wordt de voorzetkamer goed schoongemaakt? 2. Benauwdheid a. Is die cliënt wel eens benauwd? b. Hoe uit de benauwdheid zich? (toegenomen ademfrequentie, piepen, de cliënt zegt het maar je ziet niets etc) c. Zie je verbetering sinds het laatste bezoek aan de long-poli. Zo ja, hoe dan. 3. Hoesten a. Op welke momenten hoest cliënt met name? b. Kun je de hoest omschrijven? (aanvallen, permanent, duur hoest, blaf hoest, rochelen) c. Heeft de client nog luchtweginfecties gehad sinds het laatste bezoek aan de longpoli? d. Hoest de cliënt veel slijm op? e. Zie je verbetering sinds het laatste bezoek aan de long-poli. Zo ja, hoe dan. 4. Nachtrust a. Hoeveel nachtrust heeft de cliënt? b. Doet de cliënt een middagdutje? Zo ja hoelang en wanneer? c. Valt de cliënt overdag in slaap? d. Zie je verbetering sinds het laatste bezoek aan de long-poli. Zo ja, hoe dan. 5. Inspanning a. Is de cliënt actief? (veel lopen of juist veel zitten) b. Hoeveel meter kan cliënt lopen zonder kortademig te worden? c. Gaat de cliënt bij inspanning piepen en/of sneller ademhalen en/of transpireren en/of benauwd voelen? d. Hoeveel tijd heeft cliënt nodig om na dergelijke inspanning te herstellen? e. Zie je verbetering sinds het laatste bezoek aan de long-poli. Zo ja, hoe dan. 32
6. Gewicht/voeding a. Hoeveel weegt de cliënt? b. Hoe is de eetlust van de cliënt? c. Zie je verbetering sinds het laatste bezoek aan de long-poli. Zo ja, hoe dan. 7. Roken a. Is er iets veranderd aan het rookpatroon van de client sinds zijn laatste polibezoek? b. Is de cliënt gemotiveerd om te stoppen met roken. 8. Specifieke vragen Eventueel specifiek op de betreffende cliënt gerichte vragen. Bv: is client al bij de longarts geweest Zijn de aanpassingen in huis al gebeurd etc
33
Bijlage 10.
Follow-up medisch verpleegkundige Naam cliënt: Geboorte datum: Woning: Medisch verpleegkundige: Arts: Datum invullen:
………………… ………………… ………………… ………………… ………………… …………………
Anamnese Eventuele verduidelijking dan wel aanvullingen op de “vragenlijst follow-up longpoli”. Langslopen actiepunten behandelplan
Lichamelijk onderzoek Follow-up lijst parameters invullen( bijlage 12) Algemene indruk: bv dyspnoe, cyanose, hulpademhalingsspieren Spirometrie Inhalatietechniek:
ja/nee toelichting .... Indien van toepassing goed of/onvoldoende. Is nog winst te behalen
Samenvatting follow-up Beloop sinds laatste bezoek. Effect punten behandelplan etc
Evaluatie met arts Onderzoek arts Aanvullend onderzoek
ja ja
Aanpassingen behandelplan ….
Actiepunten: 1. 2. 3.
34
nee nee
wat:….
Bijlage 11.
Follow-up arts Naam cliënt: Geboorte datum: Woning: Medisch verpleegkundige: Arts: Datum invullen:
………………… ………………… ………………… ………………… ………………… …………………
Anamnese Eventuele verduidelijking dan wel aanvullingen op de “vragenlijst follow-up longpoli” en “follow-up medisch verpleegkundige”. Langslopen actiepunten behandelplan
Lichamelijk onderzoek Algemene indruk: dyspnoe, cyanose, hulpademhalingsspieren, CVD Pulmones:
thoraxvorm, piepend expirium, verlengd expirium, overige bijgeluiden
Cor:
harttonen, souffle
Abdomen:
obstipatie
Extremiteiten:
trommelstokvingers, oedemen
Overig lichamelijk onderzoek op indicatie Uitslagen aanvullend onderzoek Samenvatting follow-up Beloop sinds laatste bezoek. Effect punten behandelplan etc
Evaluatie met medisch verpleegkunidige Aanvullend onderzoek
ja
Aanpassingen behandelplan …. Actiepunten: 1. 2. 3.
35
nee
wat:….
Bijlage 12.
Follow-up lijst parameters Naam cliënt: Geboorte datum: Woning: Verpleegkundige: Arts:
………………… ………………… ………………… ………………… ………………… …/…/…
…/…/…
Gewicht Lengte BMI RR Trommelstokvingers Oedeem Aantal m. in 6 min hulpmiddel AF voor inspanning AF na inspanning Sat. voor inspanning Sat. na inspanning Pols voor inspanning Pols na inspanning BORG dysnoe BORG vermoedheid Score voorspelde waarde (%)
36
…/…/…
…/…/…
Bijlage 13: Protocol 6-minuten wandeltest Bron: COPD-transmuraal, MMC, locatie Eindhoven Dr. T. Takken, inspanningstest, 2004
Om een indruk te krijgen van de inspanningstolerantie van de cliënt wordt er gebruik gemaakt van de 6-minuten wandeltest. Dit is een submaximaal inspanningsonderzoek waarbij het uithoudingsvermogen wordt uitgedrukt in het aantal meters dat de cliënt maximaal in 6 minuten kan afleggen. Deze test kan worden uitgevoerd in een gang of een oefenzaal, die vrij is van obstakels. Het parcour wordt bv dmv pionnen uitgezet en de onderlinge afstand tussen de pionnen wordt genoteerd. De client wordt geïnstrueerd om in wandelpas binnen de 6 minuten zoveel mogelijk meters af te leggen. Daarbij mag de cliënt, wanneer deze dat nodig acht, ook eventueel rustpauzes of tempowisselingen inpassen. Aan het einde van de test moet de cliënt het gevoel hebben dat hij zijn uiterste best heeft gedaan. Om een indruk te krijgen van de belasting van het cardiovasculaire systeem dient vooraf, direct na de inspanning en twee minuten na afloop van de inspanning, de hartfrequentie, ademhalingsfrequentie en saturatie worden gemeten en genoteerd. Tevens geeft de cliënt, indien mogelijk, zelf op de BORG-schaal aan hoe groot de belasting voor hem was. Omdat het gedrag van degene die de test afneemt het resultaat kan beïnvloeden, moet dit gedrag worden gestandaardiseerd. Geef daarom altijd dezelfde instructie. Uitvoering 1. Informeer de cliënt over het doel van de test: het bepalen van de maximale loopafstand in 6 minuten 2. Zorg dat de cliënt uitgerust kan beginnen aan de test. 3. Noteer de hartfrequentie, ademfrequentie, zuurstofsaturatie en de BORG-score. Noteer indien van toepassing het zuurstofgebruik en het gebruik van loophulpmiddelen. 4. Zorg dat het parcours waar de test wordt afgenomen vrij is van obstakels. 5. Geef instructie aan de cliënt op diens niveau. Tijdens het lopen mag er niet de cliënt niet praten aangezien dit het inspanningsvermogen kan beïnvloeden 6. Moedig standaard aan na iedere halve minuut. 7. Wandel een halve stap achter de cliënt. Laat de cliënt het tempo bepalen. 8. Noteer iedere gelopen ronde of gang. Noteer ook de belangrijkste veranderingen van de saturatie, aantal stops en eventuele bijzonderheden. 9. De test wordt onderbroken indien de cliënt meer dan 4% desatureert. 10. Aan het einde van de test: noteer de afstand, BORG-scores, laagste saturatie, hoogste hartfrequentie, aantal stops en % van referentie waarden.
37
Referentie waarden (in meters): Mannen: 218+(5.14 x lengte)-(5.32 x leeftijd)-(1.80 x gewicht)+ 51.31 Vrouwen: 218+(5.14 x lengte)-(5.32 x leeftijd)-(1.80 x gewicht) Lengte in cm, gewicht in kg, leeftijd in jaren Dus stel Cliënt: man, 170cm, 50 jaar en gewicht 80kg. Heeft 450 meter gelopen in 6 minuten. Referentie waarden is dan voor deze cliënt 733.11 meter 218+(5.14 x 170)-(5.32 x 50)-(1.80 x 80)+ 51.31 = 733.11 % van referentie waarden is dan 450/733.11x 100%= 61%
BORG-score dyspnoe 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
helemaal niet kortademig zeer weinig weinig matig tamelijk sterk sterk – zeer sterk – – helemaal geen adem meer
BORG-score vermoeidheid 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
helemaal niet vermoeid zeer weinig weinig matig tamelijk sterk sterk – zeer sterk – – maximaal vermoeid
38