Girugten Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen
Jaargang 39 / nummer 3 / februari 2008
Krimp en Ruimte Kansen voor het Noorden?
Girugten Jaargang 39, nummer 3, februari 2008
Colofon
redactioneel
Girugten is het onafhankelijk faculteitsblad van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen
In samenwerking met Stichting Geo Promotion is gewerkt aan dit februarinummer van Girugten. Hier het resultaat: een speciale editie geheel gewijd aan het congres dat Geo Promotion begin maart organiseert. Natuurlijk zijn ook Girugten’s vaste rubrieken ook aanwezig. De ‘Masterthesis’ gaat over militaire cultuurhistorie, en in ‘De Top 5’ ziet u vijf grijze bekende Groningers voorbijkomen, iets kleuriger is de ‘Alles is geografie’ over vlaggen. De bezigheden van Corien Kuiper van Pro Geo worden uitgelicht in ‘Op de bank van’, en kunt lezen over studeren in Oxford in ‘Uit het Buitenland’.
Eindredactie Wietske Wilts (Hoofdredacteur) Pieter Jan Karsijns (Vormgeving) Redactie Niels van Beurden Bart Booij Mathieu Drolinga Arvid Krechting Floris van der Lingen Jitze Maatman Guido Roegholt Claire Vernède Joep Westerveld Druk Drukkerij de Bie, Groningen Oplage 725 stuks
Ik wil bij deze Geo Promotion hartelijk bedanken voor de goede samenwerking! Op een mooi congres dan maar! Tot slot wil ik benadrukkken dat Girugten nog steeds behoefte heeft aan nieuwe redactieleden of losse kopij. Wietske Wilts
E-mail
[email protected] Postadres Postbus 800 9700 AV Groningen De eindredactie behoudt zich het recht voor zonder opgaaf van redenen artikelen in te korten, dan wel te weigeren.
redactieleden gezocht Om Girugten regelmatig te laten verschijnen, is veel mankracht nodig. Daarom zijn wij op zoek naar mensen die het leuk vinden stukken te schrijven of te redigeren. Lijkt je dit wat, stuur dan een e-mail naar
[email protected].
Inhoud Uitgelicht Informatie Geo Promotion
4
Het Noorden in een krimp?
8
Leo van Wissen
Niet rood of groen, maar lila
11
Plaatsnamen over de grens
14
Het gaat goed met de Noordelijke arbeidsmarkt
16
Postmoderne interpretaties van militaire cultuurhistorie
18
Alles is geografie
22
De Top 5
23
Op de bank van... Corien Kuiper
Jitze Maatman
24
Ibn Battuta
25
Pro Geo
26
Uit het buitenland
28
Gert de Roo
Pieter Jan Karsijns Jouke van Dijk
4. Het Noorden in een krimp?
Johan Vos
Bart Booij
Pieter Jan Karsijns
11. Niet rood of groen, maar lila
Nic Verbij
16. De Noordelijke arbeidsmarkt
Krimp en Ruimte: Kansen voor het Noorden?
Krimp en Ruimte: Kansen voor het Noorden?
Geachte lezer, Voor u ligt het februarinummer van Girugten met als thema; ‘Krimp en Ruimte: Kansen voor het Noorden?’ Dit is gelijk ook het thema van het congres dat wij, als Stichting Geo Promotion, op 5 maart a.s. organiseren. Geo Promotion is een stichting die 21 jaar geleden door studenten van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen is opgericht. Jaarlijks organiseert de Stichting een congres met een planologisch en geografisch relevant thema. Dit met als doel het bevorderen van de integratie tussen het bedrijfsleven, overheid en studenten. In samenwerking met de redactie van Girugten worden in dit themanummer diverse artikelen gepubliceerd die gerelateerd zijn aan het onderwerp ‘ Krimp en Ruimte: Kansen voor het Noorden?’ Dit zijn de volgende artikelen: ‘Het noorden in een krimp?’ door Prof. Dr. L.J.G. van Wissen, ‘Niet rood of groen, maar lila- een ruimtelijk-economisch alternatief’ door Prof. Dr. Gert de Roo en ‘Het gaat goed met de Noordelijke arbeidsmarkt’ door Prof. Dr. J van Dijk. Deze artikelen hebben als doel om u als lezer enthousiast te maken. Ons congres van 5 maart zal namelijk volledig in het teken staan van het onderwerp Krimp en Ruimte: Kansen voor het Noorden? In de ochtend zullen sprekers vanuit drie partijen (Wetenschap, Overheid en Markt) hun visie geven op het onderwerp. Aansluitend zal er een discussie op gang gebracht worden onder leiding van de dagvoorzitter Prof. Dr. Gert de Roo. In de middag worden diverse workshops met relevante thema’s aangeboden. Onze dank gaat uit naar de redactie van Girugten. Zij hebben ons de mogelijkheid geboden om in dit nummer aandacht te geven aan het onderwerp van ons congres. De artikelen zijn een opmaat voor wat op 5 maart aan bod zal komen. Verder gaat onze dank ook uit naar de personen die bereid waren een artikel te schrijven voor deze Girugten. Tot slot willen wij u graag uitnodigen voor het congres van 5 maart a.s. Verdere informatie over het congres is elders in dit blad te vinden of op www.geopromotion.nl. Namens Stichting Geo Promotion, René Glerum voorzitter
girugten februari 2008
Algemene informatie Programma: 09:15 - Ontvangst congresdeelnemers met koffie/thee en inschrijving 09:45 - Opening door voorzitter Geo Promotion: René Glerum 09:50 - Inleiding door de dagvoorzitter: Prof. dr. Gert de Roo (Rijksuniversiteit Groningen) 10:00 - Spreker 1: Prof. dr.L.J.G. van Wissen (Rijksuniversiteit Groningen) 10:30 - Spreker 2: Drs. H.H. Apotheker (burgemeester Steenwijkerland) 11:00 - Koffiepauze 11:15 - Spreker 3: Drs. R.D.L.van Steeg (Lid hoofddirectie AM) 11:45 - Discussie o.l.v. dagvoorzitter 12:30 - Lunch 13:45 - Workshopronde 1 14:45 - Koffiepauze 15:00 - Workshopronde 2 16:00 - Afsluitende borrel 17:00 - Einde congres
girugten februari 2008
Krimp en Ruimte: Kansen voor het Noorden?
Sprekers: Dagvoorzitter: Prof. Dr. Gert de Roo De dagvoorzitter van het congres is Prof. Dr. Gert de Roo, als hoogleraar planologie verbonden aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij zal als dagvoorzitter gedurende het ochtendprogramma eerst de dag openen en een korte inleiding geven op het onderwerp, vervolgens de drie sprekers inleiden en de discussie leiden. De Roo is sinds 1991 verbonden aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen en heeft zijn doctoraat verkregen na verdediging van het proefschrift ‘Planning per se, planning per saldo; over conflicten, complexiteit en besluitvorming in de milieuplanning’. Hij organiseert sinds 1993 in samenwerking met o.a. het Ministerie van VROM congressen met als onderwerpen ‘Urban Planning and Environment’ en ‘De Regio pak de Ruimte’. De Roo maakt ook deel uit van verscheidene (internationale) samenwerkingsverbanden, associaties en werkgroepen, zo is hij sinds 2001 Secretaris-Generaal van The Association of European Schools of Planning (AESOP), lid van diverse werkgroepen voor de Commissie Mer en was van 2000 tot 2004 lid van de Steering Committee van het VN-Habitat ‘Best Practices Programme’. Recentelijk verscheen van zijn hand het boek ‘Lila en de Planologie van de Contramal’, waarin hij ervoor pleit dat het Noorden stopt met het nastreven van een grootschalige economie zoals die in de Randstad bestaat, en gaat inspelen op de kwaliteiten die in deze regio aanwezig zijn zoals landschap, wonen en leisure. Er worden scenario’s en creatieve voorstellen gepresenteerd voor een lila inkleuring van de drie provincies met plannen als de creatie van een nieuw Waddeneiland of een Waterberg in de Veenkoloniën, die een toeristische trekpleister en een aantrekkelijk woongebied kunnen worden.
Overheid: Drs. H.H. (Hayo) Apotheker Dhr. Apotheker is op dit moment burgemeester van gemeente Steenwijkerland. In het verleden was hij burgemeester van onder andere Leeuwarden, Veendam en Muntendam. Daarnaast is hij Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij geweest in het tweede KabinetKok. Hij studeerde tot 1974 sociologie in Groningen, met als verzwaard bijvak planologie. Wetenschap: Prof. Dr. L.J.G. (Leo) van Wissen Van Wissen is hoogleraar Economische Demografie aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is sinds 1999 aan deze faculteit verbonden, aanvankelijk als onderzoekshoogleraar Demografie van Bedrijven. Van Wissen studeerde sociale geografie en planologie aan de Vrije Universiteit en promoveerde in 1987 op zijn onderzoek getiteld ‘A dynamic model of household relocation’. Zijn interesses omvatten migratie, bevolkingsprognoses, bedrijvendemografie en ruimtelijke interactiemodellen. Van Wissen is verder docent in verscheidene Nederlands- en Engelstalige vakken, waaronder Migratie, Demografie van bedrijven en Demographic survey analysis. Marktpartijen: Drs. R.D.L. (Rein) van Steeg, lid hoofddirectie van AM AM ontwikkelt inspirerende en duurzame gebieden om in te wonen, werken, winkelen en recreëren. Zij versterkt hiermee zowel de stedelijke omgeving als het landelijk gebied. AM fungeert als strategische en betrokken partner van onder meer overheden, maatschappelijke organisaties, institutionele beleggers en woningcorporaties. Tevens betrekt zij consumenten actief en vroegtijdig bij de planvorming. AM zorgt hiermee voor kwaliteit van ruimte én kwaliteit van leven. Rein van Steeg is sinds 1999 werkzaam bij AM, waarvan geruime tijd als directeur van AM Grondbedrijf. Voordien was hij werkzaam in diverse functies bij de gemeente Groningen, waaronder die van plaatsvervangend directeur Grondzaken bij de directie Grondzaken, hoofd afdeling vastgoed van de dienst RO / EZ en beleidsmedewerker volkshuisvesting. Het laatste onderdeel van het ochtendprogramma is een discussie, onder leiding van de dagvoorzitter
girugten februari 2008
Algemene informatie Workshops tijdens het middagprogramma: Workshop A: The SmartAgent Company The SmartAgent Company is een onderzoeks- en adviesbureau dat gespecialiseerd is in kwalitatief en kwantitatief belevingsonderzoek. Zij beschikken over diepgaande kennis over motivationele consumentensegmentaties in verschillende domeinen en een daarop gerichte databank. Op basis van deze kennis adviseren ze bedrijven, organisaties en overheden bij het ontwikkelen van effectieve marketing- en communicatiestrategieën, productontwikkeling en het maken van strategische (des)investeringsbeslissingen. Namens The SmartAgent Company zal Gert-Jan Hagen een workshop komen geven, met als thema ‘Kruip in de huid van de consument’. De deelnemers aan deze workshop zullen worden opgedeeld in groepjes die aan een opdracht zullen werken, over de motivatie van de consument en over de uitwerking naar stedenbouw, architectuur, openbare ruimte, beheer en voorzieningen. Hierna worden de uitkomsten van de groepjes gepresenteerd en volgt er een discussie.
Workshop C: Provincie Groningen Namens de provincie Groningen zal Ed Stuij een workshop komen geven met als titel ‘Krimp: mist het Noorden de bus?’ In deze workshop zal worden ingegaan op de gevolgen van de demografische veranderingen op het openbaar vervoer.
Workshop B: Ruimterijk/Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen De workshop “Krimp en Arbeidsmarkt” zal verzorgd worden door Jouke van Dijk. Van Dijk is hoogleraar Regionale Arbeidsmarktanalyse aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen en betrokken bij Ruimterijk. Waar gaat het over in deze workshop? Een krimpende bevolking heeft op twee manieren invloed op de arbeidsmarkt. Als er minder mensen komen zullen de bestedingen afnemen en daardoor zal de vraag naar arbeid afnemen. Maar als er minder mensen komen zal ook het aanbod van arbeid afnemen. Wat het uiteindelijke effect op de arbeidsmarkt zal zijn, is niet duidelijk. Hoe pakt dit uit voor het Noorden? Hebben overheden en bedrijven hier genoeg zicht op? Zijn ze in staat hier via slim arbeidsmarkt- en scholingsbeleid en goed personeelsbeleid op in te spelen? Voor regio’s wordt het nog onoverzichtelijker vanwege migratiepatronen die steeds meer door woonkeuren worden gedomineerd en door de alsmaar toenemende pendelstromen, vooral van hoger opgeleide tweeverdieners. Leidt dit in het Noorden tot een negatief effect op de regionale economie door een voortdurende braindrain van hoger opgeleiden naar de Randstad?
Workshop E: Oranjewoud Demografische ontwikkelingen leiden tot spanningen in de private en openbare ruimte. Heeft krimp een negatieve invloed op de leefbaarheid in kernen óf zijn er ook kansen voor verbeteringen van de leefbaarheid? Deze workshop, getiteld ‘Krimp, droom of nachtmerrie voor leefbaarheid?’, zal gegeven worden door ing. Henry Bos Msc
girugten februari 2008
Workshop D: Aedes/Thus Wonen Aedes is de branchevereniging van woningcorporaties in Nederland. Marianne Hilbolling (Aedes) en Roelof Kuik (directeur Thus Wonen) komen deze workshop geven. Er wordt rondom krimp veel gepraat maar weinig gedaan: de tijd van praten is geweest. Daarnaast gaat het te vaak alleen maar over de woningmarkt, de link met gebiedsontwikkeling wordt te weinig gelegd. De overheid, corporaties en marktpartijen zullen meer moeten gaan samenwerken. In deze interactieve workshop zal met de deelnemers in discussie gegaan worden over deze onderwerpen.
Workshop F: Grontmij Titel van deze workshop luidt: ‘Werpt mogelijke krimp nieuw licht op bestaande plannen en woningbouwprogrammering?’ Nadere invulling en beschrijving volgt zo spoedig mogelijk.
Krimp en Ruimte: Kansen voor het Noorden?
Het Noorden in een krimp?
girugten februari 2008
Het noorden is bepaald geen buitenbeentje in het Europese perspectief. Europese landen kennen al veel langere tijd regio’s waarvan de bevolking krimpt. Het ging daarbij in het verleden zonder uitzondering om de meer perifere regio’s waar de economische basis door de teruggang van de werkgelegenheid in de landbouw is weggevallen, en daarbij was uitmigratie van jongeren een belangrijk element. Van meer recente datum is de ontwikkeling dat de natuurlijke aanwas (het verschil tussen geboorte en sterfte) negatief is geworden in veel landen. Nederland hoort daar voorlopig nog niet bij, maar op regionaal niveau, zeker buiten de grote steden met zijn relatief jongere bevolking is de natuurlijke aanwas geen groeifactor van enige betekenis meer. Alle aandacht komt daarmee op de betekenis van migratie. Darbij moeten we een onderscheid maken tussen internationale en binnenlandse migratie. In de jaren ‘90 is internationale migratie een factor van betekenis geweest voor het noorden. In een poging om de concentratie van immigratie op de vier grootste steden in het westen af te remmen zijn toen diverse asielcentra in het noorden gerealiseerd. Dat heeft geleid tot een positief internationaal migratiesaldo voor de noordelijke provincies in de afgelopen 15 jaar. Sinds 2003 is Nederland echter een netto emigratieland geworden en is vooral de asielmigratie, onder meer door daarop gericht beleid, drastisch gereduceerd. Dit heeft ook zeker consequenties voor de bevolkingsgroei van de noordelijke provincies. Het valt, in het licht van de dreigende tekorten op de arbeidsmarkt in verband met de vergrijzing, te verwachten dat op niet al te lange termijn de immigratie wel weer zal aantrekken, maar het is niet waarschijnlijk dat die arbeidsmigratie gericht zal zijn op het noorden. Integendeel, het vrije verkeer van arbeidsmigranten zal ertoe leiden dat Polen en andere internationale arbeidsmigranten in eerste instantie hun heil zullen zoeken in de economische kernzones van Nederland in het westen. Met andere woorden: de toekomstige verdeling van internationale migratie over Nederland zou wel eens anders kunnen zijn dan het verleden, met negatieve consequenties voor de bevolkingsgroei van het noorden. Kunnen we dan wel vertrouwen op de binnenlandse migratie als factor van bevolkingsgroei voor het noorden? Dit is de hoek waar in ieder geval een aantal bestuurders in het noorden een flinke klapper hoopt te kunnen maken. Het gaat dan vooral over pensioenmigranten uit het westen die op de rust, de ruimte en de goedkope huizenprijzen van het noorden afkomen. Is dat een reëel perspectief? Het is zeker dat er een bepaalde aantrekkingskracht van het noorden op sommige westerlingen uitgaat. Voor Friesland en Groningen geldt dat de binnenlandse migratie in het verleden altijd een negatief saldo heeft gehad met de rest van het land, maar Drenthe is hier in het voordeel: hoewel met ups en downs is de migratiebalans met de rest van Nederland overwegend positief. Dat wil overigens niet direct zeggen dat die nieuwe Drentenaren ook uit het westen afkomstig zijn: een niet onbelangrijk deel is overloop uit Groningen. Toch zijn er wel degelijk gemeenten die nieuwe bewoners uit het westen aantrekken. De aantallen zijn op het totaal van de Nederlandse bevolkingsontwikkelingen niet groot, maar kunnen op lokaal niveau heel wat uitmaken. Toch moeten we hierbij ook wat kanttekeningen
girugten februari 2008
-door Leo van Wissen-
In 1995 koos de Nederlandse Vereniging voor Demografie als thema voor haar jaarlijkse congres: Regionale bevolkingskrimp in Europa. Dat congres haalde de voorpagina’s niet, al werd in diverse bijdragen van die dag al het toekomstperspectief geschetst waarbij bevolkingsdaling voor vele regio’s in Europa realiteit zou worden, inclusief de noordelijke provincies van Nederland. Tien jaar later werpt de Limburgse onderzoeker Derks een steen in de vijver van vele bestuurders en politici in de regio met dezelfde boodschap. Dat is niet verwonderlijk: in diverse gemeenten in het noorden en het zuiden is bevolkingskrimp inmiddels realiteit geworden, en moeten lokale en regionale bestuurders zich buigen over de daarbij behorende consequenties. Dit toegenomen bewustzijn lijkt zich vooral te beperken tot de periferie; het westen van het land heeft de handen vol om oplossingen te verzinnen voor dichtgeslibde wegen, milieu en een overspannen woningmarkt, en lijkt nog niet echt toe aan een boodschap over dalende bevolkingsaantallen. Dit is niet onlogisch: een stagnerende en teruglopende bevolking zal in de komende decennia vooral een regionaal verschijnsel blijven. Beleid dat geformuleerd wordt als antwoord op deze ontwikkelingen zal daarom ook vooral in de regio zelf geformuleerd worden. Daar is niets mee mis. Het westen, of meer precies de landelijke politiek wordt in het noorden (en het zuiden) toch al met groot wantrouwen bezien, zeker na het echec met de HSL noord. Maar dan blijft toch wel de vraag op welke manier provinciaal en lokaal bestuur met dit toekomstperspectief moeten omgaan. Daar wordt op dit moment verschillend over gedacht. maken. Anders dan de ‘standaard’ migrant, die jong is, en meestal nog een gezin zal stichten, gaat het hier om ouderen, wier verblijf tijdelijk zal zijn, zonder kans op nageslacht. Het zullen ook vooral retourmigranten zijn (al ken ik geen onderzoek dat deze bewering kan staven) die vroeger weggetrokken zijn en nu terugkeren, en in ieder geval extra koopkracht in de regio pompen. Als het migranten zijn zonder wortels in het noorden kan het nog moeilijk worden wanneer zij (na 10, 15 jaar) een serieus beroep gaan doen op zorg. Als hun kinderen en andere familie ver weg woont, zal een groot beroep gedaan worden op de formele zorg. Kan de regio dat aan? Op die vraag kom ik verderop nog terug. Ondanks deze lokale successen denk ik niet dat toekomstig beleid voor de regio gebaseerd moet zijn op overspannen verwachtingen op dit punt. De landelijke trend in de binnenlandse migratie wordt gedomineerd door het uitschuifproces van de Randstad naar het zuiden, oosten en -inderdaad- het noorden. De Randstad loopt van Amersfoort, via Utrecht, Den Bosch naar Tilburg, en met enige goede wil zou je de groei van Zwolle ook als uitschuifeffect van de Randstad kunnen zien. De noordelijke provincies horen hier echter niet bij. Dat zou mogelijk wel het geval worden indien de HSL-noord zou zijn aangelegd. De migratiebewegingen en woningmarkteffecten die daarvan het gevolg waren geweest zijn voorspeld door Jan Oosterhaven, met heilzame effecten voor zowel het noorden als de Randstad. Het CPB dacht er echter anders over en zoals bekend is dat instituut invloedrijker in Den Haag dan de RUG. Ik denk dat de redenering dat de zweeftrein de natuurlijke ontwikkeling naar ruimtelijke schaalvergroting van de Randstad zou hebben bespoedigd, waarbij er voor het noorden nieuwe kansen zouden zijn ontstaan om een echte wooneconomie op te bouwen, bijvoorbeeld voor flexwerkers of zelfstandigen die slechts af en toe in de Randstad hoeven te zijn en veel vanuit huis werken. Omdat dit inhaakt op een autonome trend voorspel ik dat de discussie over deze spoorlijn binnen 10 tot 20 jaar weer actueel wordt. Tot die tijd zullen we het voornamelijk moeten doen met bescheiden pensioenmigratie uit het westen. Laten deze pensioenmigranten zich voornamelijk leiden door de aantrekkelijkheid van deze gemeenten, per saldo kunnen deze dorpen toch bevolking verliezen. Jongeren verlaten per saldo de plattelandsgemeenten in het noorden, op zoek naar opleiding en werk. Zij komen op de eerste plaats af op de economische kerngebieden in het noorden: de as Groningen-Assen, of in Friesland naar Leeuwarden of de A7-zone (Heerenveen-Drachten). Daarmee worden de bevolkingsontwikkelingen in het noorden vergelijkbaar met communicerende vaten: hoe meer je bouwt in de economische kernzone, hoe harder zullen de overige gemeenten buiten die zone leeglopen. Aantrekkelijke nieuwbouw zal hoogstwaarschijnlijk wel aftrek vinden, de problemen kunnen ontstaan in sommige gebieden en deelmarkten die niet zo zichtbaar zijn. Als dat samengaat met een beleid van verantwoorde herstructurering/sloop van de minder courante delen van de woningvoorraad kan dat zinvol beleid zijn, maar je moet het een niet doen zonder ook niet na te denken over de andere consequenties.
Krimp en Ruimte: Kansen voor het Noorden?
Een aantal grotere steden in het noorden trekt de jongere bevolking uit de regio aan. De stad Groningen, met haar universiteit, speelt hierin natuurlijk een heel speciale rol. Maar we zien dat net afgestudeerden meestal niet in de regio blijven. Groningen is daarmee een soort tussenstation in de loopbaan van studenten uit het noorden: veelal afkomstig uit de regio komen ze naar Groningen om te studeren, om daarna uit te wijken naar het westen omdat hier geen geschikte baan te vinden is. Dat is overigens niet een probleem waar alleen studenten uit Groningen mee kampen. Uit alle universiteitssteden zien we een gestage stroom van pas afgestudeerden vooral naar Amsterdam vertrekken. Amsterdam is de meest gewilde woon- en werkplek voor hoogopgeleiden in Nederland. Op zijn beurt concurreert de hoofdstad weer met plaatsen als Londen, Parijs en New York, die natuurlijk nòg veel aantrekkelijker zijn, maar ook verder weg en slechts haalbaar voor een kleine selecte groep, die overigens wel groter wordt. We keren terug naar de verwachte bevolkingskrimp van het noorden. Het noorden als geheel, en de afzonderlijke provincies groeien nog steeds, en alle prognoses geven aan dat dit ook in de komende 15 tot 20 jaar nog wel zo zal blijven. Met andere woorden: de soep wordt toch niet zo heet gegeten als die wordt opgediend. Het is bijvoorbeeld opvallend dat ook Derks in zijn berekeningen voor de provincies als geheel niet op krimp uitkomt: zijn boodschap past dus niet helemaal precies op zijn vooruitberekeningen. Wel is het zo dat steeds meer regio’s binnen het noorden in de komende decennia van een plus naar een min zullen switchen. Ook is het zo dat voor de meeste regio’s die plus wel
10
steeds kleiner wordt. Het proces gaat dus wel geleidelijk, en dat geeft de mogelijkheid om er tijdig op in te spelen. Gebeurt dat ook? Als we de reacties van bestuurders zien op dit perspectief van het einde aan de bevolkingsgroei dan kunnen zeer verschillende reacties worden opgetekend, van zeer adequaat, via inadequaat tot ontkennend. Het verschil tussen inadequaat en ontkennend is dat in de eerste reactie het proces niet wordt ontkend, maar dat de illusie bestaat door krachtig bouwbeleid het tij te keren. Meppel lijkt me hierbij een typisch voorbeeld, waarbij men door een groot nieuwbouwproject hoopt de gemeente weer op de kaart te zetten. Dit doet me denken aan het motto van de regio Luik: Forcer l’avenir, terwijl het potjeslatijn: homo sapiens non urinat in ventum (een verstandig mens piest niet tegen de wind in) hier een veel betere leidraad zou zijn voor beleid. Zoals al opgemerkt: het is mogelijk dat het plan zelf wel vol komt, maar de problemen zullen in andere deelmarkten ontstaan. De ontkennende reacties zijn inmiddels sterk in de minderheid. Er bestaat bij sommigen nog steeds een geloof in een oplossing door een stroom migranten uit het westen, en ongetwijfeld zullen sommige gemeenten hiervan ook wel profiteren, maar de concurrentie met andere gemeenten en regio’s, die allemaal in hetzelfde schuitje zitten, wordt steeds heviger. Veel bestuurders zien wèl in dat op termijn het tij zal keren en dat daar in het beleid op moet worden geanticipeerd. Een tweede Delfzijl wil niemand, al moet daar bij gezegd worden dat die specifieke omstandigheden zich ook niet gemakkelijk laten herhalen. De vraag is dan vooral: wat moet er gebeuren? Een aantal suggesties is uit het voorgaande te destilleren, waarbij een van de meest veelbelovende, de aanleg van HSL-noord hier verder onbesproken blijft. De echte pijn van de bevolkingskrimp zit hem vooral in de combinatie met vergrijzing op het platteland. Het aantal gepensioneerden zal in de komende 20 jaar op veel plaatsen meer dan verdubbelen, en de vraag naar passende zorg- en andere voorzieningen voor ouderen in dunbevolkte regio’s zal sterk stijgen. Nu is het wel zo dat de ouderen van de toekomst een andere levensstijl en vaak een betere gezondheid zullen hebben dan de generatie voor hen. Toch zal de armoede ook in de toekomst meer dan gemiddeld geconcentreerd zijn bij oudere (vrouwelijke) alleenstaanden en zullen ook velen een gebrekkige gezondheid hebben en daarbij passende zorg behoeven. Hoe daarmee moet worden omgegaan is een grote maatschappelijke opgave, waarbij de overheid, zorginstellingen en woningcorporaties een bijdrage zullen moeten leveren. Het valt mij op dat bij het denken over toekomstige woonmilieu’s we nog vaak denken in de categorieën van het verleden: grote huizen met veel groen waarin jonge koopkrachtige gezinnen wonen. De realiteit is dat we woonmilieu’s moeten creëren waar rollators en rolstoelen gemakkelijk hun weg vinden, en de ambulance overal bij kan. Waarbij allerlei voorzieningen in en rond de woning een deel van de thuiszorg kunnen vervangen. Dat lijkt me een interessante opgave voor de toekomstige ruimtelijke planners. Wellicht kan een deel van de toegezegde miljarden om de geschrapte zweeftrein te compenseren ingezet worden, niet alleen voor zaken als een sneltram tussen Assen en Groningen, maar ook voor het creëren van een dergelijke regionale zorg-economie. Het is geen schande voor het noorden om op dat terrein voorop te lopen in Nederland.
girugten februari 2008
Niet rood of groen, maar lila een ruimtelijk-economisch alternatief
Lila en het verdriet van het Noorden 13 april 2004 was het moment van een bijzondere opvoering, met als podium de Fraeylemaborg in Slochteren. De vier Landelijke Planbureaus waren uitgenodigd om te praten over de ontwikkeling van Groningen, beschouwd in het licht van landelijke en internationale trends. Ook de auteur dezes was van de partij om de uitvoering te zien verworden tot een tragedie. Hoe de planbureaus ook naar Groningen keken – het meest stellig hierin was Paul Schnabel van het Sociaal Cultureel Planbureau – het zou nooit en te nimmer opstoten in de vaart der volkeren, hoe actief ook de Groningers de handen uit de mouwen wilden steken. Deze teleurstelling werd de opmaat tot een vervolg in kleine kring, op 8 juni 2004. De auteur dezes mocht andermaal aanschuiven, om een reactie te geven op de verschillende voorstellen, waarin Groningen – contrair de voorstelling van zaken van de landelijke planbureaus – een aantrekkelijk toekomstperspectief wordt geboden. Al discussiërend werd het enkelen duidelijk dat monofunctionele en megalomane functies in NoordNederland ondanks veel geloof in de goede zaak en dito beloften over de goede afloop, nimmer geslaagd zijn. Zie de leegte van de Eemshaven, de tragiek van het International Business Park Fryslân, Eelde Airport Groningen… Wanneer daar de terugtrekkende landbouw aan toe wordt
-door Gert de Roo-
In dit betoog gaan we in op het belang van regiospecifieke kansen en ontwikkelingen. Enerzijds is de regio in korte tijd relevant geworden als bestuurlijk niveau waarop planologische en economische besluiten vallen. Anderzijds zien we dat landelijke programma’s (ieder z’n Vinexwijk e.d.) en planologische dogma’s (de compacte stad boven alles) snel aan het eroderen zijn. Regio’s zullen als gevolg hiervan hun eigen (gebiedseigen) kansen moeten bezien tegen het licht van ruimtelijk-economische ontwikkelingen. Tegenover de algemeen gehanteerde planologische kleuren Rood en Groen wordt de kleur Lila geplaatst. Lila is het acroniem voor ‘Living in Leisurerich Areas’. Waar Groen staat voor een landbouweconomie en Rood een plaats biedt voor industrie en diensten, stellen we Lila voor als alternatief voor een woon-, landschap- en leisure-economie. Lila kleurt - zo stellen wij - een economie van Rust en Ruimte. Het is een economie die bijvoorbeeld in Noord-Nederland een regio-eigen aanvulling kan zijn voor de Razende Randstad-economie. gevoegd, lijkt het beeld dat de planbureaus schetsten compleet. Er is een krachtige denkinspanning voor nodig om te zien wat hier gaande is: Het argument van de planbureaus is gebaseerd op de economie van de Razende Randstad, en klassiek ruimtelijke ontwikkelingspatronen. Wonen volgt werk, dus dient er werk gecreëerd te worden wil ook de functie wonen zich kunnen ontwikkelen. Het is echter maar zeer de vraag of dit klassieke perspectief voor Groningen en Noord-Nederland van waarde is. Meer perspectief lijkt de stelling ‘werk volgt wonen’ te bieden. Deze benadering nodigt uit woonlandschappen te creëren die ook voor ‘draagkrachtigen’ van buiten de Noordelijke regio interessant kunnen zijn. Dit, omdat het Noorden een aantrekkelijk alternatief is voor snel duurder wordende Mediterrane woonlocaties, of omdat hier concepten worden ontwikkeld, bijvoorbeeld ‘wonen en zorg-combinaties’, die hun eigen wervingskracht hebben. Nog een stap verder in deze redenering is het perspectief ‘wonen is werk’, waarbij wonen als een volwaardige economische functie wordt gezien. Het gaat dan niet om wonen in de zoveelste Vinex-locatie. Nee, wonen volgens dit perspectief betekent de in de regio verankerde economie van alles wat met wonen van doen heeft, zoals het omarmen van de economie Figuur 1: Waddenzee
girugten februari 2008
11
Krimp en Ruimte: Kansen voor het Noorden?
van productdiversificatie in het wonen, een ruim aanbod in diverse woontypen, de ontwikkeling van woonlandschappen, versterken van een aantrekkelijke omgeving en promotie van de regio als woonregio. Met voorstellen als bijvoorbeeld ‘landelijk wonen’ en ‘landgoederen’ wordt het landelijk gebied opengebroken voor de woningmarkt. Het dogma ‘scheiding van stad en land’, de ‘raison d’être’ van de Nederlandse planoloog, wordt ter ziele gedragen als exponent van de in het Noorden niet passende Razende Randstad-economie. Lila en de planologie van de contramal Het belang van deze differentiatie wordt gevangen in een ander concept, die van de mal-contramal. Deze gedachte is een in het Noorden geboren concept en presenteert de kernzones en het omliggende landelijke gebied van Noord-Nederland als de mal en de contramal. Met de malcontramal-gedachte wordt de complementariteit van gebieden en regio’s verwoord, die zo mogelijk op alle punten elkaars keerzijde zijn. Ze zijn als ‘jin en jang’, en zullen op de wijze waarop ze elkaar aanvullen en versterken beoordeeld moeten worden. Dit idee is een streep door aloude en klassieke kern-periferie-concepten, zoals voorgesteld door Von Thunen, Alonso en anderen. Wanneer we de mal definiëren als sterk geconcentreerde, hoogdynamische interactie, zien we deze ingebed in en gesteund door de contramal, als een relatief stabiele leefomgeving, met een sterke, eigen identiteit. Vergelijk een stadcentrum met z’n omliggende woonwijken. Het centrum kan economisch niet bestaan zonder deze wijken en wijken zouden zonder centrum onleefbaar zijn. Deze exercitie is uit te voeren op landelijk en op regionaal niveau: er is te spreken van een aantal ‘contramallen’, waaronder de grootste en lila-gekleurde contramal: Noord-Nederland. De contramal van NoordNederland heeft alle potentie om internationale faam te verwerven – als we die tenminste willen zien. Het Waddengebied, de eilanden, terpenlandschappen, vestingsplaatsen van weleer, havens en vaarwegen, meren en plassen, boslandschappen en heidevelden… Let wel, het gaat hier niet om het Noorden de vertrutting aan te praten, in de ‘hollyhobby’ sfeer te trekken, of er Anton Pieck op los te laten. Deze bijdrage is bij uitstek bedoeld om te laten zien dat niets minder waar is. Dat het gaat om gebiedseigen kwaliteiten die ter hand zouden moeten worden genomen voor regionale ontwikkeling. Niet om een oubollig imago te koesteren, maar juist om met kracht te innoveren, te investeren en de economie die dit alles moet dragen te intensiveren. Aan deze intensivering dient evenwel richting te worden gegeven – de koers die wij voorstellen is Lila. Lila en de regio Dat de gevolgde redenering realiteitswaarde heeft kunnen we laten zien met figuur 2. Deze figuur geeft een ontwikkeling weer die zich in stilte aan het voltrekken is. Op dit moment wordt 350 miljoen Euro in de Friese Meren gestoken, om rond het thema water impulsen te geven aan landschap en leisure. Iets ten westen van de Meren ligt Marrum, dat inmiddels buitengaats rond het thema water een woon-, landschap- en leisure-economie heeft ontwikkeld. Leeuwarden heeft met z’n jongste uitleglocatie Zuidlanden ook ingezet op wonen, landschap en leisure. Zuidelijker zien we Lelystad met plannen om rond het thema water een woon- en landschapeconomie mogelijk te maken. Almere spant de kroon wanneer het gaat om de meest drastische voorstellen – zo ongeveer driemaal IJburg zal aan Almere worden toegevoegd, indien het mag bouwen in het Markermeer. En dan IJburg zelf – het is reeds een realiteit. Zo wordt een Leisure-as zichtbaar van Leeuwarden tot IJburg, waarbij rond het thema water een woon-, landschap- en leisureeconomie tot ontwikkeling wordt gebracht. Nu gebeurt dit nog ad hoc en ieder voor zich. Met Lila willen we juist de onderlinge synergie van deze projecten onderstrepen!
12
Figuur 2. De Leeuwarden-IJburg Leisure As (Lila) Hiermee wordt niet de armoede of achterstand van de regio het uitgangspunt van handelen, maar worden regionale kwaliteiten onderstreept die op eigen en unieke wijze complementair zijn aan die van de Randstad. Lila betreft geen extensivering van de noordelijke economie, maar een andere, evenzeer intensieve economie, met een geheel eigen dynamiek en krachtenspel. Aldus wordt met de kleur Lila de nationale planbureaus van repliek gediend, op hun stellige, maar teleurstellende reflectie op Groningse (en in het verlengde daarvan – Noord-Nederlandse) kansen ruimtelijk en economisch voortgang te boeken. Met Lila presenteren we een omvattend concept, dat als handvat of kristallisatiepunt kan dienen voor strategische visievorming en een motief voor verdere regionale samenwerking. Bronnen: Groenendijk, J. (1994), ‘Regionalisering van bestuur: drie soorten provincies op komst, In: Geografie, Vol. 3, nr. 5, p. 8-14. Hendriks, F. en Th.A.J. Toonen (1995), ‘The rise and fall of the Rijnmond authority: experiment with metro government in the Netherlands’, In: L.J. Sharpe (red.) The government of world cities, Wiley and Sons, Chichester. Hermans, W.E. en G. de Roo (2006) Lila en de Planologie van de Contramal; De ruimtelijk-economische ontwikkeling van Noord-Nederland krijgt een eigen kleur, In Boekvorm, Assen. IPO (Interprovinciaal overleg) (2003) Regionale structuurvisies; Advies over inhoud, proces en uitvoering van regionale structuurvisies, Den Haag. SNN (Samenwerkingsverband Noord-Nederland) (1997) Kompas voor het Noorden, Groningen. Vries. J. de en B. Wissink (2005), ‘De regio. Redactioneel’, In: Stedebouw & Ruimtelijke Ordening, Vol. 86, nr. 2, p. 6-9.
girugten februari 2008
-door Pieter Jan Karsijns-
Plaatsnamen over de grens Spitsbergen, ontdekt door Willem Barentz in 1596 op zijn fatale reis, zo leert ons de geschiedenis, hij noemde het ‘Het Nieuwe Land’. Het Spitsbergen dat in dit stukje centraal staat lijkt op een druilerige maandagmorgen amper het ontdekken waard. Het gehucht ligt tussen Sappemeer en Noordbroek, en telt hooguit vijf boerderijen. Een wit plaatsnaambord is het niet gegund, slechts twee straatnaamborden sieren het begin en het einde van het plaatsje. Op het gebied van bedrijvigheid is Spitsbergen wel opvallend goed bedeeld. Aan de westkant prijkt een groot bord waarop boer Dallinga zijn aardappelen, groenten en fruit aanprijst. Het gehucht kent zelfs een gelijknamige geluidsstudio, op de website staat een lijst met artiesten die er de laatste vier jaar geweest zijn. Niet minder dan (onder andere) Klaas Spekken, Tunebone en Zonder Henk hebben gebruikt gemaakt van deze “inspirerende en fantastisch klinkende” studio. In het zuiden van Spitsbergen bevindt zich tenslotte nog een vrij grote aardgaslocatie. Veel overeenkomsten met het pooleiland heeft het gehucht niet, behalve dat het vrij troosteloos en onherbergzaam is. De naam is, net als Polen, waarschijnlijk gekozen vanwege de afgelegen ligging. Eén van de boerderijen draagt de naam ‘Nova Zembla’, toepasselijk, aangezien Willem Barentz daar ondanks zijn ‘Behouden Huys’ aan zijn einde kwam. Gelukkig hoeven de bewoners van Spitsbergen zich hier geen zorgen over te maken.
14
girugten februari 2008
girugten februari 2008
15
Krimp en Ruimte: Kansen voor het Noorden?
-door Jouke van Dijk-
Het gaat goed met de Noordelijke arbeidsmarkt De Noordelijke arbeidsmarkt wordt al vele decennia gezien als problematisch. Kort samengevat is het beeld: een tekort aan banen en een te hoge werkloosheid. Dat de werkgelegenheid in het Noorden de laatste 15 jaar in hetzelfde tempo groeit als landelijk hoor je bijna nooit en ook niet dat de werkloosheid zelfs iets sneller daalt als landelijk. De werkloosheid is in het Noorden nog wel steeds hoger, maar voor de meeste mensen in het Noorden is de kans op een baan en een aantrekkelijke loopbaan nauwelijks slechter dan in de rest van het land. In dit artikel wordt eerste een korte beschrijving gegeven van de situatie op en de ontwikkeling van de Noordelijke Arbeidsmarkt1. Vervolgens wordt ingegaan op de toekomstverwachting. In de drie noordelijke provincies wonen eind 2007 1,7 miljoen mensen. Daarvan behoren er 1,1 miljoen tot de potentiële beroepsbevolking in de leeftijd van 15-64 jaar. Van deze groep behoren 740.000 tot de beroepsbevolking, of wel mensen die werk hebben of op zoek zijn naar werk. De potentiële beroepsbevolking in het Noorden neemt de laatste jaren iets afneemt, vooral door uitmigratie uit Friesland. Desondanks neemt de beroepsbevolking nog iets toe omdat het aantal mensen wat werk heeft of zoekt toeneemt. De totale werkgelegenheid bestaat uit ca. 600.000 banen van meer dan 12 uur. Tussen het beschikbare aantal banen en de beroepsbevolking zit een gat van 140.000 mensen die geen baan hebben en die wel (zouden moeten) willen. In november 2007 staan bij de arbeidsbureaus (CWI) in het Noorden 58.000 mensen als werkzoekend ingeschreven. Als we kijken naar het aantal mensen dat recht heeft op een uitkering, blijkt dat in de herfst van 2007 er 24.000 mensen zijn met een WWuitkering, 34.000 met een bijstandsuitkering en 87.000 met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Niet iedereen met een dergelijke uitkering is in staat om te werken en is verplicht zich bij het arbeidsbureau in te schrijven. Een deel is ziek, wordt omgeschoold of heeft andere problemen die werken onmogelijk maakt. Maar ook een deel werkt in een kleine parttime baan en van de arbeidsongeschikten blijkt ook ca. 20% te werken. Er zijn ook mensen die een baan zoeken en zich niet inschrijven bij het CWI en ook geen uitkering hebben, de zogenaamde NUG-ers (Niet-UitkeringsGerechtigde werkzoekenden) en dit zijn in het Noorden naar schatting ca. 50.000. Studenten die een baan zoeken voor meer dan 12 uur horen onder meer tot deze groep. Uit het voorgaande blijkt dat het dus niet precies te achterhalen is wat de arbeidsmarktsituatie is van de 140.000 mensen die wel tot de beroepsbevolking horen maar geen werk hebben. Uit Figuur 1 blijkt dat de noordelijke werkgelegenheidsgroei de laatste vijftien jaar vrijwel gelijk op gaat met de landelijke groei. Bij de recessie van 1993-1994 was de recessie in het Noorden duidelijk dieper en duurde aanzienlijk langer dan landelijk. Bij de meeste recente recessie van 2003-2004 was de recessie in het Noorden even diep als landelijk. Het herstel duurde nog wel iets langer, maar voor 2006 is de groei van de werkgelegenheid al bijna weer gelijk aan het landelijke gemiddelde. Dat de economie in het Noorden zich ongeveer op gelijke wijze ontwikkelt als landelijk is niet zo verwonderlijk als we kijken naar de sectorstructuur (zie Figuur 2). Binnen het Noorden zijn wel flinke verschillen: de werkgelegenheidsontwikkeling is in Friesland en Drenthe aanzienlijk gunstiger dat in de provincie Groningen. Traditiegetrouw is er in het Noorden een oververtegenwoordiging van de werkgelegenheid in de sectoren landbouw, industrie en bouwnijverheid en ook de overheidssector (openbaar bestuur, onderwijs en gezondheidszorg) is relatief omvangrijk. De omvang van de werkgelegenheid in de commerciële diensten is juist kleiner. Uit Figuur 2 blijkt dat deze verschillen nog steeds zichtbaar zijn,
16
maar ook dat de verschillen erg klein zijn geworden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de ontwikkeling van de werkgelegenheid in het Noorden steeds meer de landelijke trend gaat volgen. De achterstand van het Noorden in termen van het aantal banen per 1000 inwoners wordt ook kleiner, maar het inlopen gaat wel langzaam.
Figuur 1. Werkgelegenheidsgroei Noorden en Nederland, 1991-2006 Bron: Provinciaal Werkgelegenheidregister (PWR), LISA en de Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2008 Zoals in het begin van dit artikel al is genoemd, wordt de Noordelijke economie al decennialang gekenmerkt door hoge werkloosheid. Uit de cijfers van het CWI voor november 2007 blijkt dat de werkloosheid in het Noorden met 7,8% inderdaad hoger is dan de 6,2% voor Nederland: een verschil van 1,6 procentpunt. Maar de werkloosheid in het Noorden daalt wel sneller dan landelijk. In 2001 was de werkloosheid in het Noorden 8,6% en in Nederland 6,4%: een verschil van 2,2 procentpunt. Ook hier zien we dus dat de achterstand van het Noorden kleiner wordt. De samenstelling van het werkzoekendenbestand lijkt ook erg op het landelijke beeld: ongeveer de helft is vrouw, de helft is ouder dan 45 jaar, de helft heeft een lager opleiding (maximaal vmbo/mavo) en 70% is al langer dan een jaar werkloos. De groepen lageropgeleiden, langdurig werklozen en ouderen vertonen een grote overlap. Vooral het opleidingsniveau blijkt cruciaal in de kansen op een baan. Binnen het Noorden zijn ook qua werkloosheid grote verschillen. In november 2007 is de werkloosheid in de provincie Friesland het laagst met 7% en in Groningen het hoogst met 8,9%. Drenthe zit daar tussenin met 7,5%. Binnen provincies zijn ook grote verschillen. De werkloosheid is het hoogst in Oost-Groningen en Zuidoost-Drenthe en in de grotere steden. Dat laatste komt omdat de groepen met een zwakke arbeidsmarktpositie de neiging hebben om zich te concentreren in de steden, terwijl de vele banen in de steden vaak worden vervuild door personen die buiten de steden wonen. Uit het voorgaande blijkt dat de ontwikkeling van de werkgelegenheid
girugten februari 2008
en werkloosheid in het Noorden de landelijke trend goed volgt en dat de achterstand langzaam kleiner wordt. Blijft dat zo door gaan in de toekomst? Deze vraag is lastig te beantwoorden omdat er veel tegenstrijdige ontwikkelingen zijn. Als de bevolking in het Noorden afneemt zijn er minder consumenten en dat is slecht voor de vraag naar arbeid. Als echter vooral de werklozen het Noorden verlaten kan dit een positief effect hebben op de arbeidsmarkt. Die kans is echter niet zo groot, want de werklozen zijn vooral lager opgeleid en ouder dan 45 jaar en die groepen blijken nauwelijks te verhuizen. Als juist de goed opgeleide mensen door de krappe arbeidsmarkt naar de Randstad worden getrokken, kan dat de economische groei in het Noorden belemmeren als er een gebrek komt aan geschikt personeel. Maar is dit gevaar echt zo groot? De huizenprijzen in de Randstad zijn aanzienlijk hoger dan in het Noorden en het is ook niet leuk om als je naar je werk gaat lang in de file te staan. Als er goede banen in het Noorden zijn met een redelijk carrièreperspectief verwacht ik dat velen hier liever willen blijven of zelfs uit de Randstad hier naar toe verhuizen vanwege de mooie en betaalbare woonomgeving. Zeker als er kinderen zijn. Maar dan moeten er wel banen zijn. De kans dat die banen er komen is zeker aanwezig, want uit internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat banen de neiging hebben om de mensen te volgen en niet andersom 2 . En verder blijkt dat de groei van arbeidsproductiviteit in het Noorden groter is dan in de Randstad. Dit komt doordat in de Randsstad de congestie-nadelen door files groter zijn dan de agglomeratievoordelen die voortvloeien uit de ruimtelijke concentratie van economische activiteiten3. Ofwel: ook als de bevolkingsgroei in Nederland stabiliseert of afneemt, kunnen de regionale economie en de arbeidsmarkt in het Noorden blijven floreren. Maar dan moet het Noorden er wel in slagen goed onder de aandacht te brengen dat je er mooi en betaalbaar kan wonen. En natuurlijk ook de woningen bouwen die de mensen graag willen hebben en die neerzetten op plekken waar de mensen graag willen wonen. De banen zullen dan wel volgen als de arbeidsmarkt krap wordt. Dat gaat des te beter als de bedrijven er achter komen dat het rendement op investeringen buiten de Randstad hoger is vanwege de hogere groei van de arbeidsproductiviteit. Maar de kansen zijn niet overal en voor iedereen even groot. Het gebied
binnen de lijn Leeuwarden - Groningen - Assen - Hoogeveen ligt relatief dicht bij de Randstad en maakt meer kans op economische groei dan de gebieden langs de Waddenkust en de Duitse grens. Voor degenen met een niet afgemaakte schoolopleiding en voor degenen die al langdurig buiten het arbeidsmarktproces verblijven is de kans om ooit weer betaald werk te krijgen klein, zelfs bij een zeer krappe arbeidsmarkt. Voor hoger opgeleiden is van belang dat er banen komen met een goed carrièreperspectief en er moet ook een baan zijn voor de partner. Maar als overheden en bedrijven zich bewust zijn van deze problemen en een adequaat beleid gaan voeren, zijn de vooruitzichten voor de Noordelijke arbeidsmarkt gunstig. Noten: 1 De cijfers zijn gebaseerd op voorlopige gegevens uit: Lourens Broersma, Dirk Stelder en Jouke van Dijk (2008). Noordelijke Arbeidsmarktverkenning 2008. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen (verschijnt in februari 2008). 2 Gerke Hoogstra, Raymond J.G.M. Florax en Jouke van Dijk (2005). ‘Do ‘jobs follow people’ or ‘people follow jobs’? A meta-analysis of CarlinoMills studies’. Paper gepresenteerd op het 45th Europese congres van de European Regional Science Association, Amsterdam, 23-27 augustus, 2005. 3 Zie Lourens Broersma en Jouke van Dijk (2008), ‘The effects of congestion and agglomeration on mfp-growth in Dutch regions’, dat binnenkort verschijnt in Journal of Economic Geography, maar nu al online beschikbaar is: doi:10.1093/jeg/lbm041
Figuur 2. Werkgelegenheidsstructuur in het Noorden en Nederland, 2006 Bron: PWR, LISA en de Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2008
girugten februari 2008
17
Postmoderne interpretaties van militaire cultuurhistorie Historisch militaire invloed op hedendaagse ruimtelijke ordening
Mijn masterthesis voor de Master Environmental and Infrastructure Planning bevindt zich in het grijze gebied tussen Technische Planologie en Culturele Geografie. Beide begeleiders (respectievelijk dr. ir. Ike en dr. Groote) vonden dan ook dat er van hun onderdeel te weinig theorie in stond, hoewel het verhaal an sich goed beoordeeld is. Dit artikel probeert een korte schets te geven van deze thesis.
50 6 0
90
0
70 80
C 60
Figuur 2 – Knoppenmetafoor
100/0 1
40
70 80
70 80
40
50 6 0
18
P
20 30
Figuur 1 – Contextueel raamwerk voor de planningsarena
H
10
90
20 30
Om recht te doen aan de pluriforme betekenisgeving van die historisch militaire werken wordt in de thesis gebruik gemaakt van een identiteitsconstructie, die als uitgangspunt dient voor de militair cultuurhistorisch planningsarena. Door te doorgronden hoe een persoonlijke (of groeps-) identiteit wordt gevormd kan ook inzichtelijk worden gemaakt welke contexten er van invloed zijn op het planningsproces. De gebruikte identiteitsconstructie gaat uit van de beelden die men heeft van de historie, de beleving van de plaats en de
10
90
20 30
Met het verschijnen van de Nota Belvedére aan het eind van de jaren ’90 van de vorige eeuw ontstond er een groeiende interesse in cultuurhistorie bij planologen. Dat de militaire cultuurhistorie daar een belangrijk onderdeel van uitmaakt blijkt wel uit een inventarisatie van VROM waarin 46 linies en stellingen in Nederland worden geïdentificeerd. Maar niet iedereen zal deze militaire werken als cultuurhistorie bestempelen. Immers, wat voor de één een lelijke grijze doos in het landschap is, is voor de ander een flankerende mitrailleurbunker in de IJssellinie die diende om de Sovjets in de eerste jaren van de Koude Oorlog tegen te houden. Ieder individu geeft dus een andere, sociaal geconstrueerde betekenis aan historisch militaire werken. Dit pluriforme spectrum van betekenissen wordt versterkt door de sterke gevoelens die bij het militaire aspect komen kijken: geheimzinnigheid, veiligheid, dood en verderf, etcetera. Dit sluit aan bij de postmoderne gedachte dat er niet één waarheid bestaat, maar een veelvoud aan overlappende en relatieve constructies van de realiteit. Om echter tot een goed ruimtelijk plan te komen, zal er één gedachte de overhand krijgen in het plan, dat uiteindelijk op een modernistische (technisch rationele) manier tot stand komt. Om recht te doen aan de pluriformiteit van betekenissen van de militaire cultuurhistorie wordt het begrip neomodernisme geïntroduceerd dat uitgaat van postmoderne condities in het moderne plan. In het voortraject zal er uitgebreid rekening moeten worden gehouden met de verschillende interpretaties van het planobject, waarna er op een modernere manier invulling kan worden gegeven aan het eigenlijke ruimtelijke plan. De thesis richt zich vooral op de voorkant van het proces, de maatschappelijke processen die van invloed zijn op de historisch militaire invloed op de hedendaagse ruimtelijke ordening en heeft daarvoor een postmoderne insteek genomen.
40
-door Johan Vos-
Masterthesis
culturen waarin ze leven. Vanuit deze contexten zal de fysieke realiteit dus geïnterpreteerd worden tot een persoonlijke, geconstrueerde werkelijkheid en zijn daarmee van invloed op het planningsproces. De contexten historie, plaats en cultuur zijn onderling op elkaar van invloed. De mate van invloed staat echter nooit vast en heeft te maken met de machtsfactoren die de contexten onderling op elkaar uitoefenen. Op die manier ontstaat het in figuur 1 gepresenteerde contextuele raamwerk voor de planningsarena, die vereenvoudigd kan worden tot een metafoor van knoppen zoals in figuur 2 weergegeven, waarin elke knop een context representeert en de stand van de knop de invloed van die context op de planningsarena en de andere contexten. Om dit contextueel raamwerk toe te passen op de militaire cultuurhistorische planningsarena wordt vervolgens het begrip cultuur vervangen door discours. Het begrip discours in deze thesis is overgenomen van de Franse filosoof Foucault en doelt op een bepaalde groep mensen, die op een bepaald tijdstip eenzelfde interpretatie heeft van een onderdeel van de fysieke realiteit. Culturen kunnen dus beschouwd worden als een discours, of een aantal gerelateerde discoursen, ook wel discursief veld genoemd. Verder laat een korte analyse van het beleid omtrent militaire cultuurhistorie zien dat dit vooral draait om de overlap die gezocht wordt tussen geschiedenis en ruimtelijke ordening, dat in essentie gelijk staat aan de contexten historie en plaats. De derde context, cultuur, is dus volgens het contextuele raamwerk van invloed op het proces van overlap tussen historie en context. Er is dus een discursief veld van invloed op het behoud van historisch militaire werken, waarbij het ene discours meer aandacht zal hebben op het verleden en het andere
girugten februari 2008
Figuur 4 – Tankgracht en bunkers tussen Groot-Valkenisse en Koudekerke
discours meer aandacht zal hebben op de ruimtelijke ordening. Deze discoursen hebben uiteraard een onderlinge machtswerking, waardoor de invloed op het proces van verschillende discoursen niet altijd even duidelijk is. Deze toepassing van het contextuele raamwerk – dat een postmoderne basis heeft – op de militaire cultuurhistorie is in figuur 3 weergegeven. Vanuit de drie contexten historie, plaats en cultuur zijn er twee
Figuur 3 – Conceptueel, contextueel raamwerk van de militair cultuurhistorische planningsarena praktijkvoorbeelden beschreven. Het Verteidigungsbereich Vlissingen is een door de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog gebouwde verdediging in en vooral rond Vlissingen, die deel uitmaakte van de Atlantikwall. De stad heeft door de eeuwen heen haar militair strategische waarde bewezen aan de monding van de Westerschelde en ‘tegenover’ Londen, waarmee het een strategisch belangrijke positie innam. Van met name het Landfront, het deel dat Vlissingen moest beschermen voor Geallieerde aanvallen over land, is heden ten dage nog veel te zien. De tankgracht met bijbehorende flankerende bunkers, pyramide-vormige tankobstakels en een heuse tankmuur zijn niet te missen in het landschap. Er is zelfs gedeeltelijk een fietspad langs aangelegd met begeleidende informatieborden. Ook onderdelen van de eeuwenoude verdediging in de vorm van Fort Rammekens werden opgenomen in de Duitse verdedigingswerken. Binnen de Atlantikwall waren er een aantal van dit soort Verteitigungsbereichen.
Al deze verdedigingswerken zijn echter grotendeels verloren gegaan onder de grote naoorlogse uitbreidingen van deze havensteden. Dit maakt het Verteidigungsbereich Vlissingen een uniek exemplaar, vanwege het onaangetaste karakter van de Duitse landsverdediging. Hoewel er vanuit de Provincie Zeeland op cultuurhistorisch terrein actief beleid gevoerd wordt voor het behoud van dit unieke stukje Atlantikwall, vormen provinciale plannen voor een containerhaven een serieuze bedreiging voor een deel van het Landfront. De actieve Stichting Bunkerbehoud daarentegen zet zich actief in voor het behoud van alle Duitse objecten en structuren in Zeeland en is daarmee een actieve speler in de militair cultuurhistorische planningsarena en wordt daarom ook genoemd in het provinciale omgevingsplan. De algemene beleving van de objecten van het Verteidigungsbereich Vlissingen is met het verschijnen van publicaties van onder andere de Stichting Bunkerbehoud sinds de jaren ’80 van de twintigste eeuw langzamerhand positiever geworden. Dit verwoordt zich in een bredere acceptatie, interesse en behoud van de objecten. Veel verder terug in de geschiedenis werd er in het rampjaar 1672 voor het eerst een waterlinie in werking gesteld. Deze is nu bekend als de Oude Hollandse Waterlinie. Grote delen van laaggelegen land op een lijn van Muiden, langs Woerden (dus ten westen van Utrecht) naar de Biesbosch werden onder water gezet en op de zwakke plekken versterkt door tijdelijke schansen. De verschillende vestingsteden vormden strategische punten in de verdediging van Holland en beschermden de gevaarlijke riviertoegangen. Nadat de waterlinie haar vruchten had afgeworpen en de Fransen tot staan had weten te brengen werd de waterlinie in een meer
Figuur 5 – Torenfort Uitermeer met opgegraven inundatiesluis
girugten februari 2008
19
Masterthesis 70 80
90 70 80
0
100/0 1
0
C
W=f(R,Ce,Cn)
20 30
40
50 6 0
70 80
100/0 1
C
R
50 6 0
70 80
P
20 30
50 6 0 40
70 80
40 90
0 20 30
50 6 0
20
0
50 6 0
100/0 1
C
100/0 1
20 30
H
20 30
90
90
0
40
100/0 1
40
90
Figuur 6 – Uitgebreide knoppenmetafoor met onderscheid tussen realiteit en werkelijkheid
definitieve vorm verbeterd en uitgebreid met militaire werken, tot dat in 1815 de Nieuwe Hollandse Waterlinie in gebruik werd genomen. Met deze nieuwe linie werd ook Utrecht beschermd voor aanvallen vanuit het oosten, door het middelste deel van de Waterlinie naar de oostkant van de stad te verplaatsen. Vandaag de dag is er weinig meer te zien van de Oude Hollandse Waterlinie, buiten de vestingsteden en werken die ook in de Nieuwe Hollandse Waterlinie een rol hebben gespeeld.
en in marginale bewoordingen in provinciale plannen. In de opkomende interesse voor de militaire cultuurhistorie zag de Stichting Groene Hart echter een nieuwe kans om het door hun zo geliefde groene hart van een nieuwe manier van bescherming te voorzien. In het kader van de Nota Belvedere is er een zogenaamde ‘Agenda voor de Oude Hollandse Waterlinie’ geschreven, waarin uiteengezet wordt op welke manieren deze waterlinie beschermd en geaccentueerd kan worden.
Maar dat sluit ook aan bij de gedachte van een waterlinie, deze hoort in vredestijd niet te zien te zijn, maar klaar te liggen voor gebruik bij vijandelijke aanvallen. Hoewel er voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie al veel beleid is geschreven ten behoud – gedreven door het ‘Panorama Krayenhoff’-, is er nog weinig aandacht voor de Oude Hollandse Waterlinie. Waar er geen overlap is met de Nieuwe Hollandse Waterlinie, is deze dan ook vaak niet terug te vinden in gemeentelijke structuurplannen
Deze twee praktijkvoorbeelden zijn geanalyseerd aan de hand van de beschreven theorie. In deze analyse bleek dat het nuttig was de contexten historie, plaats en cultuur te verdelen over realiteit en werkelijkheid. Met de realiteit wordt hier bedoeld hetgeen waar je tegen op loopt, de fysieke constructie dus. De werkelijkheid is de manier waarop de realiteit wordt geïnterpreteerd, de sociale constructie dus. De analyse van de drie contexten liet zien dat het om interpretaties gaat van met name de
girugten februari 2008
contexten verleden en plaats door verschillende discoursen. Verleden en plaats kunnen dus in de realiteit geplaatst worden en de discoursen (of culturen) in de werkelijkheid, binnen deze discoursen liggen namelijk de kaders waarbinnen de werkelijkheid gevormd wordt. Hiermee zijn dus ook de interpretaties van het verleden en de plaats in de werkelijkheid terecht gekomen. Eén en ander is weergegeven in een verbouwde knoppenmetafoor in figuur 6. Uit de figuur blijkt ook dat interpretaties van een andere cultuur of discours ook van invloed is op de eigen interpretatie, immers, de lezers van dit artikel zullen na het lezen hiervan een andere interpretatie hebben van militaire cultuurhistorie, waardoor ze dus beïnvloed zijn door dit artikel. Hierdoor is inzichtelijk gemaakt dat een werkelijkheid (W) een afgeleide is van de realiteit (R), de normen en waarden binnen de eigen cultuur (Ce) en de interpretaties van andere culturen (Cn). De verschillende culturen die zich in de werkelijkheid van de militair
rol spelen, en dat deze wordt aangevuld en versterkt door opkomende discoursen die zich op vrijwillige basis met deze militaire cultuurhistorie bezighouden. Deze vrijwillige discoursen kunnen zelfs zo machtig zijn dat ze professionele discoursen die militaire cultuurhistorie als ondergeschikt belang zien, deze op een succesvolle manier kunnen laten bijdraaien ten behoeve van het behoud van historisch militaire werken en structuren. Als een overheidsorgaan zich wil inzetten voor het behoud van historisch militaire werken, biedt het contextueel raamwerk van historie, plaats en cultuur een goed selectiecriterium om te bepalen welke actoren er een positieve rol kunnen gaan spelen in de militair cultuurhistorische planningsarena, en om de negatief ingestelde actoren te doorgronden en een meer positieve insteek te geven door middel van wilsvorming. De thesis met uitgebreide bibliografie is in te zien op http://home.wanadoo.nl/ vosinfra/thesis.pdf
Figuur 7 – Contextueel, conceptueel raamwerk van militair cultuurhistorische planningsarena met discursiviteiten cultuurhistorische planningsarena bevinden zijn verder onder te verdelen in twee belangrijke discourstypen. Het gaat hierbij om professionele discoursen en vrijwillige discoursen, waarmee respectievelijk overheden en stichtingen bedoeld worden. Binnen deze discoursen bestaat een spectrum (discursiviteit) waarop de interpretatie van militaire cultuurhistorie geplaatst kan worden. Voor de professionele discoursen reikt dit spectrum van het actief beleid voeren voor behoud van historisch militaire objecten tot het ondergeschikt maken van militaire cultuurhistorie aan andere belangen zoals ruimtelijk economische belangen. Bij de vrijwillige discoursen richt het spectrum zich op de doelstellingen van de stichtingen, waarbij aan het ene eind de doelstellingen staan die directe relaties hebben tot militaire cultuurhistorie en aan de andere kant de doelstellingen staan die onbewuste relaties hebben met militaire cultuurhistorie, zoals bijvoorbeeld landschapsbehoud, dat in het geval van de Oude Hollandse Waterlinie ook het behoud van de inundatievelden behelst. De spectrumeinden van de twee discourstypen zijn in te passen in het eerder geschetste raamwerk van de militair cultuurhistorische planningsarena, zoals in figuur 7 gedaan is. De conclusie is dat professionele overheidsdiscoursen die actief beleid voeren voor het behoud van militaire cultuurhistorie een belangrijke
girugten februari 2008
21
-door Bart Booij-
Alles is geografie
V lagg en
Geografie is bij uitstek de studie van landen en hun bijbehorende culturen. Wie denkt aan Hofstedes ui-model van cultuur (waarden, rituelen, helden en symbolen) moet bedenken dat hét symbool van een land haar vlag is. Vlaggen hebben in de loop der eeuwen een bijzondere status gekregen in (met name) de westerse cultuur. In menig grondwet wordt het bezoedelen van de vlag (het op de grond gooien of in brand steken ervan) gelijkgesteld met landverraad. De status die vlaggen gekregen hebben als symbool van een land is vaak af te lezen in de symboliek die in de vlag zelf schuilgaat. Bijna elk land heeft officieel vastgesteld waar de vorm, kleuren en de eventuele emblemen of wapens voor staan. Teksten als ‘Rood staat voor het bloed vergoten in de vrijheidsstrijd’ en ‘Geel staat voor een gouden toekomst’ komen veel voor. In de praktijk zijn de eigenschappen van de vlag veelal om andere redenen gekozen en is de betekenis pas later toegekend. Neem nu bijvoorbeeld de zogeheten ‘pan-slavische’ kleuren. De kleuren rood, wit en blauw komen in de vlaggen van landen als Rusland, Servië, Slowakije, Tsjechië en Kroatië voor. Het zijn de kleuren waarmee elk van de landen haar Slavische achtergrond wil laten zien. Voor Rusland zouden de kleuren voor de tsaar (wit), de adel (blauw) en het volk (rood) staan, vandaar dat voor die volgorde gekozen is (de tsaar staat natuurlijk boven de adel, welke weer boven het volk behoort). Erg leuk die betekenis, maar het is bekend dat tsaar Peter de Grote in de 17e eeuw naar de Nederlanden kwam om scheepsbouw te bestuderen en op zijn terugreis niet alleen kennis, maar ook het ontwerp van de vlag meenam. Nederland was in die tijd en eigenlijk tot aan de Franse Revolutie een van de weinige republieken. Het is dan ook geen wonder dat de Fransen het rood-wit-blauw overnamen toen ze de eerste Franse Republiek stichtten. Een logisch gevolg daarvan is dat de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijders dit rood-witblauw overnamen voor hun ‘star-spangled-banner’. Waarom was die Nederlandse vlag eigenlijk rood-wit-blauw? Het is toch zeker ‘oranje-blanje-bleu’ (van het Franse ‘orange’, ‘blanche’ en ‘bleu’) en ‘Oranje-boven’? Vaak wordt verklaard dat de republiek voor rood gekozen heeft om zich te distantiëren van het Huis Oranje-Nassau. Rood wordt door veel landen in hun vlag als kleur van de republiek als staatsvorm gezien. Echter, het veel donkerder rood is veel beter te onderscheiden van het vale oranje, met name op zee. Dus was het een zeer praktische reden die de Nederlandse vlag heeft gevormd zoals hij nu bestaat. Maar niet alleen praktische redenen steken de kop op als men in de wondere wereld van de vlaggenkunde duikt. Ook echte symboliek duikt op. Neem nou de vlaggen van de landen Guatemala, Honduras, El Salvador, Nicaragua en Costa Rica welke allemaal afgeleid zijn van de losse federatie die ze ooit vormden, de Verenigde Staten van Centraal Amerika. De vlag van deze staat bestond uit drie horizontale banen, blauw-wit-blauw en stelde het land (wit) tussen de Caribische Zee en de Stille Oceaan voor. De vlaggen van de eerder genoemde landen zijn allen blauw-wit-blauw hoewel de vlag van Guatemala nu verticale banen heeft en Costa Rica een rode baan door de witte heeft (omdat de vrouw van de eerste president de Franse tricolore zo mooi vond). Zo kan je er dus bijna altijd zeker van zijn dat het land dat bij een blauw-wit-blauwe vlag hoort in Midden-Amerika (een uitzondering is Argentinië).
Servië
Kroatië
Rusland
Tsjechië Figuur 1: Pan-slavische vlaggen
Deze conclusie brengt het hele vlaggenverhaal weer richting de geografie, immers, ‘Alles is Geografie’. Naast de eerder besproken pan-slavische kleuren bestaan er ook zoiets als de pan-arabische en pan-afrikaanse kleuren. Wanneer je een vlag met de kleuren rood, wit, groen en zwart tegenkomt kan je er redelijkerwijs vanuit gaan dat het om een Arabische vlag gaat. De kleuren groen, geel en rood staan voor Afrika en zijn afgeleid van de vlag van Ethiopië. Vlaggen staan dus niet alleen symbool voor een land alleen, maar ook voor haar verbintenis met anderen. Verenigde Staten van El Salvador Guatemala Een vlag symboliseert een zelfde Centraal-Amerika geschiedenis, ideologie of cultuur in zijn algemeen. Sommige vlaggen zijn tot stand gekomen als persoonlijke gril van de ontwerper, anderen hebben een lange geschiedenis voor ze hun huidige vorm hebben gekregen. Zeker is dat alle vlaggen staan voor een nationale eenheid, Nicaragua Honduras Costa Rica hoe fragiel ook. Figuur 2: Midden-Amerikaanse vlaggen
22
girugten februari 2008
De Top 5
Grijze Groningers
Lenie ’t Hart (1941) De beschermvrouwe van de zeehonden, zonder wie Pieterburen een anoniem plaatsje op het Hogeland zou zijn geweest. Lenie strijdt sinds 1971 fanatiek voor ‘haar’ huilers en heeft daar veel voor over. Elk jaar is zij wel te zien op het journaal, zodra het ‘seizoen’ van de zeehondenvoortplanting, met alle weeszeehondjes tot gevolg, weer begonnen is. Recentelijk was echter de locatie van de Zeehondencrèche onderwerp van gesprek. Doordat de opvang binnen de gemeente de Marne niet meer kon uitbreiden, moest er een nieuwe locatie gevonden worden. Medio 2010 zal de crèche verhuizen naar een nieuw onderkomen in Delfzijl. Lenie is naast dierenvriend ook een echte Groninger, en presenteerde in de jaren tachtig het ‘Groninger Programma’ op Radio Noord.
-door Pieter Jan Karsijns-
Piet van Dijken (1949) Waarschijnlijk voor niet-Groningers de minst bekende uit deze lijst, maar zeker niet de minste. Piet van Dijken is een rasechte stadjer en is werkzaam bij zowel RTV Noord als OOG TV. Elke werkdag rond het middaguur is Piet te vinden in de buurt van de Bakker Bart in de Herestraat, om de mening van de ‘man op de straat’ te peilen over de meest uiteenlopende onderwerpen. Live op de radio bestookt hij het winkelend publiek met zijn rake vragen. Zo vroeg hij ooit eens aan een Duits echtpaar of zij een ‘tagje aus’ waren. Op TV Noord is hij te zien met eenzelfde programma, Prietpraat. Tevens heeft hij op OOG TV zijn eigen interviewprogramma, Piet Op Het Nieuws, waarin hij stad-Groningers aan de tand voelt over actuele onderwerpen. Door zijn persoonlijke aanpak, hij staat doorgaans nooit verder dan 25 centimeter van de geïnterviewde, weet Piet vaak de kern van de zaak te komen, vaak ook niet. Ondanks zijn lange staat van dienst is hij nooit echt doorgebroken, toch is hij met recht een bekende Groninger die niet in dit rijtje mag ontbreken.
Driek van Wissen (1943) Deze voormalig leraar Nederlands op het Dr. Aletta Jacobs College in Hoogezand is sinds 2005 de ‘Dichter des Vaderlands’. Hij kreeg deze erebaan door hoogstpersoonlijk campagne te voeren, onder andere met behulp van gegraveerde balpennen. In de functie van ‘Dichter des Vaderlands’ schrijft Driek gedichten die aansluiten bij de actualiteit. Zijn gedichten kenmerken zich door vaak veel humor en herkenbaarheid. Hij schrijft vaak in de snelsonnetvorm (rijmschema: abba). Productief is hij in ieder geval, op de website www.nederlands.nl staan maar liefst 900 gedichten van zijn hand. Driek is als leraar Nederlands een echte taalpurist en die hoedanigheid schreef hij voor het Nieuwsblad van het Noorden een rubriek over verkeerd taalgebruik. Gronings zul je hem dan ook nooit horen spreken, maar als geboren en getogen Groninger en opvallende persoonlijkheid mag hij toch niet ontbreken in deze lijst. Jaap Nienhuis (1935) Deze fraai besnorde weerman is vaak te zien op TV Noord, waar hij afwisselend met Derk Bosscher het weerpraatje doet, in het Gronings uiteraard. Mede door zijn opvallende snor is Jaap, of Jopke voor de Groningers, al een paar keer gevraagd om op de nationale televisie uitleg te geven over allerhande onderwerpen. Zo verscheen hij zelfs een keer bij rasinterviewer Ivo Niehe met een rode lantaarn op de bank, om te vertellen over de Elfstedentocht. Jaap Nienhuis kwam in de barre tocht van 1963 namelijk als allerlaatste over de finish, vlak voor twaalf uur ’s nachts. In 1986 en 1997 voltooide hij opnieuw de ‘tocht der tochten’, waarin hij beide malen (net als de eerste keer) aan de start verscheen met Friese doorlopers en zelfgebreide wanten. Overigens finishte hij in de twee laatste tochten niet als laatste. Naast reeds genoemde bezigheden is Jaap een verdienstelijk toneelspeler en ULV-vlieger. Door zijn markante voorkomen en steevast gebruik van de Groninger taal is ‘Jopke Nainhoes’ zeker een bekende Groninger. Max van den Berg (1946) Alhoewel hij niet in Groningen geboren is (Oldenzaal) heeft Max van den Berg toch een grote invloed gehad op met name de binnenstad van Groningen. Na zijn studie Sociologie in Groningen werd hij al op 24-jarige leeftijd wethouder van onder andere Verkeer, in een college waarin verder Jacques Wallage zat. Het meest bekende (en wellicht beruchte) besluit van dit college is het Verkeerscirculatieplan. Dankzij dit plan werd de binnenstad een ramp voor auto’s en een stuk vriendelijker voor fietsers en wandelaars, wat ook het doel was. Het stuitte in de beginfase op nogal wat weerstand, maar dat is tegenwoordig grotendeels weggeëbd. Na zijn wethoudersschap vertrok hij richting Zuid-Amerika, om vervolgens in de PvdA carrière te maken. Hierna werkte hij nog als directeur van Novib en als Europarlementariër. Vanaf september 2007 is hij terug in Groningen, als commissaris van de Koningin, hij volgde Hans Alders op. Zijn eerste speerpunt was het door laten gaan van de Zuiderzeelijn, hopelijk is een slecht begin niet het halve werk.
girugten februari 2008
23
-door Jitze Maatman-
Op de bank van... In ‘Op de bank van…’ komen personen aan het woord die een bepaalde functie binnen onze faculteit vervullen. Er gebeurt meer aan onze faculteit dan de gemiddelde lezer vaak zal vermoeden. Daarom een kennismaking met de functies en de personen die hier invulling aan geven. Op de bank van Corien Kuiper Vorig jaar is Corien Kuiper als lijsttrekker van Pro Geo verkozen tot de studentengeleding van de Faculteitsraad. Per 1 september 2007 was de wisseling van de wacht en sindsdien is zij vice-voorzitter van de Faculteitsraad en voorzitter van Pro Geo. Corien, een korte introductie graag. Ik ben Corien, geboren op 29 juli 1987, dus nu 20 jaar oud. In 2005 ben ik begonnen aan onze faculteit met het studeren van Sociale Geografie en Planologie. Dit Bachelordiploma verwacht ik dit jaar te halen, daarna wil ik beginnen met de Research Master. Ik heb vorig jaar de Buitenlandse Excursie van Ibn Battuta medegeorganiseerd, daarnaast zullen sommige studenten mij kennen als student-assistent bij het eerstejaarsvak Fysische Geografie. Wat voor bank heb je en waar staat deze? Ik heb een kamer aan de Korreweg, het schoolplein van een basisschool grenst aan mijn tuin, dat betekent altijd vroeg wakker worden. Uitslapen is er niet bij wanneer schreeuwende kinderen praktisch in je achtertuin staan. In mijn kamer staat een bank van een onbestemde kleur, roodoranje-roze komt het dichtst in de buurt denk ik. De bank komt bij de Mamamini vandaan. In de tuin staat ook nog een afgeleefde bank, maar daar wil je echt niet op zitten. Hoe ben je op de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen terechtgekomen? Ik ben begonnen met een bezoek aan de onderwijsbeurs in Groningen. Toen ik eenmaal het besluit had genomen in Groningen te gaan studeren ben ik gaan afstrepen. Mijn vader heeft hier vroeger ook gestudeerd en hij heeft me op deze faculteit gewezen. Ik heb toen nog verschillende voorlichtingsdagen bezocht en heb hier meegedaan aan een meeloopdag. Professor Huigen ontving ons erg enthousiast, we hebben nog een gisoefening gedaan en een geografische fietstocht gehad. Op het Dr. Nassaucollege in Assen hadden we ook een erg enthousiaste aardrijkskundeleraar, misschien is daar mijn interesse in de geografie wel begonnen. En het bevalt? Ja, het bevalt uitstekend. Ik vind het erg leuk en mijn resultaten zijn niet slecht. Als je goede cijfers haalt kun je meedoen aan het Challenge Program, ik ben met een groepje een week naar Cork geweest voor ons groepsonderzoeksproject. Het onderzoek voor mijn bachelorproject zal waarschijnlijk een case-study in een Europese stad zijn. Dat soort dingen maken de studie ook extra leuk. Misschien dat ik tijdens mijn master nog een tijdje in het buitenland ga studeren. Op dit moment doen er nog weinig studenten de Research Master, maar het is wel een master met erg veel mogelijkheden. Ik weet nog niet wat ik daarna ga doen, misschien werken als onderzoeker op de universiteit, provincie of een hogere overheid. Ik zie een gemeentelijke of commerciële functie in ieder geval niet zo zitten. Hoe word je voorzitter van Pro Geo? Ik heb vorig jaar gesolliciteerd naar een plaats op de verkiezingslijst van de Faculteitsraad, in principe kan elke student dat doen. De verkiezingen waren in mei, maar de raden wisselen per september. In de raad zitten
24
vijf medewerkers en vijf studenten, de studentgeleding van de raad vormt ook het bestuur van stichting Pro Geo. Ik was bij de verkiezingen lijsttrekker, in overleg met de andere gekozenen zijn de functies verdeeld en ben ik voorzitter geworden. Wat doet de voorzitter van Pro Geo? Ik leid de wekelijkse vergaderingen. We hebben vijf mondige types in het bestuur, dus de moeilijkste taak is het orde houden in fractievergaderingen! Verder moet ik natuurlijk de grote lijnen in de gaten houden. In principe ben ik eindverantwoordelijk, als voorzitter delegeer je, maar uiteindelijk doen we het met z’n allen. Daarnaast ben ik vice-voorzitter van de Faculteitsraad. De afgelopen twee jaar was de voorzitter van de Faculteitsraad een student. Nu is dat weer een docent, meneer Strijker. Hij bevalt erg goed, soms zou je hem zelfs overenthousiast kunnen noemen. De studentenfractie in de F-raad vertegenwoordigt alle studenten. Wij kunnen alle zaken die van belang zijn op de agenda laten zetten, in de praktijk zijn dat meestal dingen die verbeterd kunnen worden. We zijn nu nog een redelijk kleine faculteit dus de lijnen zijn kort en voor ons is het nog mogelijk om contact te houden met de meeste docenten, studenten en medewerkers. Kun je het makkelijk naast je studie doen? Het gaat nog steeds goed. In het begin was het aanpoten, nu het loopt en we wat meer routine hebben is het goed te doen. In mijn geval heeft het tot dusverre geen studievertraging opgeleverd. Er staat tien uur per week voor maar in de praktijk ben je er meestal wel langer mee bezig. Het wordt ook financieel gewaardeerd door de universiteit met drie maanden bestuursbeurs, daarmee kun je eventuele vertraging compenseren. Buiten studeren en Pro Geo doe ik ook nog genoeg andere dingen, ik schaats bijvoorbeeld regelmatig en ben natuurlijk bij alle borrels van Ibn Battuta aanwezig. Hebben jullie al resultaten geboekt dit jaar? We hebben al een aantal notities geschreven die positief ontvangen zijn. De samenwerking met de andere studentenorganisaties aan de faculteit is erg goed. We organiseren ook samen met Ibn Battuta de boekenverkoop. Met de opleidingscommissies worden de vakken en het curriculum geëvalueerd. We gaan altijd meteen aan de slag met allerlei klachten die we van studenten krijgen, dat soort kleine dingen zijn voor de studenten eerder zichtbaar dan de grote lijnen. We zijn ook nog bezig met dingen van een jaar of twee jaar geleden, die nemen wij over. In de onderwijswereld gaat het helaas allemaal niet zo snel als je zou willen, een jaar is dan eigenlijk best kort. Wat staat er nog te gebeuren? We hebben in ons beleidsplan geschreven dat er meer aandacht moet worden besteed aan het nabespreken van vakken en projecten. Studenten moeten ook weten wáárom ze iets wel of niet gehaald hebben, niet alleen dát ze iets gehaald hebben. Dan kun je slechte dingen verbeteren en vasthouden aan de dingen die je al goed doet. Daar zijn we nu druk mee bezig. Verder valt er altijd wel iets te verbeteren. Studenten kunnen altijd alles kwijt bij Pro Geo. Via onze klachtenbox op www.progeo.nl, mailen naar
[email protected] of persoonlijk bij een opleidingscommissielid of een bestuurslid. Je kunt natuurlijk ook zelf actief worden. In maart zijn er weer gesprekken voor de nieuwe lijst, dus ik zou iedereen willen vragen om te solliciteren. Afgelopen jaar stonden er maar zes mensen op de lijst, het zou goed zijn als er meer te kiezen is. We hadden bij de afgelopen verkiezingen sinds lange tijd niet meer het hoogste opkomstpercentage, dat willen we dit jaar natuurlijk wel weer hebben. De betrokkenheid is altijd groot, net als de waardering vanuit de faculteit!
girugten februari 2008
Ibn Battuta Mededelingen van Faculteitsvereniging Ibn Battuta Nu na de kerstvakantie, waarin iedereen hopelijk zijn welverdiende rust heeft gekregen en ook de tweede tentamenperiode alweer achter de rug is, is het studiejaar toch al weer een aardig eind op weg. De afgelopen tijd heeft Ibn Battuta natuurlijk ook niet stil gezeten. Congressen en symposia Er wordt hard gewerkt om te zorgen dat ook de komende tijd weer vol staat met leuke en interessante activiteiten. Op 7 maart zal bijvoorbeeld het mede door Ibn Battuta georganiseerde Nationale Planologen Symposium plaatsvinden in Amsterdam. Met als thema ‘Het einde van het groene hart?’ wordt de hele dag door middel van lezingen en verschillende workshops gekeken hoe het groene hart er nu voor staat en worden er verschillende scenario’s uitgewerkt voor de toekomst van dit gebied. Behalve voor de planologen wordt ook voor de geografen een soortgelijke dag georganiseerd en wel op 1 april. De precieze invulling van deze dag is nog niet bekend, dus houdt de website in de gaten voor meer informatie. Op 2 april wordt voor iedereen die wel eens wat verder wil kijken dan zijn studie de Carrièredag georganiseerd door Ibn Battuta en Pro Geo. Ben jij ook benieuwd waar je zoal terecht kunt komen na je studie? Of wil je wel eens met potentiële werkgevers in contact komen? Vandaag komt dit alles met behulp van workshops, bedrijfsbezoeken en een netwerkcafé uitgebreid aan bod. Commissieleden gezocht Voor de nieuwe Almanakcommissie zijn wij opzoek naar enthousiaste studenten die zin hebben om een spetterend jaarboek in elkaar te zetten voor het volgende jaar. Ben jij creatief en heb jij zin om er samen met een gezellige commissie een prachtig boekwerk van te maken? Schrijf je dan nu in voor de Almanakcommissie door een mailtje te sturen naar
[email protected].
Activiteiten Het hoogtepunt van de afgelopen tijd was natuurlijk het grote kerstgala, waar 2007 feestelijk en in stijl werd afgesloten. Coverband Big Nick bracht al gauw alle aanwezigen in goede stemming en ook de aangevlogen fotograaf wist menig koppeltje of vriendengroep voor zijn lens te krijgen. Voor wie dit alles nog niet genoeg was, waren er altijd nog de casinotafels waar velen hun geluk kwamen beproeven. Tot diep in de nacht werd er tenslotte doorgedanst op de muziek verzorgd door onze dj’s. Daarnaast vond in het laatste weekend van november de langverwachte Korte Buitenlandse Excursie plaats. 30 enthousiaste geografen en planologen gingen vier dagen op pad om het Belgische schoon van Brugge en Gent eens nader te aanschouwen. Beide prachtige historische steden werden in stadswandelingen uitgebreid verkend en in Gent kon men na het schitterende uitzicht vanaf de vestingwerken ook nog eens genieten van een tot ontploffing gebracht flatgebouw. Natuurlijk mag in een land als België het eten en drinken niet vergeten worden. Zo kon men elke avond naar hartenlust proeven van Belgische culinaire hoogstandjes, werden alle ins en outs van het bierbrouwproces van dichtbij bekeken in de plaatselijke brouwerij en was er voor wie dat nog niet genoeg was ook nog het chocolademuseum te bezichtigen. Moe maar bijzonder voldaan kon iedereen na dit alles met een goed gevoel weer terug naar Groningen. Ook de commissies zijn natuurlijk druk bezig gebleven. Op 17 december werd er een lezing gehouden over het Provinciaal Omgevings Plan, waar de aanwezigen een uitgebreid inzicht in geboden werd. Ook bezocht begin december een groep studenten Mainz op uitwisseling en werd er een groots nieuwjaar gevierd met studenten uit heel Europa. De eerstejaarscommissie liet na de vakantie iedereen weer kennis maken met die vergeten kroegjes op de spectaculaire 11kroegentocht, en ook de driewekelijkse borrels waren weer goed bezocht. Tot slot kraakten in januari ruim 80 geografen en planologen hun hersens op de jaarlijkse Ruimtelijke Wetenschaps-quiz, met honderd pittige vragen over alles wat met ons vakgebied te maken heeft. Heb je nog vragen over activiteiten van Ibn Battuta of wil je je inschrijven voor activiteiten of commissies? Ga dan naar www.IbnBattuta.nl of een mailtje naar
[email protected]
girugten februari 2008
25
Pro Geo Een Pro Geo verslag: De eerste week van het nieuwe jaar. De eerste week van het nieuwe jaar kan voor mij persoonlijk niet beter beginnen: Maar liefst drie vergaderingen liggen er voor mij in ’t verschiet. Een vergadering van de Sport- en Spelcommissie van Ibn Battuta, eentje van de Carrièredagcommissie en, de belangrijkste, de eerste Pro Geo-vergadering van het nieuwe jaar. Het blijft hobby. Maar wat een mooie. Voor de verandering ben ik eens één van de eersten, dit vooral omdat ik al een vergadering achter de kiezen had….Oh nee wacht….dat is niet zo. De rest is wat later vanwege een college Culturele Geografie 2. Mirthe Biemans van de SOG staat al vrolijk trappelend te wachten tot iemand de poort naar het Walhalla der studentenbelangenbehartigers zal openen, ofwel de deur naar de Pro Geo-kamer. Nadat dit is gebeurd neemt iedereen plaats en hoera! Ik mag notuleren. Een uitdaging des te groter, aangezien de computers net zo traag opstarten als ik van begrip ben na een avond flink doorhalen in de stad. Goed, MS Office is niet te gebruiken, dus dan maar pennen en het later uittypen. Tijdens de vergadering komen punten aan de orde zoals de blokkaderegeling van 40 Ect’s, nakijktermijnoverschrijdingen (galgjewoord) en de nieuwe onderwijsdirecteur ter sprake. (Is er een nieuwe onderwijsdirecteur dan?) Maar goed, de vergadering loopt lekker vlot en na anderhalf uur zijn we al weer bijna klaar als net voor het einde Bart Beemsterboer van de GSb met de deur in huis valt. Geen paniek, Bart heeft nog genoeg tijd om zijn verhaal te doen. Na het vaststellen van de datum voor de volgende vergadering is het tijd voor mijn volgende vergaderingen. Maar daarover zeg ik hier niets, we gaan door naar de volgende dag, waarop er een nieuwjaarsborrel in café Het Pleidooi wordt gehouden. Ik als kampioen warhoofd heb echter deze heugelijke activiteit niet op dinsdag, maar op donderdag gepland, waardoor ik er veel te laat ben. Maar goed, daarna volgt er nog een etentje met Pro Geo en daarna wéér een borrel. De borrel is jammer genoeg veel te gezellig en ik beland daardoor ietsjes te laat in mijn bed. Gelukkig is de vergadering van de Faculteitsraad pas op donderdag… Donderdag: Faculteitsraad. Vandaag is de eerste faculteitsraadsvergadering van het nieuwe jaar. Iedereen is vol frisse moed, want als iedereen is aangeschoven is de sfeer nogal vrolijk. We gaan beginnen. Er zijn ook toehoorders aanwezig: het studentlid van het Faculteitsbestuur, enkele mensen uit de Universiteitsraad en iemand van de UK. Het is een gezellige boel, maar er wordt ook serieus vergaderd. Belangrijke punten als de klimaatbeheersing in het nieuwe pand, de nieuwe onderwijsdirecteur (jaja), GIS, roosters en nog enkele andere passeren de revue. De vergadering verloopt soepel, al wordt wel duidelijk dat Pro Geo de komende tijd weer een hoop te doen krijgt. Maar dat is niet erg, want we doen het met plezier. We doen het voor JULLIE! Met vriendelijke groeten, Namens Pro Geo, Gert-Jan van der Veen PS: Wil jij je ook een jaar inzetten voor studentenbelangen aan onze faculteit en vergaderen op hoog niveau? Pro Geo biedt je de kans! Een jaar faculteitsraad is goed voor je ontwikkeling, staat leuk op je CV en is een prima bijverdienste. Binnenkort start de werving van nieuwe student-leden voor de faculteitsraad, dus hou het in de gaten! Meer informatie via www.ProGeo.nl of
[email protected].
26
girugten februari 2008
Volgende keer... Verschijning volgende nummer: begin april
België Deadline: 11 maart
girugten februari 2008
27
Uit het buitenland -door Nic Verbij-
Verenigd Koninkrijk, Oxford. Sinds afgelopen voorjaar zit ik regelmatig voor mijn afstudeeronderzoek (Master CG) in de voor iedereen wel bekende universiteitsstad Oxford. En ik moet zeggen; het is een bijzondere ervaring om door de stad te lopen en de verschillende colleges te zien waar ‘de groten der aarde’, zoals Bill Clinton, hebben gestudeerd. Daarnaast is Oxford de stad waar de wereldberoemde fantasy schrijvers, J.R.R. Tolkien, C.S. Lewis, bij elkaar kwamen in de pub The Eagle and Child, om hun werk te bespreken in een groep van schrijvers die de The Inklings worden genoemd (wat een dubbele betekenis heeft, namelijk een ingeving en ink van de schrijvers pen). Na een bezoek aan de bioscoop voor de verfilming van de Golden Compass - Philip Pullman is net als bovengenoemden indertijd een professor aan de Univeristeit van Oxford - is het zeker de moeite waard om in de pub van de Inklings een goede pint te halen. Aan historie dus geen gebrek in Oxford. Maar is de stad eigenlijk de moeite waard om te gaan studeren? Voor mij zeker, mijn afstudeeronderwerp vindt plaats in het VK en de Bodleian Library is een ware schat aan informatie, waar ze zonder overdrijven bijna elk academisch boek hebben dat ooit gepubliceerd is. Verspreid door de stad zijn over de honderd bibliotheken waarvan er meerdere vele malen groter dan onze UB. Daarnaast vond ik het persoonlijk erg inspirerend om in een omgeving te werken die je uitdaagt om alles eruit te halen wat binnen je mogelijkheden ligt. Maar daarnaast, is Engeland natuurlijk bekend om zijn pubcultuur en zijn lauwe en overvolle glazen bier. Op de vraag waarom het zo vol moest kreeg ik steevast het antwoord dat je ervoor betaalt, maar de oplossing van een wat groter glas, waardoor wel een pint bier zonder morsen verplaatst kan worden, werd niet met gejuich ontvangen. Het blijkt maar weer dat de ervaring van een natte hand en het idee van zo veel alcohol als er mogelijk in een glas past niet weg te denken valt in het land waar Binge drinkin’ uitgevonden lijkt te zijn. Een duidelijk verschil met stappen in Groningen is dat mensen hun best doen om er goed uit te zien als ze een biertje gaan pakken (of ligt dit aan mijn eigen laksheid?). Kerels zien er vaak wat suf en netjes uit, waar de dames, niet schuw van erg lage decolletés, erg veel aandacht besteden aan een voorkomen dat (soms misleidend) uitnodigend is. Voor een land waar de standaard van normen en waarden zogenaamd heel hoog ligt, was dit voor mij een onverwacht en in vele gevallen ook ongewenste manifestatie. Maar het mooiste van het VK is toch wel het land zelf. Cornwall (Zuidwest) waar je prima kan surfen en waar een fantastische sfeer hangt van oude T1 busjes en surfer dudes. Tot Schotland waar ik op verschillende feesten Schotse volksdansen heb mogen ervaren, wat misschien wat truttig klinkt, maar onwaarschijnlijk veel plezier en grappige momenten oplevert. Het land is duur, soms onvriendelijk (een lach bij de caissière kan je vergeten) maar het heeft ook heel veel te bieden. Alles lijkt extremer in het VK, meer alcohol, langere werkdagen, meer salaris en een sneller leven. Aan de andere kant is het platteland nog echt ‘plat’, waar je uren rond kan lopen zonder iemand tegen te komen en in een verlaten dorpje een pint te pakken in de lokale pub.