Krimp biedt kansen!
Winterswijk, maart 2013
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Met goed gereedschap de beste kansen. Samenvatting/adviezen-Krimp pilot Winterswijk. Het proces De opstart, gegevens en raakvlakken. Krimp en de landbouw. Wonen in krimpgebieden. Krimp en werkgelegenheid. Werken over de grens. Faciliteren: als voorwaarde en wens. Krimp en behoud scholen buitengebieden. Krimp en bereikbaarheid. Krimp en zorg en welzijn: vrijwilligheid met begeleiding. Krimp met raakvlakken aan cultuur. Ondersteuning en begeleiding. Project Grenskwartieren. Verzendlijst en diversen.
1
Met goed gereedschap de beste kansen
Een lange discussie is niet nodig om een antwoord te vinden op de vraag of krimp met stringente middelen kan worden opgelost. Het antwoord zal meestal nee zijn. De terugloop van het aantal inwoners heeft voor het platteland verregaande consequenties op allerlei gebied. Veel meer dan in een stedelijk gebied. Waar veel geleerden en ook diverse bestuurders het er wel over eens zijn: krimp biedt kansen. Het invullen van die kansen blijkt dan toch weer een compleet ander verhaal te zijn. Je moet je eerst wel eens goed achter de oren krabben, om stap voor stap, de weg naar die kansen te vinden. Deze nota is een weergave van een inventarisatie van de gevolgen en een zoektocht naar oplossingen. Het hoofddoel is evenwicht te vinden in maatregelen voor het behoud van het unieke Nationaal Landschap Winterswijk, de waarden en de leefbaarheid van dit gebied te behouden cq te verhogen. Het is een bewustwordingsproces. De Belangengroepen (dorpsraden) van de acht Winterswijkse buurtschappen zagen in het begin donkere wolken aan de lucht verschijnen.Toch kwam er de medewerking van de eigen zeven werkgroepen, de Land- en tuinbouw Organisatie (LTO), en Vereniging Ondernemers Buitengebied Winterswijk (OBW) en de Gemeente Winterswijk.) In de loop van dit proces kwamen er langzaam maar zeker voorstellen en ideeën om tenminste iets te doen om het “krimpvirus” in te dammen. De werkgroep Krimp van de Buurtschappenvisie Winterswijk ziet zeker kansen. Eén zaak wordt heel duidelijk. Krimp kan niet alleen in de krimpregio zelf worden opgelost. Er is meer nodig.
De voorwaarden 1) De volle medewerking van de landelijke overheid. 2) De creativiteit van de lokale en regionale overlegorganen. 3) Gereedschappen voor de eigen bevolking.
De bewustwording die in de voorwaarden vorm krijgt, is landelijk erkend. In de Structuurvisie: Infrastructuur en Ruimte (in juni 2012 op rijksniveau vastgesteld) staat namelijk beschreven, dat inzet nodig is van decentrale overheden met ondersteuning van het Rijk voor o.a. de woningmarkt, het aanbod van voorzieningen en de economische vitaliteit in z.g. anticipeergebieden waaronder Winterswijk. Geef de lokale bevolking de gereedschappen in handen om er zelf slagvaardig mee aan de gang te gaan. Daarvoor zullen een aantal regels speciaal voor krimpregio’s aangepast moeten worden. De landelijke en Europese overheid zullen meer financiële middelen beschikbaar moeten stellen voor toekomstige oplossingen. Niet voor de eerstkomende vijf jaar, maar voor een veel langere periode. Maar ook: niet bang zijn en niet teveel terugkijken naar het verleden of terugvallen op de bestaande regels. Soms zijn meerdere stappen zetten in één keer simpelweg noodzaak. Dat kan in goed overleg met alle betrokken overheden maar zeker met de lokale bevolking. Met daadkracht werken aan regionale en locale oplossingen. Niet alle regio’s in Nederland zijn het zelfde. Het proces dat nu is ingezet door het Ministerie van Binnenlandse zaken, een bottom-up methodiek, dient dan ook zeker een vervolg te krijgen “in het Winterswijkse”. Door het uitwisselen van ervaringen en oplossingen van de diverse krimpregio’s kunnen die regio’s elkaar juist versterken. De Gemeente Winterswijk grenst aan Duitsland. Een aantal voorgestelde oplossingen hebben direct te maken met het wegnemen van “onzichtbare” grensbarrières. Daarom stelt de werkgroep Krimp Winterswijk voor om direct een vervolgpilot op te starten onder de titel “Grenskwartieren”. Niet alleen voor het verder uitwerken van de eigen voorstellen, maar door tevens te zorgen voor een goede communicatie met alle grensgemeenten in Nederland in de zoektocht naar passende antwoorden. De centrale vraag: “Welke oplossingen kunnen de grensgemeenten samen genereren om de leefbaarheid in grensregio’s te waarborgen? Innovatiekracht zal een belangrijk gereedschap moeten worden. Die kracht is er op het platteland. De opzet “Krimp” van het Ministerie van Binnenlandse Zaken krijgt op deze wijze direct een efficiënt vervolg. Werkgroep Krimp Buurtschappenvisie Winterswijk Dick te Voortwis André Menting Men kan openbaar in Den Haag en Brussel niet altijd spreken over de wenselijkheid van een Europese samenwerking en eenwording, als door de bewoners in de grensgebieden, bepaalde zaken nog steeds als belemmering worden ervaren.
2
Samenvatting/adviezen-Krimp Pilot Winterswijk
2.1. Krimp, landbouw en verpaupering Daar waar in het buitengebied de landbouw verder inkrimpt, zal een deel van dat buitengebied en een groter verzorgingsgebied wegvallen. Het heeft gevaren voor de sociaal economische waarden van het platteland. Ten eerste vragen wij om versoepelde regelgeving voor de landbouwers die in het buitengebied actief blijven. Daarbij achten wij het belangrijk om projecten uit de markt zelf sterker te stimuleren en mede de strakke regelgeving (verder) te beperken. Voorts is het van wezenlijk belang dat er een meer uitgebreide en misschien wel nieuwe invulling aan het platteland moet worden gegeven. Welke functies en andere inkomstenbronnen zijn denkbaar om het platteland op termijn leefbaar, vitaal en aantrekkelijk te houden? Wij willen een andere kijk op het landelijk gebied. Het hoofddoel tevens; voorkom verpaupering. 2.2. Wonen in krimpgebieden Dit thema richt zich grotendeels op het wonen in een buitengebied. Voorgesteld wordt de regelingen voor compensatiewoningen, in het kader van de Vrijkomende Agrarische Bebouwingen, minder strak in te kaderen. Waarom wordt hier aan de verbouw (of nieuwbouw) van wooneenheden een ondergrens gesteld wat betreft inhoud? In steden wordt ook geen minimuminhoud gesteld aan appartementen. Wij vragen om gedeeltelijk of zelfs geheel af te stappen van de minimum inhoudsgrens. Wij leven in een maatschappij waarin digitaal werken steeds meer praktijk wordt. Omdat de Achterhoek gunstig is gelegen ten opzichte van grote industriegebieden als Arnhem-Nijmegen, Twente en het Ruhrgebied, moet thuiswerken meer worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Met een regionaal stimuleringsproject kan thuiswerken zelfs zorgen voor extra bewoners in het gebied, die zich door ruimte, rust en de natuurlijke omgeving aangetrokken voelen. Wij willen dit promotieproject ondersteunen en met de overheden verder uitwerken. Op korte termijn dringend gewenst. 2.3. Krimp en werkgelegenheid In de Achterhoek liggen kansen voor nieuwe arbeidsmarkten m.n. voor de maakindustrie en de sectoren onderwijs, toerisme en Zorg & Welzijn. Reden hiervoor is de geografische ligging, de rustige en natuurrijke woonomgeving. Wij vinden dat hier meer winst valt te behalen. In relatie daarmee zijn er zeker kansen voor de vestiging van onderwijs in de Zorg- en Welzijnstak. Zeker het technisch onderwijs dient nieuwe kansen /impulsen te krijgen. Deze onderwijssector heeft in de laatste jaren wat betreft ontwikkeling wat stilgestaan.Wij vragen daarom om een algemeen hernieuwde visie voor de Achterhoek als studie- en werkgebied. Daarbij is grensoverschrijdend denken van enorme importantie. Samenwerking met de ”Duitse buren” is van cruciaal belang. Harmonisering van regelgeving kan wederzijdse fundamenten voor de toekomst leggen. 2.4. Faciliteren als voorwaarde en wens Krimp vraagt om wet- en regelgeving. Denk aan de passende fiscale of financiële maatregelen, rijksplannen, structuurvisies, verordeningen en bestemmingsplannen. Om krimp effectief en efficiënt op te kunnen vangen is experimenteren en innoveren niet weg te denken. Denk aan het versoepelen van passende wetgeving, regels, normen of bijvoorbeeld procedures. Wij vinden dat een eerste vereiste om krimp met effectieve maatregelen te kunnen aanpakken. 2.5. Thema Krimp en behoud scholen buitengebied De prognoses laten zien dat er in de toekomst minder leerlingen zullen zijn voor de scholen in het buitengebied. Onze buurtschapscholen hebben echter bijzondere kenmerken die het zeker de moeite waard maken om ze open te houden. De betrokkenheid van ouders bij de school, de bewegingsruimte voor kinderen en extra aandacht voor de sociale ontwikkeling zijn daar voorbeelden van. Om het mogelijk te maken buurtschapscholen open de houden, willen wij de scholen en andere opvangvoorzieningen met elkaar combineren. Hierbij denken we tevens aan medegebruik van schoolaccommodaties door verenigingen en andere partijen, het specialiseren van scholen zodat ze voor specifiek onderwijs een regiofunctie kunnen vervullen, en meertalig onderwijs. Dat vraagt vooral om creatief denken en niet om een loze kreet als “school minimaal 100 leerlingen”. (advies Nationale Onderwijsraad).
2
Samenvatting/adviezen-Krimp Pilot Winterswijk
2.6. Thema Krimp en bereikbaarheid Internationalisering brengt met zich mee, dat steeds vaker over de grens wordt gekeken. Dat is ook logisch. De gemeente Winterswijk grenst voor 60% aan Duitsland. Wij vragen om verbeteringen van verbindingen met Duitsland, zowel via de weg als via het spoor. Bereikbaarheid is ook de beschikbaarheid van breedband netwerkdiensten. 2.7. Thema krimp en Zorg en Welzijn Ouderen willen, ook in ons buitengebied, het liefst zo lang mogelijk in hun eigen woning blijven wonen. Om dit mogelijk te maken moet verbouwen en nieuwbouw van geschikte wooneenheden mogelijk blijven, dan wel gestimuleerd worden o.a. in vrijkomende agrarische bebouwingen. Het is tevens belangrijk dat deze mensen in hun buurt mogelijkheden hebben dorpsgenoten te ontmoeten. De gemeente zal met een nieuwe opzet Zorg & Welzijn met daadkracht en zeker ook financieel het buitengebied moeten ondersteunen. Door een inloophuis en vrijwilligers in het maatjeswerk kan er iets extra’s worden gerealiseerd. Bij het verlenen van zorg is laagdrempeligheid een randvoorwaarde. De gezondheidspark in Winterswijk biedt kansen om in de nabije toekomst te komen tot een kuuroordontwikkeling. 2.8. Thema krimp en cultuur Culturele verenigingen en evenementen hebben last van de demografische krimp en van de bezuinigingen van de overheid. Wij zijn ons er van bewust dat cultuur belangrijk is voor de leefbaarheid van onze buurtschappen. Bovendien komt met cultuur ook het cultuurtoerisme. Wij vragen om een heroriëntatie op krimp en cultuur. Daarbij is het belangrijk om de samenhang tussen cultuur en toerisme sterker te maken, verenigingen en evenementen voldoende te ondersteunen en (nog meer) samen te werken binnen de grensregio’s. 2.9. Thema grensgemeenten samen versterken Bij veel gemeenten “aan de grens” zijn talrijke ontwikkelingen, activiteiten en zeker goede voornemens. aanwezig. Een afstemming van al die elementen is dringend gewenst door een goede coördinatie elkaar juist te versterken. Het is één van de peilers onder het project “Grenskwartieren”. Een ministerieel steunpunt in Winterswijk. 2.10. Krimp en bewustwording Krimp is niet alleen een zaak van het aanpassen van regels en wetgeving. De bewustwording van de huidige situatie, het behoud van de leefbaarheid en betrokkenheid zijn essentiële aandachtspunten voor de eigen bevolking. Op lokaal dan wel regionaal niveau zullen sociale projecten sterk gestimuleerd moeten worden.
3
Het proces
3.1. Het maken van een “krimpvisie” Na een voorbereiding van ruim een jaar werd in juni 2010 de Buurtschappenvisie Winterswijk gepresenteerd. De acht buurtschappen/kernen uit het buitengebied hebben destijds samengewerkt aan de totstandkoming van één duidelijke visie. Dit o.l.v. procesbegeleiders van de Ver. Kleine Kernen Gelderland en met ondersteuning van de Gemeente Winterswijk en WCL-Winterswijk. De totaal 5.500 bewoners van het buitengebied Winterswijk worden in het kader van de leefbaarheid vertegenwoordigd door de Belangengroepen c.q. dorpsraden. (Brinkheurne, Corle, Huppel, Henxel, Kotten, Meddo, Miste, Ratum, Woold). Vanuit deze Buurtschappenvisie zijn een aantal uitwerkgroepen aan de slag gegaan met de talrijke thema’s en werden nieuwe initiatieven toegevoegd. Enkele resultaten van deze hernieuwde opzet waren o.a. de oprichting van een zelfstandige Vereniging Ondernemers Buitengebied Winterswijk. (OBW) en de presentatie van de nota Winterswijkse Aanpak van de werkgroep Wonen in het kader van de VAB’s. (vrijkomende agrarische bebouwingen). De acht Belangengroepen/dorpsraden presenteerden tevens eind 2012 een nieuw samenwerkingsverband van alle belangengroepen en dorpsraden. Buurtschappenvisie Buitengebied Winterswijk. Na de opdracht voor het krimpproject werden twee startbijeenkomsten gehouden met alle bestaande uitwerkgroepen en Belangengroepen/dorpsraden o.l.v. de Ver.Kleine Kernen Gelderland, maar ook met de nieuwe OBW en met de landbouworganisatie LTO Noord Winterswijk. De werkgroep Krimp werd aangesteld om de algemene coördinatie te doen. Tijdens dit intensieve overleg met alle betrokkenen werd duidelijk dat er twee extra uitwerkgroepen dienden te komen. Noodzakelijk was de oprichting van nieuwe werkgroepen: Behoud scholen Buitengebied en Zorg & Welzijn. De genoemde werkgroepen alsmede LTO Noord en OBW hebben allen intern gezorgd voor een bijdrage aan deze nota Krimp. 3.2. Vaststellen en verbreden Op 28 januari 2013 werden alle bijdragen gebundeld in een eerste concept. Alle besturen van de locale dorpsraden werden continu op de hoogte gehouden van de vorderingen. Voorts werd de gemeenteraad van Winterswijk op de hoogte gebracht van de doelen en voortgang. Bijdragen kwamen er na overleg met de ambtelijke organisatie van de gemeente Winterswijk en van de stichting WCL Winterswijk (Waardevol cultuur Landschap) Op 27 maart 2013 werd het uiteindelijke resultaat besproken met alle genoemde organisaties en werkgroepen. Met ondersteuning van de Ver. Kleine Kernen Gelderland. Het op deze wijze vastleggen van wensen en mogelijkheden is een momentopname. Het kan een start zijn van talrijke (nieuwe) vervolgactiviteiten voor niet alleen de Winterswijkse situatie, maar soms ver daarbuiten. Door de gekozen aanpak is er een breed draagvlak ontstaan onder de talrijke organisaties in het gebied.
4
De opstart, gegevens en raakvlakken
4.1. De opstart In oktober 2012 ontving het bestuur van de Buurtschappenvisie Winterswijk de uitnodiging voor deelname aan een project over de gevolgen van algemene krimp in de gemeente Winterswijk. De Vereniging Kleine Kernen Gelderland en de Landelijke Vereniging Kleine Kernen werken landelijk aan totaal 14 projecten in het kader van de krimp in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In de Provincie Gelderland zijn totaal drie projecten over Krimp opgestart. De samenwerkende Buurtbelangengroepen uit het buitengebied van Winterswijk waren al actief met de presentatie van “de Winterswijkse Aanpak”, een onderzoek naar ruimere mogelijkheden en stimulering van het verbouwen van Vrijkomende Agrarische Bebouwingen naar meer woon- en werkeenheden. Dit in het kader van het gemeentelijk beleid “functies zoeken plaatsen, plaatsen zoeken functies”. De deelname aan de Pilot Krimp was dan ook een logische voortzetting en werd er dus besloten de werkgroep Krimp in te stellen om de verdere gevolgen van Krimp voor het gebied in beeld te brengen. 4.2. Demografische gegevens Een daling van het aantal inwoners is de basis van de krimp. Dat wordt niet alleen bepaald door het saldo van geboorten/overlijden, maar wordt versterkt door het vertrek van jongeren uit de regio. Door studie en werk elders keert een deel van deze groep niet terug naar de regio, omdat er te weinig werkgelegenheid aanwezig is. Dit proces van een dalend inwoneraantal wordt weergegeven in de cijfers van de Provincie Gelderland. Primos 2012 per januari 2013.
Inwoners Winterswijk Totaal Achterhoek Aantal huishoudens Winterswijk Totaal Achterhoek
2010
2020
2030
2040
29.051
28.729
28.739
28.046
265.311
260.311
254.478
244.053
12.347
12.766
13.154
12.834
109.247
113.609
115.376
111.931
4.3. Over de grens Vrij snel werd duidelijk dat een deel van de “oplossingen” gezocht moest worden in een verdere, versterkte samenwerking met de oosterburen in Münsterland-NRW (Kreis Borken). In de publicatie “Atlas van kansen voor de grensregio Achterhoek-Borken 2012”, in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, wordt duidelijk dat juist samenwerking oplossingen kan bieden op velerlei terreinen van de samenleving. Een passage uit deze atlas. Als de regio’s Achterhoek en Borken erin slagen om hun arbeidsmarkten door middel van grensoverschrijdende samenwerking meer te integreren, neemt het aantal beschikbare banen voor de bewoners van beide regio’s toe. Voor de inwoners van de Kreis Borken met ca. 200.000 banen en voor de inwoners van de Achterhoek met 400.000 banen. De onderstaande schets over het nadeel van grenzen geeft de huidige situatie van de onzichtbare grens passend weer. Het doel wordt dan: het zichtbaar maken van het onzichtbare! Grensregio’s ervaren nadeel van grenzen door minder agglomeratievoordelen.
5
Krimp en de landbouw
De krimp discussie gaat ook aan de landbouw niet voorbij. De landbouw heeft een belangrijk aandeel van de leefbaarheid van het platteland. Onderhoud van het landschap, werkgelegenheid en voedselproductie zijn onderdelen van de plattelandseconomie. Wat zijn de effecten van krimp op die landbouw en in het verlengde daarvan op de sociaaleconomische structuren van een plattelandsgemeenschap? Wat zijn de toetsingskaders voor de komende jaren voor de landbouw? 5.1. In de komende 10 jaar zullen veel agrarische bedrijven stoppen. Het ontbreken van een financieel economisch perspectief, de knellende milieuwetgeving en het niet beschikbaar zijn van opvolgers, zijn de belangrijkste oorzaken van dit negatieve proces. Stoppende bedrijven zonder opvolger of potentiële koper leidt op langere termijn tot verpaupering van het gebied. 5.2. De bedrijven die doorgaan moeten kiezen voor schaalvergroting. Dat proces zal zich nog meer voortzetten door de wijzigingen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en o.a. het verdwijnen van de melkquotering. 5.3. Bij het verder ontwikkelen van de blijvers zal men zich vooral moeten richten op verbreding van een multifunctionele landbouw plus het beheer en onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten tegen een marktconforme vergoeding. Algemene oplossingen. De overheden dienen samen met de landbouworganisaties nieuwe perspectieven te ontwikkelen voor behoud van landbouwactiviteiten op het platteland. Onderdelen kunnen zijn; 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Het produceren van alternatieve energie als biogas e.d. Het rechtstreeks produceren voor locale/regionale markten/klanten. Het leveren van groene en blauwe diensten. Een voorbeeld kan het project Groene Woud in Noord Brabant zijn. Het zoeken naar nieuwe en andere markten van vraag en aanbod. Het uitbreiden van het breedband netwerk naar het buitengebied. Vereenvoudiging regelgeving. Notitie uit toekomstperspectieven intensieve veehouderij met aanpassingen in milieu- en welzijnseisen. Landbouwers zullen stoppen, omdat ze niet kunnen voldoen aan de regelgevingen zoals emissie, waardoor enorme investeringen moeten worden gedaan. Voor 70% van de bestaande intensieve veehouderij is dit niet haalbaar.
Voor wat betreft de krimpregio Winterswijk zijn aanvullende maatregelen gewenst. 1. Het uitbreiden/versterken van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid. (GLB) De pilot Winterswijk als basis, met vereenvoudiging van de spelregels, voor de onkostenvergoeding voor landschappelijke beheerskwaliteiten. 2. Onderzoek naar meer/extra activiteiten samen met Duitse grensgemeenten. - Alternatieve energiebronnen aan weerszijden van de grens coördineren en beter op elkaar afstemmen. Elkaar duurzaam versterken en aanvullen. - Betere locale bereikbaarheid door aanleg extra (verharde) wegen tussen de Nederlandse en Duitse gebieden. - Regelgeving t.a.v. grensoverschrijdende activiteiten harmoniseren. o.a. meer samenwerking in vervoer van mest over de grens. Dit onderwerp kan een belangrijk onderdeel zijn in het project “Grenskwartieren”.
“Leegstand boerderijen, ramp voor het platteland”
6
Wonen in krimpgebieden
Wonen in een krimpgebied lijkt voor een buitenstaander niet aantrekkelijk. De Achterhoek en met name het gebied rond Winterswijk (Nationaal Landschap) is echter een ideaal woongebied. Een aantal maatregelen zullen noodzakelijk zijn om juist die aantrekkingskracht te vergroten, zodat men er kan gaan of blijven wonen. 6.1. De VAB’s (vrijkomende agrarische bebouwingen) aantrekkelijk maken De kleinere vrijgekomen agrarische bebouwingen zijn in de laatste decennia door particulieren verbouwd naar één of twee wooneenheden. Door de ontwikkelingen in de landbouw komen de grotere complexen in aanmerking voor functieverandering naar wonen en werken. Meer dan bij kleinere gebouwen moet bij grotere gebouwen vaker rekening worden gehouden met specifiek maatwerk. De huidige normen via de kuubregeling voor te verbouwen gebouwen dienen aangepast te worden om juist meer mogelijkheden en dus meer maatwerk te kunnen bieden. Met name ouderen hebben niet altijd behoefte aan een grote wooneenheid. Biedt extra mogelijkheden en kansen voor toekomstige bewoners. Het is niet enkel aan de overheden om te bepalen wat de inhoud van een wooneenheid in een te verbouwen boerderijcomplex moet worden. Voor senioren en starters is een kleinere wooneenheid vaak meer gewenst dan de huidige geldende norm van 400 kuub of meer. In het verleden woonden vaak meerdere generaties op een boerderij. Naast het hoofdgezin ook de ouders (opa en oma) en vaak ook nog een knecht en/of dienstmeid. Door minder dwingend opgelegde regels moet de meergeneratie bewoning sterk gepromoot worden. Oudere generaties hebben vaak geen behoefte aan een grotere woning. Jongere gezinnen hebben dat wel. Zo kunnen oud en jong elkaar helpen binnen één locatie. (sociale cohesie en onderhoud) Dat voorkomt tevens een (te) snelle overgang van ouderen naar een bejaardenof zorgcentrum elders. Waarom worden aan de te verbouwen boerderijen extra normen gesteld? (Minimaal 400 kuub-130 mtr2). De grootte van een wooneenheid blijft altijd de eindverantwoordelijkheid van de eigenaar en de bewoners zelf. 6.2. Het geheel vrijlaten van de kuubregeling Detail: een deel van de inhoud van een boerderij is vaak niet eens bruikbaar. Met name het deel onder de nok van een dak. Dit wordt in de huidige regelgeving wel meegerekend. Afstemming met de bewoners moet leiden tot een vraaggerichte aanpak. Als maatstaf of richtlijn kan het navolgende worden aangehouden: In de te creëren wooneenheid dienen minimaal aanwezig te zijn: een woon- zitkamer, een keuken, een slaapkamer, een toilet- doucheruimte, een berging (bijkeuken) en een ruime hal/entree (in geval van calamiteiten). Dit moet verder wel in overeenstemmingen zijn met andere lokaal geldende bouwvoorschriften.
“De vraaggerichte markt bepaalt de herinrichting van een boerderij.” 6.3. Regionale woonvisie In het kader van de regionale woonvisie (Regio Achterhoek) zijn ook voor de buitengebieden quota vastgesteld voor de te bouwen wooneenheden. Hierin zijn ook de nieuwe, extra wooneenheden opgenomen welke voortkomen uit het splitsen van een boerderij. Dit is in feite niet juist. De boerderij is één bestaand gebouw met vaak één wooneenheid. Na verbouwing blijft het één gebouw, echter dan met twee of meerdere woon- werkeenheden. De regionale woonvisie mag het proces van de te verbouwen boerderijen nimmer belemmeren. Laat deze aantallen buiten de vastgestelde regionale contingenteringen. 6.4. Woonpromotie: werken elders - wonen in de Achterhoek De Achterhoek ligt tussen een aantal grote industriegebieden. Arnhem-Nijmegen, Twente en het Ruhrgebied. Binnen 35 tot 60 kilometer zijn deze gebieden snel bereikbaar. Mede door deze gunstige ligging moet extra promotie zorgen voor het aantrekken van meer nieuwe bewoners. De Achterhoek biedt daarnaast veel ruimte en rust in een groen en zeer natuurrijke omgeving. Er is voldoende aanbod op het gebied van sport en recreatie, maar nog onvoldoende op het gebied van cultuur. Gewezen kan ook worden op het fenomeen thuiswerken. Vanuit een regionaal stimuleringsproject met ondersteuning van de landelijke overheid kan een dergelijke promotie zorgen voor extra bewoners voor het gebied. (Onderzoek RU Groningen-januari 2013-krimpgebieden en jonge migranten).
7
Krimp en werkgelegenheid
Het werven en behouden van werkgelegenheid moet een van de belangrijkste speerpunten worden van het totaalconcept krimp. De Achterhoek ligt tussen een aantal grotere industriegebieden. Twente-Arnhem-Nijmegen en het Ruhrgebied. Binnen 35 tot 60 kilometer zijn deze gebieden snel bereikbaar. Een speerpunt voor de Achterhoek: het vestigen van industriële bedrijven. De maakindustrie heeft zeker goede kansen. Aanvullend: het meer en beter uitdragen van het prima ondernemersklimaat in de Achterhoek kan een belangrijke bijdrage leveren voor het aantrekken van nieuwe bedrijven. Het beter vermarkten van de werkgelegenheidkansen moet voorrang krijgen. Door de ligging en zeker rustige woonomgeving biedt het gebied veel meer mogelijkheden voor sectoren als onderwijs, toerisme en zorg. 7.1. Projectondersteuning De toekomstige gezondheidspark te Winterswijk (in ontwikkeling) is een goed voorbeeld van alternatieve ontwikkelingen op het gebied van werkgelegenheid. De landelijke overheid dient dergelijke projecten meer dan voorheen te ondersteunen. “Krimp is niet alleen een zaak van de lokale overheden, maar veel meer van de centrale overheid”. 7.2. Onderwijs Het gebied in de Achterhoek is uitermate geschikt voor vestiging van o.a. zorg en welzijnopleidingsinstellingen. Als voorbeeld kan hier ook de techniek worden genoemd. Duidelijk is dat er thans een vacuüm is ontstaan voor wat betreft het technisch onderwijs. Deelgebieden als innovatie, renovatie en IT moeten sterker worden gepromoot. Door gebruik te maken van bestaande gebouwen en te zorgen voor voldoende huisvesting voor studenten, kan het een sterke prikkel zijn voor een verbeterde leefbaarheid. Extra huisvesting kan voort komen uit renovatie/innovatie van bestaande woningen/ bedrijfsgebouwen. Het WIC te Winterswijk is een goed voorbeeld van hoe door samenwerking het gebied veel extra’s kan bieden wat betreft werkgelegenheid. Stimuleer meer opleidingsinstituten in krimpgebieden in relatie tot de vraag die naar arbeid, kennis en producten bestaan in de omliggende regio’s/gebieden. (Nederland en Duitsland) 7.3. Bovenregionaal-grensoverschrijdend vacatures invullen Belangrijk is tevens om een overleg te openen met de deelstaat Nordrheinwestfalen/Münsterland om tot bovenregionale afspraken te komen. Het ministerie van Onderwijs dient initiatieven vanuit deze internationale regio sterk te ondersteunen. Het totaal dient gecoördineerd te worden door zowel de regio Achterhoek als het samenwerkingsverband Euregio te Gronau. Uitwisseling van vacatures en samenwerking van arbeidsbureau’s in het totale grensgebied dient snel te worden opgestart. 7.4. Regionale ontwikkeling Er dient een extra stimulans te komen voor de ontwikkeling van regionale bedrijfsterreinen. De Laarberg (Groenlo-Eibergen) is hiervan een goed voorbeeld. De nog bestaande gemeentelijke bedrijventerrein kunnen worden bestemd voor de meer kleine, lokaal gebonden bedrijven. De nationale overheid moet de bereikbaarheid sterker ondersteunen door een uitbreiding van het wegen, en spoorwegennet. (N18 en dubbelspoor Winterswijk-Doetinchem) Hier aan toe te voegen: een toekomstige spoorverbinding Winterswijk-Münster. 7.5. Taak overheden Op de langere termijn dienen de centrale overheid en semi-overheden zorg te dragen voor vestigingen van overheidsinstellingen buiten de Randstad, dus ook in krimpgebieden. Niet de Randstad als basisgegeven, maar geheel Nederland. De afstanden zijn gering en thuiswerken kan extra gestimuleerd worden. Het ontlast tevens (een deel) van de verkeersaders in de Randstad. De bereikbaarheid (N18 en verbetering spoorlijn Arnhem-Winterswijk) dient sterk verbeterd te worden. De internationale achterlandverbindingen (wegen, spoorwegen en vaarwegen) die in Oost Nederland lopen, zijn van groot belang voor het functioneren van de grote mainports en daarmee de topsector logistiek. Deze gebieden kunnen in regionaal ruimtelijk-economisch perspectief bijdragen aan de internationale bereikbaarheid van Europa.
7
Krimp en werkgelegenheid
“De grens ligt niet bij de Randstad.”
7.6. Locale stimulansen. 7.6.1 Stimuleren vestiging kleine bedrijven in vrijkomende agrarische bebouwingen. Er ontstaat ruimte doordat meerdere landbouwers stoppen. De regelgeving moet meer in dienst staan van het vrije marktinitiatief. De overheden dienen deze ontwikkeling op meerdere gebieden sterk te stimuleren door in dit kader ruimere en meer duidelijke regels aan te geven, meer te signaleren en te faciliteren en bij te dragen aan lokaal maatwerk. Dit vereist een andere visie en beleidsvoering over alle functies die op het platteland thuis horen. 7.6.2. Detailhandel op platteland. Er is een ruimere regelgeving gewenst voor de detailhandel op het platteland. Als meetpunt kan gelden: verkoop binnen de bestaande afmetingen van het pand. Het kunnen streekeigen of zelfvervaardigde producten zijn. Uitbreiding van enig aanbod/assortiment moet mogelijk zijn. Het kan een extra bron van inkomsten zijn, maar kan tevens extra werkgelegenheid creëren.
8
Werken over de grens
Een simpel voorbeeld van botsende regelgeving; de Duitse ruiters zijn verplicht een vignet voor hun paard te hebben. Kosten € 30 per jaar. In Nederland geldt deze vignetplicht niet. De Duitse ruiters mogen dus “gratis” in Nederland rondrijden, terwijl de Nederlandse ruiter verplicht wordt wel dat Duitse vignet te hebben, als hij met paard de niet meer bestaande grens overgaat. Het zijn geen grote verschillen, maar wel een praktisch voorbeeld hoe de verschillen in grensstreken zijn. Kleine oorzaken van soms veel ergernis. Het geldt concreet nog veel meer voor de Nederlandse ondernemers op zoek naar werk in Duitsland. Terwijl ondernemers uit Duitsland en Nederland in de grensstreek soms nog geen kilometer van elkaar wonen, gelden er toch aangepaste regels wanneer een Hollandse ondernemer in Duitsland werkzaamheden gaat verrichten. Enkele praktijkvoorbeelden welke in het kader van de Europese eenwording juist aangepast dienen te worden. Het kan de werkgelegenheid juist in een krimpgebied aan een grens versterken. 8.1. Kamer van Koophandel vs Handelskammer Elk Nederlands bedrijf staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Wil dat bedrijf werkzaamheden verrichten in Duitsland, dan moet het zich opnieuw laten inschrijven bij de Handelskammer in Duitland zoals deze genoemd worden in de Anlage A van de Handwerksordnung. Door de huidige moderne communicatiemiddelen moet een simpele regeling getroffen kunnen worden zodat de gegevens op verzoek tussen de genoemde “kamers” snel en zonder kosten onderling worden uitgewisseld. Nu gaat het nog met formulieren in het Duits etc. Jaarlijks moet er een verklaring naar deze Handelskammer, dat er wel of geen wijzigingen hebben plaatsgevonden in de originele inschrijving. 8.2. Detachering naar het buitenland Bij het werken in het buitenland komt het verhaal van de verzekeringsplicht om de hoek kijken. Dit wordt uitgevoerd door de S.V.B. Verzekering in het woonland blijft mogelijk tot 24 maand (tot 5 jaar onder voorwaarden). Voor de belastingheffing is er een z.g. 183 dagen regeling. Wil men geen belasting betalen in het werkland, dan zal men er stipt op toe moeten zien, dat de termijn niet wordt overschreden. Het brengt problemen met zich mee voor de logistiek en verdere afwerking van projecten (plus kosten). 8.3. Verzekeringen WA en Casco Veel verzekeringen geven een dekking voor de Benelux en soms nog tot 50Km in Duitsland. Gaat men verder dan moet men het vaak extra bijverzekeren. De verzekering van de bedrijfsaansprakelijkheid is er niet altijd op aangepast. Probleem; welk recht is van toepassing; het Nederlandse of het Duitse? Opnemen in de leveringsvoorwaarden of offerte is dan ook wenselijk. 8.4. Rijbewijs Bestuurders van tractoren en zelfrijdende machines moeten in Duitsland een rijbewijs hebben. Zij kennen een L en T rijbewijs. Het Nederlandse trekkercertificaat wordt niet erkend. Het enige Nederlandse rijbewijs dat voldoet is het CE rijbewijs. Het B-rijbewijs alleen als de tractor niet sneller dan 32 km/uur kan rijden en de zelfrijder 25 km/uur. Het beperkt 17 en 18 jarigen om over de grens te gaan werken. Meer uniformiteit is dringend gewenst. 8.5. Soka Bau Werkt men in Duitsland in de bouw, dan moet er verplicht afdracht aan het Duitse Vakantiefonds (ULAK) afgedragen worden. Het vakantiefonds van de Nederlandse Bouw (Cordares) wordt niet meer erkend, Het toenmalige vakantiefonds SFB wel. De werknemer kan zijn vakantiegelden/dagen laten uitbetalen door de ULAK. Hier wordt de Duitse Belasting ingehouden, die in theorie weer verrekenbaar is op de aangifte Inkomstenbelasting in Nederland. De bijdrage aan het Nederlandse vakantiefonds moet men in de tijd dat men in Duitsland werkt stop zetten. Is er verschil in afdracht, dan moet het verschil door de werkgever bijbetaald worden volgens de Bouw CAO. Enorm veel reken- en papierwerk en veel uitleg aan het personeel. Dit werkt kostenverhogend. Uniformiteit is ook hier gewenst.
8
Werken over de grens
8.6. Voldoen aan Arbeitsnehmer Entsendegesetz Vooral de bouw heeft hier mee te maken. Met deze wet probeert men het zwart werken en onderbetalen in de branche tegen te gaan, maar het is een (extra) zware belasting voor de bedrijven. Veel extra papierwerk, dat wel gedeeltelijk digitaal kan worden uitgevoerd. In de wet staat aan welk minimum arbeidsvoorwaarden men moet voldoen. Dat kan per branche verschillend zijn. Denk aan minimum aantal vakantie/loon/vergoeding/overwerk en doorbetalen tijdens vakantie of betalen vakantiegeld. De Nederlandse COA voldoet er wel aan, maar men moet dit in Duitsland kunnen aantonen en het liefst in het Duits opgestelde documenten.o.a. Arbeidsovereenkomst, bewijs gehanteerde arbeidstijden, loonstrook, bewijs van loonbetaling, de E101 verklaring en wel of geen deelname aan ULAK. Het voorstel zou moeten zijn naast meer uniformiteit een depotadres in Duitsland, waar de gegevens drie jaar bewaard moeten worden. Ook de aantoonbaarheid op de bouwplaats is veeleisend voor de werknemer. De gegevens liggen dan ook vaak op het depotadres. Voldoet men aan de criteria van het AEentG dan moet men alle werknemers die op de werkplaats werkzaam zijn, melden via een speciaal formulier. Dit moet dan ook zeer nauwkeurig. Staat er bij een controle iets niet helemaal goed, dan komt er al snel een boete om de hoek kijken.
Het is niet aan de regionale overheden om deze obstakels voor grensgebieden weg te nemen. Vanuit het project Grenskwartieren kunnen daadwerkelijke voorstellen richting de landelijke en Europese overheden worden voorbereid. Doel: Meer uniformiteit en minder administratieve rompslomp voor bedrijven.
Bijkomende algemene aanbevelingen. A) De contacten tussen ondernemers aan weerszijden van de grens dienen verstevigd te worden. In eerste instantie kunnen de sociale contacten worden aangehaald, maar dat kan op termijn leiden tot samenwerking op velerlei gebied. De gemeentelijke en regionale overheden dienen dergelijke activiteiten duidelijk te stimuleren en te ondersteunen. De landelijke overheid kan dit promoten. B)
Het gehele proces van samenwerking en samengroeien zou versterkt kunnen worden door zeker in grensstreken in het onderwijs de Duitse taal op het schoolrooster te plaatsen. Mondelinge contacten zijn niet altijd een probleem, maar bij het vastleggen van schriftelijke contracten en correspondentie, dient de gevraagde Duitse taal goed dan wel perfect te zijn. Het bevordert zeker de sociale en zakelijke samenwerking.
9
Faciliteren: als voorwaarde en wens
9.1. Algemeen In de afgelopen decennia heeft de centrale overheid vele honderden miljoenen besteed aan het Grote Steden beleid om vooral in achterstandswijken de leefbaarheid te versterken. Renovatie van woningen, aanpak van complete wijken en de realisatie van extra voorzieningen in een stadsdeel zijn slechts enkele voorbeelden. Door de ontwikkelingen in de landbouw en door de krimp op het platteland is een soortgelijke actie nu voor het platteland dringend gewenst. Nederland moet de verpaupering van het platteland net zo tegen gaan als bij het Grote Steden Beleid. Dat vraagt een doelgerichte aanpak van een verantwoordelijke overheid, inclusief een meerjarenplan waarbij voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld. Enerzijds zijn die middelen financieel en anderzijds wetmatig. Een andere aanpak voor het platteland vraagt om een andere visie. Hiervoor dient een flexibele opzet van structuurvisies en verordeningen op rijk- en provinciaal niveau en bestemmingsplannen op gemeentelijk niveau te komen. Krimpregio’s als Winterswijk dienen daarmede meer vrijheid te krijgen om bij ruimtelijke vraagstukken te kunnen experimenteren en te innoveren. Dit zou kan in het kader van decentralisatie overheidstaken. Een aantal voorstellen en wensen zijn verwerkt in deze bijdrage. Nederland heeft niets aan een verpauperd platteland. Een onderdeel van een nieuwe aanpak zou moeten zijn op korte termijn te starten met:
Het Nationaal Anti-Verpauperingsplan Platteland 9.2. Stoppende ondernemers en de gevolgen Een belangrijk onderdeel van dat platteland is de landbouw. Ondernemers in de intensieve veehouderij die hun bedrijf willen beëindigen, merken dat hun stallen of het gehele bedrijf niet meer te verkopen zijn. Niet financieel aantrekkelijk voor splitsing naar wonen/werken. Enerzijds doordat de schaalgrootte niet altijd voldoet, anderzijds doordat de welzijn en milieu-aanpassingen financieel niet meer verantwoord zijn. Wanneer een ondernemer stopt met zijn bedrijf, de stallen laat slopen en fiscaal afrekent met de fiscus, loopt die ondernemer tegen twee enorme kostenposten aan. A) B)
Het slopen van de stallen, veelal met asbestdaken, is vrij duur en verhoogt daardoor de uiteindelijke kostprijs van het geheel. Wanneer een bedrijf wordt gestaakt, wordt in veel gevallen de stakingswinst flink belast vanwege de boekwinst.
Mede door de financiële depressie hebben deze bedrijven te weinig draagkracht om de sloopt te financieren en om het fiscaal af te rekenen. Deze forse fiscale claim ontstaat doordat bij staking de bedrijfsgebouwen, de ondergrond en de woning overgeheveld worden naar privé-vermogen. Het verschil tussen de vaak lage boekwaarde en de hoge feitelijke waarde volgens de fiscus, wordt door die fiscus gezien als boekwinst en wordt dus belast. Zo kan het voorkomen, dat een ondernemer met meer dan € 100.000.- aan belastingschuld blijft zitten, terwijl het bedrijf onverkoopbaar is en de bank niet meer wil financieren. Verhuizen is dan een optie. Dat is niet goed voor de leefbaarheid, maar ook splitsing naar meer wooneenheden onmogelijk maakt. Men zou kunnen stellen, dat door de zware milieueisen een deel van de intensieve sector vervroegd wordt gesaneerd en daardoor grote financiële problemen ontstaan. Een aantal voorgestelde maatregelen: 9.3. Sloopkosten De kosten van het slopen van de stallen komen voor rekening van de ondernemer zelf. Dit is een vorm van bedrijfsrisico. De overheid kan de ondernemer ondersteunen door de afvoer en stortingskosten van asbest voor haar rekening te nemen. 9.4. Asbest Asbest dient voor 2025 overal verwijderd te zijn. De overheid kan dit stimuleren door bijvoorbeeld extra fiscale maatregelen te nemen bij asbestverwijdering. Dit ook zonder de eis of combinatie met zonnepanelen. Niet overal is dat interessant.
9
Faciliteren: als voorwaarde en wens
9.5 Fiscaal Het uitsmeren van de uiteindelijke fiscale claim bij bedrijfsbeëindiging over meerdere jaren kan een oplossing zijn om acute financiële problemen te verhelpen. Motivatie: fiscaal Een agrarisch bedrijf is vaak door meerdere generaties opgebouwd. Deze hebben in de loop der tijd veel moeten investeren om te kunnen voldoen aan de door de markt gestelde eisen, maar zeker ook door de enorme lasten voortvloeiende uit de milieuwetgeving. Dit laatste op last van de centrale landelijke overheid. Derhalve dienen er stimuleringsmaatregelen of extra fiscale maatregelen te komen bij bedrijfsbeëindiging. Voorts kan de mogelijkheid bekeken worden om deze problematiek als onderdeel in te brengen in het Anti Verpauperingsplan Platteland. Wanneer gestimuleerd wordt om locaties asbestvrij te maken, wordt een dergelijk project tevens interessanter voor een mogelijke koper. Nu zien deze kopers de locatie met veel asbest als een (extra) flinke kostenpost. Motivatie: gemeentelijk Nu blijven vaak oude schuren staan, omdat de eigenaar hoopt er later nog iets mee te kunnen doen als een soort wisselgeld. Veel gemeentes staan op het standpunt, dat wanneer er een gebouw gesloopt wordt, de vierkante meters niet voor iets anders ingezet kunnen worden. Direct gevolg: sloop van oude gebouwen wordt dan ontmoedigd. Een oplossing hiervoor kan zijn, dat wanneer een gebouw gesloopt wordt, dit wordt bijgehouden door de gemeente, zodat de eigenaar of nieuwe eigenaren later alsnog aanspraak kunnen maken op deze “rechten”. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld 50% herbouw van de gesloopte vierkante meters of verplaatsing van de rechten naar andere locaties. (in de kleine kern) Hiermede kan een forse kwaliteitswinst geboekte worden.
10 Krimp en behoud scholen buitengebied
Behoud kwaliteit buurtschapscholen. 10.1. Inventarisatie Bij de totstandkoming van de buurtschappenvisie (2010) bleek dat het grootste deel van de wensen en zorg van de bewoners het belang van de jeugd betrof. Vanuit de gezamenlijke buurtschappenoverleg heeft het behoud van de scholen in de buurtschappen een zeer hoge prioriteit gekregen. De gemeente Winterswijk heeft het belang van deze buurtschappenvisie onderschreven. De buurtschappen zijn de parel van het Nationaal Landschap. Een van de belangrijkste economische peilers van de gemeente Winterswijk. Scholen zijn van doorslaggevend belang om in het buitengebied te willen wonen en te investeren, zodat het Nationaal Landschap op het gewenste hoge niveau blijft. Bij de krimp van de plattelandsbevoking zullen de scholen dat als eerste gaan merken. Het vraagt extra aandacht, omdat een school in een kleine kern naast een belangrijk sociaal ontmoetingspunt, tevens een van de belangrijke schakels is in het totale gemeenschapsleven. In totaal zijn er zes basisscholen in het buitengebied van de gemeente Winterswijk. Het totaal aantal leerlingen (2012) is 574 en daalt volgens de huidige prognoses naar 486 in 2016. Die prognose tot en met 2016 laat zien dat eventuele problemen door het teruglopen van het aantal leerlingen gevolgen kunnen hebben voor de scholen Huppel/Kotten/Miste-Corle/Meddo/Woold en Henxel. Dit probleem wordt niet alleen direct veroorzaakt doordat één van deze scholen onder het vereiste leerlingenaantal kan dalen, maar ook door de vraag hoe lang de kwaliteit op een kleiner wordende school kan worden gewaarborgd. Het kan zijn dat ouders die hun kind bij een buurtschapschool aan willen melden tot de conclusie komen, dat hun kind dan tot een te kleine jaargroep voor die school behoort. Dan zouden zij kunnen besluiten voor een andere school te kiezen. Op deze manier raakt de terugloop van het aantal leerlingen voor die buurtschapschool in een stroomversnelling. 10.2. Positieve beïnvloeding leerlingaantallen De belangrijkste impuls voor toename van het leerlingaantal zal kunnen ontstaan wanneer er meer mensen in het buitengebied van Winterswijk kunnen wonen. Hoe dat kan worden verwezenlijkt staat binnen deze Krimp Pilot beschreven in de voorstellen van de werkgroep Wonen. Voor de buurtschapscholen is het van wezenlijk belang dat voorstellen en maatregelen, die genoemd worden in de voorstellen van de werkgroep Wonen, omgezet worden in beleid. Dan kunnen er meer gezinnen in de buurtschappen komen wonen. Hiervan kunnen alle scholen profiteren en zou de terugloop van het leerlingenaantal worden geremd, of zelfs worden omgekeerd in een lichte groei. Echter, als er geen school in de buurtschap is, vestigen er zich ook minder snel nieuwe/jonge gezinnen. Hierdoor wordt de leefbaarheid in de buurtschappen nog meer in gevaar gebracht. Feitelijk geldt dit ook voor de economische bedrijvigheid. Indien de werkgelegenheid in de buurtschappen bevorderd wordt (verbetering vestigingsmogelijkheden, aanleg glasvezelkabel), zullen zich meer gezinnen in het buitengebied gaan vestigen.
10 Krimp en behoud scholen buitengebied
10.3. Kenmerken buurtschapscholen De kwaliteitseis Een eerste vereiste voor iedere school is dat men zich goed profileert en de kwaliteit van het gegeven onderwijs bewaakt en handhaaft, of zo mogelijk nog verbetert. Alle scholen in de Winterswijkse buurtschappen voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Op het gebied van promotie liggen er mogelijkheden c.q. kansen. Onder kwaliteit dient ook verstaan te worden de school nabij (fietsafstand). Het buitengebied van de gemeente Winterswijk heeft een oppervlakte van ruim 131 km2 versus de bebouwde kern Winterswijk 7 km2. In het buitengebied zijn 6 basisscholen gevestigd en in de bebouwde kern Winterswijk 10 basisscholen. Door de grootte van het buitengebied en het feit, dat Winterswijk voor 2/3 wordt omsloten door Duitsland betekent het sluiten van de buurtschapscholen, dat geen scholen ‘nabij’ zijn. Hierdoor bestaat het gevaar, dat de dichtstbijzijnde school dusdanig ver weg is, dat het voor de gezinnen praktisch gezien onmogelijk wordt om een werk/ en gezinsleven te combineren. Hierdoor zullen gezinnen wegtrekken c.q. zich niet meer gaan vestigen in het buitengebied.
Het Noaberschap Een buurtschapschool is het hart van een kleine kern. Hier komen mensen dagelijks samen en een groot deel van het sociale- en verenigingsleven speelt zich af rondom schoolgaande kinderen. Het thema leefbaarheid op het platteland staat hoog op alle agenda’s, dus alleen in dat kader al kun je niet klakkeloos simpelweg een streep zetten door buurtschapscholen. Naoberschap houdt in dat men elkaar pro-actief bij staat in raad en daad indien dat noodzakelijk is. Daar waar nu steeds meer aandacht wordt gevraagd voor mantelzorg e.d. moet men dit in een gebied, waar dit al een vanzelfsprekendheid is, juist koesteren.
“Een school op het platteland verbindt en versterkt de locale sociale cohesie ook op de langere termijn.“ De betrokkenheid van ouders De betrokkenheid van ouders is erg groot. Dit is te zien aan het vrijwilligerswerk in en om de school en het bezoek van informatie- en ouderavonden. De ouders voelen zich erg direct betrokken bij de onderwijsinhoudelijke ontwikkeling van de school en de vorderingen van hun kinderen. Ook kennen alle leerkrachten de kinderen, alle kinderen elkaar en alle ouders de kinderen en de leerkrachten. Allemaal zaken die de kwaliteit van de buurtschapschool juist positief beïnvloeden.Ouders dragen actief en financieel bij aan het welzijn van de scholen. (speciale acties als oud papier verzamelen, bijdrage aan zwerfvuilacties ed.) Bewegingsruimte Er is veel ruimte rondom de scholen met als gevolg volop bewegingsmogelijkheden op verschillende momenten van de dag. Daarnaast komen veruit de meeste kinderen al op jonge leeftijd met de fiets naar school. De extra bewegingsmogelijkheden hebben een positieve invloed op alle kinderen. Doordat ze veel energie kwijt kunnen en fit zijn, kunnen ze zich in de les beter concentreren en dat komt de prestaties ten goede. Sociaal gedrag In de media wordt veel aandacht besteed aan het onderwerp pesten. Binnen de buurtschapschool wordt er veel door groot en klein samen gedaan en er wordt snel direct een beroep gedaan op wenselijk sociaal gedrag.
10 Krimp en behoud scholen buitengebied
10.4. Positieve beïnvloeding- stimuleringsmogelijkheden De combinatie van ligging in natuur en de vrije ruimte rondom de school biedt een unieke mogelijkheid voor de voor- en buitenschoolse opvang (VBS - BSO.) 10.4.1. 10.4.2. 10.4.3. 10.4.4. 10.4.5.
Het stimuleren van en het opzetten van een kindcentrum, waarbij een kind van 0 tot 12 jaar in dezelfde omgeving wordt opgevangen. Dit komt ten goede van rust en structuur. Bij de scholen die al een bepaalde vorm opvang hebben geregeld, zou dit tot bovengenoemd punt kunnen worden uitgebreid. De landelijk gelegen buurtschapscholen beschikken over veel ruimte nabij school. Wellicht dat hier een BSO gericht op natuur & landschap gerealiseerd kan worden. Het aanbieden van naschoolse opvang ism sport. Gebruik maken van het feit dat er nog al wat ouders vanuit Winterswijk naar hun werk vlak langs een buurtschapschool rijden. Zij kunnen besluiten hun kind ook naar de buurtschapschool te sturen in plaats van naar een school in het dorp. Dit kan ook gelden voor mensen die in Aalten of Bredevoort wonen en in Winterswijk werken. (Gemeentelijke stimulering en voorlichting is dan noodzaak)
10.5. Extra mogelijkheden! Multifunctionaliteit van schoolgebouwen Met vrijwilligers het gebouw/deel van het gebouw gaan beheren en gaan verhuren als een soort buurtschapshuis, waar vergaderingen en diverse activiteiten gehouden kunnen worden. De financiële vergoeding hiervoor aan het onderwijs ten goede laten komen. Mogelijk ook andere activiteiten/ workshops laten plaats vinden: bloemschikcursussen geven, computercursussen geven, Yoga lessen aanbieden, etc. De school kan dan nog meer een ontmoetingsplek zijn voor ouders/ouderen en een nog betere sociale functie vervullen binnen de buurtschap. Verhuur aan bedrijven, Een leegstaande ruimte zou verhuurd kunnen worden aan een ZZP- er met een bij de school passend bedrijf. Onderwijsvorm/systeem aanpassen Speciale deskundigheid aanbieden bij o.a. autisme, hoogbegaafdheid, leesachterstand, dyslexie enz. Er zijn diverse leerlingen die beter functioneren op kleine scholen, omdat ze zich er veiliger voelen. Een school in een kleine kern staat in een rustige, vaak natuurlijke omgeving. Meertalig onderwijs Over de grens samenwerking gaan zoeken bij die buurtschappen waar dat mogelijk zou zijn. Communicatie Er moet in de gehele gemeente beter gecommuniceerd worden over de unieke kansen en mogelijkheden van de buurtschapschool. Misschien kan er bij de aanmeldingsformulieren voor nieuwe leerlingen extra informatie over de buurtschapscholen gegeven worden.
10 Krimp en behoud scholen buitengebied
10.6. Conclusies Eén maatregel alleen zorgt niet direct voor de oplossing voor het behoud van scholen op het platteland. Er is een combinatie van maatregelen gewenst waarbij alle overheden in goed overleg met de plaatselijke bevolking tot positieve resultaten kunnen komen. 10.6.1. De opheffingsnorm moet maatwerk zijn. Er zijn mogelijkheden om met verschillende opheffingsnormen te werken, waarbij er een terecht onderscheid gemaakt wordt tussen de kern van een plaats en het buitengebied. Het welzijn van het kind staat immers voorop. 10.6.2. Ter bestrijding van de krimp moet het Ministerie van Onderwijs juist extra financiële prikkels geven aan kleine plattelandscholen. De kleinescholentoeslag voor dunbevolkte gebieden moet gehandhaafd blijven of bij voorkeur juist verruimd worden. 10.6.3. Intensivering van de bewoning in kleine kernen mogelijk maken, extra bevorderen. 10.6.4. Bevordering van economische bedrijvigheid. 10.6.5. Stimulering van VSO-BSO in directe nabijheid van buurtschapscholen. 10.6.6. Betere informatie over de buurtschapscholen naar ouders via aanmeldingsprocedure. 10.6.7. Door de Nationale Onderwijsraad geadviseerde norm van minimaal 100 leerlingen per school per direct laten vervallen. 10.6.8. Er ligt een taak voor de overheid, de gemeente, besturen, de school zelf alsmede de de bewoners zelf om het behoud van buurtschapscholen mogelijk te maken.
“Krimp scholen platteland is start overleg met de gehele bevolking”.
11 Krimp en bereikbaarheid
Bereikbaarheid op het platteland is niet alleen de aanleg en onderhoud van wegen. Meerdere aspecten moeten opnieuw bekeken worden in het kader van de krimp. De gemeente Winterswijk is een grensgemeente. Het thema bereikbaarheid richting de oosterburen biedt juist bij krimp extra mogelijkheden. Het vervolg Grenskwartieren kan in overleg veel bijdragen aan een landelijk plan van aanpak. 11.1. Uitbreiding breedband netwerk buitengebied Eén van de belangrijkste voorwaarden voor het op peil houden van de leefbaarheid en het (economische) ondernemersklimaat in een buitengebied, is de beschikbaarheid van een breedband communicatienetwerk voor internetdiensten. Steeds meer professionele en commerciële diensten worden via de digitale snelweg afgehandeld. Al deze diensten bij elkaar vergen een behoorlijke bandbreedte (gegegevenscapaciteit) welke niet meer met een ADSL-lijn van 4Mbit te verwerken valt. In het bijzonder ondernemers in de recreatieve sector worden geconfronteerd met een steeds groter wordende vraag naar internetcapaciteit. De Belangenverenigingen in het gehele buitengebied van Winterswijk wensen, middels de Glasvezelwerkgroep, een sterk platform voor deze zaak in te richten en willen i.s.m. de gemeente Winterswijk de realisatie van zo’n netwerk bespoedigen. Doel: de zeggenschap en het beheer hiervan zoveel mogelijk in eigen hand houden. Daarvoor is nogal wat financiële support nodig van zowel de provinciale- als landelijke overheden, dan wel Europese subsidie fondsen. De genoemde werkgroep wil hiervoor een doelgerichte projectorganisatie inrichten, samen met de gemeente Winterswijk en enthousiaste vrijwilligers.
“In Duitsland is digitale bereikbaarheid opgenomen in de grondwet als openbare nutsvoorziening. Voor een krimpgebied in Nederland aan de grens wordt dat zeker een hoofdspeerpunt.” 11.2. Meer open verbindingen Nederland/Duitsland Grens barrières Het gebied van de gemeente Winterswijk grenst voor 60% aan Duitsland. Ondanks het openstellen van de internationale grenzen blijft de grens tussen beide landen nog steeds een “onzichtbare barrière”. Er is samenwerking op gemeentelijk- en verenigingenniveau. In het algemeen dienen de barrières geheel te verdwijnen. Dat kan door verdere samenwerking maar praktisch gezien dienen er zeker aanpassingen te komen in het wegennet. Wel geteld kent de gemeente Winterswijk slechts drie doorgaande, verharde verbindingen met het Duitse grondgebied. (Vreden, Oeding en Barlo) Inwoners aan weerszijden van de grens moeten ver omrijden om hun buurman op minder dan 1 kilometer te bezoeken. Nederlandse landbouwers pachten gronden over de grens voor o.a. bloembollen- en maisteelt. Ook zij moeten ver om rijden om percelen te bewerken en om te oogsten. Verder komen veel Duitse bezoekers wekelijks naar de warenmarkt in Winterswijk en trekken de omliggende campings in het buitengebied veel Duitse recreanten. Er zijn een aantal groene grenzen geopend, welke toegankelijk zijn voor de wandelaar, de fietser, paarden en koetsen. Dit bevordert niet alleen het sociale contact, maar is tevens een welkome aanvulling voor het toerisme. Onderzoek en overleg moeten uitwijzen of de aanleg van enkele verharde B-wegen kan bij dragen aan een betere bereikbaarheid. In een gezamenlijke studie met de Kreis Borken en de betrokken gemeenten (aan weerszijden van de grens) een plan van aanpak opstellen. Deze nog aan te leggen wegen kunnen niet gerealiseerd worden in-en bij natuurgebieden, echter op andere locaties mag het argument natuurbeheer niet altijd een belemmering gaan vormen. De centrale overheden dienen voor dit pakket van aanpak financiële middelen beschikbaar te stellen (onderzoek en realisatie) Het kan een belangrijk onderdeel worden van het project “Grenskwartieren”.
“Grenscontacten zijn niet alleen economische contacten. Bevorder vooral de sociale cohesie”
11 Krimp en bereikbaarheid
Openbaar vervoer Extra verbindingen openbaar vervoer tussen Duitsland en Nederland. De huidige grens met Duitsland blijft een onzichtbare barrière. Dat geldt min of meer ook voor het openbaar vervoer. De spoorlijnen vanuit Arnhem en Zutphen eindigen in feite in Winterswijk. Er moet een onderzoek komen naar meer directe verbindingen. Nieuwe busverbindingen richting de grotere steden in Duitsland als Borken/Bocholt/Münster, welke tevens beter aansluiten bij de bestaande lijndiensten aan weerszijden van de grens. Een nieuwe spoorverbinding met Münster kan in dit kader opgenomen worden. (voorstel Regio Achterhoek) Aanvulling verbindingen Snelle realisatie, verbetering en uitbreiding van bestaande verbindingen De verbindingen met Duitsland dienen sterk verbeterd te worden, echter dan dienen de “aansluitingen” vanuit Nederland eveneens verbeterd te worden. Het doortrekken van de N18 (Varsseveld-Enschede ) dient versneld te worden.uitgevoerd. Dit al te lang lopende project moet op korte termijn geheel worden gerealiseerd. Verder dienen de verbeteringen te komen van het treinspoor Arnhem-Winterswijk en Zutphen-Winterswijk. Er zijn in de afgelopen jaren te veel storingen geweest met name op het traject Winterswijk-Doetinchem. Dat remt niet alleen het gebruik van openbaar vervoer, maar bevordert tevens zeer zeker niet een goede bereikbaarheid van Winterswijk e.o.
“Bereikbaarheid: Middels een haalbaarheidsonderzoek naar lokaal vervoer bewoners mogelijkheden laten aanbieden (o.a. buurtbus–internationaal)”
12 Krimp en zorg en welzijn: vrijwilligheid met begeleiding
Bij het thema Zorg en Welzijn in een krimpregio dient men zich te concentreren op in feite twee hoofddoelen. Een van de kenmerken van een plattelandsgemeenschap is de zelfwerkzaamheid en zorg en aandacht voor elkaar middels de Noaberschap-gedachte. Door de krimp van de bevolking en de mindere economische vooruitzichten dienen overheden en zorg- en welzijnsinstanties hun werkwijze en soms doelstellingen op een aantal leefbaarheids aspecten bij te stellen of anders in te richten. Dat vraagt de nodige creativiteit, deelaanpassingen van regels, maar veel belangrijker; werken aan een andere zienswijze. Een goed zorgnetwerk kan alleen in direct en goed overleg met de lokale burgers. 12.1. Huisvesting-langer op eigen plek-wonen en zorg Zorg dat met name de oudere generaties zo lang mogelijk “thuis” kunnen blijven wonen. De negatieve ontwikkeling in de landbouw met steeds meer stoppende landbouwers biedt de mogelijkheid om via een verbouwing van de vrijkomende agrarische bebouwing kleinere woonunits voor ouderen te creëren. Het overige deel van het te verbouwen pand, biedt dan ruimte voor één of twee extra normale gezinswoningen. De bewoners van het totale pand kunnen elkaar ook helpen op velerlei gebied van zorg en welzijn. In feite gebeurt dat door het naoaberschap principe al bijna van zelf. Het voorkomt tevens dat senioren te snel richting een bejaarden- of verzorgingstehuis elders moeten gaan. In het hoofdstuk Wonen wordt aan dit thema de nodige aandacht besteed. Tevens komt er zo ruimte voor starters, zodat oud en jong in één pand kunnen wonen en elkaar kunnen ondersteunen. Voor een nieuwe opzet Welzijn Buitengebied is een daadkrachtige en financiële ondersteuning van de gemeente dringend gewenst. Via overleg met de diverse instanties moet voor het buitengebied gewerkt worden aan een goed opgezet netwerk Zorg en Welzijn. Een combinatie met Noaberhulp biedt mogelijkheden, echter alleen als dit goed georganiseerd en begeleid gaat worden in de nabije toekomst. 12.2. Sociale zorg- en welzijnsaspecten lokaal versterken Het doel moet in feite zijn, dat de mensen het aangenaam vinden om in hun eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen, maar daar ook zelf een bijdrage kunnen of moeten leveren en dan veelal op basis van vrijwilligheid. De overheden moeten deze lokale aspecten meer gaan stimuleren en begeleiden. Een aantal suggesties in dit kader zijn. 12.2.1. Inloophuis en maatjeswerk Zorg voor een goede ontmoetingsplaats in het landelijk gebied. Dit kan een verenigingsgebouw zijn, een café, maar ook een niet gebruikt leslokaal van een basisschool in het buitengebied. De ruimte zal daarvoor wel ingericht moeten worden. Het biedt dan mogelijkheden voor: - - - - - - - -
Ontmoetingsplek voor een praatje, een kop koffie of een kaartje leggen. Het houden van cursussen of gezamenlijke activiteiten De opbouw van een eigen bibliotheek voor jong en oud. Vanuit dit “centrum” vrijwillige hulpverlening organiseren bij ziekte, regeling van extra vervoer naar huisarts/ziekenhuis. Deze eerste lijn verzorging kan met vrijwilligers en met enige professionele begeleiding nieuw worden georganiseerd. (model Elsendorp) Het opzetten van een boodschappendienst. Het samenstellen van een vrijwilligersteam dat een aantal werkzaamheden in de omgeving kan uitvoeren als klein onderhoud in overleg met de locale overheid. Deze sociale bezigheid kan voor de overheid besparend werken. (Noaberteam Meddo) Stimuleren van laagdrempelige vrijwilligerspools voor praktische hulp aan huis. Dit zou kunnen op basis van ruil van diensten en vaardigheden. De handige klusser knapt een badkamer op bij een bejaarde vrouw. Deze vrouw past op haar beurt een aantal dagen in de week op de kinderen van de klusser. enz. Ruimte voor o.a. hulp bij invullen belastingpapieren, de schoolarts of ander maatschappelijk werk. Of medische diensten van hieruit aangeboden kunnen worden, zal sterk afhankelijk zijn van de locatie en de vraag van de inwoners zelf. Mantelzorgers of maatschappelijk werkers kunnen hier de specifieke wensen en zorgvragen signaleren en zorgen voor verdere begeleiding.
Als een school uit een kleine kern verdwijnt, verdwijnt een deel van het hart van de kleine kern. Een inloopcentrum kan dat enigszins compenseren. Bewoners van het gebied welke op vrijwillige basis mee willen werken, kunnen zich inschrijven voor talrijke werkzaamheden. Dit kan variëren van (tijdelijke) hulp in de huishouding, onderhoud tuinen etc. Enige coördinatie is wel vereist. Dit kan vanuit het inloopcentrum worden aangestuurd.
12 Krimp en zorg en welzijn: vrijwilligheid met begeleiding
12.2.2. Voorwaarden en hulpmiddelen Om dit te kunnen bereiken zijn voorts een aantal maatregelen gewenst. Dit kan in overleg met de mantelzorgers en zorgverleners worden opgezet. Het kan daarna juist de professionele mantelzorgers deels ontlasten. - - - -
Stimuleren en begeleiden in het gebruik van de sociale media (tbv hulpdiensten) Het mogelijk toepassen van Care-systemen, alarmmatje en GPS bakens. Het organiseren van sessies waar de mensen kunnen aanleren hoe meer zelfredzaam te worden. Betere afstemming en opzet openbaar vervoer zal de bereikbaarheid van het platteland vergroten. Zie ook hoofdstuk bereikbaarheid.
In dit kader past ook een versnelde aanleg van glasvezelnetwerk in het buitengebied 12.2.3. Coördinator welzijn platteland Om al deze plannen en voorstellen goed te kunnen aansturen en begeleiden is een goede coördinatie in het gebied noodzakelijk. Deze coördinator is niet alleen een begeleider en contactpersoon, maar kan fungeren als trekker voor talrijke andere maatschappelijke en sociale projecten op het platteland. Tevens is hij een soort tussenpersoon tussen de bevolking en de lokale overheid, welzijnswerk en andere maatschappelijke instanties. Het begrip Dorpscontactpersoon, welke thans mogelijk is gemaakt door de Provincie Gelderland zou een veel bredere aanpak en opzet moeten krijgen. Hij/zij kent de mensen in het gebied, de wensen en tradities, is op vele terreinen inzetbaar en kan werkzaam zijn in meerdere buurtkernen of dorpen. Welzijnswerk met een heel breed draagvlak, maar anders van karakter. Maatschappelijke stages (studenten) kunnen tevens gerealiseerd worden. 12.2.4 Laagdrempeligheid en procesvereenvoudiging Dit is niet alleen een wens van de bewoners van het platteland, maar veel meer een algemene noodzaak. De overheid zal op dit gebied veel moeten doen om de mensen meer en eenvoudiger ten dienste te zijn; van aanvraag rijbewijs tot zorgaanvraag.
De zorg- en welzijnsaspecten moeten lokaal goed georganiseerd en bereikbaar blijven. Regionale samenwerking is aan te bevelen. Zorg breder opzetten met specifieke projecten of clusters. 12.3. Van zorgcampus tot kuuroord-Kansen! De komst van de gezondheidspark in Winterswijk is een welkome aanvulling. Bekeken dient te worden hoe dit in breed verband opgezet kan worden. Met ondernemend Winterswijk zou bekeken moeten worden of het mogelijk is te komen tot een soort kuuroord met alle facetten welke bij een dergelijk plan behoren. Er bestaan in Winterswijk al diverse mogelijkheden en het buitengebied van Winterswijk (Nationaal Landschap) biedt “gratis” aanvullende natuurrijke mogelijkheden. Het zorgt voormeer toeristen en voor extra werkgelegenheid.
“Winterswijk werk aan je eigen kuuroord in een mooie omgeving”
13 Krimp met raakvlakken aan cultuur
Niet alleen de krimp,maar minder aantal inwoners voor culturele manifestaties en verenigingen, baart het platteland zorgen. Daarbij bovenop komen nog eens de landelijke bezuinigingen. Alhoewel cultuur altijd afhankelijk blijft van inzet van mensen, past in dit kader de opmerking van cultuureconoom Prof. Arjo Klamer: “Waar cultuur bloeit, willen mensen wonen, waar
mensen willen wonen, willen bedrijven zich vestigen.”
De jeugd blijft niet in het gebied voor de rust en ruimte of voor veel groen of een goed cultureel aanbod van activiteiten. In hun zoektocht naar een opleiding en later passend werk, vertrekken veel belangrijke “jongeren met power” naar elders en keren dan niet terug naar hun roots. Er komt dan geen duurzame binding tot stand. Dat heeft directe gevolgen. Culturele verenigingen kampen met vergrijzing en zingen het nog uit tot opheffing. Dat brengt ook plattelands tradities in gevaar. Een heroriëntatie met steun van de overheid moet niet alleen oplossingen brengen, maar zeker alternatieven. Het cultuurtoerisme kan zeker in Winterswijk een belangrijke toekomstige rol gaan spelen. Immers van de toerist moet wel het geld komen. Echter er wordt fors bezuinigd op kunst en plaatselijke cultuur. Het aanbod van de muziekschool wordt kleiner, de schouwburg heeft moeite haar programmering in stand te houden en evenementen dreigen te verdwijnen. De Achterhoek-Spektakeltoer is daar een voorbeeld van. Gewenste maatregelen 1) Een bewustwordingsproces op gang brengen zodat men begrijpt dat er een samenhang is tussen hoog cultureel aanbod en cultuurtoerisme. Een heroriëntatie is gewenst.De lokale overheid en het bedrijfsleven kunnen dan beter inspringen op nieuwe ontwikkelingen. Het sculptuurfestival 2012 was een goed voorbeeld. 2) Zorg dragen voor voldoende ondersteuning van culturele verenigingen. Dat kan van een lokale overheid komen, echter de landelijke overheid zal voor het behoud van culturele activiteiten op het platteland zeker de initiatiefnemers meer armslag moeten geven. 3) Meer oriëntatie en samenwerking in de gehele Euregio. Men kan elkaar cultureel versterken en men kan samenwerken aan evenementen. Tevens kunnen bedrijven elkaar benaderen voor extra support. Het initiatief zal uit moeten gaan van de “culturele sector”, cultuurondernemingen en de lokale overheid. Het buitengebied van Winterswijk kan hier een rol inspelen. 4) Cultuur moet begrepen worden. Zeker t.o.v. tradities en o.a. naoberschap. Speciale lokale projecten opzetten om met name jongeren te informeren.
14 Ondersteuning en begeleiding
Het is voor de plattelands Belangenorganisaties van buitengewoon belang, dat er een goede ondersteuning en begeleiding blijft komen vanuit de Vereniging Kleine Kernen Gelderland en de Federatie Dorpshuizen Gelderland. De contacten en financiële ondersteuning vanuit de Ministeries dienen tevens gedeeltelijk te lopen via de provinciale organisaties. Deze organisatie hebben hun waarde voor het gebied/het platteland bewezen en kunnen als blijvende klankbordgroep functioneel de directe contacten met de Ministeries onderhouden. Op deze wijze ontstaat er een grotere landelijke diversiteit over wensen/aanpak en voorstellen van de bewoners van krimpgebieden op het platteland. Dit kan het Ministerie van Binnenlandse Zaken ook op langere termijn ondersteunen. Het begrip Dorpscontactpersoon is al genoemd. Deze coördinator kan een belangrijke rol spelen in de begeleiding van gewenste projecten en een spreekbuis zijn namens de bewoners van het platteland. Het huidige concept van Dorpscontactpersoon (Provincie Gelderland) zou verder kunnen worden uitgewerkt tot een volwaardig maatschappelijk- en welzijnswerker. Dit ontlast diverse andere instanties, werkzaam in deze deelgebieden.
15 PROJECT GRENSKWARTIEREN
Sinds de oprichting van de EGKS wordt er in Europa gewerkt aan een verenigd Europa. Veel staatshoofden en prominente politici memoreerden in hun nieuwjaarstoespraken aan het belang van een goede samenwerking tussen de bevolking van de diverse landen. Uit de pilot krimp Winterswijk en uit berichtgevingen elders uit het land, wordt echter duidelijk, dat er nog steeds onzichtbare barrières bestaan. Het alleen vaststellen van barrières en obstakels is niet voldoende. Er zal voor de bewoners aan weerszijden van de grenzen meer moeten worden gedaan. Dat wegnemen van deze barrières is niet alleen een zaak voor de grensgemeenten. Een landelijke dan wel Europese aanpak is gewenst. De vervolg pilot Grenskwartieren kan via inventarisatie en analyse meerdere voorstellen uitwerken welke uiteindelijk de weg vrij maken voor een optimale samenwerking tussen de grensgemeenten en grensregio’s. Anders vertaald: tussen de mensen in de grensregio’s.
“Er zijn veel relaties met Duitsland die vragen om meer structuur” 15.1. De hoofddoelen 15.1.1 Belemmeringen in regionaal handels- en werkverkeer decimeren of geheel wegnemen. Ervaringen en wensen van regionale bewoners/ondernemers inventariseren. 15.1.2.
Studie naar beter dan wel uitgebreider regionaal openbaar vervoer voor alle grensgebieden.
15.1.3.
Studie van de al bestaande overleggen tussen de gemeenten/regio’s. Via inventarisatie en afstemming werken aan aanvullende, bredere mogelijkheden.
15.1.4.
Bereikbaarheid. Onderzoek naar de aanleg van meer (verharde) verbindingswegen de gemeenschappen aan weerszijden van de grens. Naast de extra aanleg van deze B-wegen ook aanleg van extra “groene grenzen”.
15.1.5.
Het stimuleren van sociale contacten tussen grensgemeenten op sociaal, cultureel en maatschappelijk gebied.
15.1.6.
Bij dit geheel betrekken de samenwerking op het gebied van gezondheidszorg/ ziekenhuizen, rampbestrijding (brandweer) en gemeentelijk regionaal overleg. De ervaringen tot heden van deze samenwerking kan een bredere basis leggen onder een toekomstig document-verdere samenwerking grensgemeenten.
15.1.7.
Alle kleine onderdelen, wensen en voornemens welke gedurende de pilotperiode kenbaar worden gemaakt, mee te nemen in het totale plan van aanpak.
Veiligheid A) Verkeersveiligheid B) Algemene veiligheid C) Brandveiligheid
15.1.8.
Startdocument Anti verpauperingsplan Platteland opzetten.
15.1.9.
Afstemming met nationale, Europese regelgeving.
15.1.10.
Op langere termijn: Samenwerking op het gebied van glasvezel/UMTS. Onderzoek naar de spoorwegverbinding Winterswijk-Münster.
Infrastructuur-bermonderhoud en verlichting. Inbraakpreventie-coördinatie AED’s
15 PROJECT GRENSKWARTIEREN
15.2. Opstart “Grenskwartieren” Fase 1- Opstarten en inventariseren. De startwerkgroep maakt een totaal raamwerk van mogelijkheden voor de toekomst. Naast een analyse van meerdere pilotprojecten, met onderdelen Grenscontacten, ook een inventarisatie naar ervaringen en wensen onder alle grensgemeenten in Nederland. Een analyse van alle overleggen welke tot heden hebben plaatsgevonden. Deelnemers: Ambtelijke organisatie Gemeente Winterswijk plus externe leiding. Ambtelijke begeleiding vanuit Ministerie Binnenlandse Zaken. Afvaardigingen: Euregio-Gronau-Regio Achterhoek. Locatie: Gemeentekantoor Winterswijk. Financiering: Ministerie van Binnenlandse Zaken. Fase 2. Tussenbalans en uitvoeren Het concretiseren van voorstellen en uitwerking van wensen en mogelijkheden in een eerste basisdocument Grenskwartieren. Het bespreekbaar maken van dit document. Het vaststellen welke maatregelen/ voornemens al kunnen worden doorgevoerd. Dat kunnen plannen zijn voor gemeenten, regionale samenwerkingsverbanden, landelijke overheid en Europese overheid. De ervaringen van deze uitwerkingen mee te nemen in het vervolg van dit proces. Als er over een projectonderdeel een algemene overeenstemming is, dit met behulp van Europese gelden realiseren. Niet wachten op een latere landelijke besluitvorming. Daarmee behoudt de pilot van het Ministerie van Binnenlandse Zaken ook een experimenteel karakter. Het onderzoek verbreden door een inventarisatie van wensen en ervaringen van alle grensgemeenten in Nederland. Vanuit dit document kunnen voorstellen richting de landelijke overheid worden opgesteld. Deelnemers: Provincie Gelderland-Kreis Borken- Gemeenten Winterswijk-Vreden-Südlohn-Bocholt. Euregio Gronau-Regio Achterhoek-Ministeries Binnen- Buitenlandse Zaken. Mogelijkheden: Workshops-studiedagen. Locatie: Gemeentekantoor Winterswijk Financiering: Ministerie van Binnenlandse Zaken/EU Brussel. Fase 3. Nationale/Europese regelingen Het uitwerken van alle voorstellen richting provinciale/landelijke parlementen en Europees Parlement. Locatie: Den Haag-Brussel Financiering: Ministerie van Buitenlandse Zaken. “Ministerieel steunpunt Winterswijk?”
Colofon
Verzendlijst. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
College GS en Fracties Politieke Partijen Tweede Kamer Postbus 20018 College GS en Fracties Politieke Partijen Provincie Gelderland Postbus 9090 College GS en Fracties Politieke Partijen Gemeente Winterswijk Stationsstraat 25 Euregio Enschedeer Strasse 362 Regio Achterhoek Postbus 53 Ver. Kleine Kernen Gelderland Dr. Grashuisstraat 8 Landelijke Ver. Kleine kernen Dr. Grashuisstraat 8 Kamer van Koophandel Koopmanslaan 3 Werkgroepen Buurtschappenvisie Bestuur Buurtschappen Winterswijk Ondernemers Buitengebied Winterswijk Hoeninkstegge 5 LTO Winterswijk Groenloseweg 114 Belangengroepen buitengebied Winterswijk Directie de Woonplaats Postbus 23 NCW/NCO Gelderland Postbus 10475 NCW/NCO Achterhoek Nijverheidstraat 9 Plattelandshuis Gelderland Dr Grashuistraat 8 Locale/regionale media
Tot stand gekomen door samenwerking en inzet van: -
Vereniging Kleine Kernen Gelderland Procesbegeleiders VKKG Gemeente Winterswijk WCL Winterswijk LTO Noord-Afd. Winterswijk Ondernemersvereniging Buitengebied (OBW)
Dhr. P van Heek. HH N.Olthof & R. Dankert Mevr. M.Keur Dhr. A. Schoemaker
Bestuur Buurtschappenvisie Buitengebied Werkgroep Wonen buitengebied Werkgroep Behoud Scholen buitengebied Werkgroep Ontwikkeling & economie Buitengebied Werkgroep Sport & recreatie buitengebied Werkgroep Verkeer & Veiligheid buitengebied Werkgroep Welzijn & Zorg buitengebied Besturen van: - Corle’s Belang - Brinkheurns Belang - Huppel-Henxels Belang - Kottens Belang - Mister Belang - Algemeen Meddo’s Belang - Ratums Belang - Woolds Belang Lay out & druk: Oplage: Foto’s:
eDruk Winterswijk 350 stuks Dhr J. Roerdink
Adres: Werkgroep Krimp Winterswijk p.a. Harberthof 2 7104 BA Winterswijk-Meddo T 0543 /569208 M
[email protected]
2500 EA Den Haag 6800 GC Arnhem 7101 CH Winterswijk 48599 Gronau 7000 AB Doetinchem 7021 CL Zelhem 7021 CL Zelhem 7005 BK Doetinchem Winterswijk Winterswijk 7104 BK Winterswijk 7104 GA Winterswijk Winterswijk 7599 AA Enschede 7201 GL Apeldoorn 7131 PA Lichtenvoorde 7021 CL Zelhem