Kongo across the Waters: Afrikaanse geschiedenis en cultuur langs beide kanten van de Atlantische Oceaan Hein Vanhee Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren
Zicht op toegang tot tentoonstelling, Harn Museum of Art, University of Florida, Gainesville, FL, USA.
In 2011 startte het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA Tervuren) een samenwerking op met het Harn Museum of Art van de University of Florida in de VS met het doel een bijzondere tentoonstelling te maken over de historische impact van Afrikaanse culturen op de ontwikkeling van Afro-Amerikaanse culturen in de Nieuwe Wereld. Het resultaat is KONGO across the WATERS, een titel die verwijst naar een ambitieuze tentoonstelling en een bijhorend boek.1
De Afrikaanse conquistador van La Florida De aanleiding voor het project was de ontwikkeling van een omvangrijk programma van activiteiten in de staat Florida om 500 jaar Europese aanwezigheid in Noord-Amerika te vieren.2 Dit zou gepaard gaan met tal van herdenkingen die zouden teruggaan tot de aankomst van de eerste Spaanse conquistador, Juan Ponce de León, op het schiereiland 'La Florida' in april 1513. Minder bekend is het feit dat de bemanning van Ponce de León toen minstens één vrije Afrikaan telde, die de Spaanse naam Juan Garrido droeg. De reis van Ponce de Léon in 1513 bracht dus niet alleen de eerste Europeanen naar het NoordAmerikaanse continent, maar tegelijk ook de allereerste Afrikaan, en niet als slaaf zoals velen zouden denken, maar als een vrij man. Juan Garrido's Afrikaanse naam en precieze herkomst zijn niet bekend. Wel weten we dat de Portugezen in de vijftiende eeuw als eerste Europeanen de westkust van het Afrikaanse continent hadden verkend en in 1483 contacten hadden gelegd met het toenmalig koninkrijk van Kongo. De koning van Kongo bekeerde zich tot het christendom in 1491 en stuurde meerdere van zijn onderdanen naar Lissabon om er te studeren. Het is bekend dat Juan Garrido aankwam in Lissabon in de jaren 1490 en daar uit eigen vrije wil werd gedoopt. Wat later reisde hij naar Sevilla van waar hij rond 1503 aan boord van een Spaans zeilschip de Atlantische Oceaan overstak naar Santo Domingo. Hij nam deel aan de Spaanse verovering van Puerto Rico en Cuba, en was in dienst van Ponce de León toen deze voor het eerst het 1
Deze tekst bevat een korte beschrijving van het project en verwijzingen naar enkele objecten in de tentoonstelling. Voor bronvermeldingen verwijs ik naar het boek Kongo across the Waters, ed. Susan Cooksey, Robin Poynor & Hein Vanhee (University Press of Florida, 2013) en naar Susan Cooksey, Robin Poynor & Hein Vanhee, "Exhibition Preview: Kongo across the Waters”, African Arts, 46 (2013), 4, pp. 74-87. 2 Zie: http://www.vivaflorida.org
1
schiereiland Florida bezocht. Werd Noord-Amerika mede ‘ontdekt’ door een conquistador uit Kongo? Met zekerheid kunnen we dit niet stellen, maar het valt ook niet uit te sluiten. De Afrikaanse bijdragen tot de Amerikaanse cultuur Afrikanen en Afro-Amerikanen hebben in cruciale mate de ontwikkeling van het NoordAmerikaanse continent bepaald, samen met de Europeanen en de inheemse indianenvolkeren. Dit gebeurde niet enkel in economisch opzicht, maar ook cultureel. Kongo across the Waters wil de aandacht vestigen op de belangrijke Afrikaanse bijdragen tot de ontwikkeling van de Amerikaanse cultuur zoals we die vandaag kennen. Diverse historische Afrikaanse culturen hebben hun stempel gedrukt op Amerika. De focus van dit project ligt specifiek op de geschiedenis en cultuur van het Kongo-volk uit WestCentraal-Afrika, dat een gemeenschappelijke taal spreekt, het Kikongo, en een gebied bewoont in het noorden van Angola, in de provincie Bas-Congo van Congo-Kinshasa, en gedeeltelijk ook in Congo-Brazzaville. 3 De keuze voor een focus op Kongo is minder ingegeven door de Garrido-hypothese dan wel door de bijzonder rijke geschiedenis van dit volk. Reeds vóór de vijftiende eeuw bouwden de Kongo-volkeren een koninkrijk uit, grotendeels ten zuiden van de Congo-rivier. Vanaf 1483 ontwikkelde de Kongo-elite diplomatieke relaties met Lissabon en met Rome. Meerdere vooraanstaande Kongo’s studeerden in Lissabon en reisden nadien terug. Anderen leerden de Portugese taal en kregen onderricht via Portugese handelaars en priesters die een tijdlang in Kongo verbleven. Hollandse ambassadeurs bezoeken het hof van de koning van 4 Kongo in 1642. Gravure gepubliceerd in Dapper 1668.
Henrique, de zoon van koning Afonso I (r. 1509-1542), werd in 1518 tot bisschop gewijd. De koningen van Kongo en Portugal onderhielden een drukke correspondentie en in de laat zestiende en zeventiende eeuw stuurde Kongo herhaaldelijk ambassadeurs naar Europa. Ten gevolge van interne twisten en andere mechanismen werden vanaf de zeventiende tot de negentiende eeuw veel Kongo’s tot slaaf gemaakt en verscheept naar diverse bestemmingen in de Nieuwe Wereld – waaronder de Engelse, Spaanse en Franse kolonies die later het zuiden van de VS zouden worden. Daar hadden ze een belangrijke impact op de ontwikkeling van creoolse mengculturen. Kongo across the Waters laat zien hoe een oude 3
Kongo en Congo zijn dus niet met elkaar te verwarren. Congo verwijst naar de recentere en actuele staat, die een oppervlakte heeft die veel groter is dan het woongebied van de (Ba)Kongo. 4 Dapper, O. Naukeurige beschrijvinge der Afrikaensche gewesten. Amsterdam: Jacob van Meurs, 1668.
2
Afrikaanse cultuur zich handhaaft maar ook verandert doorheen de eeuwen, en dit langs beide kanten van de Atlantische Oceaan, zowel in West-Centraal-Afrika als in het zuiden van de VS. De tentoonstelling is opgebouwd uit 5 onderdelen en toont meer dan 160 objecten met een belangrijke artistieke en/of historische waarde. Twee derde van dit materiaal is in bruikleen gegeven door het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Andere objecten komen uit diverse publieke en private collecties in de VS. De tentoonstelling wordt vervolledigd met oude kaarten, oude foto’s, luisterfragmenten van traditionele muziek, twee video’s en enkele teksten die bezoekers kunnen meenemen en die vijf historische actoren aan het woord laten. Het oude koninkrijk van Kongo Het eerste deel van de tentoonstelling vertelt het verhaal van het koninkrijk van Kongo. Onderdanen van de Kongo-koning werden in 1483 opgeschrikt door de verschijning van Portugese zeilmasten voor de Atlantische kust. Zowel Portugezen als Kongo’s waren erg opgetogen over deze ontmoeting. Ze wisselden geschenken uit en begonnen met elkaar handel te drijven. Portugezen brachten uit Kongo geweven raffiadoeken met complexe geometrische motieven en fijn versierde hoorns en andere voorwerpen uit ivoor, die in Europa veel indruk maakten. Het contact tussen Kongo en Portugal ging verder dan een louter uitwisselen van geschenken en handelswaren. De Kongo-elite koos ervoor om zich te bekeren tot het Christendom en om deze nieuwe religie te verspreiden over het koninkrijk. De christelijke leer werd door de nieuwe bekeerlingen vertaald naar bestaande concepten en begrippen, waarvoor reeds specifieke woorden bestonden in het Kikongo. Europese missionarissen speelden hierbij slechts een bijrol. De nieuwe religie werd vooral verspreid door Kongo vertalers, catechisten en ‘kerkmeesters’. De tentoonstelling laat zien hoe de aanvankelijk uit Europa geïmporteerde religieuze objecten al snel door Kongo kunstenaars werden gemaakt, die er gaandeweg hun eigen interpretaties aan gaven. Dit zien we bij kruisbeelden, heiligenbeeldjes, stafbekroningen en religieuze medailles die dateren van de zestiende tot de negentiende eeuw. Vooral de fraaie stafbekroningen suggereren het belang en het prestige van de lokale ‘kerkmeesters’. Deze stonden in voor onderwijs en voor de voorbereiding van hun volgelingen op de sacramenten die werden toegediend door rondreizende Europese missionarissen. Boven: Kruisbeeld, Neder-Congo, DR Congo. 18de eeuw. Hout en koperlegering. 39 × 16,7 × 2 cm. Collectie KMMA, Tervuren, HO.1955.9.2. Foto J.-M. Vandyck, KMMA, Tervuren ©. Onder: Stafbekroning, Neder-Congo, DR Congo. 17de-18de eeuw. Messing. 25,1 × 10,2 cm. Collectie KMMA, Tervuren, HO.1955.9.29. Foto J.-M. Vandyck, KMMA, Tervuren ©.
3
Vroege sporen van Kongo cultuur in het zuiden van de VS Voor het tweede deel van de tentoonstelling steken we een eerste keer de Atlantische Oceaan over. Toen de Portugezen in de zestiende eeuw begonnen met het kopen van slaven in Kongo werden deze aanvankelijk aangevoerd vanuit het diepere binnenland van CentraalAfrika. Kongo koningen aanvaardden niet dat vrije onderdanen als slaaf werden verkocht. Deze bescherming hield echter niet stand en in de zeventiende eeuw werden als gevolg van interne twisten steeds meer Kongo’s als slaven naar de Nieuwe Wereld gebracht. Vooral in de achttiende en vroege negentiende eeuw leidde de grote Europese vraag tot de deportatie van duizenden Kongo’s die terecht kwamen op verschillende plaatsen op het Amerikaanse continent, vaak in relatief grote concentraties. Kongo across the Waters onderzoekt hoe de Kongo-cultuur als gevolg van de slavenhandel werd overgebracht naar het zuiden van de VS. De vroegste sporen hiervan vinden we vanaf het einde van de achttiende eeuw, aan het licht gebracht door archeologische opgravingen. Een van de sporen bestaat uit assemblages van heterogene materialen die volgens specifieke patronen in de grond werden gestopt en die teruggevonden werden in de nabijheid van waar voeger slaven woonden of werkten. Een ander spoor leidt naar de ceramiek die in het zuiden van de VS werd vervaardigd door Afrikanen of Afro-Amerikanen. Archeologen maken gebruik van ‘vergelijkende etnografie’ om dit soort contexten te analyseren. Ze vergelijken met gebruiken die op andere plaatsen en tijdstippen werden gedocumenteerd, in de Kongoregio, bijvoorbeeld, op het einde van de negentiende eeuw. Een interessante casus is het resultaat van opgravingen in het huis van de voorname familie Brice in Annapolis (Maryland). De selectie van diverse elementen, waaronder schelpen, knopen, kralen en munten, en de kruisvormige configuratie waarin deze werden teruggevonden onder een oude keukenvloer zijn aanwijzingen die door vergelijking sterk in de richting van Kongo-gebruiken wijzen. De juxtapositie van heterogene elementen lijkt op de samenstelling van Presentatie van archeologisch materiaal uit het huis van de rituele objecten (minkisi) in Kongo en hun familie Brice in Annapolis (Maryland). plaatsing in een kruisvorm doet denken aan de manier waarop in Kongo een rituele ruimte werd gecreëerd, om contact te maken met de wereld van voorouderlijke geesten. Dergelijke configuraties werden door archeologen op verschillende plaatsten ontdekt in het zuiden van de VS. Ook de analyse van ceramiek wijst in de richting van West-Centraal-Afrika. De achttiendeeeuwse ceramiek uit het rurale zuiden van de VS wordt colonoware genoemd en op verschillende plaatsen werd dit geproduceerd door Afrikaanse slaven. Een grote hoeveelheid werd gevonden op de vroegere Dean Hall plantage in South Carolina. Uit historische bronnen weten we dat slaven afkomstig uit West-Centraal-Afrika daar toen de grootste
4
groep vormden. Potten gemaakt voor huiselijk gebruik vertonen vaak dezelfde decoratieve dubbele zigzaglijnen als ceramiek uit Kongo. Bepaalde potten hebben ook kruisvormige markeringen onderaan aan de buitenkant. Dergelijke exemplaren werden verborgen in de oevers van rivieren en hadden vermoedelijk een rituele functie. Kongo-cultuur en kunst in de negentiende eeuw Het derde deel brengt de bezoeker terug naar West-Centraal-Afrika en laat zien hoe de Kongo-cultuur zich handhaaft maar ook verandert doorheen de eeuwen en tot een periode van bloei komt in de tweede helft van de negentiende eeuw. De nieuwe ‘legitieme handel’ in wilde rubber, palmolie en palmnoten, naast aardnoten, koffie en ivoor, verdrong de illegale slavenhandel en creëerde gedurende enkele decennia een relatieve welvaart voor Afrikaanse handelaars. De nieuwe rijkdom, in de vorm van tal van importartikelen uit Europa, werd door chefs en handelaars geaccumuleerd en vaak geïnvesteerd in ‘statusverhoging’. Dit was mogelijk door het verwerven van een hoofdmanstitel, bijvoorbeeld, of door het sluiten van een huwelijksalliantie of het toetreden tot een genootschap. Dit waren ‘dure aangelegenheden’ die steeds gepaard gingen met een herverdeling van rijkdom. De tentoonstelling laat zien hoe Kongo-chefs in de negentiende eeuw hun bijzondere status lieten zien door middel van hun kledij en diverse prestigieuze attributen. Fijn geweven hoofdtooien met geometrische motieven tonen een artistieke continuïteit die meer dan vier eeuwen overspant. Dezelfde complexe motieven vinden we in funeraire matten en in de hout- en ivoorsculptuur. Een belangrijk symbool van de autoriteit van een chef was zijn staf, die meestal fijn versierd was met geometrische of figuratieve motieven. Een bijzondere staf in de tentoonstelling heeft een afgevlakt gedeelte dat als achtergrond dient voor diverse in reliëf gesneden figuren die de bijzondere voorrechten van een chef uitbeelden. Het geheel doet denken aan een stripverhaal. Fijn versierde ivoren scepters, vliegenkwasten en prestigemessen behoren eveneens tot de symbolen van het hoofdmanschap.
Bekroning van een hoofdmanstaf, Neder-Congo, DR Congo. Late 19de eeuw. Ivoor. 11,9 × 3,6 cm. Collectie KMMA, Tervuren, EO.1979.1.71. Foto H. Dubois, KMMA, Tervuren ©.
De invloed van een chef was afhankelijk van zijn plaats in een complex netwerk waarbinnen hoofdmanstitels, huwelijksbanden, controle over rituele objecten en lidmaatschap in bepaalde genootschappen de relatieve machtsposities bepaalden. Lid van een genootschap werd men door deel te nemen aan een initiatie, die doorgaans inhield dat men een tijdlang in afzondering leefde onder begeleiding van een ‘meester’. Men kreeg een nieuwe naam en leerde tal van bijzondere Presentatie van diverse voorwerpen die verband houden met het Lemba-genootschap.
5
zaken, waaronder een ‘geheime taal’ – een woordenschat die door niet-ingewijden niet kon worden begrepen. De tentoonstelling laat voorwerpen zien die verband hielden met de Khimba-initiatie voor jongens of de Kumbi-initiatie voor meisjes. Een bijzonder genootschap was Lemba, dat prestige en bescherming verleende aan succesvolle handelaars die na hun initiatie fijn versierde armbanden in messing droegen, als uiterlijke tekenen van hun lidmaatschap. Het tonen van maatschappelijke status bleef ook na de dood belangrijk. Dit blijkt uit de verschillende manieren waarop graven werden versierd, met diverse importartikelen uit Europa of met figuratieve sculptuur in hout of in steen. Een opmerkelijk voorwerp dat op het einde van de negentiende eeuw werd aangetroffen op Kongo-graven was de Engelse Toby jug, een kruik in steengoed in de vorm van een achttiende-eeuwse drinkebroer. Reeds in de jaren 1820 werden Toby jugs door Europeanen gebruikt in de Afrikaanse ruilhandel. Kongo pottenbakkers maakten er hun eigen versies van. Graven werden vaak ook versierd met figuratieve sculptuur in steen of in hout. In de streek rondom Boma werd het zachte steatiet gebruikt voor statige menselijke figuren. Deze waren niet bedoeld als weergave van het uiterlijk van de overledene maar ze beeldden een bepaalde eigenschap uit waarover hij of zij beschikte. Een beeld van een man met een tekstbord, bijvoorbeeld, is een verwijzing naar geletterdheid, een eigenschap die hoog in aanzien stond op het einde van de negentiende eeuw en die men in dit geval – al dan niet terecht – aan een overledene wou toeschrijven. Andere grafbeelden in hout tonen figuren met een Europese fles of kruik in de hand, ter herinnering aan succesvolle handelaars. De tentoonstelling toont een indrukwekkende selectie van rituele objecten die in het Kikongo minkisi worden genoemd. Een nkisi (enk.) is in Kongo een voorwerp waarin een voorouderlijke geest zijn intrek heeft genomen, tijdens een ritueel onder leiding van de nganga, de nkisi-operator, die de ‘medicijnen’ aan het voorwerp toevoegde. Het initiële voorwerp kon een antropomorf of zoömorf houten beeld zijn, maar evengoed een mand, fles, zak of pot. Elke nkisi had een eigen naam, een eigen ‘formule’ die bij de samenstelling werd gevolgd, en een of meerdere functies. De selectie van de ‘medicijnen’ gebeurde op basis van visuele of taalkundig metaforen. De poot van een roofvogel werd bijvoorbeeld toegevoegd opdat de nkisi een misdadiger zou kunnen Boven: Engelse Toby jug, verzameld in Angola, prov. Zaire. 19de eeuw. Steengoed. 24,4 × 12,8 × 13 cm. Collectie KMMA, Tervuren, EO.1953.74.163. Foto J. Van de Vyver, KMMA, Tervuren ©. Midden: Stenen grafbeeld. Angola, prov. Zaire. Late 19de eeuw. Steatiet. 42 × 27 × 8 cm. Collectie KMMA, Tervuren, EO.1953.32.36. Foto J.-M. Vandyck, KMMA, Tervuren ©. Onder: Antropomorf krachtbeeld, nkisi Manyangu. Mayombe, Neder-Congo, DR Congo. Laat 19de eeuw. Hout, ijzer, hars, glas, vezels, pigmenten. 74 × 40 × 35 cm. Collectie KMMA, Tervuren, EO.0.0.22485. Foto J. Van de Vyver, KMMA, Tervuren ©.
6
opsporen en vatten zoals een roofvogel op een prooi jaagt. De nkandikila-vrucht werd toegevoegd opdat de nkisi in staat zou zijn bepaalde zaken te verbieden (kandika). De medicijnen maken dat de nkisi ‘leeft’ en in staat is tot actie. De nganga kon de nkisi hiertoe oproepen op een aantal manieren. De meest dramatische bestond er in dat een nagel in een nkisi-beeld werd geklopt. Sommige minkisi hadden publieke functies en werden bijvoorbeeld als getuige ingeroepen bij het afsluiten van een handelsakkoord. De nkisi werd hierbij opgeroepen hard op te treden tegen al wie later het akkoord niet zou respecteren. Het effect van een publiek ritueel rondom een belangrijke nkisi was van die orde dat ook Europese handelaars in de jaren 1870-80 er meermaals gebruik van maakten. Andere minkisi werden gebruikt voor meer private aangelegenheden, voor de genezing van een zieke, voor bescherming tegen boosdoeners, of voor waarzeggerij. Nkisi Maziolo, bijvoorbeeld, in de vorm van een fles, was voor de genezing van dysenterie. Mawenze maakte samen met verschillende andere minkisi deel uit van een tragische poging om de slaapziekte terug te dringen, die in het begin van de twintigste eeuw massaal veel slachtoffers maakte. De competitie tussen chefs in de tweede helft van de negentiende eeuw en de aanwezigheid van steeds meer Europeanen gaf een belangrijke stimulans aan kunstenaars, die hun techniek perfectioneerden of zochten naar succesvolle innovaties. Sommige kunstenaars ontwikkelden individuele stijlen die erg herkenbaar werden. De tentoonstelling toont een masker en een beeld van ‘de Meester van Kasadi’ die dankzij recent stijlonderzoek in publieke en private collecties als het ware ‘postuum’ een sterke reputatie heeft verworven. Een radicale vernieuwer maakte een hoofdtooi uit hout, gemodelleerd naar een koloniale pet, waar slangen, een luipaard en een kikker werden aan toegevoegd. In het begin van de twintigste eeuw werden Kongo-kunstenaars zich bewust van hun individualiteit en begonnen ze hun werken te signeren. Dit zien we bij de figuratieve sculpturen uit ceramiek gesigneerd door Voania Muba en bij de versierde kalebassen van Augustin T. en Benoît Madia.
Boven: Fles, nkisi Maziolo. Mayombe, Lower Congo, DR Congo. Vroeg 20ste eeuw. Glas, plantaardige vezels, vrucht, textiel, veren. 28 × 12 cm. Collectie KMMA, Tervuren, EO.0.0.22455. Foto J. Van de Vyver, KMMA, Tervuren ©. Onder: Beeld van een moeder met kind. Mayombe, Lower Congo, DR Congo. Vroeg 20ste eeuw. Hout, glas. 28,5 × 12,8 × 12 cm. Collectie KMMA, Tervuren, EO.0.0.24662. Foto R. Asselberghs, KMMA, Tervuren ©.
Afro-Amerikaanse volkstradities en culturele verwantschappen In deel vier van de tentoonstelling kijken we naar de ontwikkeling van Afro-Amerikaanse volkstradities in het zuiden van de VS in de negentiende en twintigste eeuw. We onderzoeken hoe deze mee werden gevormd door de herinnering, de verbeelding en de esthetische voorkeuren van individuen die direct of indirect hun historische roots in Kongo
7
hadden (hebben). Vormen van directe continuïteit zijn zeldzaam doordat Afro-Amerikaanse gemeenschappen quasi overal een meervoudige oorsprong hebben. Binnen dergelijke gemeenschappen kwamen nieuwe creoolse tradities tot leven, gebaseerd op elementen uit diverse Afrikaanse culturen die via een creatief proces een nieuwe zin en betekenis verwierven. De oorspronkelijk culturen zijn vaak niet eenduidig te identificeren, al komen bij vergelijkende studies van Afrikaanse en Afro-Amerikaanse culturen wel heel wat ‘verwantschappen’ aan de oppervlakte. Bij de vergelijking van materiële culturen situeren deze zich onder meer op het vlak van techniek, vorm en iconografie. Een treffend voorbeeld hiervan is de traditie van manden vlechten in de regio van de Sea Islands in de staat Georgia. De techniek waarbij continue grasstrengen op elkaar worden gebonden tot stevige manden voor gebruik in de landbouw en het huishouden werd rechtstreeks uit WestCentraal-Afrika geïmporteerd. Naast de techniek vinden we ook vormelijke overeenkomsten, bij brede lage manden voor het wannen van rijst, of bij manden voor het opbergen van voedsel, die vaak een getrapt deksel hebben. De traditie heeft nationale erkenning gekregen in de VS en ook nieuwe vormen voortgebracht, die de kunde en virtuositeit van de mandenmakers aantonen. Korf met getrapt deksel. Barbara Manigault, 2012. Plantaardige vezels. 33,02 × 22,86 × 25,65 cm. Collectie Samuel P. Harn Museum of Art. Museum purchase, funds provided by the David A. Cofrin Acquisition Endowment, 2013.4. Foto Randy A. Batista.
Amerikaanse herdenkingsvaas. Vroeg 20ste eeuw. Diverse materialen. 31,75 cm. Collectie Renée Stout. Foto Randy A. Batista.
Andere vormen van volkskunst die verwant zijn met tradities uit Kongo zijn versierde wandelstokken en versierde herdenkingsvazen. Houten wandelstokken gemaakt door Afro-Amerikaanse kunstenaars vertonen in reliëf gesneden figuratieve motieven die uit eenzelfde visuele taal lijken te komen als die gebruikt werd door Kongo-sculpteurs. Opvallend is de aanwezigheid van slangen, hagedissen en schildpadden die in de Kongokosmologie vrij kunnen migreren tussen de wereld van de levenden en die van de voorouders. Afro-Amerikaanse herdenkingsvazen werden bezet met de meest uiteenlopende dingetjes en snuisterijen en geplaatst op de graven van overleden dierbaren. Het zorgvuldig toevoegen van schelpen, munten, medailles en kleine gebruiksvoorwerpen doet sterk denken aan de selectie van ‘medicijnen’ bij de compositie van minkisi in Kongo, waarbij de accumulatie van heterogene elementen het object met betekenis ‘belaadt’ en het tegelijk een bijzondere esthetiek geeft.
8
Kongo-kunst als inspiratiebron voor eigentijdse kunstenaars Het sluitstuk of vijfde deel van de tentoonstelling laat zien hoe eigentijdse kunstenaars inspiratie vinden in de kunst uit Kongo en die op uiteenlopende manieren verwerken in hun werk. Die inspiratie kan zich uiten in de keuze van materialen, in het gebruik van vormen of iconografie, of in de zoektocht naar een specifieke esthetiek. De tentoonstelling stelt vijf eigentijdse kunstenaars voor met telkens twee werken. Renée Stout en Radcliffe Bailey zijn twee Amerikaanse kunstenaars die respectievelijk in Washington DC en Atlanta actief zijn. Edouard DuvalCarrié en José Bedia werken in Miami maar zijn afkomstig uit respectievelijk Haïti en Cuba. Steve Bandoma is een Congolese kunstenaar die een tijdlang in Zuid-Afrika werkte en momenteel terug actief is in Kinshasa. Master of the Universe. Renée Stout, 2011–12. Hout, glas, brons, zijde, organische materialen, verf. 121.9 × 45.7 × 45.7 cm. Collectie Renée Stout & Hemphill Fine Arts. Foto Randy A. Batista.
Returnal. Radcliffe Bailey, 2008. Papier, textiel, plantaardige vezels, verf. 163,83 × 243,84 × 13,97 cm. Collectie Samuel P. Harn Museum of Art.
Stout en Bailey maken assemblages waarin vormen en materialen die deels ontleend zijn aan de kunst van Kongo worden verwerkt in eigentijdse composities. Renée Stout’s Master of the Universe (2011-2012) is een installatie rondom een Victoriaanse klok in de vorm van een menselijke figuur, die een rok uit veren of bladeren draagt en een soort ‘generische’ nietEuropese vrouw voorstelt. Ter hoogte van de buik werd de wijzerplaat vervangen door
9
‘medicijnen’ zoals bij Kongo-minkisi. De vrouw houdt een ketting vast waar langs beide kanten eveneens een bundel ‘medicijnen’ hangt. De figuur staat op de glazen afdekplaat van een holle siertafel waarin diverse kleurige ingrediënten in een kruisvorm uitgestald liggen. Het geheel nodigt uit tot een reflectie over de krachtverhoudingen tussen ‘meester’ (klok) en ‘slaaf’ (toegevoegde medicijnen) in een compositie die onmiskenbaar iets van de esthetiek van rituele objecten uit Kongo bezit. Radcliffe Bailey’s Returnal (2008) is een assemblage gemaakt van papier, textiel, plantaardige en andere materialen, geordend rondom een oude foto van een AfroAmerikaanse jongeman met een hoed op. Bailey verwijst zelf naar het werk als een medicine cabinet en situeert het in de traditie van rituele objecten voor genezing. Die genezing wordt bekomen door het met elkaar verzoenen van enerzijds ‘de geschiedenis’ en anderzijds persoonlijke en collectieve herinneringen. De slavenschepen in de compositie, de vlaggen van de Black Star Line, de Afrikaanse sculpturen en de fragmenten van de DNA-code van Bailey zelf maken allemaal deel uit van de ingrediënten van dit medicijn. Het individu op de centrale foto staat symbool voor de vergeten Afrikaanse en Afro-Amerikaanse voorouders. Acculturation (2011) van de Congolese kunstenaar Steve Bandoma gebruikt een gekende vorm uit de Kongo-kunst – het silhouet van een krachtbeeld of nkisi met opgeheven arm – naast uitsnijdingen uit modebladen om de excessen van de actuele consumptiemaatschappij aan te klagen. De media bezitten hierbij een grote invloed en macht, metaforisch weergegeven door een televisiescherm op de plaats waar normaal de ‘medicijnen’ van de nkisi zich bevinden. Acculturation, de titel van het werk, is een sterk beladen term uit de koloniale tijd. Zoals vroeger de Afrikaanse cultuur zich moest ‘moderniseren’ naar Europees model, zo wordt ze vandaag onderworpen aan de krachten en wetten van de mondiale consumptiecultuur. Acculturation. Steve Bandoma. Paper, waterverf, inkt. 75 × 105 cm. Collectie Samuel P. Harn Museum of Art. Museum purchase, funds provided by the David A. Cofrin Acquisition Endowment, 2012.61.2. Foto Randy A. Batista.
Dit unieke project kwam tot stand door het samenbrengen van de expertise van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika met de kennis aanwezig aan de University of Florida. De context van de renovatie en de tijdelijke sluiting van het KMMA maakte het mogelijk om meerdere topwerken tijdelijk in bruikleen te geven en ze te plaatsen naast nooit eerder vertoonde Afro-Amerikaanse objecten uit collecties in de VS. Het project werd ondersteund door een breed netwerk van wetenschappers uit België, Europa en de VS, waarvan verschillende een originele bijdrage schreven voor de bijhorende publicatie. Het boek Kongo across the Waters is uitgegeven door The University Press of Florida (2013) en bevat 26 essays naast tal van illustraties en prachtige studiofoto’s van alle objecten in de
10
tentoonstelling. In de marge van de tentoonstelling werd eveneens een wetenschappelijke conferentie georganiseerd op 21 en 22 februari 2014, in samenwerking met het Center for African Studies van de University of Florida. Tentoonstelling Organisatie
Harn Museum of Art, Gainesville, FL, & Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren
Curatoren
Robin Poynor, University of Florida Susan Cooksey, Harn Museum of Art Hein Vanhee, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika Carlee Forbes, University of Florida (curatorial assistant)
Data
Harn Museum of Art, Gainesville, FL 22/10/2013 – 23/03/2014 J. Carter Presidential Library and Museum, Atlanta, GA 15/05/2014 – 21/09/2014 Princeton University Art Museum, Princeton, NJ 25/10/2014 – 25/01/2015 New Orleans Museum of Art, New Orleans, LA 27/02/2015 – 25/05/2015
Publicatie
Susan Cooksey, Robin Poynor, Hein Vanhee & Carlee S. Forbes, eds. Kongo across the Waters Gainesville: University Press of Florida, 2013
Website
www.kongoacrossthewaters.org
Contact
[email protected]
11