Kluwer Online Research Vermogende Particulieren Bulletin Vastgoed binnen de onderneming en overlijden Auteur:
Mw. mr. L. Verploegh[1]
Inleiding Ondernemers houden met veel rekening maar vaak niet met hun eigen overlijden. Het streven van de meeste ondernemers is echter wel om partner en kinderen verzorgd achter te laten. De wetgever heeft voor de vererving van ondernemingsvermogen diverse faciliteiten in het leven geroepen. De insteek van deze faciliteiten is dat de opvolgers/erfgenamen van ondernemingsvermogen minder erfbelasting verschuldigd zijn en pas op een later moment met inkomstenbelasting te maken krijgen. Een groot deel van de waarde van de onderneming wordt vaak gevormd door het vastgoed. Nu de huidige vastgoedmarkt op slot lijkt te zitten en banken zeer terughoudend zijn met betrekking tot het financieren van vastgoed is het liquiditeitstechnisch van belang de belastingheffing bij overlijden voor zover mogelijk te vermijden en/of uit te stellen. Dit is natuurlijk geen garantie dat partner en kinderen verzorgd worden achtergelaten maar het draagt er wel aan bij. Om de door de wetgever geboden faciliteiten voor opvolgers bij overlijden optimaal te kunnen benutten is het van belang dat de ondernemer niet alleen een testament heeft maar ook een optimale ondernemingsstructuur. De positionering van het vastgoed speelt hierbij een belangrijke rol. Het begrip ondernemingstructuur is recent ook uitgebreid behandeld in het themanummer, Vp-bulletin 2012/7-8. In dit artikel ga ik in op de geboden faciliteiten en de beperkingen daarvan bij de verschillende structureringsmogelijkheden. Als laatste doe ik enige suggesties met betrekking tot het eventueel repareren van de ongewenste gevolgen. De geboden faciliteiten Voor de ondernemer met vastgoed spelen bij overlijden twee belastingen een belangrijke rol, de erfbelasting en de inkomstenbelasting. In het algemeen krijgt men bij een verkrijging van vastgoed bij overlijden niet te maken met overdrachtsbelasting. Een verkrijging krachtens erfrecht is vrijgesteld van overdrachtsbelasting.[2] Erfbelasting Om de continuïteit van de onderneming te ondersteunen en gezien het bijzondere karakter van ondernemingsvermogen heeft de wetgever voor dit vermogen een gedeeltelijke vrijstelling ingevoerd[3] voor de erfbelasting de Bedrijfsopvolgingsregeling (in het vervolg: de BOR). Deze faciliteit geldt ook voor de schenkbelasting onder nagenoeg dezelfde voorwaarden. De BOR kan worden toegepast op de verkrijging van een onderneming in de inkomstenbelasting (in het vervolg: de IB-ondernemer), de verkrijging van een aanmerkelijk belang in een vennootschap die een onderneming drijft en op de verkrijging van aan de eigen onderneming ter beschikking gestelde panden. De belangrijkste voorwaarde voor toepassing van de BOR is dat sprake is van de verkrijging van ondernemingsvermogen en dat de onderneming gedurende vijf jaar na overlijden (of schenking) wordt voortgezet. De rechtbank
-1-
Kluwer Online Research in Breda heeft in juli van dit jaar bepaald dat particulieren door deze regeling worden gediscrimineerd. Op dit moment is nog niet bekend of beroep tegen deze uitspraak is aangetekend. In een volgend nummer van dit tijdschrift (Vp-bulletin 2012, afl. 10) zal deze uitspraak nader worden behandeld. Inkomstenbelasting Indien een IB-ondernemer overlijdt, is dit fiscaal gezien een overdracht van zijn onderneming.[4] Zonder tegemoetkoming is sprake van de staking van een onderneming waarbij moet worden afgerekend over het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer en de boekwaarde. Erfgenamen die de onderneming voortzetten kunnen op verzoek gebruik maken van de faciliteit geruisloze doorschuiving uit art. 3.62 Wet IB 2001. Indien er meerdere voortzetters zijn is het wel van belang dat alle voortzetters kiezen voor doorschuiven. Het principe bij de doorschuiffaciliteit is dat de voortzetter verder gaat met de fiscale boekwaarden van de overdrager. Dit betekent dat niet hoeft te worden afgerekend voor de inkomstenbelasting. Voor de voortzetter betekent dit echter ook dat deze minder ruimte heeft om af te schrijven omdat hij verder gaat met de fiscale boekwaarde. De vervreemding van aandelen die tot een aanmerkelijk belang behoren is belast met inkomstenbelasting in box 2[5] tegen een tarief van 25%. Onder vervreemding van aandelen wordt ook verstaan de overgang krachtens erfrecht.[6] Het vererven van een aanmerkelijk belang heeft zonder faciliteiten niet alleen erf- en schenkbelastingheffing tot gevolg maar ook inkomstenbelastingheffing. Voor een aanmerkelijk belang in een vennootschap die een onderneming drijft bestaat een doorschuiffaciliteit. Art. 4.17a Wet inkomstenbelasting 2001 bepaalt dat indien sprake is van een eigen aanmerkelijk belang (dus niet op basis van de meetrekregeling ex art. 4.10 Wet IB 2001) op verzoek de overgang krachtens erfrecht niet als vervreemding wordt aangemerkt. In dit geval wordt de verkrijgingsprijs van de erflater doorgeschoven naar de verkrijger. De doorschuiffaciliteit betekent, in tegenstelling tot de faciliteit voor de erf- en schenkbelasting, in principe geen afstel van belastingheffing maar uitstel van belastingheffing. Indien panden vererven die aan de eigen onderneming ter beschikking worden gesteld is voor de inkomstenbelasting sprake van het ophouden van de werkzaamheid. Hierdoor is in principe op dat moment belasting verschuldigd over de economische waarde van het pand minus de boekwaarde van het pand. Ook hier geldt echter een doorschuiffaciliteit. Onafhankelijk of sprake is van het ter beschikking stellen van een pand aan een beleggingsvennootschap of een vennootschap die een reële onderneming drijft is de doorschuifregeling van art. 3.62 Wet inkomstenbelasting 2001 bij overlijden van toepassing.[7] Let op, de hiervoor genoemde doorschuifregeling is niet van toepassing indien bijvoorbeeld kind 1 het pand verkrijgt en kind 2 de aandelen in de vennootschap. Ondernemingsvermogen De hiervoor genoemde faciliteiten gelden alleen indien sprake is van ondernemingsvermogen. Wat wordt volgens de wet gezien als ondernemingsvermogen en wat is beleggingsvermogen. De hoofdregel is dat aangesloten wordt bij het materiële ondernemingsbegrip uit de Wet inkomstenbelasting 2001. IB-ondernemer
-2-
Kluwer Online Research Voor de ondernemer in de inkomstenbelastingsfeer zal de bepaling van het ondernemingsvermogen geen problemen opleveren omdat de IB-ondernemer altijd al te maken heeft met vermogensetikettering. In het kader van de vermogensetikettering zijn er drie soorten vermogen voor de IB-ondernemer, verplicht ondernemingsvermogen, verplicht privévermogen of keuzevermogen. Met betrekking tot het keuzevermogen zal al gedurende de periode van ondernemerschap een standpunt moeten worden ingenomen. Vennootschappen Ook voor een vennootschap wordt aangesloten bij het materiële ondernemingsbegrip uit de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit begrip wijkt af van de bepaling in art. 2 lid 5 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 waarin wordt bepaald dat een vennootschap geacht wordt met haar gehele vermogen een onderneming te drijven. Voor de BOR en de doorschuiffaciliteit wordt dus van deze hoofdregel afgeweken. Bij een vennootschap zal niet altijd op voorhand duidelijk zijn wat ondernemingsvermogen is en wat beleggingsvermogen is. Wanneer is er bijvoorbeeld sprake van overtollige liquiditeiten? Denk hierbij aan een overnamekas of vermogen dat tegenover verplichtingen staat. Bij de introductie van de BOR is dit als volgt omschreven:[8] “Of sprake is van een materiële onderneming blijft overigens een feitelijke kwestie, zodat de vraag of daarvan sprake is steeds zal moeten beoordeeld aan de hand van de feiten van het onderhavige geval.” Beleggingsvermogen Indien sprake is van een vennootschap die een materiële onderneming drijft dan wil dit nog niet zeggen dat al het vermogen van de vennootschap direct voor deze onderneming benodigd is. Om misbruik te voorkomen geldt de BOR slechts beperkt voor dit beleggingsvermogen (niet-ondernemingsvermogen). De BOR-faciliteit mag slechts over het beleggingsvermogen worden toegepast voor zover dat beleggingsvermogen niet meer bedraagt dan 5% van het ondernemingsvermogen. Op het meerdere mag de BOR niet worden toegepast. Ondanks het feit dat de wetgever gelijkheid van rechtsvormen nastreeft is dit wel een bevoordeling van de DGA boven de IB-ondernemer. De IB-ondernemer kan als gevolg van de verplichte vermogensetikettering geen beleggingen tot zijn ondernemingsvermogen rekenen. Vastgoed binnen de vennootschap: ondernemingsvermogen of beleggingsvermogen? Bij de IB-ondernemer zal het vastgoed geen problemen opleveren. Het is verplicht ondernemings- of privévermogen of het is keuzevermogen. Indien sprake is van keuzevermogen wordt aangesloten bij de in het verleden gemaakte keuze. Bij vastgoed op de balans van een vennootschap ligt het gecompliceerder. Het is sterk afhankelijk van de feiten of het vastgoed kwalificeert als ondernemingsvermogen of als beleggingsvermogen. Hierna bespreek ik een aantal regelmatig voorkomende situaties. Verhuur van vastgoed In de memorie van toelichting[9] wordt aangegeven dat “de enkele verhuur van onroerende zaken niet snel als een materiële onderneming zal worden aangemerkt, ook niet als sprake is van een omvangrijke vastgoedportefeuille en het lichaam het onderhoud van de onroerende zaken in eigen beheer heeft. Indien sprake is van normaal
-3-
Kluwer Online Research onderhoud van onroerende zaken wordt het onderhoud gepleegd om de beleggingen in stand te houden. In dat geval is sprake van normaal vermogensbeheer, hetgeen in de inkomstenbelastingsfeer belast zou zijn in box 3. Wanneer erflater of schenker via een lichaam gerechtigd is tot een dergelijke portefeuille past het niet om daarop de bedrijfsopvolgingsregeling toe te passen.” Conclusie: indien een pand aan derden wordt verhuurd is in het algemeen sprake van beleggingsvermogen en is toepassing van de BOR en/of doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting niet mogelijk. Project ontwikkeling Ook bij projectontwikkeling is het sterk afhankelijk van de feiten. Indien zonder vennootschap sprake geweest zou zijn van winst uit onderneming in box 1 dan is in beginsel sprake van ondernemingsvermogen. De vaststelling zal op basis van de feiten van geval tot geval moeten worden bezien. Gebruik van het vastgoed binnen de eigen onderneming In het vervolg van dit artikel zal ik nader ingaan op het gebruik van vastgoed binnen de eigen onderneming. Gebruik van het vastgoed binnen de eigen onderneming Hierna beschrijf ik een aantal varianten. AOnderneming en vastgoed in dezelfde vennootschap Wanneer is sprake van het gebruik van vastgoed binnen de eigen onderneming? Indien sprake is van een aanmerkelijk belangpositie in een vennootschap waarin zowel het vastgoed als de onderneming is ondergebracht is het vrij eenvoudig. Het vastgoed wordt binnen de eigen onderneming gebruikt dus faciliteiten zijn van toepassing. Nadeel bij slechts één vennootschap waarbinnen het pand wordt gebruikt is de onmogelijkheid om zonder belastingheffing overtollige middelen uit de ondernemingssfeer te halen. Bij uitkering naar privé is 25% inkomstenbelasting in box 2 verschuldigd. Bij een extra holding kan het dividend onder toepassing van de deelnemingsvrijstelling[10] naar de holding worden uitgekeerd. Ook bij verkoop van de onderneming in de dochtervennootschap kan bij een holdingstructuur de belastingheffing in box 2 worden uitgesteld. BVennootschap drijft zelf geen onderneming maar dochtervennootschap wel Als gevolg van het hiervoor benoemde nadeel (niet mogelijk om zonder belastingheffing overtollige middelen uit de ondernemingssfeer te halen) komt de hiervoor onder A beschreven situatie, één vennootschap, niet zo vaak voor. Het komt vaker voor dat de vennootschap waarin de erflater een aanmerkelijk belang houdt, zelf geen onderneming drijft. Indien deze vennootschap echter een indirect aanmerkelijk belang heeft in een dochtervennootschap waarin wel een onderneming wordt gedreven mogen de bezittingen en schulden van deze dochtervennootschap worden toegerekend aan de vennootschap waarin de erflater een aanmerkelijk belang houdt,[11] de moedervennootschap. Door deze toerekening
-4-
Kluwer Online Research worden de ondernemingsactiviteiten naar het niveau van de moedervennootschap getrokken. Voor het vastgoed betekent dit dat fiscaal sprake is van gebruik binnen de onderneming. Er geldt nog een bijzondere regeling met betrekking tot een fictief aanmerkelijk belang. Bij familiebedrijven komt het voor dat door vererving individuele aandeelhouders-natuurlijke personen onder de 5% zakken. Er kan dan sprake zijn van een fictief aanmerkelijk belang. Hiervoor is geregeld dat bij een minimaal belang van 0,5% de BOR nog kan worden toegepast.[12] CAandeelhouder houdt pand in privé en verhuurt het aan zijn vennootschap Een andere situatie is dat de aandeelhouder een pand in privé heeft gekocht en dit verhuurt aan een vennootschap waarin hij direct of indirect een aanmerkelijk belang heeft. Indien een aanmerkelijk belanghouder een pand beschikbaar stelt aan zijn eigen vennootschap betaalt hij inkomstenbelasting over de opbrengsten die daaruit voortvloeien. Bij de verhuur van dit pand zijn de huurinkomsten progressief belast in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden. Daar staat tegenover dat de kosten die hiervoor moeten worden gemaakt, zoals afschrijving en rentelasten, aftrekbaar zijn. Dit volgt uit de zogeheten terbeschikkingstellingregeling.[13] Voor het tarief is van belang dat op basis van art. 3.99b Wet inkomstenbelasting 2001 een terbeschikkingstellingsvrijstelling geldt. Deze vrijstelling bedraagt op dit moment 12% van het resultaat. Volgens de memorie van toelichting[14] vond de wetgever het niet wenselijk dat de rechtsvorm bepalend zou zijn voor kwalificatie als ondernemingsvermogen. Daarom is er voor gekozen de BOR ook van toepassing te laten zijn op panden die ter beschikking worden gesteld in de zin van art. 3.92 Wet IB 2001 door de erflater (of de schenker) en die dienstbaar zijn aan de onderneming. Let op, deze uitbreiding geldt alleen met betrekking tot ter beschikking gesteld vastgoed en alleen als de verkrijger ook aandelen verkrijgt in het kader van een bedrijfsopvolging.[15] Indien de aandeelhouder naast het pand ook gelden ter beschikking stelt aan de onderneming valt deze vordering van de aandeelhouder niet onder de faciliteit. Om de faciliteiten te verkrijgen en te behouden, moet de verkrijger het pand aan de vennootschap ter beschikking blijven stellen. Daarnaast moet het pand dienstbaar zijn en blijven aan de onderneming van de vennootschap. Er geldt een specifiek vervreemdingsverbod met betrekking tot het pand[16] en de onderneming. Indien het vervreemdingsverbod binnen vijf jaar wordt geschonden, is de erfbelasting alsnog verschuldigd, alsook heffingsrente. Dit kan tot ongewenste gevolgen leiden. Men loopt in dit geval tegen de belemmering aan dat een verhuizing van de vennootschap naar een ander pand binnen vijf jaar na schenking/vererving aanleiding geeft tot het vervallen van de BOR. Bij de varianten beschreven onder A en B geldt „slechts‟ als voorwaarde dat de onderneming gedurende vijf jaar na overlijden of schenking wordt voortgezet. DAandeelhouder houdt pand in aparte vennootschap en verhuurt dit aan een andere vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft Een structuur die we ook met enige regelmaat tegenkomen is de aandeelhouder die zijn pand(en) in een aparte vennootschap heeft ondergebracht. De aandelen in deze aparte vennootschap worden vaak door alleen hemzelf maar soms ook door hemzelf en zijn partner/kinderen gehouden. Het vastgoed wordt verhuurd aan een andere vennootschap
-5-
Kluwer Online Research waarin hijzelf direct of indirect een aanmerkelijk belang heeft. Een niet fiscaal geschoolde ondernemer zou zeggen, hij verhuurt het vastgoed aan zijn eigen onderneming. Helaas voor deze ondernemer kwalificeren de aandelen in de vastgoedvennootschap niet voor de BOR omdat consolidatie[17] uitsluitend mogelijk is ingeval een vennootschap aan de top zit en dus niet met de erflater (of schenker) zelf. Deze situatie is expliciet besproken in het Besluit van 4 april 2011:[18] De BOR is niet van toepassing op de verkrijging van aandelen in een vennootschap die geen onderneming drijft, zoals een beleggingsvennootschap (art. 35c lid 1 onderdeel c Successiewet). Dit geldt ook als de beleggingsvennootschap een pand verhuurt aan een vennootschap van dezelfde aandeelhouder, die zelf wel een materiële onderneming drijft. Voorbeeld Natuurlijk persoon A is 100% aandeelhouder van de besloten vennootschappen BV B en BV C. De enige bezitting van BV C bestaat uit een onroerende zaak die BV C verhuurt aan BV B. BV B oefent een materiële onderneming uit in die onroerende zaak. A schenkt de aandelen van beide vennootschappen aan natuurlijk persoon D. De BOR ziet niet op de aandelen in BV C. BV C oefent geen onderneming uit maar is een beleggingsvennootschap. Het gevolg is dat het vastgoed in deze situatie wordt gekwalificeerd als beleggingsvermogen en dat bij overlijden en/of schenking geen gebruik kan worden gemaakt van de BOR en de doorschuiffaciliteit. Een erg prijzig verschil met de hiervoor beschreven situaties. In deze moeilijke tijden voor vastgoed kan dit zeer vervelende gevolgen hebben. Een ander mogelijk kostbaar aandachtspunt in deze situatie is de overdrachtsbelasting. Voor de overdrachtsbelasting zal in dit geval meestal sprake van een onroerende zaaklichaam waardoor bij de vervreemding van aandelen — anders dan door overlijden — men ook sneller te maken krijgt met overdrachtsbelasting.[19] Volgens art. 3 lid 1 sub a Wet op de belastingen van rechtsverkeer 1970 wordt een verkrijging volgens erfrecht niet aangemerkt als een verkrijging die belast is met overdrachtsbelasting. Samenvatting alternatieven en attentiepunten Hierna worden de eerder besproken alternatieven gestileerd weergegeven met in het kort enige aandachtspunten per alternatief: Vastgoed behoort tot IB-onderneming Als gevolg van de verplichte vermogensetikettering is het in dit geval niet mogelijk om voor beleggingsvermogen (hoe beperkt ook) gebruik te maken van de BOR. Er is één vennootschap waarbinnen het pand voor de onderneming wordt gebruikt Aandachtspunt in het geval sprake is van één vennootschap, waarbinnen het pand voor de onderneming wordt gebruikt, ligt niet bij de faciliteiten maar op de onmogelijkheid om zonder belastingheffing overtollige middelen uit de ondernemingssfeer te halen en box 2 heffing uit te stellen. Vennootschap drijft zelf geen onderneming maar dochtervennootschap wel
-6-
Kluwer Online Research In de situatie dat de vennootschap zelf geen onderneming drijft maar haar dochtervennootschap wel is een belangrijk attentiepunt dat het belang in de dochtervennootschap niet onder het aanmerkelijk belangpercentage van 5% daalt. (0,5% voor een fictief aanmerkelijk belang). Aandeelhouder houdt pand in privé en verhuurt het aan zijn vennootschap In de situatie dat de aandeelhouder in privé een pand houdt en dit verhuurt aan zijn vennootschap, zal om de BOR te verkrijgen en te behouden de verkrijger het pand gedurende tenminste 5 jaren aan de vennootschap ter beschikking moeten blijven stellen en zal het pand dienstbaar moeten zijn en blijven aan de onderneming van de vennootschap. Er geldt in dit geval voor de BOR een specifiek vervreemdingsverbod met betrekking tot het pand en de onderneming. Niet onbelangrijk in deze situatie is dat de doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting (art. 3.62 Wet IB 2001) ook kan worden toegepast indien het pand ter beschikking wordt gesteld aan een beleggingsvennootschap mits de verkrijger van het pand ook de aandelen verkrijgt. Aandeelhouder houdt pand in aparte vennootschap en verhuurt dit pand aan een andere vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft In de situatie dat het pand gehouden wordt in een aparte vennootschap die naast de onderneming wordt aangehouden kunnen de ondernemersfaciliteiten in de erfbelasting en de inkomstenbelasting niet worden toegepast op de vastgoedvennootschap. Een aanvullend aandachtspunt is dat in dit geval voor de overdrachtsbelasting meestal sprake zal zijn van een onroerende zaaklichaam waardoor bij de vervreemding van aandelen — anders dan door overlijden — men ook sneller te maken krijgt met overdrachtsbelasting.[20] Nadelige situaties repareren De nadelen die genoemd worden kunnen, indien tijdig onderkend, gerepareerd worden indien men dit wenst. Vastgoed behoort tot IB-onderneming Een IB-onderneming kan geruisloos worden ingebracht in een BV zodat men ook, zei het beperkt, beleggingsvermogen onder de toepassing van de BOR kan brengen. Er is één vennootschap waarbinnen het pand voor de onderneming wordt gebruikt In de situatie waarin sprake is van één vennootschap kan overwogen worden een holdingstructuur te creëren zodat overtollige middelen zonder directe belastingheffing uit de ondernemingssfeer kunnen worden gehaald. Het creëren van een holdingstructuur kan in het algemeen fiscaal neutraal. Aandeelhouder houdt pand in privé en verhuurt het aan zijn vennootschap Is sprake van vastgoed in privé dat men ter beschikking stelt aan de vennootschap dan kan worden overwogen het pand onder te brengen in de vennootschap. In dat geval wordt de onderneming na overlijden (of schenking) niet zodanig beperkt dat de onderneming niet
-7-
Kluwer Online Research zonder nadelige fiscale gevolgen kan verhuizen gedurende tenminste 5 jaren. Deze herstructurering kan wel met forse kosten gepaard gaan, denk hierbij bijvoorbeeld aan overdrachtsbelasting. Aandeelhouder houdt pand in aparte vennootschap en verhuurt dit pand aan een andere vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft Ook de situatie waarin de aandeelhouder het pand in een aparte vennootschap heeft ondergebracht en dit pand verhuurd aan een andere vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft, kan gerepareerd worden. De meest eenvoudige oplossing in dit geval zal waarschijnlijk zijn de vastgoedvennootschap voor tenminste 5% te laten participeren in de structuur waarin de onderneming wordt gedreven. Door de vastgoedvennootschap een 5%-belang te laten houden in de structuur waarin de onderneming wordt gedreven, zorgt men ervoor dat het bedrijfspand in de betreffende vastgoedvennootschap wel kwalificeert. Dit alternatief zal na 1 oktober 2012, het moment waarop de flex-BV wordt ingevoerd waarschijnlijk nog eenvoudiger te realiseren zijn. Extra aandachtspunt na reparatie is de bezitstermijn. Sinds 2010 geldt voor de BOR bij overlijden een bezitstermijn van één jaar. De bezitstermijn bij schenking bedraagt vijf jaar. Bij aandelen die tot een aanmerkelijk belang behoren, geldt de bezitstermijn zowel voor het aandelenbezit als voor het bezit door de BV van de onderneming. Ook in het geval de herstructurering voor de inkomstenbelasting en/of de vennootschapsbelasting fiscaal neutraal kan plaatsvinden, zal reparatie niet kosteloos zijn. Indien geen gebruik gemaakt kan worden van een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting (bijvoorbeeld bij inbreng van pand vanuit privé) levert dit een forse kostenpost op. Andere kosten waar rekening mee gehouden moet worden zijn advieskosten, notariskosten en bankkosten als gevolg van het herzien van de financieringsstructuur bij verhanging van het pand. Wil de ondernemer gebruik kunnen maken van de BOR en de doorschuiffaciliteit dan zal hij ook over een geschikt testament moet beschikken. Indien de ondernemer niet beschikt over een testament maar wel over een partner en kinderen dan erven de kinderen op basis van het wettelijke erfrecht geen ondernemingsvermogen maar een vordering op de langstlevende. Zij kunnen op dat moment dus geen gebruik maken van de faciliteiten. Bij meerdere aandeelhouders is ook de aandeelhoudersovereenkomst van belang. Indien de andere aandeelhouder(s) verplicht zijn de aandelen te kopen vererft er ook geen ondernemingsvermogen maar wederom een vordering. Deze onderwerpen vallen buiten het bereik van dit artikel maar dienen wel meegenomen te worden wil een herpositionering van het vastgoed effect sorteren. Conclusie/Tot slot Dit artikel begon ik met de opmerking dat ondernemers met veel rekening houden maar vaak niet met hun eigen overlijden. Ook ondernemers hebben echter niet het eeuwige leven. De doelstelling van de meeste ondernemers is dat na overlijden hun nabestaanden verzorgd achterblijven. In het geval sprake is van vastgoed binnen een onderneming en met (onverwacht) overlijden geen rekening wordt gehouden binnen bijvoorbeeld de ondernemingsstructuur, testament en aandeelhoudersovereenkomst is het maar de vraag of en hoe deze doelstelling kan worden gerealiseerd. Ook als er vermogen is zijn er niet altijd
-8-
Kluwer Online Research voldoende liquiditeiten om de verschuldigde belastingen (inkomstenbelasting, erfbelasting) te kunnen voldoen. Het grote manco van vastgoed is dat je er niet mee kunt betalen en dat je er de tijd voor moet kunnen nemen om het tegen een redelijke prijs te verkopen. Voetnoot [1] Mw. mr. Lianne Verploegh is als senior belastingadviseur verbonden aan Rijnraad Belastingen te Berkel en Rodenrijs. [2] Art. 3 lid 1 sub a Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970. [3] De vrijstelling bedraagt in 2012 100% tot een ondernemingsvermogen van € 1.006.000 en daarboven 83%. De € 1.006.000 ziet op de onderneming en niet op wat een individuele verkrijger aan ondernemingsvermogen verkrijgt, art 35b Successiewet 1956. [4] Art. 3.58 lid 1 Wet inkomstenbelasting 2001. [5] Art. 4.12 sub b Wet inkomstenbelasting 2001. [6] Art. 4.16 lid 1 sub e Wet inkomstenbelasting 2001. [7] Art. 3.95 Wet inkomstenbelasting 2001. [8] P. 48, MvT, Wijziging van de Successiewet 1956 en enige ander belastingwetten, 20 april 2009. [9] MvT p. 48. [10] Art. 13 Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. [11] Art. 7a Uitvoeringsregeling Successiewet 1956. [12] Art. 35c(5) SW. [13] Art. 3.92 Wet Inkomstenbelasting 2001. [14] P. 48, MvT bij Wijziging van de Successiewet 1956 en enige ander belastingwetten, 20 april 2009. [15] Art. 35c lid 1 sub d Successiewet 1956. [16] Art. 10 lid 1 sub f Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting. [17] Art. 35c vijfde lid Successiewet 1956. [18] Besluit van 4 april 2011, nr. BLKB2011/68M, Stcrt. april 2011, nr. 6416. [19] Art. 4 Wet op de belastingen van rechtsverkeer 1970. [20] Art. 4 Wet op de belastingen van rechtsverkeer 1970.
-9-
Kluwer Online Research
Copyright © Kluwer 2012 Kluwer Online Research Dit document is gegenereerd op 17-09-2012
Op dit document zijn de algemene leveringsvoorwaarden van Kluwer van toepassing.
- 10 -