Kluwer Online Research
Belastingadvies Actualiteiten auto in de omzetbelasting
Nieuwe regels privégebruik ondernemingsauto in de omzetbelasting Per 1 juli 2011 geldt een nieuwe regeling voor het in de heffing betrekken van privégebruik van ondernemingsauto’s. De oude regeling (zie Belastingadvies 2010/10) lag al jaren onder vuur. De genadeklap was een procedure bij Rechtbank Haarlem, waarin het gelijkheidsbeginsel centraal stond.[1][2] In die procedure stelde een belastingplichtige zich op het standpunt dat hij de btw-correctie voor privégebruik van zijn niet-zuinige auto mocht baseren op de laagste bijtelling in de inkomstenbelasting. Volgens de belastingplichtige was het namelijk onrechtvaardig dat de hoogte van de correctie voor privégebruik in de btw mede afhankelijk was van de CO2-uitstoot van een auto (dit via de koppeling tussen de btw en bijtelling in IB/LB). Hoe zuinig een auto is, zegt immers niets over de mate van het privégebruik ervan. De rechter stelde deze belastingplichtige in het gelijk. Uit vrees dat veel belastingplichtigen op basis van deze uitspraak een lagere correctie zouden claimen, is bliksemsnel besloten de oude regeling los te laten. Het privégebruik van een ondernemingsauto wordt per 1 juli 2011 niet langer gecorrigeerd door middel van een aftrekcorrectie, maar door een heffing over het privégebruik.[3] De nieuwe regels maken geen onderscheid meer tussen een ondernemer-natuurlijk persoon en een werkgever die een auto ter beschikking stelt aan een werknemer. Verder geldt niet langer de goedkeuring dat woon-werkverkeer geacht wordt voor privédoeleinden plaats te vinden.[4] Let op, ondernemers/werknemers die voornamelijk woon-werk en zakelijke kilometers maken en beperkt privé rijden (< 500 km op jaarbasis) hebben geen bijtelling in LB/IB en hadden tot 1 juli 2011 niet te maken met een btw-correctie (12% * € 0 = € 0). Nu de koppeling met LB/IB-regeling is losgelaten, krijgen zij nu wel met een btw-heffing te maken. In de praktijk zorgt dit voor veel verwarring. Btw-heffing privégebruik ondernemingsauto zonder vergoeding (geen eigen bijdrage) Privégebruik van een ondernemingsauto door een ondernemer en het gratis ter beschikking stellen van een ondernemingsauto voor privédoeleinden van het personeel is met ingang van 1 juli 2011 een zogeheten fictieve dienst. Deze dienst is belast met omzetbelasting. Een fictiebepaling is noodzakelijk omdat in deze situaties een vergoeding waarop de btw-afdracht kan worden gebaseerd, ontbreekt. De vergoeding wordt bij een fictieve dienst gesteld op de ‘gemaakte uitgaven’.[5] Dit zijn: 1. de kosten in verband met verwerving (of vervaardiging). Deze kosten worden alleen in het kalenderjaar waarin de auto in gebruik is genomen en de daarop volgende vier kalenderjaren in aanmerking genomen. De voor in één kalenderjaar in aanmerking te nemen uitgaven worden als volgt berekend: aanschafkosten (cataloguswaarde exclusief btw) gedeeld door vijf. Na afloop van het vierde jaar dat volgt op het jaar waarin de ondernemer de auto voor het eerst in gebruik heeft genomen, worden deze kosten gesteld op nihil; 2. de kosten in verband met het gebruik en onderhoud van een auto. De fictieve heffing is alleen aan de orde als voor de auto recht op vooraftrek is ontstaan.
-1-
Kluwer Online Research Voorbeeld Ondernemer-natuurlijk persoon Jan Karreman schaft op 1 januari 2012 een Volkswagen Jetta aan en rekent de auto tot het btw-ondernemingsvermogen. De auto heeft een cataloguswaarde van € 32.000 inclusief btw (€ 3800) en BPM (€ 8200). De brandstof- en onderhoudskosten bedragen in dat jaar € 5000 (exclusief btw). Hij rijdt 30.000 kilometer met de auto, waarvan 20.000 zakelijk, 5000 woon-werk en 5000 privékilometers. Ondernemer Jan verricht uitsluitend belaste prestaties en heeft derhalve in beginsel recht op 100% vooraftrek op de btw die drukt op de aanschaf en het gebruik. Hoeveel bedraagt de heffing over het privégebruik die hij in de laatste aangifte van 2012 aan moet geven? Uitwerking: Gemaakte uitgaven terzake verwerving: 1/5 * € 28.200 = € 5640. Gemaakte uitgaven terzake het gebruik: € 5000. Totaal gemaakte uitgaven: € 10.640. Het deel privékilometers dat in aanmerking wordt genomen is 10.000/30.000 = 1/3 (woon-werkverkeer wordt geacht privégebruik te zijn). De verschuldigde omzetbelasting terzake het privégebruik bedraagt: 19% * (1/3 * € 10.640) = € 674. De forfaitaire regeling (2,7% * cataloguswaarde) Om de gemaakte uitgaven op hiervóór getoonde wijze te berekenen, is vereist dat het werkelijke privégebruik van auto’s uit de administratie van de ondernemer blijkt. Om administratieve lasten van ondernemers te beperken heeft de staatssecretaris een forfaitaire regeling getroffen. Goedgekeurd is dat de verschuldigde omzetbelasting voor het privégebruik van de auto wordt gesteld op 2,7% van de cataloguswaarde inclusief btw en BPM.[6] Bij toepassing van de forfaitaire regeling brengt de ondernemer alle omzetbelasting op gemaakte autokosten (inclusief aanschaf) in aftrek. Vervolgens geeft hij in het laatste belastingtijdvak van het kalenderjaar in de aangifte omzetbelasting 2,7% van de cataloguswaarde aan als verschuldigde belasting terzake het privégebruik. Als de Fiscale verzamelwet 2012 wordt aangenomen, zal men de belasting ook in het laatste tijdvak van het boekjaar mogen voldoen. Het percentage van 2,7% wordt bij een privé terbeschikkingstelling van minder dan een jaar naar tijdsgelang verminderd. Ook wordt dit percentage evenredig verlaagd indien de aftrek van omzetbelasting is beperkt vanwege het verrichten van vrijgestelde prestaties. Voorbeeld Ondernemer Jan Karreman uit het vorige voorbeeld houdt in 2013 geen kilometeradministratie meer bij. Hij berekent de verschuldigde btw terzake het privégebruik van de auto via de forfaitaire methode. Stel verder dat Jan in verband met het verrichten van vrijgestelde prestaties 60% van de aanschaf-btw in aftrek heeft gebracht. Hoeveel omzetbelasting geeft hij in de laatste aangifte van het kalenderjaar aan? De afdracht kan als volgt worden berekend: 2,7% * € 32.000 = € 864. Omdat de vooraftrek bij de aanschaf met 40% is beperkt, bedraagt de heffing over het privégebruik € 518 (€ 864 * 60%). Tip: Als de berijder van een auto toch al een rittenadministratie bijhoudt (bijvoorbeeld om de bijtelling in IB/LB te voorkomen), zal de gewone wettelijke regeling vier jaar na afloop van het jaar waarin de auto is gekocht vaak gunstiger voor hem uitvallen dan het forfait van 2,7%. Dit komt doordat onder de gewone wettelijke regeling geen heffing meer is over de aanschaf-btw.
-2-
Kluwer Online Research Btw-heffing privégebruik ondernemingsauto tegen vergoeding (eigen bijdrage) In gevallen waarin de auto tegen een vergoeding voor privégebruik ter beschikking staat, geldt de hiervoor beschreven fictieregeling niet. Immers, bij een eigen bijdrage is er een vergoeding waarop de btw-afdracht kan worden gestaafd.[7] Om te voorkomen dat werkgevers kunnen volstaan met het voldoen van omzetbelasting uit geringe eigen bijdragen van werknemers, is met terugwerkende kracht tot 1 juli 2011 voorzien in de volgende bepaling: indien de auto voor andere dan bedrijfsdoeleinden ter beschikking wordt gesteld aan een verbonden afnemer, wordt de grondslag voor de btw-heffing ten minste gesteld op de zogenoemde normale waarde.[8] Een verbonden afnemer is: 1. een werknemer; 2. een afnemer die een bestuurlijke verhouding met de ondernemer heeft (denk aan: vennoten, firmanten, maten en leden van het bestuur van een onderneming); 3. een afnemer die een familiale band heeft met de ondernemer. De normale waarde is gelijk aan het volledige bedrag (exclusief omzetbelasting) dat de afnemer zou moeten betalen voor een vergelijkbare dienst bij vrije mededinging.[9] Voor privégebruik auto zou als uitgangspunt kunnen dienen een leaseprijs voor de privékilometers ingeval alle autokosten door de leaseovereenkomst gedekt worden. Als er geen vergelijkbare dienst voorhanden is, wordt de normale waarde ten minste gesteld op de gemaakte uitgaven. Voorbeeld Onderneemster Anja Berends stelt aan werknemer Hans de Mol een BMW 320d ter beschikking. De auto heeft een cataloguswaarde van € 40.000 inclusief btw en BPM. Hans gebruikt de auto beperkt privé en betaalt een eigen bijdrage van € 10 per maand. Hans rijdt in 2012 450 privé- en 4050 zakelijke kilometers. Onderneemster Anja doet iedere maand aangifte voor de omzetbelasting. Stel de gemaakte uitgaven bedragen op jaarbasis € 4000. Anja wil graag weten hoe zij met de btw-heffing over het privégebruik moet omgaan. Zij heeft geen zin om te zoeken naar een vergelijkbare dienst. Bovendien is zij van mening dat dit alleen maar discussie met de belastingdienst kan opleveren omdat leaseprijzen behoorlijk kunnen verschillen. Uitwerking: De vergoeding die Hans betaalt voor het privégebruik bedraagt per jaar € 120. De normale waarde van deze dienst bedraagt ten minste € 400 op jaarbasis (1/10 * € 4000). Uitgaande van de eigen bijdrage van Hans, zou Anja iedere maand € 1,60 omzetbelasting af moeten dragen (19/119) * € 10. Nu dit lager is dan de gemaakte uitgaven, moet zij van de gemaakte uitgaven uitgaan. Anja moet iedere maand 19% btw afdragen over € 33 (€ 400 / 12). De forfaitaire methode De staatssecretaris heeft goedgekeurd dat in plaats van de heffing over de normale waarde, het forfait van 2,7% van de catalogusprijs wordt toegepast. De goedkeuring houdt in dat de ondernemer in het laatste belastingtijdvak van het kalenderjaar 2,7% van de catalogusprijs van de auto aan omzetbelasting aangeeft. Als men het forfait gebruikt, hoeft ook niet elk tijdvak over de eigen bijdrage omzetbelasting te worden afgedragen. De ondernemer kan volstaan met de forfaitaire afdracht in de aangifte over het laatste tijdvak van het jaar. De goedkeuring geldt alleen indien de verschuldigde belasting over de eigen bijdrage lager is dan
-3-
Kluwer Online Research het forfait. Is dit niet het geval, dan kan het forfait niet worden toegepast. De omzetbelasting moet dan worden berekend over de in rekening gebrachte vergoeding in de tijdvakken waarop deze vergoeding betrekking heeft. Voorbeeld Werknemer Hans uit het vorige voorbeeld houdt in 2013 geen kilometeradministratie meer bij. Zijn werkgeefster Anja wil de btw-heffing over het privégebruik van de auto via de forfaitaire methode berekenen. Is dit mogelijk en zo ja, hoeveel omzetbelasting moet zij dan aangeven? Uitwerking: De btw over de eigen bijdrage is op grond van de gewone wettelijke regeling € 19 (19/119 * € 120). Dit is minder dan de forfaitaire afdracht van € 1080 (2,7% * € 40.000 = € 864). Toepassing van het forfait is mogelijk. Correctie privégebruik margeauto en auto in het btw-privévermogen van de ondernemer-natuurlijk persoon De ondernemer die bij de aanschaf van een auto geen btw in aftrek heeft kunnen brengen, hoeft ook geen btw af te dragen voor het privégebruik. De btw die drukt op de zakelijke gebruiks- en onderhoudskosten, mag in aftrek worden gebracht in de aangifte. Dit geldt ook voor auto’s in btw-privévermogen van ondernemers-natuurlijke personen (etikettering in de btw staat overigens los van etikettering in de IB).[10] Daarnaast is het volgende goedgekeurd als een administratieve tegemoetkoming[11]: De ondernemer brengt de omzetbelasting die drukt op gebruiks- en onderhoudskosten in eerste instantie geheel in aftrek alsof de auto niet voor privédoeleinden wordt gebruikt. Vervolgens moet de ondernemer in het laatste belastingtijdvak van het kalenderjaar 1,5% van de cataloguswaarde van de auto (inclusief btw en BPM) afdragen. Voorbeeld Ondernemer-natuurlijk persoon Gerard de Boer rijdt in een tot het btw-privévermogen behorende Audi A8 met een cataloguswaarde van € 80.000. De werkelijke gebruikskosten van de auto bedragen € 5000 per jaar, exclusief € 950 omzetbelasting. Gerard houdt geen rittenadministratie bij. Hoeveel is de correctie op de aftrek? Uitwerking: 1,5% * € 80.000 = € 1200. De correctie kan echter niet hoger uitkomen dan de afgetrokken voorbelasting. Gerard kan geen omzetbelasting op autokosten in aftrek brengen. Tot slot Hiervoor is aangegeven dat de oude regeling voor privégebruik auto werd gewijzigd omdat de wetgever vreesde voor mogelijke financiële consequenties van de uitspraak van Rechtbank Haarlem. De vraag is nu of de reparatiewetgeving, en in het bijzonder de forfaitaire regeling, niet tegen een soortgelijk probleem aanloopt als dat waarop de oude regeling in de zaak van Rechtbank Haarlem strandde. De forfaitaire regeling sluit namelijk aan bij de cataloguswaarde van een auto, inclusief btw en BPM. Hier ligt een adder onder het gras voor de wetgever, want ook de BPM kent gunstige regelingen voor zuinige auto’s. De berijder van een zuinige auto betaalt minder BPM en dus ook minder btw, zonder dat er een verband is met het privégebruik. Dit kan heel goed tot rechtelijke procedures leiden. Nu de nieuwe
-4-
Kluwer Online Research wetgeving ook op een aantal andere punten onder vuur ligt, is het maar de vraag wat haar houdbaarheidsdatum is. Het blijft dus rumoerig op het gebied van auto en btw. We blijven u op de hoogte houden. Voetnoot [1] Het gelijkheidsbeginsel is het algemene principe dat iedere burger (wettelijk) op gelijke rechten en een gelijke behandeling mag rekenen in overigens gelijke gevallen. [2] Rechtbank Haarlem 1 juni 2011, nr. 09/3866. [3] Art. 4, tweede lid, Wet OB 1968; in het besluit van 29 juni 2011 (BLKB 2011/1233M) is het besluit van 9 februari 2009 (CPP2009/19M) met ingang van 1 juli 2011 ingetrokken en is de wijziging van het BUA voor privégebruik auto en de intrekking van art. 15 Uitv.Besch. OB 1968 met ingang van 1 juli 2011 aangekondigd. Bij besluit van 20 december 2011, BLKB 2011/2560M, is het besluit van 29 juni 2011 geactualiseerd en aangevuld. [4] Onder de oude regeling was dit ook al het geval, maar op grond van een goedkeuring van de staatssecretaris mocht bij de regeling in de loon- en inkomstenbelasting worden aangesloten. Hierbij werd het woon-werkverkeer geacht voor zakelijke doeleinden plaats te vinden. [5] Art. 8, zevende lid, Wet OB 1968; in art. 5a Uitv.Besch. OB 1968 is uitgewerkt waaruit deze gemaakte uitgaven bestaan. [6] Besluit van 20 december 2011, BLKB 2011/2560M. [7] Gevallen waarin niet meer dan een symbolische vergoeding in rekening wordt gebracht, worden gelijkgesteld met het kosteloos in gebruik geven van de auto. Voor deze gevallen geldt derhalve hetgeen hiervóór is aangegeven. [8] Art. 8, vierde lid, onderdeel a, Wet OB 1968. [9] Art. 2a, eerste lid, onderdeel s, Wet OB 1968. [10] Besluit Staatssecretaris van Financiën van 25 november 2011, BLKB 2011/641M, paragraaf 5.2.4. [11] Besluit van 20 december 2011, BLKB 2011/2560M, paragraaf 5.2.6.
Copyright © Kluwer 2012 Kluwer Online Research Dit document is gegenereerd op 23-07-2012
Op dit document zijn de algemene leveringsvoorwaarden van Kluwer van toepassing.
-5-