NIEUWSFLITS Nieuwe regels, nieuwe kansen in 2014
Russell Advocaten wenst u een ondernemend en succesvol 2014! Ook in het nieuwe jaar kunt u ons inschakelen voor specialistisch juridisch advies op het gebied van onderneming, personeel, vastgoed en corporate litigation, de speerpunten van ons kantoor. Kwaliteit, snelheid, persoonlijke aandacht en oog voor kosten hebben wij hoog in het vaandel staan. Mede daarom proberen wij conflicten zoveel mogelijk via alternatieve geschillenbeslechting (mediation) tot een oplossing te brengen. In deze nieuwsflits: wat gaat er in 2014 veranderen in wet- en regelgeving? Naast de wijzigingen die reeds bekend zijn, besteden wij ditmaal ook de nodige aandacht aan wetsvoorstellen. Een groot aantal plannen van dit kabinet krijgt meer concrete vorm en zal in de loop van dit jaar door het parlement behandeld worden. Zo krijgt u als ondernemer de mogelijkheid om tijdig in te spelen op de ingrijpende gevolgen die deze wijzigingen voor uw bedrijf kunnen hebben. Wij helpen u daarbij gaarne. Ook internationaal zijn wij u graag van dienst. Wij hebben via onze collegakantoren binnen Primerus direct contact met meer dan 200 gerenommeerde advocatenkantoren in 40 landen op alle continenten. Wilt u meer weten over de onderwerpen uit deze nieuwsflits? Neem gerust contact met ons op. Wij vertellen u graag meer over de juridische ontwikkelingen in 2014 en de mogelijke gevolgen voor uw onderneming. Russell Advocaten B.V. +31 20 301 55 55
[email protected]
1/10
ONDERNEMINGSRECHT
Wet Bevoegdheid aanpassing excessieve bonussen van bestuurders Met ingang van 1 januari 2014 worden naamloze vennootschappen en financiële instellingen in staat gesteld excessieve of ten onrechte uitgekeerde bestuursbonussen aan te passen of terug te vorderen (“claw back”). Daarnaast bevat de wet een regeling voor de verrekening van de koerswinst op aandelen van bestuurders en een verplichting het bonusbeleid te verantwoorden aan de aandeelhouders. Zie hiervoor onze nieuwsflits Terugvorderen van bonussen mogelijk. De vereenvoudigde vaststelling van de jaarrekening bij de bv Sinds de inwerkingtreding van de Flexwet in oktober 2012 geldt voor de bv, waarbij alle aandeelhouders ook bestuurder zijn, een vereenvoudigde vaststelling van de jaarrekening. Dit houdt in dat de ondertekening van de jaarrekening door de bestuurders tevens geldt als de vaststelling daarvan door de aandeelhouders. Deze regeling is bedoeld om onnodige formaliteiten te voorkomen. Voordien was het namelijk vereist dat dezelfde personen zowel optraden in hun hoedanigheid als bestuurder als in die als aandeelhouder. De vereenvoudigde vaststelling verkort de uiterlijke termijn voor publicatie van de jaarrekening tot 11 maanden en 8 dagen, omdat de twee maanden tussen het opmaken door de bestuurders en de vaststelling door de aandeelhouders komen te vervallen. Als de bv van de vereenvoudigde vaststelling wil afwijken moet deze wijze van vaststelling van de jaarrekening in de statuten zijn “uitgesloten”, zo bepaalt art. 2:210 lid 5 BW. Na inwerkingtreding van deze wet bleek dat de wetswijziging enige onduidelijkheid creëerde. Veel statuten bevatten namelijk de oude wettelijke termijn voor de vaststelling van de jaarrekening (13 maanden in plaats van 11) en/of de bepaling dat de jaarrekening wordt vastgesteld door de aandeelhouders. De vraag is dan of door dergelijke statutaire bepalingen inderdaad de vereenvoudigde vaststelling wordt “uitgesloten”. In het Wetsvoorstel Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013 is “uitsluiten” vervangen door “tenzij de statuten anders bepalen”. Daarmee is duidelijk dat men door het handhaven van deze “oude” statutaire regelingen afwijkt van de vereenvoudigde vaststelling, ook al staat dat niet uitdrukkelijk in de statuten vermeld. Totdat het wetsvoorstel in werking treedt moeten bestuurders echter wel degelijk rekening houden met de mogelijkheid dat zij zich moeten houden aan de verkorte publicatietermijn van 11 maanden en 8 dagen. Publicatieplicht algemeen nut beogende instelling (ANBI) Vanaf 1 januari 2014 gelden er nieuwe voorwaarden voor de algemeen nut beogende instelling (ANBI). Dat zijn met name stichtingen die een maatschappelijk belang behartigen. Doel van de regeling is om de ANBI’s transparanter te maken voor het publiek en het vertrouwen in filantropische instellingen te bevorderen.
2/10
Om haar status te behouden moet een ANBI een aantal gegevens publiceren op een internetsite, te weten (i) de naam van de stichting; (ii) het Rechtspersonen Samenwerkings Informatie Nummer (RSIN); (iii) contactgegevens; (iv) een duidelijke beschrijving van de doelstelling van de ANBI; (v) de hoofdlijnen van het beleid; (vi) de functie van de bestuurders; (vii) het beloningsbeleid; (viii) een actueel activiteitenverslag en (ix) de financiële verantwoording. ANBI’s die niet over een eigen website beschikken kunnen de gegevens op een gemeenschappelijke website publiceren, zoals de websites van brancheorganisaties als de Vereniging Fondsen in Nederland (FIN), de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) en de Kennisbank Filantropie. Civiel bestuursverbod voor frauduleuze bestuurders De Faillissementswet zal naar verwachting in 2014 worden verruimd met de mogelijkheid om frauderende bestuurders van failliete ondernemingen een bestuursverbod op te leggen. Doel van het wetsvoorstel is om te voorkomen dat frauduleuze bestuurders hun activiteiten via allerlei omwegen en met nieuwe rechtspersonen ongehinderd kunnen voortzetten. De rechtbank kan op verzoek een (preventief) bestuursverbod opleggen voor maximaal 5 jaren, waardoor de bestuurder niet langer zijn taak kan uitoefenen bij de betrokken (failliete) rechtspersoon en eventuele andere rechtspersonen waar hij bestuurder is.
ARBEIDSRECHT
Versterking rechtspositie flexwerkers Eind november 2013 is het wetsvoorstel Werk en Zekerheid aan de Tweede Kamer voorgelegd. Dit wetsvoorstel beoogt onder meer een hervorming van het ontslagrecht, een versterking van de rechtspositie van flexwerkers en een wijziging van de Werkloosheidswet. Het merendeel van de beoogde wijzigingen staat niet eerder dan voor 2015 gepland. De versterking van de rechtspositie van flexwerkers moet 1 juli 2014 ingaan en wordt daarom nu alvast kort uiteengezet. Aanscherping ketenregeling tijdelijke arbeidsovereenkomsten De zogenaamde ‘ketenregeling’ voor werknemers met een tijdelijke arbeidsovereenkomst wordt aangescherpt, waardoor zij eerder recht hebben op een vaste arbeidsovereenkomst. Bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die elkaar binnen een periode van 6 maanden (nu 3) opvolgen zal bij het 4e contract of na 2 jaar (nu 3) al een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan. Op reeds gesloten arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die na 1 juli 2014 de duur van 2 jaar passeren blijft de oude ketenregeling van toepassing. Géén proeftijd in korte tijdelijke arbeidsovereenkomst In een tijdelijke arbeidsovereenkomst met een duur van 6 maanden of minder mag geen proeftijdbeding meer worden opgenomen. Daarnaast wordt, conform de reeds geldende jurisprudentie, in het Burgerlijk Wetboek opgenomen dat een proeftijdbeding nietig is in geval
3/10
van opvolgende arbeidsovereenkomsten. Dit zal slechts anders zijn wanneer de nieuwe arbeidsovereenkomst duidelijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden vereist. Geen concurrentiebeding in tijdelijke arbeidsovereenkomst In een tijdelijke arbeidsovereenkomst mag in beginsel geen concurrentiebeding meer worden opgenomen. Slechts in uitzonderlijke gevallen zal dit wel zijn toegestaan. In dat geval dient de werkgever in het concurrentiebeding zelf gemotiveerd aan te geven welke zwaarwichtige bedrijfs- of dienstbelangen een concurrentiebeding vereisen. Concurrentiebedingen die voor 1 juli 2014 zijn gesloten blijven geldig. Aanzegtermijn Bij afloop van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een duur van 6 maanden of langer, dient de werkgever de werknemer uiterlijk één maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst schriftelijk te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, alsmede over de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst kan worden voortgezet. Laat de werkgever het na om de werknemer te informeren over het al dan niet voortzetten van het dienstverband, dan is de werkgever aan de werknemer een bedrag ter hoogte van één maandsalaris verschuldigd. AOW-leeftijd omhoog Vanaf 2013 gaat de AOW-leeftijd in stappen omhoog naar 67 jaar in 2023. Per 1 januari 2014 is de AOW-leeftijd 65 jaar + 2 maanden. Het is dan ook van belang dat het einde van een arbeidsovereenkomst niet wordt gekoppeld aan een specifieke leeftijd (65 jaar), maar aan de ‘pensioengerechtigde leeftijd’ van de werknemer. Voor zover dit nog niet is gebeurd dient dit in arbeidsovereenkomsten en personeelshandboeken te worden gewijzigd dan wel te worden opgenomen. Wet modernisering ziektewet Op 1 januari 2013 is de Wet modernisering ziektewet in werking getreden. Dit heeft tot gevolg dat werkgevers vanaf 1 januari 2014 óók na uitdiensttreding financieel verantwoordelijk blijven voor zieke flexwerkers. Premiekorting voor jongere werknemer Door een wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen per 1 juli 2014, krijgt u als werkgever een premiekorting wanneer u tussen 1 januari 2014 en 31 december 2015 een werknemer aanneemt die tussen de 18 en 27 jaar is én een WW- of bijstandsuitkering heeft. Om in aanmerking te komen voor de premiekorting dient u de werknemer een contract voor minimaal een half jaar en 32 uur per week te geven. De premiekorting bedraagt EUR 3.500,per jaar en mag maximaal 2 jaar worden toegepast. Voor contracten gesloten tussen 1 januari en 1 juli 2014 geldt de premiekorting alleen voor de looptijd van de contracten na 1 juli 2014. Participatiewet Naar verwachting treedt op 1 januari 2015 de Participatiewet in werking (het wetsvoorstel ligt op dit moment nog bij de Tweede Kamer). Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de 4/10
Participatiewet moeten al in 2014 5.000 mensen met een arbeidsbeperking aan een baan zijn geholpen. Ieder jaar zal worden bijgehouden hoeveel mensen met een arbeidsbeperking een baan hebben gekregen. Worden de voorgeschreven aantallen niet gehaald, dan zal een wettelijke quotumregeling worden ingevoerd. Dit houdt in dat een bepaald percentage van het personeel moet bestaan uit mensen met een arbeidsbeperking. Afschaffing stamrechtvrijstelling Per 1 januari 2014 vervalt de stamrechtvrijstelling voor nieuwe stamrechten. Dit betekent dat ontslagvergoedingen die op of na 1 januari 2014 worden toegekend volledig in de belastingheffing worden betrokken, tegen het reguliere tarief in de inkomstenbelasting. Stamrechten die zijn toegekend vóór 1 januari 2014 blijven geldig. Herziening Wet arbeid vreemdelingen Door een herziening van de Wet arbeid vreemdelingen wordt het per 1 januari 2014 minder gemakkelijk om werknemers van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) in te zetten. In plaats van de huidige (maximale) 3 jaar, is een tewerkstellingsvergunning vanaf 2014 slechts voor 1 jaar geldig. Blijft de werknemer langer dan 1 jaar in dienst, dan zal een nieuwe tewerkstellingsvergunning moeten worden aangevraagd. De wet verplicht werkgevers om een marktconform salaris en ten minste het minimumloon te betalen. Daarnaast kan een tewerkstellingsvergunning worden geweigerd als de werkgever binnen een periode van 5 jaar voorafgaand aan de aanvraag is veroordeeld wegens overtreding van arbeidswetgeving. Een werknemer van buiten de EER mag pas zonder tewerkstellingsvergunning werken nadat hij 5 jaar in Nederland heeft gewerkt (nu: 3 jaar). Voor zogenaamde kennismigranten is geen tewerkstellingsvergunning nodig. Voor hen gelden dus ook de aangescherpte voorwaarden niet. Over de geldende wetgeving ten aanzien van kennismigranten kunt meer lezen in onze nieuwsflits Modern migratiebeleid & ontslag buitenlands personeel. Verhoging minimumloon Per 1 januari 2014 gaat het wettelijk bruto minimumloon voor werknemers van 23 jaar en ouder bij een volledig dienstverband omhoog naar EUR 1.485,60 per maand. Minimumloon bij opdrachtovereenkomst Op dit moment is het minimumloon alleen van toepassing op een opdrachtovereenkomst wanneer de werkzaamheden door één en dezelfde persoon worden verricht, deze persoon voor niet meer dan twee opdrachtgevers werkzaam is en de duur van de opdracht minimaal drie maanden is, tenzij de overeenkomst is aangegaan in de uitoefening van beroep of bedrijf (hier is sprake van wanneer de opdrachtnemer fiscaal gezien als ondernemer wordt beschouwd). Naar verwachting treedt in de eerste helft van 2014 een wijziging van de Wet minimumloon en vakantiebijslag in werking (het wetsvoorstel ligt nog bij de Eerste Kamer) waardoor het minimumloon gaat gelden voor alle personen die tegen beloning arbeid verrichten op basis van een overeenkomst van opdracht, tenzij de overeenkomst van opdracht is aangegaan in de uitoefening van beroep of bedrijf. Werkgevers doen er daarom verstandig aan om te (laten) controleren of gesloten overeenkomsten van opdracht onder de wetswijziging vallen om vast te stellen of het minimumloon betaald dient te worden. 5/10
Ontslag van bestuurders van stichtingen en verenigingen Bij statutair bestuurders van bv’s en nv’s eindigt hun arbeidsovereenkomst in beginsel wanneer zij als bestuurder ontslagen worden. Voor bestuurders van ondernemingen die als stichting of verenigingen zijn georganiseerd, is dit echter niet per definitie het geval. Meer hierover vindt u in onze nieuwsflits.
CONTRACTEN
Algemene voorwaarden in internationale overeenkomsten Uit een uitspraak uit 2013 van het Hof Amsterdam blijkt dat het loont om een verwijzing naar algemene voorwaarden in een voorgedrukte tekst op het briefpapier van een internationale wederpartij niet voor kennisgeving aan te nemen. Het is verstandig om de algemene voorwaarden direct op te vragen, deze kritisch te bestuderen en zo nodig tegen toepassing van (onderdelen van) die algemene voorwaarden bezwaar te maken, voordat een overeenkomst wordt gesloten. Wanneer geen opheldering wordt gevraagd voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, kan de rechter oordelen dat door de onderneming de schijn is gewekt dat zij met de algemene voorwaarden heeft ingestemd en kan die onderneming onder omstandigheden aan de algemene voorwaarden zijn gebonden. Dat is zelfs het geval wanneer die algemene voorwaarden haar niet, of pas na het sluiten van de overeenkomst, zijn toegezonden. Reclamecode Social Media Per 1 januari 2014 treedt, als onderdeel van de Nederlandse Reclame Code, de Reclamecode Social Media (RSM) in werking. De RSM geldt voor het adverterende bedrijfsleven. De code stelt regels voor het herkenbaar maken als reclame van uitingen op social media. Wanneer consumenten op social media schrijven over een bedrijf, in ruil voor een beloning van dat bedrijf, moeten zij dit expliciet in hun bijdrage melden. Daarnaast worden, om misleiding van consumenten te voorkomen, in de RSM regels vastgelegd voor het (laten) bewerken en verwijderen van berichten door bedrijven op (eigen) internetfora en andere (social) media.
BESTUURSRECHT EN VASTGOED
Energieprestatiecertificaat (EPC) beïnvloedt huurprijzen woonruimte Per 1 januari 2014 moet iedere verhuurde woning in de niet-geliberaliseerde huursector (“sociale huurwoningen”) zijn voorzien van een energieprestatiecertificaat (EPC). Ontbreekt een EPC, dan kan de huurder huurverlaging vorderen. Afhankelijk van het EPC-label worden namelijk meer of minder punten aan de woning toegekend. Het hoogste label (a++) levert maximaal 44 punten (ca. EUR 200,-) meer op dan het laagste label (g).
6/10
Aan woningen die geen EPC hebben, wordt een fictief label toegekend op basis van het bouwjaar. Latere renovaties, die de energieprestatie van de woning hebben verbeterd, worden niet meegewogen. Het ontbreken van een EPC is dan ook vooral nadelig voor verhuurders van oudere woningen waarvan de energieprestatie door een renovatie is verbeterd. Voor verhuurders en huurders van geliberaliseerde woningen (“vrije sector”) kan het al dan niet aanwezig zijn van een EPC ook belangrijk zijn. Huurders die een nieuwe huurovereenkomst hebben gesloten, kunnen de huurprijs uit hun huurcontract namelijk binnen zes maanden door de Huurcommissie laten toetsen aan het puntenstelsel. Daarbij wordt op dezelfde wijze als bij sociale huurwoningen rekening gehouden met de punten voor het (fictieve) EPC. Dit kan leiden tot een verplichte aanpassing van de huurprijs en zelfs tot het buiten de vrije sector vallen van de woning. Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (Woonakkoord) Medio december 2013 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Woonakkoord, waarmee het kabinet beoogt de woningsector uit het slop te trekken. Het Woonakkoord dient ter stimulering van de bouw, werkgelegenheid en energiebesparing, en ter bestrijding van scheefwonen. Stimulering bouw De bouw profiteert tijdelijk – tot 1 maart 2014 – van een lager btw-tarief voor renovatie van bestaande bouwwerken (6 % in plaats van 21 %). Ook komt er voor woningeigenaren een investeringsfonds voor investeringen in energiebesparende maatregelen. Verhuurdersheffing Verhuurders van meer dan tien zelfstandige sociale huurwoningen dienen een verhuurdersheffing te betalen. Het tarief loopt geleidelijk op van 0,381 % over de grondslag in 2014 naar 0,536 % over de grondslag in 2017. De grondslag is de som van de WOZ-waarden van de woningen in bezit op 1 januari van het betreffende jaar, verminderd met tien maal de gemiddelde WOZ-waarde van de woningen. Het gemiddelde tarief zou in 2014 ongeveer EUR 775,- per woning zijn. De Minister beraadt zich erop of een deel van de opbrengst van deze belastingmaatregel, via een investeringsfonds (rechtstreeks) weer ten goede zal komen aan de woningmarkt. Scheefwonen Om scheefwonen tegen te gaan neemt de regering een tweetal maatregelen. Ten eerste wordt de inkomensafhankelijke huurverhoging definitief ingevoerd. Om deze maatregel uit te kunnen voeren, krijgen verhuurders van de belastingdienst bericht in welke inkomenscategorie hun huurder(s) vallen. De inkomensafhankelijke huurverhoging wordt wel lager dan oorspronkelijk in het regeerakkoord was afgesproken (maximaal 4 % boven de inflatie voor de hoogste inkomensgroep in plaats van 6,5 %). Huurders die na een inkomensafhankelijke huurverhoging te maken krijgen met een inkomensdaling waardoor ze in een lagere inkomenscategorie belanden, krijgen recht op huurverlaging. Ten tweede stelt het kabinet EUR 30 miljoen extra ter beschikking voor startersleningen. Hierdoor kunnen potentiële scheefwoners makkelijker een huis kopen. 7/10
PERSONEN- EN FAMILIERECHT ERFRECHT
Jaarlijkse indexering alimentatie De partner- en kinderalimentatie moet per 1 januari 2014 verhoogd worden met 0,9 %.
PROCESRECHT
eKantonrechter Vanaf het voorjaar van 2014 wordt het mogelijk voor bedrijven en voor burgers om in eenvoudige zaken bij de kantonrechter digitaal te procederen. De procedure begint met het invullen van een digitaal formulier. Deze aanvraag wordt beoordeeld op geschiktheid voor behandeling door de eKantonrechter. Indien de zaak geschikt wordt bevonden kan het inleidende verzoek worden ingediend, waarna doorgaans een mondelinge behandeling volgt. In principe wordt binnen acht weken na het indienen van het inleidende verzoek een digitale uitspraak gedaan. Voor behandeling van een zaak door de eKantonrechter is toestemming van beide partijen, zowel verzoeker als verweerder, vereist. Aan instemming met behandeling door de eKantonrechter is echter wel een nadeel verbonden: hoger beroep tegen een beslissing van de eKantonrechter is niet mogelijk. Partijen in een eKantonzaak hebben dan ook belang bij goed juridisch advies. Griffierechten Het griffierecht voor zaken bij de civiele rechter in eerste aanleg en de kantonrechter wordt per 1 januari 2014 verhoogd met 2 %. Griffierecht is de heffing die partijen dienen te betalen voor het voeren van een gerechtelijke procedure. De tarieven voor hoger beroep en cassatie zullen met gemiddeld 15 % stijgen. Momenteel verschillen de tarieven voor hoger beroep en cassatie niet veel van die in eerste aanleg, terwijl de procedures veel kostbaarder zijn voor de overheid. Het is mogelijk om de griffierechten terug te vorderen van de wederpartij. Bewijsbeslag In 2013 is door de Hoge Raad bepaald dat het mogelijk is om bewijsbeslag te leggen. Dit houdt in dat een partij aan de rechter kan vragen om bepaald bewijs dat zich bevindt bij de wederpartij, maar waarop de verzoeker/eiser zich op een later moment wil beroepen, op korte termijn veilig te stellen. Zo kan worden voorkomen dat de wederpartij nog snel het voor hem nadelige bewijs vernietigt of kwijt maakt. Wanneer de verzoekende partij concreet omschrijft welke bewijsmiddelen de wederpartij onder zich heeft, kan zelfs een huiszoeking plaatsvinden en kan de wederpartij verplicht worden de wachtwoorden tot digitale bestanden af te geven. 8/10
Het verlof van de voorzieningenrechter om bewijsbeslag te leggen geeft de wederpartij nog geen recht op inzage in die bewijsmiddelen. Daarvoor dient een aparte procedure of een incident in een lopende procedure te worden gestart. Dit kost in de regel echter (veel) meer tijd dan een bewijsbeslag. Als er grote dreiging bestaat dat een wederpartij het voor hem nadelige bewijs zal vernietigen, is het dan ook raadzaam snel een bewijsbeslag aan te vragen, zodat er na een inzageverzoek nog iets ingezien kan worden. Wettelijke (handels)rente Met ingang van 1 januari 2014 bedraagt de wettelijke handelsrente 8,25 %. Deze geldt voor transacties tussen professionele partijen. De wettelijke handelsrente begint automatisch te lopen nadat de betaaltermijn is verstreken, zodat een ingebrekestelling niet nodig is. De wettelijke handelsrente dient wel gevorderd te worden. De wettelijke rente blijft 3 %. Deze rente kan aan consumenten in rekening gebracht worden nadat de betaaltermijn verstreken is en de schuldenaar in gebreke is gesteld.
KUNST EN RECHT
Museale Verwervingen na 1933 Op 29 oktober 2013 zijn de resultaten gepresenteerd van het onderzoek van de Commissie ‘Museale Verwervingen na 1933’ naar door nazi’s geroofde kunst in Nederlandse musea. Dit onderzoek is een vervolg op een eerder rapport over verwervingen in de periode 1940-1948. Aanleiding hiervoor was het besef dat bij alle verwervingen na 1933 sprake kan zijn geweest van kunstwerken die geroofd zijn van Joodse eigenaars. Het onderzoek leverde 139 voorwerpen op met een mogelijk verdachte herkomst. Beide onderzoeken vormen deel van de verplichtingen die Nederland op zich heeft genomen door het ondertekenen van de Washington Conference Principles on Nazi-Confiscated Art. Verzoeken om teruggave van deze voorwerpen kunnen bij de betreffende musea worden ingediend. In geval van onenigheid over de claim kan men zich wenden tot de Restitutiecommissie. Voor voorwerpen in rijksbezit geldt nog tot 1 juli 2015 een ruimhartige teruggaveregeling. Naar aanleiding van de presentatie van het onderzoek heeft Mr. Paul W.L. Russell in een uitzending van BNR Nieuwsradio de juridische problemen rond de afhandeling van restitutieverzoeken belicht. Kunstrecht (g)een vak apart Op donderdag 7 november 2013 heeft mr. Paul Russell op het Jonge Balie Congres 2013 een lezing gehouden getiteld "Kunstrecht: (g)een vak apart?". Naast de lezing verzorgde hij ook het hoofdartikel "Kunstrecht: (g)een vak apart?" voor de congresbundel "Recht: Kunst of kunde?".
9/10
Belangrijke onderwerpen die aan bod kwamen in de lezing zijn restauratie, aansprakelijkheid bij gebreken aan kunstwerken, koop op veilingen, de Wet behoud cultuurbezit en restitutie van in de Tweede Wereldoorlog geroofde kunstwerken. Vanuit zijn rijke ervaring in kunstzaken liet Paul Russell zien dat de in kunst gespecialiseerde advocaat zich van zijn collega’s onderscheidt door zijn kennis van de gebruiken en handelswijzen in de kunstwereld. Juist daardoor kan de kunstadvocaat voor zijn cliënten meer bereiken dan een nietgespecialiseerde advocaat. Het Jonge Balie Congres is het jaarlijkse congres voor beginnende advocaten dat door zo’n 1000 advocaten wordt bezocht. Meer informatie Wilt u meer weten over wat Russell Advocaten als juridisch adviseur voor u kan betekenen of heeft u vragen heeft over de nieuwe wetgeving en de gevolgen hiervan voor u, dan kunt u contact opnemen met mr. drs. Reinier W.L. Russell (
[email protected]). Indien u meer informatie wenst omtrent de bovenstaande onderwerpen dan zijn wij u hierbij graag van dienst. U kunt hiervoor dagelijks contact opnemen met ons kantoor. De algemene adresgegevens vindt u hiernaast.
10/10