Nr. 61 Oktober – November - December 2010
Kempensche Tydinghen
Aandachtige gidsen tijdens het studiebezoek aan de ikonenverzameling in Antwerpen.
Driemaandelijks tijdschrift van de Gidsen van de Antwerpse Kempen.
Verantwoordelijk uitgever: Mil Blancquaert Lange Eerselsstraat 63 Herentals
Inhoud Woordje van de voorzitter Vergaderdata in 2011. Lidgeld 2011 In memoriam Frans Van Elsen Verslag van de vergadering van 6 december 2010 in ‟t Steentje te Turnhout. Nieuws uit FTG Wortel, door Herman Knaeps Bezoek aan de Ikonenverzameling in Antwerpen (Raf Waeyaert). Op zoek naar Jeroen Bosch (Frans Van Elsen)
2 3 3 4 5 7 12 30 34
Woordje van de voorzitter Beste Givakleden, Ons ledenblad is weer goed gevuld met informatie en een aantal belangrijke bijdragen. Droevig, maar ook dankbaar nemen we afscheid van Frans Van Elsen. De hernieuwing van lidmaatschap Givak komt er weer aan. De aanvraaglijst voor de hernieuwing gidsenkaart Toerisme Vlaanderen wordt weldra doorgestuurd. We hebben voor jullie ook een verslag van ons studiebezoek aan de ikonenverzameling te Antwerpen. Je vindt ook een postume bijdrage van onze vriend Frans Van Elsen over Jeroen Bosch. Namens de ganse bestuursploeg wensen we jullie en jullie familie Vredevolle Kerstdagen en een gelukkig Nieuw Jaar toe.
Veel leesplezier. Jullie voorzitter Mil Blancquaert
2 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
Lidgeld 2011 Het lidgeld voor 2011 blijft ongewijzigd. € 12,50 voor aansluiting zonder Ethias verzekering. € 15, 50 voor de aansluiting met Ethias verzekering Gelieve het bedrag over te schrijven op volgende rekening: 001-4499404-38 van Givak Mol, Met vermelding van uw naam en “lidgeld Givak 2011” Alvast bedankt voor het blijvend vertrouwen in onze vereniging !!!
De vergaderdata in 2010. Maandag 7 Maandag 6 Maandag 5 Maandag 5
maart 2011 in ‟t Steentje te Turnhout. juni 2011 (locatie nog te bepalen) september 2011 (locatie nog te bepalen) december 2011 in ‟t Steentje te Turnhout
Het aanvangsuur van de vergadering wordt bepaald in functie van de eventuele vormende activiteit die aan de vergadering gekoppeld is.
Erkenningsprocedure gidsenkaart Toerisme Vlaanderen De leden welke hun gidsenkaart van Toerisme Vlaanderen nog moeten vernieuwen, en dit nog niet hebben gedaan, maken dit graag snel in orde met onze invulfiche, en sturen deze door aan Frans Schippers. Wie een aanvraag bij een andere gemandateerde organisatie heeft gedaan, verwittigt Frans best ook, zodat hij weet, dat hiervoor geen verdere acties moeten ondernomen worden.
3 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
In memoriam Frans Van Elsen Amper 65 jaar werd Frans Van Elsen, uit Herentals. Voor zijn opleiding tot streekgids was hij reeds langer een zeer gewaardeerde reisleider voor meerdaagse reizen naar Praag, Boedapest en andere steden. In 2004 behaalde hij het streekgidsendiploma met het eindwerk over “het Molenwater en het Molenwaterhof te Herentals”. Sindsdien was hij een zeer gedreven en deskundig stadsgids in Herentals, maar ook reisleider voor autocartochten door onze Kempen. Later werd ook hij nog abdijgids in de abdij van Tongerlo. Maar Frans was meer dan gids alleen, altijd was er de zucht naar meer kennis en meer diepgang in de geschiedenis, kunstgeschiedenis, de heemkunde, het erfgoed, en nog zoveel meer. Hij was lid van Open monumentendagcomité en de erfgoedcel in zijn stad. Hij was in Herentals een tijd jumelagevoorzitter, waarbij hij de contacten met de jumelerende steden verstevigde door uitwisselingen van scholen, sportclubs, en culturele verenigingen. Hij bezat een schat aan kennis: de Europese geschiedenis, talen, literatuur, cultuur, politiek, en religie. En deze waardevolle rijkdom wilde hij met iedereen delen. Frans was ook een zeer trouw Givak-lid. Bijna op elke vergadering was hij present, en elke studie-uitstap deed hij mee. We danken je, beste Vriend, voor jouw collegialiteit en vriendschap. We danken je voor de inbreng tijdens onze bijeenkomsten. We zullen jou blijven gedenken als een voorbeeldig mens. Heel wat givak-leden hebben eraan gehouden om aanwezig te zijn op de gebedswake of uitvaartviering van Frans. Heel hard bedankt daarvoor. Vanuit onze vereniging willen we nogmaals ons diep medeleven betuigen aan de bedroefde familie. Mil Blancquaert, voorzitter
4 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
VERSLAG VERGADERING VAN MAANDAG 6 december 2010 te Turnhout.
Aanwezig: Mil Blancquaert, Resy Aertsen, Jose Verbreuken, Raf Waeyaert, Els Verbiest, Mil Van Den Bosch, Luc Van Hoof, Lut Tatrai, Marie Jose Hopmans, Bert Leysen, Marleen Gabriels, Jos Verbreuken, Paul Mertens, Andre Melis, Jef Florizone, Jeannine Muller, Carolien Buiks, Frank Vermeren, Herman Van Der Borght, Eddy Braeckmans, Willy Jacobs, Paul Dierckx, Frans Schippers, Rita Luyten, Harry Geyskens, Els Theunis, May Simonts Verontschuldigd: Staf Van Der Velde, Herman Knaeps, Raymonde Van Den Broeck, John Janssens, Cynthia Yskout, Jef Belmans, Greet Roets, Ward Olbrechts, Annemie, Matthys, Rene Claessen, Sandra Van Woensel, Marie-Claire Latinne, Jeannine Meeus. Op verzoek van de voorzitter stelde iedereen zich nog eens voor, waaronder de nieuwe afgestudeerde gidsen, die een uitnodiging hadden ontvangen om deze GIVAK vergadering bij te wonen. Jaarlijks worden vier GIVAK vergaderingen gehouden. Twee vergaderingen, in december en maart, worden gehouden in t Steentje, te Turnhout. De andere twee vergaderingen, in juni en september, worden gehouden op locatie. De locatie wordt van tevoren medegedeeld. Er waren geen opmerkingen op de vorige vergadering. Er werd een memorium gehouden voor Frans Van Elsen, die vorige maand overleden is. Op dit ogenblik telt onze vereniging 70 leden. FTG vergaderingen worden vier keer per jaar gehouden. Ieder lid van de GIVAK kan een vergadering mee bijwonen, als hij of zij dit aangeeft bij de voorzitter. De vergaderingen van het FTG worden telkens in een andere Vlaamse provincie en stad gehouden. Er wordt vanuit de kas 500 euro gereserveerd voor uitstappen, lezingen waar ieder van ons kan deelnemen.
5 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
Er werd geopperd om sponsors te zoeken voor onze vereniging, maar dit lijkt erg moeilijk omdat onze vereniging een overkoepeling is die niet rechtstreeks betrokken is bij gidsbeurten. Willy Storms vertelde dat hij voor mensen uit Denemarken en Zweden een fietstocht heeft georganiseerd en dat het zo bevallen is bij deze buitenlandse gasten, dat er enkele op eigen gelegenheid terug waren gekomen naar de Kempen. Dat wil dus zeggen dat er toch interesse is, als men aandacht besteed voor goede gidsbeurten. Fietstochten is voor ons misschien alledaags maar voor buitenlanders toch weer iets bijzonders. Iedereen wordt verzocht om de deontologische code op te sturen naar de secretaris. Gidsen die aangesloten zijn bij ook een andere gidsenvereniging kunnen hun deontologische code ook daar afgeven. Als wij, als gids een bezoek brengen aan een museum dat een logo draagt van Toerisme Vlaanderen en men moet als gids dan nog betalen voor de toegang, wordt men verzocht dit te melden. Wij zullen dit dan toespelen aan bevoegde instanties. Want het is de bedoeling dat wij als erkende gidsen, die aan alle eisen voldoen, gratis toegang krijgen tot musea, zeker deze, die gesponsord worden door Toerisme Vlaanderen. Onze web-site is klaar. De bewijslijst en ledenlijst moet alleen nog besproken worden. Herman Knaeps, ons lid, wonend in Frankrijk en vele interessante artikels schrijft voor de Kempensche Tydinghen, wil gaan schrijven over Wortel-Merksplas. Wij zijn Herman dankbaar dat hij nog steeds de moeite neemt om zich in te zetten voor de GIVAK, ondanks de verre afstand. Het bezoek aan SD-Worx voor de iconen tentoonstelling was een succes. Het was een beleving om deze ongelooflijke mooie en grote verzameling te gaan zien. Onze gids ter plaatse, Jo Vertommen, heeft ons op een geweldige wijze binnengeleid in de belevingswereld van de Byzantijnse kerk. Als iemand van de leden een idee of voorstelling heeft voor een interessante uitstap, kan men contact opnemen met de voorzitter. Er blijkt dat er toch vraag is vanuit verenigingen voor rondleidingen in de Kempen. Dit is een interessant gegeven dat toch aandacht vraagt om een daguitstap te organiseren. Harry Geyskens wil een ledenuitstap organiseren. 6 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
Volgende vergadering is op 7 maart in t Steentje, te Turnhout.
Nieuws vanuit FTG Verslag van de algemene vergadering, gehouden op zaterdag 2 oktober 2010, in Eeklo. 1. Welkom en verontschuldigingen ° De heer Dirk Vermeylen, secretaris van de Meetjeslandse Gidsenvereniging, heet de aanwezigen welkom en dankt de burgemeester voor de ontvangst in de raadzaal van het stadhuis. Vervolgens belicht burgemeester Loete het historisch verleden van Eeklo, onderstreept de zorg voor een duurzame leefwereld en geeft een korte beschrijving van de stad en haar legenden, zonder de streek en de natuurgebieden te vergeten. ° Voorzitter Lucie Mertens dankt de burgemeester en het bestuur van de ontvangende gidsenvereniging voor het onthaal en de mogelijkheid om te vergaderen in de raadzaal. ° Zij vraagt een moment stilte ter nagedachtenis van de overleden gidsen en vermeldt vervolgens de verontschuldigde personen. 2. Goedkeuring van het verslag van de AV van 24/04/10 in Waregem ° Het verslag wordt unaniem goedgekeurd. 3. Financiën en verzekering ° Het verslag, dat de verontschuldigde penningmeester opgemaakt heeft ten behoeve van de vergadering, wordt voorgebracht door Willy Opdebeeck ° De kastoestand op datum van 01/10/10 is gezond : de stand van de rekeningen en de nog te vereffenen bedragen worden medegedeeld. ° De wijzigingen van het adres van de zetel, van de gegevens van de penningmeester en de nieuwe bestuursleden zijn nog niet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De teksten liggen klaar, maar worden eerst nog nagekeken door specialisten inzake vzw. ° De volmachten voor de bankrekening zijn in orde, maar voor de postrekening verloopt de overdracht trager dan verwacht. ° De lidmaatschapsbijdragen 2010 van alle aangesloten verenigingen zijn betaald. ° Tot op heden zijn 1.781 gidsen, waarvoor de bijdrage betaald werd, verzekerd. Sedert februari 2010 werden geen nieuwe schadegevallen gemeld. 4. Administratie FTG 7 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
° Alle adresbestanden werden aangepast en worden gebruikt voor de interne communicatie. ° Willy Opdebeeck heeft een geactualiseerde versie gemaakt van de statuten en het huis-houdelijk reglement. Alle wijzigingen en aanvullingen, goedgekeurd door de AV sinds 2007, werden ingelast. De teksten werden opgefrist met gebruik van een nieuwe lay-out en een aangenamer lettertype. Een exemplaar van de vernieuwde teksten wordt ter inzage rondgegeven in de vergadering. ° Binnenkort zal bij de verenigingen navraag gedaan worden naar contactgegevens en bestaande websites, om deze volgend jaar te kunnen opnemen in de website van FTG. ° Voor het jaar 2011 zijn de minimumtarieven vastgelegd, te weten 50 euro voor de eerste twee uren, 25 euro voor elk bijkomend uur en 120 euro voor een dagprestatie. Het advies van FTG over de gidsenhonoraria voor het jaar 2012 zal op de vergaderingen van 11/12/10 besproken en op 05/02/11 beslist worden. De voorzitter laat briefjes uitdelen waarop de aanwezige verenigingen reeds hun voorkeurtarieven kunnen aanvinken. Op grond van deze gegevens zal de Raad van Bestuur een voorstel van advies opmaken. 5. Werkgroepen : stand van zaken ° Werkgroep website : Frank Van de Heijning - De website van FTG is in volle voorbereiding. Het is de bedoeling om in het begin van het jaar 2011 operationeel te zijn. Er moet daarbij gezorgd worden te voldoen aan de eis van TVL om de vorm en de inhoud gescheiden te houden. - Er wordt gebruik gemaakt van het gratis product Joomla! met een „Content Managing System‟, dat een ruime waaier van functies biedt. Bij de opbouw van de website komt het er op aan alle mogelijkheden bruikbaar te maken. Men kan de website vergelijken met een opbergkast, waarvan de schuiven moeten opgevuld worden met teksten. De werkgroep is bezig met het uitschrijven van de basisteksten over FTG : doelstellingen en visie, historiek, procedure om lid te worden, aangesloten verenigingen, bestuur, e.d. - Er zijn al enkele domeinen en sites gereserveerd, waarvan de adressen zullen bekendge-maakt worden van zodra ze operationeel zijn. - De algemene informatie zal via internet zowel door leden als buitenstaanders kunnen geraadpleegd worden. Buiten de teksten over FTG, zal er plaats zijn voor contactadressen, doorverwijzingen en specifieke inlichtingen van en naar de aangesloten verenigingen, en mits de nodige omzichtigheid ook linken naar sociale media, zoals facebook en twitter. - Anderzijds zullen enkel de aangesloten verenigingen en de betrokken FTG-leden via een gelaagd systeem van inloggen op een intranet kennis kunnen nemen van de verslagen en mededelingen, die respectievelijk bestemd zijn voor de AV, de RvB en/of de werkgroepen. ° Werkgroep kunststeden : Lut Depaepe 8 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
- Op de vergadering van 31/07/10 werd gewerkt aan de verfijning van het basisvoorstel, dat goed onthaald is door Toerisme Vlaanderen. Onder de titel „Hemels Vlaanderen‟ werden per kunststad een aantal specifieke thema‟s uitgewerkt, die onder deze globale koepel kunnen schuilgaan. De bedoeling is, naast het traditioneel historisch patrimonium, ook een gevarieerd „belevingspakket‟ aan te bieden om tegelijk het verblijfstoerisme te promoten en het terugkeertoerisme te stimuleren. Het komt er op aan de toerist zowel overdag als in de avond een actieve afwisseling te bezorgen, in nauw verband met de specialiteit en de origi-naliteit van elke kunststad. - De werkgroep tracht bijgevolg binnen het bestek van een bewust beperkt gehouden aantal karakteristieke thema-wandelingen zoveel mogelijk variaties aan bod te laten komen en op deze wijze „Vlaanderen‟ als een totaalbeleving in één toeristisch pakket te kunnen verkopen, voornamelijk in onze naaste buurlanden. - In het licht van deze visie vindt de werkgroep het spijtig dat de Gidsenbond Leuven niet akkoord bleek te gaan met het benadrukken van het studentikoze in de wandeling voor hun stad. Daarom zal er persoonlijk contact genomen worden met deze vereniging. - De werkgroep wenst nauw samen te werken met de toeristische diensten van de kunst-steden en dringt aan op het houden van gezamenlijke vergaderingen om elkaars projecten en/of voorstellen te leren kennen en praktisch uit te werken. ° Hulp bij het erkenningsdossier : Willy Opdebeeck - FTG stelt met genoegen vast dat bijna alle aangesloten verenigingen als gemandateerde organisatie aanvaard zijn door TVL. - Uiterlijk tegen 15 januari 2011 moet de exceltabel voor de groepsaanvraag volledig ingevuld terugbezorgd worden aan de dienst „Gidskaarten‟ van TVL. In deze tabel mogen echter alleen bij TVL geregistreerde gidsen voorkomen. Deze registratie was nog mogelijk tot 31 augustus. Een erkenning kan sindsdien nog enkel bekomen worden door het volgen en slagen voor een cursus of door het indienen van een omstandig dossier EVC (elders verworven competenties). - In de laatste kolommen in de exceltabel, waar het gaat over het vervullen van de criteria, is het voldoende te vermelden „voldaan‟ of „ja‟ of eenvoudig aan te kruisen met een „x‟. - Met de exceltabel moet ook een overzicht meegestuurd worden van de methodes, die de organisatie gebruikt om aan interne kwaliteitszorg te doen. Daartoe kan men op de website van TVL een soort checklist raadplegen om gepaste kwaliteitsitems te leren kennen : www.toerismevlaanderen.be/gidsen&reisleiders - Met de bedoeling de gemandateerde organisaties bij deze taken te helpen, is bij de Nieuwsbrief „Tussendoortjes‟ van augustus in bijlage reeds een eenvoudig (lokaal aan te passen) formulier gevoegd, dat kan dienen voor het opvragen van de nodige gegevens van de gidsen. Bovendien neemt FTG zich voor aan de verenigingen een aantal gebruiksklare standaardparagrafen te bezorgen, die mits gebeurlijke aanpassingen gemakkelijk kunnen overgenomen worden in het overzicht van hun methodes ivm de kwaliteitszorg. 9 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
° Op te richten werkgroepen en hun opdracht : - Financieel en sociaal statuut van de gids : opdracht : synthese maken van de bestaande teksten en studies statuut van gids en reisleider best tezamen behandelen - Bijscholingen : opdracht : oplijsten van onderwerpen en opsporen van geschikte voordrachtgevers praktische organisatie van geografisch gespreide bijscholingssessies 6. Contacten met Toerisme Vlaanderen : stand van zaken ° Willy Opdebeeck brengt verslag uit van het overleg met TVL van 13/07/10. - Door de vergelijking van de databankgegevens van TVL met de ingestuurde lijsten van de verenigingen werden lacunes opgespoord, wijzigingen aangebracht en ontbrekende gidsen vooralsnog geregistreerd. - TVL ontving een zeer groot respons op de vraag tot gemandateerde organisatie. Deze organisaties dienen de verantwoordingsdocumenten voor de hernieuwing van de erkenning in eigen archief bij te houden en niet op te sturen naar TVL. - De voorstellen van de werkgroepen Website en Kunststeden worden besproken. - De samenwerkingsovereenkomst met TVL, die teneinde loopt, zal moeten herzien worden. Juridisch moet de samenwerking verdergezet worden onder de vorm van een gunningsop-dracht op basis van de „unieke positie‟ van FTG, liefst voor een periode van drie jaar. - Daartoe zal FTG moeten werken aan de realisatie van de volgende vier streefdoelen : - een aanzet geven tot een hernieuwde visie op de FTG-werking via swot-analyse en een strategisch plan ontwikkelen voor de toekomst - de kwaliteitszorg stimuleren via bijscholing, peterschap over pas gediplomeerden, e.a. - de promotie en marketing van het toerisme steunen via website, kunststedenproject, e.a. - steun verstrekken aan de aangesloten verenigingen en advies verlenen aan TVL , ivm in te dienen dossiers, min.vergoedingen, fiscaal en sociaal statuut, verzekering, e.d. ° De voorgestelde tekst van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst zal een eerste maal grondig besproken worden met TVL op 06/10/10. 7. FTG : verleden, heden en toekomst ° Voorzitter Lucie Mertens geeft een chronologisch overzicht van de voornaamste realisaties en activiteiten van FTG tot op heden. Zij verhaalt bondig de werking van de Nationale Federatie vanaf de stichting in 1967 en schetst vervolgens de 10 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
oprichting van de Federatie van Toeristische Gidsengroeperingen na de opsplitsing in 1983. Tenslotte brengt ze nog enkele succesvolle congressen en gidsendagen van de voorbije jaren in herinnering. ° In verband met de huidige werking heeft zij vastgesteld dat de organisatie van een AV voor verschillende aangesloten verenigingen erg moeilijk geworden is. Daarom stelt ze voor in de toekomst het aantal AV te verminderen, maar integendeel meer bijscholingen in te richten met medewerking van lokale verenigingen. ° Vroeger heeft FTG gedurende tien jaar de gidsopleidingen georganiseerd, telkens met de actieve steun van een aantal sterke lokale verenigingen, maar sedert 2007 zijn deze door TVL toegewezen aan CVO en Syntra. ° Dienaangaande worden door de vergadering verschillende bezwaren geopperd : - Elk jaar worden in deze opleidingscentra nieuwe gidsen gevormd, maar er moeten duide-lijk strenge bijkomende eisen gesteld worden aan de opleidingen, want de inhoud en het gehalte ervan is vaak erg onvoldoende. Vooral meertalenkennis ontbreekt schrijnend. - Het blijkt dat er meestal niet genoeg gidsbeurten zijn om de nieuw gediplomeerde gidsen in te schakelen. De gidsenverenigingen zijn wel bereid de pas gepromoveerden als lid te aanvaarden, maar kunnen ze geen gidsbeurten garanderen. Aangezien deze nieuwe gidsen echter onmiddellijk de erkenning bekomen hebben van TVL, houdt deze situatie een gevaar in voor het ontstaan van piraatgroepen, die de bestaande verenigingen ondergraven. - Om het overaanbod van gidsopleidingen te beteugelen moet er dus dringend een perio-dieke opleidingsstop opgelegd worden (bvb één gelijkaardige opleiding om de 5 jaar). Tussenin kunnen CVO en Syntra zich dan toeleggen op het inrichten van grondige taalcur-sussen voor gidsen in het algemeen en hun pas gediplomeerde gidsen in het bijzonder.
8. FTG Programma ° De volgende AV zullen plaats hebben op de onderstaande zaterdagen : - 11 december 2010 in Hasselt, organisatie Kon.Limburgse Toeristische Gidsen vzw - 05 februari 2011 in Gent, organisatie Kon.Gidsenbond Gent en Oost-Vlaanderen vzw - 30 april 2011 in Halle, organisatie Streekgidsen Zuid-West Brabant ° In 2011 worden voorlopig ook de volgende data weerhouden : - 27 augustus, 15 oktober (bijscholingsvoormiddag?) en 03 december ° De volgende jaren zullen de vergaderdata in grote mate afhangen van de bijscholingen, die FTG zal dienen te organiseren in samenwerking met TVL. 9. Rondvraag en slotwoord ° Vragen over de wijze van bekendmaking van de website FTG, de organisatie van AV met bijscholing en de contacten met TVL worden bondig beantwoord. 11 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
° Tot besluit geeft Eddy Matthys, voorzitter van de Meetjeslandse Gidsenvereniging, een beknopt overzicht van de toeristische activiteiten, die buiten de klassieke wandelingen ook rondritten omvatten, waarbij natuurgebieden (kreken) en streekprodukten aan bod komen. Hij kondigt het namiddagprogramma aan, dat precies uit een gegidste bustocht zal bestaan. Vervolgens nodigt hij de aanwezigen uit op een receptie in de raadzaal. Daarna zullen de deelnemers aan het middagmaal met de autocar naar de gerestaureerde Huysmanshoeve gevoerd worden, waar een buffet met streekgerechten en streekbieren voor hen klaarstaat. ° Voorzitter Lucie Mertens dankt de Meetjeslandse Gidsenvereniging en de gemeente Eeklo van harte voor de onberispelijke organisatie van de vergaderdag.
KENNISMAKING MET
WORTEL,
EEN BIJZONDER DORP
van onze correspondent uit het Zuiden, Herman Knaeps
WORTEL: het dorp
De kerk van Wortel (Prentkaart ca.1910).
© Stedelijk Museum Hoogstraten
In dit kleine, landelijke dorpje met 1700 inwoners gebeurt zelden iets schokkends. Meestal kent men het alleen vanwege enkele venijnig scherpe bochten in de dorpskern waar men, op de weg van Hoogstraten naar Merksplas, verplicht moet vertragen. Niemand houdt er halt, tenzij de inwoners zelf. Maar toch valt er nogal wat te vertellen over Wortel. De volgende regels nemen enkele merkwaardige bestaande (en soms ook verdwenen) gebouwen en plaatsen in het vizier, die met een beetje achtergrond en geschiedenis omringd worden. Wortel bestaat al heel lang en vanzelfsprekend is er sinds haar ontstaan veel aan toegevoegd, maar ook helaas veel afgebroken.
DEEL 1 GESCHIEDENIS Het ontstaan van de nederzetting Wortel Eertijds behoorde Wortel en Hoogstraten tot het grondgebied van Vorsel (tegenwoordig is dat Rijkevorsel). De geschiedenis klimt op tot de 8° eeuw: Rohingus en zijn vrouw Babelina was de heer van het „castrum Antwerpis1 super fluvium Scalde2‟. Sint Willibrordus (°658†739, ook de patroonheilige van Rijkevorsel en Merksplas) kreeg van hen een aantal giften, waaronder het stroomgebied van de Mark, dat toen Furgelarus (>Vorsel) heette.
1
Hiermee wordt niet het huidige Steen bedoeld, maar een vesting, met aarden wallen omgeven, die door de Merovingers gebouwd was en in 836 verwoest werd door de Noormannen. Het “castrum”, bekend als voorloper van het huidige Steen, kwam er pas rond 950-980 en het Steen zelf werd rond 1200-1225 opgericht. 2 De Schelde heeft niet altijd op de huidige plaats gelegen maar er zijn zeker wel 5 verschillende fasen bekend, telkens met kronkelende meanders, die na verloop van tijd doorbroken zijn en dus de rivierbedding verlegd hebben. Een oostelijke meander, waar de beide Schijnen in uitmondden, brak door in de 8 ° eeuw ter hoogte van de „Aanwerp‟ te Antwerpen en dan loopt de bedding van de Schelde ongeveer zoals ze er nu nog ligt.
12 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
Om een nederzetting, te midden van moerassen, te bouwen, kiest men meestal een hoger gelegen droge plaats. ‘Wort’ (of „Wurt‟ in het Platduits) betekent inderdaad „hoge oever‟ langs een waterloop (de Mark dus). Deze toponiem is niet uniek, want bvb ook in ZuidFrankrijk kent men enkele plaatsen met de naam „Ribaute‟ wat (uit het Latijn „Ripa Alta‟ en in „t Frans „Rive Haute‟) identiek hetzelfde betekent: hoge oever ! Verder nog kennen we de „Ponte Rialto‟ in Venetië (daar vlakbij is Marco Polo geboren) waarbij „Rialto‟ een samentrekking is van Riva Alto‟ = „hoge oever‟ en dit is, naar ‟t schijnt, de plaats waar de eerste nederzetting Venetië ontstaan is. Dus, zelfs alleen het uitspreken van de naam „Wortel‟, zou bij vele historici de wenkbrauwen moeten doen fronsen want de verwijzing naar een oeroude oorsprong zit er in opgesloten. „Wurt‟ kan ook „bewaken‟ betekenen en dan klopt het zelfs ook, want dan zou Wortel een wachtpost zijn, ter beveiliging van het „Gelmelslot‟ dat rond dezelfde periode werd gebouwd, een eindje verderop. Bij de bouw van de kerktoren in 1425 speelde deze overweging wél een rol. Het tweede deel ‘el’ is een afzwakking van het Germaanse „lauha‟ of „lo‟, wat bos betekent. Heel het grondgebied was toen met bomen en struikgewas begroeid. En inderdaad tot begin 18° eeuw bestond er nog het Heesbos3 en tot begin 19° eeuw het Bouwhoefse bos, waarvan rond 1250 een deel ontgonnen werd voor de oprichting van twee hoeven (zie verder).
Gelmel In de streek rond Wortel en Hoogstraten komt de naam Gelmel meermaals voor (Gelmelstraat, Gelmelslot, café „Gelmel‟, musical „Gelmel‟, enz.). Wie was deze Gelmel ?
Plunderende Vikings in Antwerpen
Na de dood van Karel de Grote in 814 voeren de Noormannen op tal van plaatsen Vlaanderen binnen op hun „snekken‟ om er te roven en te plunderen. Een van de hoofdmannen der Noormannen was Gelmel, en zijn naam wordt ook verbonden aan het Hoogstraatse kasteel dat daarom het Gelmelslot genoemd wordt. De legende wil dat hij onze streek overrompeld zou hebben. Andere verhalen spreken van een vreedzame intocht. Er wordt wel beweerd dat Gelmel een van de oudst bekende heersers over Wortel en omgeving was. In opdracht van de Deense koning moest hij de koningsdochter, met haar gevolg van vrouwen en kinderen, per schip naar Engeland overbrengen om te trouwen met de Engelse koning. Tijdens een storm op de Noordzee werd zij echter over boord geslagen en verdronk. Gelmel durfde, na dit tragisch ongeluk, niet meer terug naar Denemarken en besloot met de hele bemanning en opvarenden op het vasteland te blijven. Hij kwam in het Hollands Diep en voer langs de Dintel de Mark Viking snek „Osebergschip‟ op, destijds nog een bevaarbare rivier. Op een hoger gelegen Vikinghuset-museum Oslo eilandje naast de rivier bouwde hij een houten burchttoren op een kunstmatig opgeworpen heuvel (een ‟motte‟), groef er een gracht rond en versterkte zijn burcht met een palissade van vertikaal in de grond gestoken palen4 (staken). Men zegt dat dit gebeurde waar nu het kasteel van Hoogstraten staat (vandaar de bijnaam) maar het zou dus heel goed Staakheuvel („staken‟ op een „heuvel‟) of daar ergens in de buurt kunnen geweest zijn ! Gelmel met zijn groep Noormannen nestelden zich permanent in de streek op het „Wijdhof‟ (omheind hof) in Zondereigen. Hierbij zijn een aantal legenden ontstaan, waarvan de bekendste is dat Gelmel verliefd werd op Beatrijs van Breda, maar die was al verloofd aan de heer van Weelde. Een tweegevecht was het gevolg en de heer van Weelde sneuvelde, waarna Gelmel met Beatrijs huwde rond 910. Uit wroeging over de moord op de heer van Weelde, vertrok Gelmel op bedevaart 3
Deze toponiem betekent “bos” of „kreupelhout‟. Dit heerlijk goed werd reeds rond 1500 vermeld. De huidige stervormige aanleg dateert van 1754 toen de eerste Hoogstraatse hertog Niklaas-Leopold van Salm-Salm de woeste heidegronden liet ontginnen en omvormen tot jachtgoed. De plastiekverwerkende fabriek „De Ster‟ op Wortels grondgebied (bij Bouwhoeve), die plastic kopjes, bekers, borden en bestek fabriceert voornamelijk voor de luchtvaartindustrie, ontleent haar naam aan deze ”ster”. 4 Deze werkwijze is typisch en uniek voor de bouwwijze die de Vikingen toepasten om kerken („stavkirke‟) en omwallingen te maken. Ze komt overeen met de scheepsbouw, waarbij een kerk erg lijkt op een omgekeerde romp van een schip.
13 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
naar het Heilig Land maar keerde nooit weer. Beatrijs bleef alleen op het Wijdhof, dat zonder eigenaar bleef. Die plaats werd later „Zondereigen‟ genoemd. Dit is natuurlijk puur verzinsel, maar een goede eenduidige etymologische verklaring van de naam Zondereigen is er nog niet.
DEEL 2 KERK EN PAROCHIE Kerk Het eerste opvallende gebouw dat men tegenkomt, komende van Hoogstraten, is de kerk, die voor het eerst vermeld werd in een akte5 van 1155, waarin het kerkje van Wortel (dat met de toelating van de bisschop van Kamerijk -tegenwoordig Cambrai in N.Frankrijk- gebouwd was) aan het kapittel van OLV van Antwerpen geschonken werd. Twee jaar later schonk de bisschop aan hetzelfde kapittel het recht om een geestelijke aan te stellen en … het belangrijkste van alles was dat ze van dan af ook de tienden van de oogst verkregen, waarvan de aangestelde pastoor een derde bekwam om in zijn levensonderhoud te voorzien ! Toen begonnen pas de problemen want het is precies over dat tiendrecht dat er gedurende de volgende eeuwen oneindig getwist en geprocedeerd werd: zowel de plaatselijke pastoor als de pastoor van Hoogstraten, © Stedelijk Museum Hoogstraten zelfs het kapittel van OLV van Antwerpen en de St.Michielsabdij en tenslotte ook de kasteelheren en vrouwen van Hoogstraten eigenden zich deze tienden toe (of een deel ervan). Scheidsrechterlijke uitspraken moesten dan telkens de knoop doorhakken, en, ongelooflijk maar waar, zelfs Benedictus XII, paus van Avignon (1334-1342) moest tussenkomen: hij gaf in 1339 opdracht aan de abt van de St.Paulus abdij (verdwenen bij de „Hervorming‟ in 1580) te Utrecht, een onderzoek in te stellen naar de bezittingen van een zekere priester Hugo de Portere, die beweerde als vicaris van de parochiekerk van Wortel te zijn aangesteld door de deken van het kapittel en zich derhalve al 21 jaar lang onrechtmatig de tienden van de wijk „Ten Langenberghe‟ had toegeëigend. In 1342 werd Hugo voor de rechterstoel in Utrecht, na verhoor van rechtsgeleerden en getuigen, eindelijk veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding en de kosten van het geding. Komende van Hoogstraten, rij je regelrecht op de kerk. De tramlijn werd aangelegd in 1901 en terug afgebroken in 1952. Foto dateert van voor WO II
Wortel moet destijds toch wel een zeer waardevolle oogst gehad hebben want iedereen wou er graag een graantje van meepikken… ! De geschiedenis van het kerkgebouw loopt erg parallel met die van de toren. Met de bouw van de huidige gotische kerk werd begonnen in 1425 en de toren was voltooid in 1429. Het geld hiervoor werd vermoedelijk ter beschikking gesteld door Jan IV van Kuik (°1380†1461) omdat de massieve toren ook diende als schuilplaats en verdediging van zijn nabijgelegen kasteel. Na afbraak van de eerste (primitieve) kerk rond 1460-1461, werd een nieuwe kerk opgebouwd die waarschijnlijk in 1530 klaar was. In 1583, volop in het heetst van de Tachtigjarige oorlog, in een periode van plunderingen en pest, brandde de kerk af en voor het gering aantal inwoners werd, uit zuinigheid, alleen het koor hersteld. Bij de gevechten tussen Maurits van Nassau en muiters uit het Spaanse leger in 1603 (zie verder) heeft de omgeving ook zware schade opgelopen. In een daaropvolgende rustigere periode onder de aartshertogen Albrecht en Isabella (het „Twaalfjarig bestand‟ van 1609 tot 1621) kwamen de nodige gelden ter beschikking om de heropbouw van de kerk te voltooien. Later kreeg de kerk nog enkele branden te verduren en de laatste herstelling van het dakgewelf dateert van 1718: het nog leesbare chronogram “DeVs paCIs sIt VobIsCVM” (De God van de vrede, zij met U) verwijst hiernaar. De recentste restauratie dateert van 1968-1973 waarbij de zware oorlogsschade van 1944 werd hersteld en er een merkwaardig historisch monument als toeristische attractie werd toegevoegd.
Kerktoren 5
Noteer wel dat er toen van Hoogstraten nog geen sprake was: pas een halve eeuw later werd het plaatsje Hoogstraten (de hoge straat) tot stad en vrijheid verheven. Toen moet er al een kerkje gestaan hebben, dat tot begin 17° eeuw een dochterkerk van Wortel was, tenminste wat de inkomsten betreft. Dit wijst er op dat de parochie Wortel van veel vroegere oorsprong is dan Hoogstraten.
14 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
Wortel is door de eeuwen heen een bescheiden dorp gebleven met de geringste bevolking van alle parochies van de hele dekenij Hoogstraten, maar het dorp is al 5 eeuwen fier met de oudste kerktoren, het oudste kerkklokje, de oudste parochiegeschiedenis maar… de laagste kerktoren: slechts 35 m. Toch heeft hij nog tot de laatste oorlogsdagen gediend als uitkijktoren (Wortel ligt wel een stuk hoger6 dan het omliggende land) en vooral na 26 september 1944, toen de kerktoren in Rijkevorsel werd kapotgeschoten. Drie weken later (22 oktober ‟44) werd de kerktoren van Hoogstraten door de wegtrekkende Duitsers opgeblazen. Ze zijn toen zeker de toren van Wortel als vervangende uitkijkpost vergeten. De huidige massieve kerktoren werd, zoals gezegd, rond 1425 gebouwd (met stenen die gebakken werden uit klei van eigen bodem !), waarschijnlijk omdat de vorige toren was afgebrand. Dat Geijkt referentiepunt op er een vorige is geweest bewijst de klok die men in 1828 vond bij 42,245 m hoogte het turfsteken (de Wortelse bodem bevat niet alleen klei maar ook veel turf) in het moeras tegenover de kerk achter de huizen van de Klinketstraat (baan van Hoogstraten naar Wortel). De vinder kreeg van de pastoor een flinke fooi en werd getrakteerd op jenever ter waarde van een halve gulden. Waarschijnlijk is die klok in het moeras verzonken om ze in veiligheid te brengen ten tijde van de woelige rampjaren rond 1600, toen Wortel voortdurend af te rekenen had met zwervende Hollandse en Spaanse troepen7, die alles meepikten wat ze konden gebruiken. Toen er in die periode veel slachtoffers vielen bij oorlogsgeweld en er bovendien ook nog de pest uitbrak, is het aannemelijk dat de redders van de klok het geheim van de bergplaats vroegtijdig meegedragen hebben in hun graf. Dit is wat men er over vertelt, maar het klopt niet helemaal, want in een brief van 12 juli 1661 vraagt het Wortelse Gemeentebestuur aan het kapittel van OLV in Antwerpen een „tiendenklok‟. Hierin staat: “…omdat de huidige klok te klein is om gehoord te worden tot het kasteel of de pastorie…”. Die „huidige‟ klok kan zeker niet de Isabellaklok (zie onder) geweest zijn, want die werd niet meer geluid sinds haar vernieling in 1583. Dus bedoelde men ongetwijfeld de „Moerklok‟ uit 1421. Deze moet dan nog in de toren gehangen hebben en bijgevolg is haar begrafenis in het turfmoer NA 1661 gebeurd. In Hoogstraten en Wortel had men in die periode af te rekenen met voortdurend toenemende lasten, veroorzaakt door korte en lange verplichte inkwartieringen van doortrekkende legers met alle gevolgen daaraan verbonden (Frankrijk lag overhoop met Spanje en Nederland en de geschillen werden in onze gewesten uitgevochten). Bovendien heerste er in de streek van 1666 tot 1669 ook een pestepidemie: dit zijn dus precies dezelfde omstandigheden als rond 1600 maar nu klopt het wel met de bovengenoemde brief van 12 juli 1661. Het verbergen van de Moerklok zal dus wel rond die tijd gebeurd zijn ! De klok vermeldt in haar opschrift dat ze in 1421 gegoten werd, dus 4 jaar vòòr de bouw van de huidige toren, m.a.w. de klok was dus in eerste instantie bestemd voor een vorige toren.
Fragmenten van de Isabella-klok uit 1525: wapens en patroonheiligen van Antoon de Lalaign en Elisabeth van Culemborg © Stedelijk Museum Hoogstraten
Alhoewel het opschrift ook zegt dat de klok „PIETER‟ heet, heeft ze toch een nieuwe naam gekregen, verwijzend naar haar vindplaats: de „MOERKLOK‟. Ze hangt nu in de klokkentoren bij de drie andere: de MOERKLOK is de kleinste klok van Wortel maar ook de oudste van heel de Kempen. Ze weegt 100 kg. Hardnekkige volksverhalen beweren dat ze telkens op kerstnacht om 12 uur vanzelf begint te luiden (?) en bange moeders verbieden hun kinderen om in de buurt van het moeras, waar de klok gevonden werd, te gaan spelen omdat anders de klok zou beginnen luiden. (In werkelijkheid is het er zeer drassige grond, bij een meander in de Mark, en dus levensgevaarlijk voor spelende kinderen). Omdat dit klein klokje, zoals gezegd, nauwelijks of niet gehoord werd
6
Links naast de inkomdeur van de kerk bevindt zich het geijkt referentiepunt van het Belgisch triangulatienet dat het eenduidig gelokaliseerde punt weergeeft op 42,245 m boven het gemiddeld waterpeil van de Noordzee in Oostende. Zie ook de uitleg bovenaan onder “het ontstaan…”. 7 Nogal evident vanwege de strategische ligging van „de hoge straten‟ in dit zeer moerassig gebied in de Markvallei.
15 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
tot de pastorij, het kasteel en de verafgelegen woningen, vroeg Wortel in 1655 (verzoek zonder gevolg) en later nog eens per (reeds vernoemde) brief op 12 juli 1661 (toen de buur Minderhout wél een flinke tiendenklok had gekregen) om een tiendenklok, waar Wortel als „tiendenheffer‟ recht op had. Ditmaal werd er door het kapittel in Antwerpen wel op ingegaan (wilden zij de boeren gunstig stemmen om de tienden tegen een behoorlijke prijs in te zetten ?) en Wortel kreeg zijn klok, die ook als „stormklok‟ dienst deed. Het was een klok van 1476 pond (ong. 670 kg), maar ze ging slechts 64 jaar mee. Blijkbaar was toen reeds het zwijgen opgelegd aan de Isabellaklok van 1525, want er wordt in deze verzoekschriften met geen woord over gerept ! De tweede kleinste is de ISABELLA-klok (zou ook de ‘Hertogenklok’ kunnen heten). Ze werd in 1525 geschonken aan Wortel door graaf Antoon de Lalaing en Elisabeth van Culemborg en is prachtig versierd. Helaas heeft ze sinds mensenheugenis niet meer geluid. Ze was waarschijnlijk in 1583, toen de kerk werd platgebrand, oververhit geworden en half smeltend van haar balk gevallen, waardoor de 170 kg zware klok een 30 cm lange scheur opliep en een ovale vorm kreeg. Haar klank werd ongenietbaar en daarom zweeg ze, tot ze in 1973 hersteld werd door Lachenmeyer GmbH in Nördlingen (Beieren - Duitsland), de grootste specialist in het gieten en restaureren van klokken, die ze haar originele klank teruggaf (door aan de binnenkant materiaal weg te slijpen). De grootste klok is de TIENDENKLOK. Het is de klok uit 1661 (zie boven) die in 1725 opnieuw gegoten werd door Alexis Julien, klokkengieter in Lier 8, in akkoord met het kapittel van OLV in Antwerpen. Voor een goede klank moest „rood koper‟ en „Engels tin‟ gebruikt worden, dat samen met het oude brons9, de klok verzwaarde tot 1060 kg. Ze werd in 1726 plechtig ingewijd. Omdat de patroonheilige van de kerk Sint Jan Baptist zo goed over de klokken van Wortel gewaakt heeft (ze ontsnapten aan de roofzucht van de Franse overheersers in 1795, en bleven uit de klauwen van de Duitse bezetter in 1917 en 1943 10) besloot men in 1973 een vierde klok, de MARIAKLOK (zou ook ‘Parochieklok’ kunnen heten), aan te schaffen: enerzijds uit dankbaarheid voor de hemelse bescherming door Sint Jan maar vooral omdat de toonhoogte van de drie historische klokken te ver uit elkaar lag om er een welluidend klankspel van te kunnen maken. De inzet van een vierde „bronzen stem‟ was noodzakelijk om een harmonisch melodietje te bekomen dat dagelijks op het uur ten gehore wordt gebracht, evenals 15 min. voor het begin van de zondagse hoogmis. Hiervoor heeft de Hoogstraatse stadsbeiaardier Staf Mertens zijn muzikale steun verleend en werden „alle parochianen van Wortel‟ in het opschrift van de klok als „Meter‟ vermeld, naast de namen van pastoor Luyts, burgemeester Pemen en de schepenen. Op zondag voor Allerheiligen 1973 te 16 uur kwam Mgr. J. Daem, bisschop van Antwerpen, de nieuwe klok inwijden. Deze plechtigheid vormde het sluitstuk van een ingrijpende restauratie van de kerk die duurde van 1968 „De Guld‟: waar voorheen de noodkerk stond, prijkt nu een tot 1973. Tijdens de werken werd de kerk ontruimd en de moderne parochiezaal. eredienst voltrok zich in een noodkerk, die achteraf door pastoor Luyts tot de huidige parochiezaal „De Guld‟ werd herbouwd. Toen de parochianen na de restauratiewerken terug in hun kerk mochten komen, had de pastoor voor een prettige verrassing gezorgd: de Wortelaren konden in de noordflank van de kerktoren een historische kanonskogel bewonderen !
Kanonskogel
8
Alexis Julien goot in 1724 ook de 24 klokken voor de beiaard van de abdij van Postel (die tijdens de Franse revolutie in de grond gestopt werden en later naar Helmond (NL) verhuisden). Ook de beiaard in de St.Gummarustoren in Lier werd door deze firma gegoten in 1707 met o.a. een klok van zelfs 3,5 ton !. 9 Brons is een legering van (ca) 75 à 80% koper met 20 à 25% tin. 10 Op 7 oktober 1942 werd in Rijkevorsel de kleine klok uit de toren gehaald om via Antwerpen naar de Duitse oorlogsfabrieken vervoerd te worden. Toen pastoor E.H.Schellekens van Wortel hier van hoorde wou hij in Herentals een fonoplaat van het gelui van de Wortelse klokken laten maken. Gelukkig was er een heer Jos De Beer uit Antwerpen die een administratief „foutje‟ beging waardoor de klokken van Wortel gespaard werden: de Duitsers „vergaten‟ ze.
16 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
De kerktoren van Wortel is niet alleen de laagste, maar hij is ook met zijn 1,2 m dikke muren de sterkste: het bewijs zit in zijn noordflank: geen kanonbal heeft hem omver gekregen !
Kanonskogel in de kerktoren
Deze kanonskogel is nu één van de meest bekeken toeristische attracties van Wortel en is bovendien een historisch monument want hij herinnert ons aan de Slag op de Tielense heide in 1597.
Slag op de Tielense heide met de nasleep tot in Wortel Het begon in januari 1597: vier „Spaanse‟ regimenten van Aartshertog Albrecht, bestaande uit 5000 huurlingen11 (Napolitanen, Duitsers en Walen) en vijf Spaanse cavaleriecompagnieën, onder leiding van Graaf van Varax, had in Turnhout haar winterkwartieren opgeslagen. Vanwege een tekort aan soldij (de Spaanse schatkist was leeg), waren de soldaten druk bezig de omgeving leeg te plunderen. Prins Maurits werd over deze situatie ingelicht en kwam in ‟t geheim met 200 man voetvolk en 800 ruiters naar Turnhout om de Spanjaarden bij verrassing te Harnas van prins Maurits overmeesteren. De Staatse ruiters waren op een Legermuseum Delft nieuwe manier bewapend en dit bewees toen zijn deugdelijkheid: ze droegen geen lansen, zoals tot dan toe gebruikelijk was, maar vochten met een soort lange pistolen (karabijnen). Pas toen Maurits op 23 januari vlak bij Turnhout genaderd was, merkte de Spanjaarden hen op. Graaf van Varax was op zulke aanval niet voorbereid (Turnhout biedt geen bescherming van stadsmuren) en besloot met zijn leger bij het krieken van de dag op 24 januari 1597 naar Herentals (wel ommuurd) te ontkomen. Maurits vertraagde die terugtocht urenlang door gewaagde prikacties van een vijftiental ruiters en een paar honderd voetknechten (een soort „guerilla‟) op de achterhoede uit te voeren en tegelijk zond hij zijn cavalerie, voorzien van hun nieuw vuurwapen, achter de rest van het leger aan. Varax Lansier en musketier was al het Grotenhoutsbos gepasseerd en wou de Tielense Legermuseum Delft Heide doortrekken. Daarachter was een pad door het moeras (nu „Zwart Water‟) waar ze veilig verder Herentals zouden kunnen bereiken. Om geen mogelijkheid te laten om te ontsnappen, besloot Maurits met zijn vooruitgesnelde ruiters de aanval in te zetten. Varax stelde zijn troepen in allerijl in slagorde op maar kreeg hiervoor niet voldoende tijd, zodat de soldaten in verwarring de bliksemaanval van de cavalerie moesten opvangen. Toen werden grove fouten begaan: de Spaanse cavalerie wendde na een onstuimige Staatse aanval de teugel en liet de infanterie zonder enige dekking. Duitsers en Walen werden in de rechterflank gegrepen en teruggeworpen op de Italianen, die in paniek hun musketten te snel afschoten, echter zonder doel te raken. Normaal moeten ze bij het herladen (dat duurt nogal lang) bescherming krijgen van de piekeniers, die een dicht bos van schuin in de grond gestoken pieken moeten vormen om de aanstormende paarden te stuiten. Maar nu kregen zij er geen tijd voor want de Staatse ruiters met hun nieuw vuurwapen, kwamen al aangestormd en reden de piekeniers overhoop en schoten ze dood voor ze hun pieken konden plaatsen. De meesten gooiden dan hun wapens weg en gingen lopen waardoor er zoveel ruimte bleef tussen de pieken, dat de Staatse ruiters er gemakkelijk doorheen konden: ze richtten een ware slachting aan tussen de wegvluchtende soldaten, want elke slag en elk schot kostte een mensenleven. In een klein half uur werden Graaf van Varax zelf en meer dan 2000 soldaten gedood en 500 gekwetst, terwijl prins Maurits slechts 7 man verloor. Alle vaandels van de vier regimenten (dus heel het leger van Varax) werden ook buitgemaakt: de overwinning van prins Maurits was dus compleet.
11
In die tijd was de nationaliteit van een soldaat van geen belang. Of hij Duitser, Fransman, Pool of Italiaan was, speelde geen rol. Het vechten was gewoon een beroep als een ander en patriottisme bestond niet. Het kwam dus wel eens voor dat bvb een Duitser in Staatse dienst vocht tegen een Duitser in Spaanse dienst.
17 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
Omdat de Italiaanse musketiers door de Duitsers en de Walen in de steek gelaten werden, werden ze muiters en verlieten het leger. Ze trokken naar het kasteel van Hoogstraten, dat ze bezetten en versterkten met omgekapte bomen uit de Lindendijk (nu de weg naar de kerk van Hoogstraten) maar vooral door de omliggende weiden onder water te zetten met water uit de Mark. Hoogstraten en omliggende dorpen werden zoals gewoonlijk maandenlang leeggeplunderd. Bovendien brak er pest uit bij de bevolking (zie ook de Moerklok, hierboven). Voor Aartshertog Albrecht waren deze plunderende Italianen muiters, verraders en rebellen van de koning. De rust in België kon niet hersteld worden, zolang ze zich in het kasteel van Hoogstraten bevonden. Daarom stuurde hij in augustus 1603 graaf Frederik Van den Bergh naar Hoogstraten, die met 10.000 man het kasteel Beleg van kasteel Hoogstraten 1603: links-midden de kerk van Hoogstraten, verbonden over de Lindedijk met het kasteel belegerde. Ze plaatsten hun (midden). Graaf Fred.Vd Bergh heeft zijn hoofdkwartier in het geschut rondom het kasteel en begijnhof, ten N vd kerk. Onderaan in een stervormige schans ligt een deel ervan was verschanst de kerk van Wortel. Het leger van prins Maurits komt van rechts in bij de kerk van Wortel, achter de gesloten gelederen het kasteel ontzetten. Koninklijke Bibliotheek Brussel © Stedelijk Museum Hoogstraten kerkhofmuur. Van alle kanten werd heftig geschoten. Een kanonsbal die de kerktoren van Wortel zou getroffen hebben, is dus zeer waarschijnlijk. Voor prins Maurits daarentegen waren deze muiters „nieuwe bondgenoten‟ van Holland en hij kwam met een sterke legermacht langs de Castelrese heide op Wortel en zette zich in slagorde tegen de Spaanse belegeraars, die moesten wijken. Het kwam tot onderhandeling, zowel met de muiters als met hun belegeraars. Op 10 augustus 1603 werd het kasteel van Hoogstraten bevrijd en hebben z‟n 2000 Italiaanse muiters (de oorspronkelijke groep was ondertussen al aangegroeid met vele andere muiters, want het Spaanse leger betaalde al lang geen soldij meer !) zich overgegeven aan prins Maurits. Van daar trokken ze naar Breda en verder naar Friesland. Een kanonskogel is blijven liggen aan de kerk van Wortel. Tijdens de restauratie van de kerk (1968-1973) is hij er terug netjes 6 m hoog in gemetst als aandenken. Maar er werden natuurlijk veel kanonballen afgevuurd en zo komt het dat heel het dorp op een goeie dag in 1985 het verrassende verhaal van Jaak te horen kreeg: deze welbekende, sympathieke uitbater van het toenmalige enige frietkot in Wortel, strategisch centraal gelegen op de Boomkes, toonde in zijn kraam fier aan alle dorpelingen (eer de week om was, waren zeker drie kwart van alle dorpelingen bij hem langs geweest voor zijn gouden frietjes) een ijzeren kanonbal van 2,15 kg, die hij in zijn tuin had opgegraven. Hij bestempelde deze kanonbal als de echte kanonbal: hij was licht beschadigd door de inslag en het eeuwenlang ondergronds verblijf in zijn tuin, die dicht bij de kerk ligt: argumentatie genoeg om zijn bewering aannemelijk te doen klinken. „Die bal in de toren is te gaaf om echt te zijn, dus namaak‟, beweerde hij ! Maar de pastoor beweert dat er „veel‟ kanonballen zijn afgeschoten en tilde er verder niet zwaar aan... Tot op een goeie dag, enkele weken later, het Ministerie van Leefmillieu in Brussel er zich kwam mee moeien (hoe wisten ze het daar ? Waren ze ook frietjes in Wortel komen eten ?) en „vriendelijk‟ verzocht om deze Noordgevel van de kerk, rond 1950: toen nog zonder kanonbal in de toren! historische kanonsbal af te staan. Voor geen geld © Stedelijk Museum Hoogstraten ter wereld wou men deze unieke vondst uit
18 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
Wortel laten verdwijnen, maar wel werd gezorgd voor een waardige plaats voor het nageslacht, namelijk in het Stedelijk Ostmuseum in het Begijnhof van Hoogstraten. In Wortel is „de kogel nog niet door de kerk !‟
Parochie, pastoor en pastorij Wie van kerk spreekt, denkt ook aan parochie, pastoor en pastorij. De parochie bepaalde het leven van de gemeenschap: van wieg tot graf werd de mens begeleid door kerk en pastoor. Alle grote data in een mensenleven passeerden langs de kerk: eerste en plechtige communie, het huwelijk en alle grote feesten zoals zilveren en gouden bruiloften. Alle dorpelingen waren ook zeer godsvruchtig: het gezag van de Kerk werd zonder kritiek aanvaard, de macht van de pastoor was onaantastbaar. Elk huis had een kruisbeeld in elke kamer, zelfs op de WC. Toen het erg onweerde, werd met een „palmtakje‟ (buxus) wijwater gesprenkeld in elke hoek van de kamer. Bij een sterfgeval werden twee bosjes stro in kruisvorm onder een baksteen op de stoep gelegd, de spiegels werden bedekt, de luiken gingen dicht en de klok Missiepreken midden in „t dorp in 1963 werd stilgezet. Tijdens de preken van de pater uit de © Stedelijk Museum Hoogstraten missies, werd alle verkeer in het dorp stilgelegd of omgeleid. Ook het verenigingsleven was parochiaal georganiseerd met de pastoor als proost. Hij bepaalde wie wel of niet in het bestuur mocht zitten. Zelfs op louter burgerlijk vlak was zijn mening bepalend: hij sprak zijn woordje mee in de verkiezingen en de burgemeester deed (niet) wat de pastoor (niet) wou. Dit leidde soms tot spanningen zoals bij de schoolstrijd van 1879 (zie verder).
Oude pastorij in de Pastorijstraat 31, met het torentje voor de stormklok midden op het dak.
De pastoor woonde aanvankelijk in het „Beneficiënhuis‟ op het kerkhof bij de kerk. Een eerste echte pastorij (in de huidige Pastorijstraat) werd in de woelige jaren 16101620 door pastoor Hendrik Van der Voort12 gebouwd op de plaats waar later de huidige gebouwen zouden worden opgetrokken.
In 1725 moest de oude bouwvallige woning hersteld worden maar de raming der kosten was drie keer hoger dan de lening die de pastoor Frans Borrens had bekomen en de werken gingen dus niet door... De volgende pastoor Melchior Taeymans kreeg het dan in 1740 toch voor mekaar om de oude pastorij af te breken en een nieuw gebouw neer te zetten. Zo staat die er nu nog. © Stedelijk Museum Hoogstraten
Midden op het dak van de pastorij, boven de ingangdeur, ziet men nog een torentje waar vroeger een klok gehangen heeft, die diende als stormklok: ze werd geluid bij gevaar (brand) en bij ontij, maar ook wanneer de pastoor een zieke parochiaan moest gaan berechten. Het bronzen klokje werd gegoten in 1672 en in Wortel was er toen geen andere stormklok dan die van de pastorij: de Moerklok stak in het turfmoer en de Isabellaklok was al lang het zwijgen opgelegd. Omdat de afstand van pastorij tot kerk en de verst afgelegen huizen nogal groot was, gebeurde het dat deze stormklok niet altijd Aardappeltiendeschuur overal hoorbaar was en De pastorij in 1901. Op enkele details na, 1765-1822 Ferrariskaart nog precies zoals vandaag. daarom vroeg en kreeg Wortel © Stedelijk Museum Hoogstraten van het OLV kapittel (eerst gevraagd per brief in 1661 en nog eens in 1726) een nieuwe „Tiendenklok‟ (zie 12
Hij kreeg er een straatnaam voor in de „Witte wijk‟ van Wortel: de Pastoor Van der Voortstraat, zijstraat van de Pastorijstraat. We komen hem nog eens tegen onder „De Dorpsschool‟ (zie verder).
19 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
boven). Toen de pastorij in 1961 werd verkocht, verhuisde deze klok naar de kerk. In 1765 was het kapittel van OLV te Antwerpen verplicht een tiendenschuur naast de pastorij bij te bouwen: toen er in 1758 een nieuwe „aardappeltiende‟ aan de boeren werd opgelegd, was dat een druppel te veel en de boeren waren zo boos en opstandig geworden dat niemand het nog waagde om die tiende op te halen. De toestand was meer dan gevaarlijk gespannen. Het kapittel had toen de oplossing gevonden: “laat de pastoor die tiende ophalen, onder het uitspreken van zalvende woorden”, om de gemoederen te bedaren. Pastoor G.P.Collins moest voor dit „klusje‟ warm gemaakt worden en hij kreeg daarom 4 % van de opbrengst. Maar dan moest die oogst natuurlijk ook nog opgestapeld worden in een tiendenschuur. Dus werd die er in allerijl bijgebouwd. In die schuur werden nadien nog twee slaapkamers ingericht voor de knechten die hielpen met het ophalen van de tiende. Zij werden ook betaald en kregen middag- en avondeten van de meid van de pastoor, die daarvoor wat drinkgeld kreeg. Deze schuur bleef tot 1822 bestaan, alhoewel de aardappeltiend zo goed als niets opbracht. Dan werd ze afgebroken en alle nog bruikbare materialen werden verkocht. Op de Ferrariskaart van 1777 werd de schuur ingetekend. In augustus 1794 logeerde de Franse generaal Bonnaud13 negen dagen op de pastorij met 60 paarden in de tiendenschuur en een troep van wel 30 soldaten „in mijnen hof, voor mijn huys en in mijn huys…” zo schrijft de toenmalige pastoor J.J.van Divelt14 in een brief van 17 april 1795 aan het kapittel, waarin hij hierover zijn beklag deed. Niet alle pastoors woonden in de pastorij: de Wortelaar pastoor E.H. Jaak Lambrechts (1879-1889) woonde er nooit. Dat huis werd toen ingenomen door douaniers, want de pastoor bouwde zelf een huis op de Rooimans, nevens de school die hij trouwens ook had opgericht (zie onder „Dorpsschool‟). En pastoor E.H. A.Quets woonde slechts een paar jaar op de pastorij tot ze verkocht werd op 23 oktober 1961 aan dhr. Marcel Sommen, gemeentesecretaris van Merksplas. Toen verhuisde de pastorij naar een herenhuis op Worteldorp, waar nu nog de huidige pastoor Z.E.H. Fons Van Dijck woont.
De Kapelaan Een kapelaan is een geestelijke die de pastoor helpt in al zijn taken, waaronder het toedienen van de H. Sacramenten, het lezen van de zondagse vroegmis en tot zelfs 3 keer in de week, de H. Mis opdragen aan de zijaltaren in de kerk (kapelanieën) en bovendien was hij dikwijls tegelijk ook nog koster en schoolmeester. Hij werd, evenals de pastoor, betaald door de parochianen door jaarlijkse roggerenten en cijnzen in geld. Te Wortel verbleef de kapelaan ter plaatse in het „kapelaanshuisje‟, dat tevens als dorpsschool gebruikt werd. Hij was „manusje van alles‟ ! De kapelaan moest bovendien zelf bij de boeren zijn „roggerenten‟ gaan ophalen en niet iedereen kon of wou betalen, zodat hij dikwijls vele uren ver moest stappen (Wortelparochie omvatte een uitgestrekt grondgebied) en zonder een rooie duit op zak moest weerkeren. Dit gold eveneens voor de koster want hij mocht ook bij de parochianen jaarlijks zijn brood of rogge gaan ophalen (in Wortel was dat koren). Dit verliep ook niet altijd even vlot en in 1795 lezen we de klachtenbrief van een koster die sinds 20 maanden geen kosterskoren had ontvangen. Hij vroeg het kapittel om steun maar het is twijfelachtig of hieraan ooit gevolg gegeven werd. De oudste kapelanie is in de kerk van Wortel ontstaan toen op 21 mei 1394 Heer Jan IV van Kuik, baron en heer van Wortel, „voor eeuwig en erfelijk‟ alle „dijkbroden‟ 15 schonk aan de 13
Jacques-Philippe Bonnaud werd geboren in Bras (departement Var in Z-Frankrijk) in 1757. Hij nam deel aan de Franse opmars in de Oostenrijkse Nederlanden, die leidde tot de overwinning door Jourdan bij Fleurus in 1794. Daarna voerde hij de cavalerie aan in het leger van Jourdan tijdens de Duitse campagne in 1796, maar dat werd hem fataal: tengevolge van een kapotgeschoten dijbeen stierf hij in Bonn in 1797. Het pleintje in het centrum van Bras, werd naar hem genoemd. 14 Hij beleefde de zware jaren van de Franse Overheersing. Wegens zijn hoge ouderdom en zwakke gezondheid kon hij onmogelijk op de vlucht gaan om zich te onttrekken aan de eed van „Trouw aan de Republiek‟ en hij legde dus wel die „verboden eed‟ af. Hierdoor bleef de kerk van Wortel tijdens de „Besloten Tijd‟ open voor de eredienst, mochten de klokken in de toren blijven hangen en werden geen andere vernielingen aangericht, want een wet van 1795 eiste bvb dat alle uitwendige tekens van de eredienst dienden verwijderd te worden en de armen van het kruis op de kerktoren moesten worden afgezaagd. 15 De Heer van Hoogstraten bezat in de 14° eeuw (en misschien al van toen Hoogstraten in 1210 tot „Stad en Vrijheid‟ werd verheven ?) het recht om de onderdanen te laten betalen voor het onderhoud van de wegen. In Hoogstraten was dat een „weggeld‟. Voor het onderhoud van een dijk (verlengstuk van Gelmelstraat en verbindingsweg naar de burcht) werd „dijkgeld‟ gevraagd. De inwoners van de Vrijheid betaalden in geld en die van buiten de Vrijheid betaalden in natura, dus in brood: het DIJKBROOD. Volgens akte moest het zo groot zijn dat
20 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
kapelanie van de H.Geest die in de kerk van Wortel zou opgericht worden. Tot dan werden deze dijkbroden aan de armen uitgedeeld, maar zodra de kapelanie tot stand zou gekomen zijn, moesten de H.Geestmeesters aan de kapelaan voor zijn levensonderhoud evenveel rogge leveren als de dijkbroden uitmaakten. Kapelaan zijn in Wortel stond gelijk met voortdurend leven in armoede want de inkomsten waren gering, terwijl de opgelegde taken niet te onderschatten waren. Voor sommige kapelanen was het een te grote uitdaging en enkelen gingen „door het lint‟: In 1578 voelde kapelaan Petrus Boyen zich erg benadeeld door de rampjaren van de Tachtigjarige Oorlog omdat de korenrenten, waarvan de kapelaan moest leven, niet meer betaald werden: de boeren werden te zwaar belast omdat ze veel soldaten moesten inkwartieren en dikwijls werden zelfs de graangewassen vernield en de hoeven geplunderd. Daar bovenop werd ook de kerk in 1583 platgebrand. De kapelaan zag het niet meer zitten en verwaarloosde zijn kerkdiensten. De pastoor moest dan al zijn taken op zich nemen en moest zelfs catechismusles geven wat eigenlijk de kapelaan diende te doen. Dit weerhield de kapelaan niet om toch gewoon zijn vruchten van de kapelanie te blijven innen. Het was te verwachten dat Petrus Boyen ontslagen werd en de man stierf in 1625 aan de pest.
„Snaveldokter‟ met masker, gevuld met kruiden, tegen de walgelijke stank van pestlijders.
Nog erger ging het in 1630 met E.H. ‘Meester’ Theodoor Van Kessel: hij had een graad behaald in de Hogeschool en liet zich als ‘Meester’ aanspreken maar later bleek dat hij gewoon een ‘mooiprater’ was. Hij kon het gemeentebestuur om de vinger winden en bekwam tal van (geldelijke) voordelen. Hij kon diverse ambten bekleden, was zowel koster als schoolmeester, maar telkens met betaling van een driedubbele rente en cijns vanwege de drie kapelanieën16 in de kerk, die hij zich had toegeëigend. Heel het parochiebestuur stelde toch het volste vertrouwen in hem en hadden de grootste verwachtingen, maar Th. Van Kessel was een gewiekst zakenman en zorgde er wel voor om niet, zoals zijn voorgangers, in Wortel armoede te komen lijden. Tot … op 4 en 5 juli 1630: toen kwam de bisschop naar Hoogstraten voor het Vormsel van de kinderen en pastoor Van der Voort van Wortel was ook op het feestmaal uitgenodigd. Terwijl hij aan tafel met veel lof aan de bisschop en de pastoor van Hoogstraten over zijn nieuwe kapelaan-koster-schoolmeester sprak, bleef deze alleen in Wortel achter. De ‘veel belovende’ kapelaan, zag toen de kans schoon en nam de sleutels van de kerk, stak de kostbaarste gewaden en al het geld dat er te vinden was op zak en vluchtte er mee over de grens (slechts een klein eindje verder) waar de Hoogstraatse schout of de drossaard hem niet te pakken kon krijgen. De ‘model’-kapelaan werd een gemene dief. Het zwaarste slachtoffer van de armoede was wel kapelaan Jan Schoofs: hij moest zijn inkomen te voet gaan inzamelen bij 50 personen in 6 verschillenden dorpen (er was nog geen scheiding met Rijkevorsel !) van wie de meesten zeer arm waren en moeilijk konden betalen. Na urenlange voetreizen kwam hij meestal van een kale reis thuis. Hij geraakte hierdoor helemaal de moed kwijt en zocht zijn troost in de drank. Natuurlijk werd hij door het bisdom ontboden om verantwoording af te leggen, maar hij schreef op 12 november 1715: ‘Naar Antwerpen komen is niet mogelijk want te paard rijden kan ik niet en te voet komen en onderweg bedelen durf ik niet…’ Met de jaren werd het er niet beter op: hij verwaarloosde nog meer zijn werk en liet de mensen in de kerk zitten wachten zonder op te dagen om de mis te lezen. Soms was hij 6 of 7 dagen afwezig zonder iets aan zijn pastoor te zeggen en liet hem zelfs daags voor Allerheiligen alleen in zijn biechtstoel zitten. Op de avond van 30 november 1725 men er 4 uit een „lopen‟ rogge kon van bakken. Een „lopen‟ rogge was ongeveer 30 pond, dus een dijkbrood woog dan ongeveer 8 pond. 16 In de kerk van Wortel bestond al sinds 1394 een kapelanie van de H.Geest (zie boven). Een halve eeuw later werd de tweede kapelanie ter ere van St.Antonius en St Cornelius opgericht (nieuw altaar betaald door de kasteelheer en de parochianen van Wortel, maar bestaat nu niet meer). Verder nog de kapelanie van O.L.Vrouw, (precieze stichtingsdatum niet bekend) die zeker al in 1455 bestond. Boven dit barokaltaar prijkt een schilderij (Maria-ten-Hemel-Opneming), waarvan men beweert dat het een kopie van een werk van P.P.Rubens zou zijn. Tenslotte in 1641, dus NA de tijd van „Meester‟ Van Kessel, richtte de St.Jorisgilde (kruisboogschutters) nog een vierde altaar op, gewijd aan St.Joris.
21 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
keerde hij weer naar huis na een uitgebreid herbergbezoek in Hoogstraten maar, totaal stomdronken en misleid door mist en duisternis, kwam hij in de gracht van het kasteel van Hoogstraten terecht en verdronk. De armoede-miserie kwam ten einde na de aanhechting van België bij Frankrijk. Nadat Napoleon in 1801 een concordaat sloot met de paus, werden een aantal maatregelen genomen inzake kerkelijke aangelegenheden. Als schadeloosstelling voor de inbeslagname van kerkelijke goederen, werden alle kerkelijke renten en cijnzen afgeschaft en het municipaal bestuur zorgde dan verder voor de bezoldiging van pastoor, kapelaan en priesters.
Het ‘kapelaanshuisje’ Het kapelaanshuisje was normaal de woning van de kapelaan of de onderpastoor. Het is steeds een klein armoedig huisje geweest: de inwonende kapelaan kon geen onderhoud bekostigen vanwege voortdurend geldgebrek. Sommige kapelanen verkozen dan ook bij hun ouders of familie in te wonen terwijl het huisje leeg stond en steeds meer in verval geraakte door regen, koude en wind. In een brief van 12 oktober 1740 van E.H. Jan Van Heyst uit Hoogstraten, gericht aan de bisschop, lezen we dat hij de post van kapelaan wel wou aanvaarden maar dan de toelating vroeg om bij zijn moeder in Hoogstraten te mogen blijven wonen want “dat de woning (beneficiënhuis) slechts uit een keuken en een heel klein opkamertje bestaat, dat helemaal in verval is en onbewoonbaar geworden. De regenten van Wortel weigeren ze te herstellen en ikzelf kan het ook niet wegens te geringe inkomsten en de pastoor laat niet toe dat ik op de pastorij zou komen inwonen”. Hij kreeg toen wel die toelating maar moest dus dagelijks te voet van „Kapelaanshuis‟ vandaag. Er is bijna Hoogstraten naar Wortel komen om zijn taken te niets aan veranderd sedert 1787. vervullen. Nog geen 4 jaar hield hij dit vol want hij overleed al in 1744. Toen in 1783 een nieuwe kapelaan E.H.Henricus Brosens benoemd werd, verhuurde hij het huisje met hof maar in 1785 wou hij zelf in het „beneficiael huys met hof‟ op het kerkhof komen wonen alhoewel de vloer, het dak, de vensters en de deuren totaal versleten waren en het geheel op invallen stond. Hij voelde er zich toe gedwongen, omdat er in Wortel geen ander huis, passend voor een priester, te vinden was. Omdat de herstellingswerken zijn vermogen te boven gingen, vroeg hij in 1787 aan de bisschop een lening van 400 gulden, waarmee hij het huisje toch enigszins geschikt zou kunnen maken voor een priester. Zijn verzoek werd ingewilligd en het uitzicht van het huidig huisje klimt dus waarschijnlijk op tot deze verbouwing. Niet vergeten dat de kapelaan dikwijls ook tegelijkertijd nog koster was en tevens ook als schoolmeester zijn lessen in dat zelfde huis moest geven, tot er aan de westgevel een tweede ruimte aangebouwd werd, die nog tot 1873 als dorpsschool gebruikt werd.
DEEL 3 WORTEL ALGEMEEN Het ‘beschermd landschap’ van Wortel Aan het kerkhof ligt het schilderachtige, zeer oude (anno 1787) „beneficiënhuis‟ (of „kapelaanshuisje‟) dat, samen met de kerk en de twee oude lindebomen, deel uitmaakt van het meest bekende dorpsgezicht17 van Wortel. De kerk en het kerkhof werd al geklasseerd als monument in 1950 en het landschap rond de kerk en het kerkhof werd met een KB van 7 juli 1975 tot “beschermd landschap” gepromoveerd. Dit omvat het pleintje en de twee lindebomen,
Het bekende dorpsgezicht: pleintje met oude hoeve (tot 1980 een café), kapelaanshuisje, kerk en 2 lindebomen.
17
Gelukkig zijn de plannen (omstreeks 1955) om het kapelaanshuisje af te breken en er een nieuwe pastorij te bouwen, nooit uitgevoerd.
22 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
het kapelaanshuisje en de omringende tuintjes. Het kapelaanshuisje, vroeger eigendom van het kerkfabriek en begin jaren 1990 verkocht, moet vanwege deze klassering het uitzicht van toen ongeschonden bewaren. In dit landschap lag ook het volkscafé „Verzekering tegen Dorst‟ dat een voorname rol speelde in al het dorpsgebeuren. Vlak bij kerk en kerkhof gelegen, was het de ideale plek om mensen te ontmoeten: verzamelplaats na de mis, bij de koffie na de begrafenis, op het einde van een processie, het was het stamcafé van alle verenigingen (en er waren er veel in Wortel in de tijd van voor de TV !) ... Het zat er altijd vol mensen en een piano hield er de stemming in. Er werd gedronken (soms te veel), gelachen, gezongen, geknuffeld, geruzied en soms ook gevochten maar vooral veel plezier gemaakt. In deze sfeer, werd in 1953 Guido Versmissen geboren, beter bekend als Guido Belcanto, die „tegendraads‟ zijn leven opbouwde als „Den Ivo‟ in de deur „Zanger van het Levenslied‟ en nog niet goed weet of hij van zijn café. man of vrouw is. Zijn eerste vijf levensjaren speelden zich af tussen kerk, tapkast en juke-box, wat zijn latere carrière bepaald Guido Belcanto heeft. Tot de laatste uitbater Ivo De Clerck de zaak sloot in 1980: een gemis voor vele Wortelaars van de oudere generatie, want het gaf toch een veilig gevoel om „verzekerd‟ te zijn. Vroeger had Wortel, met een veel kleiner bevolkingsaantal, zelfs 27 café‟s nodig om te voorzien in de behoefte aan drank ! Let wel dat men toen het voedsel in zout of pekel moest bewaren omdat er nog geen koelkasten bestonden. En dat veroorzaakt dorst. Daarom !
Dorpsschool Wie de eerste dorpsschool oprichtte, is niet bekend maar als eerste schoolmeester kennen we Geert Boterpot in 1559. Hij werd daarna kapelaan en tenslotte pastoor van 1571 tot 1593. Sindsdien kwamen de leerlingen steeds naar de „dorpsklas‟ in het „beneficiael‟ huis, en vanaf 1630 moesten ze 2 stuiver per maand betalen aan bovengenoemde kapelaan-school-‟Meester‟ Th. Van Kessel, die dit „schoolgeld‟ van het gemeentebestuur had afgedwongen (zie „De kapelaan‟). Een eerste poging om er een echte school van te maken kwam er in 1632 toen pastoor Hendrik Van der Voort met „De dorpsschool‟ door Jan Steen (°1626-†1679) het kerkgeld een schoollokaal begint op te timmeren aan het huis bij het kerkhof. Dertig jaar later werd er weer aan gebouwd en in de volgende eeuwen werd het schoolgebouw door het dorpsbestuur onderhouden, want de school was er voor al de kinderen van de parochie Wortel maar ook voor de vijf gehuchten Bolk, Kerschot, Achtel, Leemputten en Houterle, die kerkelijk tot de parochie Wortel behoorden maar bij het concordaat van 1802 tussen paus Pius VII en keizer Napoleon, aan Rijkevorsel toegewezen werden. Pas in 1874 kwam Bolk en Keirschot, op verzoek van de inwoners, terug bij Wortel.
Bemerk de aanbouw van pastoor Van der Voort, tegen het „beneficiaelhuis‟: dit was de dorpsschool tot 1873. © Stedelijk Museum Hoogstraten
Gewoonlijk was er alleen les in de wintermaanden want in de zomer moesten de kinderen het vee hoeden of helpen op het veld. In de voormiddag waren er twee lessen tussen 8 en 11 uur en in de namiddag nog van 1 tot 4 uur. Van de schoolmeester werd geëist dat hij kon lezen, schrijven en spellen, dat hij welgemanierd was en het goede voorbeeld aan de kinderen kon geven. Arme kinderen mochten zonder betaling de lessen bijwonen zonder dat de schoolmeester ze mocht verstoten. Hij moest er voor zorgen dat de kinderen naar de kerk gingen en op zon- en feestdagen moest hij met hen naar de mis gaan, hij moest ze kerkzangen aanleren en leren om
23 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
godsvruchtig te bidden. Ook moest hij aan 2 of 3 kinderen, die er zin voor hadden, na schooltijd zangles geven. Het aantal leerlingen was sterk afhankelijk van de bekwaamheid van de schoolmeester. Toen er in 1816 wel 50 leerlingen waren, uit Wortel en zelfs uit de verst afgelegen gehuchten (de zoon van de zeer oude meester Heylaers deed al het werk) besloot de gemeenteraad om het deel van de school dat als woning van de onderpastoor bestemd was, aan te hechten aan de school: er diende slechts een scheidingsmuur weggeslagen te worden. In deze aldus vergrote kapelaanswoning werd nog tot 1873 les gegeven. Daarna werd in het dorp door de beroemde architect Pieter Jozef Taeymans (die zowat in heel de Kempen diverse bouwwerken in zijn aparte bouwstijl heeft neergezet: zie KT 45 okt-nov-dec 2006) een nieuwe school met woning voor de onderwijzer opgetrokken 18. Onder meester Gevers verdubbelde het aantal leerlingen, zowel in de zomer als in de winter en steeg zelfs tot boven de honderd. Meester Gevers kon dat alleen niet meer baas maar zijn zoon August (°1856-†1941), die in de normaalschool in Lier een diploma behaalde, kwam in 1877 in dienst als hulponderwijzer en verrichtte er ook uitstekend werk. Maar in 1879 kende Wortel ook zijn schoolstrijd: de verkiezingen van 1878 brachten een liberale meerderheid Gemeenteschool in het dorp met woning onder Frère-Orban in het Parlement en de radicaalliberale voor de onderwijzer door P.J.Taeymans. onderwijsminister P. Van Humbeek kwam op 1 juli 1879 © Stedelijk Museum Hoogstraten boven met een wet, die bepaalde dat iedere gemeente een officiële staatsschool moest bezitten, waar alle onderwijzers het diploma van een officiële Normaalschool moesten hebben en waar het godsdienstonderricht buiten de lesuren moest gegeven worden.
De woning van de onderwijzer werd vanaf 1940 (voordien op Grote Plaats) gebruikt als Gemeentehuis tot de fusie der gemeenten in 1977. Nadien bibliotheek en jeugdlokaal.
Deze wet ontketende een vloed van protesten: het bisdom verbood de pastoors nog de sacramenten toe te dienen aan het onderwijzend personeel en aan de ouders van kinderen die naar deze „goddeloze‟ school gingen.
In Wortel kwam het echter niet zover maar toen pastoor Lambrechts in 1879 een Vrije School oprichtte, die hij eerst nog plaatste in het zaaltje van de kapelaanswoning aan het kerkhof (waar tot 1873 © Stedelijk Museum Hoogstraten nog gewoon les gegeven werd) maar later overbracht naar het huis van Jef Michielsen op de Rooimans, liep de gemeenteschool in het dorp bijna leeg. De plaats van hulponderwijzer voor zoon August Gevers viel daarom weg. Omdat meester Gevers in de gemeenteschool op zijn post bleef, werd hij direct bestempeld als liberaal of “geus”. Heel het dorp werd daarop in twee kampen verdeeld: enerzijds de aanhangers van de onderwijzer, die “geuzen” genoemd werden maar in de minderheid waren, en anderzijds de rest van het dorp. De “geuzen” voelden zich niet veilig en hoekten samen achteraan in de kerk onder het oksaal. Jaren later werd dit nog de “geuzenhoek” genoemd ! Toen vader Gevers in 1883 vanwege hoge ouderdom zelf ontslag nam, kwam zoon August terug in dienst en bleef er gemeenteonderwijzer tot 1910. De August Gevers 1895 faam van vader Gevers was zo groot dat zijn leerlingen na zijn dood in 1891 op het kerkhof van Wortel voor hem een grafzerk opgericht hebben en hem in het opschrift vernoemden als „de eerste gemeenteonderwijzer‟. Even verder ligt ook zoon August Gevers begraven met zijn vrouw. Beide scholen bleven bestaan tot 1884. De Vrije School werd dan een „aangenomen‟ school waar twee zusters Ursulinen uit Het Spijker19 in Hoogstraten voor de opvoeding en het 18
Deze realisatie van P.J.Taeymans mag aan het lijstje van zijn werken in KT45 toegevoegd worden. Het Spijker : Spijker is afgeleid van het Latijnse woord „spicarium‟, dat graanzolder betekent. Omdat dit woord onzijdig is, spreken we van „HET‟ Spijker. In het Duits kennen we ook „Speicher‟ dat (koren- of graan-)zolder 19
24 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
onderricht van 50 meisjes en 18 kleuters werden aangesteld. Spoedig werden een meisjesschool en een kleuterschool (1898) opgericht. De Gemeenteschool in ‟t dorp telde toen nog maar 35 jongens. In 1977 werden in België alle gemeenten gefusioneerd en de zelfstandige gemeente Wortel „was‟ niet meer en werd dan maar met alle eerbetoon ten grave gedragen. Ook de dorpsschool onderging grondige veranderingen: vanaf het schooljaar 1977-1978 sloot het vrij onderwijs aan bij het gemeentelijke en werd het onderwijs in Wortel gemengd. De hele Wortelse schoolgemeenschap sloot aan bij de gemeentescholen van Hoogstraten en vormde er één geheel Plechtige begrafenis van Wortel mee: “Gemeentelijke Basisscholen Hoogstraten”. De in 1977 gemeentelijke basisschool Wortel (ook gekend als 'de Wijsneus') beschikt nu over twee vestigingen: de lagere school in het dorp en de kleuterschool op de Rooimans.
De Melkerijgeschiedenis Een ander voorval, waarbij de dorpsgemeenschap in twee kampen werd verdeeld, heeft te maken met de melk. In een landelijke gemeente zoals Wortel zijn natuurlijk veel koeien en voor de behandeling van de melk was er tot de jaren 1930 op de Grote Plaats een melkerij aanwezig. Op een zeker moment (de capaciteit van deze melkerij was te klein geworden) wilde het merendeel van de bestuursleden aansluiten bij de –nog op te richten- melkerij van Merksplas. Ook de Boerenbond ondersteunde dit idee. Maar dat was niet naar de zin van vele boeren, die liefst alles zelf wilden beheren en geen „vreemde pottenkijkers‟ in hun huishouden wilden. Zo was nu eenmaal de „kleindorpspolitiek‟: „inwijkelingen‟ werden steeds geweerd of argwanend aangekeken. Deze mentaliteit leeft tegenwoordig nog onder vele (meestal oudere) dorpelingen. Het meningsverschil was niet eenvoudig op te lossen want, als niet àlle boeren meededen om in Wortel zelf te investeren in een nieuw gebouw, was de onderneming te gewaagd en zelfs dan nog –zo zegden de voorstanders van de verhuis naar Merksplas- zou men het niet volhouden. Toch is ieder zijn eigen weg gegaan: een deel sloot aan bij de melkerij van Merksplas en op last van een ander (koppig) deel van de Wortelse boeren werd een nieuw gebouw neergezet in de Zandstraat. De strijd die toen gevoerd werd, de vetes die toen zijn ontstaan, de gevechten die tot op de speelplaats tussen de leerlingen werden geleverd, waren van die aard dat alleen de tijd hieraan een einde heeft kunnen stellen. Het is pas na de sluiting van de melkerij van Merksplas (jaren 1980) dat men er weer durfde over schrijven want tot voor kort konden de voorstanders van Merksplas nog zeggen: “We hadden het toch gezegd dat het in Wortel niet lang zou duren !” Inderdaad, in Wortel duurde het niet lang: slechts enkele jaren tot de oorlog uitbrak en de Duitsers de melkerij voor goed stillegden. Toch hebben de Wortelse boeren een gebouw neergezet Oud-Melkerij in Wortel in de jaren 1980 dat de tijd trotseerde en zich voortdurend heeft aangepast: na de sluiting van de melkerij werd het gebouw gebruikt als opslagplaats van de naburige bouwfirma Horsten (bestaat niet meer), er werd papier tot pulp verwerkt voor Rovana, nadien kwam er een vestiging van een metaalconstructiebedrijf en een tijd was het de “First One”, wat men in die tijd vergeleek met „Vorst Nationaal‟. Van op die plaats klonk ook de stem van de vrije radio „Kiosk‟, tot die in beslag genomen werd door de overheid in 1980.
De Molen
betekent. Op die plaats stond in de 16° eeuw een voorraadschuur voor graan, dat de Hoogstraatse boeren voor hun Heer in het kasteel moesten afstaan. De school is heel sober begonnen in 1832 met 3 zusters Ursulinen en 6 leerlingen die opgeleid werden tot „demoiselles bien éducées‟ …
25 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
Hoogstraten is goed voorzien van de windmolen “Salm-Salm” en de olieslagmolen “Laermolen”, bij de Mark. Maar ook Wortel heeft een lange molengeschiedenis, die bovendien ook op bovengenoemde Hoogstraatse molens betrekking heeft. Een zekere Hendrik Schrauwen was vanaf 1736 molenaar van de windmolen Salm-Salm te Hoogstraten. Hij woonde in 1747 in de herberg “Sint Joris” in Wortel en men noemde hem toen „de meester-molder alhier‟. En eveneens rond die tijd woonde Jasper van Waterloo in Wortel. Hij was een hoogbekwaam molenmaker en had als vakman een zeer goede reputatie want op 27 december 1750 werd hij door de hertog van Hoogstraten 20 uitgekozen om een staat op te maken van de toestand der diverse onderdelen van de Laermolen aan de Mark. Er bestond toen blijkbaar ook al „kwaliteitscontrole‟ ! Een belangrijke opdracht dus, die aan een Wortelse ingezetene werd toevertrouwd. Is er in Wortel zelf dan geen molen ? Helaas nu niet meer, maar vroeger wel, want als men van de Grote Plaats naar de Kolonie wil gaan, moet men over de Molendreef. Deze naam is niet vanzelf ontstaan, want men passeert langs de plaats waar vroeger een windmolen gestaan heeft en deze molen heeft natuurlijk zijn geschiedenis. In april 1809 kwam Jan Cornelis Penen, een tijkfabrikant, samen met zijn dochter Maria-Barbara vanuit Brussel in Turnhout wonen. Hij bouwde er een houten staakwindmolen, die „Tikkenhaan‟ genoemd werd, geïnspireerd op de naam van een hoeve die er recht tegenover stond (hoek Grimstedestraat en Kwakkelstraat, bij het De eerste houten standerdmolen in Wortel met (verdwenen) kerkhof). In 1813 koopt molenven. Foto voor 1904. Alexander de la Roche de Marchienne uit Harveng (Henegouwse dorpje op 8 km ten zuiden van Mons) deze molen en verpacht hem. Deze Alexander bezat meerdere molens in Stenen molen 1905 - 1960 Turnhout, zoals de Goormolen, de molen van de Vraneakker en © Sted. Museum Hoogstraten de Rosmolen, die hij allemaal verpachtte, want daar leefde Alexander van. Na enkele jaren bleek dat de molen zonder gebruik was en Alexander verzocht en kreeg de toestemming (per KB 2-XI-1824) om de molen naar Wortel over te plaatsen, omdat hiermee het graan uit de opbrengst van de pas gestichte Rijksweldadigheidskolonie (zie verder deel 2) kon gemalen worden en ook zouden de Wortelse boeren er baat bij hebben, want ze hoefden dan niet meer de lange weg naar de Hoogstraatse Laermolen te gaan om hun graan te laten malen. Op 23 december 1835 wordt de molen „Tikkenhaan‟ openbaar verkocht door de zoon van Alexander en de nieuwe eigenaar wordt Franciscus Dens, burgemeester van Wortel. Toen deze stierf in 1841, kocht Johannes Petrus Schellekens, deze houten standaard windmolen met bijhorende grond. Die Johannes Petrus Schellekens was een merkwaardige man. Hij kwam in 1828 naar Wortel om er een Wortelse „schone‟ te huwen, werkte een tijd als bediende op het kasteel en bracht het tot burgemeester van Wortel (1836-1872). Vanuit deze positie en bijhorende hoge welstand (smeergeld ?) lukte het hem een maalvergunning te krijgen met de toestemming om de graanmolen in Wortel uit te baten. De volgende generaties Schellekens bleven van vader op zoon de molenaars in Wortel. In 1904 brandde de molen af en de molenaar Louis Schellekens gaf opdracht aan aannemer Horsten (zie Kolonie deel 2) een stenen romp te metsen die 16 m hoog werd. In Rijpwetering (bij Leiden, Zuid-Holland) werd een molen aangekocht. De hele molenvracht, binnenwerk, raderwerk met wieken, de zware molenas, enz. werd per schip vervoerd tot St.Jozef-Rijkevorsel
20
Wat is een „oerts‟ ? Hier links vooraan staat er een, vlak bij de opslagplaats voor bomen. © Stedelijk Museum Hoogstraten
Nicolaus Leopold graaf van Salm-Salm, hertog van Hoogstraten (°1701-†1770)
26 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
en dan verder per „oerts‟21 met zware paarden getrokken tot Wortel. Toen het binnenwerk in de nieuwe romp geplaatst werd, was het hele dorp op de been. Zelfs de schoolkinderen kregen vrijaf om deze gebeurtenis bij te wonen. Ook de aanleg van de berg rond de eigenlijke molen was een zwaar karwei waarvoor ettelijke karren zand met man en paard tot bij de molen moesten gebracht worden. In 1934 besloot Flor Schellekens, zoon van Louis, om de wieken van een metalen bekleding te voorzien („verdekkeren‟) om beter de wind op te vangen en dat was weer aanleiding tot een feest: er werd gewed voor een stoopje jenever voor al wie het aandurfde een volle slag op de wieken mee te draaien. Enkele stoere kerels volbrachten deze ongewone luchtreis. In het voorjaar 1954 werden de wieken door een stormwind vernield en kort daarop werd windkracht vervangen door een dieselmotor. In 1960 werd een nieuwe dakbedekking geplaatst, want de kap, het vangwiel en wieken werden verwijderd. De molenas werd overgebracht naar de „Stadsmolen‟ in Hulst (Nederland). Sinds 1974 werkt de Wortelse molen met elektrische aandrijving maar begin jaren 1980 werd ook de „molenberg‟ Stenen romp als graansilo weggenomen en moesten zolders en roerend werk plaats maken © Stedelijk Museum voor de inbouw van een metalen graansilo voor het Hoogstraten mengvoederbedrijf van de laatste molenaar Harry Schellekens, zoon van Flor Schellekens en Mina Coppens, die zelf ook uit een groot molenaarsfamilie kwam. Zij had blijkbaar een voorgevoel van het einde want zij schreef een boek „Het molenaarsgeslacht Schellekens‟ om de hele geschiedenis voor het nageslacht te bewaren (niet altijd waarheidsgetrouw, vooral wat de oorsprong van de molen betreft). Uiteindelijk moest Harry zijn zaak sluiten en de molen is in 2004 met de grond gelijk gemaakt en maakte plaats voor een nieuw bedrijf: Stellingverhuur Goossens (SVG) met enorme opslagloods. Toch is niet alles weg, want de naam van de baan die langs de molen naar de Kolonie voert, bleef de „Molendreef‟.
Hertogelijke hoeven In zijn hoedanigheid van Heer van Hoogstraten, bezat Niklaas Leopold van Salm-Salm in de 18¨eeuw veel hoeven en landerijen, verspreid over verschillende dorpen die tot zijn gebied behoorden. Regelmatig werden die verhuurd van half maart tot half maart. Dit zijn de zogenaamde „Hertogelijk Hoeves‟. De Bouwhoef is er zo een, maar er stond in het Wortelse dorpscentrum op de hoek van de SintDezelfde “Hertogelijke Hertogelijke hoeve Wortel tot 1960 hoeve” maar nu in Bokrijk Janstraat en de Grote Plaats © Stedelijk Museum Hoogstraten © Stedelijk Museum Hoogstraten ook een „hertogelijke‟ hoeve. In 1960 werd deze hoeve en schuur afgebroken en terug opgebouwd door dr. J. Weyns in Bokrijk. Het enige wat van deze hoeve in Wortel is overgebleven, is de waterput, een „stille‟ getuige. De kasteelheren leefden eeuwen lang van de verpachting en de opbrengst van verscheidene hoeven die over hun grondgebied verspreid lagen (zie ook voetnoot 19 over de oorsprong van het „Spijker‟). Zo was er Frank van Borselen, Heer van Hoogstraten van 1442 tot 1470, die zijn inkomsten had van twee hoeven die in het Bouwhoefse bos lagen tegenover het Gelmelslot en onder Wortel vielen. Om deze hoeven te kunnen bouwen, was dat bos al rond 1250 gedeeltelijk gerooid.
Bouwhoef van 1772. Foto voor WO II. Vernield in 1942 door een „misplaatste‟ brandbom.
21
Een oerts (soms „oets‟) is de gewesttaal voor een wagen die lange boomstammen en zware vrachten kan vervoeren.
27 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
Toen in 1772 dringend reparatie aan de gebouwen nodig was, voegde Hertog Maximiliaan van Salm-Salm beide hoeven samen tot één „Bouwhoef‟, soms ook genoemd „Kasteelhoef‟ of „Blauwhoef‟, (omdat het dak lange tijd met blauwe pannen bedekt was). Deze hoeve ligt op een hoogterug langs de baan naar Wortel maar toen deze baan rond 1850 werd rechtgetrokken, staat ze in een afgesneden bocht eventjes van de baan verwijderd (ter hoogte van de fabriek „De Ster‟). De hoeve werd met een brandbom vernield in 1942 door een Engels vliegtuig dat in moeilijkheden verkeerde en zijn lading moest lossen. Ze werd terug opgebouwd, maar in een moderne versie, en wordt nu als vakantieboerderij uitgebaat.
Personaliteiten uit Wortel Jazeker, Wortel heeft ook zijn BV‟s. In het dorp zelf wordt Juul Noeyens vereenzelvigd met de legendarische kermiswandelingen (Wortel-Kermis in juli) die hij van 1970 tot 1989 organiseerde en waar bijna heel het dorp op vertegenwoordigd was. Verspreid in het dorp ziet men (bescheiden) gedenkplaatjes waar zijn wandelingen op vermeld worden. Elke wandeling situeerde hij in een historisch kader dat hij op ludieke wijze aan de deelnemers overdroeg. In dit artikel zijn hier en daar nog enkele andere wetenswaardigheden verwerkt, zoals Juul ze verteld heeft.
Juul Noeyens met zijn klas 1946-47
Juul Noeyens werd geboren in Wortel-Kolonie in 1921 en overleed in 1991. Hij was slechts 21 jaar toen hij de functie als onderwijzer overnam van zijn voorgangster, die overleden was. Tijdens de oorlogsjaren bleef hij interimair maar in 1945 werd hij vast benoemd en
bracht het in 1982 tot schoolhoofd. Hij was ook een kenner van alle smokkelpraktijken die in en bij Wortel plaatsvonden en schreef er boeiende verhalen over. Van een doorwinterde smokkelaar vernam hij een geheime doorgang die vroeger, tijdens de eerste wereldoorlog, al gebruikt werd om onder de gevreesde “elektrische draad” (zie KT50 jan-feb-mrt 2008 en KT54 jan-feb-mrt 2009) naar Nederland te ontsnappen. De Duitsers hadden dat gat wel ontdekt en versperd in 1916. Maar pientere naoorlogse smokkelaars hebben het stiekem terug open gemaakt. Het werd in het milieu het „smokkelbruggeske‟ genoemd: hoeveel sacharine, boter, petroleum, tabak en sigaren er ooit langs daar het land binnenkwam, is niet te schatten ! Koeien, vaarzen en varkens konden er wel niet door, want men moest door de Moerloop kruipen, onder een smalle brug door, die verborgen was in het struikgewas. Deze weg heeft lange tijd dienst gedaan voor hen die het wisten ! Maar de douaniers (die zijn ook niet van gisteren) kregen er uiteindelijk lucht van, net zoals destijds de Duitsers. En dan was het afgelopen. De bekende toneelspeler Robert Marcel (geboren als Robert Houtmans) zag in 1900 het levenslicht in Wortel. Hij speelde zowel toneel bij de KNS als in film en TV. Hij acteerde in het legendarische TV-spel „Drie dozijn rode rozen‟ waarmee de Vlaamse televisie (toen nog NIR) op 31 oktober 1953, haar eerste uitzending in Vlaanderen op de beeldbuis bracht. Dat is wel al lang geleden maar toch zal er bij de meesten misschien nog ergens een herinnering zijn blijven hangen uit de jaren 1960 (toen was de TV al BRT geworden) met andere „wereldberoemde‟ TV-spelen, waarin hij figuren vertolkte als Jef de Smid, in „Wij, Heren van Zichem‟ of Jeroom in „Jeroom en Benzamien‟ (beide naar boeken van Ernest Claes) en nog vele andere. Hij overleed in Malle in 1987.
Robert Houtmans, alias Robert Marcel
Ook de kunst- en glasschilder Jan Huet (°1903-†1976). Iedereen kent hem zeker. Hij is ook in Wortel geboren, zij het op de Kolonie. Met betrekking tot dit artikel over Wortel, verwijs ik naar de glasramen die hij in 1935 vervaardigde voor de Sint Jan Baptistkerk. Ze geven een voorstelling van 3 taferelen uit het leven van de patroonheilige van de kerk: de aankondiging van zijn geboorte, het doopsel van Jezus in de Jordaan en zijn onthoofding. Zijn oeuvre is zeer uitgebreid want hij werkte letterlijk tot op de vooravond van zijn dood.
28 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
Op vele plaatsen in de Kempen en ook ver daarbuiten zijn kunstwerken van zijn hand te bewonderen. Over zijn werk en zijn leven is uitvoerig geschreven in KT48 (jul-aug-sep 2007) En tenslotte is de showbizz vertegenwoordigd met de eerder genoemde Guido Belcanto, die nog af en toe in zijn geboortedorp komt optreden. Zijn laatste (gratis) concert had plaats op 29 augustus 2010 op het plein achter de kerk en zijn podium stond tegenover de voordeur van zijn geboortehuis. Dit was de derde keer dat hij in Wortel optrad en zijn vorig optreden was al ruim 15 jaar geleden. Het plein (normaal een parkeerplaats) werd voor de gelegenheid omgedoopt tot „Vagebondplein‟, verwijzend naar het toevluchtsoord voor landlopers en bedelaars waarvoor Wortel lange tijd bekend stond. Meer bijzonderheden hierover in een volgend nummer van de KT ! Wortel heeft ook zijn helden: beginnen we met pater Jos De Clerck (geboren in 1894 in Wortel), die 4 jaar lang als brancardier in de loopgraven aan het IJzerfront dag en nacht het doodsgevaar trotseerde en dan in 1924 vertrok als pater-scheutist op missiezending naar China waar hij in 1929 aan tyfus bezweek. Zijn grafmonument (een replica van zijn zerk in Mongolië) staat naast de kerk. Nog andere Wortelse paters hebben diensten bewezen in het toenmalige Kongo. Sommigen zijn er helaas aan tropische ziektes bezweken of als martelaar bij de onlusten rond de onafhankelijkheid omgekomen en op dit moment zijn er nog een aantal bezig met het vervullen van hun opdracht . Tijdens de laatste wereldoorlog hebben enkele Wortelaren zich verdienstelijk gemaakt in de weerstand en op het front. Een monument werd voor hen in het dorp opgericht.
Monument der gesneuvelden Foto rond 1950 (bemerk de herstelde oorlogsschade aan de gevel en het dak van de hoeve achter het monument). © Stedelijk Museum Hoogstraten
Een speciaal geval was wel Martial (Ti) Van Schelle: hij werd geboren op de Diept (in de top van de driehoek van de Kolonie) in 1899 en stierf in Breendonk aan de executiepaal in 1943. Deze figuur zal ook in het volgende deel over Wortel Kolonie nader toegelicht worden.
Besluit Wortel mag dan een klein onbeduidend dorpje zijn, maar heeft in de loop der geschiedenis toch zijn belangrijkheid bewezen. Bijna kan men stellen, dat er geen Hoogstraten zou geweest zijn als niet eerst Wortel zou bestaan hebben.
‘De Voorhoede’ door David Huet
Het dorp is geleidelijk ontwikkeld en vele oude gebouwen en plaatsen zijn helaas, samen met hun charme van weleer, verdwenen, echter niet zonder duidelijke sporen te hebben nagelaten. Het straatbeeld is tegenwoordig aangepast naar moderne
Gezellig onder de Boompkes … (voor WO I)
© Stedelijk Museum Hoogstraten normen, ten voordele en (soms) tot genoegen van de bewoners. Een frappant voorbeeld is wel „De Boompkes‟, dat van een ordeloos pleintje met willekeurig geparkeerde auto‟s nu een sieraad is geworden, getooid in 1997 met een veelzeggend kunstwerk22 en zelfs een openbare telefooncel !
In dit artikel is zeker niet alles over Wortel gezegd, want in volgend artikel komt heel de uitleg over de Kolonie, waarmee Wortel (en Merksplas) tot ver over de grenzen haar bekendheid verworven heeft.
22
„De Voorhoede‟ : Arduin staat voor de aarde, Water voor de vruchtbaarheid, Brons neemt de plaats van de mens in. Hiermee willen wij de landbouw verheffen tot fysieke en geestelijke status van Wortel als bodem, die alles in stand hield tot vandaag de dag en die onmiskenbaar bijdroeg tot de glorierijke status van Hoogstraten.
29 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
BEZOEK
AAN
IKONENVERZAMELING SD-WORX
IN
ANTWERPEN
Op woensdag 13 oktober 2010 bezochten we de ikonenverzameling van SD-Worx in Antwerpen. We waren te gast bij SD-Worx op de Brouwersvliet in hartje Antwerpen. De eerste lijst van deelnemers was zo snel volgeboekt, dat er velen op hun honger bleven zitten. Na een nieuwe aanvraag zijn we nog eens deze unieke verzameling gaan beleven op 8 november 2010. Even meer informatie over SD-Worx. SD Worx is gespecialiseerd in human resources management. Klanten krijgen een complete dienstverlening: payroll, hr-diensten en juridisch advies. Door de jarenlange ervaring met loonberekening en personeelsbeleid is SD Worx voor de Belgische en de Europese bedrijfswereld de ideale partner bij het streven naar een resultaatgericht personeelsbeleid. Een verslag hierover door Raf Waeyaert. Onze gids, Jo Vertommen, verwelkomt de GIVAK-delegatie en situeert even de geschiedenis en aciviteiten van SD-Worx. Dit groot sociaal secretariaat (opgericht op initiatief van het VEV) bezit een collectie van wel meer dan 900 ikonen. Een deel ervan zijn permanent geëxposeerd op de zetel van de firma op de Brouwersvliet n° 5 in Antwerpen. De ikonen die we kunnen bewonderen zijn zowat fifty-fifty op hout en metaal “geschreven” (!). We mogen vooral niet: met Westerse ogen naar ikonen kijken ikonen als pure kunst benaderen , immers niet alle ikonen zijn noodzakelijk vanuit een esthetisch standpunt geschilderd de waarde van ikonen onderschatten want SD X Worx heeft bewust in deze ikonen geïnvesteerd We doen er daarentegen goed aan ze te benaderen vanuit het standpunt waarvoor ze dienen: het zijn religieuze voorwerpen. Een origineel ikoon verwijst naar de Griekse orthodoxie, d.w.z. naar de juiste leer op het hoogtepunt van het Byzantijnse Rijk. Een echte ikoon hoeft ook niet origineel te zijn; kopiëren is geen lelijk woord in de orthodoxie. Eigenlijk worden ikonen “geschreven” en de gelovige wordt geacht die te “lezen” vanuit een religieuze benadering. Met welk doel werden/worden ikonen dan “geschreven”? ter verering van Maria, van Jozef, van Nicolaas, van heiligen, van monniken stichters van kloosters, 30 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
als visuele verhalen ter lering van zowel het O.T als het N.T. maar ook van de apocriefe verhalen als een religieuze daad door een schilder die van onberispelijk gedrag moet zijn Hoe maakt men ikonen? uit hout van de streek, best niet harshoudend en zonder knoesten, zaagt men een plank uit het kwartier dicht bij de kern van de boom die dus het minst zal krom trekken om de ikoon te beschermen tegen schade van de brandende kaarsen en van het kussen wordt het paneel in het midden enkele millimeter uitgehold dan wordt er krijtlijm en linnen gebruikt afwisselend in soms 7 (heilig getal!) lagen die de feitelijke onderlaag, de levkas vormen daarop komt dan de tekening met de losse hand of gekopieerd of gecalqueerd met houtskool of nagetrokken van een karton waarvan de hoofdlijnen werden uitgesneden dan bepaalt de schilder waar goud moet komen (dat refereert naar de eeuwigheid bv. in het aureool) of geel dat goedkoper is goud wordt aangebracht op een boluslaag, dit is rode klei die vermengd wordt met eiwit waarop men dan het goud als plaqué legt het goud wordt dan met agaatsteen gepolijst waarna ofwel volgens de oudste, encaustische methode, laag op laag kleurpigmenten al dan niet van minerale of plantaardige oorsprong wordt aangebracht met hete was ofwel volgens de tempera-methode (vanaf half de 3e eeuw) het bindmiddel eigeel is; de verf wordt met een smalle dunne borstel aangebracht. In ateliers wordt het eigeel vooraf met azijn vermengd om de kleur sneller te doen drogen uiteindelijk moet er op geschreven worden welke figuur er afgebeeld wordt, of welke feestdag of bijbels verhaal er verteld wordt eenmaal afgewerkt met olifa als beschermende olie-harslaag, moet de ikoon goedgekeurd worden door de priester die ze kritisch “leest” indien afgekeurd moet de ikoon verdwijnen, de ogen worden uitgestoken . Ikonen die niet (meer) voldoen zal men soms ook verbranden , die asse wordt dan wel op aswoensdag gebruikt, ofwel wordt een oude half vergane, niet meer bruikbare ikoon in een soort graf „te rusten gelegd‟. Dikwijls wordt achteraf de ikoon als teken van verering „versierd „ ter teken van grote verering met een metalen (zilveren, emaile, zelfs gouden enz) voorzetsel, waarbij het hoofd en de handen vrij blijven. Maria is een der meest voorkomende items op ikonen. de figuur van Maria kan men in honderden types aantreffen op ikonen , elk met hun eigen benaming men spreekt niet van O.L. Vrouwke maar van de Moeder Gods ; het is immers Jezus die centraal staat, zelfs op een Mariaikoon Maria wordt niet naar levend model afgebeeld, maar de Moeder Gods heeft zichzelf aangeboden aan de apostel Lucas Types van afbeeldingen van Maria: 31 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
“de hodrigetia”, de oorspronkelijke Moeder Gods, „zij die verwijst‟: Maria en kind worden statisch, los van elkaar afgebeeld met weinig emotionele band tussen beiden, zeer byzantijns. “de eleousa”, „de erbarmelijke‟ : hier neigen de hoofden naar elkaar in een omhelzing. “de moeder Gods van het teken‟: Maria staat in orante, biddende houding met de armen open. Het is de adventsikoon, Maria zal een zoon baren, Emanuel, afgebeeld op een ronde schijf. Maria als “Tronende Moeder Gods” met zowel Johannes de Doper als Johannes de Evangelist aan haar zijde. De historische correctheid in de afbeelding in bijzaak, hoofdzaak is dat de gelovige aan de hand van de voorstelling de figuren kan herkennen. Daarbij worden de twee Johanessen hier afgebeeld in. “deësis”-houding, dit is schuin voorovergebogen in een afsmekende houding. Maria als voedende moeder wat erop wijst dat Jezus als een echt mensenkind ter wereld is gekomen, een kind dat gewassen en gevoed wordt. SD Worx bezit hiervan een italo-byzantijns exemplaar. Kerstikonen. SD Worx bezit een speciaal exemplaar van kerstikoon; Ze werd geschilderd in opdracht van de tsarin Catharina, maar, ondanks de grote historische waarde van deze ikoon, straalt ze weinig diepgang uit.. “de dormitio”, het overlijden van Maria waarbij Maria alvorens ten hemel te worden opgenomen, twee wensen formuleert: haar Zoon en de apostelen zien. Haar Zoon neemt haar ziel op de arm en voert haar ten hemel. Nog andere ikonen: Een byzantijs kruis, gevat in een ikoon. De priester zal dit kruis bij het begin van de viering uit zijn houder halen en hiermee de viering voorgaan. Feestdagikonen. Zij worden bij de viering van de feestdag centraal opgesteld voor de ikonostase. Er is een Ikoon in de verzameling uit 1450, voorstellend de opwekking van Lazarus die verplankt werd d.w.z. dat het doek werd afgenomen en op een nieuwe plank gekleefd. Wetenschappers hebben achterhaald dat ikonen naar vorm en voorstelling verwant zijn aan de dodenportretten van El Fajoem in Egypte. Dat zou dan onder meer verklaren dat men Christus en de heiligen, worden afgebeeld met grote, indringende ogen. En zelfs dat Christus een Romeinse tunica draagt. De eerste Christusikoon, het heilige mandoulion, het heilige doek waarop het gelaat van Christus staat, noemt men ook “niet door mensenhandengemaakt”. Dit heilige doek is tot stand gekomen, te vergelijken met het doek van Veronica (= vera iconica !) doordat Christus zichzelf heeft aangeboden. Omdat het geen door de schilder bedachte afbeelding van Christus is, is deze beeltenis, „eikoon‟ in het grieks, wel toegestaan..
32 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
Onze gids is lang niet uitgepraat over de ikonen als onze bezoektijd al ver overschreden is. Voorzitter Mil Blancquaert dankt dan ook hartelijk Jo Vertommen voor zijn even gedreven als deskundige uitleg. Deze verzameling is gewoon een aanrader!
Waarschijnlijk één van de duurste stukken uit de verzameling, een ikoon besteld door de tsarina. 33 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
OP
ZOEK NAAR
JEROEN BOSCH (FRANS VAN ELSEN)
Inleiding Mijn aandacht voor het fascinerende werk van Jeroen Bosch werd gewekt tijdens de lessen Religieuze geschiedenis van de Opleiding Toeristische Gids 2003 – 2004, met aansluitend een voordracht van Marcel Gielis voor het Davidsfonds te Turnhout, met als titel „De zeven hoofdzonden‟. Het werk van deze Brabantse schilder dateert van het keerpunt van de Middeleeuwen naar de renaissance. Het werk van Bosch is echter niet zomaar te kaderen in de schilderkunst van de late Middeleeuwen of van de renaissance, zijn werk past niet geheel in de ene, noch in de andere periode. Het feit dat deze kunstenaar een figuur op zich is, wekt de belangstelling om hem van naderbij te gaan bekijken.
Wie was Jeroen Bosch? Om trachten door te dringen tot Jeroen Bosch zochten we een houvast in feitelijkheden over zijn tijd en zijn directe omgeving. In de eerste plaats zochten we daarvoor een antwoord op de vraag wie Bosch eigenlijk was. Bosch, of Jeroen van Aken, zoals hij eigenlijk heette, stamde uit een familie die zeker sinds de 13° eeuw in ‟s Hertogenbosch woonde. De kunstenaarsnaam Jeroen Bosch koos de schilder zelf. Zijn grootvader, vader, drie ooms en zijn broer Goossen waren ook schilder. Zijn neef Jan was beeldsnijder. Het is dus een echte kunstenaarsfamilie (zie bijlage). De familie bezat een atelier bij de Grote Markt in de stad waaraan Bosch uiteindelijk zijn kunstenaarsnaam ontleende. Als geschoolde ambachtslieden behoorde zijn familie tot de beter gesitueerde middenklasse van de burgerij van de stad. Aangenomen wordt dat Jeroen rond 1450 werd geboren, maar daarover zijn geen bronnen beschikbaar. In een rekening over het jaar 1480 – 1481 wordt hij voor het eerst genoemd als „Jeroen die maelre‟ (Jeroen de schilder). Op 15 juni 1481 wordt hij genoemd als echtgenoot van Aleyt, dochter van Goyart van der Meervenne. In financieel opzicht moet dit huwelijk zeer fortuinlijk geweest zijn. Aleyt bracht heel wat bezittingen (grond) mee in het huwelijk. Jeroen‟s vader bezat reeds in 1462 een stenen huis op de Bossche markt. Na zijn dood ging het huis over aan zijn zoon Goossen. Jeroen‟s broers waren in 1499 allen 34 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
reeds overleden. In 1507 – 1508 wordt Jeroen op de markt aangeslagen voor 3 gulden 10 stuivers. Hij woonde dan blijkbaar terug in het ouderlijk huis. Het lijdt geen twijfel dat eigenaars van een stenen huis op de markt welstellend waren, maar dit zegt niets over hun sociaal milieu. We weten dat Bosch‟ buren Jan Goyarts Heer, vleeshouwer, en Dirc van den Eynde, kangieter waren. Ook Aert van Groch, kleersnijder, woonde in de buurt. Het was dus minstens ten dele een handwerkliedenbuurt. Speurwerk in de archieven heeft bronnen aan het licht gebracht waarin Jeroen van Aken wordt genoemd. Die hebben vrijwel allemaal betrekking op transacties waarbij Jeroen optreedt in naam van zijn vrouw. Gemeenschappelijk in een aantal transacties is, dat Bosch onroerend bezit verkoopt van zijn vrouw om aan baar geld te komen. De archivalia dateren allen uit de 15° eeuw, vermoedelijk voor de grote erkenning als schilder. Dit kan ook betekenen dat een groot deel van de 15°-eeuwse schilderijenproductie op voorraad tot stand kwam en niet op bestelling. Het lijkt erop dat Bosch slechts opdrachten aanvaardde voor zover hij ze kon inpassen in of verzoenen met zijn eigen ideologisch programma. Na 1500 moet Bosch tot grote welstand gekomen zijn. Uit een onderzoek van de belastingslijsten van de stad ‟s Hertogenbosch blijkt dat Bosch in de laatste 15 jaar voor zijn dood behoorde tot de 10% minderheid van de rijkste burgers. Hij was afkomstig uit een redelijk welgesteld ambachtsliedenmilieu, maar heeft zich, dankzij de welstand van zijn vrouw en nadien ook door zijn kunst, opgewerkt tot de top. Archiefbronnen die iets zeggen over Bosch als kunstenaar zijn daarentegen zeldzaam. Jeroen Bosch werd begraven op 9 augustus 1516 in de St.-Janskathedraal in zijn geboortestad.
Jeroen Bosch en de Onze Lieve Vrouw Broederschap Een gegeven dat opheldering kan verschaffen over de sociale status en eventuele intellectuele opleiding van Bosch is en vermelding in het register der overlevenden van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap (Rek. 1516 – 1517): Jheronimus van Aken
maelder gezworen brueder.
Sinds 1486 – 1487 was hij, evenals voordien zijn vader Anthonius, gewoon lid of buitenlid van de broederschap. Wat later was hij reeds eregast bij de zwanenmaaltijd van nieuwjaar 1488 en betaalde hij bij die gelegenheid wat extra. De broederschap was opgericht in 1318 en bezat een eigen kapel aan de noordoostzijde van de Sint Janskathedraal. Het ging in de eerste plaats om een typisch middeleeuwse gebedsgemeenschap waarbij de leden zich rond een bepaalde 35 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
heilige verenigden. Gezamenlijk gebed, onderlinge steun en zorg voor de armen waren de doelstellingen. In religieus opzicht lag het accent niet uitsluitend op Maria, maar ook op Johannes de evangelist. De koppeling tussen beiden wordt visueel mooi weergegeven op een van de panelen die Jeroen Bosch schilderde voor het nieuwe hoofdaltaar in de broederschapskapel. Dit paneel „Johannes op Patmos‟ toont de evangelist in aanbidding voor Maria, zoals zij in een visioen aan hem verscheen op het eiland Patmos. De patroonsheilige van de kerk (en van de stad) en Maria worden zo in één beeld verenigd. De kern van de Broederschap (de gezworenen) bestond volgens de statuten uit clerici. Bij deze clerici ging het niet om geestelijken, maar om hen die de kruinschering hadden ontvangen. Zolang slechts een der vier lagere wijdingen (ostearius, lector, exorcist, acoliet) toegekend was, mocht men trouwen – zoals Bosch. De groep van ongeveer driehonderd clerici-gezworenen bestond in de periode 1400 – 1518 voor één derde uit priesters, daarbuiten voor één vijfde uit magistri. Deze term duidt meestal op een universitaire graad. De rest (dus ongeveer de helft) bestond uit leden van de sociale topgroep: zeer welgestelde handelaars en grootgrondbezitters. Aan het einde van de 15° eeuw lijkt het dat de groep gezworenen haar oorspronkelijke opzet van devotie tot Maria te verliezen en dat sociaal aanzien en onderlinge protectie hen meer bijeen houdt. Vanaf het einde van de 15° eeuw werden rijke en invloedrijke personen tot gezworen lidmaatschap van de Broederschap toegelaten, personen die niet voldeden aan de dubbele eis tot lidmaatschap (clerici zijn en in of bij de stad wonen). De stijging van het aantal gezworenen van ca. 40 – 50 in de 15° eeuw, over ca. 60 omstreeks 1500 tot ca. 80 in 1530 is wellicht daardoor te verklaren. De tweede eis kan niet voor Bosch gelden: hij woonde in ‟s Hertogenbosch. Evenmin wordt het mogelijk geacht dat hij geen clericus was maar omwille van macht en/of rijkdom toegelaten werd. Zo machtig en kapitaalkrachtig kan hij rond 1488, op vrij jonge leeftijd, nog niet zijn geweest dat de Broederschap daar aanzienlijk voordeel uit kon puren. Anderzijds is het uitgesloten dat een clericus die arm en sociaal onaanzienlijk was tot de gezworenen werd beroepen. Hieruit volgt dat Bosch clericus was (hij had een der lagere wijdingen ontvangen) met eventueel een vorm van intellectuele opleiding, en hij stond in hoog maatschappelijk aanzien. Deze status, op vrij jonge leeftijd (ca. 38 jaar), moet voor een ambachtsman uitzonderlijk hoog geweest zijn. Door zijn huwelijk kwam hij in het Bossche patriciaat, wat zijn sociaal aanzien zeker ten goede zal zijn gekomen. Bosch‟ gezworen lidmaatschap hoeft niet te wijzen op een Mariale devotie van zijnentwege. In de periode van zijn opname evolueerde de gezworenengroep tot een elitaire belangengroep omwille van sociaal aanzien en onderlinge groepsverbonden steun. Dat Bosch in zijn kunst aan de Mariafiguur een minimale plaats toekent, is een aanwijzing te meer dat het gezworen lidmaatschap om andere dan devotionele motieven nagestreefd werd.
36 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
De wereld waarin Jeroen Bosch leefde en werkte is sterk bepalend geweest voor zijn productie. ‟s Hertogenbosch was één van de vier „hoofdsteden‟ van het hertogdom Brabant, naast Brussel, Leuven en Antwerpen. De stad lag in het Noorden van het rijk en was niet gekend als kunstcentrum. Als „hoofdstad‟ moet de stad de verblijfplaats geweest zijn van vertegenwoordigers van de toenmalige heersers, de hertogen van Brabant en de Habsburgers, de hogere geestelijken, de adellijke families en het patriciaat. Door de Broederschap zal Bosch wel aan de nodige sociale contacten voor zijn cliënteel zijn gekomen. Verschillende Spanjaarden en hoge functionarissen behoorden tot de Broederschap. Te vermelden is zeker dat Diego de Guevara, vader van Felipe, die zes Bosch-schilderijen bezat, waaronder een originele Hooiwagen, reeds in 1498 – 1499 lid was. Ook Victor van der Moelen, rentmeester van de hertog van Brabant (1495 – 1495) was lid, naast verschillende hogere geestelijken en leden uit de hoge adel en het Nederlandse patriciaat. Het lidmaatschap van het broederschap wijst erop dat Bosch tot de notabelen van de stad behoorde.
De werken van Bosch Het werk van Bosch is voor de helft van religieuze aard en voor de helft van moraliserend en/of profaan karakter. Geen enkel schilderij is gedateerd, zodat de chronologie van zijn werken moeilijk te achterhalen is. Een aantal werken ging teloor. Ook zijn heel wat werken ons slechts bekend uit 16° eeuwse beschrijvingen en/of door kopieën, replieken en varianten. Weliswaar zijn een aantal werken gesigneerd maar een gedeelte hiervan is niet met zekerheid aan hem toe te schrijven. Voor zover achterhaalbaar heeft Bosch een vijftiental drieluiken geschilderd. Roger Marijnissen vermeldt in „Hiëronymus Bosch, het volledig oeuvre‟ vierentwintig werken en zes werken als betwiste toeschrijvingen. Uit het overzicht van Marijnissen vermelden we volgende werken: - Drieluiken: b.v. De tuin der lusten (Madrid); De hooiwagen (Madrid); De Temptatie van Sint – Antonius (Lissabon); Het Laatste Oordeel ((Wenen). - Fragmenten van drieluiken: b.v. De Kruisdraging (Wenen en Madrid); Johannes op Patmos (Berlijn); De Zondvloed (Rotterdam); Het Narrenschip (Parijs / New Haven), De dood van een vrek (Washington). - Zelfstandige werken: b.v. De zeven hoofdzonden (Madrid); De Doornenkroning (London en Escorial); De Kruisdraging (Gent); De heilige Hiëronymus ((Gent); Johannes de Doper (Madrid); De zogenaamde Verloren Zoon (Rotterdam). - Betwiste toeschrijvingen: b.v. De Bruiloft van Kana (Rotterdam); De Geboorte van Christus (Keulen); De Keisnijding (Madrid); de Goochelaar (St.– Germain-en-Laye). 37 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
Vandenbroeck rangschikt het werk volgens vier grote thema‟s. Dit thematisch overzicht vermeldt tevens de verloren gegane werken en de betwiste toeschrijvingen. Wij vermelden bij wijze van voorbeeld: - Het Oude Testament: b.v. Adam en Eva in het Aards Paradijs. Bosch heeft dit thema meermaals uitgevoerd, meestal als linkerluik van een triptiek (b.v. in Het Laatste Oordeel (Wenen, Akademie) en in De Hooiwagen (Madrid, Museo del Prado). - Het Nieuwe Testament: b.v. De Doornenkroning (London, National Gallery; El Escorial; Brugge, Groeningemuseum) minstens driemaal heeft Bosch dit thema geschilderd; De Kruisdraging (El Escorial; Gent, Museum voor Schone Kunsten – tijdelijk in de St. Baafskathedraal; Wenen, Kunsthistorisches Museum), ook dit thema werd verschillende malen geschilderd door de meester. - Heiligen: b.v. St. Antonius (Lissabon, Museu de Arte Antiga; Venetië, Palazzo Ducale; Madrid, Museo del Prado), minstens drie originele uitvoeringen; St. Hiëronymus (Venetië, Palazzo Ducale; Gent, Museum voor Schone Kunsten – tijdelijk St. Baafskathedraal), twee originele uitvoeringen zijn bekend;St. Jan de Doper (Madrid, Museo Lazro Galdiano). - Moraliserend – eschatologische voorstellingen: b.v. De Hooiwagen (Madrid, Museo del Prado; El Escorial); De Zeven Hoofdzonden (Madrid, Museo del Prado; Genève, Fine arts Foundation); Het Laatste Oordeel (München, Alta Pinakothek; Wenen, Akademie; Brugge, Groeningemuseum), De Graal of het Valse Paradijs (Madrid, Museo del Prado). - Profane werken: b.v. Het bos heeft oren, het veld heeft ogen (Berlijn, Küpferstichkabinet); Zangers in een ei (Rijsel, Musée des Beaux-Arts; Berlijn, Küpferstichkabinet), verloren werk slechts door kopieën bekend; De Keisnijding (Madrid, Museo del Prado), verschillende andere versies worden in 16°-eeuwse inventarissen vermeld; De Goochelaar (St. Germain-en-Laye, Musée Municipal).
Het werk van Bosch begrijpen. „Er bestaat geen schilder die de kunsthistoricus zozeer in verwarring brengt, hem zelfs buiten gevecht stelt als Hiëronymis Bosch‟, aldus Max Friedländer, een van de grootste kenners van de vroeg-Nederlandse schilderkunst. In het „Woord vooraf‟ tot het boek „Hiëronymus Bosch, Het volledig oeuvre‟ zegt Roger Marijnissen: “Als uitvinder van beelden is Hiëronymus Bosch uniek, onvergelijkbaar. Zijn oeuvre is fascinerend: wie het te dicht benaderd, loopt in de val, komt er nooit meer van los.”
38 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
Dit is zeker waar, de werken van Bosch trekken aan, fascineren en roepen misschien meer fantasieën op bij de kunstliefhebber dan de kunstenaar er zelf heeft willen inleggen. Mogelijk ziet de kunstliefhebber van vandaag, vanuit zijn huidige kennis en wereldbeeld, andere beelden dan hetgeen de kunstenaar bedoelde, of wat zijn tijdgenoten er in zagen. Het is alleszins zo dat Jeroen Bosch voor iedereen genietbaar is. Een kunstliefhebber kan genieten van de taferelen zonder ooit één woord gelezen te hebben van de massa literatuur waartoe Bosch zich leende. Zoals je muziek kan smaken zonder de partituur te kunnen lezen. Bosch is door de eeuwen heen het onderwerp geweest van onderzoek. In het hiervoor vermelde boek geeft Roger Marijnissen een resumé van de interpretaties van Bosch‟ oeuvre sinds de 16° eeuw. De samenvatting vermeldt meer dan 250 interpretaties, het overzicht eindigt in 1986. Ongetwijfeld zijn er nadien nog geweest. De werken van Bosch zijn nu eenmaal intrigerend en zetten ook de leek in de kunstgeschiedenis aan om meer informatie te zoeken. Hoe meer men gefascineerd wordt, des te meer raakt men overtuigd dat het werk niet losstaat van de tijdsgeest. Elk kunstwerk is ofwel een weerspiegeling van het maatschappijbeeld, van de ethische waarden en normen ofwel een reactie op het gangbare beeld en de gangbare normen. Voor Bosch was dit het einde van de Middeleeuwen, het vroeg-humanisme en het begin van de renaissance. De Middeleeuwse mens die zichzelf als individu ontdekt. De conclusies van Paul Vandenbroeck geven dit het beste weer: - Vandenbroeck 1986: “Bosch heeft zich in een haast eindeloze rij van beeldassociaties gekeerd tegen een aantal vormen van zedeloosheid, ontucht, bandeloosheid (vooral bij feesten), drank- en vraatzucht, bedrog, mateloosheid, verkwisting, vechtlust, luiheid. Deze wangedragingen heeft hij vooral aan een uitgebreide verzameling van lieden uit de onderste sociale lagen en zelfkant van de maatschappij toegekend… Al de ondeugden worden met dwaasheid of domheid in verband gebracht… Wat hij uitzegt over de lagere standen staat in functie van zijn eigen axiologie en ideologie. Genoemde standen zijn een fotonegatief van wat Bosch beschouwt als aanbevelenswaardig en wenselijk.” - “Inderdaad neemt in Bosch‟ wereldbeeld de bedreiging een centrale plaats in: het individu wordt in zijn morele en geestelijke integriteit aangetast door de eigen, aan de zintuiglijkheid gebonden impulsen, door kwade krachten van buitenmenselijke aard en door de buitenwereld. Het individu is zo zwak dat het levenslang moet streven naar zelfhandhaving. Dat is het utilitaristische wijsheidsideaal. De zelfvernietigende (want ze leidt naar de eeuwige verdoeming en het duivels gezelschap) dwaasheid daarentegen ziet Bosch vooral belichaamd in de onderste sociale lagen.” (Paul Vandenbroeck). 39 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
De werken van Jeroen Bosch zetten aan tot zoeken naar de persoon van de schilder. Was hij een excentriekeling in zijn tijd, een zonderling die de maatschappij bekritiseerde en bespotte of was hij een diep gelovig man die zijn tijdgenoten wou waarschuwen voor de zwakheden en de ondeugden van de mens? Volgens Vandenbroeck is het niet de iconografie, maar het waarde- en normenstelsel dat zijn wereldbeeld ondersteunt, dat een samenhangend geheel is. Bosch is te situeren in een middenburgerlijke stand die het niet aan zelfbewustzijn ontbreekt. De werken van Bosch geven een beeld van de middenburgerlijke ideologie. Zijn wijsheidsideaal en gedragsnormen zijn slechts ex negativo te reconstrueren. Positieve voorbeelden stelt hij slechts in zijn religieuze werken: de kluizenaars en de passie van Christus, en ook in de Marskramer en de Boer. Bosch gebruikte bepaalde religieuze schemata als vehikel en fundering van zijn ethiek. Geloofsvoorstellingen vormen een versterking van mens en maatschappijbeeld. Zij die zich aan de opgelegde normen en waarden houden, worden opgenomen in een hogere orde; zij die dat niet doen zijn verloren. Bosch‟ werk laat vooral een gevoel van verwarring na, maar blijft boeien en uitnodigen tot bewonderen, bestuderen en trachten te interpreteren.
Bronnen: Jheronimus Bosch, De verlossing van de wereld. Door Paul Vandenbroeck, 2002 Ludion Gent – Amsterdam en Paul Vandenbroeck Hiëronymus Bosch, Het volledige oeuvre. Door Roger H. Marijnissen met de medewerking van Peter Ruyffelaere 1987 Mercatorfonds Antwerpen Vitrine Jaargang 6 / 2001: Werk en wereld van Jeroen Bosch – Een kind van zijn tijd – door Lauran Toorians. Bruegel (Hoofdstuk 3: Een tweede Jeroen Bosch) Door Walter S. Gibson, 1977 uitgeverij Agon Elsevier http://www.users.pandora.be/websthetica http://studwww.ugent.be/~cdgeyter/jeroenbosch.html http://www.boschuniverse.org
40 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010
41 Kempensche Tydinghen nr 61 | Oktober – November - December 2010