Nr. 63 April – mei - juni 2011
Kempensche Tydinghen
HERENTALS AAN DE BOVENPOORT TIJDENS GROENE NETELAND (LIESBETH PEETERS).
RONDLEIDING IN OPLEIDING
Driemaandelijks tijdschrift van de Gidsen van de Antwerpse Kempen.
erantwoordelijk uitgever: Mil Blancquaert Lange Eerselsstraat 63 Herentals
DE
Inhoud Woordje van de voorzitter Verslag van de vergadering van 6 juni in het Fundatiehuis te Herentals. fietsen in groep, de regels. Nieuws uit FTG De anti-tankgracht, Kempisch erfgoed Op de purperen heide Proclamatie nieuwe streekgidsen “Groene Neteland”
2 3 5 9 15 29 42
Woordje van de voorzitter Beste Givakleden, De vakantie staat voor de deur, en is iedereen aan een welverdiende rust toe. Voor sommigen van ons zullen het extra rondleidingen betekenen. Mensen in vakantiestemming rondleiden geeft ook ons een zeker vakantiegevoel. Er zit ook een tekst in rond de regeling voor het fietsen in groep. De artikels van deze editie worden geleverd door Rob, Herman en Willy, waarvoor onze hartelijke dank.
Veel leesplezier. Jullie voorzitter Mil Blancquaert
2 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
Vergadering GIVAK, maandag 6 juni 2011,in het Fundatiehuis te Herentals GIVAK vergadering, maandag 6 juni in het Fundatiehuis te Herentals Aanwezig: Paul Dierckx, Bert Leysen, Maria Macauter, Yvonne Helsen, Ronny Neefs, Paul De Bie, Jef Belmans, Ward Olbrechts, Marie-Jose Hopmans, Rita Luyten, Jeannine Meeus, Rob Daniels, Rita Dries, Marie-Christine Latinne, Carolien Buiks, Jeannine Muller, Staf Van Der Velden, Mil Van Den Bosch, Frank Vermeren, Jef Florizoone, Frans Schippers, Bert Bogaert, Ludwig Cerstiaens, Mil Blanquaert. Verontschuldigd: Lut Tatrai, Herman Knaeps, Marleen Gabriels, Willy Jacobs, Pieter Andre Melis, Hedwig lauriks, Rene Claessen, Lisette Doms, Greet Roets, Liesbet Peeters, Marleen Gabriels, Els Verbiest. De avond begon met een rondleiding in de St. Waldetrudis kerk van Herentals. Mil Blancquaert gaf een interessante uitleg over de geschiedenis en belangrijkste bezienswaardigheden van de kerk. Om 19.30 begon de vergadering in het Fundatiehuis op het begijnhof. De bedoeling was dat de vergadering gehouden zou worden bij Wurth in Turnhout maar door communicatiestoring is het bij Wurth niet doorgegaan. Het geplande bezoek en vergadering bij Wurth is nu gepland in september. Op het verslag van de vorige vergadering zijn geen opmerkingen. Op 25 mei was er een positief saldo van 2036 euro in kas. De onkosten tot dusver in 2011 zijn 401, 21 euro. De aanvragen voor hernieuwing erkenning gidsen zijn allemaal goedgekeurd, enkele slechts voor een jaar, totdat ook deze gidsen in orde zijn met de eisen van erkenning.
3 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
Reisleiders van busreizen hebben het probleem dat gidsen in het buitenland niet voor erkenning bijdraagt. Hier kan men wel iets tegen doen: de tijd dat men reist in Belgie naar het buitenland kan de reisleider al iets vertellen in de bus. Deze tijd kan dan worden gerekend als gidsbeurt in België en draagt bij voor de eisen van erkenning. Het nieuw geopende museum MAS in Antwerpen is (nog) niet vrij toegankelijk voor erkende gidsen, hier wordt een klacht over ingediend. Hopelijk worden ze bij MAS en TPA dan wakker en wordt MAS vrij toegankelijk voor ons. De gidsbeurten, minimaal 5 en bijscholingen, minimaal 12 uren, moeten de gidsen ieder jaar kunnen bewijzen om de erkenning van gids te behouden. Op onze web-site kunnen de gidsen foto‟ s van o.a. monumenten plaatsen om zo een goed beeld te krijgen van de Antwerpse Kempen, zowel voor ons als voor bezoekers van de web-site. Onze web-site is ook gelinkt aan het TPA. Op onze web-site is de afbakening van de Antwerpse Kempen te zien. In Vosselaar bestaat het Davidsfonds 75 jaar. Daarom is er een tentoonstelling over Emiel Van Hemeldonck in het gemeentehuis van Vosselaar en op 21 november is er een rondleiding in het gemeenthuis van Vosselaar (Cingel 7). Deze rondleiding geldt als bijscholing. De tentoonstelling duurt van 19 november tot 27 november en is gratis de bezoeken. Herman Knaeps heeft een mooie en flinke taak op zich genomen om artikelen te schrijven over Kempische schrijvers. Deze artikelen worden geplaatst in het KT. Daarom wordt aan de leden gevraagd om namen en artikelen over schrijvers aan te brengen. Het aanbod van GIVAK zou ook kunnen bestaan in het organiseren van busreizen in verschillende regio‟s van de Antwerpse Kempen. Gidsen van busreizen worden verzocht foto‟ s van autocarbedrijven, bezienswaardigheden, ervaringen te plaatsen op de web-site (ledenpagina) Deze gegevens dienen voor de andere gidsen maar ook voor bezoekers van de web-site.
4 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
In de vergadering kwam een vraag over gidsen en verplaatsingen met fietsers in groep. Hier in het kort de belangrijkste voorschriften: Er zijn twee soorten groepen, nl een kleine groep van min. 15 personen en max. 50 personen. Een grote groep van min. 51 personen en max. 150 personen. Er is geen leeftijdsgrens maar kinderen moeten onder begeleiding. Baankapiteins of seingevers zijn verplicht vanaf 51 personen. Deze moeten herkenbaar zijn aan een band om de linkerarm en signalisatieborden bij zich hebben. Vanaf 15 personen mag de groep het fietspad verlaten en met maximum, met twee naast elkaar. Oversteken bij verkeerslichten, lichten hebben voorrang. Zonder verkeerslichten heeft de wegkapitein de bevoegdheid om de groep te laten oversteken. Meer informatie en vragen kun je verkrijgen bij de Fietsersbond: Hopland 37, Antwerpen. Tel: 03/2319295 Info fietsers in het buitenland, federale ministerie van verkeer: Tel.: 02/2331240
Fietsen in groep, de voorschriften (info bezorgd door Rob Daniels)
Wat zegt de wet? Waar fietsen? Telt je groep minstens 15 personen, dan mag je het fietspad nemen, maar je hoeft het niet te gebruiken. Fietsers mogen maximum met twee naast elkaar rechts op de rijbaan rijden, op voorwaarde dat ze niet meer dan de 5 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
helft van de rijweg in beslag nemen. Gemotoriseerd verkeer moet je altijd kunnen inhalen en kruisen. Is er geen fietspad, volg dan de rijbaan rechts in de rijrichting. Je mag ook parkeerzones en gelijkgrondse bermen gebruiken, op voorwaarde dat je voorrang verleent aan de weggebruikers die er zich bevinden. Begeleiding Zorg voor de nodige begeleiding. Afhankelijk van de grootte van de groep zijn wegkapiteins en begeleidende auto‟s vereist om de groep te begeleiden op de openbare weg. Groepen van 15 tot 50 fietsers: Je mag vergezeld worden door twee wegkapiteins en één of twee begeleidende wagens, maar dat is niet verplicht. 51 tot 150 fietsers: Je moet verplicht begeleid worden door ten minste twee wegkapiteins en twee begeleidende auto‟s met een speciaal bord dat goed zichtbaar is voor de andere weggebruikers. Eén wegkapitein moet in het bezit zijn van een deelnemerslijst. De wegkapitein Moet ten minste 21 jaar zijn en om de linkerarm een band dragen met de nationale driekleur en het woord „wegkapitein‟. Aan kruispunten zonder verkeerslichten kan hij het verkeer stilleggen met een schijf waarop het verkeersbord C3 (specificaties www.wegcode.be/wet.php?wet=6&node) is afgebeeld en aanwijzingen geven, terwijl de groep oversteekt. Dit materiaal kan je aankopen of ontlenen. Begeleidende auto’s Begeleidende auto's moeten de groep op ongeveer 30 meter voorafgaan of volgen. Als er slechts één begeleidende auto is, moet deze de groep volgen. De auto‟s moeten het bord A51 + een symbool van een fiets in het wit op het dak zetten, goed zichtbaar voor het tegemoetkomend of volgend verkeer. Zichtbaarheid Een groep moet tussen valavond en zonsopgang of bij dichte mist op de volgende manier gesignaleerd zijn: Als je rechts fietst: wit licht links vooraan en rood licht links achteraan. Als je links fietst: rood licht rechts vooraan en wit licht rechts achteraan. Niet verplicht maar wel aangeraden is een fluohesje
Nuttige tips Controleer op voorhand of de uitrusting van de fietsen wettelijk in orde is: goede remmen, lichten en reflectoren zijn cruciaal. Houd voor een 6 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
langere tocht enkele dagen vooraf een fietscontrole, zodat je tijd hebt om herstellingen uit te voeren. Kijk alles ook nog eens na bij het begin van de tocht. Neem steeds reparatiemateriaal mee voor lekke banden, en reservelampjes. Stippel op voorhand je reisweg uit en probeer daarbij gevaarlijke punten te vermijden. Een omweg langs wegen met lage snelheden, fietstunnels of fietsroutes kan aangewezen zijn. Geef duidelijke instructies bij het begin van de tocht en wijs op de mogelijke gevaren tijdens de tocht. Ga je met kinderen fietsend de baan op, controleer dan voor vertrek of alle kinderen fietsvaardig zijn. Laat ze op voorhand een parcours per fiets afleggen, in een beschermde omgeving. Daarna kan je een korte testrit organiseren met de groep op de openbare weg. Zorg altijd dat een leid(st)er vooraan rijdt en dat een andere leid(st)er de rangen sluit. Probeer in groep te blijven, vermijd opsplitsing in kleine groepjes. Het verhoogt de risicofactor en het werkt demotiverend voor de achterblijvers. Rust gezamenlijk uit, ook nadat de laatste is aangekomen. Zorg dat de fietsers genoeg afstand houden van elkaar. Zo kunnen veel botsingen vermeden worden. Laat nooit iemand alleen fietsen. Als je solorijder een technisch defect heeft of hij of zij komt zwaar ten val, dan is er niemand in de buurt om alarm te slaan. Vervoer enkel bagage als ze op een juiste manier bevestigd is. Een slecht geladen of overladen fiets is een gevaar, zowel voor de fietser als voor de andere weggebruikers. Bij een goede uitrusting hoort ook een fietshelm en fluohesje Stimuleer je leden om er een te dragen en geef alvast zelf het goede voorbeeld. Misschien kan je vereniging een aantal helmen en fluohesjes aankopen.
De wettekst zelf 1 DECEMBER 1975. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. [BS 09.12.1975] Titel II: Regels voor het gebruik van de openbare weg Artikel 43bis. Fietsers in groep 7 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
43bis1. Dit artikel is slechts van toepassing op groepen van 15 tot 150 fietsers. De groepen van meer dan 50 deelnemers moeten worden vergezeld door ten minste twee wegkapiteins. De groepen van 15 tot 50 deelnemers mogen worden vergezeld door ten minste twee wegkapiteins. 43bis2.1. De wielertoeristen die in een groep van ten minste 15 tot ten hoogste 50 deelnemers rijden, zijn niet verplicht de fietspaden te volgen en zij mogen bestendig met twee naast elkaar op de rijbaan rijden op voorwaarde dat zij gegroepeerd blijven. 43bis2.2. Zij mogen voorafgegaan en gevolgd worden, op een afstand van ongeveer 30 meter, door een begeleidende auto; indien er slechts één begeleidende auto is, moet deze de groep volgen. 43bis2.3. Indien deze groep vergezeld wordt door door wegkapiteins, zijn de bepalingen van artikel 43bis3.3.1° en 2° van toepassing. 43bis.3.1. De fietsers die in een groep van ten minste 51 tot ten hoogste 150 deelnemers rijden, zijn niet verplicht de fietspaden te volgen en zij mogen bestendig met twee naast elkaar op de rijbaan rijden op voorwaarde dat zij gegroepeerd blijven. 43bis.3.2. Zij moeten voorafgegaan en gevolgd worden, op een afstand van ongeveer 30 meter, door een begeleidende auto. 43bis3.3. 1° De wegkapiteins waken over het goed verloop van de tocht. Deze wegkapiteins moeten ten minste 21 jaar oud zijn en zij moeten om de linkerarm een band dragen met, horizontaal, de nationale kleuren en, in zwarte letters op de gele strook, het woord "wegkapitein". 2° Op de kruispunten waar het verkeer niet geregeld wordt door verkeerslichten, mag ten minste één van de wegkapiteins het verkeer in de dwarswegen stilleggen op de wijze bepaald in artikel 41.3.2., terwijl de groep met inbegrip van de twee begeleidende voertuigen oversteekt. 43bis4. De fietsers die met twee naast elkaar rijden mogen slechts van de rechter rijstrook van de rijbaan gebruik maken; indien de rijbaan niet in rijstroken verdeeld is mogen zij niet meer dan een breedte gelijk aan die van een rijstrook en in geen geval meer dan de helft van de rijbaan in beslag nemen. 43bis5. Op het dak van de begeleidende auto's moet een blauw bord aangebracht zijn met de afbeelding van het verkeersbord A51 en eronder het symbool in 't wit van een fiets. Dit bord moet op een zodanige wijze aangebracht zijn op het voertuig dat de groep voorafgaat, dat het voor de tegenliggers goed zichtbaar is en, op het achteropkomend voertuig, dat het goed zichtbaar is voor het achteropkomend verkeer.
8 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
A51 De Minister van Verkeerswezen bepaalt de minimum afmetingen van deze signalisatie. Zie M.B. 01-12-1975 tot vaststelling van de kenmerken van bepaalde schijven, bebakeningen, en platen die voorgeschreven zijn door het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.
Nieuws uit FTG VERSLAG van de ALGEMENE VERGADERING gehouden in Halle op zaterdag 30 april 2011 om 10 uur
1. Welkom, verontschuldigingen, briefwisseling ° Mevrouw Annemie Vanvolsem, afgevaardigde, en Guido Dieudonné, voorzitter van de Streekgidsen Zuid-West Brabant, heten de aanwezigen welkom in het nieuwe stadhuis van Halle. Zij kondigen aan dat de burgemeester op het einde van de vergadering een korte toespraak zal houden en dat de receptie daarna in het teken zal staan van het 30-jarig bestaan van hun vereniging. ° Voorzitter Lucie Mertens dankt het bestuur van de Streekgidsen en Annemie Vanvolsem in het bijzonder voor het onthaal en de organisatie van de vergaderdag. Daarna vermeldt zij de afgevaardigden en bestuursleden, die zich verontschuldigd hebben. ° Secretaris Johan Lowyck herinnert er aan dat de kordate reactie van FTG op het persbericht van Marc Hendrickx, waarin onterecht over het gidsenlandschap gesproken werd in termen van „arbeidsmarkt‟ en „duurzame werkgelegenheid„, naar alle verenigingen gezonden werd. Hij deelt mede dat het bewuste persartikel gelukkig weinig weerklank gevonden heeft. 2. Goedkeuring van het verslag van de AV van 05/02/11 in Gent ° In verband met de succesvolle bijscholing in Gent, waarbij een aantal late inschrijvingen niet meer aanvaard konden worden omdat de voorziene capaciteit 9 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
ruim bereikt was, wordt gevraagd te zorgen dat voortaan de gidsen de voorrang tot deelname zouden bekomen. Desnoods moeten de bijscholingen uitsluitend voor gidsen georganiseerd worden. ° Het verslag wordt goedgekeurd. 3. Financiën : balans 2010, kwijting voor de bestuurders, begroting 2011 ° Penningmeester Dirk Elsen brengt verslag uit over de actuele kastoestand en de situatie van de bijdragen voor de verzekering van de gidsen. ° Hij geeft uitgebreid toelichting bij de balans en de tabel van de inkomsten en de uitgaven van het werkingsjaar 2010 en beantwoordt enkele vragen. Daarna keurt de vergadering de rekeningen van het werkingsjaar 2010 goed en verleent kwijting aan de bestuurders. ° Vervolgens bespreekt Dirk Elsen zijn voorstel van begroting voor het jaar 2011. Hij wijst er op dat de verschillende geraamde toelagen zullen afhangen van de nieuwe samenwer-kingsovereenkomst met TVL. De vergadering keurt de begroting 2011 goed. 4. Administratie FTG ° Willy Opdebeeck heeft van 15 verenigingen de administratieve gegevens 2011 en/of de jaarverslagen 2010 nog niet ontvangen. Hij zal naar de verenigingen in gebreke een herinnering sturen. ° Hij brengt kort verslag uit over een eerste ontmoetingsvergadering tussen de Nederlands-talige en Franstalige toeristische federaties, waar hij FTG vertegenwoordigde. Deze bijeenkomst vond plaats op initiatief van het Prins Filipfonds op 2 maart 2011 in de gebouwen van de Koning Boudewijnstichting. Het is de bedoeling om voortaan via overkoepelende werkgroepen en wederzijdse contacten te ijveren voor het bekomen van een federaal sociaal-fiscaal statuut voor alle toeristische gidsen en het bevorderen van de uitwisseling van taalcursussen, de uniformisering van de deontologische regels en de onderlinge afstemming van de bestaande websites. 5. Werkgroepen : stand van zaken ° Werkgroep website : Frank Van de Heijning Er blijken moeilijkheden te zijn bij het opstarten van de nieuwe versie van het Joemla 1.6 „Content Managing System‟. Technische verbeteringen zullen aangebracht worden in de volgende Joemla-versie 1.6.3, maar Frank laat terecht 10 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
opmerken dat het in ieder geval niet eenvoudig zal zijn om het systeem aan de vrij hoge eisen van TVL te laten voldoen. Daarom zal hij nodig een beroep moeten doen op deskundige externe hulp om hem te steunen bij de definitieve opmaak van de website en dit zal een bijkomende financiële kost vergen. - De opstart van de website wordt dus voorlopig verdaagd. Meer informatie zal kunnen verstrekt worden op de volgende AV. ° Werkgroep kunststeden : Lut Depaepe - Na herhaaldelijk aandringen van FTG, heeft op 21/03/11 eindelijk een eerste overleg plaats gevonden tussen de Toeristische Diensten van de Kunststeden, vertegenwoordigd door Mechelen en Leuven, en de werkgroep Kunststeden met Lut Depaepe, Johan Lowyck en Willy Opdebeeck. Ook Katrien Vanginderachter van Toerisme Vlaanderen was aanwezig. - Het opzet en het programma van het project „Hemels Vlaanderen‟ werden nog eens kort toegelicht. Tegelijkertijd werd het standpunt van Toerisme Leuven gunstig uitgeklaard. - De houding van de Toeristische Diensten tegenover het project was niet negatief, maar wel afwachtend. Betreurd werd dat TVL aan FTG een opdracht gegeven had zonder vooraf voldoende marktonderzoek gedaan te hebben naar de verwachtingen van de binnenlandse en vooral de buitenlandse toeristen. Het project moet dus voorlopig stilgelegd worden. - Wij vernamen daarna van de Toeristische Diensten dat hun voorkeur eerder uitgaat naar de promotie van het hedendaags vakmanschap, waartoe de medewerking van verschillende artisanale ondernemingen en actuele (kunst)ambachtslui moet bekomen worden. Bepaalde elementen van ons project zouden daarbij nuttig gebruikt kunnen worden. De concrete uitwerking van deze plannen zal echter waarschijnlijk nog ettelijke maanden, zoniet enkele jaren, in beslag nemen. - De werkgroep Kunststeden verklaarde zich steeds bereid tot medewerking, maar wacht voorlopig de ontwikkelingen rond deze initiatieven af. ° Werkgroep bijscholingen : Willy Opdebeeck - Er zal voor de bijscholingen in het vervolg rekening gehouden worden met de opmerkin-gen, die gemaakt werden ivm de geslaagde organisatie in Gent, waarbij echter een aantal inschrijvingen moest geweigerd worden omdat de beschikbare capaciteit overschreden was. - Om per jaar twee bijscholingen te kunnen realiseren, bij voorkeur in aansluiting met een AV, doet Willy Opdebeeck nogmaals een beroep op de aangesloten verenigingen om deze activiteiten niet alleen te helpen organiseren (capaciteit 11 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
vergaderzaal, gemakkelijk bereik-bare locatie), maar hem ook geschikte onderwerpen en sprekers te bezorgen. Hij stelt met genoegen vast dat hij al kan rekenen op de medewerking van Jos Engelen uit Lier. ° Werkgroep strategisch plan : - Een werkgroep voor het opstellen van een visieplan voor FTG zal pas samengeroepen worden, nadat de nieuwe samenwerkingsovereenkomst met TVL ondertekend zal zijn. 6. Contacten met Toerisme Vlaanderen : stand van zaken ° Johan Lowyck heeft de laatst besproken versie van de af te sluiten samenwerkingsover-eenkomst met TVL en het voorstel van begroting 2011 naar alle verenigingen gemaild. Ondertussen heeft hij van Katrien Vanginderachter van TVL geen reactie of bezwaar meer ontvangen. Hij neemt aan dat alle aanwezigen deze belangrijke documenten met aandacht gelezen en meegebracht hebben naar de vergadering en gaat na of er bij de leden van de vergadering nog vragen, bemerkingen of bezwaren zijn. ° Vervolgens worden sommige punten van het voorliggende project van samenwerkings-overeenkomst en enkele cijfers van het begrotingsvoorstel besproken en/of toegelicht. De behandelde punten kunnen samengevat worden als volgt : - TVL geeft toe dat aan de Toeristische Diensten niet de verplichting kan opgelegd worden om uitsluitend met erkende gidsen te werken ; er kan wel op aangedrongen en naar gestreefd worden. - Of het werkelijk de taak van FTG is om bijscholingen te organiseren wordt sterk betwijfeld. Het overzicht van de talrijke opleidingen en lezingen, die door de verschillende gidsenbon-den ingericht worden, bewijst immers voldoende de bezorgdheid van de verenigingen om hun gidsen voortdurend bij te scholen. - Als FTG verplicht is bijscholingen te organiseren, worden deze best gekoppeld aan een AV. - TVL heeft er duidelijk de nadruk op gelegd dat de nieuwe samenwerking gebeurt op basis van een unieke gunning, hetgeen betekent dat FTG in opdracht van TVL een aantal taken zal uitvoeren, telkens tegen een bepaald bedrag. TVL is van oordeel dat deze taken momenteel enkel door FTG kunnen uitgevoerd worden, vandaar de term „unieke gunning‟. Dit heeft voor gevolg dat er heden geen andere partijen meer bevraagd moeten worden. - Aangezien er dus geen vaste jaarsubsidie meer toegekend wordt, zullen de vergoedingen voortaan totaal afhankelijk zijn van de geleverde prestaties. Daarom beschouwt FTG de geraamde bedragen in de begroting 2011-12 als een 12 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
soort test om de bereidheid van TVL te peilen om na het vervullen van de opdracht(en) de aangegeven sommen te betalen. - Sommige opdrachten, zoals de SWOT-analyse en het uitwerken van een strategisch plan, zijn duidelijk gericht op de interne (re)organisatie van de Federatie zelf. Of TVL de daartoe gemaakte kosten geheel, gedeeltelijk of helemaal niet zal vergoeden blijft een open vraag. - Ook de kwestie of er op de fakturen die onze vzw in de toekomst aan TVL zal dienen te richten, BTW moet aangerekend worden, is juridisch nog niet uitgeklaard. - De looptijd van de overeenkomst bestrijkt slechts 2 jaar. Tenzij deze overeenkomst hernieuwd of verlengd wordt, zullen er nadien geen terugbetalingen meer verricht worden. Indien daarna de wil tot samenwerking nog blijft bestaan, zal de relatie met TVL echter herleid worden tot een loutere overlegsituatie. ° Na deze bespreking wordt de nieuwe samenwerkingsovereenkomst door de algemene vergadering met grote meerderheid aanvaard voor de duur van twee jaar. Daarna zal FTG de verlopen periode evalueren en een standpunt innemen ivm de verdere relatie met TVL. 7. FTG Programma ° De volgende AV zullen plaats hebben op de onderstaande zaterdagen : - 27 augustus 2011 in Nieuwpoort, organisatie West-Vl.Gidsenkring vzw : afd. Westhoek - 03 december 2011 in Brugge, organisatie Kon.Gidsenbond Brugge en W.Vlaanderen - 04 februari 2012 in Antwerpen, organisatie Kon.Gidsenvereniging Antwerpen ° In 2011 wordt voorlopig ook nog weerhouden : - 22 oktober (bijscholingsnamiddag) ° De volgende jaren zullen de vergaderdata in grote mate afhangen van de bijscholingen, die FTG zal dienen te organiseren in samenwerking met TVL. 8. Rondvraag en slotwoord ° Er wordt nota genomen van de gemandateerde verenigingen, die een groepsdossier inge-diend hebben, maar waarvan de gidsen nog geen nieuwe gidsenkaart ontvangen hebben. ° Tot besluit neemt de heer Dirk Pieters, burgemeester van Halle, kort het woord. Hij zal in zijn toespraak niet al de troeven van Halle beginnen toelichten, want dat is precies de taak van de gidsen. Hij wenst bij deze gelegenheid echter 13 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
vooral de Streekgidsen van Zuid-West Brabant van harte te danken voor hun jarenlange inzet en ze te feliciteren bij hun 30-jarig bestaan. Vervolgens overhandigt hij in naam van de stad een geschenk aan de voorzitter van de jubilerende vereniging en aan de voorzitster van FTG. ° Lucie Mertens richt een woord van welgemeende dank aan de burgemeester en aan het bestuur van de Streekgidsen Zuid-West Brabant voor het onthaal en de organisatie van de vergaderdag. ° Daarna worden alle aanwezigen uitgenodigd op een receptie, aangeboden door de stad.
Verslaggever : Willy Opdebeeck, interne communicatie
14 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
De antitankgracht, Kempisch erfgoed
Willy Jacobs
Met dank aan Frank Philippart (Simon Stevin VVC, werkgroep Moderne Fortificaties) voor het gebruik van zijn materiaal. De Antitankgracht, in de volksmond Antitankkanaal, dat in een wijde kwartboog rond Antwerpen loopt, is in meer dan één opzicht een merkwaardig erfgoed. Niet alleen ligt het voor een groot deel (vooral tussen Oelegem en Schoten) in een schitterende Figuur 1. Tracé Antitankgracht.(Frank Philippart naar Google Maps) groene omgeving, het heeft een duidelijke militaire ontstaansgeschiedenis, en trekt, alleen al door zijn concept, de aandacht op een specifieke geografische eigenaardigheid in de Antwerpse Kempen. Ligging: (fig.1) In het noorden vinden we de Antitankgracht terug ter hoogte van de grens tussen Berendrecht en Stabroek. Vroeger kwam de gracht tot aan de Schelde, maar door de havenuitbreiding van het tienjarenplan 1956-1966 kwamen het Kanaaldok en het Delwaidedok de loop verstoren. Tegenwoordig vinden we de monding terug in een soort omleidingsgracht ten noorden van het Delwaidedok.
15 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
Via de Stabroekse polder gaat het dan in een wijde kwartboog met een straal van ongeveer 15 km langs de gordel van betonnen pantserforten uit 1911, met de forten van Stabroek, Ertbrand, Brasschaat, en, via de forten van s‟Gravenwezel en Oelegem, De forten van Kapellen en Schoten liggen niet op het tracé maar worden enkele kilometers zuidwaarts gelaten. De gracht eindigde vroeger aan het Albertkanaal, door de aanleg van de E19 en de aanzet van het duwvaartkanaal in Oelegem, verdween dit laatste stuk. Tussen Schelde en Albertkanaal was de totale lengte 33 km. Hydrografie: Wie dit tracé in profiel bekijkt, zal zien dat de gracht van aan de Schelde, klimt van 2m TAW (Tweede Algemene Waterpassing) naar een niveau van 16,5 m TAW waar ze, tussen sluis 6 en 5 het kanaal Dessel-Schoten kruist . Uitgerekend hier klimt vernoemd kanaal naar het cuestafront Ossendrecht-Turnhout, waarna het parallel aan de waterscheidingslijn tussen Maas-en Scheldebekken verder loopt. Na dit hoogtepunt voor de Antitankgracht, watert ze terug af naar een niveau van 8 m TAW ter hoogte van het Albertkanaal. Dit vroeg dus een ingenieuze oplossing om de waterhuishouding in de gracht te regelen. De gracht wordt gevoed, enerzijds door kwelwater, enkele grachten en beken, anderzijds via twee tapbunkers, aan de kruising met het Kanaal DesselSchoten, respectievelijk op de noordelijke en zuidelijke oever hiervan. Natuurlijke waterlopen kruisten de gracht via ondergrondse duikers, soms voorzien van overlaten. Ook overtollig water kon op dergelijke manier worden afgevoerd. Door middel van schotbalken kon men in zekere mate de vijandelijke zijde onder water zetten (inundatie). De gracht wordt opgedeeld in een reeks segmenten of panden, die door zestien sluizen worden afgescheiden. Dertien van deze sluizen worden ter bescherming, ingewerkt in een speciaal daarvoor ontworpen sluisbunker, die tevens, buiten de forten en schansen, de belangrijkste militaire en hydrografische bezienswaardigheid vormen van de Antitankgracht. De aandachtige fietser of wandelaar wordt hier dus visueel geconfronteerd met de bijzondere morfologie van dit gedeelte van de Antwerpse Kempen. Vooral tussen Oelegem en het Kanaal Dessel-Schoten zijn zij schitterend gelegen langs een idyllisch fietspad. Ontstaansgeschiedenis: Bij het begin van de eerste Wereldoorlog was al snel duidelijk geworden dat het onneenmbaar geachte nationaal Reduit Antwerpen met zijn Hoofdweerstandsstelling, gevormd door de betonnen pantserforten van de buitenste fortengordel en de Veiligheidsomwalling tussen de bakstenen forten 2 16 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
tot 7 geen partij waren voor het Duitse monstergeschut van 42 cm (Dikke Bertha) en het Oostenrijkse 30,5 cm (slanke Emma).Toch zouden de Duitsers tijdens de oorlog de verdediging van Antwerpen nog verder uitbouwen door een bunkerlinie tussen de Schelde en Turnhout. Maar na de eerste Wereldoorlog was de rol van de bakstenen forten definitief uitgespeeld. Ook de interesse voor permanente vestingswerken in het algemeen ging naar een dieptepunt. Maar de politieke situatie tijdens het interbellum verliep verward. Door het verdrag van Versailles in 1919 verviel Belgiës neutraliteit. Er kwam zelfs een militair Frans-Belgisch samenwerkingsakkoord, en een gezamenlijke bezetting van het Rijnland. Maar na veel discussies, vooral sinds 1934 werd in 1936 het verdrag opgezegd. België was terug, de facto, neutraal. In het licht van de gebeurtenissen in Duitsland was de publieke opinie, veel te laat, opnieuw gewonnen voor een snelle opbouw van de verdediging. In afwachting had men natuurlijk niet helemaal stilgezeten. Sinds 1933 was Antwerpen in de defensiestrategie geen Nationaal Reduit meer. Die rol wordt door de lijn Schelde-Leie overgenomen. Maar vesting Antwerpen blijft een cruciale rol spelen in die strategie en wordt vanaf 1934 uitgebouwd als Versterkte Stelling Antwerpen (VSA). Het zwaartepunt van deze werken ligt op Kempisch grondgebied. Vestingartillerie verdwijnt uit de bestaande forten van de buitenlinie (ex-Hoofdweerstandstelling, nu VSA-forten genoemd) die nu uitgerust worden als infanteriesteunpunt, verdedigd door een mitrailleurcompagnie. De betonnen bedekkingen krijgen een versterking met gewapend beton en er komen gasdicht afsluitbare lokalen tegen gasaanvallen. De Duitse Noordelijke bunkerlinie tussen de Schelde en Turnhout uit de 1ste wereldoorlog wordt aangepast , terug in gebruik genomen. Ze wordt aangevuld met een nieuwe lijn van 18 intervalbunkers tussen het kanaal Dessel-Schoten in Sint-Job en het nieuwe Albertkanaal in Oelegem. Dit Albertkanaal zelf zal ook onmiddellijk in de verdedigingstrategie worden ingepast als dekkingsstelling tussen de Maas en Antwerpen. Maar een nieuwigheid uit de eerste Wereldoorlog was de tank. Toen die prominent werd ingezet tijdens de Spaanse burgeroorlog, werd besloten om tussen Schelde en Albertkanaal een Antitankgracht te graven, en tussen Albertkanaal en Koningshooikt een antitankstelling op te richten. Vestingbouwkundige beschrijving
17 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
Het profiel van de gracht is zodanig uitgegraven dat elke, toen bekende, tank kon tegengehouden worden. Aan het wateroppervlak is de minimumbreedte 18 meter, op de bodem 6 meter. De waterdiepte bedraagt 2 m, maar kan opgevoerd worden tot 2,5 m. Onmiddellijk valt op dat de gracht een zigzag tracé vertoont: in vestingbouwkundige termen spreekt men van een getenailleerd tracé: ongeveer 500 m lange rechte stukken die door stompe hoeken met elkaar verbonden zijn. Het voordeel van een dergelijk tracé is, dat men aan de inspringende saillanten (hoeken) machinegeweren kan opstellen die elk een deel van de gracht kunnen flankeren. (fig.2) In de Kempense Antitankgracht zijn dit “Maxim”-mitrailleurs op Chardomeaffuiten. Maxim-mitrailleurs waren op de Duitsers buitgemaakte stukken, omgevormd voor Belgische geweerpatronen. Ze zijn voorzien van een waterkoeling, wat toelaat om langere onafgebroken salvo‟s af te vuren. Chardome-affuiten zijn cirkelvormige platen die op een vaste, aan de grond bevestigde cirkelsector kunnen draaien, waardoor een grotere vuursector kan bestreken worden dan met een Figuur 2. Flankering getenailleerd tracé.( Frank Philippart.) klassieke sledeaffuit.
verschillende types militaire gebouwen.
Figuur 3. Grondplan flankeringsbunker. (Frank Philippart)
18 Kempensche Tydinghen nr 63
Ze werden opgesteld in een aantal
Figuur 4. Flankeringsbunker (Foto Frank Philippart)
april – mei – juni 2011
-
enerzijds waren er de klassieke mitrailleursbunkers die paarsgewijs waren opgesteld, de flankeringsbunkers. Deze betonnen, rechthoekige bunkers, met een muurdikte van 1,3 De meter, hebben een schietkamer met één schietgat, gedekt door een “oreillon” ,(een Figuur 5. Eitjescamouflage (Foto Frank vooruitspringend stuk muur, Philippart) meestal ter bescherming van een geschutsopening) en een ingangsportaal .(fig 3 en 4) Ook is er een afsluitbare granaatwerpersopening. Ze werden afgewerkt met de typische “eitjescamouflage”, die het invallende licht moest verstrooien, om minder op te vallen, vooral vanuit de lucht.(fig 5)
Figuur 6. Plattegrond Sluisbunker. (Frank Philippart)
19 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
Figuur 7. Sluisbunker gezien langs de bevriende zijde.(bron onbekend)
-
reeds eerder vernoemde sluisbunkers, die, alleen opgesteld, minstens 2 mitrailleurs bevatten in hun respectievelijke schietkamers. Daar waar het verval over de waterkering groot was kwam daar nog een derde bij, op een lager verdiep. Deze sluisbunkers waren zodanig uitgevoerd dat de gracht aan de bevriende zijde lag, en de sluis kon bediend worden vanuit het ingangsportaal. Een blinde muur, enkel voorzien van twee granaatwerpersopeningen sloot de vijandelijke zijde af. (fig 6 en 7) - Om het terrein voor deze blinde muur te flankeren, was elke sluisbunker vergezeld van een dochterbunker, identiek van constructie als een Figuur 8. Opstelling dochterbunker tov sluisbunker. flankeringsbunker. Ze (Frank Philippart) bevinden zich steeds op
20 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
de hoge zijde van de sluisbunker, om gevrijwaard te zijn van inundatie. (fig 8) -
-
De traditore-batterijen van de gemoderniseerde VSA forten Stabroek, Ertbrand,Brasschaat, ‟s Gravenwezel en Oelegem.. Traditore-batterijen (Italiaans voor verrader), waren batterijen in kringvestingswerken die aan de bevriende zijde van het werk waren opgesteld, om eventueel doorgebroken vijanden in de rug te schieten, of om aanvallen langs achter af te slaan. (fig 9). Op de, tijdens de eerste wereldoorlog, vernielde schansen van Schilde en Smoutakker worden flankeringsbunkers gebouwd. In de twee tapbunkers aan de kruising met het kanaal Schoten-TurnhoutDessel. Dit waren bunkers met 2 verdiepingen, waarvan de sluiskleppen voor de waterafname op het gelijkvloers lagen en de schietkamers op de eerste verdieping. Van de zuidelijke bunker is de onderste verdieping bedolven door de aanvullingswerken van de aangelegde weg.
Figuur 9. Traditorebatterij Fort Oelegem (Flickr)
Figuur 10. Cointet-element (Wikipedia)
Uiteraard moesten een aantal oeververbinding gerealiseerd worden. De hoofdwegen, staats-en provinciebanen, maar ook gemeentewegen liepen over vaste dammen waaronder een waterdoorgang. Deze wegen waren afsluitbaar met mobiele hindernissen. De merkwaardigste waren de zogenaamde Cointetelementen, ook Belgian Gate genaamd.(fig 10) Het waren zware stalen hekwerken van ongeveer 3 meter breed op 2 m hoog, gemonteerd op stalen rollen. Het Belgisch ministerie van defensie liet er 77000 maken. De Duitsers zouden ze verder blijven gebruiken voor hun versperringen onder de naam C-element. In Antwerpen, op de Oostkaai van het Verbindingsdok tussen Willem-en Kattendijkdok vindt men nu nog een afsluiting gemaakt met onderdelen van deze elementen.
21 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
De overgangen voor de zandwegen, en voor de militaire spoorbaan naar het Kamp van Brasschaat werden verzekerd door wegneembare stalen “militaire bruggen”. Bij het uitbreken van de oorlog ontbraken er nog drie. In de laatste winter voor de inval van de Duitsers werden nog meer achterwaarts van het kanaal een 50 tal mitrailleursbunkers gebouwd, die hier niet verder besproken zullen worden. De Antitankgracht tijdens de inval van de Duitsers, en tijdens de bezetting. Bij het uitbreken van de oorlog wordt de antitankgracht verdedigd door drie
Figuur 11. Antitankgracht. Belgische opstelling 1940 (Frank Philippart naar Jean de Hasque)
divisies. Het noordelijk gedeelte tot Kapellen door de 17de Divisie (7de,8ste,9de Jagers te voet). In het middengedeelte tussen Kapellen en het kanaal DesselSchoten zit de 13de Divisie (32ste,33ste en 34ste Linieregiment), terwijl de zuidkant van aan dit kanaal tot het Albertkanaal verdedigd wordt door de 12de Divisie.(2de,22ste en 23ste Linieregiment). Deze laatste is gevormd uit de 1ste reserve, terwijl de twee andere door de 2de reserve zijn gevormd, dus met oudere militieklassen en slechter bewapend. De forten worden verdedigd door de mitrailleurcompagnies van het 1ste Vestingregiment. (fig 11)
22 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
Figuur 12. 1940 Duitse opmars naar Antitankgracht (Frank Philippart)
De Duitse aanvallers ,van de 225ste,208ste en 256ste Infanteriedivisie, hadden in Nederland onder Nijmegen de grens overgestoken, om via s‟Hertogenbosch en Eindhoven en het zuiden van Breda, na een bocht te belanden voor de noordelijke en middensector van de Antitankgracht. (fig 12) Dit leren we uit de velddagboeken van de regimenten van de 13de Divisie. Dus uit de middensector tussen Kapellen en het kanaal Schoten-Turnhout. Ook in de andere sectoren waren schermutselingen. In de noordelijke sneuvelde zelfs een Duitse kolonel van de 225ste Infanteriedivisie. Reeds op 11 mei 1940 werden Duitse bombardementen met Heinkelbommenwerpers uitgevoerd op de stellingen waarbij enkele gewonden vielen. Tijdens de voorbereidingen van een confrontatie op het land werd op 13 mei de kerktoren van Brecht , en tijdens de nacht van 14 op 15 mei de bruggen op het kanaal Schoten-Turnhout opgeblazen. De Duitsers bereiken de mijnenvelden voor de antitankgracht op 15 mei. De echte confrontaties startten op 16 mei met geweervuur. De Belgen interpreteerden dit als een aanval, maar voor de Duitsers ging het maar om een verkenning. In de vroege ochtend van 17 mei om 1H20 opende de Duitse artillerie het vuur, prompt beantwoord door de Belgische artillerie. Rond 8 uur werd een lichte Duitse aanval langsheen de rechteroever van het kanaal Dessel-Schoten afgeslagen door de machinegeweren van het 22ste linie, maar rond 9H30 nam de Duitse druk overal terug toe. Om 10H50 stond een deel van de Zwanfabriek in brand. 23 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
Tussen 13H en 15H30 was alles terug rustig. In de namiddag kwam het bevel om terug te trekken. Dit bevel dateerde al van 15 mei, toen de Duitse pantserdivisies waren doorgestoten bij Sedan, maar bereikte nu eerst het front aan de Antitankgracht. Terwijl de Duitsers hun aanvallen terug opvoeren, beginnen de Belgen met de terugtocht, er wel voor wakend om enkele bataljons in stelling te houden tot laat in de avond, teneinde de indruk te wekken dat de linie nog volledig bemand is. Terugtrekken betekende: wapens en munitie uit de bunkers halen, en de bunkers slotvast achterlaten. De Belgische troepen verzamelden op in het Waasland in de regio Haasdonk – Sint Niklaas. Hiermee was de rol van de Antitankgracht voor het Belgische leger uitgespeeld. Tijdens de oorlogsjaren lag Antwerpen ver verwijderd van elke mogelijke frontlinie, en was er eigenlijk weinig interesse voor de verdediging van de stad. Dit veranderde begin 1944 toen Antwerpen het statuut kreeg van Fester Platz (=versterkte plaats). De bestaande Antitankgracht werd terug operationeel gemaakt: de militaire bruggen werden terug geplaatst, de duikers onderhouden en het groen gekapt. Er werden bijkomende antitankmuren geplaatst. Maar vanaf de landing in Normandië wordt de Buitenlinie opgegeven, omdat de verdediging ervan te veel troepen immobiliseert. Tijdens de winter van 1943-1944 begonnen de Duitsers met het graven van een nieuwe antitankgracht tussen de oude Brialmontforten 3, 2 en verder naar het noorden naar de Schijnafleiding in Ekeren. Door de Antwerpenaars werd deze gracht spottend “Den Djneper” genoemd, alluderend naar de “strategische” aftocht van de Duitsers aan het Oostfront in september 1943 tot achter deze rivier. Wanneer dan in september 1944 Antwerpen bevrijd wordt door de geallieerden, blijven de Duitsers nog weerstand bieden aan de noordelijke kant van het Albertkanaal. De Antitankgracht is hen van weinig nut, omdat de vijand van de verkeerde kant komt. Toch wordt er nog gevochten aan de overgangen van de grote wegen, die zij gebarricadeerd hebben. Ook de bunkers van de tapsluizen aan het Kanaal Dessel-Schoten werden beschoten. Vandaag nog vindt men de inslagen van de Engelse granaten op tapsluis Noord. De Antitankgracht na de tweede Wereldoorlog Na de tweede Wereldoorlog, tengevolge van de declassering van alle verdedigingswerken rond Antwerpen dreigde de verloedering voor de Antitankgracht. Belangrijke stukken verdwenen, voor de uitbreiding van de Antwerpse haven tijdens het 10 jarenplan 1956-1966, en de aanzet voor het Duwvaartkanaal in Oelegem. Ook gingen een aantal forten over in privé-bezit, 24 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
zoals de forten van Stabroek, Ertbrand en s‟Gravenwezel, en de schans Smoutakker. De gracht zelf werd overwoekerd door wilde plantengroei, de dammen die de verdwenen militaire bruggen moesten vervangen hadden geen waterdoorgang zodat de waterverversing stilviel en via kapotte duikers kwam vervuild beekwater in de gracht. Vanaf 1986 kwam er eindelijk een kentering, toen de fusiegemeente Schilde begon met een grondige sanering op zijn grondgebied. Voornaamste werken waren het herstel of ontstoppen van de duikers, het inbrengen van buizen in de dammen, herstel van de sluizen, uitbaggeren, en het aanleggen van een wandelpad en fietspad langs het tracé van de vroegere strategische weg op de bevriende oever. Andere gemeenten volgden. Maar van een volledige toeristische ontsluiting kon men nog niet spreken. De toeristische troeven van de Antitankgracht. Huidige situatie De Antitankgracht is uiteraard interessant als het militaire erfgoed. Vooral de forten, alhoewel meestal niet toegankelijk, zijn hierin van belang. Ook de sluisbunkers vormen, ook voor leken, een tamelijk unieke bezienswaardigheid, terwijl een gespecialiseerd publiek zeker zijn gading zal vinden met het bekijken van de flankeringsbunkers, en de verder afgelegen intervalbunkers. Maar ook als natuurrecreatiegebied is de antitankgracht van groot belang omdat ze momenteel geworden is tot een groots natuurverbindingsgebied. .Dit laatste is vooral te danken aan het feit dat het gehele tracé midden de jaren zestig van de vorige eeuw voorbestemd werd als tracé voor het duwvaartkanaal. Dit duwvaartkanaal moest de haven van Antwerpen bereikbaar maken voor duwvaartkonvooien, die nu gehinderd werden door de flessenhals van Merksem op het Albertkanaal. Rond 1970 werd effectief begonnen door een aanzet te graven in Oelegem. Ook de E10 plas in Brasschaat volgde het tracé. Maar er kwam een fel protest van milieuactivisten. De bouw werd stilgelegd, maar de reserveringsstrook bleef in het gewestplan. Eerst in 2003 besliste de Vlaamse regering, met minister Van Mechelen, definitief om de plannen voor het duwvaartkanaal te schrappen. De bereikbaarheid van de haven zou gerealiseerd worden door een verbreding van het Albertkanaal vanaf de sluizen van Wijnegem, en het rechttrekken van de zogenaamde Tigrabocht in Merksem. De impasse heeft heel wat kwaad bloed gezet bij de eigenaars uit de regio, maar is er tenslotte mede de oorzaak van dat heel wat natuurgebieden praktisch ongeschonden tot ons gekomen zijn. Het tracé van de antitankgracht doorkruist dus, of ligt in de onmiddellijke nabijheid van heel wat groene zones, deels privébezit, deels openbaar, 25 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
beginnende bij het Provinciaal Domein Vrieselhof in Oelegem, privédomeinen het Groot Kasteel in s‟Gravenwezel en domein La Garenne in Schoten, gemeentelijk park De Mik, staatsdomein De Inslag , het Militair Domein Klein Schietveld, en staatsdomein De Uitleg in Brasschaat, het Wolven-en Mastenbos in Kapellen, de Huzarenberg in Stabroek en het Reigersbos in Zandvliet. Maar de toeristische ontsluiting van het gebied is nog niet optimaal, onder andere omdat ten noorden van het kanaal Schoten-Turnhout nog geen aaneengesloten fiets-en wandelpaden bestaan en een aantal privégronden vlak aan het kanaal grenzen. Ten zuiden van dit kanaal vindt men wel over heel de lengte een degelijk fiets-en wandelpad. Het geeft ook aansluiting aan een aantal knooppunten-en themaroutes. In de weekends dient wel rekening te houden met een grote belangstelling, zodat het er wel eens druk kan worden. Bij vetrek aan het Albertkanaal, stoot men dan zeer snel op het fort van Oelegem dat er idyllisch bij ligt en en nog volledig omringd wordt door zijn grachten. De ingangspoort is meestal gesloten maar tijdens de zomer kan het wel bezocht worden op aanvraag. (www.natuur2000.be). Van oktober tot april is het fort niet toegankelijk want het is een bekende overwinteringplaats voor vleermuizen, waarvan er soms tot 1000 geteld worden. Ook interessant is de Schans van Schilde. De Schans ligt er nog grotendeels bij zoals ze op 9 oktober 1914 door het Belgische leger verlaten werd en vervolgens opgeblazen. Bij de aanleg van de Antitankgracht werden wel twee flankeringsbunkers en een aantal schuilbunkers op de flanken van de vernielde schans gebouwd. Het Fort van s‟Gravenwezel is wat minder interessant. Lange tijd genoot het een zekere bekendheid als recreatieoord, toen de grachten en het buitenglacis gebruikt werden als zwemvijver en strand. Uit die periode dateren een groot aantal weekendverblijven die meestal permanent bewoond waren en enkele horecazaken. Nadat de zwemvijver gesloten werd, werd ook een deel van de gracht aan de traditorebatterij gedempt, waarna de zone voor weekendverblijven uitzwermde tot op het eigenlijke fortdomein. Op dit traject kan men nog 4 overblijvende sluisbunkers bewonderen met hun respectievelijke dochterbunkers: de BA14 tussen Fort Oelegem en Schans Schilde, de BA 13 tussen Schans Schilde en Fort van s‟Gravenwezel, de BA 12 en 11 tussen Fort s‟Gravenwezel en het kanaal Dessel-Schoten.. Toekomstige toeristische ontsluiting. Voor de verdere toeristische ontsluiting van het gebied lijkt de impuls nu te komen van een grensoverschrijdend project : Het Interreg IV A-project „Forten en linies in grensbreed perspectief‟ 26 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
ging van start op 1 april 2009 en loopt tot 31 maart 2012. Het totale voorziene budget is € 6.805.622,34. 45,75% van dit bedrag is afkomstig uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Het beslaat drie grote deelgebieden: de Staats-Spaanse Linies, de versterkte stad Antwerpen met bijhorende fortengordels en de Zuiderwaterlinie Noord-Brabant. Het werd opgestart op initiatief van de vijf provincies waarin de linies zich bevinden : Oost-en West Vlaanderen, Antwerpen, Zeeland en Noord-Brabant. Het heeft tot doel de samenhang tussen de militaire vestingswerken die ontstaan zijn vanaf de 16de eeuw te herstellen en versterken. Er zal gewerkt worden aan het herstel en visualisering van het erfgoed, ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden, en de opbouw van een toeristisch-recreatieve netwerkvorming. Heel wat deelprojecten worden gemeenschappelijk uitgewerkt. Andere deelprojecten richten zich op de beleidsontwikkeling van de drie deelgebieden. De Antitankgracht is voorwerp van enkele deelprojecten rond de versterkte stad Antwerpen. Er zal ingezet worden op de beleving van een “levende Antitankgracht” waar passende beheersmaatregelen zullen getroffen worden. Over het hele tracé komt een fietsverbinding, met twee onthaalpoorten. Zo lezen we in de projectbrochure ” De poort Fort van Stabroek – Ravenhof en de poort Fort van Oelegem – Vrieselhof spelen een belangrijke rol . Door dit project worden beide poorten onthaalplaatsen aan het begin- en eindpunt van de buitenste fortengordel en de Antitankgracht waar informatie wordt verstrekt over natuur, cultuur en recreatie en waar mogelijkheid is tot parkeren, fietsparking, eventueel fietsverhuur of horeca en andere recreatieve activiteiten. Om de toeristische kansen van beide poorten verder te ontwikkelen, wordt een ruimtelijke visie en een concreet actieplan uitgewerkt. Aan het Fort van Oelegem worden onthaalstructuur en informatievoorzieningen verbeterd. De relatie tussen het provinciaal domein Vrieselhof en het fort van Oelegem zal versterkt worden. De parking van het domein wordt verbeterd en het openbaar vervoer geoptimaliseerd. Daarnaast worden verbindingen tussen het fort en het domein aangelegd, alsook een wandelcircuit rond het fort. Aan het Fort van Stabroek moeten inrichtingswerken aan de Antitankgracht naast het fort de natuurlijke en esthetische waarden verhogen.. Daarnaast wordt de historische waarde behouden, de waterkwaliteit verzekerd en het fiets- en landbouwverkeer vergemakkelijkt. De toeristisch-recreatieve mogelijkheden worden uitgebouwd met een informatie- en rustpunt en het fort wordt gekoppeld aan het fietsnetwerk langs de Antitankgracht en het wandelnetwerk Ravenhof-Moretusbossen.” . Besluit 27 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
Militair heeft de antitankgracht nooit veel betekend. Toch was en is het een merkwaardige constructie in het Kempisch landschap, die echter zeer lang miskend en verwaarloosd werd. Zoals we kunnen zien is er echter een groeiend draagvlak voor het onderhoud en herstel van militair erfgoed, met duidelijk engagement van de overheid, uiteraard ook, en misschien zelfs vooral, omwille van het potentieel in natuurwaarden en actieve recreatie. Men kan niet anders dan dit toejuichen, maar in het licht van de huidige drukte tijdens het weekend op de bestaande gedeelten, knaagt een zekere vrees dat het project zou kunnen lijden onder zijn eigen succes, waardoor een deel van de huidige charme zou kunnen verloren gaan. . BIBLIOGRAFIE - de HASQUE Joseph, “De Antitankgracht te Antwerpen”, Antwerpen 1990. - de MEYER Mathieu,” Forten en linies in grensbreed perspectief‟”, projectbrochure, Antwerpen 2009 - GEYSEN Karen, Gebiedsgericht project. Fortengordels rond Antwerpen: een toekomstvisie. Presentatie tijdens linieconferentie “Fortengordels”. Antwerpen 2010 - GILS Robert, Vesting Antwerpen. Deel 3. Bunkerstellingen 1914-1945. België onder de Wapens 19, Erpe 2001. - JACOBS Willy, “Van Libertas Castrensis Operis tot Antitankgracht”. Wommelgem, 2006 - PHILIPPART Frank, “Return to the battlefield. May 1940 and the antitank ditch above Antwerp” in WMF news Edition 3 /2010 , Werkgroep Moderne Fortificaties van Simon Stevin VVC. Encyclopedische informatie : - www.wikipedia.be - http://www.provant.be/binaries/N2_Antitankgracht_mollusken_tc m7-80257.pdf
28 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
Op de purperen Heide Door Herman Knaeps Op de purperen heide Inleiding De Kalmthoutse heide is verwoest (25 mei 2011). Er is ruim 600 ha uniek De brand begon bij het Putse Moer … (foto VTM) heide natuurgebied verdwenen en het zal nog vele jaren duren en enorme sommen geld (men spreekt van 3 miljoen euro) zullen nodig zijn, om dit gebied tot in haar oorspronkelijke vorm te herstellen. De brand op de Kalmthoutse heide was meer dan een oppervlakkige heidebrand, die normaal gezien gunstig zou zijn, omdat dan de humusrijke bovenlaag wordt vernietigd (zo kunnen de heideplanten, die graag een voedselarme bodem hebben, meer kansen krijgen om te groeien), maar nu zijn er, door de veranderlijke wind, op verschillende plaatsen dieptebranden geweest, die de volledige bodemlaag mee hebben afgebrand, samen met de zaden die daarin zaten. Kruipdieren, amfibieën en andere dieren, die zich traag voortbewegen, zijn gedood en ook heel wat nesten van vogels (het was nog volop broedseizoen) zijn in de brand verloren gegaan. Het grootste probleem voor het herstel van de heide is dat snelgroeiende grassoorten zoals het pijpestrootje nu de bovenhand kunnen nemen. Zeker is dat het om de grootste … en verwoestte 600 ha heide. (Photonews) brand gaat die ooit op de Kalmthoutse Heide woedde. Het vorige record van 450 hectare afgebrande heide dateert van 1996. Na de verminking van de Kalmthoutse heide, blijven er in onze Kempen nog slechts enkele verspreide „flarden‟ heidegebied over en moeten we die soms ver gaan zoeken, zelfs tot in Limburg (Nationaal park De Hoge Kempen). 29 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
Het lijkt me nu een geschikt moment om even te bezinnen en ons trachten in te beelden hoe de Kalmthoutse Heide er als de ‘purperen heide’ ooit uitzag. Hiervoor halen we een werk van Armand Preud‟homme uit de kast: Het lied In 1938 schreef Eugeen De Ridder1 een gedicht «Op de purp'ren hei» en in opdracht van het NIR (voorganger van de VRT) componeerde Armand Preud‟homme in 1941 in 3 dagen de muziek, met orchestratie en al er bij, voor het toenmalige radioprogramma 'de Zonnekloppers'. Nog dezelfde week werd het lied, gezongen door de bariton Renaat Verbruggen, door de radio uitgezonden. Het gedicht bevat slechts weinig woorden maar roept op zeer eenvoudige wijze een sfeer op, die iedereen begrijpt zodat men zich onmiddellijk identificeert met de dichter, die op een zwoele zomeravond dromend en half bedwelmd door de aroma‟s van heide en erica‟s, in de heide wandelt en niets anders hoort dan het gezoem van vliegen en bijen. Dan plots ziet hij een meisje voor een raam zitten en wordt direct verliefd op haar… met een kindje tot gevolg.
Enige opname eind ’50-er jaren voor het platenlabel His Master’s Voice met een vocale selectie met koor en orkest o.l.v. Gaston Nuyts uit de operette met Renaat Verbruggen als vertolker van „In de stille Kempen, …‟ Taxandria Museum Turnhout
Zo‟n simpele tekst is tegelijk ook zeer kwetsbaar voor kritiek: waarom wordt er niet eerst over huwelijk gesproken, alleen maar over liefde. Het is ook praktisch dat het kindje naar eigen keuze een jongen of een meisje kan zijn ! Zie de laatste regel: “… op zijn moeders schoot ” (oorspronkelijk) of, naargelang de uitvoerder van het lied: “op haar moeders schoot” (zoals gezongen voor de radio in 1939 door Renaat Verbruggen en op plaat gezet eind ‟50-er jaren).
Het stoort ook niemand dat hij onbeschaamd liegt, want hij wist wel degelijk dat er een eenzaam huisje stond waarvan hij zelfs de details kent: „met een berk er bij‟ maar toch beweert hij (in de volgende regel) dat hij er „ongeweten‟ langs kwam ! En verder: hoe kan hij weten dat het meisje opstond, wanneer zij eerst 1
Eugeen de Ridder (Antwerpen 1893 – Boechout 1962), Vlaams onderwijzer en volksdichter, was in 1922 medeoprichter van de Vlaamse Toeristenbond (VTB). Later sticht hij, samen met Emiel Hullebroeck, de NAVEA, voorloper van de huidige SABAM (Société d‟Auteurs Belge, Belgische Auteurs Maatschappij). Vanaf 1946 verblijft hij in Boechout en schrijft hij verschillende teksten voor componisten zoals zijn goede vriend Armand Preud'homme, maar ook voor Jef Van Hoof, Renaat Veremans en Emiel Hullebroeck. En precies een eeuw na zijn geboorte heeft hij een straat in Boechout naar zich vernoemd gekregen.
30 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
het gordijntje had toegeschoven ? Dat kan hij dan toch niet meer zien ! Of … is hij, zonder het met zoveel woorden te zeggen, gewoon naar binnen gegaan en … met het gekende gevolg ? Hoe zou het komen dat de lezer zich van deze leugens niets aantrekt ? Ongetwijfeld brengt de meeslepende melodie de toehoorder zodanig in extase en roept een sfeer op die zo overweldigend en tegelijk naïef illustratief is, dat de toehoorder automatisch deze onwaarschijnlijkheden assimileert in hun juiste context: dit bewijst de kracht van een geniale melodie ! Ook al herinnert men zich misschien de tekst niet woord voor woord, toch heeft niemand er moeite mee om het lied helemaal van voor tot achter mee te neuriën. Sommigen krijgen er zelfs de tranen van in de ogen. Dat de melodie overheersend is wordt ook aangetoond dat we wel weten wie de componist is maar dat weinigen nog weten wie de tekstschrijver is. 1. In de stille Kempen op de purperen hei, Staat een eenzaam huisje met een berk er bij. En een zomeravond, in gedroom alleen, Kwam ik ongeweten langs dit huisje heen.
Refrein:
Hoe schoon nog de wereld, de zomerse hei, Dat is hier op aarde de hemel voor mij ! 2. In het eenzaam huisje zat een meisje ach ! Lijk ik nergens anders ooit een meisje zag ! Door het venster keek ze mij verlegen aan, Schoof het gordijntje toe en is maar opgestaan. 3. Maar wat heeft de liefde ook hier niet verricht ! Want nu schuift het gordijntje nooit meer voor me dicht ! Door het open venster, dat men vroeger sloot, Lach ik op ons kindje op zijn moeders schoot.
31 Kempensche Tydinghen nr 63
april – mei – juni 2011
De man die deze idylle wereldberoemd maakte is: Armand Rozaire Joseph PREUD'HOMME, groeide op met muziek. Armand werd geboren in Peer op 21 februari 1904 en overleed in het Vesaliusziekenhuis in Brasschaat op 7 februari 1986, op de drempel van zijn 82° Het geboortehuis in Peer, nu levensjaar. Hij was de jongste van een gezin met 5 Museum Armand Preud’homme kinderen. Zijn vader Gerard2 huwde in 1892 met Maria Anna Van Roy (uit een sterk boerengeslacht van Groot-Vorst, bij Laakdal, in de Kempen) en vestigde zich in Peer waar hij schoolhoofd was van de plaatselijke jongensschool, vlak naast het ouderlijk huis, en, zoals in die tijd gebruikelijk was, was hij ook organist in de parochiekerk Sint Trudo. Er zat muziek in het gezin, waar de alom gekende liedjes van Emiel Hullebroeck (°1878-†1965), zoals „Hemelhuis‟, „De Blauwvoet‟, „Tinneke van Heule‟, „Moederke alleen‟ vaak werden gezongen en dus kreeg de kleine Armand de liefde voor muziek van thuis uit mee. Muziek zat hem in het bloed want reeds op 9-jarige leeftijd verving hij soms zijn vader aan het kerkorgel en toen hij 13 was schreef hij zijn eerste liedcompositie op een gedicht dat zijn broer-priester Sylvain (de latere pastoor van Heks) op een dag uit het seminarie meebracht naar huis: „Herinnering‟ was de titel. Na het beëindigen van zijn secundaire onderwijs bij de Kruisheren van Maaseik, waar hij les kreeg van de blinde organist Fons Simons, die hem „harmonie‟ heeft geleerd, werd hij in de regentenschool in St.Truiden ingeschreven om er Germaanse te studeren. Dit was tegen de zin van Armand, die liever muziek wou leren, maar vader vond dat dit geen „vak‟ was. Als toegeving en omdat hij muziek toch belangrijk vond, liet vader toe dat Armand elke week muziekles mocht volgen in Hasselt bij Arthur Meulemans, die daar een orgelschool had. Deze zag in hem een groot muzikaal talent en raadde hem aan zich verder te bekwamen aan het Lemmensinstituut bij Jules Van Nuffel (samenzang en dirigeerkunst), Marinus De Jong (klavierspel, koralen en contrapunt) en Flor Peeters (orgelspel en gregoriaans) in Mechelen. Na zijn eerste academiejaar bleek hij een zodanig schrandere leerling, dat hij onmiddellijk mocht overgaan naar de hogere afdeling. Hij eindigde als laureaat in 1928 en werd nog datzelfde jaar benoemd als organist aan de Sint Amanduskerk in Geel, waar hij tot 1943 in dienst bleef. Ondertussen was hij met zijn ouders verhuisd naar Sint- Truiden.
2
De Fransklinkende naam (betekent ‘rechtschapen man’) heeft hij van een Fransman, die ten tijde van de Franse Revolutie naar onze streken kwam en er is blijven hangen. Preud‟hommes familie komt eigenlijk uit Wals-houtem, een Vlaamse gemeente bij Landen, die vlak op de taalgrens ligt en in het Frans Houtain l'Evêque heet. Er zijn nog veel Preud‟hommes in de streek van Hannuit en Hoei en één ervan heeft het ver geschopt in de voetbalwereld: Michel Preud‟homme.
De Geelse periode Als organist kon hij zijn boterham niet verdienen en op aanraden van zijn broer, die fotograaf was in Mol, begon Armand in Geel een fotozaak. Hij was de eerste fotograaf in Geel. Maar Armand was geen „commercant‟ en was dikwijls afwezig om muzieklessen te gaan geven. Het zakencijfer ging achteruit en na vijf jaar stopte hij ermee. Van de deken kreeg hij de opdracht notenleer en piano te onderwijzen op het college van Geel en in de gemeentelijke muziekschool gaf hij ook nog les. Daar leerde hij persoonlijk Emiel Hullebroeck kennen als zijn „inspecteur‟. Aanvankelijk was het een zakelijke verhouding inspecteur-leraar maar later is dat veel hartelijker geworden. Hullebroeck moedigde hem aan en apprecieerde zijn werk. Het is wel zeker dat Armand in zijn verdere loopbaan door Hullebroeck‟s liederen beïnvloed werd, want hij heeft ze thuis allemaal leren zingen. In navolging van Emiel Hullebroeck componeerde Preud'homme nog honderden volkse liederen.
Van de organisatoren die de jaarlijkse viering van «Sint-Dimphna» verzorgden, kreeg Armand de opdracht muziek te schrijven voor een nieuw toneelspel, gewijd aan hun patroonheilige, op tekst van dr. Van Doninck, arts van de Geelse Kolonie voor Geesteszieken. Bij de uitvoering ervan leidde Armand Preud'homme ook het orkest. Met dit zangspel oogstte hij zoveel succes dat zijn naam voorgoed gevestigd was en werd hij bijna door elke vereniging gevraagd om te komen spelen. Tijdens zijn vrije uren gaf Armand privélessen aan vooraanstaande families o.a. aan de drie zusjes Verhulst (achternichten van Constant Verhulst uit Berlaar, de componist van het wereldberoemde bedevaartslied „Te Lourdes op de bergen,…‟): Elvire kwam voor piano, Stella voor zang en de jongste Evelyne voor vioolles. Zij werd een knappe violiste en hij huwde met haar in 1931. Door zijn activiteit in het Geelse verenigingsleven leerde Preud'homme een plaatselijk operettegezelschap kennen, dat problemen had met de moeilijkheidsgraad van de bekende Duitse en Oostenrijkse stukken van het repertoire3 en liever een wat lichtere genre wilde opvoeren. Dr. Aloïs Verwaest, een zeer graag geziene geneesheer bij de boerenmensen, die hij door en door kende, stelde voor iets te maken van en voor ‟t eigen volk, iets over het Kempense leven, en schreef het libretto voor de eerste Kempense volksoperette “Het leven bloeit open”. Het ging over een gewone boerenjongen die in conflict komt met de hogere stand. Zoiets sprak de Kempense mens aan omdat hij er zichzelf in terugvond. Armand componeerde er de muziek bij in een nacht, al wakend bij het ziekbed van zijn zoontje Walter, tot hij er uitgeput bij in slaap viel. In Geel alleen werd deze operette 22 keer voor overvolle zalen opgevoerd en met speciale trams kwamen mensen uit Aarschot, Turnhout, Westerlo en andere gemeenten naar het „Vlaams Huis‟ in Geel om deze operette te zien en te beluisteren. Het was een zeer 3
Bijvoorbeeld: De Lustige Weduwe, Het Witte Paard, Driemeisjeshuis, enz.
33 Kempensche Tydinghen nr 62 | januari – februari – maart 2011
sentimenteel stuk en er vloeiden tranen bij de vleet …! Nadien volgden nog o.a. “Het schoothondje van mevrouw Pips” (opnieuw het conflict arm-rijk als thema) en “De helden van het land” (waarmee de boeren bedoeld werden). De Boerenbond bekroonde dit stuk. Armand dirigeerde altijd het orkest bij de opvoering van zijn zangspelen en operettes. Toen men hem vroeg om in het Vlaams Huis de vaste dirigent te worden bij de fanfare van de 'Vlaamse Harmonie' van Geel werd hij voor het eerst geconfronteerd met 'dorpspolitiek': zijn werkgever, de deken van Sint-Amands, moest hiervoor zijn toestemming verlenen, want er bestond ook een „Katholieke Fanfare‟. De deken apprecieerde de vlaamsnationale strekking van het Vlaams Huis niet en weigerde de toestemming. Met dr.Aloïs Verwaest, één van zijn belangrijkste tekstdichters, trok Armand toen naar het bisdom ... en kreeg daar wél de toelating met de woorden: „want nationalisten zijn tenslotte ook katholieken !‟ Maar van de deken kreeg hij 'de bons'. In een wedstrijd, georganiseerd door het Kempisch Landjuweel4 in 1937 in Herentals, werd hij tweede in een compositiewedstrijd op het gedicht „Als de brem bloeit‟, geschreven door de toenmalige voorzitter van de „Vereniging van Kempense Schrijvers‟, de romanschrijver en dichter Jozef Simons (°1888 - †1948). Bij de prijsuitreiking kwam een vriendschap tot stand, die geleid heeft tot heel wat 'hits', zoals „De Heide bloeit‟, Heimwee doet mijn Hart verlangen‟, „Schoon is de
Heide„.
Nog vóór de Tweede Wereldoorlog componeerde Preud'homme, ook op tekst van Simons, twee liederen die zeer populair zouden worden, maar die hem ook heel wat last bezorgden: „Voor Outer en Heerd‟ (over de Boerenkrijg) en „Kempenland‟, dat gelanceerd werd door Willem De Meyer5 op het provinciaal Zangfeest in 1941 te Herentals en tijdens de oorlog graag als marslied werd gezongen door paramilitaire formaties die het als lijflied hadden aangenomen. Armand Preud’homme 6
In de eerste oorlogsjaren ontstond, alweer op tekst van Jozef Simons, het «Susa Ninna» (betekent: „zoet kindje‟, het werd vertaald in 18 4
Landjuweel: oorspronkelijk (13° eeuw) een Brabantse schutterswedstrijd die opgeluisterd werd met toneelvoorstellingen. Later (16° eeuw) namen de Rederijkers deze term over voor hun culturele en literaire feesten met als inzet een zilveren schaal die de winnaar elk jaar diende aan te vullen met een nieuwe schaal. De cyclus was 7 jaar en bij het laatste Landjuweel (Antwerpen 1561) bedroeg de prijs dus 7 schalen. Sindsdien wordt ieder feest der rederijkers een „Landjuweel‟ genoemd. De wedstrijd werd vanaf 1922 heringericht door koning Albert I waarbij een (amateur-)toneelgezelschap dat 2 maal achter elkaar won, de prijs (een beker) mocht behouden. Vanaf 1930 werd onder de 7 winnende gezelschappen een erewedstrijd gehouden. Koning Boudewijn schonk een juweel dat Het Landjuweel symboliseert voor de huidige Landjuweeltornooien. In de praktijk wordt er een geldprijs uitgeloofd en blijft de schaal van Boudewijn (diameter 70 cm en 8 kg zwaar met de wapenschilden van België, de Vlaamse provincies en de blazoenen van de rederijkerskamers) bewaard in het Provinciaal Zilvermuseum Sterckxhof in Deurne. 5
Willem De Meyer (°1899-†1983) was promotor van het Vlaamse lied en organiseerde in 1933 het eerste Vlaams Nationaal Zangfeest en was oprichter van het Vlaams Nationaal Zangverbond (later herdoopt tot Algemeen Nederlands Zangverbond). 6 Het verhaal gaat dat Jozef Simons deze tekst schreef op het hoogzaal tijdens de zondagse preek in de H.Hartkerk van Turnhout.
34 Kempensche Tydinghen nr 62 | januari – februari – maart 2011
talen !): thans, na Stille Nacht, het meest verspreide kerstlied. Als achtergrond van het refrein heeft Preud‟homme er de echo van „Stille Nacht‟ aan toegevoegd (zoals Gounod7 ook in zijn „Ave Maria‟ een prelude van Bach heeft gebruikt) en het is de atmosfeer van de stille nacht die dat lied bij het volk zo populair heeft gemaakt. Het werd op kerstdag 1941 voor het eerst uitgevoerd te Geel maar werd pas na de oorlog (toevallig) gelanceerd: het koor van Edegem zou een opname van Kerstliederen maken voor de radio maar in het tijdsbestek bleef er nog wat tijd over, die moest opgevuld worden. Toevallig had de dirigent pas „Susa Ninna‟ ingestudeerd en mocht het nu vertolken: zo werd het lied bekend, maar Armand heeft er geen cent mee verdiend omdat niemand er ooit aan gedacht heeft dit lied bij SABAM aan te geven. Een ontroerend detail is wel dat de tekstdichter Jozef Simons gestorven is bij het horen van „Susa Ninna‟: Emiel van Hemeldonck, die bij het sterfbed aanwezig was, speelde op verzoek van Simons de melodie zacht op de piano, terwijl deze de maat lichtjes met de hand meebewoog tot voor hem het leven ophield. Om de „Geelse periode‟ af te sluiten, komt dan nog de bestelling van het NIR in 1941 om de muziek te schrijven voor het gedicht van Eugeen de Ridder: „In de Stille Kempen, op de Purperen Hei, …‟, zoals hierboven vermeld. Wereldoorlog II breekt zijn carrière Tijdens de oorlog deed hij mee aan de proeven voor directeur van de muziekschool te Mortsel (Oude-God) en kwam als 'beste' uit de schiftingen. Hij leidde van 1943 tot 1945 de muziekschool in Mortsel, waar hij zich met zijn gezin, dat tijdens de oorlog nog vergroot was met een dochtertje Annemie en een zoontje Jef, vestigde aan de Armand Segerslei. Bij het moordende bombardement van 5 april 1943 werd de familie ook getroffen: Evelyne, Armands vrouw, werd in het been geraakt door een gloeiende granaatscherf en Armand zelf kon ternauwernood hun zoontje Walter uit het puin van de totaal vernielde school halen. Ook hun woning was verwoest en het gezin moest tijdelijk verhuizen.
Een tweede ramp trof de familie: tijdens de repressie na de Tweede Wereldoorlog valt de politie op een nacht bij hem binnen, toen hij alleen thuis was met zijn tienjarig zoontje Walter en dochtertje Annemie van anderhalf jaar. Met de revolver op het aangezicht gericht, vragen ze hem of hij de toondichter is van „Kempenland‟. Typisch: ze vragen wie de melodie componeerde maar niet wie de tekst schreef … ! Ze sloten hem op in een kleerkast terwijl ze het huis doorzochten. Daarna werd hij naar Geel overgebracht (hij was aangehouden op last 7
Charles Gounod, Frans componist (°Parijs 1818 - †Saint-Cloud 1893). Schreef hoofdzakelijk religieuze muziek maar ook wereldlijke werken. Componeerde het beroemde Ave Maria, voor sopraan solo, orgel, piano en orkest, „geprojecteerd‟ op een werk van Johann Sebastian Bach, Wohltemperiertes Klavier, 1 deel, 1e prelude in C groot. Voor het eerst uitgevoerd in Saint Raphaël bij de inwijding van de Nôtre Dame in 1887, gezongen door Mme Carvalho, naar verluid een van zijn maîtresses.
35 Kempensche Tydinghen nr 62 | januari – februari – maart 2011
van de gemeente Geel) waar hij in de gemeenteschool werd geïnterneerd, en daar tussen de gevangenen nog vele oude bekenden tegenkwam. Toen ze dan allemaal te voet naar Turnhout gebracht werden, liep een estafette vooruit om hun komst aan te kondigen in de dorpen langs de weg, zodat ze er telkens op een manier, aangepast voor fascisten en landverraders, „verwelkomd‟ werden. In de kazerne van Turnhout zat hij drie maanden gevangen maar hij werd door zijn vriend Jozef Simons bevoorraad en had het er niet slecht. De voorzitter van de onderzoekscommissie in Turnhout, die uitsluitend bestond uit Frans sprekenden, dacht dat „Kempenland‟ de naam van Armand‟s vrouw was … tot een Vlaamse griffier zei dat het de titel was van een lied dat zijn kinderen geregeld zongen. Toen volgde het verhaal over de twee eerste lijnen die bij het begin van elke strofe weerkeren: “Kempenland, aan de Dietsche kroon, wonderfrisse perel …” Deze vanzelfsprekende maar door sommigen niet begrepen tekst8 van Jozef Simons, werden hem kwalijk genomen. Die „Dietse Kroon‟, zou een Duitse geweest zijn … Hoe stompzinnig, blind en haatdragend de Belgische justitie toen was, kan ook blijken uit het feit dat men zelfs een dossier opende tegen Rembrandt van Rijn en Jan Van Eyck, maar ook Felix Timmermans, Ernest Claes, Jozef Van Overstraeten (voorzitter VTB-VAB) e.v.a., werden beschuldigd van collaboratie. Men vertelt dat de gevangenen soms samen met de cipiers Op de purp'ren hei en Kempenland zongen. Blijkbaar waren deze liederen op dat ogenblik al gaan behoren tot het algemeen verspreid liedgoed in Vlaanderen (althans toch in de Kempen), spijts de door bezetting, collaboratie en verzet getrokken scheidingslijnen. Eind december 1944 werd hij vrijgesproken, maar in de lente van 1945 werd hij opnieuw in de gevangenis van Turnhout opgesloten, omdat hij tijdens de bezetting eens juryvoorzitter was geweest op een festival van kinderkoren te Mol. Aanvankelijk werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar met beroving van zijn rechten, maar werd toch vrijgesproken van alle blaam en schuld door het Hof van Beroep en de rechter besluit met een opdracht aan de veroordeelde: “… ga naar huis en schrijf nog maar véél mooie liederen!” Een moeilijke tweede start
8
« Diets » betekent „de taal van het volk‟, dus de taal die het volk verstaat. In dit geval werd Vlaanderen bedoeld, als culturele eenheid, waar men Nederlands spreekt. Wordt ook gebruikt in de uitdrukking; “iemand iets diets maken” = verklaren. De rechters van toen interpreteerden het als „Duits‟ (= de „vijand, de „bezetter‟), maar daar heeft dit woord niets mee te maken.
36 Kempensche Tydinghen nr 62 | januari – februari – maart 2011
Na zijn vrijlating had hij de grootste moeite om nog ergens werk te vinden. Hij verhuisde een paar jaar naar het Waalse Assesse, waar zijn broer verbleef om gezondheidsredenen. Daar kweekte Armand kippen, maar dat ging al even slecht als met zijn fotozaak in Geel. Hij gaf het op en kwam in 1947 weer in Antwerpen wonen. Steuntrekken was uitgesloten maar hij verwierf toch voor zes maanden een baan bij het Vlaams Economisch Verbond, waar hij adressen schreef en postzegels plakte. Daarna is hij twee jaar „dopper‟ geweest. Als „collega‟-doppers ontmoette hij de gebroeders Renaat en Maurits Veremans en nog andere Vlaamse kunstenaars. Het gespreksonderwerp was natuurlijk „muziek‟. Ondertussen speelde hij al eens orgel in een cinema en musiceerde op bals. Hij deed dit samen met zijn vrouw in een klein orkestje, dat bestond uit enkele andere ontslagen muzikanten. Op die dagen mocht hij niet gaan stempelen. Hij was toen dikwijls op stap met Marcel Oger, beter bekend onder de pseudoniem Mark Liebrecht (°St.Truiden 1916 - †Mortsel 1975) die toen een muziekwinkel had en het eigenlijk niet nodig had om bij te verdienen, maar het toch deed voor het plezier. Ze speelden ook op familiefeestjes, bij huwelijken, op feesten van Joden en zelfs in „twijfelachtige‟ kroegen. Hij deed vanalles „om den brode‟… In deze periode leerde hij Eugeen de Ridder (zie voetnoot 1) kennen, die toen onderwijzer was in een stadsschool in Antwerpen en zelf al veel liederen had geschreven. Hij was het die Armand de raad gaf een operette te maken: Eugeen zou een verhaal opbouwen rond een bestaand lied en Armand zou dan voor dat libretto en de bijkomende liederen de muziek componeren. Zo ontstond in de kelderwoning van de Preud'hommes de operette Op de purperen hei, die op 6 juli 1949 in première ging in de Concordia-schouwburg in de Lange Gasthuisstraat te Antwerpen en grote bijval kreeg. De opvoering werd drie keer herhaald en was een succes. Het is een doorbraak geweest want het stuk werd nadien overal gespeeld door bekende groepen en amateurgezelschappen, in totaal meer dan 500 keer. Ook in Zuid-Afrika stond die operette dikwijls op de affiche. In 1968 werd deze operette ook in de Koninklijke Vlaamse Opera in Antwerpen opgevoerd (zie verder). Samen met Eugeen de Ridder werden nog twee operettes gemaakt: „‟n Zoen valt uit de hemel‟ was de volgende en daarna nog „Rineke‟. Beide operettes draaiden rond het thema over de verhouding stadsjongen-platteland. In het begin van de jaren 1950 werd Preud'homme aangeworven in het restaurant Bristol aan de Frankrijklei te Antwerpen om er hammondorgel te spelen. De socialisten waren er goed thuis maar ook veel Vlaamse vrienden en kennissen kwamen luisteren want elke avond werd er uit volle borst gezongen. Ook Camille Huysmans9 kwam er dikwijls een koude schotel eten en als de baas hem binnen zag 9
Camille Huysmans (°Bilzen 1871 - †Antwerpen 1968) was doctor Germaanse filologie, voorvechter van de Vlaamse Beweging. Hij voerde een onafgebroken strijd voor de vernederlandsing van de Universiteit Gent die
37 Kempensche Tydinghen nr 62 | januari – februari – maart 2011
komen gaf deze een teken aan Armand dat hij Peter Benoît moest spelen, o.a. „Mijn Moederspraak‟ want Benoît was Camille‟s lievelingscomponist. Op een dag vroeg Huysmans wie de organist was en de baas antwoordde dat het een Limburger was. Ik had het gedacht, zei Camille, want alle grote artiesten komen uit Limburg ! Maar ook daar werd Armand tijdens een van zijn optredens in aanwezigheid van Camille Huysmans (die als Vlaming veel sympathie had voor Armand) nogmaals het slachtoffer van een van zijn liederen: nu ging het om „Voor Outer en Heerd‟, dat in de periode van de schoolstrijd rond de jaren 1957-58, was uitgegroeid tot het strijdlied van de katholieken en gezongen werd tijdens de veelvuldige en soms harde betogingen. Op een avond in 1957, na weer zo‟n heftige betoging, kwamen tegenmanifestanten met opgeheven vuist het restaurant binnen, waar Armand speelde, en ze beschuldigden Armand er van dat hij dat lied speciaal voor deze schoolstrijd gecomponeerd had. Met het handschrift van Jozef Simons in de hand verweerde Armand zich dat het lied al in 1943 was ontstaan en dat de tekstdichter al 10 jaar dood was ! Het kon niet baten, zelfs Camille Huysmans werd ter hulp geroepen maar die liet Armand stikken met de woorden: „Wie zijn gat verbrand, moet op de blaren zitten.‟ Armand vloog op staande voet buiten en was zijn broodwinning kwijt. Een gevierd Vlaams componist Kort daarop in 1957 kwam de redding: hij kon weer een vaste betrekking bekomen als muziekleraar in het Technisch Instituut van de Ursulinen te Hasselt en hij bleef hier aan de slag tot 1968 toen hij om gezondheidsredenen op vervroegd pensioen ging. Hij was ook in dezelfde stad leraar aan de Limburgse orgelschool. Deze betrekkingen gaven nieuwe impuls aan zijn creativiteit. In 1959 kreeg hij het ereburgerschap van Peer.
Borstbeeld van Armand Preud’homme in Peer, als ereburger; met zijn melodie ‘In de Stille Kempen’
Het gezin Preud'homme verhuisde in 1958 naar het gehucht Godsheide (tussen Hasselt en Genk, niet ver van het openluchtmuseum Bokrijk), waar hun huis de naam Susa Ninna kreeg. Vanaf de jaren zestig was zijn doorbraak een feit en werd hij alom gevierd en met onderscheidingen overladen. Ter herinnering aan de emoties vlak na de oorlog, schreef Preud‟homme (naast nog 2 Paasmissen en een „Missa de Angelis‟) een „Amnestiemis‟ en ter gelegenheid van het 600-jarig bestaan van de stad Peer in uiteindelijk tot stand kwam in 1930. Was o.a. burgemeester van Antwerpen (1933 – 1946, behalve tijdens WOII), Eerste Minister (1946-47) en socialistisch gemeenteraadslid te Antwerpen tot 1968. Hij bleef tot op zeer hoge leeftijd zeer populair.
38 Kempensche Tydinghen nr 62 | januari – februari – maart 2011
1967, componeerde hij de operette “Bengel”. Dat werd iets voor de jeugd. Het feestende Peer was in de wolken. Op de balletdansers na waren het allemaal gewone Perenaren die voor de opvoering instonden. Het liep storm van kijklustigen. De personaliteiten tot Gouverneur Roppe en de bisschop van Limburg toe, waren aanwezig. Zij ook zagen in « Bengel » een weerspiegeling van hun eigen jeugd. Hij dirigeerde ook regelmatig op verschillende Vlaams-nationale manifestaties maar in 1967 weigerde hij nog mee te werken aan het Vlaams Nationaal Zangfeest omdat hij zijn liederen verdrongen voelde door kleinkunstliederen. Ook vond hij dat de koorfederatie van het Algemeen Nederlands Zangverbond (ANZ) te veel de nadruk legde op het oude volkslied en de polyfonie, ten nadele van zijn eigen volkse muziek. Toch probeerde hij zich te vernieuwen met het schrijven van liederen voor kleinkunstzangers als Will Ferdy en Louis Verbeeck. In 1968 werd de operette „Op de purperen Hei‟ op 22 oktober in première opgevoerd in de Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen. De regisseur was Renaat Verbruggen, die het stuk al van vroeger kende. Er is misschien nooit een andere Vlaamse operette geweest, die het zo goed gedaan heeft. De zaal zat proppensvol en de mensen moesten op hun lippen bijten om niet luidkeels mee te zingen. De «stem des volks» zong hem nu de troost toe om al dat leed en onrecht dat hij destijds te verduren kreeg. Elk nummertje van de operette kreeg een open doek, en bij het slot werd in koor om de componist geroepen. Dit was nog nooit gebeurd ! Dit Kempense bruiloftsfeest werd doorgespeeld tot het einde van het operaseizoen: negentien vertoningen voor meer dan dertienduizend toeschouwers. Armand was zielsgelukkig, zijn naastbestaanden en vrienden eveneens. Op de televisie werd gezegd dat ze gerust naast alle buitenlandse operettes mocht staan. Dit was een hoogtepunt in het leven van Armand Preud‟homme. Op 12 januari 1968 ontving hij van koning Boudewijn de Gouden medaille van de Kroonorde. Kort daarop werd hij, samen met Willem De Meyer (zie voetnoot 2), in opdracht van het Ministerie van Cultuur, naar Zuid-Afrika gestuurd om er het Vlaamse Lied te promoten, maar hij kon daar vaststellen dat zijn liederen er zo mogelijk nog populairder waren dan in zijn eigen land. Handtekening van Preud'homme met Toen schreef hij muziek op enkele eerste maat van ‘Kempenland’ (Opgedragen aan J.Florquin) Afrikaanse teksten en zelfs een zangspel in 3 bedrijven: “Die Lied van die ou Meule”. Op 8 mei '70 werd in de reeks 'ten Huize van' in opdracht van de BRT-Vlaamse Televisie door Joos Florquin een schitterende uitzending gewijd aan Armand Preud'homme, waarin Armand tijdens een boeiend gesprek de kans kreeg om over zijn leven 'de waarheid en niets dan de waarheid' te vertellen, want er waren toen nog enkele mensen die sommige episodes uit het verleden van Armand verkeerd begrepen hadden. 39 Kempensche Tydinghen nr 62 | januari – februari – maart 2011
Zijn operette « Op de purp‟ren hei » werd door de T.V. uitgezonden - ze was in Bokrijk verfilmd. Er werden opnamen gemaakt te Eksel, Peer, Neerpelt, Gruitrode, Genk, Zonhoven, Tessenderlo, As en Achel: allemaal gemeenten in het „bronsgroen eikenhout‟ van zijn dierbaar Limburgs Vaderland. Eugeen de Ridder en Louis Verbeeck verzorgden de teksten en Mark Liebrecht stond in voor de algemene leiding. De normale speelduur van de film was twee uur 15 min maar werd voor de T.V. teruggebracht op vijftig minuten zendtijd, maar 't mocht gezien zijn ! In 1974 vierde men in gans Vlaanderen zijn 70ste verjaardag en krijgt hij zelfs nationaal eerbetoon. Hij wordt tot ereburger uitgeroepen van Geel, Kasterlee, Zichem en Kampenhout (hij was het al sinds 1959 in Peer) en gans Vlaanderen brengt hem in datzelfde jaar een nationale hulde in de zaal Roma te Borgerhout. Ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag in 1979 werd zijn (geromanceerde) biografie Op de heide waait de wind geschreven (1978) door de journalist René Melis. Hij kreeg reeds een monument terwijl hij nog leefde: op 31 mei 1981 werd een bronzen beeld, gemaakt door de Lierse beeldhouwer Jan van den Brande, in het stadspark van Hasselt onthuld, maar kort daarna werd er een bomaanslag (met politieke motieven) op gepleegd en na de herstelling nog eens besmeurd met gele verf. Omwille van de wankele gezondheid van Armand neemt het echtpaar, eind 1985 zijn intrek in hetzelfde appartementsgebouw van hun jongste zoon Jozef in Edegem. Preud'homme stierf in het Vesaliusziekenhuis te Brasschaat op 7 februari 1986. Hij werd begraven op het Schoonselhof te midden van andere Vlaamse kunstenaars.
Armand Preud’homme Stadspark Hasselt
Zaterdag 15 februari 1986 nam Vlaanderen zingend afscheid van deze onsterfelijke volkse toondichter. De massaal bijgewoonde uitvaartmis in de kerk van O.-L.-Vrouw te Edegem groeide uit tot een dank- en huldeconcert.
Op het erepark van het Schoonselhof werd hij begraven. Dank zij de rijke liederenschat blijft Armand Preud'homme nog steeds bij het Vlaamse volk leven. Hij schreef in zijn leven ongeveer 450 liederen. Nabeschouwing Steeds terugkerende thema's in zijn werk waren de volksverbondenheid en het heimwee naar zijn geboortestreek. Uit zijn liederen spreekt het gezonde levensgevoel van de Vlamingen: hun aard, hun gemoedsgesteltenis, hun 40 Kempensche Tydinghen nr 62 | januari – februari – maart 2011
hartelijkheid, hun warmte en hun gezelligheid. Bovendien heeft de toondichter een aantal hoogmenselijke waarden bezongen, die in deze tijd dreigen verloren te gaan. De karakteristiek van zijn liederen kan gesitueerd worden tussen kunstlied en chanson. Hij wou steeds „zingbare‟ liederen schrijven voor de massa, die door goede teksten en volkse melodieën verantwoord zijn. Hij bleef „volks‟ maar nooit boers of plat, dus steeds „boven de grond‟ en met een bepaald niveau.
Grafsteen van Armand Preud’homme en zijn vrouw Evelyne Verhulst Schoonselhof
Bronnen Studiecentrum voor Vlaamse Muziek vzw - Jan Dewilde Taxandriamuseum - Turnhout Ten huize van... auteur: Joos Florquin Heemkundig tijdschrift „De Brigand‟ 8° jaargang september 2000 APPENDIX
1 - In Peer werd het geboortehuis van Armand Preud'homme als museum ingericht. Het bevat een interessante collectie persoonlijke bezittingen van Armand, zoals zijn vleugelpiano en originele partituren van zijn bekendste operettes. Aan de hand van foto's en krantenknipsels krijgt men een overzicht van zijn successen als componist en dirigent. Op de bovenverdieping van het huis heeft het Heemkundig Museum onderdak gevonden. Het museum bevindt zich in de Kloosterstraat 37 te 3990 Peer en kan na afspraak met dhr. Martin Hendrix (conservator en persoonlijke vriend van Armand Preud‟homme) in groep worden bezocht. Tel. +32 11 61 16 02 of fax. +32 11 61 16 05 Ook digitaal via www.peer.be en
[email protected] 2 – Het clublied van de Turnhoutse studentenclub „Sepulcrum‟ (Studenten aan de Katholieke Hogeschool Kempen, dept. lerarenopleiding) wordt gezongen op de melodie van „Op de purp‟ren heide‟, maar met een aangepaste tekst.
41 Kempensche Tydinghen nr 62 | januari – februari – maart 2011
Proclamatie nieuwe streekgids en ”Groene Neteland” Op vrijdag 1 juli werd in de Herentalse Lakenhal de proclamatie gehouden van de nieuwe lichting Streekgidsen Antwerpse Kempen , specialisatie “Groene Neteland”. 6 gidsen ontvingen hun diploma, en hun gidsenkaart Toerisme Vlaanderen met de daarbij horende “magenta”gidsen regenscherm. De nieuwe gidsen zijn: - Hilde Devos - Maria Dickens - Marc Keustermans - Alex Vercammen - Christiane Van Sweevelt - Jef Vervloesem De andere 4 cursisten die het traject mee hebben afgelegd hebben reeds eerder het diploma van Toeristische gids behaald. - Liesbeth Peeters - Raf Waeyaert - Brigitte Ruymaekers - Yvonne Helsen We wensen hen van harte te feliciteren en hopen hen te mogen opnemen in onze vereniging.
De nieuwe gidsen en enkele sfeerbeelden van de receptie door de stad Herentals aangeboden.
42 Kempensche Tydinghen nr 62 | januari – februari – maart 2011