Nr. 64 Juli – augustus - september 2011
Kempensche Tydinghen
KERK VAN
MEERLE
MET MONUMENT
“ZONDER NAAM”
Driemaandelijks tijdschrift van de Gidsen van de Antwerpse Kempen.
Verantwoordelijk uitgever: Mil Blancquaert Lange Eerselsstraat 63 Herentals
Inhoud Woordje van de voorzitter Verslag van de vergadering van 5 september 2011 in ‘t Steentje te Turnhout. Gidsen en de fiscus De Boerenkrijg (Herman Knaeps) Kempense figuren: Emiel Van Hemeldonck (Jef Florizoone) Nieuws uit FTG Interessante websites
2 3 5 5 38 57 60
Woordje van de voorzitter Beste Givakleden, Na de vakantie komt het gidsen weer vlop terug in de belangstelling. De OMD rond conflict zal weer heel wat nieuwe gezichtspunten tonen. In onze tydinghen besteden we ook aandacht aan het probleem van gidsen en fiscus. De studieartikelen worden aangeleverd door Jef Floorizone en onze schrijver uit het zonnige Zuiden, Herman Knaeps.
Veel leesplezier. Jullie voorzitter Mil Blancquaert
2 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Vergadering GIVAK, maandag 5 september 2011 in ‟t Steentje te Turnhout GIVAK vergadering, 5 september 2011, in ‘t Steentje te Turnhout Aanwezig: Mil Blancquaert, Frans Schippers, Sietske Caers, Willy Jacobs, MarieJose Hopmans, Mil Van den Bosch, Rita Dries, Jeannine Muller, Lutgarde Tatrai, Jef Florizoone, Bert Leysen, Jef Belmans, Pieter-Andre Melis, Marie-Claire Latinne, Liesbet Peeters, Ward Olbrechts, Paul Dierckx, Bert Bogaert, Ludwig Cerstiaens, Greet Roets. Verontschuldigd: John janssens, Rita Luyten, Frank Vermeren, Harry Geyskens, Hedwig Lauriks, staf Van der Velde, Rob Daniels, Jef Janssens, Marleen Gabriels, Maria Macauter, Raf Waeyaert, Rene Claessen, Caroline Buyckx, Jeannine Meeus, Yvonne Van Helst. De bedoeling was dat de vergadering gehouden zou worden bij Wurth, na het bezoeken van de tentoonstelling. Maar de prijs die berekend werd door Wurth, voor het gebruik van de vergaderruimte was te duur. Marie-Claire zal contact opnemen met de conservator. Misschien kan toch nog iets geregeld worden. Wordt vervolgd. De problemen met Toerisme Vlaanderen, voor de regeling van gratis toegang tot musea voor gidsen, zijn nog steeds niet opgelost. FTG kan door volhouden waarschijnlijk wel iets bereiken bij Toerisme Vlaanderen. Er waren geen opmerkingen of vragen over de vorige vergadering. Kasverslag: In kas 2002, 70 euro. Uitgaven in 2011: 586,43 euro Het ledental van de GIVAK is nu 74 leden. Voor volgend jaar willen we een definitieve ledenlijst presenteren in de maand april. De ledenlijst zal verstuurd worden naar de leden 2011. Deze lijst kan dan later nog aangevuld worden. Gidsen en fiscus, een onderwerp dat steeds meer op de voorgrond treedt. Hierover komt een gespreksavond met Bert Verdonk, accountant. Wanneer deze avond doorgaat en waar wordt tijdig bekend gemaakt. Op onze web-site staan nog te weinig foto‘s van Kempische monumenten. Gidsen worden gevraagd om interessante foto‘s door te sturen naar de voorzitter met 3 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
vermelding foto‘s voor Web-site. Dit kunnen foto‘s zijn van monumenten maar ook andere foto‘s, bv van gidsbeurten (groepen met gids). Voor het 75 jarig bestaan van het Davidsfonds in Vosselaar, dat gevierd wordt loopt er een tentoonstelling over de stichters. Op maandag 21 november, volgt nog een uitnodiging. Gidsen die busritten doen, kunnen het beste de ritten zelf in elkaar zetten. Dan heeft men zelf alles in de hand en gaat niet een vreemde ermee vandoor. In de toekomst is het bedoeling dat er niet telkens vergadert wordt eens per drie maanden maar dat er ook uitstappen georganiseerd worden ipv een vergadering. Deze uitstappen kunnen plaatshebben door de week of in het weekeinde. Een e-mail zal naar ieder worden verzonden, zodat kan worden nagegaan welke interesses er zijn en op welke dag de uitstap het beste georganiseerd kan worden. De provinciale landschapsdag gaat door in Bornem, hiervoor dient men zichzelf op te geven. Voor de viering van Turnhout 800 jaar worden nog gidsen gevraagd. De gidsen krijgen een e-mail toegestuurd waar men zich kan opgeven voor te gidsen. Op de laatste woensdag van de maand zijn de musea in Antwerpen gratis toegankelijk.
4 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
GIDSEN EN DE FISCUS
Er roert wat rond de fiscaliteit van mensen welke een fiscale aangifte doen voor gedane gidsbeurten en reisleideractiviteiten. Ze deden dat meestal onder de hoofding van ―diverse inkomsten‖. De fiscus wil nu deze aangiften gaan beschouwen als beroepsinkomens. Voor het allergrootste deel van onze gidsen en reisleiders zijn de vergoedingen eerder een vergoeding voor gemaakte kosten en opleidingen, in het kader van het beoefenen van een hobby, waarvan onze samenleving de grootste baten ontvangt. Om in deze materie meer duidelijkheid te brengen, zullen we als GIVAK een speciale vergadering samen roepen. Tijdens deze samenkomst willen we eerst en vooral alle vragen samen brengen. Een specialist in de materie zal daarna een beetje klaarheid brengen in de problematiek. We willen ook vanuit onze vereniging een schrijven, met onze bezorgdheden, richten naar FTG (de Vlaamse gidsenkoepel), en naar Toerisme Vlaanderen, en ook eventueel aan de Vlaamse minister, verantwoordelijk voor Toerisme, Geert Bourgeois. Eerlangs zal je dus een uitnodiging voor deze vergadering in jouw mailbox vinden.
DE BOERENKRIJG Door Herman Knaeps Inleiding De Boerenkrijg heeft maar amper 2 maanden geduurd maar is diep in onze herinnering gegrift. In de meeste gemeenten waar het Boerenkrijgleger geconfronteerd werd met de Franse bezetter, werden herinneringsmonumenten opgericht en worden nog regelmatig plechtigheden georganiseerd.
" Zo klinkt de derde strofe van het Brigandslied " Voor Outer en Heerd " (zie achteraan). Rollier, Corbeels, Van Gansen bevochten onverveerd met wisselende kansen de vijand van hun heerd. Zij kampten koen als leeuwen, en werden z' overmand, hun namen staan voor eeuwen in 't hart van 't volk gebrand."
5 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Dit is in het kort het verhaal van de Boerenkrijg met zijn drie grote leiders Rollier, Corbeels en Van Gansen, de namen die de Kempense dichter Jozef Simons vermeldt in zijn lied, getoonzet door Armand Preud'homme, dat in vier verzen alles samenvat wat er te vertellen is over de Boerenkrijg:
"Géén roekeloze wagers, stil volk dat zich beraadt”, “Zij wisten wat zij wilden, toen zij tot stout verweer…" "Zij steunden op Oranje's: de Nederlanden één! en juichten toen Brittanniës beloofde vloot verscheen". "Kloekmoedig in de gouwen van Diets Zuid-Nederland zijn allen sterk en trouwe gesprongen in de brand !"
Historische achtergrond. Het politiek klimaat in de 18° eeuw. Wat is er allemaal gebeurd om zulk een hevige opstand te laten losbarsten ? Om hier een zeker inzicht in te bekomen , moeten we even terug in de geschiedenis duiken: Met de Vrede van Utrecht in 1713 werd de Spaanse Successieoorlog1 beëindigd en werden de Zuidelijke Nederlanden aan Oostenrijk toegewezen. Toen keizerin Maria-Theresia van haar vader de kroon erfde (1740), barstte de Oostenrijkse Successie-Oorlog los. Onze gewesten werden daarop gedurende 3 jaren bezet door troepen van de Franse koning Lodewijk XV. In 1748 (Vrede van Aken) kreeg Maria-Theresia de Zuidelijke Nederlanden terug. Toen haar oudste zoon Jozef II als keizer de troon besteeg in 1780, wilde hij in onze gewesten grondige hervormingen doorvoeren op bestuurlijk, rechterlijk én kerkelijk gebied. Ondermeer schafte hij de „Blijde inkomst‟ in Brabant af. Hoewel hij als „verlicht despoot‟ zijn tijd ver vooruit was, joeg hij met zijn politiek de lokale machthebbers en het volk tegen hem in het harnas. In het voorjaar van 1789 richtte de jurist Jan-Baptist Verlooy het geheim genootschap "Pro aris et focis" (vrij vertaald: "Voor Outer en Heerd") op. Met pamfletten spoorde hij aan tot opstand tegen de keizer en deze term werd als motto gebruikt tijdens de Brabantse Omwenteling.
1
Alle voornaamste Europese mogendheden (Spanje, Frankrijk, Oostenrijk, Savoie, Portugal, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Groot Brittannië) waren jarenlang in oorlogen verwikkeld. Officieel ging het om de troonsopvolging van Spanje, maar achter de schermen ging het vooral over de rijkdommen die uit de overzeese gebieden te halen waren (goud, diamant, specerijen, enz.). De besprekingen in Utrecht duurden anderhalf jaar en gingen gepaard met vele culturele festiviteiten van diverse aard, tot op 11 april 1713 het verdrag ondertekend werd, waarbij Europa opnieuw op kaart gezet werd. Bij een grootse herdenking in 2013, zal Utrecht dit gebeuren trachten te evoqueren met een waaier van culturele manifestaties. (Dit scenario herhaalde zich in grote lijnen in 1815 toen ‘heel Europa’ bijeen kwam op het Congres van Wenen. De vergaderingen vonden hoofdzakelijk plaats in het Kurhauspark van Baden –een mondaine badplaats op een dikke 20 km van Wenen-, waar thermale baden, bals en concerten voor het nodige vertier zorgde. Een doofwordende Beethoven beëindigde er toen zijn 9° symfonie –‘Ode aan de Vreugde’- en trad er op als ‘vedette’).
6 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
De Brabantse Omwenteling begon op 27 oktober 1789 met de „Slag bij Turnhout‟: de Oostenrijkers werden buiten gewipt en op 11 januari 1790 werd een nieuwe staat opgericht, nl. de “Republiek van de Verenigde Belgische Staten”, onder leiding van de Brusselse advocaat Hendrik Van der Noot. De Brabantse driekleur (horizontale balken geel, zwart, rood) werd de nationale vlag. De richting en de volgorde van de kleuren (soms op willekeurige manier afgebeeld) zal in 1831 definitief veranderen tot de huidige Belgische driekleur. Al snel ontstonden er twisten tussen de conservatieve „Statisten‟ van Hendrik Van der Noot (1731-1827) en de progressieve „Vonckisten‟, van Jan Frans Vonck (1743-1792) de voorstanders van democratische hervormingen. Vanwege deze verdeeldheid (Vlaanderen reageerde eerder progressief Vonckistisch maar Brabant hield meer de conservatieve pro-Staatse koers aan) slaagden de nieuwe Oostenrijkse vorst aartshertog Leopold II (broer van Jozef II, die in februari 1790 overleden was) er gemakkelijk in om op 2 december 1790 een einde te maken aan de opstand en de jonge republiek viel uiteen. Onze streken kwamen opnieuw onder Oostenrijks bewind. Ondertussen was in Frankrijk de revolutie uitgebroken en werd het „ancien régime‟ opgeheven. Met diverse dwangmaatregelen werd de “republikanisering” doorgevoerd, o.a. op het vlak van religie, fiscaliteit en de dienstplicht. Periodes van gewapend verzet en brutale repressie volgden elkaar in snel tempo op. Revolutionair Frankrijk verklaarde in 1792 de oorlog aan Oostenrijk (de “Eerste Coalitieoorlog”). Deze oorlog werd voornamelijk uitgevochten op ons grondgebied, als zijnde de “Oostenrijkse Nederlanden”. Na een eerste mislukte aanval van de Fransen, slaagde generaal Dumouriez er in, dank zij een overweldigend numeriek overwicht, op 6 november 1792, te Jemappes (bij Bergen) de overwinning te behalen op de Oostenrijkers, waarna de Zuid-Nederlandse gewesten onder het Franse gezag kwamen. Aanvankelijk zag men de Fransen als bevrijders en generaal Dumouriez beloofde de bevolking geen annexatie te beogen, maar in Parijs won de idee van natuurlijke grenzen veld. De republikeinse machthebbers in Parijs kozen dus voor een expansiepolitiek, maar een anti-Franse, Slag bij Fleurus met een Europese coalitie probeerde deze expansie tegen te Montgolfière als verkenner gaan (zie verder onder „Voorbereidingen achter de schermen‟). Minder dan een jaar later, nl. op 18 maart 1793 in de slag bij 7 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Neerwinden, slaagden de Oostenrijkers er in hun macht te herstellen in onze gewesten. Dit herstel was geen lang leven beschoren, want de toegevingen en de herstelpolitiek van de Oostenrijkse vorst Frans II (zoon van bovengenoemde Leopold II, die in 1792 overleed) had geen of weinig bijval bij de bevolking. Generaal Jourdan zette een Frans tegenoffensief in, wat leidde tot de beslissende overwinning bij Fleurus op 26 juni 1794. De Zuidelijke Nederlanden werden door de Fransen bezet en vanaf 1 oktober 1795 door de Nationale Conventie in Parijs aangehecht bij de Franse Republiek. Twee jaar later zou Oostenrijk in het Verdrag van Campo Formio definitief afstand doen van onze gewesten. De Zuidelijke Nederlanden werden dan 20 jaar lang een deel van de Franse Republiek en dus onderworpen aan de Franse Grondwet van het Republikeinse Jaar III (1795), die als de vervanger van de „Blijde Inkomst‟ moest doorgaan. We zien dus dat ons land op korte tijd vele keren van regime is veranderd: - na een lange Franse periode, kwamen we onder Oostenrijk (Vrede van Utrecht 1713) - op 27 oktober 1789 kenden we de Brabantse Omwenteling en stonden we vanaf 11 januari 1790 voor het eerst op eigen benen als de „Verenigde Belgische Staten‟ - maar na twee maand ruziemaken kwamen we van 2 december 1790 opnieuw bij Oostenrijk - op 6 november 1792 worden we opnieuw een stukje Frankrijk (Slag bij Jemappes) - op 18 maart 1793 komen de Oostenrijkers terug (Slag bij Neerwinden) - op 26 juni 1794 jagen de Fransen de Oostenrijkers definitief buiten (Slag bij Fleurus) … - … en ruim 20 jaar blijven we Frankrijk (tot 1815: Congres van Wenen na Waterloo) Geen enkele van bovengenoemde „bezetters‟ werd door de bevolking geliefd maar veroorzaakte een voortdurend aangroeiende spanning, woede en ontevredenheid. En gedurende de 2 maanden dat we onafhankelijk waren, deden we niets dan ruziemaken. Dat kan niet goed aflopen ! In het buitenland hadden de Fransen ook weinig militair succes: op 1 augustus 1798 vernietigde de Engelse admiraal Nelson2 de Franse vloot in de „Slag om de Nijl‟. Deze overwinning verzekerde de Britse heerschappij over de Middellandse Zee voor de komende jaren en liet Napoleon een half jaar stranden in Egypte3.
2
Dezelfde Nelson zou in 1805 de Slag bij Trafalgar (Zuid Spanje) winnen en de Frans-Spaanse vloot vernietigen. Tijdens de krijgsverrichtingen in Egypte vonden Franse genietroepen in juli 1799 de ‘Steen van Rosette’, die het mogelijk maakte dat Champollion in 1822 de hiërogliefen kon ontcijferen. 3
8 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Men hoeft er zich dan ook niet over te verwonderen dat er anderhalve maand later in de Belgische contreien een opstand uitbrak, aangezien Frankrijk op dat moment aan de psychologische gevolgen van de zware nederlaag in Egypte leed. Pas nadat Napoleon zich na de staatsgreep van de 18e Brumaire VIII (9 november 1799) tot keizer kroonde in de Nôtre Dame van Parijs Napoleon kroont zichzelf in de Nôtre Dame te Parijs. Schilderij J.L. David in het Louvre te Parijs op 2 december 1804, kwam er eindelijk een periode van relatieve stabiliteit. Het concordaat met de Kerk bij paus Pius VII verbeterde de kerkelijke relaties in de geannexeerde gebieden en zeker in een bij uitstek katholiek land zoals België toen was. Wij hebben hier zo‟n 20 jaar van kunnen meemaken tot Napoleon viel in Waterloo en het Congres van Wenen ons land bij Nederland voegde, wat wij dan slechts 15 jaar konden uithouden tot onze Onafhankelijkheid in 1830.
De toestand in onze gewesten. De leefwereld eind 18° eeuw. Na de overwinning bij Fleurus gebeurde het onvermijdelijke: de Fransen plunderden de Zuidelijke Nederlanden en vele kunstschatten belandden in Parijs. De Spanjaarden, de Oostenrijkers en vele anderen hadden trouwens voordien reeds hetzelfde gedaan4. Ook rijke burgers, edellieden en hoge geestelijkheden ontvluchtten het land met al wat ze konden meenemen: het meest waardevolle eerst !. Aanvankelijk werd ons land bezet door Franse militairen die een bestuur „improviseerden‟. De bevolking kreeg het toen extra hard te verduren: buitensporige militaire bijdragen werden opgelegd en bestuurders werden aangesteld, die soms zeer fanatiek te werk gingen om „de oogst binnen te halen‟. De 9 departementen van België onder
Frans Bewind na 1795 Op 1 oktober 1795 werd België officieel ingelijfd bij de Franse republiek. De republikeinse hervormingen veranderden onze samenleving zeer drastisch.
Maar met het „uitvegen‟ van het „Ancien Régime‟ (als symbool hiervoor werd een nieuwe jaarrekening ingevoerd5 met een gewijzigde kalender) kwamen 4
Voorbeeld: het ‘Kunsthistorisch Museum’ in Wenen bevat ‘s werelds grootste Breugelcollectie. Ook het Prado in Madrid en het El Escorial op 45 km er vandaan, puilen uit van werken van de ‘Vlaamse Primitieven’. 5 De Republikeinse kalender werd ingevoerd vanaf 22 september 1792 (= de eerste dag van de eerste maand –vendémiaire- van het jaar I). Het jaar I duurde tot 21 september 1793 en op 22 september 1793 begon jaar II, enzovoort. De 12 maanden kregen elke een naam die herinnert
9 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
hervormingen in de plaats: de invoering van het tiendelig stelsel en de indeling in negen departementen met een aantal arrondissementen, kantons en gemeenten i.p.v. de aloude vertrouwde indeling in graafschappen, hertogdommen en heerlijkheden. Het plaatselijk bestuur, vroeger gedragen door de schepenbank met de griffier en de baljuw als vertegenwoordiger van de heer, werd overgenomen door de "municipaliteit", met aan het hoofd de commissaris, bijgestaan door agenten als afgevaardigden van de verschillende plaatsen. Deze agenten waren verantwoordelijk voor de politie en de burgerlijke stand, maar zaten als "collaborateurs" in een lastige positie. De bestuurstaal werd het Frans en de verfransing zette zich onmiddellijk sterk door. Op gerechtelijk vlak werd komaf gemaakt met het gewoonterecht, de "costuymen ende gebruyken", die verschilden van plaats tot plaats. Bevoorrechte klassen van adel en clerus en gilden werden afgeschaft. De bestaande gerechtshoven werden onbevoegd verklaard en vervangen door republikeinse bestuursvormen, tribunalen en wetten. De “Code Napoléon”, het Frans burgerlijk wetboek, werd pas later, in 1804 ingevoerd. Op 19 november 1796 besloot de Franse bezetter de gendarmerie in te richten, zoals in Frankrijk, met in elk departement een contingent gendarmes (gens d„armes), waarmee de departementscommissaris de orde in zijn gebied zal kunnen handhaven.
Alle oorzaken van de boerenkrijg samengevat in één beeld Oude ‗didactische‘ schoolplaat
Er kwam een aanzienlijke wijziging in de verhouding tussen Kerk en staat. In de oude standenmaatschappij was de Kerk de steunpilaar met veel eigendommen, macht en invloed. Door het stelsel van de tienden had de Kerk een grote financiële basis opgebouwd. De Fransen wilden de invloed van de Kerk breken en haar bezittingen aanslagen. Vanaf 1796 werden een hele reeks maatregelen genomen. De tienden werden samen met het ingewikkelde belastingsstelsel afgeschaft en vervangen door een heffing per kanton. Weldra zou deze belasting echter niet volstaan en ging de Franse bezetter over tot gedwongen leningen. Processies werden verboden, net als alle uiterlijke tekens van de godsdienst: de klokken mochten niet meer worden geluid, tenzij voor de Franse burgerlijke feesten. De priesters mochten hun priesterkledij niet meer dragen. De aan het klimaat in Frankrijk. De week werd verdeeld in 10 dagen die elk een naam kregen gebaseerd op Latijnse telwoorden. De Gregoriaanse kalender werd opnieuw van kracht vanaf 1 januari 1806.
10 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
kerkelijke feesten werden afgeschaft en vervangen door het verplichte Feest der Vrijheid. Met de invoering van het tiendelig stelsel werd ook de week verdeeld in tien dagen. De tiende dag „décadum‟ verving de zondag. In 1796 werd ook het dragen van de Franse kokarde verplicht. De Heilige Geesttafel en de armendis, liefdadigheid, ziekenverpleging, armenzorg en onderwijs, die door de Kerk werd georganiseerd, werden afgeschaft en overgenomen door officiële instellingen. Ook de burgerlijke stand die voordien enkel door de pastoor werd bijgehouden, werd uit de handen van de Kerk genomen. Voortaan zou de agent of zijn adjunct instaan voor de registratie van geboortes, huwelijken en sterfgevallen. In het najaar van 1796 werden vele abdijen en kloostergemeenschappen ontbonden en kerkelijke goederen werden in beslag genomen en openbaar verkocht. Vanaf 1797 werd de houding tegenover de Kerk nog aangescherpt: op 25 oktober werd de Leuvense universiteit gesloten en opgeheven (Rector Havelange werd naar Guyana gedeporteerd, waar hij stierf) en de municipaliteit doopte alle kerken om tot „Tempel der Wet‟6. De uitwijzing van de vele kloosterlingen werd het begin van een strikte godsdienstvervolging. De eed van Eiken kist met verplaatsbaar altaar en tabernakel - Nederland 1750 à 1775 trouw aan de republiek werd in september Collectie Catharijneconvent omgezet in de eed van haat aan het koningdom. Op 3 maart 1798 werd zelfs het einde van Kerk, pausdom en geloof afgekondigd. Aanvankelijk lieten de Fransen begaan, omdat ze dachten dat de godsdienst door de uitgevaardigde verordeningen van zelf zou verdwijnen. De priesters bleven echter in het geheim nog steeds de sacramenten toedienen en droegen de mis op in huizen van de gelovigen of zelfs onder een berg hooi op een rijdende wagen. Niet-beëdigde priesters mochten hun ambt niet meer uitoefenen, hun kerken werden gesloten en hun geestelijke goederen werden in beslag genomen. Ze konden daarenboven worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden tot één jaar en een geldboete van 500 frank. Dezelfde wet gaf aan het directorium de mogelijkheid al de priesters, die zich tegen de maatregelen zouden verzetten, zonder veroordeling naar het buitenland te sturen. Vele Belgische priesters werden verbannen naar Rochefort in Frankrijk, de eilanden Ré en Oléron of naar Frans Guyana (Zuid Amerika)7. 6
Tegenwoordig worden in Frankrijk alle protestantse kerken nog ‘Tempels’ genoemd. Toevallig las ik een namenlijst van priesters in het kanton Bornem die moesten gedeporteerd worden. Hier zat ook Gerardus Knaeps tussen, dus zeker een (ver)familielid van schrijver. Gendarmes maakten een jaar lang klopjacht op hem, maar hij dook onder bij inwoners van Puurs en werd nooit gevat. 7
11 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
De kerkvervolging en de hoge belastingen veroorzaakten grote ontevredenheid bij de bevolking maar de wet Jourdan-Delbrel van 5 september 1798 werd de druppel die de spreekwoordelijke emmer deed overlopen: de conscriptie.
Conscriptie De conscriptie, d.w.z. de verplichte inschrijving voor legerdienst voor alle mannen tussen 16 en 25 jaar, was de onmiddellijke aanleiding voor de Boerenkrijg. Over de conscriptie is uitvoerig geschreven in het artikel „Loting en conscriptie‟ in KT 47 (april - mei - juni 2007). Een korte situering van het fenomeen lijkt me hier voldoende. Frankrijk erfde na de Revolutie de troepen uit het „Ancien Régime‟. Het moreel van deze legers zat aan de grond. Zeker wanneer militaire successen uitbleven (zie boven). Er heerste geen discipline en muiterij was schering en inslag wegens gebrek aan strenge tucht. Soldaten namen dienst uit uitzichtloosheid want promoveren konden ze toch niet omdat de wet voorschreef dat officieren van adel moesten zijn. Die adellijke afkomst was ook de reden dat na de revolutie een derde van de officieren het leger verliet om zich bij hun familie te voegen, die voor de revolutie naar het buitenland gevlucht waren. Er moesten dringend hervormingen komen, waarvan de voornaamste was dat voortaan de verdienste in aanmerking kwam om tot een hogere rang op te klimmen. In 1791 en 1792 werden oproepen gedaan voor vrijwilligers, die toetraden uit politieke of revolutionaire idealen. Ze vermengden zich met de beroepssoldaten, die trots waren op hun technische bekwaamheid. Samen (idealen mengden zich met technische kennis en ervaring) vormden ze het perfecte korps, de „demi-brigade‟ genoemd. Weldra voldeed de traditionele wijze van rekruteren van soldaten, door het in dienst nemen van vrijwilligers en huurlingen, niet meer voor de jonge en oorlogvoerende Franse Republiek. Er was een massale aanvoer van soldaten nodig. Daarom ging men over tot een systeem van gedwongen inlijving. De wet van 24 februari 1793 voorzag dat alle ongehuwde en kinderloze mannen tussen 18 en 40 jaar zich moesten ter beschikking houden voor militaire dienstplicht. Ieder departement moest zijn bijdrage leveren, naargelang het aantal inwoners. Wegens toenemende politieke dreigingen uit de buurlanden en binnenlandse onlusten werd op 23 augustus 1793 besloten tot een „levée en masse‟ (massale lichting) waarbij in principe alle ongetrouwde mannen en weduwnaars zonder kinderen kon worden opgeroepen om dienst te nemen in het leger.
12 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
De wet Jourdan-Delbrel van 19 Fructidor VII (5 september 1798) scherpte deze rekrutering nog aan en stelde dat elke mannelijke burger van zijn 20ste tot zijn 25ste kon opgeroepen worden voor militaire dienst. De wet gold voor alle Fransen maar ook voor de bewoners van de geannexeerde gebieden en de gemeenten moesten zorgen voor het correct invullen van lijsten waarop alle mannen, die aan de gestelde voorwaarden voldeden, werden opgeschreven: conscriptielijsten. (Alhoewel er géén loting Oproep tot verzet ! Uitgave 1898 voorzien was in deze wet, werd ze wel toegepast Davidsfonds - Steendruk L. Geens vanaf april 1799, als er niet genoeg vrijwilligers waren om in bepaalde gemeenten een contingent van de vereiste omvang te vormen.) Voor de eerste maal zouden onze voorvaderen verplicht moeten dienst nemen in het leger van de bezettingsmacht en in eigen land of in „den vreemde‟ gaan strijden voor vreemde belangen. De wet bepaalde een algemene mobilisatie in oorlogstijd, en in vredestijd, een mobilisatie van vrijwilligers aangevuld door dienstplichtigen voor het aanleggen van een vaste en grote wervingsreserve. Enkele weken na de goedkeuring van de wet Jourdan-Delbrel werden 200.000 manschappen van klas 1 (mannen van 21 jaar op 22 september 1798) gemobiliseerd. Ze moesten zich klaar houden om bij het eerste bevel uit te rukken. Het was ondermeer deze mobilisatie die in onze gewesten tot oproer aanzette en de Boerenkrijg ontketende. De jarenlange onderdrukking door de bezetters, zij het Oostenrijkers of Fransen, had bij de bevolking een opgekropte woede veroorzaakt. Maar nu nog die conscriptie er bij: dat deed de bom barsten ! De woede bij de bevolking was zo groot geworden, dat de opstand zelfs te vroeg begon.
Voorbereiding van de opstand achter de schermen Inderdaad, sedert maanden was deze opstand voorbereid door groepen uitgeweken "Brabantse Patriotten": edellieden, ambtenaren, priesters en kloosterlingen, die vooral in Gelderland en Rozendaal (Noord-Brabant) verbleven. Zij waren de bemiddelaars tussen de eigenlijke aanvoerders van de opstand in het bezette land en de grote anti-Franse Europese coalitie waaronder Engeland, Pruisen en Oostenrijk met als sleutelfiguur Stadhouder Willem V van Oranje (1748-1806), die eerst voor zichzelf, daarna voor zijn zoon, de latere Koning Willem I (1772-1843) het herstel van de Verenigde Nederlanden wenste.
13 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Ten aanzien van de hele toenmalige wereld waren het deze “Brabantse Patriotten”, die krachtdadig getuigenis hebben afgelegd van de levenswil van een volksgemeenschap, die drie eeuwen tevoren door de Spanjaarden gescheiden werd in een Noordelijk en een Zuidelijk gebied. Toch hadden ze hun eigen gemeenschappelijk Diets karakter niet verloren. Dikwijls onbewust en zelden duidelijk uitgesproken, maar niettemin echt en onvervalst streefden ze naar één grote droom: het herstel van het éne Nederland. Op plakkaten en plakbrieven die in grote steden (Antwerpen, Brussel, e.a.) en in vele kleine dorpen aangebracht werden op kerken en openbare gebouwen, onmiddellijk na de gehate conscriptiewet van 5 september 1798, was te lezen:„"Nederlanders ! blyft nu bijeen, wy moeten standvastich wezen" of "uit den naam der vergaderde Nederlandsche jonkheid" of nog "uit den naam van het Nederlandse
volk, wij verdedigers van ons vaderland".
De “Brabantse Patriotten” hadden bij hun onderhandelingen de belofte gekregen dat Engeland wapens zou aanleveren voor de opstand die op 25 oktober 1798 zou moeten beginnen. Maar de Engelse vloot kwam niet aan land: een landingspoging mislukte op 21 oktober in Vlissingen en op 23-24 oktober nog een mislukte poging in Blankenberge.
Waarom mislukten de landingen van de Engelse vloot ? Engeland had samen met haar anti-Franse coalitiepartners veel grotere belangen te regelen dan een bende ongeregelde opstandelingen ter hulp te komen. Ze wilden wel helpen maar slechts in zoverre het mogelijk was ! De echte oorzaak van de mislukte landingen is erg onduidelijk en staat nergens beschreven, maar een oud boek uit 18328 bevat een paragraaf over een mislukte Engelse landing in Den Helder9, bij de nasleep van de Boerenkrijg die nog doorliep tot in 1799 (zie verder). Misschien zou die verklaring ook voor al die vorige mislukte landingen kunnen gelden: …Ondertusschen werd de oorlog nog steeds in Europa voortgezet. Het was den Engelschen Minister Pitt gelukt, in 1798 en 1799 een nieuw verbond tegen het alles bedreigende Fransche Gemeenebest tot stand te brengen, waarin Oostenrijk en Rusland deel namen. Met hulp der laatstgenoemde Mogendheid deden de Engelschen eene landing in Noordholland, die mogelijk gelukt zou zijn, indien de dappere AberCrombie niet onder het bevel van den jammerhartigen, altijd beschonkenen HERTOG VAN YORK gesteld was geworden. Van dat oogenblik af was de onderneming mislukt, en in December moesten zich de Engelschen en Russen weder inschepen ...
8
Geschiedenis der Nederlanders buiten Europa - Volume 3,Nummers 1-2 blz 387-388 Door Nicolaas Godfried van Kampen Uitg. ‘De Erven François Bohn’ te Haarlem MDCCCXXXII 9 Er is zopas in Den Helder een geraamte gevonden, dat blijkt afkomstig te zijn van een Engelse soldaat die aldaar sneuvelde bij de mislukte landing van Engelse en Russische troepen in 1799. (TV-Nieuws NOS 11 oktober 2011)
14 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Met andere woorden: de Engelse vloot met wapenhulp was slechts een belofte als onderdeel in de anti-Franse coalitie maar veel groter belangen (handel in het Verre Oosten en Indië en de daaraan gekoppelde oorlogen van de Engelsen tegen de Hollandse VOC – zie ook artikel „Diamant‟ in KT 60)) hadden toen prioriteit boven de hulpverlening aan een bende oproerlingen ! En trouwens, Engelse schepen die in Hollandse havens aan land wilden gaan, werden mogelijks beschouwd als vijanden (de „Vierde Engelse oorlog‟ was nog maar pas achter de rug) en werden daarom weggejaagd. Voeg er bij: een stomdronken admiraal en de gevaarlijke zandbanken voor onze kusten en … de Boerenkrijgers bleven in de kou staan … ! Het begin Een onverwacht incident stak twee weken te vroeg het vuur aan de lont. Op 12 oktober 1798 probeerde een deurwaarder met Franse soldaten beslag te leggen op de inboedel van een inwoner van Overmere (deelgemeente van Berlare) die geweigerd had zijn belastingen te betalen. De buren mengden zich in het conflict en slaagden er met geweld in de deurwaarder en zijn soldaten te verjagen. De komst van Franse militairen uit Gent en Dendermonde stelde een eind aan het incident. Deze opstoot was zeker niet het eerste verzet tegen de Franse overheerser, en zou – onder normale omstandigheden – onopgemerkt voorbijgegaan zijn, maar de onverwachte felheid waarmee de overheid optrad, en de opgekropte woede tegen de pas ingevoerde conscriptiewet, maakte echter dat deze opstoot een ander karakter kreeg. Traditioneel wordt dit incident in Overmere als het begin van de Boerenkrijg aanzien. Het verhaal van dit incident liep als een lopend vuurtje door het Scheldedepartement en in een minimum van tijd waren alle “arbres de la liberté” (de zgn. „vrijheidsbomen‟) in het kanton Overmere geveld. Overal in het departement (en weldra ook daarbuiten) volgden groepjes opstandelingen het voorbeeld van Overmere. In Beveren en in Vrasene werd op 18 oktober de vrijheidsboom omgehakt, de kerk opengebroken en de klokken geluid en in het gemeentehuis werden de militielijsten verbrand. De gelijktijdigheid van de gebeurtenissen gaf de overheid even de indruk dat er een complot van de geallieerde coalitie mee gemoeid was, en de paniek sloeg toe … De centrale overheid in Gent reageerde onmiddellijk en gewelddadig op de rellen: op 15 oktober viel in Haasdonk een dode, en nog eens 9 doden op 18 oktober. Maar de opstand bleef aangroeien. In Haasdonk wordt deze gebeurtenis jaarlijks herdacht Boerenkrijgmonument in door het branden van kaarsjes op de vensterbanken en Overmere boven de deuren. 15 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Boerenkrijgmonument in Berlare (Overmere) op het voorplein van de kerk: Bronzen beeldengroep door Aloïs De Beule (1861-1935) die zijn naambekendheid en doorbraak als monumentaal beeldhouwer dankte aan de creatie van drie Boerenkrijgmonumenten in Mol, Overmere en Tielt in 1898. Figuratieve voorstelling van de “Triomf van het begin van de strijd” naar analogie van de start van de Boerenkrijg te Overmere. In de volksmond gekend als “Pa en Gijs” naar de twee dorpsfiguren die poseerden. Figuur met vlag en kruis in de hand wijzend in de verte die een Franse vlag vertrappelt, als triomfator. Naast hem staat een gebukte man met trommel, die opkijkt en gelijktijdig met zijn andere hand een geweer tracht op te nemen. Dit monument werd door de Duitsers in 1918 weggenomen, maar herplaatst in 1920. De Boerenkrijg De Boerenkrijg begon dus officieel op 12 oktober 1798 in Overmere maar eindigde al op 5 december 1798 bij de slag om Hasselt. De onlusten verspreidden zich over het Waasland, KleinBrabant, de (huidige) provincie Antwerpen en WestVlaanderen en de Antwerpse en Limburgse Kempen en gelijktijdig ook in het Ourthe-departement en Luxemburg. Omdat dus ook Franstalige Belgen aan deze opstand deelnamen, tegen een gemeenschappelijke vijand en met dezelfde motivatie, blijkt dat het verkeerd is om de Boerenkrijg te beschouwen als een eerste aanzet voor de „Vlaamse Ontvoogdingsstrijd‟, want de Walen waren even sterk gekant tegen onderwerping aan Frankrijk als Vlamingen ! Het lezen van het boek „De Boerenkrijg‟ door Hendrik Conscience in 1853 zou een verkeerd beeld kunnen vormen, omdat het verscheen in een periode waarin men naar een volwaardige emancipatie van Vlaanderen streefde. De link naar de Boerenkrijg is voorbarig. Later verkreeg de leuze van de Boerenkrijgers „Voor Outer en Heerd‟ helaas een wrange bijsmaak, toen het gelijknamige lied (zie AANHANGSEL tekst: Jozef Simons – muziek: Armand Preud‟homme) in 1943 als strijdhymne gebruikt werd door “Sturmbrigade Langemarck”, een eenheid van de Waffen-SS bestaande uit Vlaamse vrijwilligers die met de Duitsers meevochten aan het Oostfront. (zie artikel „Op de purperen Heide‟ in vorige KT nr. 63).
16 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Ten geleide Een chronologisch relaas van de evenementen van de Boerenkrijg is praktisch niet mogelijk omdat vele gebeurtenissen gelijktijdig of door elkaar heen plaats vonden. Daarom volg ik een soort geografisch overzicht, beginnende in het Waasland, waar de opstand feitelijk uitbrak, tot in Hasselt, waar het Boerenleger vernietigend neergeslagen werd. De term „Boerenkrijg‟ werd voor het eerst in 1798 door een Mechelse kroniekschrijver gebruikt en is later populair geworden met het boek van H. Conscience. Alhoewel velen (vooral in de Limburgse Kempen) de ‗Parijse Sansculot‘ Tekening 1792-1793 boerenkrijgers gewoon „jongens‟ noemden, houd ik het in Uit: Critical Dictionary of de tekst op „Brigands‟: de naam die de Fransen gaven aan the French Revolution. Fr. Furet en Mona Ozouf de Vlaamse London 1989 opstandelingen. Eigenlijk betekent „Brigand‟ gewoon „struikrover‟, maar een scheldnaam is in het verleden ook al wel eens omgebogen tot een soort eretitel: bvb „geuzen‟ of „stroppendragers‟. Anderzijds werden de Franse soldaten ook „sansculottes‟ genoemd. Een „culotte‟ Schermutseling tussen Fransen vooraan en Brigands is een kniebroek zoals de gegoede achteraan. Let op de broeken van de Fransen: burgerij droeg. Maar ambachtlui, sansculotten ! Aquarel Ed Geelhand. winkeliers, kleine handelaars, armen, enz. droegen geen kniebroek maar een gewone „slodder‟-broek en werden daarom „Sansculottes‟ genoemd. Deze term is overgedragen op de Franse soldaten, zelfs al worden ze op vele afbeeldingen toch met kniebroek voorgesteld (officieren e.d.). Het verloop in het Waasland Vanaf 19 oktober kon men pas spreken van een echte opstand waarbij de „Brigands‟ doelen in en buiten het departement aanvielen: Sint Niklaas, Zeeuws Vlaanderen en het Vlaamse Hoofd aan de Schelde tegenover Antwerpen. Sint Niklaas werd op 19 oktober aangevallen maar elke poging de stad in te nemen mislukte omdat ze verdedigd werd door 130 manschappen van de 51° demibrigade, bijgestaan door 70 infanteristen. De volgende dagen was de groep Brigands versterkt met mannen uit Sint-Pauwels en Sinaai tot ze een 17 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
bende van 1200 man bijeen hadden onder leiding van Macharius Rheyns. Op 25 oktober trok deze groep weer op naar Sint-Niklaas maar de inwoners alarmeerden de Fransen, die hun kanonnen op tijd in gereedheid konden brengen. Na enkele schoten vluchtten de Brigands maar lieten 17 slachtoffers achter. Er werd geen verdere poging ondernomen om de stad in te nemen. Een tweede groep Brigands uit het Waasland trok naar Zeeuws Vlaanderen in de hoop de Britse hulp te kunnen ontvangen. De vloot kwam wel, maar zetten geen wapens aan land (zie boven) ! De Brigands hadden hier verder weinig succes en verloren 12 man toen de Fransen hen op 24 oktober uit Hulst en Sas-van-Gent verdreven. Een derde groep trok op 19 oktober vanuit Zwijndrecht naar Antwerpen, waar rond 13 uur het Vlaams Hoofd op de linker Scheldeoever bezet werd. Dit was een provocatie om de smeulende opstand (die in bedwang gehouden werd door de aanwezigheid van een sterke Franse legermacht) in Antwerpen aan te wakkeren. Tevens wilden ze de benedenloop van de Schelde in handen houden (ze hoopten nog altijd op Engelse hulp !). Tevergeefs, want later in de namiddag werden ze al door 80 Franse soldaten uit het Hoofd verdreven. Opmerkelijk is dat deze Brigands een colonne10 Franse militairen lieten passeren, die op weg waren naar Beveren, dat eerder op de dag was ingenomen door 2 à 3000 Brigands, die het huis van de „agent municipal‟ leegplunderden en nog andere wandaden pleegden. Deze colonne, versterkt met Franse soldaten die onmiddellijk uit Sint-Niklaas waren toegesneld, overmeesterden Beveren, waarbij 23 doden vielen, meestal ongewapende burgers. In de volgende dagen werden in diverse Waaslandse gemeenten nog de vrijheidsbomen geveld en gemeentehuizen kort en klein geslagen. De rellen duurden nog tot 30 oktober.
West-Vlaanderen Op 7 oktober hadden er al de eerste incidenten plaats, dus nog voor de eigenlijke opstand officieel uitbrak. De verzetshaard smeulde eerst in Pittem en Tielt, waarna ook Harelbeke, Izegem en Wervik aangestoken werden. Hetzelfde scenario als in Overmere (evenals in bijna alle gemeenten in alle provincies die door de Brigands werden ingenomen) werd gevolgd: vernielen van de „Vrijheidsboom‟ en de inboedel van het gemeentehuis en, zo mogelijk, werden ook de conscriptielijsten verbrand11, het bedreigen van de gezinnen van
10
Een ‘colonne’ was een tactische eenheid die bestond uit 2 infanteriebrigades, 2 regimenten cavalerie en een batterij artillerie, in totaal zo’n 8 à 9000 man. 11 Dikwijls gingen ook de lijsten van de burgerlijke stand mee in de vlammen op. Bij genealogisch onderzoek gebeurt het zeer vaak dat hierdoor de stamboomgegevens plots doodlopen in de 18° eeuw.
18 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Fransgezinde ambtenaren en vooral veel geroep door de jeugd die de conscriptieleeftijd bereikt hadden. In de nacht van 24 op 25 oktober brak de echte opstand uit, ingeleid door klokkengelui uit de basiliek van Dadizele. De Brigands trokken richting Roeselare maar in Moorslede moesten ze slag leveren met de Fransen waarbij een luitenant gedood werd. Er ontstond verwarring in het Franse kamp en hiervan profiteerden al de eerder gevangen genomen Brigands om de benen te nemen. Die nacht weerklonk ook klokkengelui uit Zonnebeke en de Brigands verzamelden zich tot een grote groep van zo‟n 4000 man in Oekene bij Roeselare. Ten gevolge van opstootjes in Kortrijk op zaterdag 27 oktober, vertrok een compagnie Franse infanteristen op zondag 28 oktober uit Brugge om de bezettingstroepen van Kortrijk te gaan versterken. Rond negen uur kwamen ze Ingelmunster voorbij. Een deel van de verzamelde Brigands in Oekene, samen met opstandelingen uit de omringende gemeenten, gealarmeerd door het klokkengelui, kwamen toegesneld, gewapend met fusieken (vuurroer of geweer), pistolen, zeisen, rieken, messen en al wat ze konden vinden. Ze overvielen en achtervolgden de Fransen tot in Kuurne. Een Franse ruiter ontsnapte en verwittigde in allerijl het garnizoen te Kortrijk. Gedenkplaat van de ‗Brigandszondag‘ tegen de St-Amanduskerk in Ingelmunster
De Franse commandant, die aan het hoofd stond van 100 ruiters en 150 infanteristen snelde de in nood verkerende troepen in Kuurne ter hulp en dreef een bende van 200 Brigands achteruit. Ze hergroepeerden zich te Hulste. De Fransen waren razend en op de weg van Kortrijk tot Ingelmunster werd iedereen die ze tegenkwamen gedood. Onder de slachtoffers waren talrijke kerkgangers die van de zondagse eredienst terugkwamen. Tijdens de schermutselingen sneuvelden tientallen burgers en boerenkrijgers. Sommige geschiedschrijvers spreken van 87 doden. Anderen gewagen van 200 gesneuvelden, waarvan de meesten onschuldige burgers waren. In West-Vlaanderen wordt deze dag als “Brigandszondag” in de annalen vermeld. Na deze zware nederlaag was het verzet snel gebroken en op 3 november waren de Fransen weer meester van de situatie.
Gebeurtenissen in Klein-Brabant Ontmoedigd door het uitblijven van de Engelse hulp, trokken een aantal Waaslandse boerenkrijgers op 20-21 oktober verder naar Sint-Amands in Klein-Brabant. Hier was daags tevoren Emmanuel Benedict Rollier door 3000 Brigands als aanvoerder aangeduid. Hij behoorde door zijn afkomst tot een van 19 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
de betere en invloedrijkste families uit het toenmalige Land van Dendermonde. Zijn vader bekleedde onder het „ancien régime‟ het ambt van burgemeester en baljuw. Aan zijn geboortehuis in de Emiel Verhaerenstraat in Sint-Amands hangt een gedenkplaat.
Emmanuel Rollier komt in Willebroek aan.
Op 22 oktober sprak Rollier zijn manschappen toe in Sint-Amands en trok naar Dendermonde, waar ze drie dagen stand hielden tegen de Fransen. De Brigands moesten uiteindelijk toch terugtrekken maar op 27 oktober namen ze Willebroek in.
Ondertussen hadden twee Franse kanonneerboten het fort Sint-Margriet12 bestookt, dat ijverig verdedigd werd door de Brigands onder pastoor Willem Huveneers (die later ook mee naar de Kempen trok en verder deelnam aan de slag om Hasselt). Het fort bleef voorlopig in handen van de Brigands. Begin november werden er gevechten gesignaleerd in de buurt van Londerzeel en bij Baasrode (bij Dendermonde) waarna in de nacht van 3 op 4 november een aantal Franse troepen uit Brussel (onder generaal Meinsveig) en uit Aalst (onder generaal Rostollant) naar Klein–Brabant trokken, die tot opdracht hadden de Brigands samen te drijven tot tegen de Schelde en fort Sint-Margriet uit te schakelen. De weerstand in Sint-Amands was echter zo groot dat de Fransen versterkingen (het leger van Striffler) moesten inroepen, die er pas ‟s avonds in Bornem: Herinnering aan slaagden Sint-Amands in te nemen. Dank zij de Boerenkrijg 1798 toegestroomde versterkingen konden de Fransen Een Brigand, strijdvaardig, met zeis in de vuist. tenslotte Rollier en zijn manschappen op 5 november uit Willebroek verdrijven. Hierbij werd Rollier gekwetst en kon verder niet meer aan de strijd deelnemen.
Franse soldaten plunderen een dorp en mishandelen de bewoners Geaquarelleerde tekening door Ed. Geelhand (Turnhout, Taxandriamuseum)
De Franse troepen van Striffler en Rostollant trokken door naar Bornem en generaal Meinsveig reed richting Wintham, waar het fort Sint-Margriet nog steeds beschoten werd door twee Franse kanonneersloepen en nu ook nog door een korvet uit Vlissingen (hadden die er op 21 oktober de landing van de Engelsen
12
Fort Sint-Margriet ligt op de linkeroever van de Rupel in de hoek tussen Rupel en Schelde. Tegenwoordig is de site verdwenen in de vaargeul van de sluis van Wintham.
20 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
verhinderd ?), terwijl de Brigands slechts over twee kanonnetjes uit het kasteel d‟Ursel van Hingene beschikten. Het fort werd daarom ontruimd op 6 november. In Bornem verliep het anders: in de nacht van 4 op 5 november waren barricades opgeworpen aan het „Warregaren‟13 en alle huizen waren als bunkers versterkt. De Franse ruiters werden vanuit de huizen beschoten, waarbij ook generaal Rostollant gekwetst werd, waarop hij woedend het bevel gaf om al de huizen en de barricades in brand te schieten. Een 150-tal huizen gingen in vlammen op waarna de Brigands vluchtten. De Fransen profiteerden er van om naar believen te plunderen en te vernielen en er werden daarbij nog een 30–tal huizen in brand gestoken. De vuurzee was tot op de Sint-Romboutstoren in Mechelen te zien. Hiermee was de slag om Klein-Brabant en het Vaartland gestreden en verloren. De orde was hersteld.
Boom Gelijktijdig met de gebeurtenissen in Klein-Brabant barstte ook in Boom op 21 oktober de opstand uit. Boom was van 20 tot 27 oktober 1798 het hoofdkwartier van de Brigands in het Land van Boom. Er waren minstens twee compagnieën Brigands actief onder de algemene leiding van Melchior Quarteer. In de nacht van 20 op 21 oktober staken nog twee compagnies uit Klein-Brabant de Rupel over en vervoegden de strijdmacht van de Boerenkrijgers. Door de numerieke meerderheid van de Brigands, moesten de Fransen wijken maar in de avond van 21 oktober waren de Fransen (die in de namiddag versterking hadden gekregen van brigadeoverste Manzingant en bataljonoverste Conroux) er weer de baas. Toen de Fransen berichten kregen over een reorganisatie van Boerenkrijgers die zodoende in numerieke meerderheid zouden komen, trokken ze veiligheidshalve terug naar Antwerpen zodat de Brigands weer Boom konden bezetten en barricades oprichtten langs de invalswegen. De bezetting duurde tot de Fransen in de ochtend van 25 oktober weer aanvielen en de Brigands verdreven. De laatste schermutselingen beëindigden op 27 oktober waarna de Brigands zich terugtrokken naar Klein-Brabant en er onder Emmanuel Rollier verder streden. 13
Warregaren ligt op het einde van de Boomstraat, aan het kruispunt met de Puursesteenweg, Sint-Amandsesteenweg en Kloosterstraat. Op deze plaats stond een afspanning met deze naam. Een gedenkplaat in de Boomstraat op nummer 97 en een kanonbal in nummer 57 herinneren aan de gebeurtenissen in 1798. De Boomstraat is genoemd naar de rij lindebomen die toen samen met de huizen afbrandde of naar de lindeboom waar vroeger de vierschaar zetelde, voor het vroegere gemeentehuis (nu ‘t Landhuis’) (begin van de straat).
21 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Mechelen Eveneens op 21 oktober begon ook de opstand in de omgeving van Mechelen. De stad zelf, zoals ook het geval was in Antwerpen, vormde een „republikeins eiland‟ binnen een opstandig gebied. Om de situatie in de stad onder controle te houden rukte de Franse brigadegeneraal François Barthélemy Béguinot op naar Mechelen maar verliet de stad ‟s anderendaags om de brug van Walem te bezetten (strategisch punt op de steenweg van Antwerpen naar Brussel). Toen Béguinot vertrokken was, vielen de Brigands Mechelen binnen, maar „vergaten‟ (het ontbrak hen aan een competente leiding die de nodige bevelen kon geven) aan de poorten en op de stadswallen wachtposten te plaatsen. Béguinot, toen hij van deze inval hoorde, keerde onmiddellijk terug en kon zonder slag of stoot opnieuw Mechelen binnentrekken. Gevolg was dat de Brigands niet meer uit de stad konden ontvluchten en er werden 70 personen, verdacht van deelname aan de opstand, aangehouden ! Op 23 oktober trokken de Brigands opnieuw ten aanval en Mechelen werd omsingeld. Béguinot kon ze niet verdrijven maar brigadeoverste Manzingant en bataljonoverste Conroux, die diezelfde ochtend Boom verlaten hadden, gingen tot de tegenaanval over en verdreven de Brigands zonder veel moeite.
Fusillade van 41 boerenkrijgers in Mechelen op 23 oktober 1798 Stedelijk Museum Mechelen
Nog diezelfde dag werden de 70 gevangenen in een buitengewone krijgsraad gevonnist en 29 onder hen werden vrijgesproken maar 41 werden direct gefusilleerd op het kerkhof bij de Sint-Romboutskathedraal (tegenwoordig ligt het Mechelse kerkhof een eind verder buiten het centrum, bij het stadium van KV-Mechelen). Hun lijken werden in een massagraf gedumpt.
‟s Anderendaags vertrok Béguinot met een deel van zijn troepen uit Mechelen en de Brigands dachten dat ze nu Mechelen gemakkelijk zouden kunnen veroveren, maar dat viel erg tegen. Toen er dan nog versterking aanrukte uit Lier (zie verder), begrepen ze uiteindelijk dat ieder verzet zinloos was en op 28 oktober werden hun plannen definitief opgeborgen.
22 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Een uitzonderlijke archeologische ontdekking Alvorens de stad Mechelen in dit (voormalig) kerkhof een ondergrondse parking voor 131 voertuigen mocht aanleggen moest vooraf een archeologisch onderzoek uitgevoerd worden. Gedurende de afgelopen anderhalf jaar werden bijna 4200 skeletten onderzocht maar in één massagraf bleken 41 skeletten samen te liggen, wat wel uitzonderlijk is. Een dieper onderzoek werd gestart en begin september 2011 kwam de … en wat er vandaag nog overblijft www.mechelenblogt.be 6 sept 2011 zekerheid dat het om de 41 gefusilleerde boerenkrijgers van 23 oktober 1798 gaat, want, behalve de duidelijke schotwonden in de schedels, kon het Zilvermuseum Sterckxhof in Deurne op een zilveren knoopje uit dit graf een keurmerk van 1780 uit Nijvel identificeren. Genoeg overeenkomsten met de historische gebeurtenissen om met zekerheid de skeletten toe te wijzen aan deze boerenkrijgers. Gewoonlijk leidt een archeologisch onderzoek tot het bepalen van een periode, een eeuw of soms een decennium, maar verwijzen naar één voorval dat op één welbepaalde dag plaatsvond, is voor archeologische begrippen zeer uitzonderlijk.
Duffel en Lier In Duffel startte de opstand ook al op 20 oktober 1798. Het begon met het plunderen van de huizen van de municipale agenten en van de kantoncommissaris door een bende, die zich eerst moed had ingedronken in de plaatselijke herbergen. Spoedig werd de bende gecontroleerd door het “Leger van Duffel”, een soort militaire staf voor een aantal compagnies uit de omgeving van Lier en Duffel en werd er een weinig gecoördineerd „dwanggezag‟ uitgeoefend. Op 21 oktober namen de Brigands Lier in toen er slechts 8 Franse soldaten en 5 gendarmes in de stad verbleven, die direct op de vlucht sloegen naar Antwerpen. Uit Antwerpen kwamen dan 50 Franse soldaten naar Lier toegesneld, maar die werden door Duffelse Brigands tegengehouden: ze hadden bomen omgehakt op de steenweg Antwerpen-Lier en beschoten de Franse soldaten, die zich verplicht zagen terug te keren naar Antwerpen. Strikt genomen werd Lier vanaf 21 oktober niet meer bestuurd en stond de stad op de rand van de anarchie. Gelukkig dat in de nacht van 21 op 22
23 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
oktober een burgerwacht was opgericht om de plunderingen van het gepeupel te doen beëindigen. Op 25 oktober arriveerde een colonne Franse soldaten in Lier en riepen om de poorten te openen maar de burgerwacht weigerde. De Fransen schoten dan de poorten aan diggelen en trokken de stad in. Er ontstond paniek. Diezelfde morgen nog, in een heroïsche poging, viel het „Leger van Duffel‟ de stad aan langs drie verschillende poorten maar werden overal afgeslagen en verder uiteengedreven met kanonvuur. Een compagnie Franse grenadiers en twee compagnieën infanteristen trokken door naar Mechelen maar werden onderweg nog van overal beschoten door Brigands, zonder gevolgen. In de loop van de avond van 25 oktober, en ook de volgende dag, keerden de Brigands terug naar Lier en dwongen de president van de municipaliteit een afkondiging voor te lezen dat alle Lierse jongemannen dienst moesten nemen in het leger van de Brigands en dat iedere burger zijn kruit en lood moest inleveren. De Brigands bleven nog tot 28 oktober in Lier, toen vluchtelingen uit Herentals het nieuws van de slag bij Herentals (zie verder) bekendmaakten. De vuurgloed van de brandende stad was tot in de Netestad waar te nemen. De Fransen hadden intussen Mechelen en de brug van Walem stevig in handen gekregen en de inname van Duffel en Lier was nog een kwestie van dagen. In Duffel boden de Brigands nog weerstand op 29 oktober maar vonden dat de streek voor hen toch niet meer veilig was en besloten zich bij het Kempens leger te voegen voor verdere strijd. De Fransen konden toen op 2 november gewoon Lier en Duffel „binnenwandelen‟.
Antwerpse Kempen: het „Boerenleger‟ groeit aan Tegen de avond van 20 oktober verschenen enkele honderden Brigands bij de Bovenpoort aan de zuidzijde van Herentals. Een kort vuurgevecht dreef hen terug maar het startsein voor de Boerenkrijg in de Antwerpse Kempen was hiermee gegeven, want op 22 oktober werd de „vrijheidsboom‟ op de Herentalse Grote Markt geveld.
Herentals: Bovenpoort (vòòr 1361) heette vroeger ‗Hooghe Poort‘ want ze ligt op het hoogste punt van de stadsomwalling (Mil Blancquaert). Foto: www.belgiumview.com
Ondertussen had de Turnhoutse patriottische drukker Pieter Corbeels op 21 oktober al een opruiend pamflet verspreid, dat de „conscrits‟ aanspoorde om de wapens op te nemen. Hij ronselde hiermee een legertje Brigands rond zich en in Westerlo 24 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
deed op 22 oktober de lokale brouwerszoon Emmanuel Jozef Van Gansen hetzelfde. Op een week tijd stond er een groep Brigands van uit heel de Antwerpse Kempen paraat. Vanaf het begin van november begonnen dan de meest enthousiaste jongemannen uit de andere gewesten van het land, waar de Boerenkrijg al was neergeslagen, naar de Kempen uit te wijken om dienst te nemen in het Boerenleger. Ook de „conscrits‟ uit grote steden zoals Antwerpen en Brussel poogden na de affaire van Diest (12-15 november) de rangen van het boerenleger te vervoegen. Zo kreeg het Kempens-Brabants leger in feite het karakter van een nationaal leger. Het gros van het Boerenleger bleef evenwel uit Kempenaren bestaan en het waren hoofdzakelijk Kempense compagnies die hebben deelgenomen aan de belangrijkste gevechten van 28 oktober tot 5 december 1798 tegen de Fransen.
Franse reactie De Fransen roken onraad … Vrij snel realiseerde de Minister van Oorlog te Parijs zich dat de Boerenkrijg meer was dan een reeks lokale opstandjes. Daarom zond de opperbevelhebber van de Bataafse Republiek (Nederland), toen een satellietstaat van Frankrijk, vanaf 23 oktober Franse militairen ter versterking naar het Zuiden. Nadat de laatste weerstandsnesten in Klein-Brabant (4-5 november) waren opgeruimd, kon opperbevelhebber C.S. Colaud De Kempen zonder steenwegen zijn militaire acties concentreren op de Olieverf Ern. Midy (°1877-†1938) Antwerpse Kempen en een colonne Franse soldaten onder generaal R. Bonardi werd naar de Antwerpse Kempen gestuurd. De Kempen was een vrij moeilijk toegankelijk gebied van heiden, moerassen en bossen, zonder steenwegverbindingen. Deze elementen hebben er ongetwijfeld toe bijgedragen dat de Brigands zich in deze streek langer hebben kunnen handhaven en zich ook beter hebben kunnen organiseren dan elders.
Vlaams-Brabant Overal in deze centraal gelegen streek bood men weerstand tegen de Fransen. In het Hageland stonden de Brigands onder leiding van dokterszoon Eelen uit Scherpenheuvel. Ze trokken naar Leuven na een vergeefse poging in de nacht van 21 op 22 oktober om Zoutleeuw en Tienen in te nemen. Aarschot werd op 22 oktober overrompeld door Brigands, die eerder in Mechelen en Lier slag 25 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
hadden geleverd. De Fransen vreesden een aanval op Diest en trokken er naartoe, maar verder dan Zichem kwamen ze niet want op 23 oktober versperden Brigands hen daar de weg. De Fransen trokken dan maar terug op Herk-de-Stad en lieten de weg vrij aan de Brigands, die Diest konden innemen. Vanuit Diest voerden de Brigands enkele aanvallen uit en bezetten tijdelijk enkele dorpen. De belangrijkste uitval had plaats op 26 oktober tegen Herkde-Stad onder leiding van Pieter Corbeels, zoon van een Leuvense schoenmaker die een drukkerij had opgericht in de Tiensestraat in Leuven maar in 1796 verhuisd was naar de Paterstraat in Turnhout, vanwaar hij opstandige pamfletten drukte en verspreidde. In Turnhout had Corbeels een compagnie van 120 Brigands opgericht, waarmee hij de Fransen tegemoet trok omdat het gerucht ging dat de Fransen opnieuw Diest wilden aanvallen. Bij het treffen in Herk-de-Stad liep het voor de Fransen slecht af zodat de Brigands de stad konden innemen. Diest bleef praktisch verlaten achter.
Leuven Zodra Corbeels uit Diest was verder getrokken naar Herk-de-Stad, probeerden op 26 oktober de opstandelingen Leuven in te nemen maar dat lukte eerst niet. Daags nadien ging het wel toen ze versterking bekomen hadden van Eelen en het Kempens boerenleger van Van Gansen. De Fransen werden teruggedrongen binnen de muren van de stad maar nu waren het de Fransen die de poorten van Leuven onbemand achter lieten, zodat de Brigands de stad langs twee kanten konden aanvallen. Franse versterking uit Brussel kwam toegesneld en er had een treffen plaats in Wilsele. De Brigands werden dan nog in de rug aangevallen door een „vliegende‟ colonne14 van generaal Durutte en sloegen op de vlucht. Er werd de volgende dag 28 oktober nog een aanvalspoging gewaagd maar de Brigands werden teruggedreven en gaven het beleg van Leuven definitief op.
De hinderlaag
Strategisch gezien verspeelden de Brigands hiermee een belangrijk doel: de provinciesteden Leuven, Mechelen, Lier, Turnhout en Diest afsnijden van Antwerpen, Brussel en Gent.
14
Een ‘vliegende’ of ‘mobiele’ colonne bestond uit cavalerie die sabel en pistool hanteerden. Zij moesten zich immers snel naar de plaats van oproer kunnen verplaatsen. Pas later arriveerde de ‘colonne’ (zie voetnoot 9) maar dan waren de Brigands meestal reeds ‘de pijp uit’.
26 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
De Franse overheid wilde van die boerenopstand af en vooral verhinderen dat de opstand naar het departement Nedermaas zou overwaaien en ze namen de nodige maatregelen om Hasselt in staat van verdediging te brengen. Ondertussen hadden in het Hageland dagelijks schermutselingen plaats. De Kempense Brigands, samen met de Hagelanders van Eelen, verzamelden in de bossen tussen Tienen, Diest en Sint-Truiden, waar ook enkele honderden Waalse opstandelingen zich aansloten. Met een guerrillatactiek hielden ze de Fransen op afstand. Op 1 december zetten de Brigands koers naar Hasselt. Tegelijkertijd braken in het Pajottenland en in andere delen van VlaamsBrabant ook onlusten uit en vele gemeenten kregen het hard te verduren. Overal ondergingen ze de gebruikelijke procedure (omhakken van de „vrijheidsboom‟, vernielen van de inboedel in het gemeentehuis en verbranden van conscriptielijsten). Na de overwinning van de Brigands in Meerhout (zie verder) op 5 november vertrokken de boeren naar Diest dat door de generaals Jardon en Chabert tijdelijk verlaten was voor een expeditie. De Brigands kwamen er op 12 november aan en werden verwelkomd door Eelen, die daags tevoren met zijn troepen van Mechelen was gekomen en de Dijle was overgestoken. Eelen probeerde met de Fransen, bij hun terugkeer, te onderhandelen voor een vrije aftocht maar dit mislukte, waarna de Fransen de stad onder hevig vuur legden. De Brigands leden zware verliezen en ook Van Gansen werd zwaar gewond aan kin en onderlip. Om te ontkomen aan de greep van de Fransen moesten de Brigands uit Diest weg. Meulemans, landmeter in Tongerlo, zorgt voor een heimelijke aftocht in de nacht van 14 op 15 november doorheen de overstroomde beemden via een smalle dijk en een noodbrug over de Demer. De Fransen hadden dit niet verwacht en waren hierdoor totaal verrast maar lieten niet na achteraf het stadje te plunderen. Alleen Van Gansen moest vanwege zijn zware verwondingen achterblijven. Om aan de Franse repressie te ontkomen, ensceneerde hij zijn eigen begrafenis: zijn manschappen vulden een kist met stenen en begroeven ze op het kerkhof zodat de Fransen dachten dat Van Gansen dood was. Later, toen hij voldoende hersteld was, werd hij uit Diest in een grote ton de stad buiten gesmokkeld en zijn verder leven bracht hij ondergedoken door in Testelt. Buiten Diest splitsten de Brigands zich in twee groepen: Eelen trok naar Limburg en Corbeels met de grootste groep naar Mol.
27 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
De Noorderkempen: Herentals, Geel, Turnhout, Meerhout. De Fransen willen het opstandelingenleger definitief vernietigen. De menigte Brigands, die Corbeels in Turnhout rond zich verzameld had, vormde een bedreiging voor de municipaliteit, die een herhaling van de bloedige gevechten van 9 jaar geleden tegen de Oostenrijkers, wou vermijden. Na uren palaveren konden ze op 27 oktober de Brigands er van overtuigen om naar Herentals af te zakken. Even later kwam ook Corbeels er aan en tezamen vertrokken ze naar Herentals. Daags nadien, op 28 oktober vond de slag om Herentals plaats. Het bevel werd waarschijnlijk door D.H. Stollman uit Zoerle-Parwijs gevoerd. Na verschillende hinderlagen op weg naar de stad, kwam het tot een serieuze schietpartij in de stad, waarbij half Herentals in vlammen opging. De gloed was te zien tot in Lier (zie boven). Boerenkrijgmonument in Herentals
Uiteindelijk moesten de Brigands de stad verlaten en
Het Boerenkrijgmonument ten zuiden van de Lakenhal herinnert aan deze bloedige slag van 28 oktober 1798. Het werd opgericht in 1898 naar een ontwerp van architect Ernest Dieltiens (die o.a. ook het Zuiderpershuis in Antwerpen ontwierp) en gebeeldhouwd door F. Deckers. Voor de zuil staat een Brigand met vlag en opgeheven hand. Het opschrift op de sokkel vermeldt “1798-1898” en “Aan de helden van de Boerenkrijg”. Achteraan staan de namen van de gemeenten die betrokken waren bij de oprichting van het monument. Herentals werd een oorlogsboete van 1250 gulden opgelegd. De Fransen waren ervan overtuigd dat hiermee het Kempens opstandelingenleger volledig was uitgeschakeld. Niets was minder waar. Al op 30 oktober kwamen de eerste Brigands terug naar Herentals om wraak te nemen maar trokken toch door naar Geel. Daar was een indrukwekkende concentratie van Kempense Brigands samen gekomen. Ook in Meerhout, Mol, Balen, Dessel, Retie, Olmen en Arendonk bevonden zich groepen Brigands. Volgens Franse rapporten zou het aantal verzamelde Brigands te Geel tussen de 5000 en 10000 hebben bedragen. De bevoorrading met munitie en levensmiddelen voor de Brigands kwam via Lommel15 uit Noord-Brabant. Dagelijks kwamen nog honderden jonge mannen het boerenleger vervoegen. De Fransen dachten sterk dat in de „tiendeschuur‟ van de abdij van Tongerlo het hoofdkwartier van de opstandelingen gevestigd was. Daarom trok op 4 15
Lommel lag toen nog in (huidig) Nederland. In 1807 werd de grens gewijzigd en ’kwam Lommel naar (huidig) België’ en Luycksgestel ‘verschoof’ naar (huidig) Nederland.
28 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
november generaal Chabert met Franse troepen naar de abdij om er definitief het opstandelingenleger te vernietigen. De Brigands waren van deze troepenverplaatsing op de hoogte gebracht en Van Gansen rukte uit en belaagde de Fransen in Meerhout op 5 november. Dit was een groot succes, dank zij het numerieke overwicht van de Brigands, maar ze konden deze overwinning niet militair exploiteren, bij gebrek aan strategisch inzicht. De Fransen planden op 8 november een grootse ‗Boerenkrijgschuur‘ van 1618 in de militaire expeditie tegen de Brigands maar deze actie Norbertijnenabdij te Tongerlo scheen aanvankelijk te mislukken omdat de Franse bevelhebbers Chabert en Jardon uit deze operatie persoonlijk profijt wilden halen, waardoor het doel van de operatie uit het oog verloren werd. Een andere generaal Lautour hield zich wel aan zijn opdracht en viel met zijn mannen op 8 november Turnhout binnen. Het kwam tot een vuurgevecht waardoor Corbeels met zijn compagnie moest vluchten naar Geel. De Fransen begonnen vervolgens te plunderen en heiligenbeelden stuk te slaan. Op 9 november trok Lautour ook naar Geel, Corbeels achterna. Even voor de stad, in Holven, wachtte Corbeels deze Fransen op maar de Brigands werden uiteengeslagen en trokken weg naar Meerhout. Chabret en Jardon trokken vervolgens naar Geel waar ze vaststelden dat het boerenleger inmiddels vertrokken was. Inderdaad, Corbeels was naar Meerhout getrokken en vervoegde dan de mannen van Eelen in Diest (zie boven). De Fransen hielden niet op (hun opdracht was wel degelijk het hele opstandelingenleger de kop in te drukken !), want ze gingen ook door naar Meerhout, waar op 12 november een tweede veldslag de Brigands fataal werd. Chabert werd wel een tijd lang gevangen genomen maar ‟s avonds kon hij zich weer bevrijden. Er sneuvelden wel 40 Brigands maar bij de Fransen waren de verliezen nog groter. Om zich te wreken kwam Chabert terug met een sterk gewapend leger en grof geschut. Vijftien weerloze burgers werden vermoord en gans het dorp werd geplunderd. Op 22 november deed het Franse leger een nieuwe aanval en er werd slag geleverd te Hulsen, dat toen kerkelijk bij Meerhout hoorde. Deze slag staat bekend als de „Slag van Meerhout‟ maar de Meerhoutse burgers noemen die dag “Het laatste Oordeel” want op die dag Boerenkrijgmonument in sneuvelden meer dan 200 brigands. Ze werden begraven Meerhout in een massagraf op het kerkhof van Meerhout en als aandenken werd op hun graf een ijzeren kruis geplaatst, dat er nog staat. 29 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
In 1898 werd als eerbetoon een groot monument geplaatst in het dorpscentrum en in een kist aan de voet van het monument liggen de opgegraven stoffelijke resten van de gesneuvelde brigands. Een (nu) reusachtige rode beuk werd er geplant bij het eeuwfeest van onafhankelijk België in 1930.
Mol Ondertussen werden de hele Noorderkempen overspoeld met Franse soldaten. Op 22 november namen Brigands onder Corbeels gevechtsstellingen in even buiten Mol. Een Franse colonne viel plots aan, precies op het moment dat er een twist ontstaan was bij de Brigands rond leider Meulemans, die door een aantal Boerenkrijgers werd aangevallen. De Franse aanval, ironisch genoeg, redde Meulemans het leven. Boerenkrijgmonument naast de kerk in Mol
Er volgden een aantal schermutselingen in Mol en omliggende gemeenten, die bij de Brigands veel
100 jaar na het tragisch verloop van de strijd op 22 november 1798 werd in Mol een bronzen beeldengroep opgericht van de hand van de Gentse beeldhouwer Aloïs De Beule (°Zele 1861 – †Gent 1935): twee opgejaagde Brigands staan met de rug tegen een gebroken eik, waaraan een kapelletje met een gekruisigde Christus hangt. De vaandeldrager is gekwetst en op het gezicht van de andere, met hooivork, is woede en vertwijfeling te lezen. Het verzet is gebroken maar de jonge scheut aan de oude eik verwijst naar de nog levende hoop. mensenlevens kostte (men spreekt van 1000 doden) en grote materiële schade veroorzaakte. Deze slag bij Mol werd door de Fransen als een belangrijke overwinning beschouwd, maar bij de Brigands was de geest van het verzet tegen de Fransen nog niet gebroken. Na deze slag trokken de meeste Brigands zich terug in het Hageland, en verspreidden zich her en der, ongrijpbaar voor de Fransen en het gros van het steeds aangroeiende boerenleger zette zich in beweging op 1 december naar Hasselt. Op 4 december konden de Franse generaals nog alleen vaststellen dat alle Brigands uit het Hageland verdwenen waren. De dagen na de slag bij Mol, organiseerden de Fransen drijfjachten op de Kempense Brigands, die zich nog in de Postelse bossen schuilhielden. Hierbij werden Corbeels en Meulemans (eerder bij toeval) door de Fransen gevangen genomen. Het lot van de gevangenen was niet prettig: eerst werden ze naar Antwerpen en daarna naar Brussel gebracht voor „ondervragingen‟ om nuttige gegevens over het boerenleger te weten te komen. Daarna werden ze nog lang
30 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
in Doornik gevangen gezet, kregen een min of meer eerlijk proces en werden er op 21 juni 1799 in de namiddag gefusilleerd.
Slag van Hasselt Toen Eelen met zijn mannen uit Diest vertrokken was, bleef hij voortdurend de Fransen verschalken omdat hij het terrein veel beter kende en behaalde zelfs nog een (kleine) overwinning op 2 december. Eelen en Van Gansen, die ondertussen hersteld was van zijn verwonding opgelopen in Diest, trekken dan op 4 december met 4000 man Hasselt binnen. Er was slechts weinig verzet omdat het Franse garnizoen pas een uur voor de aankomst van de eerste groep Brigands nog niet wist dat er een Boerenleger zou volgen, want Hasselt werd trouwens met zijn vervallen stadsmuren en erg ondiepe vestingsgrachten niet beschouwd als een strategisch verdedigbare stad. Het was eerder een doorgangspunt op weg naar Maastricht, waar de Brigands in de citadel kanonnen hoopten te kunnen bemachtigen. Van een serieuze verdediging was dus geen sprake, maar dit wijst er anderzijds ook op dat de Brigands deze keer wel goed georganiseerd waren en niet ordeloos rondliepen. Alles zou echter totaal anders verlopen, want de Fransen hadden de Brigands gevolgd en stonden ‟s anderendaags al voor de poorten van Hasselt. Dit kwam omdat de Franse overheid al heel snel wist dat Hasselt ingenomen was en zij zagen nu een kans om het hele opstandelingenleger in één klap te vernietigen als ze snel zouden optreden, voordat de Brigands hun plannen zouden doorzien. Ze zouden van de Hasseltse stadswallen profiteren om de Brigands in te sluiten en te vernietigen, Een Franse stormaanval door A. Geudens zonder ze de kans te laten om te (Taxandriamuseum Turnhout) ontsnappen. De Franse opperbevelhebber C.S. Colaud stuurde generaal Jardon en adjudant-generaal Lacroix naar Hasselt in overleg met de troepen in Nedermaas en generaal Chabert (die geschorst was wegens zijn wangedrag op 8 november in Turnhout) nam ook weer zijn verantwoordelijkheid op. Lacroix kwam met zijn ruiters op 5 december 1798 als eerste aan bij de Kuringerpoort en werd, zoals te verwachten was, op geweervuur onthaald. Hij trok zich strategisch terug om te wachten tot de rest van de Franse troepen zouden aangekomen zijn. Zodra deze aangekomen waren, begonnen ze direct met de omsingeling van de stad: generaal Jardon richtte zich op de Kempense Poort en generaal Gancy stond voor de Maastrichter Poort. De Brigands waren zich 31 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
aanvankelijk van geen gevaar bewust: ze dachten dat de stofwolken die de Franse troepen opwierpen, veroorzaakt waren door de komst van nog meer Brigands, om het boerenleger te versterken. Toen ze tenslotte merkten dat de Fransen hen volledig ingesloten hadden, waren ze totaal verrast: ze zaten als ratten in de val ! Zodra de omsingeling een feit was, begon de aanval van de Fransen en de voorposten van de Brigands moesten onder deze onstuimige aanval spoedig ontruimd worden. Zij vluchtten de stad in binnen de stadswallen. De verlaten voorposten werden door de Fransen weer benut om kanonnen op te stellen tegenover deze twee poorten en ze begonnen met de beschieting. De Brigands waren totaal in verwarring en hiervan profiteerden de Fransen om ten aanval te trekken, telkens met bloedige verliezen langs beide kanten. De eerste bestorming mislukte en de twee volgende stormlopen eveneens. De Brigands boden wel hardnekkig weerstand. Intussen waren de twee stadspoorten kapot geschoten en werden grote bressen geslagen in de stadsmuren. Hierdoor was de stad slecht verdedigbaar geworden. Een nieuwe stormloop van de Fransen had succes en ze konden de stad binnendringen. De overrompeling was zo groot dat de Brigandleiders inzagen dat verder verzet zinloos was. Van Gansen gaf bevel tot algemene aftocht via de SintBoerenkrijgmonument in Hasselt Truiderpoort in de richting van Alken. De achterhoede van de Brigands, die de aftocht van het gros van het boerenleger moest dekken, was op de markt verwikkeld in een verbeten strijd van man tegen man. Maar een Fransgezinde Hasselaar, Claes geheten, leidt de Fransen heimelijk langs de Beekstraat (tegenwoordig St.Jozefstraat) ook naar de Sint-Truiderpoort en daar wordt het Brigandleger van de achterhoede afgesneden: wat nog in de stad is, wordt onbarmhartig afgeslacht en degenen die wilden ontsnappen splitsten zich in twee ongelijke groepen: de kleinste groep, die naar Kortessem vluchtte, werd door bataljonoverste Piston uiteengeslagen. De andere groep wou ontkomen naar het Hageland maar onderweg op de Oude Truierbaan werden ze ingehaald door de huzaren van Jardon, die ze ook allemaal vernietigde. Hoeveel Brigands er te Hasselt sneuvelden is niet zeker geweten maar men vermoedt zo‟n 5 à 600. Er werden ook 120 krijgsgevangenen gemaakt waarvan er 21 veroordeeld werden tot de dood met de kogel. Dit vonnis werd op 17 februari 1799 met groot ceremonieel voltrokken aan de Hallepoort te Brussel.
Dit was het einde van de Boerenkrijg. 32 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
In 1898 werd te Hasselt een imposant standbeeld van de Boerenkrijg opgericht: een werk van twee beeldhouwers Albert Baggen (°1862-†1937) en Jan Frans De Vriend (°1826-†1919). Boven op de sokkel staat Van Gansen met vaandel in de hand, die de aftocht blaast op een ossenhoorn en onderaan is in een beeldengroep de ongelijke strijd tegen de Fransen weergegeven.
Kapel ter Hilst op de Oude Truierbaan Foto: Nele Goeminne Vl.Gemeenschap
Op de Oude Truierbaan, naast nr. 68, staat het alom bekende kapelletje van Hilst, dat opgericht werd door de moeder van een van de 600 gesneuvelden op 6 december 1798. Elk jaar op de laatste zaterdag voor Sinterklaas wordt deze dramatische gebeurtenis herdacht met een optocht en een plechtigheid in een schuur in de omgeving van dit kapelletje.
De Klöppelkrieg Gelijktijdig met de onlusten in Vlaanderen ontvlamde in het Ourthedepartement, de Ardennen en in Luxemburg ook de opstand tegen de Franse bezetter. De opstandelingen beschikten slechts over enkele geweren maar vochten hoofdzakelijk met geïmproviseerde wapens zoals dorsvlegels, zeisen en zelfs knuppels. Het woord „Klöppel‟ (een Moezelfrankisch of Luxemburgs dialectwoord) betekent „knuppel‟. Reeds midden oktober bestormde men in Echternach het stadhuis om de bevolkingsregisters te vernietigen zodat men geen „conscrits‟ meer zou kunnen werven. Hetzelfde gebeurde op 26 oktober in Clervaux. Alle stormklokken in Ösling (deel van de Ardennen dat in Luxemburg ligt) werden geluid en een „Armee der Kreuzfahrter‟ werd gevormd, waarvan een gedeelte naar het noorden trok met de bedoeling Luik en Maastricht te bereiken. Op 27 oktober namen ze Vianden en Wiltz in, ‟s anderendaags ook Sankt-Vith en op 29 oktober plunderden deze noordelijke verzetsgroep in verscheidene Waalse gemeenten de gemeentehuizen, hakten de vrijheidsbomen om en ledigden gemeentelijke geldkassen. Ook Amel (ten N van Sant-Vith) werd zwaar aangevallen maar een Franse colonne heeft er het verzet neergeslagen waarbij 60 doden vielen en 21 gevangenen. Stavelot werd op 31 oktober door de opstandelingen ingenomen maar de dag daarna terug afgestaan aan de Fransen nadat er 30 brigands gesneuveld en 19 gevangen genomen waren.
33 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Een andere groep van 2000 man zakte af naar Luxemburg om zich daar bij de Oostenrijkers te voegen, maar op weg naar Luxemburg werden ze in Hosingen (nog ver voor Luxemburg) door duisternis en mist misleid: ze dachten een gans Frans leger in opmars voor zich te hebben en keerden terug. In werkelijkheid ging het slechts om een groep gendarmes. Met extra versterking aan manschappen trachtte ze dan de Fransen in de val te lokken in Clervaux, in het dierenpark van graaf Lannoy, waar een hoge palissade een geschikte mogelijkheid bood voor een hinderlaag. Inderdaad, de Fransen werden er onder vuur genomen en hun ruiterij kon zich vanwege de steilte en de bebossing niet ontplooien. Het vuurgevecht duurde ruim 3 uren. Nadat de opstandelingenleiders gesneuveld waren en de munitievoorraad uitgeput was, besloten de Brigands zich terug te trekken in de beboste heuvels rond Clervaux. De Fransen achtervolgden de Brigands, die 30 doden en 38 gevangenen moesten achterlaten.
Onder leiding van Karl Bomann uit Dasburg16 (ligt nu op de grens met Duitsland), een oudgediende bij het Oostenrijke leger, trok naar het 20 km verder gelegen Arzfeld en wou daar de Fransen verslaan met 500 Brigands, maar de Fransen spanden een hinderlaag en vernietigden op 30 oktober deze opmars bij de ingang van het dorp, met als gevolg 35 gesneuvelden bij de Brigands en slechts één gewonde bij de Fransen. Het laatste wapenfeit gebeurde op 6 november toen een brigade gendarmes onder vuur genomen werd in een bos bij Molinfaing. Daarna begonnen onderhandelingen met de Fransen en de opstand loste op. Op 10 november kon een troependetachement uit Luxemburg vaststellen dat in het departement der Wouden volkomen rust was weergekeerd. In 1799 zouden de gevangen genomen brigands in Luxemburg gevonnist en berecht worden.
Nasleep Op 7 december 1798 trekt een fakkeltocht door Brussel. Met gejuich en gezang vieren de Fransen hun overwinning en voeren zij de krijgsgevangenen uit Hasselt, verslagen en uitgehongerd, maar nog steeds trots en ongebroken, door de straten. Honderden zullen nog omkomen in de gevangenissen, tientallen worden ter dood veroordeeld en doodgeschoten of onthoofd, zoals bv. Corbeels en Meulemans, die op 21 juni 1799 te Doornik geëxecuteerd werden (zie boven). Eelen en Van Gansen en ook zijn boezemvriend, Geert Helsen, de commandant van de Boerencompagnie uit Zoerle-Parwijs voerden nog maandenlang een soort 16
Dasburg, Arzfeld e.d. zijn nu plaatsen in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts, maar maakten toen deel uit van het hertogdom Luxemburg en volgden zo de geschiedenis van de Zuidelijke Nederlanden (Departement der Wouden).
34 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
guerrilla-oorlog en bleven uitkijken naar de beloofde hulp van de Engelsen. Nog in augustus 1799 poogden de Engelsen te landen bij Den Helder: opnieuw een mislukking zoals hierboven reeds vermeld. Daarna werd het stil in de Zuidelijke Nederlanden: de overlevende aanvoerders moesten zich schuil houden. Er bleef alleen nog de herinnering aan een groots avontuur.
De Boerenkrijg: waren het echt “boeren” , die in opstand kwamen ? Verder onderzoek zal dat nog moeten uitwijzen. Vandaag blijkt echter dat het boerenleger bestond uit alle lagen van de bevolking: ambachtslui, intellectuelen, priesters en handelaars, maar er waren zeker ook boeren bij. De lokale leiders kwamen vaak uit de plaatselijke en soms politieke elites. De archeologische ontdekking in Mechelen (zie boven) zou misschien enige opheldering over de deelnemers aan de opstand kunnen brengen, maar zo‟n onderzoek vraagt tijd. En als het een opstand van armelui was, dan kan op zijn minst het spontane en het volkse karakter ervan in twijfel worden getrokken wanneer op de achtergrond de hertogen d'Arenberg en de Merode, naast abten en andere hoogwaardigheidsbekleders hun steun aan de boerenkrijgers hebben verleend. Ook over het succes, dat de Boeren gehad hebben, zijn vele verhalen verteld, maar is weinig bewezen. Te veel moet nog worden nagetrokken om tot geldige besluiten te kunnen komen terwijl succes anderzijds een te relatief begrip is om het hier zomaar te hanteren: in de „Klöppelkrieg‟ is „succes‟ zeker niet van toepassing. Maar algemeen gesproken, hebben de opstandelingen het de Fransen knap lastig gemaakt.
Besluit Vijftienduizend doden heeft de Boerenkrijg aan ons volk gekost ! De aansporing tot het verzet was uitgegaan van de uitgeweken „Brabantse Patriotten‟ die in 1794 met meer dan 100.000 Zuid-Nederlanders hun gewesten verlieten en naar het veiliger Noorden trokken ! Zij streefden een gemeenschappelijk doel na: de zuidelijke en noordelijke Nederlanden bevrijden van het Franse juk en onder te brengen in één verbond onder de prins van Oranje. Maar ze werden door de grote mogendheden met hun beloften in de steek gelaten. In 1815 werd deze hereniging -zij het voor korte tijd- toch verwezenlijkt, maar de tijden waren veranderd: het land dat met Holland in één staat werd 35 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
samengevoegd, was niet meer het oorspronkelijke Brabant en Vlaanderen, maar een stukje Frankrijk. Vijftien jaar Frans bewind had overal in Vlaanderen een heersende, verfranste kaste gevormd, die met alle kracht zich tegen iedere vemederlandsing bleef verzetten. De twee grote Zuid-Nederlandse Staten, Vlaanderen met hoofdstad Gent en Brabant met hoofdstad Brussel, waren toen voor de Nederlanden ten onder gegaan samen met hun laatste verdedigers, de verguisde Brigands, de "straatrovers", zoals men de boeren noemde. Het zou generaties duren en onzeglijk veel offers vragen om het tij te doen keren, terwijl Brussel nu nog altijd niet als herwonnen kan beschouwd worden, wel integendeel. Herman Knaeps
AANHANGSEL Geluidsillustratie: Voor outer en heerd Tekst: Jozef Simons Muziek: Armand Preud'homme 1° strofe uitgevoerd door Hoogstudentenclub “Carpe Diem” Geel (Geluid aan,
Ctrl + clic)
http://www.carpegeel.be/lied.aspx?id=868 VOORNAAMSTE BRONNEN DE BOERENKRIJG - „Een archeologische kijk op de periode rond 1798‟ Redactie: Wim Knaepen en Jordi Bruggeman Eindredactie: Prof.Dr.J.Poblome en Prof. Dr.J. Verberckmoes Uitgeverij: Peeters, Bondgenotenlaan 153 3000 Leuven Geschiedenis der Nederlanders buiten Europa, of “Verhaal van de togten,
ontdekkingen, oorlogen, veroveringen en inrigtingen der Nederlanders in Aziën, Afrika, Amerika en Australië” –door Nicolaas Godfried van Kampen 1832 blz 387-388 www.google.books.be „Waarom mislukten de landingen in 1798. Verder: diverse artikels uit plaatselijke websites, zoals: parochiaal tijdschriftje De Kalfortse Klok http://www.kalfort.be/geschiedenis/overzicht.htm De Boerenkrijg te Kapelle o/d Bos door François Vander Jeugd. Oorspronkelijk verschenen in: t Ridderke, tijdschrift van de Heemkundige Kring van Hombeek, jaargang 1998, p. 74 e.v. De Boerenkrijgviering – Hasselt 36 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
http://boerenkrijg.d3media.be/geschiedenis-van-de-boerenkrijg/kroniek-vande-boerenkrijg Afbeelding Rollier te paard in Willebroek : door Armand Panis, overgenomen uit: J. VAN OVERSTRAETEN, "Boeren in 't geweer" in
Historische verhalen
http://stedelijkemusea.mechelen.be/_uploads "van brigand tot held” pdf en vele andere artikels en websites. Aanbevolen literatuur: Voor outer en heerd 1798 De Boerenkrijg in de Antwerpse Kempen Jubileumuitgave (200 jaar) door Brepols op initiatief van de proovincie Antwerpen. De auteurs: Jan Modest Goris Fred Stevens Karel Veraghtert Marcel Gielis ISBN 90-5622-021-7 D/1998/0095/60
37 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Kempense figuren: Emiel Van Hemeldonck
Jef Florizoone Ter gelegenheid van de 75ste verjaardag dan het Davidsfonds Vosselaar volgt hier een overzicht van het leven van Emiel Van Hemeldonck. Emiel Van Hemeldonck was de eerste voorzitter van het Davidsfonds Vosselaar maar was daarnaast een figuur die een zeer grote invloed uitoefende op het culturele leven in de Kempen in de 2de helft van de 20ste eeuw. Zijn activiteiten waren zo uitgebreid dat het moeilijk is om in de beperkte ruimte van dit nummer zijn volledige oeuvre te bestrijken.
1) Emiel Van Hemeldonck, zijn levensloop, vergroeid met de Kempen ?
Bij mijn zoektocht naar informatie over Emiel Van Hemeldonck kwam ik een artikel tegen dat volgens mij zeer goed weergeeft wat Emiel Van Hemeldonck betekende voor de Kempen. Hij was, gedurende een lange periode, niet alleen het symbool van de Antwerpse Kempen maar zoals de reporter schreef: Emiel Van Hemeldonck WAS de Kempen.
E. Van Hemeldonck in zijn veranda 38 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Dit lijkt misschien in tegenspraak met zijn geboorteplaats. Hij is namelijk geboren, op 29 nov. 1897, in Sint-Anneken, Zwijndrecht. De gemeente behoorde dan nog tot de provincie Oost-Vlaanderen. Bij de aanleg van de Antwerpse haven is het gehucht onder de grond verdwenen. Daar ligt misschien een deel van de oorzaak waarom hij zich in zijn jeugd wat ontheemd voelde. Wanneer we echter wat verder teruggaan, zien we dat zijn bedovergroot-, overgroot-, groot-, en vader in Zoersel woonden (3). Naamgenoten hadden ook reeds ―bindingen‖ met de Turnhoutse drukkersindustrie. In 1827 werkte een Henricus Van Hemeldonck in de drukkerij Brepols en in 1856 een Guilielmus bij Biermans (1). De naam ― Van Hemeldonk‖ heeft waarschijnlijk/misschien relaties met het gehucht ― Hemeldonk‖ in Gierle. Dit gehucht is zeker meer dan 600 jaar bewoond en gekend onder de naam Hemeldonk. Er waren boerderijen en één der familienamen die vermeld wordt is ― Van Hemeldonk‖ (42). In ieder geval zijn er vele lijnen die lopen naar de Kempen zodat we mogen zeggen dat de uiteindelijke roots van de vader van Emiel wel in de Kempen lagen. Men weet dat Hertog Jan III van Brabant rond 1340 een knaap had die ―Ver Hemeldonk‖ heette en rond 1368 komt men de naam ―Emeldunc‖ tegen. Dit zijn allemaal sporen van wortels van deze familie in het oude hertogdom Brabant. (45) Emiel Van Hemeldoncks vader studeerde voor onderwijzer in het rijksonderwijs in de normaalschool van Lier. Wanneer hij afgestudeerd was, had de Katholieke Volkspartij echter de macht in handen over het onderwijs en zijn vader kreeg geen plaats als onderwijzer. Hij begon als loopjongen bij de post en bouwde er een loopbaan uit bij. Uiteindelijk werd hij postmeester. Daar ligt de oorzaak van de vele woonplaatsen die Emiel Van Hemeldonck gehad heeft. Hij had nog een jongere broer en een oudere zuster. Zijn vader verhuisde op korte tijd naar: Lillo, Beveren-Waas, en terug naar Lillo. Blijkbaar had Emiel een wat zwakke gezondheid want zijn ouders vonden het beter dat hij gedurende de grote vakantie bij zijn tante in Noorderwijk verbleef om de gezonde Kempische lucht op te snuiven en er aan te sterken. Dit zou hij gedurende een 5-tal jaren doen. Hij ging naar de lagere school in Lillo maar weer moest hij verhuizen naar Vrasene waar hij zijn lagere school beëindigde. In 1912, hij is dan 15 jaar, sterft zijn vader. In die periode neemt een broeder Aloïs van het psychiatrisch centrum en de landbouwschool Hiëronymus uit Sint-Niklaas hem onder zijn hoede. Hij zal voor het leven zijn vriend blijven en duikt later in zijn leven nog meermaals op. Hij helpt Emiel Van Hemeldonck bij de zelfstudie voor landmeter. Het gezin zal het dan niet breed gehad hebben en Emiel legt als 16-jarige examens af voor landmeter om zo wat bij te verdienen. Ze verhuizen dan naar Ekeren-donk. Hij volgt zijn middelbaar onderwijs in het St.-Jan Berchmanscollege in Antwerpen en in Sint Niklaas. Zijn vader had hem op het hart gedrukt zeker niet voor onderwijzer te studeren, dit gezien de problemen die hij gehad had om benoemd te worden. Emiel was een 39 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
verstandige kerel en zou naar de universiteit gaan. Hij blonk uit in wiskunde. Maar…. het was ondertussen 1914, de oorlog brak uit en er moest geld verdiend worden. Via zelfstudie en met de hulp van broeder Aloïs studeerde hij voor onderwijzer. Hij deed zijn examen voor de middenjury. In 1916, hij was toen 19 jaar, haalde hij zijn diploma en hij ging als onderwijzer aan de slag: eerst in Ekeren-Hoogboom (1916) en dan gedurende 7 jaren ( 1916) in Brasschaat. In 1923 wordt hij onderwijzer in Hove waarnaar hij verhuist.
E. Van Hemeldonck (links op de foto) als onderwijzer in de Gemeentelijke jongensschool te Hove (periode 1923-1928) Vrij vlug, in 1928, hij is dan 31 jaar, wordt hij inspecteur lager onderwijs voor het kanton Turnhout. Hij huwt in 1929 met Paulina Janssen en gaat in Retie wonen zodat hij wat dichter bij zijn werkterrein komt. In 1931 wordt zijn eerste zoon Herman geboren. Vrij vlug ontdekt hij het dorp Vosselaar en ziet er de ideale plaats om te komen wonen. Hij kende geen enkel dialect en had geen enkele jeugdvriend. Dit ―heimatloos‖ gevoel was zo sterk dat hij wilde terugkeren naar de streek waar zijn verre voorouders geleefd hadden en voor altijd wilde hij hier als een boom ingeplant blijven. Hij geeft architect Ritzen opdracht om een woning voor het gezin te ontwerpen en in 1932 gaat hij in Vosselaar wonen. Op 2de kerstdag verhuist hij naar ―Berk en Brem ―, de naam van zijn nieuwe woning. Het is zijn 13de woonplaats! Emiel Van Hemeldonck is dan 35 jaar en zweert om nooit meer te zullen verhuizen. In één van zijn latere interviews zegt hij dat hij nooit een echte jeugdvriend gehad heeft en dat wil hij zijn zonen niet aandoen. Intussen is ook de 2 de zoon Johan geboren (1934)
40 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
E. Van Hemeldonck met zijn zonen Emiel Van Hemeldonck integreerde vlug in de gesloten Kempische dorpsgemeenschap en wordt de eerste voorzitter van het Davidsfonds dat ondermeer onder zijn impuls opgericht werd in 1936. Bij een wandeling, misschien op zijn geliefde Konijenberg, komt hij een oude Vosselaarse boer tegen die hem zegt dat in het boek van de schuttergilde St.- Sebastiaen genoteerd staat dat reeds veel vroeger leden genoteerd staan met de naam ―Van Hemeldonck‖. Hij wordt dan in 1939 lid van de gilde wat hij zou blijven tot zijn dood. Het is ook de periode dat Remi Lens onderpastoor wordt in Vosselaar. Deze start in 1944 met de legendarische Kerstspelen. Emiel Van Hemeldonck maakt samen met Lens deel uit van de intellectuele bovenlaag in het dorp en ze starten vele initiatieven om culturele verheffing te ontplooien in het dorp. Een mooie getuigenis is wat R. Woestenborghs vertelt over Emiel Van Hemeldonck die bij hem in de klas op inspectie kwam: ―Ik werd hier
benoemd in Vosselaar in 1945, en de eerste inspecteur die ik gekend heb was Emiel Van Hemeldonck. Hij woonde maar een 200 meter van de school, dus ge kunt begrijpen dat ge daar af en toe wel mee te maken hebt. Toen Emiel Van Hemeldonck voor de eerste maal als inspecteur in de school kwam, en de inspectie deed, gaf hij mij de goede raad die ik U nu nog altijd kan laten zien. Ik herinner mij nog zo goed dat hij zegde: Nu moet ge die woorden niet oppakken als bijvoorbeeld opmerkingen, integendeel, schrijf dat op dat is alleen goede raad. Dus hij sprak als inspecteur ( en in die tijd was een inspecteur nog iemand met héél veel ontzag, waar iedereen geweldige eerbied voor had) meer als een vriend ten overstaan van een jonge gast zoals ik toen, 19 jaar oud.‖(41). Hij wordt tot voorzitter van de Kempische schrijvers gekozen in 1948. In 1952, hij is dan 52 jaar, wordt Emiel Van Hemeldonck hoofdinspecteur van het lager onderwijs voor het arrondissement Leuven. Een jaar later wordt hij reeds voorzitter van het Christen Inspecteurs Verbond ( CIV). Het zal zeker geen gemakkelijke periode geweest zijn voor een katholieke rijksinspecteur. Het was nog de tijd van de unitaire structuur van het Ministerie van Nationale Opvoeding. De grote meerderheid van de hoge ambtenaren was links en zelfs Nederlandsonkundig. Het was de tijd van de linkse regering (1954-1958) met de gekende schoolstrijd en partijdige benoemingen (5) 41 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
In 1958, hij is dan 61, stopt zijn loopbaan. Dan is er slechts nog één op de 13 hoofdinspecteurs katholiek…. Hij neemt nog wel een taak op zich als taalinspecteur in Brussel. Deze job lag hem echter moeilijk daar hij controle moest uitoefenen op de kennis van de Franse taal van Vlaamse leerlingen in Franstalige scholen in Brussel. Hij blijft slechts 2 jaar taalinspecteur. Als hij 75 jaar is, in 1972, sterft zijn vrouw. Ze had reeds jaren een zwakke gezondheid en was dikwijls ziek. In 1973 stopt zijn mandaat als voorzitter van de Kempische schrijvers , hij was dan reeds 25 jaar voorzitter. Emiel Van Hemeldonck wordt ziek en in sept. 1980 vertrekt hij naar het ziekenhuis in Arendonk. Lang duurt zijn verblijf daar niet want reeds op 13 jan. 1981 sterft hij er (45)
Ontwerp tekst doodsprentje voor E. Van Hemeldonck door R. Lens
Op 17 jan. wordt hij begraven in Vosselaar, zijn geliefde dorp. In de kerk viel op hoe het altaar in alle bescheidenheid versierd was met Kempische attributen: een takje brem, een kaal berkenboompje, wat dennentakken en narcissen naast een paar bijenkorven (35). Op de oude begraafplaats van 42 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Vosselaar kun je nu gemakkelijk zijn graf vinden: een berk geeft zijn graf lommer.
2) De verteller of de schrijver?
Ik weet niet goed wat ik eerst moest zetten: verteller of schrijver. Maar uit de vele bronnen die ik raadpleegde en de getuigenissen van mensen die hem gekend hebben meen ik te mogen zeggen dat hij eerst en vooral een verteller, een ―causeur‖ was en uit die verteller is de schrijver geboren.
E. Van Hemeldonck, de ―verteller‖ Ik zou hier lang kunnen uitwijden over zijn loopbaan als schrijver en de verschillende boeken bespreken die hij geschreven heeft. Dit aspect is echter reeds in vele werken beschreven en besproken. Ik wil mij hier dan ook beperken tot enkele mijlpalen in zijn schrijverbestaan. Ik vond bronnen die melden dat hij reeds in 1916 ( hij was toen 19 jaar) meewerkte aan jeugdtijdschriften (Zonneland, Vlaamse Filmpjes, Hoger Leven) die de abdij van Averbode uitgaf. Hij schreef dan artikels onder diverse schuilnamen (36). Als geboren verteller schrijft hij reeds in de periode 1929 luisterspelen die op de radio (NIR) uitgezonden worden, bijvoorbeeld: De Marconist, Verloren Zoon etc. In 1923 schrijft hij zijn debuutnovelle: ‖Op de Grindershoeve‖. Hij vertaalt boeken uit het Duits, vb: Op reis in het Oosten, In de Wijgaard des Heeren etc… Maar het duurt tot 1938 voor hij zijn 43 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
eerste werk schrijft dat men als ―literair‖ bestempelt: ‖ Dorp in de Hei‖. Het is de eerste in een ganse reeks van heimatromans die één ode zijn aan de Kempen, de natuur en zijn bewoners. Tezelfdertijd start hij ook in 1941 met het schrijven van historische romans met als eerste werk:‖ Johan van der Heyden, magister‖, uitgave bij het Davidsfonds. Via het Davidsfonds geeft hij zeer veel werken uit ( 11 boeken, soms met oplagen van 75.000 stuks (7). Ondertussen schrijft hij enkele professionele didactische en pedagogische werken. Hij blijft korte verhalen schrijven in ondermeer ―De Bond‖, magazine van de bond de kroostrijke gezinnen maar ook losse ‖Historische Verhalen‖. Hij was een man die zowel Frans, Engels en Duits beheerste maar toch vooral een voorliefde had voor zijn eigen Nederlandse taal. Hij ijverde voor het ABN, het toen zo genoemde Algemeen Beschaafd Nederlands en bleef dit zijn hele leven doen. Zo vond ik een artikel in het bondsblad van de KSA van St.- Niklaas uit 1941 waarin hij op meesterlijke wijze pleit voor ABN. Daarin zegt hij dat een taal volledig beheersen een zeer belangrijke factor is in de cultuur van een mens. Hij zag het als een belangrijk instrument om het Vlaamse volk op een hoger cultureel peil te brengen (2). Hij blijft een door en door katholiek schrijver die vroomheid hoog in het vaandel droeg en niet wil toegeven aan de druk die er kwam om meer werken te schrijven die het ―perverse ― in de mens tonen. Gedurende de tweede wereldoorlog werkt hij aan een driedelig werk over de geschiedenis van de Kempen: ―Regenboog der Kempen‖. Daarin belicht hij de vele facetten van het Kempische leven, de natuur en de cultuur. Als schrijver breekt hij dan steeds meer door en hij krijgt lovende kritieken. Louis Sourie bijvoorbeeld schrijft reeds in 1947 een werk over Emiel Van Hemeldonck als Schrijver-Kunstenaar (43). Dr. Remie Sterkens schrijft in 1946 het volgende over Emiel Van Hemeldonck:‖Niemand kan voorspellen tot
welke hoogte de kunstevolutie van Emiel Van Hemeldonck hem nog zal voeren. Iedereen die hem van nabij heeft gevolgd is vol optimistische verwachting en verheugt zich om zijn stijgend succes‖(44). Dan komen inderdaad zijn glorie
jaren als schrijver en wordt hij overal erkend en zijn boeken volgen in een snel tempo op. Hij heeft ondertussen reeds vele buitenlandse reizen gemaakt en uiteraard ontstaan daar ook boeken uit, bijvoorbeeld: ‖Olifanten hebben voorrang‖ , ―Israël zonder Jahweh ―. Hij hield van de natuur en was een pedagoog/schrijver. Het kon dus niet anders dan dat hij ook boekje schreef (1957) over natuurwaarneming: ‖In volle Natuur‖. Ondertussen bleef hij aan een niet te matigen tempo boeken schrijven, zowel historische romans als heimatromans. Voor zijn historische romans vroeg hij raad en informatie aan o.m. F. Prims, Kanunnik Jansen, Van Nijen en anderen. Hij deed echter zelf ook veel opzoekingwerk. Meestal verweefde hij fictie met historische realiteit. Dit maakt het moeilijk om beide te scheiden en dit kan nu aanleiding geven tot foute interpretaties (36). Eigenaardig genoeg keert hij op het einde van zijn schrijversloopbaan terug naar het jeugdboek en geeft tussen andere werken door nog enkele jeugdboeken uit, bijvoorbeeld: Avonturen van een scheepsjongen(1970) en Nanouk de Eskimojongen( 1972). 44 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Hij is dan reeds 73 jaar maar blijft onvermoeibaar schrijven. Wat ik vergat te melden is dat hij ondertussen in al die jaren honderden voordrachten gaf voor: het Davidsfonds, Vlaamse Toeristenbond, Bond der Kroostrijke Gezinnen, spreker op vele gildefeesten, en zelfs in juni 1980 vind ik een aankondiging voor een spreekbeurt voor de Bond der Gepensioneerden. Dit is een half jaar voor zijn overlijden! We mogen hem ontegensprekelijk een ―veelschrijver ― en een ―veel-verteller‖ noemen zonder aan die termen een pejoratieve betekenis te geven. In aug. 1981 wordt zijn roman ―Maria, mijn kind‖ op de radio voorgelezen als vervolgverhaal. Dus ook dan was men er nog niet uit: schrijver of verteller. Wat hij zegde bij een toespraak of wat hij schreef was direct correct en vloeide er met een ogenschijnlijke eenvoud uit. Na zijn dood vroeg een archief het originele handschrift van één van zijn boeken. Men stuurde het op en paar dagen later kregen zijn zonen het bericht dat men geen overgeschreven kopie van een boek vroeg maar het originele handschrift. Er waren in de tekst bijna geen doorhalingen en men dacht dat iemand het overgeschreven had! Zo zag ik ook een kladje in zijn archief voor de toespraak die hij hield bij zijn viering in 1974. Op de achterzijde van een huwelijksaankondiging die hij gekregen had schreef hij een paar hoofdpunten op met daaronder een 4-tal items met een paar steekwoorden. Meer niet. Daarmee kon hij een half uur praten (45). Dit was een overzicht in snelwegtempo. Voor een uitgebreider literatuuroverzicht is wellicht het huldealbum dat uitgegeven is door de Vereniging der Kempische Schrijvers een goede bron (6). Ook in het tijdschrift ―Vlaanderen‖ geeft men een leerrijk en boeiend overzicht van zijn werk, gepaard met kritische beschouwingen (36). Maar hij heeft wellicht zoveel geschreven dat niemand nog juist weet wat. Hoe gemakkelijk en wanneer schreef Emiel Van Hemeldonck? Uit gesprekken met zijn zoons blijkt dat hij niet in de zomer schreef. Dan was de natuur te mooi en dan reisde en wandelde hij. In de andere seizoenen schreef hij bijna iedere dag. Hij zat dan voor zijn schrijftafel en was zeer geconcentreerd. Wanneer zij ‘s avonds binnenkwamen voor een laatste zoen en kruisje was hij reeds weer aan het schrijven voor ze de kamer uit waren. Hij schreef meestal enkel uren na elkaar maar zeer vlot en zonder doorhalingen in de tekst. Zelf zegde hij in een interview dat, eens het verhaal in zijn hoofd zat, het schrijven maar een simpel werk meer was. Hij zegde:‖Ik zou moeten antwoorden met de boutade van Timmermans zaliger:
Ik schrijf moeilijk gemakkelijk. Ik geef toe, schrijven is mij geen last, ten minste niet altijd. Maar ik geloof dat mijn ruime productie meer te wijten is aan gestage arbeid. Ik schrijf zeer regelmatig. Wanneer het concept gegroeid is, dit wil zeggen dat wanneer het plan en de grote lijnen van het gebeuren vastliggen en alles rijp is, het schrijven tamelijk vlug gaat.‖ (26).
45 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
3) Inwoner van Vosselaar, bekommerd om zijn berg.
vergroeid
met
zijn
dorp
en
de
Kempen,
Reeds in de vorige 2 hoofdstukken is uit menig detail gebleken hoe hij verknocht was aan zijn dorp in de Kempen. Van zodra hij in Vosselaar kwam wonen, wilde hij zich inzetten voor het culturele leven in het dorp. Door zijn ijver voor een beschaafd taalgebruik zal hij zeker bij de gewone dorpeling als een ―stadsmens‖ overgekomen zijn. Hij kon geen enkel dialect en zeker dat van Vosselaar niet. Hij besefte wel dat het moeilijk zou zijn om zich in de dorpsgemeenschap te integreren. Hierover zegt hijzelf in een toespraak in 1979: ―Hier bouw ik
en hier ga ik van gans mijn leven niet meer weg. Hier blijf ik. Maar dan werd ik onmiddellijk gewaar dat tussen mij en de bewoners van het dorp dat ik eenvoudig niet ken, dat daar geen bruggen geworpen waren en dat ik een heel deel kennis en een heel deel wetenschap eenvoudig niet bezit. Ik begreep de mensen nog niet eens. Het Vosselaarse dialect is lange tijd voor mij een gesloten boek geweest. Temeer omdat die mensen daar enkel hebbelijkheden bezitten in verband met de uitspraak enz.., dat ik ze eenvoudig niet verstond. Dan dacht ik bij mezelf: ik moet de mensen kennen. Ik heb dan de mensen van het dorp leren kennen en dat is op zichzelf al voor mij een buitengewone verrijking geweest‖ (49). Wanneer hij in de schuttersgilde algemeen beschaafd Nederlands sprak, moet menige Kempenaar hem eigenaardig aangekeken hebben. Hij had een ietwat streng uiterlijk en leek daardoor nogal ernstig. Ook in dit dorp moet een inspecteur, die boven een onderwijzer stond, een heel respectabele man geweest zijn. Hij ging naar de kerk en hield ongevraagd toezicht op de bengels in de kerk. Als ze niet stil zaten nam hij ze bij de schouder en plaatste ze geknield op de communiebank, vooraan in de kerk. Hij leek er de behoeder van orde en rust en straalde gezag uit. Daarom zal er voor velen een zekere afstand geweest zijn ten opzichte van die ―Heer‖. Hij had echter nauwe banden met iedereen die de culturele opgang van het dorp nastreefde. In een interview in 1961 beschrijft hij het dorp waarin hij kwam wonen als volgt:‖ Ik woon in een dorp van werklieden. Toen ik hier kwam wonen werkten
ze nog 16 uur per dag. Meestal in de kleiputten van het naburige Beerse. Thans gaan ze werken in het Antwerpse en het Brusselse. Er is veel veranderd. Er is bijna geen kindersterfte meer. Er zijn kindertoeslagen. Er is de uitbreiding van het onderwijs; er is welstand; de mensen wonen anders; gaan anders gekleed; leven anders. ―(10). In 1968 geeft hij nog een ander beschrijving van zijn dorp en de evolutie:‖Vroeger bestond de bevolking uit heiboeren, steenbakkers en arbeiders in de papierfabrieken van Turnhout. Een gesloten gemeenschap van arme mensen met veel kinderen. De heiboeren leefden er met hun grote gezinnen op slechte grond die ze nooit in eigendom konden krijgen. De kinderen konden hun bestaan niet verdienen en trokken weg…..En dan de steenbakkers. ‘t Moeten beren van mensen geweest zijn om 46 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
die slavenarbeid vol te kunnen houden. Ze zopen als Turken. Die tijd is nu gelukkig voorbij….. Ons grote probleem is nu de vorming van een intellectuele bovenlaag. In mijn dorp is nu tachtig procent van de inwoners eigenaar van zijn huis. Dat is veel. Maar op de zevenduizend inwoners tellen we nog maar 5 universitairen,…Wij bezitten goede scholen maar de doorstroming naar de universiteit is nog te klein. Oude sociale en psychologische remmingen worden niet zo maar in één keer weg genomen‖ (27). In een ander artikel zegt hij ondermeer hoe er in 1939 per dag 30 auto‘s passeerden. In 1974 waren het er al 14.000 (52). Zolang hij hier geleefd heeft, was hij betrokken bij ieder cultureel of zelfs economisch initiatief om de Turnhoutse Kempen verder omhoog te tillen. Bij zijn overlijden zegde Prof. Dr. Keersmaekers trouwens: ―Wat deze kunstenaar en mens voor zijn volk en zijn streek
betekend heeft, is vooralsnog niet te meten. Niet alleen was hij gedurende een halve eeuw betrokken bij elk initiatief op cultureel en artistiek gebied; ook waar het om materiële ontwikkeling, de regionale ontplooiing ging, werkte hij intens en bezielend mee‖ (37).
E. Van Hemeldonck op de kruin van de Konijnenberg Over de Konijnenberg kon hij niet zwijgen. In zeer veel van zijn boeken beschrijft hij de berg en speelt deze een rol. De berg lag tenslotte in zijn tuin. Tijdens het schrijven stopte hij dikwijls een paar minuten en dan maakte hij een korte wandeling om de natuur te bewonderen en nadenkend stapte hij dan weer binnen in zijn veranda om verder te schrijven. In het tijdschrift ―De Toerist― in 1941 geeft hij bijvoorbeeld deze beschrijving:‖
Niettegenstaande de verstuiving, het ongenadig rooien van het laatste hout en de wondplekken die het oorlogsgebeuren in de massieve heuvelketen geslagen heeft, blijft de Konijnenberg een indrukwekkend natuurmonument, 47 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
dat tenvolle de aandacht van de toerist verdient….We klimmen op den berg, het zand is los onder den voet. De zon brandt, de geur van de mastenbossen komt ons toegewaaid. Hoog varen de witte wolken op een diepblauwe lucht….Als de jonge maan lui boven de zwarte bossen hangt, groeit de tover van de nacht over de Konijnenberg. Alle geluid is ver; er is alleen het doffe geblaf van een hond en ergens de wielslag van een donderende kar in een ver spoor…… Het slaat traag en peislijk in de toren van de kerk, die daar aan de voet van de berg neergehurkt zit. Zacht vloeit het milde maanlicht langs de helling van de zandberg, die uitloopt in de bossen aan zijn voet… En zo gaat
het verder (11). Eén ode aan zijn berg! Hij is dan ook uitermate tevreden als hij in dec. 1946 aan zijn vriend kanunnik Jansen het volgende kan schrijven: ―Ik lees vandaag in het Aankondigingsblad dat de Konijnenberg - of alles wat
er nog van overschiet - zal bewaard blijven. Eindelijk, want het is werkelijk ver genoeg gezet. De bosschen zijn verdwenen, het hout is gekapt, vuilnishopen ontsieren de hei…. Ik begin opnieuw heimwee te voelen naar het eiland in den Stillen Oceaan dat ik eens willen kopen heb….‖ (48). Hij maakt daarin allusie op het feit dat er geruchten waren dat de Konijnenberg zou beschermd worden. Dit was echter niet waar, zo bleek achteraf. Maar hij mijmert hier over de toestand van de berg zoals hij die zag als hij zijn grond kocht begin 1930 en hoe er 15 jaar later reeds veel natuur verloren gegaan was. Het is pas veel later dat men de echte procedure inzette om de berg te klasseren. In voorgaande paragraaf is reeds gebleken hoe bezorgd Emiel Van Hemeldonck was over de culturele ontplooiing van zijn dorp. In 1936, hij woont dan amper 4 jaar in het dorp, neemt hij samen met enkele van zijn vrienden het initiatief om een Davidsfondsafdeling op te richten. Op 27 nov. 1936 is er stichtingsvergadering in de zaal Sint-Jozef. Hij wordt verkozen als eerste voorzitter. Hij was omringd door een groepje mensen die samen met hem streden voor de culturele ontvoogding: Jos Bel, Stan Nuyens, Frans Segers (onderpastoor), later vervangen door Remi Lens, Pol Geudens, meester Cornelissen en Fernand Jacobs. Het schriftje met verslagen van deze vergaderingen is nog altijd in het bezit van de huidige Davidsfondsafdeling en men kan er onder ieder verslag uit die tijd de brede handtekening zien van Emiel Van Hemeldonck. We zien dat hij, niettegenstaande zijn drukke agenda, trouw op alle bestuursvergaderingen aanwezig is en dat hij initiatieven neemt om voordrachten, films en andere activiteiten in te richten. Heel vlug bereiken ze meer dan 140 leden. Jammer genoeg komen dan de oorlogsjaren en dan breekt een moeilijke tijd aan in het dorp. Toch slaagt hij erin om in 1949 een nieuwe bestuursploeg uit de grond te stampen en met een nieuwe voorzitter wordt er weer gestart. Hij blijft trouw lid en komt meermaals spreken op een avond. Trouwens niet alleen hier, maar in gans het land voor het Davidsfonds en voor andere verenigingen. Maar als trouw lid hij is ook aanwezig in de schuttersgilde. Hij is de schrijver van de vereniging en maakt dat het gildeboek één der prachtigste 48 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
is van de streek. En wanneer de gilde op 6 sept. 1953 een groot gildenfeest inricht, schrijft hij in het programmaboekje de geschiedenis van de Vosselaarse gilde. Hij kan aantonen dat gilde reeds in 1528 bestond en wellicht nog ouder is. Hij legt uit hoe de gildebroeders in vroegere eeuwen als plaatselijke ― beschutters‖ fungeerden. Hij beschrijft de geschiedenis van het vaandel en is boos dat in menige gilde de oude vaandels op sluikse manier verdwijnen. Hij beschrijft de reglementen en is de pleitbezorger om terug te gaan tot de oudste reglementen, namelijk ―de Caert ― in 1745 afgeleverd door de hoofdkamer in Leuven. Samen met A. De Vos blazen ze nieuw leven in de gilde (46). In latere nummers van ―Het Konijnenbergske‖ , tijdschrift van plaatselijke Milac vereniging in het dorp schrijft, hij nog vele artikels over de verschillende functies in de gilde : de hoofdman, de keizer, de koning, de tamboer de griffier, de kornet enz… Hij schrijft ook menig artikel over de merkwaardige figuren die lid van de gilde waren (38).
4) De mens die met de natuur mee leeft.
Misschien eerst een paar woorden over Emiel Van Hemeldonck als imker. Reeds heel vlug na zijn aankomst in Vosselaar begint hij bijen te houden. Hij leert het vak bij meester Soetewey in Hoogstraten en al heel vlug heeft hij een paar bijenkasten achteraan in zijn tuin staan. Als hij aan het schrijven is neemt hij nu en dan een pauze en loopt naar zijn ijverige bijen en slaat hen gade en stapt stil weer terug naar zijn veranda om verder te schrijven. Als hij andere smaken van honing wil, gaat hij met zijn kasten naar Postel (voor heidesmaken) naar Merksplas (voor witte klaver) en thuis heeft hij acaciabomen. Hij kan natuurlijk niet anders dan voor de kinderen een boekje schrijven over zijn ijverige beestjes (De koningin voert het bevel). In Vosselaar heeft hij 2 vrienden die ook bijen hebben, Meester Bel en René Woestenborghs. Wanneer in 1977 meester Bel sterft gaat Emiel Van Hemeldonck naar de biehal van zijn overleden vriend om, naar oude geplogenheid, het droeve nieuws te melden. Daar mompelde hij dan: ―Het baasken is dood‖ en de bijen komen dan even piepen (40). Hij is ook een tuinman . Emiel Van Hemeldonck wilde dat zijn gezin gezonde groeten at, recht uit de tuin. Daarom had hij achteraan op zijn grond een groot stuk gereserveerd waarop hij groenten kon telen. Die moestuin is er gebleven tot in de jaren 1970-75. Hij at heel weinig vlees; groenten waren voor hem het belangrijkste. Hij kende de namen van alle planten en bloemen en als hij in de natuur wandelde was hij voortdurend aan het kijken welke plantjes en onkruiden er groeiden. Hij at altijd bruin brood. Gedurende de oorlog liet hij het meel daartoe leveren door de broer van zijn moeder die een hoeve had in Stabroek. Bakker Sas bakte er dan brood mee voor hem. En de kinderen kregen bakken honing want dit was het gezondste wat hij zich kon voorstellen. Zijn afkeer voor alcohol paste bij de drang om 49 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
zo dicht mogelijk bij de natuur te leven. Hij dronk slechts zeer uitzonderlijk alcoholische dranken. En roken deed hij ook niet. Maar dit alles maakte van hem zeker geen droogstoppel, hij was een hartelijke man die pas gelukkig was en lachte als hij in de natuur was. Het kan dan ook niet anders dat iemand die zo natuurlijk leefde, die voortdurend met de natuur bezig was hem ook in zijn werken inspireerde. Zo lezen we in een interview met J. Florquin : ―De mens vecht tegen de
bodem,maar ook tegen zichzelf en de naasten. Het thema is dus: de mens gezien in dit landschap met zijn problemen.‖ Op de vraag of de mensen die
hij zo uitbeeldt dan niet begrensd zijn in een enge heimatwereld met een zeer beperkte horizon antwoordt hij: ‖ De menselijkheid is toch nergens
begrensd: waar een mens zich manifesteert of uitleeft is hij toch mens tout court…. De eeuwige mens wordt geprojecteerd op de achtergrond van zijn landschap en dat geeft hem een speciale kleur‖ (29).
Als afsluiter voor zijn liefde voor de natuur wil ik nog een stukje citeren uit een ander interview: ― In de zomer schrijf ik niet. De wereld is
dan te mooi….. Ik heb me ook altijd thuis gevoeld in de natuur. Ik ben een imker. Als je door het venster van mijn schrijfkamer kijkt, zie je de bijenkorven staan. Ik kweek bloemen. Achter in mijn tuin kan ik hout kappen. Daar ligt ook een stukje wildernis, een uitloper van de Konijnenberg. Daar mag de heide nog doen wat ze wil als ze maar niet te opdringerig wordt‖ (27).
De woorden die zijn vriend R. Lens geschreven heeft voor zijn doodsprentje zijn dan ook zeer toepasselijk op Emiel Van Hemeldonck, de man die met de Kempische natuur zo innig verweven was: ― Adieu, mijn huis
en alles wat daar binnen is van vreugde en van droefenis bedreven en geschreven. Adieu, de Kempen, brem en berk, het dorp… het torentje op mijn kerk. Zo wuif ik met mijn hand adieu, adieu, voor mijn schoon land. Ik dank de Heer die mij de dagen schonk, adieu, tot… in de Hemeldonck‖ (39)..
5) Verknocht met zijn dorp en de Kempen maar toch wereldburger.
Voor dit deel kon ik gelukkig beroep doen op het archief van de VTB/VAB. Emiel Van Hemeldonck was een vriend van Jozef Van Overstraeten die zovele jaren de bezieler was van de Vlaamse automobilistenbond. Eén van de grote voordelen die Emiel Van Hemeldonck had bij al de reizen die hij ondernam was zijn uitstekende talenkennis: Frans, Duits, Engels. Emiel Van Hemeldonck begon reeds zeer vroeg met reizen alhoewel het geld daartoe in het begin ontbrak. Zo vertelt hijzelf dat hij in 1925 naar Rome gaat met het geld dat hij verdiende met zijn eerste boek,‖Op de Grindershoeve‖. En daar deed hij weer inspiratie op zodat hij een nieuw boek kon schrijven: ―Van Toontje die naar Rome ging‖. Reeds in 1949 , dus vrij kort na de 2de wereldoorlog doet hij een lange reis in Duitsland. Hij rijdt er met zijn auto naartoe en beschrijft zijn reis langs Limburg an der Lahn, dan naar Wetzlar met zijn bindingen met 50 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Goethe, hij beschrijft hoe hij ‗s avonds gaat eten in een kleine herberg en prachtig geeft hij weer hoe de mensen daar zitten te eten (12). Ik wil hier zeker geen toeristische gids schrijven maar in 1951 krijgen we weer een verslag van een reis door Duitsland en Oostenrijk: Keulen, Bonn, Koblenz, Mainz, Aschaffenburg, Neurenberg, Chiemsee, Inglostadt, Berchtesgaden, Salzburg, Salzkammergut, Zell am Zee, Innsbruck, Grosslocknerstrasse, Oberammergau, Ausburg en dan terug naar huis. In al deze plaatsen beschrijft hij de mensen, maakt hij kennis met schrijvers die hij reeds voordien kende, beschrijft hij de moeilijkheden die zijn oude karretje heeft om over al die bergpassen te geraken, is hij lyrisch over al de kunstwerken en gebouwen die hij ziet, maar ook bedroefd om wat gedurende de oorlog vernietigd is (13 t/m 16). In 1952 maakt hij gedurende de grote schoolvakantie een reis van bijna 2 maanden naar Kongo. Hij reist door het land met de trein en gaat van missiepost naar missiepost. Ondertussen geeft hij voor vele plaatselijke verenigingen van de Vlamingen voordrachten. Het bezoek van zo‘n geboren verteller uit het thuisland is natuurlijk een gave Gods voor hen en ze ontvangen hem overal met open armen. Op 11 juli 1952 voert hij zelfs het woord op een Guldensporenviering. Hij ontmoet er minister Van Acker die er op een voordrachtavond zijn bewondering voor de missies uitspreekt! Ik citeer het artikel:‖ Ge weet allemaal tot welke partij
ik behoor, maar dat zit allemaal niet zo diep, en dat zal me niet beletten uiting te geven aan mijn gevoelens ten opzichte van de missies‖. Emiel Van Hemeldoncks vrouw had een zwakke gezondheid en ze ging niet mee op die lange vermoeiende reizen. Dikwijls schreef hij haar ‗s avonds lange brieven. Zo zegt hij op zeker ogenblijk in het artikel: ― Ik geloof dat mijn vrouw, als
ze mijn enthousiaste verslagen zal lezen, angst zal beginnen te krijgen, dat ik niet meer zal terugkomen‖ (9). Op zijn terugreis bezoekt hij ook nog Cairo en
Athene. En meestal resulteerde een dergelijke reis als inspiratie voor een volgende boek (hier bijvoorbeeld: Olifanten hebben voorrang‖ ) en voor een uitgebreide reisrapportage (17). In 1953 schrijft hij een reeks rapportages over gesprekken die hij had met schrijvers in Duitsland en Oostenrijk: Gustav Frenssen, Klaus Groth, Theodor Storm, Herman Loens, Hans Carossa, Paula Grogger, Karl Waggerl, Peterv Doerfler enz…. Schrijvers die hier door de brede laag der lezers wellicht niet gekend waren maar hij kende ze wel en wilde ze in het daglicht stellen. Hij beschrijft niet alleen de natuur en de mensen die hij ontmoet maar heeft ook oog voor de problemen die hij heeft met zijn oude karretje die hem zo ver moet weg brengen op ongekende hoogtes en dit in de letterlijke zin! Ondertussen beschrijft hij hoe hij in de uitstalramen van een boekenwinkel in Hannover de boeken ziet liggen van Streuvels en Timmermans, vertaald in het Duits. En wellicht niet zonder een beetje eigentrots ziet hij in Bremen in een boekenwinkel in het uitstalraam zijn eigen boek ― Mädchen Maria ― liggen (18&19). Trouwens vele van zijn boeken zijn in het Duits vertaald en één in het Frans. Mooi is zijn ode aan literatuur en toerisme en hij zegt dan ook: ‖ De schrijver is de eerste toerist ― (20). In 1956 reis hij naar Griekenland (21) en in 1957 naar Israël 51 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
(22). En uit al die reizen volgen weer boeken (Israël zonder Jahweh), reisrapportages en spreekbeurten die hij over het ganse Vlaamse land houdt voor allerlei verenigingen. In 1960 bezoekt hij de Sovjetunie en hij reist er per trein door het land. Hij weet dat hij gevolgd wordt om zijn doen en laten in de gaten te houden maar toch probeert hij op bepaalde ogenblikken om zijn controle en bewakers te verschalken en de gewone mens te ontmoeten. Hij is natuurlijk opgetogen over de prachtige gebouwen die hij ziet in Moskou. Hij bezoekt er een grote landbouwtentoonstelling maar gaat ook orthodoxe kerkdiensten bijwonen. In Leninggrad geraakt hij niet uitgekeken op de kunstschatten in de musea. Maar hij gaat ook naar toneel, ballet, film (23). In de periode 1964-65 gaat hij naar Spanje en in de omgeving van Torrox koopt hij een stuk grond waarop hij een chalet laat bouwen met een prachtig zicht op de zee. Samen met zijn vrouw gaan ze er enkele jaren de winterperiode doorbrengen. Hij hoopte dat het warme klimaat zijn ziekelijke vrouw er bovenop zou brengen. Maar ook van die reizen maakt hij rapportages en hij beschrijft er de ongerepte natuur die hij daar nog aantreft. Hij wandelt er met plaatselijke bewoners door de wijngaarden. En hoe kan het ook anders, we citeren hem nu: ―En dan hebben wij de top van de
heuvel bereikt. …En daar staan de bijenkorven, en één kast. Trots wijst hij ze; niet iedereen bezit die nieuwigheid in dit land van verstarde traditie. Hij is de voorzichtige vaderlijke imker wanneer hij een raampje licht en weer de kast sluit. Zijn glimlach is de vlag van de zegepraal…..‖ (24). In 1967, hij is
dan 70 jaar, gaat hij naar Compostella. Ook daarvan volgt er een prachtig reisverslag (25). Later zegt hij nog in interviews dat hij materiaal aan het verzamelen is voor een groot werk over Compostella maar dit heeft hij jammer genoeg nooit meer kunnen maken (30). Uit dit overzicht blijkt welk een wereldburger hij was. Al die reizen waren in die periodes zeker niet weggelegd voor de modale Vlaming. Hij reisde en nam de mensen en de natuur waar en daaruit vloeide dan telkens weer een nieuw boek. Zo had hij weer geld voor een volgende reis en dat herhaalde zich keer op keer. Ik ben hier misschien ten onrechte voorbij gegaan aan de vele reizen en trektochten die hij maakte in België en Nederland maar ook daarvan vinden we boeiende reisrapportages. Vele daarvan zijn zelfs nu nog zeer aangenaam om te lezen en overtreffen de oppervlakkige reisbrochures die men nu uitgeeft. Daarenboven was hij een verwoede fotograaf. Thuis had hij een ―donkere kamer‖ om zelf zijn foto‘s te ontwikkelen. Hij had ook zeer vlug een filmcamera en maakte vele opnames gedurende zijn reizen.
6) Berk en Brem.
Ik kan dit deel niet beëindigen zonder iets te vertellen over de woning die Emiel Van Hemeldonck hier liet bouwen in 1932. Hij verhuisde naar die 52 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
woning op 2de Kerstdag 1932. Hij zou er niet meer weggaan tot hij eind 1980 ziek werd en noodgedwongen zijn geliefde huis moest verlaten om naar een ziekenhuis in Arendonk te gaan. We moeten de bouw van zijn woning situeren in het tijdskader van de jaren dertig. Hier in de Kempische dorpen bouwde men dan nog niet zoveel nieuwe woningen en wanneer men het deed, was het dikwijls de aannemer die op een stuk papier een schets maakte. Het is dan ook tekenend voor de mens die in alles culturele opgang zocht dat Emiel Van Hemeldonck een opkomend jong architect , Jos Ritzen, aansprak. Eigenaardig genoeg zag ik niet alleen een culturele verwantschap tussen Jos Ritzen en Emiel Van Hemeldonck, maar ook een fysische . Ritzen werd geboren in 1896 ( hij was dus een jaar ouder dan Emiel Van Hemeldonck) in Heerlen. Als hij jong was zwierf hij rond op bouwwerven. Ook zijn oom was architect. In het begin werkte hij samen met A. Boosten( tot circa 1922) maar later verhuisde Ritzen naar Antwerpen en werkte er samen met Prof. Stan Leurs. Dit omdat de crisis in de bouw begon toe te slaan. Hij dacht meer werk te vinden in Vlaanderen. Zijn eerste werken staan onder de invloed van de romantische ―Amsterdamse School‖ maar langzaam gaat hij in zijn stijl over naar de ―Nieuwe Zakelijkheid‖. Door de nieuwe technieken in de bouw kon men veel meer doen. Ingenieurs boden staal en gewapend beton aan. Maar hij zegde steeds dat deze nieuwe technische mogelijkheden geen overmacht op de architect mochten hebben, want die moest uiteindelijk de vorm van het gebouw bepalen uit zijn eigen geestelijke visie. Hij moest de materie dwingen naar zijn inzichten en niet omgekeerd. In die tijd was het dikwijls omgekeerd. Corbusier bouwde bijvoorbeeld prachtige huizen die demonstreerden wat men kon met beton maar het waren geen huizen om in te wonen. Er was geen huiselijke atmosfeer meer aanwezig en de verhouding woning-mens-natuur was verloren gegaan. Ritzen had daar juist wel oog voor en dus koos Emiel Van Hemeldonck hem als architect. Hij stond duidelijk ook onder de invloed van Henri Van de Velde: afstand van alle opsmukartikelen, oog voor de werking van open en gesloten vlakken, herstel van de onderlinge verhoudingen, bekommernis om de binnenhuisuitrusting en de meubelen in de woning. Daarom heeft Ritzen ook hier een groot deel van de meubelen ontworpen. Ze zijn nu nog in het huis aanwezig! Ritzen heeft vele kerken gebouwd en als ik het huis van Emiel Van Hemeldonck voor de eerste keer zag, leek er wel iets ―gotisch‖ in te liggen. Maar de vorm is modern. Hij heeft duidelijk een visie over de subtiele lijst en de lichtinval over een vlak van een gebouw. Hij wist dat beton en stalen balken konden gebruikt worden maar dat men dit niet a-priori diende te demonstreren. Hij heeft vele huizen, appartementen en kerken ( bijvoorbeeld: Grobbendonk, Knokke, Wilrijk enz..) gebouwd. Ook in Turnhout bouwde hij veel huizen. Wanneer je in die huizen of kerken op zoek gaat naar verbluffende demonstraties van techniek, is het vergeefse moeite. Zijn moderniteit ligt in een koele beheersing van de vormen, klare gave ruimten, afwezigheid van overdreven versieringen en andere frivoliteiten en de ramen zijn een ondergeschikt deel van de gevelvlakken maar geven er een bijzonder 53 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
accent aan (8 &50). Zijn architectuur was niet bestemd voor de massa maar voor de ―denkende― mens en daartoe behoorde Emiel Van Hemeldonck zeker. In ―Bouwen door de Eeuwen heen in Vlaanderen‖ beschrijft men Berk en Brem als volgt. ―Baksteenbouw gedomineerd door steile puntgevels, vooraan verlevendigd door decoratief en kleurrijk metselwerk. Rechthoekige muuropeningen o.m. verticaal metalen traphalvenster van gekleurd reliëfglas. Deur onder uitgesproken houten luifel, kroonlijst loopt achteraan door in luifeltje boven vensters‖ (4) .
7. Epiloog.
Tot hier het verhaal van deze merkwaardige inwoner van Vosselaar. Het is dan ook terecht dat Emiel Van Hemeldonck een gedenkplaat kreeg in de glazen straat van het gemeentehuis, naast de ingang van de bibliotheek ( mei 1997). Symbolischer kon het niet (34). In 1981 is er voor hem een herinneringsmonument ingehuldigd. Het is een grote steen ( weegt meer dan 1 ton) met inscriptie naar een ontwerp van zijn vroegere vriend R. Lens. Het monument werd geplaatst aan het vroegere woonhuis van Emiel Van Hemeldonck (31). In het verleden zijn er nog een paar tentoonstellingen en herdenkingen geweest niet alleen in Vosselaar maar ook in Hove, Zwijndrecht, Beerse en wellicht op nog andere plaatsen die ik nu vergeet te vermelden. Het is echter het lot van de voortschrijdende tijd dat men metter tijd mensen vergeet…… Blijvende herinneringen zijn de straatnamen in Vosselaar, Hove , Malle en Hilvarenbeek (28). Allemaal plaatsen die een bijzondere betekenis hadden in het leven van Emiel Van Hemeldonck. En ook dit kleine werkje laat hem voor heel even herleven, hoop ik…
Bibliografie:
1) Autenboer E., Vlaamse Stam, jg39, nr8, nov. 2003, blz. 630 en jg37, nr7-8, juli-aug. 2001, blz. 386 2) Bondsblaadje St. Paulusbond KSA St. Niklaas, Pasen 1941 3) Bosch F., Maeriën J., Vlaamse Stam, juli-aug. 1982, nr. 7-8, 18de jaargang, blz. 317-319 4) Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, kanton Turnhout, ISBN 90-5622-020-9, blz450-451 5) Christene School, Verhaegen K., nr.8 van 21 maart 1981, p. 28 6) Cruysberghs K., Janssen E., Dr. Keersmaekers A., Op de Beek L., Dr. Reykers H. ,Rosseels M., Demets A., Hulde Album Emiel Vn Hemeldonck, Vereniging van Kempische Schrijvers 7) Davidsfonds Archief , opgave Davidsfonds Leuven 54 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
8) De Blauwe F., Jos Ritzen, De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, 1957 9) De Standaard, 29 juli 1952 10) De Standaard, 30 juni 1961 11) De Toerist, EVH, Konijnenberg, archief VTB/VAB, 1 juni 1941, blz. 308-310 12) De Toerist, EVH, Zwerftocht door het land van Lahn en Sieg, archief VTB/VAB, 1 sep. 1949, blz. 525-530 13) De Toerist, EVH, Naar Oostland willen wij rijden I, archief VTB/VAB, 16 mei 1951, blz. 273-281 14) De Toerist, EVH, Naar Oostland willen wij rijden II, archief VTB/VAB, 16 juni 1951, blz. 361-365 15) De Toerist, EVH, Naar Oostland willen wij rijden III, archief VTB/VAB, 16 sept., 1951, blz. 560-562 16) De Toerist, EVH, Naar Oostland willen wij rijden IV, archief VTB/VAB,16 okt.? 1951, blz. 683-691 17) De Toerist, EVH, Onder de Evenaar, archief VTB/VAB,16 feb. 1953, blz. 85-106 18) De Toerist, EVH, Ontmoetingen, archief VTB/VAB, 1 nov. 1953, blz. 625630 19) De Toerist, EVH, Ontmoetingen, archief VTB/VAB, 1 dec. 1953, blz. 681690 20) De Toerist, EVH, Literatuur en toerisme , archief VTB/VAB, 1 jan. 1954, blz. 1—2 21) De Toerist, EVH,In het Voetspoor der Goden , archief VTB/VAB, 16 jan. 1956, blz. 41-52 22) De Toerist, EVH, Toerisme in het Midden-Oosten , archief VTB/VAB, 1 jan. 1957? ,blz9-15 23) De Toerist, EVH,Toerisme in de Sovjet-Unie , archief VTB/VAB, 1 feb. 1960, blz. 97-104 en 11 feb. 1960, blz. 153-165 24) De Toerist, EVH, Winter in Torrox, archief VTB/VAB, 21 okt. 1965, blz. 611,-614 25) De Toerist, EVH,In het poor van de pelgrim, Naar Compostella, archief VTB/VAB, 19 okt. 1967, blz. 657-663 26) De Volksmacht, Vandewolve Y., 10 juni 1950 27) Eindhovens Dagblad, Durnez G., 14 dec. 1968 28) FARO., Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw, CRAB-stratenlijst van het Agentschap voor Geografische Informatie in Vlaanderen, (www.faronet.be) 29) Florquin J., Ten Huize Van, Keurreeks Davidsfonds Leuven 1952, p55-68 30) Gazet van Antwerpen, Claes G., 29 nov. 1977 31) Gazet van Antwerpen, 14 april 1981 en 5 mei 1981 32) Gildeboek Schuttergilde Sint Sebastiaen Vosselaar 33) Hendrikx J.A., Plaats- en Waternamen, hun betekenis voor de bestudering van de geschiedenis van het landschap; Utrecht, Ministerie van Landbouw en Visserij, Directie Bos- en Landschapsbouw, 1991 ,ISBN 90-73253-04-7 55 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
34) Herdenking Emiel Van Hemeldonck, Vereniging van Kempische Schrijvers, 24 mei 1997, Vosselaar, programma 35) Het Volk, O.B., jan 1981 36) Keersmaekers A. ,Verleyen C., Demets A., Claes G., van den Berg M., Hannelore R., Haest J., de Kok H., Depauw V., Janssen E., Germonprez F., Overdruk uit Vlaanderen nr. 191 (nov.-dec. 1982), Vereniging van Kempische Schrijvers 37) Keersmaekers A., Taxandria Jaarboek 1979-1981, blz. 139-141 38) Konijnenbergske, diverse nrs. 39) Lens R., tekst doodsprentje Emiel Van Hemeldonck, 13 jan. 1981 40) Maandblad van de Vlaamse Imkersbond, Woestenborghs R., 67ste jaargang, nr. 4, april 1981,blz. 124-125 41) Marynissen H. ,onuitgegeven schoolwerk, vak Nederlands, 2de semester 1983, leraar van Dooren J. 42) Neefs K., Foto‘s Uit de Oude doos, Heemkundige Kring Norbert De Vrijter, Lille, jaarboek 1986, blz. 119 43) Sourie L., Emiel Van Hemeldonck Een Kunstenaar, J. Van Mierlo-Proost, 1947, Turnhout 44) Sterkens R., Emiel Van Hemeldonck, Algemeen Nerderlandsch Bibliografisch Tijdschrift, 24ste jaargang, april 1946, blz 109-112 45) Vanhemeldonck H. en J., gesprek met beide zoons van EVH op 1 en 2 april 2009, Florizoone J. 46) Vanhemeldonck E., Programma Groot Gildefeest 6 sept. 1953, Sint Sebastiaensgilde, blz. 5-26 47) Van Hemeldonck E., brief van EVH aan Kanunnik Jansen, 22 juli 1944, Stadsarchief Turnhout 48) Van Hemeldonck E., brief van EVH aan Kanunnik Jansen, 14 dec. 1946, Stadsarchief Turnhout 49) Van Hemeldonck E., Feestrede uitgeproken door EVH op Lustrumviering Deken Lauwerijs in Gemeentelijke Feestzaal te O.L.Vr. Olen op 15 dec. 1979 50) Van Loo A., Repertorium van de Architectuur in België van 1830 tot heden, Mercatorfonds, 2003 , blz482 51) Woordenboek Van Daele 52) Zie Magazine, nr51, 20 dec. 1974
56 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
FTG Verslag van de algemene vergadering in Nieuwpoort op zaterdag 27 augustus 2011. 1. Welkom en verontschuldigingen ° De heer Jacques Bauwens, voorzitter van de Westvlaamse Gidsenkring Westhoek, heet de aanwezigen welkom in de stadshalle van Nieuwpoort. Hij dankt vervolgens Friede Lox, die de voorbereiding en de organisatie van deze bijeenkomst vrijwel alleen verzorgd heeft. ° Friede laat opmerken dat al in 1968 één van de eerste AV van de pas opgerichte Federatie plaats vond in Nieuwpoort, maar dat straks bij de stadswandeling en de boottocht in de vaargeul zal blijken dat er sedert dat vergaderjaar in Nieuwpoort heel wat veranderd is. ° Voorzitter Lucie Mertens dankt de Gidsenkring Westhoek voor het onthaal en het ter beschikking stellen van de stadshalle voor de vergadering en het middagmaal. Daarna vermeldt zij de afgevaardigden en bestuursleden, die zich verontschuldigd hebben. 2. Goedkeuring van het verslag van de AV van 30/04/11 in Halle ° Het verslag wordt goedgekeurd. ° Afgevaardigde Mil Blanquaert vraagt dat de wettelijke verplichtingen van de gidsen ivm de BTW eens duidelijk zouden toegelicht en medegedeeld worden aan de verenigingen. 3. Financiën ° Penningmeester Dirk Elsen brengt verslag uit over de actuele kastoestand en de situatie van de bijdragen voor de verzekering van de gidsen. ° Inzake de verzekeringen verzoekt hij de verenigingen uitsluitend de voorziene excellijsten te willen gebruiken en bij de aangifte van schadegevallen de procedure strikt te volgen. ° Ook zou hij door de verenigingen graag achteraf geïnformeerd worden over de afloop van de schadegevallen, waarvoor hij tussengekomen is. ° Hierbij nogmaals het mailadres van de penningmeester :
[email protected] 4. Administratie FTG ° Willy Opdebeeck heeft van enkele verenigingen de administratieve gegevens 2011 of de jaarverslagen 2010 nog altijd niet ontvangen. Hij vraagt hem alle wijzigingen betreffende de voorzitter, secretaris en/of afgevaardigde, die zich in de loop van het jaar zouden voordoen, steeds onmiddellijk te willen melden. Zo kan hij de bestanden voortdurend actueel houden. 57 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
° Hij brengt kort verslag uit over de hernieuwing van de erkenning. Zie overzicht in bijlage. ° Het gerucht doet de ronde dat de nieuwe gidsen in de toekomst een soort bachelor-opleiding zullen moeten volgen. Er zal opheldering gevraagd worden bij TVL. 5. Werkgroepen : stand van zaken ° Werkgroep website : Frank Van de Heijning - Er blijken technische problemen te bestaan met de versies van Joemla om aan de hoge eisen van TVL te kunnen voldoen. Men moet goed beseffen dat Joemla een semi-professioneel, doch vrij goedkoop systeem is, dat binnen de budgettaire mogelijkheden van FTG valt. Binnen enkele weken (waarschijnlijk in november) zal Frank er alleszins voor zorgen dat de versie 1.7.0 ‗Content Managing System‘ operationeel wordt voor FTG, hoewel daarbij misschien niet volledig zal voldaan worden aan al de wensen van TVL. - De gidsenverenigingen zullen eerlang verzocht worden visueel materiaal (beelden, gidsen in actie) en korte teksten te leveren om opgenomen te worden in de website. ° Werkgroep bijscholingen : Willy Opdebeeck - Op zaterdag 19 november wordt door FTG een bijscholing voor alle gidsen georganiseerd in Brugge, met lezing in de voormiddag en bezoek aan een tentoonstelling in de namiddag. De verenigingen zullen dienaangaande weldra alle nuttige inlichtingen ontvangen, opdat ze hun leden tijdig zouden kunnen verwittigen. - Er wordt gevraagd via de interne communicatie aan alle verenigingen het Heksencongres van 8 oktober in Helmond aan te kondigen. ° Werkgroep strategisch plan FTG : - De werkgroep voor het opstellen van een strategisch plan wordt weldra samengeroepen. Johan Lowyck zal daartoe nog ter plaatse een vergaderdatum afspreken. 6. Contacten met Toerisme Vlaanderen : stand van zaken ° Johan Lowyck deelt mede dat de tekst van de samenwerkingsovereenkomst met TVL, die op de vorige AV goedgekeurd werd, nog licht herschikt werd. Het betreft echter geen essentiële wijzigingen, maar eerder juridische aanvullingen. Nieuw is evenwel dat de duur van de overeenkomst beperkt wordt tot één jaar, weliswaar met mogelijkheid tot verlenging met een jaar. ° Johan laat de nieuwe versie van de tekst uitdelen en verzoekt de aanwezigen hem hun opmerkingen en/of bezwaren te willen mailen uiterlijk 31 augustus. Na deze datum wordt de herschikte versie beschouwd als goedgekeurd door de AV. ° Johan wijst er op dat TVL aandringt op de concrete uitwerking van een strategisch plan en de installatie van een website tegen het einde van het jaar. 7. De toekomst van FTG Door de deelnemers worden verschillende vragen gesteld en suggesties gedaan : 58 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
- Is FTG voor TVL strategisch nog nodig/nuttig of niet ? Het is een feit dat FTG tot op heden voor TVL nog steeds het enige gestructureerde gidsenaanspreekpunt blijkt te zijn. - Het is wenselijk dat op de AV telkens de aanstaande bijscholing zou toegelicht worden. - Het zou voor de gidsen omwille van de verplaatsingen gemakkelijker zijn indien dezelfde bijscholing achtereenvolgens op twee uiteengelegen plaatsen kon gehouden worden. - De FTG-kaart bestaat weldra 20 jaar. Ze zal eind 2012 voor 5 jaar hernieuwd worden. Om geldig te zijn moet de kaart jaarlijks afgestempeld worden met de FTGstempel. In 2012 zullen de verenigingen de gelegenheid krijgen om deze stempel bij te bestellen. - Deze kaart (en de TVL-kaart) zou tenminste in Vlaanderen/België gratis toegang moeten verlenen tot alle officiële musea. 8. FTG Programma ° De volgende AV zullen plaats hebben op de onderstaande zaterdagen : - 03 december 2011 in Brugge, organisatie Kon.Gidsenbond Brugge en W.Vlaanderen - 04 februari 2012 in Antwerpen, organisatie Kon.Gidsenvereniging Antwerpen - 28 april 2012 in Scherpenheuvel, organisatie Gidsenbond Scherpenheuvel-Zichem ° Een bijscholingsdag wordt gehouden op : - 19 november 2011 in Brugge, ingericht door FTG ° Gelieve deze data te noteren en de vermelde zaterdagen vanaf nu al vrij te houden. 9. Rondvraag en slotwoord ° Friede Lox licht het verdere dagprogramma toe. Na het bezoek aan de kerk volgt het middagmaal. In de namiddag is er een boottocht in de vaargeul of een stadswandeling. Daarna worden de deelnemers uitgenodigd op een receptie, aangeboden door de stad. ° Op de receptie houdt burgemeester Crabbe een toespraak, waarin hij de historische en de recente ontwikkeling van Nieuwpoort stad en bad schetst en de lokale folklore belicht. ° Daarna richt Lucie Mertens een hartelijk woord van dank aan de burgemeester, het lokale bestuur en collega Friede Lox voor het onthaal en de organisatie van de vergaderdag. 59 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011
Interessante Websites Voor de liefhebbers van oude boekwerken, volgen hieronder drie interessante websites. Ze werden reeds eerder doorgestuurd, maar nu laten we ze verschijnen in onze Tydinghen, zodat ze heel makkelijk terug te vinden zijn.
Het eerste gedrukte boek, gedigitaliseerd (Dirk Martens). o http://lib.ua.ac.be/dmartend/.
Het liber Floridus. o www.liberfloridus.be
Een prachtig stuk muzikaal erfgoed. o http://www.antifonarium-tsgrooten.be
veel kijkplezier!!
60 Kempensche Tydinghen nr 64 | juli – augustus - september 2011