Een uitgave van NKSR, Nederlandse Katholieke Schoolraad
magazine
Week van het
katholiek onderwijs 2014
Het verhaal gaat dat katholieke scholen werkelijk een gemeenschap zijn. Een plek waar de leerlingen zich met elkaar geborgen weten en zich juist daarom kunnen ontwikkelen. Waar leraren zich gerespecteerd voelen en samen met hun leerlingen zorgen voor een vruchtbaar klimaat. Fantasie of werkelijkheid, deze typering van de katholieke school?
De identiteitsbegeleiders van Onderwijsbureau Meppel wilden zich graag aansluiten bij het initiatief van de Week van het katholiek onderwijs. Maar wat moet je nog toevoegen aan de landelijke uitgave van dat mooie boek over Vieren op het ritme van de natuur door VKO en de lesbrieven daarbij? Aansluiten bij de thematiek van de Kinderboekenweek leek ons ook een goed idee en daaruit ontstond het plan om alle katholieke scholen in Noordoost-Nederland twee cadeautjes aan te bieden: drie bijbelkaarten met bijbelverhalen over feesten en een feestenkalender.
Week van het
katholiek onderwijs 2014
In dit magazine wordt teruggeblikt op de Week van het katholiek onderwijs die duurde van 6 tot en met 10 oktober 2014 en vertelt onderwijsbisschop Jan Hendriks over de bedoeling van het katholiek onderwijs.
Bijbelverhalen over feesten en Feestenkalender Agda Wachter en Tom Knippers
Ten geleide
I
n een van de uitzendingen van Buitenhof zei de schrijver Arnon Grunberg dat het consumentisme onze grote hoop is in de strijd tegen extremisme. Dat mag hij natuurlijk zeggen, maar een school heeft haar hoop ergens anders op gevestigd. Het katholiek onderwijs zoals zich dat vandaag de dag presenteert, is niet het resultaat van een masterplan of iets dergelijks, maar van een soms schoksgewijze overgang. In die beweging hebben katholieke scholen zich gevoegd naar het moderne leven, met zijn accent op de individuele mens, door er iets aan toe te voegen, namelijk de nadruk op ‘gemeenschap’. Een gemeenschap waaruit hoop spreekt en waar individuele mensen, leerlingen en leraren, met meestal heel verschillende achtergronden, een gezamenlijke instelling en verbondenheid ontwikkelen. Wanneer zij dat doen, beseffen zij dat het gemeenschappelijke karakter van een organisatie, de school in dit geval, wezenlijk is voor haar bestaan, voor haar kwaliteit, wezenlijk dus voor haar afzonderlijke leden.
Dick Wijte, voorzitter Nederlandse Katholieke Schoolraad
2
In dit nummer
Detail van de Feestenkalender van Narratio
3
Bijbelkaarten
Bijbelverhalen over feesten en Feestenkalender Agda Wachter en Tom Knippers 18 Krimp in de regio: Minder identiteit van de school? Mgr. Jan Hendriks 34 Lesbrief ‘Feest vieren’ Astrid Bakker
en verder schoolportretten van 4 6 8 12 14 22 24 27 30 32
Basisschool De LenS, Mill RK Basisschool De Hoeksteen, Emmer-Compascuum en RK Basisschool Sint Theresia, Barger-Compascuum Verenigde scholen J.A. Alberdingh Thijm, Hilversum e.o. R.K. basisschool Bernadette Maria, Delft D’Oultremontcollege, Drunen Maurick College, Vught Katholieke Dalton school Bisschop Bekkers en St. Michaëlschool, Groningen R.K. Jenaplanschool De Phoenix, Zwolle Basisschool Sint-Martinus, Heerlen Rosa Basisschool, Den Haag
Feestenkalender
D
e feesten van het kerkelijk jaar worden in de Feestenkalender van Narratio heel duidelijk in een cirkel op een grote poster bij elkaar geplaatst. Zo hebben we in de Week van het katholiek onderwijs en in de Kinderboekenweek de traditie van feesten en Bijbelse verhalen ingebracht in de scholen.
Drie mooi uitgegeven bijbelkaarten voor onderbouw, middenbouw en bovenbouw. De verhalen hebben we zelf geschreven op basis van de bijbeltekst. Er is gekozen voor drie verhalen uit het Nieuwe Testament vanuit het idee dat Jezus zich inzette om van het leven een feest te maken, ook voor mensen die het leven niet meteen als een feest ervaren. Een verhaal om in de Kinderboekenweek, en de Week van het katholiek onderwijs, te vertellen. Met een aantal gespreksvragen erbij kan een leraar dieper ingaan op de betekenis van dit feest. Voor de onderbouw de parabel van de verloren zoon. Voor de middenbouw het verhaal van de ongenode gasten, de arme mensen die mogen komen als de genode gasten het allemaal af laten weten voor het feest. Voor de bovenbouw het verhaal van de bruiloft van Kanaän, dat in het water dreigde te vallen toen de wijn op was. ‘Wat kun jij doen om een feest door te laten gaan?’, was een gespreksvraag daarbij. Aan de voorkant van de bijbelkaart staat een sprekende afbeelding bij het verhaal.
3
Basisschool DE LENS Mill
goed, voegt ze daar aan toe. De druk op het onderwijs is immers groot, en de basisschoolleraar moet vaak het spreekwoordelijke schaap met vijf poten zijn. Toch probeert de LenS een gevarieerd onderwijsaanbod in stand te houden.
In het Brabantse Mill markeerde een daverende viering het einde van de Week van het katholiek onderwijs. “Wat was dit mooi, dit moeten we vaker doen.”
Een eigentijdse viering,
waar jong en oud zich goed bij voelt Anton de Wit
aalt In haar kantoor h ans ofm directrice Riky H . Het zit er opgelucht adem t tevreden k weer op, en zij kij ardige terug op een wa n afsluiting van ee . geslaagde week
Foto: William Moore
D
Als bisschoppelijk contactpersoon voor het onderwijs coördineerde zij de Week van het katholiek onderwijs mede, en schreef ook mee aan het lesmateriaal voor de scholen. “Het is erg leuk om te zien hoe dat hier opgepakt is. Ik zie dingen terugkomen die ik zelf ingebracht heb, zoals dat liedje Eén en één is twee. Daar was ik erg enthousiast over. Het is heel eigentijds, maar zegt ook nog eens veel. Als het dan op deze manier terugkomt, is dat geweldig. Zo zag ik verschillende elementen uit de lesbrieven terugkomen, en andere dingen niet, maar dat maakt ook niet uit. Het is gewoon mooi om te zien dat de school er een eigen draai aan gegeven heeft.”
e kinderen kennen hem. Als een popster toegejuicht neemt pastoor Ad van der Meijden plaats op de canapé voor speciale gasten, naast Astrid Bakker van het Bisdom ’s-Hertogenbosch. De meeste kinderen zitten op gewone schoolstoeltjes, de kleuters vooraan op gymnastiekmatjes, de bovenbouwers achterin zitten op tafels. De speelzaal van basisschool de LenS in Mill is afgeladen vol, het decibelniveau van de enthousiaste kinderen evenaart dat van een opstijgende 747. Pastoor Van der Meijden kent veel van deze kinderen ook. In de Noord-Brabantse gemeente maakt de kerk nog vrij vanzelfsprekend deel uit van het dagelijkse leven. “Al wordt het minder, daarover zal ik niet liegen”, zegt de pastoor. Maar elk jaar heeft hij nog een volle schoolklas van nieuwe communicantjes, zo’n 30 tot 35 kinderen. Voor het vormsel is de belangstelling beduidend minder groot, een bekend verschijnsel, maar nog steeds mag Van der Meijden jaarlijks op ongeveer 15 vormelingen rekenen. “Ik vind het geweldig”, zegt hij van harte. “De band tussen de school en de parochie is warm, ze doen hier veel aan het geloof, dat merk je. Vandaag is er de slotviering van de Week van het katholiek onderwijs, maar er zijn ook altijd feestelijke vieringen rond Kerstmis en Pasen, we hebben dit jaar een schitterende vastenactie gehad. Dat wordt ook door niet-katholieken gewaardeerd. Net op de gang kwam er een meisje met een hoofddoekje naar
4
Gezonde mix
me toe: ‘Hé, ik ken u, u bent de pastoor, u was ook bij de kerstviering!’”
Eigen draai “Ssst!”, klinkt het uit vele kelen van leraren en leerlingen, een kaars wordt ontstoken, de viering begint. Hoewel hij op de speciale-gastenbank zit, speelt pastoor Van der Meijden verder een bescheiden rol. Het is vooral een feest voor en door kinderen. Het plaatselijke
kinderkoor zingt, leerlingen uit alle groepen geven vorm aan verschillende elementen van de slotviering: een dansje, een liedje, een gedichtje. De heilige Franciscus van Assisi zorgt voor de samenhang. Zijn bijzondere levensverhaal, het praten met dieren, zijn liefde voor de schepping en de medemens: het wordt goed begrepen en opgepikt door de kinderen. Dat spreekt ook uit de liedteksten, die vaak uit volle borst worden
meegezongen: “Je mag er zijn / wie ik? / ja jij!” “We hebben nog vijf broden en twee vissen / Als wij die samen delen, dan heb ik best goede moed.” “Eén en één is twee / Alles wat je voor een ander doet / Geloof me: dat is altijd goed.” Voor bisdomsmedewerkster Astrid Bakker, die glunderend op de gastenbank zit naast de pastoor, is het een feest van herkenning.
De viering loopt af, de kaars wordt uitgeblazen, er klinkt nog een laatste oorverdovend applaus. Dan loopt de speelzaal weer leeg, de leerlingen volgen hun leraren terug naar de lokalen, het rumoer ebt geleidelijk weg. In haar kantoor haalt directrice Riky Hofmans opgelucht adem. Het zit er weer op, en zij kijkt tevreden terug op een waardige afsluiting van een geslaagde week. Voor herhaling vatbaar? “Wat mij betreft zeker”, reageert Hofmans. “Ik moet eerlijk zeggen: toen deze week werd aangekondigd leefde er bij sommigen in het team wel iets van ‘Moet dat nou?’. Het was al én Kinderboekenweek, én Dierendag, en dan ook nog eens een keer Week van het katholiek onderwijs… Leraren vonden dat veel.” Dat snapt zij
Hofmans: “Ik sta voor de gezonde mix, voor kwaliteit, waarin ook de creatieve en levensbeschouwelijke vakken een belangrijke plaats hebben. Maar daar moet je moeite voor doen. Want de vaardigheid is er bij veel leraren niet meer. Wie ergens goed in is, laten we daarom steeds vaker zo’n vak aan meerdere groepen geven. Een vakleerkracht inhuren is geen optie, want dat is weer extra formatie waar in deze tijd van bezuinigingen simpelweg geen geld voor is. We proberen daarom nu slim gebruik te maken van de talenten die binnen het team al aanwezig zijn.”
Kant-en-klaar “Zo proberen we ruimte voor dit soort activiteiten in te richten, maar inderdaad: als er extra gepresteerd moet worden bij rekenen, dan zullen leraren al snel een stukje van de ‘extra’ vakken en activiteiten afplukken. De opbrengsten doen er wel toe. Ik kan wel zeggen dat het niet zo is, maar in de praktijk telt het nu eenmaal of je goed scoort. De kwaliteit behouden is dan een worsteling.” Juist daarom vond Hofmans het prettig dat het materiaal voor de lessen en de slotviering praktisch kant-en-klaar werd aangeleverd. “De voorbereiding kost de leraren zo minder tijd. Het kon mooi gecombineerd worden met ons normale lesprogramma. Aan de inhoud konden we de catecheseles besteden, en in de muziekles werden de liedjes geoefend. Dus de druk was niet te groot, leraren zeiden niet: waar halen we tijd vandaan. Het was gemakkelijk in te schuiven.” “We hebben een zeer gevarieerd lerarenteam. Zeker voor de jongere leraren kan het moeilijk zijn om terug te halen: wat betekent die katholieke identiteit van onze school precies, of wat kan die betekenen? Dat is niet zo evident. Maar juist die collega’s zeiden na afloop van de viering tegen me: ‘Wat was dit mooi, dit moeten we vaker doen.’ Iedereen vond het een leuke, eigentijdse viering, waar jong en oud zich goed bij voelt.”
5
RK Basisschool
organiseert. Het Franciscusproject is het eerste resultaat van deze nieuwe samenwerking. In het kader van het project stond ook de gezinsviering op 4 oktober in beide parochies in het teken van armoede. Daar zijn de ingezamelde spullen gepresenteerd. “Veel spullen zijn ook door parochianen verzameld”, vertelt Oosting. “In de parochie zijn we begin dit jaar al begonnen met inzamelen voor de voedselbank. De Hoeksteen deed toen ook al mee. We hebben nu in onze parochie ook een uitgiftepunt. Die aandacht voor armoede is ingezet door een vroegere pastoor van de parochie, pater Van de Barsselaar, een franciscaan. Hij stond aan de wieg van verschillende werkgroepen in de parochie, ook de werkgroep die zich met dit probleem bezighoudt. We staan dus in een franciscaanse traditie.’
RK Basisschool
De basisscholen De Hoeksteen DE HOEKSTEEN SINT THERESIA en Sint Theresia wilden graag Emmer-Compascuum Barger-Compascuum hun band met de parochie nieuw leven inblazen. Pastoraal werkster Myriam Oosting was bezig met een armoedeproject en vroeg de scholen mee te doen. Zo werd ‘Franciscus kiest voor de armen’ geboren. Een les- en doeproject, want de leerlingen van de scholen hebben niet alleen veel geleerd over Franciscus van Assisi en zijn inzet voor de armen, maar zijn ook zelf aan de slag gegaan.
Franciscus kiest voor
de armen
Een deel van de kinderen van de school, velen zijn lid van het kinderkoor, en hun ouders waren bij de gezinsviering aanwezig, sommige kinderen verzorgden een verhaal. “Kinderen en ouders waren heel enthousiast over de viering”, vertelt Van Manen. “Het project is in nauwe samenwerking met en afstemming tussen de pastoraal werker, de groep voor de gezinsvieringen in beide parochies, de identiteitsbegeleider en de teams tot stand gekomen. De groep voor de gezinsviering heeft bijvoorbeeld liedjes gebruikt uit onze methode Trefwoord. Voor leraren en kinderen die bij de gezinsviering waren heel herkenbaar. Zo maak je ook weer verbinding. We willen het niet laten bij dit project.”
Armoede geen ver-van-mijn-bed-show Gerrit-Jan Meulenbeld
Z
uidoost Drenthe is een sociaal-economisch zwakke regio, er zijn mensen die armoede aan den lijve ondervinden, ook kinderen van de basisscholen De Hoeksteen in Emmer-Compascuum en Sint Theresia in Barger-Compascuum. Beide scholen zijn dorpsscholen met respectievelijk 80 en 140 leerlingen, èn katholiek, in de jaren twintig opgericht door de zusters van Onze Lieve Vrouwe van Amersfoort. In beide plaatsen ligt de kerk naast de deur. Lang was er geen structureel contact meer, maar sinds de scholen de vormgeving van hun identiteit weer op de agenda hebben gezet, is dat contact er weer wel, en voelen zowel parochie als scholen zich daar goed bij. In de Week van het Katholiek Onderwijs sluiten beide scholen het project ‘Franciscus kiest voor de armen’ af. Het idee is afkomstig van pastoraal werkster Myriam Oosting. Op woensdagochtend 8 oktober om tien uur zijn vertegenwoordigers van de Voedselbank en de stichting Jarige Job op De Hoeksteen aanwezig om de opbrengst van een inzamelingsactie in ontvangst te nemen. Dat gaat gepaard met een klein, veelzeggend ritueel. Onder het toeziend oog van het hele team van de school, directeur Anja van Manen van de twee scholen, Myriam Oosting en de camera van RTV Drenthe stellen de kinderen zich op in twee rijen tegenover elkaar. Aan het uiteinde van de rijen staan een bolderkar met allerlei nieuw speelgoed en een winkelwagen vol houdbare levensmiddelen. Aan de andere kant staan een man van de Voedselbank en twee dames van Jarige Job die, nadat ze zich hebben voorgesteld, bij wijze van kennismaking met de kinderen tussen de twee rijen door lopen. Een van de kinderen draagt een gedicht voor, daarna worden snoepjes in de vorm van een hart uitgedeeld en wordt een lied gezongen. Dan volgt het hoogtepunt van de ochtend, alle spullen in de bolderkar en de winkelwagen worden stuk voor stuk doorgegeven door de kinderen in de twee rijen en overhandigd aan de mensen van de Voedselbank en Jarige
6
Job, die de spullen eigenhandig in dozen stoppen. Ze bedanken de kinderen en vertellen over de bestemming van de spullen en hoe geweldig ze het vinden dat de kinderen deze spullen hebben ingezameld. De man van de Voedselbank is zichtbaar ontroerd. Anderhalf uur later herhaalt het ritueel zich op de Theresiaschool. Stichting Jarige Job zorgt ervoor dat kinderen die hun verjaardag thuis niet kunnen vieren omdat er geen geld is, toch een feestje kunnen hebben.
Trots om katholiek te zijn
Franciscus van Assisi Voorafgaand aan het ritueel hebben de kinderen in de klas een opdracht gedaan. Ook daar kreeg ieder kind een snoepje in de vorm van een hartje en de opdracht: eet het snoepje op, maar houd je armen stijf. Zo ontdekten de kinderen dat het handig is wanneer je elkaar hulp biedt, namelijk elkaar het snoepje geven. Na de opdracht werd het gedicht voorgelezen, een verhaal dat een droom beschrijft en het belang van delen en helpen, en het lied geoefend. Ook de afgelopen weken zijn de kinderen met het project bezig geweest. Behalve met inzamelen hebben ze kennisgemaakt met Franciscus van Assisi en dan niet zozeer als dierenvriend of als vredestichter, zoals de meeste mensen hem kennen, maar als iemand die zich het lot van de armen aantrok. Het lesmateriaal hiervoor is - na een brainstorm met het team - samengesteld door Tom Knippers, beleidsadviseur bij Onderwijsbureau Meppel, en bestaat, voor onder-, middenen bovenbouw gedifferentieerd, uit verhalen over Franciscus, beeldmateriaal, liedteksten, suggesties voor filmpjes en acties
Foto: William Moore
en verdere informatie over armoede. In de voorbereiding op het project is met het team zorgvuldig gesproken over het feit dat armoede geen ver-van-mijn-bed show is in deze regio, maar ook een probleem in de directe omgeving van de kinderen of bij kinderen zelf. Hoe reageer je daar op als leraar, hoe ga je daar mee om? Ook over de organisaties Voedselbank en Jarige Job hebben de kinderen uitgebreid uitleg gehad.
Franciscaanse traditie Het Franciscusproject begon toen pastoraal werkster Myriam Oosting de school vroeg om mee te doen aan een armoedeproject. Sinds enige tijd hebben beide scholen weer vaker contact met de parochie, tot voor kort was dat beperkt tot vieringen in de kerk. Pastoraal werkster Myriam Oosting komt nu regelmatig op De Hoeksteen en haar collega op Sint Theresia en beide scholen hebben contact met de groep die de gezinsvieringen
De scholen hebben de aandacht voor de katholieke identiteit geïntensiveerd op initiatief van hun bestuur, de Stichting Katholiek Onderwijs Drenthe (SKOD). “Als je niet regelmatig praat over de katholieke identiteit en nadenkt over hoe je die vorm wilt geven, verwatert het. Dat op veel scholen niet gesproken werd over de identiteit, heeft voor een deel ook te maken met al het werk wat de afgelopen tien jaar op de scholen is afgekomen”, meent Van Manen. “Nu staat het weer bij alle scholen van SKOD op de agenda en wordt het stevig neergezet. Op onze scholen was alleen het contact met de parochie wat verwaterd. Aandacht voor de identiteit was er altijd wel, dat wil zeggen dat we de methode Trefwoord gebruiken in de lessen levensbeschouwing, met de kinderen bidden en vier keer per jaar een viering hebben in de kerk. We hebben het geluk dat de kerk zowel in Emmer-Compascuum als Barger-Compascuum naast de school staat. Maar ook wij hadden de behoefte om na te denken over de vormgeving van onze katholieke identiteit en wilden de band met de parochie herstellen. We willen graag laten zien dat we katholiek zijn, we zijn er trots op. En we vinden het belangrijk om de identiteit in de school te verankeren.” Twee leraren per school hebben ‘identiteit’ in hun takenpakket. Ze hebben uren om de vieringen voor te bereiden, het contact te onderhouden met de parochie. Het onderwerp is vijf keer per jaar aan de orde in teamvergaderingen, vaak sluit de identiteitsbegeleider daarbij aan. www.dehoeksteen-skod.nl www.sttheresia-skod.nl www.jarige-job.nl www.voedselbankennederland.nl
7
Verenigde scholen
J.A. ALBERDINGK THIJM Hilversum e.o.
“Missie, visie en grondslag:
daar begint alles mee” Anton de Wit
D
e secularisatie toont zich in de inschrijfformulieren. Nog maar acht procent van de leerlingen van de Verenigde Scholen J.A. Alberdingk Thijm (VSAT) te Hilversum geeft daarop te kennen katholiek te zijn. Bij de generatie van hun grootouders lag dat percentage nog tussen de tachtig en negentig. Het bestuurscentrum van de Gooise scholenkoepel ligt midden in de Hilversumse wijk Klein Rome – ooit, de naam zegt het al, een op en top katholieke volksbuurt, nog vereeuwigd in de memoires van Martin Ros, Herinneringen aan mijn rijke roomse jeugd. Ook in het elegant eigentijds bouwwerk van het bestuurscentrum, dat gedeeld wordt met het St. Aloysiuscollege, zijn de sporen van het rijke roomse leven te ontwaren: de glooiende gevel is bekleed met hetzelfde soort leisteen als de tegenovergelegen Sint-Vituskerk. Maar het zijn sporen die een kennersblik vragen. In de bestuurskamer prijken nog een monstrans en een HeiligHartbeeld, aan de muren hangen oude bullen in deftig gekalligrafeerd Kerklatijn. In de gangen en lokalen van het Aloysiuscollege zijn zulke sporen zeldzamer, meer impliciet. Toch zijn we op bezoek bij de grootste aanbieder van katholiek onderwijs in het Gooi: met 18 locaties en ruim 3000 leerlingen in het basisonderwijs, en in het voortgezet onderwijs nog eens ruim 3500 leerlingen op 7 locaties, in Hilversum, Laren en randgemeenten. Bestuursvoorzitter Theo Brok werd naar eigen zeggen in 1989 aangetrokken door het Alberdingk Thijm College met een tweeledige opdracht: de financiën op orde brengen en zorgen dat de scholen katholiek blijven. Brok: “Het eerste ging makkelijker dan het tweede. Het financiële gedeelte was in vijf jaar klaar, met de andere opdracht ben ik nog steeds bezig.”
Ongepast Waarin toont zich het katholieke van de Alberdingk Thijmscholen? “Die vraag”, zo zegt schoolbestuurder Bart van den Haak met een uitdagende glimlach, “is eigenlijk heel ongepast. Het past niet in onze katholieke traditie om voortdurend
8
Kunstzinnig onderwijs of filosofie bijvoorbeeld, maar ook de dingen die zich niet direct in de klas maar daarbuiten afspelen. Vanwege de enorme prestatiedruk schieten zulke dingen er bij veel scholen bij in. Wij maken andere keuzes. Dat kan consequenties hebben voor je harde ‘opbrengsten’ – ik krijg het woord de strot bijna niet uit. Die consequentie nemen we graag, daar nemen we de verantwoordelijkheid voor.”
Hoe geef je op geloofwaardige, eigentijdse wijze gestalte aan katholiek onderwijs? In onze geseculariseerde en multireligieuze samenleving is dat geen sinecure. Een koepel van Gooische basisen middelbare scholen begint bij het opleiden en toerusten van haar eigen leraren en leidinggevenden. Een gesprek met enkele betrokkenen bij het ‘Alberdingk Thijm Teachers College’.
iet primair Het gaat er ons n en diploma ne om leerlingen aa gaat erom te helpen, het e samend dat ze een plek invervullen leving kunnen t. die ertoe doe
Onafhankelijke koers Deze opstelling druist in tegen de tijdgeest, zo beseffen de VSAT-bestuurders zich al te goed. “De toenemende grip van de overheid op het onderwijs, de gedachte van de efficiënte school, het idee dat je kwaliteit kunt aflezen aan een goed gemiddelde – dat zijn denkwijzen die niet bij ons en onze traditie passen”, zegt Van den Haak. “Wij gaan daar dan ook heel kritisch mee om, zoeken het debat. Daarin ben je wel eens een roepende in de woestijn. Gelukkig zie ik dat de laatste jaren iets meer kritische noten worden geplaatst, misschien ook als gevolg van de economische crisis. Het hele systeem-autistische denken
V.l.n.r.: Maaike Luttikhuis, Theo Brok, Bart van den Haak, Herman Rigter Foto: William Moore met die explicitering van de identiteit bezig te zijn. In protestants-christelijke hoek is men daar heel goed in, dat is men daar meer gewend. Maar bij katholieken is de identiteit van oudsher vanzelfsprekender, meer impliciet. Die spreekt als het goed is uit al je daden.” Uit welke daden spreekt het dan? Dat zit in heel concrete dingen, valt Theo Brok zijn collega bij. “Bij ons spreekt het bijvoorbeeld uit het feit dat wij geen wachtlijsten hebben. Onze scholen moeten aannemen. Dat is in Nederland vrij ongebruikelijk. Zakelijk gezien is het ook volstrekt niet vanzelfsprekend. Het is veel gemakkelijker om te zeggen: we hebben zo veel lokalen, zo veel leraren, dus na zo veel aanmeldingen zitten wij vol. Maar dat doen wij dus niet. Vanuit een principiële opstelling, die gevoed wordt door onze levensbeschouwelijke identiteit: iedereen die bij ons aanklopt, is welkom. Als dat betekent dat we lokalen bij moeten bouwen of meer leraren aan moeten nemen, dan zij dat zo.” Van den Haak: “Onze hele basishouding is anders. Het gaat er ons niet primair om leerlingen aan een diploma te helpen, het gaat erom dat ze een plek in de samenleving kunnen vervullen die ertoe doet. Aan een smal vakkenpakket van enkel taal en rekenen heb je dan niet zo veel. Wij hechten ook waarde aan zaken die niet getoetst worden, soms zelfs niet getoetst kunnen worden, niet op de wijze die nu gebruikelijk en dominant is.
9
staat daardoor wat onder druk, gelukkig. Aan de andere kant, als puntje bij paaltje komt tekent iedere nieuwe minister weer voor ander beleid, en binnen het jaar danst negentig procent van de scholen weer naar zijn pijpen.” Brok: “Omdat we in Nederland als katholiek onderwijs gesubsidieerd worden door de overheid, worden we gezien als uitvoerder van staatsbeleid. Dat is ons grote dilemma. Tegenwoordig is toch de opvatting dat wie betaalt ook alles bepaalt – terwijl de Grondwet het echt anders bedoelt.” Het is dus zeker lastig om een onafhankelijke koers te varen. Het kan wel, zo zeggen Brok en Van den Haak, maar dan moet je oppassen dat je niet in de positie komt dat je voortdurend je beleid aan het verdedigen bent. Dat kost veel energie, en is misschien ook een slag die je niet kunt winnen. Je zult steviger in je schoenen moeten staan, opereren vanuit een diepe, breed gedeelde overtuiging. En dan blijkt de eerder gestelde vraag bij nader inzien toch niet zo ongepast: al staat de school dan in een traditie van een meer impliciet katholicisme, misschien is de tijd toch rijp om de eigen identiteit meer te expliciteren…
Masteropleiding Hoe? De Alberdingk Thijm-scholen bedachten daar een creatieve methode voor: het zogeheten Alberdingk Thijm Teachers
Maaike Luttikhuis, germanist, docent Duits en conrector aan het Alberdingk Thijmcollege, deelnemer aan de masteropleiding van het Teachers College:
“A
l ben ik zelf protestants, ik kan het verhaal over onze katholieke identiteit dankzij de master inmiddels keurig uitleggen. Dat doe ik ook weleens aan de koffietafel, en dan zijn er steevast mensen die zeggen: ‘Waarom hebben we het daar niet vaker over?’ Blijkbaar is het iets dat velen erg interessant vinden. Overigens is daarmee niet gezegd dat ze het er altijd mee eens zijn. Maar iedereen voelt: aan de grondslag van wat ik elke dag in de klas sta te doen, ligt een mensbeeld, en het is belangrijk en spannend om daarover na te denken. Een voorbeeld, voor docenten zeer tastbaar: wanneer laat je een leerling overgaan? Op die vraag kunnen we flink knallen. Enerzijds zijn er de cijfertjes, die vaak heel eenduidig lijken te zijn: deze leerling scoort gemiddeld geen voldoende, dus kan hij niet over. We hebben zo’n objectieve maatstaf ook nodig. Maar anderzijds spelen er andere overwegingen mee: ligt er nog iets anders onder de resultaten, wat is het beste voor de ontwikkeling van de leerling, waar is hij op zijn plaats? Dat zijn momenten waarop
10
College, een instelling voor de bredere en diepere vorming van de eigen medewerkers (en andere geïnteresseerden). Want niet alleen bij de leerlingen, maar ook in het lerarenbestand is de secularisatie merkbaar. Maar een kleine minderheid van de leraren is katholiek – en dat geeft ook niet, voegt Van den Haak er direct aan toe: “De identiteit is geen selectiecriterium. We nemen bij een sollicitatie geen test af om te zien hoe katholiek de kandidaat is. Vaak komt het niet eens ter sprake. Wel is het van belang dat een kandidaat onze visie op onderwijs kan onderschrijven en uitdragen.” Maar ook dat blijkt in deze tijd steeds lastiger. “Met name in het basisonderwijs zie je dat er nauwelijks meer in opleidingstermen gesproken kan worden over je uitgangspunten”, vertelt Brok. “De katholieke pedagogische academies in de buurt zijn gesloten of opgegaan in grotere verbanden. In de opleiding van leraren van basisonderwijs wordt de link met grondslag en visie nauwelijks meer gelegd.” Die omissie moet door de VSAT gecompenseerd worden. Onder meer door cursussen aan te bieden aan basisschoolleraren, om te verhelderen wat eigentijds katholiek onderwijs kan betekenen. Die cursussen zijn momenteel in ontwikkeling en zullen naar verwachting volgend jaar van start gaan.
“Gaat het om goede cijfers halen,
of gaat het om méér?” je dit soort meer fundamentele discussies moet voeren. Wat zijn we nu helemaal aan het doen? Gaat het om goede cijfers halen, of gaat het om méér? Deze master draagt bij aan dat gesprek. Dat er nu op alle locaties twee of drie
mensen zijn die dat gesprek kunnen voeren maakt wat uit. Al is het natuurlijk nog steeds vrij weinig, dus ik denk ook dat we er nog lang niet klaar mee zijn. De opleiding vraagt ook om een specifiek type student. Je moet er de tijd voor kunnen en willen opbrengen, want het is veel werk. Je moet het leuk vinden om over dit soort dingen na te denken. Ik kan me best voorstellen dat sommige mensen het deel over missie en visie ‘slap geleuter’ vinden. Het moet je liggen. En je moet toch ook wel een beetje eigenwijs zijn. Je zit in een kleine groep met gedreven studenten, je baas kijkt over je schouder mee, je hebt al snel het gevoel dat je je moet bewijzen. Dan moet je dus ook wel de durf en het reflectievermogen hebben om te zeggen: goed, dit zeggen ze hier, maar hoe verbind ik het aan mijn eigen opdracht in mijn werk? Dat vond ik soms wel lastig. Het is makkelijk om mee te praten met het keurige verhaal over identiteit, maar uiteindelijk moet je het toch naar je eigen praktijk vertalen. Met mensen naar de mond praten ben je ook niemand van dienst.”
Herman Rigter, directeur ict van de Verenigde Scholen J.A. Alberdingk Thijm, en docent ‘Innovatie en ict’ aan het Teachers College.
“De praktijk is
de beste leerschool”
“N
iet voor niets staat ‘innovatie’ voor ‘ict’ in de naam van mijn module. Innovatie staat voorop, en moet uiteraard ook gevoed worden door de missie en visie. Wat ik wil doen is mensen laten nadenken over vernieuwing, en ook toerusten om veranderingen door te voeren in hun onderwijs en organisatie. Dat ict bij vernieuwingen vaak een belangrijke rol speelt is secundair. Uiteindelijk wil ik het gesprek aanzwengelen: wat is nu eigenlijk goed onderwijs? Hoe kunnen we dat met elkaar, en met behulp van technologische vernieuwingen, realiseren? In mijn module geef ik allereerst een theoretisch begrippenkader, en een schets van wat er allemaal speelt in de wereld van de informatie- en communicatietechnologie. Maar vervolgens gaan de studenten concreet aan de slag met het doorvoeren van een kleine innovatie in hun eigen school. De praktijk is immers de beste leerschool. Ze lopen overal tegenaan: gebrek aan steun en begrip bij collega’s, gebrek aan financiën, spullen
Al verder ontwikkeld is een eigen masteropleiding speciaal voor leidinggevenden in de verschillende scholen, zoals directeuren, conrectoren of leraren met leidinggevende ambities. De eerste lichting studenten – onder wie lerares Duits en conrector Maaike Luttikhuis (zie kader) – rondt deze binnenkort officieel geaccrediteerde master momenteel af.
Keuzes De master is uitdagend en veeleisend, zeggen de betrokkenen. “Het is niet iets wat je er zo maar even bij doet, deelname is niet vrijblijvend. Het is een volwaardige opleiding. Je moet er voor gaan”, beklemtoont Bart van den Haak, die ook rector en docent is aan het Teachers College. Geïnteresseerden krijgen eerst een algemene module, waarin alle thema’s aan de orde komen. Op basis daarvan wordt bepaald of de kandidaat geschikt is om deel te nemen aan het kerncurriculum. Dat bestaat uit vijf modules, toegesneden op de werkpraktijk van leidinggevenden: ‘Missie, visie en grondslag’, ‘Strategisch management: financiën en beheer’, ‘Innovatie en ict’ (met docent Herman Rigter; zie kader), ‘HRM/personeel’ en ‘Leiderschap en ambitie’. Van den Haak: “De volgorde van die modules kan wisselen, en studenten kunnen zich aan het einde ook specialiseren, maar er is één vaste waarde: iedereen begint met de module
die niet op tijd komen, noem het maar op. Dat is één kant. Vervolgens onderzoekt de deelnemer bij een collega-student of diens innovatie ook het gewenste effect heeft gehad. Hoe verloopt die innovatie bij een ander, waar gaat het mis of is bijsturing nodig? Zijn er misschien ook onverwachte effecten, positief of negatief? In de verwachting dat wanneer ze in een leidinggevende positie komen, ze niet alleen maar innovaties doorvoeren en vervolgens weer doorgaan naar het volgende project, maar ook even stil kunnen staan en terugkijken naar de resultaten. Tot slot leg ik de vraag voor: hoe zorg je ervoor dat je team in de innovatie meegaat? Dat is best lastig. Het gevaar bestaat dat je als leidinggevende heel hard rent, maar de rest van de club denkt: succes, maar wij rennen niet mee. Dan lijkt het alsof je heel snel gaat, maar de rest van de organisatie zet geen stap, en wat wordt er dan daadwerkelijk voor de leerlingen gerealiseerd? En voor die leerlingen doe je het, dat moet je steeds voor ogen houden.”
over missie en visie. Want in onze optiek begint daar alles mee, ook de meer technische thema’s zoals financiën en ict. Het maakt voor de keuzes die je daarin maakt namelijk wel degelijk uit hoe je in het leven staat.” Al is het nog wat vroeg om over de resultaten van deze masteropleiding te spreken, de bestuurders zijn alvast tevreden over hun eerste ervaringen. Voorzitter Theo Brok: “Het belangrijkste wat ik nu al zie, is dat het besef doordringt bij studenten van hoe belangrijk missie en visie eigenlijk zijn voor het onderwijs. Dat komt goed door. Een ander punt is dat we de term ‘katholiek’ een nieuwe lading weten te geven. Er is natuurlijk veel gebeurd de voorbije decennia, en her en der is het ook een besmet begrip geworden – soms ook binnen ons eigen team, ja. Maar ik heb het idee dat het lukt om dat wat open te trekken. Mensen komen soms binnen met de constatering: ‘Ik geloof niet.’ Maar als ze weggaan snappen ze dat de begrippen van het christendom toch waardevoller zijn en eigentijdser vertaald kunnen worden dan men op basis van clichébeelden verwachtte. Al bij al zien wij dit Teachers College zo als een belangrijke poging om mensen toe te rusten om op basis van de traditie vast te houden aan waar het om draait in het onderwijs. Niet omdat we willen terugpakken wat er ooit was, maar om onze grondslag te vertalen naar een onderwijs dat past bij onze tijd en omgeving.”
11
R.K. basisschool
BERNADETTE MARIA Delft
“Als iemand verdrietig is, troosten we elkaar. Als er wat te vieren is, vieren we dat samen.” Een kennismaking met de gemêleerde Bernadette Mariaschool in Delft.
het doortastend en creatief aan. Door met de kinderen te praten over wat er precies gebeurde toen juf Suzanne had gedacht dat ze aan het vechten waren. Vervolgens door een ballon op te blazen met een gezicht erop. Door een gedicht voor te lezen uit het Trefwoord-materiaal, over een kind dat meedoet aan een talentenjacht en door iedereen de hemel in wordt geprezen, maar eigenlijk helemaal niet zingen kan.
“Identiteit is een
De kinderen van groep 5 doen en denken enthousiast mee. Complimenten moeten oprecht zijn, zo helpt juf Linda hen concluderen, anders krijg je maar opgeblazen ego’s. Een oefening in oprecht complimenteren sluit de les af. Shayan mag naar voren komen; een willekeurige uitverkorene, een onwennige koning David op zijn troon, de ‘complimentenstoel’. Zijn klasgenoten mogen hem beurtelings vertellen wat zij goed aan hem vinden. “Jij kunt goed voetballen.” “Jij bent altijd heel aardig.” Shayan glimt van trots.
levend element van onze school”
Prestatiedruk Anton de Wit
“W
ie heeft er gevochten?” Juf Gezien kijkt rond in de kleuterklas. De kinderen wiebelen op hun stoelen in de kring, enkele vingers schieten omhoog. “Samuel!”, antwoordt één van de kleuters. “Nee, niet Samuel”, corrigeert juf Gezien, “de koning heeft gevochten. En hoe heette de koning ook al weer?” “Samuel!”, roept hetzelfde kind beslist. Groep 1/2 van basisschool Bernadette Maria in Delft begint de ochtend met de catechesemethode Trefwoord. Juf Gezien leest het verhaal voor van de oudtestamentische profeet Samuel – dat hadden de kinderen goed onthouden – die teleurgesteld is in de oude koning Saul. Dat was dus het goede antwoord: Saul was de koning die gevochten had. Samuel ging naar Bethlehem (kreten van herkenning; “Daar komt Jezus vandaan!”), naar Isaï, om uit diens acht zonen een nieuwe koning aan te wijzen. “Weet je wat, we gaan het uitbeelden. Acht jongetjes heb ik nodig.” Precies zo veel jongetjes in de klas. Ze mogen voor in de klas komen staan, op een rijtje, van groot naar klein. Eén jongetje durft niet, dus zijn rol wordt door een meisje gespeeld. Jack, de kleinste, is David. Het meisje dat de profeet Samuel mag spelen, wijst hem aan als de uitverkorene. Davids oudere broers spelen verbijstering. Jack glimt van trots.
Creativiteit Bibliodrama op kleuterniveau. Dit maakt de Trefwoord-methode zo bruikbaar en passend voor de Bernadette Mariaschool, vertelt directeur Joop Zuydgeest. De Delftse basisschool – ooit ontstaan uit een fusie van kleuterschool Bernadette en de lagere Mariaschool – kent drie pijlers: persoonlijke aandacht, samen groeien, en kunst en cultuur. Creativiteit wordt hier belangrijk gevonden, en bewijst hier zijn nut in het levensbeschouwelijk onderwijs.
12
Zuydgeest: “Zelf ben ik nog echt grootgebracht met de katholieke traditie, met de catechismus, het Vaticaanse concilie. Maar veel leraren zijn in een heel andere tijd opgegroeid. Ook voor hen ontbreekt de vanzelfsprekendheid, de meesten hebben een wat grotere afstand tot het geloof. Voor hen is het ook een worsteling. Hoe versta je de bijbelverhalen? Wat zijn nu precies de waarden van de christelijke traditie? En hoe kun je die aan kinderen overbrengen?”
Dat is zeker nodig. De 259 kinderen die op deze school zitten, vormen een zeer gemêleerd gezelschap. Zuydgeest: “Je vindt hier een dwarsdoorsnede van heel de samenleving in Delft, en van de wijk waarin wij staan. Hier vlakbij is een buurt waar veel nieuwbouw is verrezen, waar wat hoger opgeleide mensen op af zijn gekomen. Aan de andere kant van de wijk wonen veel mensen die sociaal-economisch gezien wat zwakker zijn; mensen die het zeker in deze crisistijd moeilijk hebben, die in de schuldsanering zitten, enzovoort. Dat zijn de twee uitersten, en natuurlijk zitten daar ook veel modale gezinnen tussenin.” “Ook op religieus gebied is het hier een afspiegeling van de samenleving. We hebben islamitische kinderen op school, hindoestaanse kinderen, katholieke kinderen, maar ook veel kinderen waarvan de ouders aangeven niets meer aan geloof te doen. Wij zien het toch als onze taak om de katholieke traditie door te geven, dat ze bekend zijn met de verhalen en waarden uit die traditie. Dat is aan ouders goed uit te leggen, vind ik, er is eigenlijk nooit discussie over. Men snapt dat wij de verhalen uit de Bijbel over Jezus Christus aan de kinderen doorgeven. Dat we het belangrijk vinden dat als iemand verdrietig is, we elkaar troosten. Als er wat te vieren is, dat we samen vieren. Als we hulp nodig hebben, dat we elkaar helpen. Dat zijn natuurlijk heel normale humane waarden, maar wij vinden de inspiratiebron daarvoor in onze levensbeschouwelijke traditie.”
Foto: William Moore
Opgeblazen “Wie heeft er gevochten?” Juf Suzanne had streng naar de kinderen van groep 5 gekeken. Ze waren maar wat aan het stoeien geweest, maar juf Suzanne, die toevallig net langsliep, had gedacht dat er écht ruzie was. Gelukkig kon juf Linda, de lerares van groep 5, de boel snel sussen. Niets aan de hand, het liep met een sisser af. Maar het voorval staat groep 5 nog steeds helder voor de geest. “Dat”, zo zegt juf Linda nu tijdens de Trefwoord-les, “is nou: van een mug een olifant maken.” In de middenbouw worden de levensbeschouwelijke lessen al veel abstracter. Een verhaal uit het Oude Testament is nog met eenvoudig bibliodrama tot leven te brengen, maar hoe doe je dat met een meer op waarden gericht thema, zoals vandaag in groep 5, ‘van iets kleins iets groots maken’? Juf Linda pakt
De methode die de Bernadette Mariaschool heeft gevonden, biedt daarvoor “een fijne handreiking”, zegt Zuydgeest. Identiteit is daardoor “een levend element van onze school”, al voegt hij daar onmiddellijk aan toe dat levensbeschouwing in de praktijk soms een sluitpost dreigt te worden. “De druk van buitenaf is groot. De onderwijsinspectie hijgt in je nek, de Cito-normen zijn zeer dwingend, zeker als je in de rode zone komt. Niemand wil graag in de pers als zwakke school bestempeld worden. Dan ga je prioriteiten stellen. Jongens, we doen vandaag alleen maar even een kort gebedje, en dan gaan we rekenen, want we moeten presteren. We slaan handenarbeid of Trefwoord maar een keertje over. Of we gaan niet meer op excursie naar een museum. Dat zijn de dingen waar als eerste op wordt beknibbeld. De prestatiedruk dreigt dus vaak ten koste te gaan van de levensbeschouwelijke of culturele elementen in het onderwijs.” “Daarmee gaat meer verloren dan je zou denken. De middenmoot en bovenlaag ga je proberen zich nog beter te laten ontwikkelen. Dat gaat ten koste van de zwakkeren in de groep. Die worden dan eerder doorverwezen naar speciaal onderwijs. Dat is iets wat mij persoonlijk heel erg tegenstaat. Mijn levensbeschouwing zegt: je moet juist opkomen voor de zwakkeren in de maatschappij. Je moet ervoor zorgen dat kinderen niet geïsoleerd raken, maar in hun eigen buurt naar school kunnen gaan, waar ze kinderen kennen. Je moet ze leren dat het in de wereld om méér gaat dan om kennis en macht, maar vooral ook om zorg voor elkaar en voor onze leefwereld. Dus in mijn ogen mag identiteit nooit een sluitpost zijn. Dit is nu net een van de belangrijkste dingen, waar je eigenlijk mee zou moeten beginnen.”
13
Foto: Jeroen de Jong/PVE
D’OULTREMONTCOLLEGE
Wat beweegt de leraar ten diepste? Drunen Docent en theoloog Bill Banning miste binnen het onderwijs de reflectie op die vraag, en ging zelf op onderzoek uit. Dat resulteerde in een proefschrift dat hij binnenkort aan de Universiteit van Tilburg zal verdedigen.
Geroepen om
les te geven “M M Anton de Wit
eneer, is deze school katholiek dan?” Docent levensbeschouwing Bill Banning stelt en beantwoordt de vraag zelf, nadat hij zijn VWO 4-klas heeft ingelicht dat het de Week van het katholiek onderwijs is. Jazeker, het d’Oultremontcollege in Drunen is een katholieke school. “Soms denken mensen dat katholiek onderwijs alleen maar gaat over lessen over de zeven sacramenten, of zo.”
In een energieke les, vol verhalen, persoonlijke anekdotes, zijsprongen, gedachtenkronkels en discussies met de leerlingen, laat de bevlogen docent zien dat het om veel méér kan gaan in het katholieke onderwijs. Godsdiensttwisten en oorlogen passeren de revue. De kruistochten en Constantinopel. De historische ontmoeting tussen de heilige Franciscus en de islamitische sultan in het jaar 1219 wordt op onnavolgbare wijze verbonden aan de verschrikkelijke berichten over de Islamitische Staat. Over verschillen tussen godsdiensten gaat het, maar vooral ook over overeenkomsten. Wat de belangrijkste overeenkomst is tussen joden, moslims, christenen en atheïsten, vraagt Banning tussen neus en lippen door. Met ingewikkelde antwoorden is hij niet tevreden. “Het zijn allemaal mensen?”, zegt een jongen uiteindelijk aarzelend. “Ja ja, het wordt doorgestraald”, roept Banning uit, “hier waait de Heilige Geest! Dat is juist, en vanuit christelijk perspectief is dat belangrijk. Want God is mens geworden, staat in de Bijbel. Er staat niet: God is katholiek of protestant geworden.” Volgende terloopse vraag: wat is de overeenkomst tussen mensen ‘in sekten’ en insecten? Antwoord: ze doen allebei wat de baas zegt, ze hebben geen eigen wil. Banning: “Een katholieke school moet het absolute tegendeel zijn. Niet gesloten, maar open.”
Kunde en kunst Wie Banning aan het werk ziet, ziet een geboren onderwijzer, haast vergroeid met zijn klaslokaal; een man met een passie
14
voor lesgeven, ja zelfs een roeping. Toch: hij is een zij-instromer, vertelt hij na afloop van de les. Hij is theoloog van huis uit en blijft zich soms een buitenstaander voelen in het onderwijs. Dat is ook precies de reden, waarom hij acht maanden weg is geweest uit de schoolpraktijk om zich weer op de studie te richten. Aan de Universiteit van Tilburg stortte hij zich op een promotieonderzoek, over een vraag die hem al jaren bezighoudt: wat beweegt de leraar ten diepste? Daar hoor je hen maar weinig over, zo viel hem op. Banning: “Niets ten nadele van mijn collega’s, zij werken heel degelijk en ijverig en ik waardeer hen zeer. Maar ik merkte al snel toen ik in het onderwijs ging werken, dat de aandacht vooral naar de buitenkant van de dingen ging; een nieuw computerlokaal, een andere opstelling van de stoelen. Als het al gaat over het onderwijs zelf, spreken velen liever over didactiek dan over pedagogiek. Dus over de concrete lesvormen, het kunstje, de kunde. De kunst blijft onderbelicht; de pedagogiek in de ruimste zin, de hele psycho-dynamiek tussen leraar en leerling. Het gesprek daarover ontbreekt binnen de school, en dat was één van de redenen om me er verder in te verdiepen.” “Er was nog een andere belangrijke reden. Mijn vierde-klassers laat ik altijd een werkstuk schrijven waarin zij hun persoonlijke verhaal en levensvisie moeten uitwerken. Wat je daarin allemaal leest – mijn hemel... Over de enorme impact van echtscheiding, soms zelfs jaren later, rouwervaringen die niet besproken zijn, problemen rondom hun zelfbeeld, depressies zelfs bij leerlingen die in de klas altijd vrolijk zijn. Daarmee heb ik inzicht gekregen in de binnenkant van de beleving van leerlingen. Soms komen zulke thema’s tijdens lessen ook ter sprake, daar leent het vak levensbeschouwing zich nu eenmaal voor.
Niet dat we nu voortdurend zo de diepte in gaan, de meeste lessen verlopen natuurlijk volgens een verwacht patroon. Maar daarbinnen heb je soms oases, of vulkanen, wanneer een leerling iets van zijn of haar ziel laat zien en het échte levensbeschouwelijke opeens naar bovenkomt. Dat zijn existentiële momenten. Leraar zijn komt hier dichtbij pastoraat. Daar wil ik iets voor die kinderen betekenen.”
Roeping Bannings proefschrift is inmiddels voltooid en door de interne en externe hoogleraren goedgekeurd. Op 22 april 2015 vindt de openbare verdediging plaats aan de Universiteit van Tilburg. De titel van het proefschrift verraadt al veel over de inhoud: Leraren, wat boeit jullie? Theoretisch en empirisch onderzoek naar roeping binnen het professioneel zelfverstaan. Hij stoft in zijn onderzoek dus de klassieke katholieke term ‘roeping’ af. In het kerkelijk jargon wordt dat vaak gebruikt om het verlangen priester of kloosterling te worden mee aan te duiden. Maar theologisch gezien is roeping breder dan dat, legt Banning uit. “God spreekt tot ons, zo geloven christenen. Niet alleen via de heilige teksten, maar Hij spreekt juist ook in
de levensgeschiedenissen van mensen. Zoals God ooit in Abraham en in Mozes gesproken heeft, zo spreekt Hij ook in onze eigen levensgeschiedenissen.” Roeping is dan dus: je oor te luister leggen om te onderscheiden wat God van jou vraagt en wat jou ten diepste drijft. Roeping en beroep: vanuit een katholiek perspectief hebben die twee dingen alles met elkaar te maken. Behalve een filosofische en theologische beschouwing daarover, bevat Bannings proefschrift ook een grondig empirisch onderzoek. Hij hield een enquête onder 210 leraren, en vroeg hen naar hun visie op het begrip roeping en of daar wellicht ook een religieuze visie dan wel ervaring mee verbonden is. Banning ontdekte dat hoewel lang niet alle respondenten gelovig zijn, laat staan katholiek, een zekere notie van roeping bij velen een grote rol speelt in hun professionele zelfverstaan. Bovendien bleek die roeping bij een aanzienlijk deel van de respondenten religieus gekleurd.
Transcendentie Voor alle duidelijkheid: ‘religieus’ in de breedste zin, dus niet per se christelijk of überhaupt theïstisch. Banning spreekt
15
liever over ‘transcendentiebesef’; het besef dat er ‘iets’, wat of wie dan ook, tussen hemel en aarde is. Hoewel in onze seculiere samenleving steeds minder mensen van zichzelf aangeven christelijk gelovig te zijn, blijkt uit onderzoeken dat zo’n transcendentiebesef nog altijd zeer hoog is: tussen de 70 tot 80 procent van de bevolking. Bij de onderzochte groep leraren, zo ontdekte Banning, ligt dat zelfs nog net iets hoger: 83 procent. “Dat kan zich op alle mogelijke manieren uiten; bij de een is het kerkelijk, bij de ander gaat het over aura’s, oosterse meditatie of een bijna-dood-ervaring – noem het maar op.” Lang niet iedereen brengt zulke persoonlijke ervaringen in verband met het professionele leven, maar opvallend veel leraren doen dat wel. “Bij mijn enquête gaf 40 procent aan dat hun transcendentiebesef van enige invloed is op hun visie op onderwijs. De helft daarvan vond dat zelfs zeer nadrukkelijk: zij vonden dat hun transcendentiebesef alles van doen heeft met hoe ze voor de klas staan. Sommigen stuurden me zelfs mails met pagina’s lange verhalen. Ik ontdekte al snel dat er veel leraren zijn die een verhaal hebben dat ze in het gewone onderwijsdiscours niet kunnen uiten.”
aal naar het We zweven mass is in de oosterse ik, er oosten. Dat snap l wijsheid te vinden, tradities ook vee rlozen de bronnen maar we verwaa aditie. Bijna alle van onze eigen tr ieken zijn ook meditatietechn monniken bij onze eigen en. terug te vind Om zulke verhalen nog wat grondiger te boekstaven, hield Banning ook nog 18 diepte-interviews met leraren. “Het frappante was dat zij allemaal zo’n verhaal hebben, en dat het in 16 van de 18 gevallen een spiritueel gekleurd verhaal is, dat volstrekt verweven is met hun professioneel zelfverstaan”, vertelt Banning. En, zo voegt hij daar voor alle duidelijkheid aan toe: het gaat om docenten van heel diverse vakken, maar hij wilde nadrukkelijk géén docenten godsdienst of levensbeschouwing interviewen, “want die lijden aan beroepsdeformatie”.
Innerlijke kracht Banning werd getroffen door de openhartigheid van zijn interviewkandidaten. “Een voorbeeld. Een leraar vertelde mij hoe hij vanuit een wrang idealisme voor het onderwijs had gekozen: zelf was hij als kind geslagen door een leraar, en hij wilde het anders en beter doen. Aanvankelijk was zijn drijfveer niet spiritueel gekleurd. Hij was wel katholiek opgevoed, maar deed er niets meer mee. Na aandringen van een vriend ontdekte hij
16
Vieringen hebben een belangrijke betekenis voor scholen. Ze dragen bij aan de versterking van de onderlinge betrokkenheid. Vanuit die verbindende werking leveren ze een bijdrage aan de ontwikkeling van de school als gemeenschap. Vieringen zijn bovendien rituelen waarmee een school haar identiteit en missie tot uitdrukking brengt.
het mediteren, en er ging een wereld voor hem open. Hij had een krachtbron ontdekt, aanvankelijk vooral voor zijn persoonlijke leven. Maar gaandeweg ontdekte hij dat hij volkomen anders voor de klas was gaan staan. Dat hij een verbondenheid voelde met de leerlingen, die hij als spiritueel zou willen omschrijven. ‘Ik voel een vonk van energie’, zei hij, ‘kinderen durven alles te vertellen, we voelen ons zo één, dat valt niet te beschrijven.’ Toen ik vroeg of hij daar ooit wel eens met collega’s over sprak, zei hij: ‘Nee, dat doe ik maar niet, ik denk niet dat ze dat begrijpen.’” Een merkwaardige paradox: transcendentie-ervaringen blijken dus allerminst zeldzaam, maar veel mensen zwijgen er blijkbaar liever over omdat ze denken dat ze de enige zijn. Wat zegt dat over het onderwijs? “Dat is inderdaad de vraag. Het onderwijs heeft vaak een sterk instrumentele benadering. In mijn proefschrift geef ik ook een historisch-filosofische analyse van hoe wij, zeker sinds de Verlichtingsfilosofie van Descartes, als samenleving sterk op het mechanische, het instrumentele, het functionele gericht zijn geraakt. Wij raken daardoor makkelijk vervreemd van onszelf en van andere mensen. Wij zijn zo gewend aan dat instrumentele, dat gewoon spontaan handelen ons bijna vreemd is geworden. We draaien volop mee in de tredmolen van de 24-uurseconomie, en vervolgens hebben we een yogaweekend nodig om tot rust te komen. Waarom kunnen we niet zo leven, dat we in ons gewone werk ook die notie hebben van innerlijke rust?” Daarvoor hoef je niet per se zenboeddhist te worden, voegt Banning daar aan toe. “We zweven massaal naar het oosten. Dat snap ik, er is in de oosterse tradities ook veel wijsheid te vinden, maar we verwaarlozen de bronnen van onze eigen traditie. Bijna alle meditatietechnieken zijn ook bij onze eigen monniken terug te vinden.” Denk, zegt Banning, in dit kader ook eens aan het beroemde benedictijnse motto van ora et labora; het bidden en werken dat elkaar met regelmaat afwisselt en wederzijds bevrucht. “Zo ontdek je een dieptebron van waaruit je leeft en werkt. Het kan nog zo chaotisch zijn in de klas – of om bij de metafoor van de zee te blijven: het wateroppervlak kan rustig kabbelen of juist woest zijn, maar er is in jou een diepe onderstroom die het woelige water draagt. Een diepe innerlijke kracht en rust. In het geval van die leraar over wie ik hiervoor sprak, is de katholieke kerk er blijkbaar niet in geslaagd die innerlijke wereld voor hem te openen, terwijl die kerk daar toch ook mede voor bedoeld is. Juist in deze tijd dat zo veel mensen ontworteld raken door het mechanische wereldbeeld, zouden wij leraren én leerlingen moeten helpen opnieuw te wortelen. Daarin hebben de kerk en het katholiek onderwijs een enorme taak te vervullen.”
Vieren op het ritme van de natuur Praktijkboek vieren in het basisonderwijs
V
ieren is belangrijk op basisscholen. Vieringen zijn vormend en helpen kinderen in hun ontwikkeling. Er zijn gelukkig veel gelegenheden die gevierd kunnen worden. Denk maar aan: verjaardagen, religieuze feesten of feestelijke momenten aan het einde van het schooljaar. Door te vieren worden kinderen helemaal aangesproken: in hun hart, hun handen en hun hoofd. Dit praktijkboek 2014 kan inspireren en praktische hulp bieden bij het opzetten en organiseren van vieringen op school. De publicatie biedt hiervoor voldoende materiaal en suggesties. Op veel plaatsen in dit boek is er een verwijzing naar internet. In de pdf-versie kan op deze voetnoten worden doorgeklikt (www.vkonet.nl/viereninprimaironderwijs).
Vieren in het voortgezet onderwijs Praktijken en reflecties
T
ien jaar geleden is een project geïnitieerd om de praktijk van vieren onder de aandacht te brengen van scholen en schoolbesturen in het voortgezet onderwijs met als inzet: versterking van beleid en praktijk. De resultaten van dit project zijn in 2006 gepubliceerd in een boek over vieringen. In 2012 is er een tweede, herziene druk verschenen, inspirerend en bruikbaar voor besturen, schoolleiders en docenten, en deze biedt waardevolle handreikingen en reflecties om de praktijk van vieren te versterken of om er (opnieuw) werk van te maken. Het boek heeft zijn weg gevonden in onderwijsveld.
Voor meer informatie en bestellingen: www.vkonet.nl/publicaties
17
Op woensdag 3 september 2014 organiseerde de stichting Mijnplein, die 22 scholen voor primair onderwijs in Salland bestuurt, een avond over krimp en identiteit in het PKN-kerkje in het centrum van Heino. Dit was mijn inbreng op die avond.
Krimp in de regio:
Minder identiteit voor de school? Identiteit van het katholiek onderwijs Jan Hendriks 1
U
zult me niet kwalijk nemen dat ik af en toe wat meer inga op de identiteit van katholiek onderwijs - dat heeft natuurlijk met mijn achtergrond te maken -, al denk ik dat tegelijk duidelijk wordt dat wat ik daarover zeg, breder van toepassing is dan alleen op een katholieke school. Voor wat de katholieke Kerk betreft: het Tweede Vaticaans Concilie,2 een vergadering van alle katholieke bisschoppen in de wereld, heeft een belangrijke rol gespeeld in het ontwikkelen van een visie op identiteit, op onderwijs en opvoeding en op een katholieke school die de vensters geopend heeft naar de wereld. In allerlei documenten hebben pausen en de Congregatie voor de katholieke opvoeding, die in Rome namens de paus is belast met het contact met het katholiek onderwijs, deze thema’s uitgewerkt, zoals onlangs nog in het eind vorig jaar verschenen document Educating to intercultural dialogue in catholic schools. Living in harmony for a civilization of love.
Moet de identiteit maar mee-krimpen? In veel delen van Nederland krimpt de bevolking en gaan minder kinderen naar school. Scholen zijn zoekende en gaan samenwerkingsverbanden aan, fuseren, worden opgeheven of proberen wegen te vinden om door meer ouders aantrekkelijk gevonden te worden. Het gebeurt nogal eens dat de identiteit dan wordt geofferd. Scholen willen bij samenwerking met andere scholen in een krimp-situatie de grootste gemene deler vinden, een school scheppen die voor iedereen aanvaardbaar is. En natuurlijk speelt hierbij de secularisatie een belangrijke rol: scholen hebben de indruk dat ouders toch niet zozeer op de identiteit van de school kiezen, zij willen gewoon een goede 1 2
Mgr. dr. Jan Hendriks is bisschop referent voor het onderwijs. Het Tweede Vaticaans Concilie werd gehouden van 1962 tot 1965 in Rome.
18
an niet gewoon Is de oplossing d e identiteit, dat je nd een fade away va meenschappelijke identiteit als ge rhand wat minder e noemer langzam t die voor iedereen da centraal stelt, zo t en ouders en leraren jf aanvaardbaar bli nnen herkennen? u zich erin k school voor hun kind; en voor veel leraren komt een minder duidelijke identiteit van de school goed uit: ze voelen zich daar zelf meer bij thuis en vinden het best wel wat verder van hen af staan om aan die identiteit invulling te geven. Uit onderzoeken blijkt dat leraren op confessionele scholen die de identiteit belangrijk vinden en daar aandacht voor vragen, in de minderheid zijn.
vormde het kerkbestuur of een religieuze orde of congregatie meestal het bestuur, religieuzen en katholieke leken waren de leraren en de kinderen waren katholiek, de pastoor of kapelaan kwam wekelijks voor een godsdienstles. Dat beeld moeten we loslaten, maar dan ook werkelijk loslaten: die situatie is niet meer en dat betekent ook dat de identiteit van de school op een andere wijze beleefd moet worden. Ik vermoed dat we het er allemaal over eens zijn dat een basisschool waar dagelijks catechismusles is, een wekelijkse schoolmis en maandelijks klassikaal biechten, in de Nederlandse situatie niet haalbaar en niet wenselijk is. Is dit wel het type school waar de katholieke Kerk naar streeft? Een enkele keer merk ik dat een katholieke school contacten met de parochie afhoudt, omdat de school geen ‘restauratie’ van het verleden wil. Die vrees leeft misschien nog bij enkele oudere katholieke leraren (en misschien soms ook bij anderen), maar dat is dan beslist een misverstand of zou dat in ieder geval moeten zijn. Er zijn katholieke scholen in heel veel verschillende landen, waaronder vele landen met een overwegend islamitische, boeddhistische of hindoeïstische bevolking. Deze onderwijsinstellingen zijn er niet op gericht om mensen te bekeren of om een ‘gesloten’ katholieke identiteit uit te stralen, ook al waren er zeker in het nabije verleden - en in een heel aantal landen ook vandaag de dag - veel religieuzen in werkzaam. Er zijn in het algemeen niet veel leerlingen van deze katholieke scholen - in Arabische landen bijvoorbeeld - die katholiek zijn geworden, maar het katholiek onderwijs leidde wél tot meer begrip van mensen van verschillende achtergronden voor elkaar en het onderwijs gaf een goede opleiding en vorming (de katholieke scholen stonden en staan meestal zeer goed bekend), zodat vele leiders van het volk uit katholieke scholen zijn voortgekomen. Zo droeg en draagt de katholieke school bij aan een vreedzame samenleving. Het verdwijnen van katholieke scholen is dan ook op bepaalde plaatsen een groot verlies voor de samenleving.
Wat is een school? De dominante neo-liberale visie
Wat voor christelijke, katholieke school?
De vraag die hier achter en onder zit is heel belangrijk: Wat versta je onder een school?. Voor veel mensen in onze maatschappij zal het antwoord duidelijk zijn: een school is er om goed onderwijs te geven. Een school moet je van alles bijbrengen op gebied van taal, rekenen, expressie, cultuur, geschiedenis en aardrijkskunde en vele andere vakken. De school is ervoor om onderwijs goed te organiseren en te laten geven en zij wordt afgerekend op het slagingspercentage van de leerlingen. Ieder jaar worden die lijsten gepubliceerd en veel ouders bestuderen die gretig. ‘Meten is weten’ en iedereen heeft graag dat zijn kind de examens haalt. Informatie van de overheid over het onderwijs gaat over leerdoelen, een kennisbasis, recht op onderwijsbegeleiding, gelijke behandeling, enzovoorts. Een school is primair een onderwijsinstelling. Deze visie - zo zeg ik nu maar even pinnig - is in een door neo-liberalisme getekende samenleving dominant.
In ons land was een christelijke school – ‘school met de Bijbel’ – vroeger een school met een christelijk bestuur, christelijke leraren en christelijke kinderen; in een katholieke school
Identiteit als een randverschijnsel, een bijkomend bij te voegen of weg te nemen aspect, lijkt ook de brieven van de staats-
Is de oplossing dan niet gewoon een fade away van de identiteit, dat je identiteit als gemeenschappelijke noemer langzamerhand wat minder centraal stelt, zodat die voor iedereen aanvaardbaar blijft en ouders en leraren zich erin kunnen herkennen? Misschien nog wel iets eraan doen, maar dan zo dat het ouders met een niet-confessionele achtergrond niet stoort? Het lijkt logisch dat schoolbesturen voor een dergelijke weg kiezen of niet kiezen en dit punt maar een beetje laten gaan, maar dan gaat het langzamerhand diezelfde kant op: de identiteit verdwijnt geleidelijk in een soort nevel. Is dit werkelijk de oplossing? Het antwoord lijkt mij ‘ja’ en ‘nee’ te zijn, want het hangt er gewoon maar van af, wat je onder identiteit en onder een school verstaat.
secretaris voor onderwijs te inspireren als hij het heeft over het van kleur verschieten van scholen. Identiteitsvragen zijn dan een bijproduct in een instelling die eigenlijk als core business alleen op goed vakmatig onderwijs is gericht. Het is een benadering die een leerling bijna ziet als een soort vat om te vullen met kennis en weetjes en een school als een leerfabriek.
De school: een gemeenschap voor menswording, vorming, opvoeding Natuurlijk zullen we bijna allemaal wel vinden dat deze beschrijving iets karikaturaals heeft, maar tegelijk is het een benadering die we overal in enige mate tegenkomen en die voorbijgaat aan het enorme belang dat onze jeugd en de basis- en middelbare school voor ons leven hebben. Of trauma’s en angsten ons leven beheersen of niet, of we een stabiele, rustige, zichzelf aanvaardende persoon zijn of niet, of we leven met een gevoel niet erkend, niet aanvaard, niet gehoord te zijn of juist het tegendeel: voor het geluk van heel ons verdere leven wordt de grondslag gelegd in onze jeugd. Dit maakt duidelijk waarom een school veel meer dan een onderwijsinstelling een plaats is en moet zijn van vorming en opvoeding, een plaats van mens-zijn en mens-worden, een plaats waar mensen leren wat gemeenschap is en wat het zeggen wil dat een mens een sociaal wezen is. Een school die te zeer vakmatig op leren is ingesteld, te zeer op prestatie en het halen van cijfers - zonder dat die menselijke vorming voldoende is ontwikkeld - die doet de leerlingen tekort, ja, die kwetst hen in feite in hun diepste wezen, in hun menszijn. Het is enigszins te vergelijken met ouders die een kind wel zeggen wat het moet doen en laten, maar niet met dat kind praten, niet in contact zijn met wat dat kind beroert en bezighoudt. Daar gaat iets mis. Je moet in gesprek blijven, helpen om te reflecteren. Zoals paus Johannes Paulus I (1978*) het ooit eens uitdrukte: “Om John Latijn te onderwijzen, is het niet voldoende Latijn te kennen, maar is het ook nodig John te kennen en te beminnen.”3
Kennis in een breder kader De overdracht van waarden, komen tot een levensvisie, idealen, kan alleen langs deze weg. Een leerling moet de gelegenheid krijgen de kennis die hij opdoet in een groter kader te plaatsen. Als de kennis beperkt blijft tot weetjes, niet staat in een groter kader, niet geïntegreerd is, dan wordt de dimensie van het ‘zijn’, van het ‘mens-zijn’ niet bevorderd, maar wordt juist de sfeer van het ‘hebben’ onderstreept. Niet-geïntegreerde kennis dient het mens-zijn niet, bouwt uiteindelijk de samenleving niet op, maar desintegreert. Die geïntegreerde kennis - dus: een kennis die het mens-zijn dient - is in onze tijd des te belangrijker nu maatschappelijke tendensen in de richting van individualisme gaan, op consumptie en competitie gericht. Twee Amerikaanse psychologen, Jean M. Twenge and W. Keith Campbell publiceerden in 2009 een onderzoek onder 37.000 studenten, een herhaling van een onderzoek dat in 1980 was gedaan. Zij concludeerden dat obesitas en narcistische persoonlijkheidstrekken zich in die periode beide even snel hadden ontwikkeld. 3
Angelus, 17 september 1978.
19
Mgr. Hendriks, hulpbisschop van het bisdom Haarlem-Amsterdam Mensen moeten leren werkelijk mens en mens in gemeenschap te zijn. We maken ons op dit moment allemaal zorgen over de fundamentalistische islam en de radicalisering, vooral onder jongeren. Welke jongeren zijn vatbaar voor radicalisering? Het zijn de jongeren die weinig perspectief hebben, een mislukte schoolcarrière achter de rug hebben, thuis niet zo lekker in hun vel zitten en de westerse maatschappij als goddeloos en verdorven zijn gaan zien.
Foto: YouTube, programma Pauw en Witteman, 19-03-2013
Ruim tien jaar geleden woonde ik een lezing bij van prof. Samir Khalil Samir (*1938). Hij is een jezuïet afkomstig uit Caïro en een groot kenner van de islam. Hij beklemtoonde toen al het gevaar voor radicalisering, met name van de jongeren, als er in het westen geen werkelijke inhoudelijke dialoog zou ontstaan tussen moslims en andere mensen die denken en redeneren vanuit waarden en een inspiratiebron. Hij betoogde dat juist de christenen in het Westen daarin een belangrijke rol zouden moeten spelen, omdat zij die waarden en een inspiratiebron kunnen stellen tegenover die van de islam. De bijdrage die een katholieke school kan geven aan de opvoeding en vorming en aan de interculturele dialoog is die verwijzing naar de centraliteit van de menselijke persoon, die een sociaal wezen is. Een school die neutraal wil blijven, zich tot de vakmatige aspecten van het onderwijs wil beperken, houdt zich in feite afzijdig en draagt niets bij. Kennisoverdracht dat in een breder perspectief van vorming tot mens-zijn staat, is dus hard nodig. Een visie op onderwijs waarbij identiteit alleen een soort randje is van, of een sausje over een op zich neutrale realiteit, getuigt van een bepaald mens-beeld dat technisch, intellectualistisch is. Waarom leer je het één wel en het ander niet? Kennis wordt pas van belang als het in een wijdere context van mens-zijn staat. Kennis moet het hart kunnen voeden.
Een inspiratiebron De keuze voor identiteit heeft daarom alles te maken met een wereld- en mensbeeld. Als we inderdaad kiezen voor geïntegreerde vorming, vorming van de hele menselijke persoon waarbinnen de kennis die wordt opgedaan een plaats heeft, dan is een gemeenschappelijke inspiratiebron van groot belang. Want je geeft wat je bent; de waarden van ons hart komen vanuit een inspiratiebron. Iets wordt pas een waarde en waardevol voor ons wanneer het een innerlijk belang voor ons heeft. Daar moeten we aan werken: om vanuit die inspiratiebron waarden voor ons leven te ontdekken. De identiteit van de school - in de zin van een gemeenschappelijke inspiratiebron, een bron waaruit je in gezamenlijkheid wilt putten - geeft aan de school een concept, een kader.
20
ar beleven van a lk e t e m t e h r o Vo ool n en om een sch le a e id n e n e rd a wa , heb je een n ij z n e n n u k te met visie inspiratiebron e jk li e p p a h c s n e geme katholieke, nodig. Voor een ol is dat christelijke scho s. Jezus Christu
beter is dan straffend optreden, enzovoorts. Dat is identiteit. En die identiteit geeft coherentie en verleent de school een duidelijk concept, waardoor die school juist kenbaar wordt als een goede school met meer waarde dan alleen goed scheikunde-onderwijs.
Godsdienst/levensbeschouwing
zeer vakmatig te ie d l o o h c s n Ee teld, te zeer op leren is inges alen van cijfers et h op prestatie en h enselijke vorming m - zonder dat die ikkeld - die doet voldoende is ontwort, ja, die kwetst de leerlingen tek n diepste wezen, hen in feite in hu ns-zijn. in hun me
Een concept Het lijkt me niet juist om te zeggen of te denken dat als je de identiteit wat meer los laat, de school meer een school van en voor allen kan zijn. Als het goed is, is juist het tegendeel waar, wanneer we identiteit tenminste niet opvatten als anderen uitsluitend, de waarheid in pacht hebbend. Openheid naar de wereld, openheid voor armen, openheid voor wie niet tot de eigen denominatie behoren, staat voor een goede school bovenaan. In ieder geval staat dit centraal in het concept ‘katholieke school’. De christelijke godsdienst leert mensen dat ze open moeten staan en respect moeten hebben voor verschillende culturen. Onder identiteit versta ik dan ook een eigenheid waarin je duidelijk maakt vanuit bepaalde waarden en normen open te willen staan voor iedere mens. Het gaat om een levensfilosofie, een pedagogisch concept, een liefdevol nabij-zijn, een versterking van het educatief-vormend
karakter van de school. Die identiteit mag wat mij betreft versterkt worden, dat zal alleen maar bijdragen om van de school iets bijzonders, iets moois te maken. In een christelijke of katholieke school is Jezus Christus en het evangelie de basis voor die levensfilosofie; we laten ons inspireren door de waarden die Hij heeft voor-geleefd en door Zijn mens-zijn. Die evangelische waarden dringen niemand een bepaald geloof op, maar zij inspireren ons tot een bepaalde levensstijl van dialoog en wederzijds respect, van beschikbaarheid, van een gerichtheid op het scheppen van een klimaat van wederzijds vertrouwen en uitwisseling, van een openheid voor de grote problemen en de grote idealen en belangen van de mensheid. Bij sommige katholieke scholen, die door religieuze ordes of congregaties zijn opgericht, speelt bovendien de inspiratie mee die vanuit die orde komt. Zo baseren de oude jezuïetencolleges in ons land zich vaak op de ignatiaanse pedagogiek en scholen met een salesiaanse achtergrond gaan veelal terug op het preventief systeem van Don Bosco, de stichter van die orde. Nogmaals: dit betekent niet dat die scholen extra vroom zijn, het geloof ervan afdruipt en daar veel meer godsdienstles is dan op andere scholen. Nee, maar het gaat wél om een inspiratiebron om van de school een echte gemeenschap te kunnen maken en vormend te kunnen zijn. Zo benadrukte Don Bosco in zijn pedagogiek dat je als opvoeder naast het kind of de jongere moet gaan staan, zijn vriend moet worden en hoe je pesten en verkeerde dingen kan voorkomen, omdat voorkomen veel
Natuurlijk hoort het ook bij een confessionele school dat er godsdienst/levensbeschouwing wordt gegeven. Ook hier hangt veel af van de wijze waarop het vak wordt gegeven. Godsdienst/ levensbeschouwing is geen catechese. Bij bijvoorbeeld een eerste communievoorbereiding of vormselvoorbereiding gaat het om de ontwikkeling van het geloof van degene die wordt voorbereid en de persoonlijke band van het kind of de jongere. Daarvoor moet een basis zijn in de schoolbevolking, anders kan die voorbereiding alleen gedeeltelijk op school plaatsvinden. Bij godsdienst/levensbeschouwing gaat het zeker ook om kennis van christendom en christelijk leven, van de Bijbel, maar voorts en vooral gaat het om bredere vragen zoals delen, vergeven, lijden, respect, naastenliefde en allerlei andere menselijke vragen en thema’s, die in de bijbelverhalen aan de orde komen. In sommige gevallen moet de school andere, specifieke oplossingen zoeken voor een situatie als mensen zich niet in dit vak kunnen vinden, maar belangrijk is op de eerste plaats dat het vak een openheid ademt, waardoor ieder zich thuis kan voelen onder meer omdat het - naast de informatie die gegeven wordt - gaat om algemeen-menselijke waarden en iedereen respect ervaart voor andere levensovertuigingen.
Besluit De identiteit geeft echter bovenal het concept aan, de visie van waaruit de vorming en opvoeding op school plaatsvindt en die is onverminderd actueel, meer noodzakelijk zelfs dan vroeger. Voor het met elkaar beleven van waarden en idealen en om een school met visie te kunnen zijn, heb je een gemeenschappelijke inspiratiebron nodig. Voor een katholieke, christelijke school is dat Jezus Christus. Een visie, een inspiratiebron is dus nodig. Die visie kan geen louter toevallige zijn, afhankelijk van ieder individu. Juist door een gemeenschappelijke noemer, realiseer je een gemeenschappelijk project. Daarom blijft identiteit onverminderd belangrijk en een werkwoord voor allen die bij school en onderwijs betrokken zijn.
21
Global learning
MAURICK COLLEGE
“Onze school heeft een stevige katholieke grondslag”, vertelt Vught rector Huub van der Linden, “maar met het vertrek van de paters en zusters in de jaren zeventig kwam ook de vraag naar de betekenis van de katholieke identiteit naar voren. Die is toen vertaald naar de vraag hoe we een menswaardige samenleving kunnen bouwen. Daarvoor is het nodig dat mensen kennis hebben van en begrip voor de ander. Daarmee is ook het thema internationalisering onze school binnengekomen.”
De voorstelling As I Left My Father’s House van de theatergroep New Dutch Connections werd opgevoerd in het kader van Global Learning. Met dit schoolbrede project wil de school dat levensbeschouwelijke vorming en reflectie, die meestal voorbehouden is aan het vak godsdienst/levensbeschouwing, aan bod komt in alle vakken. Ook natuurkunde, aardrijkskunde, economie gaan over levensvragen, zijn identiteitsgebonden, vindt de school. Ze is er in 2013 mee gestart. Het vak godsdienst/levensbeschouwing bestaat niet meer en de docenten die dit gaven, zijn nu intensief betrokken bij de verdere ontwikkeling van Global Learning. Het moet er toe leiden dat reflectie een soort natuurlijke houding van de leerlingen wordt.
Katholieke school
‘under construction’
Begrip en dialoog
Naar een menswaardige samenleving Gerrit-Jan Meulenbeld
As I Left My Father’s House, theatergroep New Dutch Connections.
22
Foto: Gerrit-Jan Meulenbeld
I
n de ruime, lichte aula stellen zich vijf personen op, twee met muziekinstrumenten, rondom hen staan in een cirkel stoelen opgesteld. De bel gaat en de stoelen vullen zich met 250 leerlingen uit de onderbouw. Het zijn leerlingen van het Maurick College in Vught. Ze zijn druk, ongeduldig, hebben het mobieltje in de aanslag. Dan neemt coördinator ELOS en Global Learning Cees Akerboom het woord. In deze Week van het katholiek onderwijs is het onderwerp van Global Learning vluchtelingen. Hoe is het voor kinderen en volwassenen die gevlucht zijn uit hun vaderland om in Nederland te zijn? Vinden ze het Maurick een leuke school? Weten wij eigenlijk wat ze zoal mee maken? We horen Arabische gebedszang. Wat volgt is een indrukwekkende voorstelling waarin drie mannen afzonderlijk, afgewisseld door muziek, hun verhaal vertellen, in een soort dialoog met een onbekende derde. Een man afkomstig uit het Midden-Oosten, een Afrikaan en een joodse man die het verhaal van zijn ouders vertelt. Op een poëtische, indringende wijze wordt duidelijk wat ze doorstaan hebben. Dilemma’s, geheimen, wreedheden, honger zijn hun deel geweest. Leven tussen vrees en hoop, verdriet en blijdschap. De dunne lijn tussen leven en dood. En we horen ook hoe het de vluchtelingen vergaat als ze eenmaal Nederland bereikt hebben: eenzaamheid, onbegrip, verveling, verlangen naar thuis, veel vragen, angst wanneer het vuurwerk met Oudjaar knalt, zorgen en angst om de achtergebleven familie en vrienden. Alle drie de mannen hebben een religieuze achtergrond en dus bevat de voorstelling gebeden, religieuze liederen, verwijzingen naar een God die almachtig is en een bedoeling heeft. Voor de leerlingen moet dit ongewoon zijn. Zo spreken wij nauwelijks over God, over geloof. De leerlingen zie je eerst wat onwennig kijken, iedereen is muisstil, sommigen kijken gespannen, bedrukt, anderen een beetje onverschillig. De voorstelling eindigt met het gezongen joodse vrijdagavondgebed. Na de voorstelling wordt een van de acteurs omringd met jonge meiden. Hij speelt een rol in de serie Spangas. Anderen vertrekken naar huis.
Een paar leerlingen, onder andere Babs, Natischa, India en Christine blijven hangen. Ze zijn onder de indruk van de voorstelling, vonden hem heel mooi. Ze blijken alle vier ook zelf een verhaal te hebben. Babs heeft een Duitse grootmoeder die gevlucht is, Natischa een vader die omgekomen is in Afrika, India heeft een moeder die in Noord-Ierland is opgegroeid, Christine komt uit Afghanistan. Ze herkennen de verhalen in de voorstelling, maar hebben veel vragen. Het viel ze op dat het zo vaak over God ging. Dat is voor hen helemaal niet zo vanzelfsprekend, ofschoon ze een uitgesproken mening hebben. De een gelooft wel in een God, de ander niet, weer een ander eerst niet en nu wel. Ze kennen allemaal wel een vluchteling, op school zitten ook een paar kinderen uit het asielzoekerscentrum. Voor hen en andere kinderen met een niet-Nederlandse achtergrond werkt de school samen met Viktor Amukwaman van de Stichting Welzijn Vught. Het is een andere kant van internationalisering, dat de school hoog in het vaandel heeft staan.
Na de voorstelling spreek ik rector Huub van der Linden over internationalisering en de katholieke identiteit van de school. Van der Linden is oorspronkelijk docent natuurkunde en sinds 1980 aan de school verbonden. Die is in de jaren zestig ontstaan uit een gymnasium gerund door missiepaters en een mms van zusters kanunnikessen, beter bekend als de ‘nonnen van Vught’ die aan de basis stonden van het bekende taleninstituut Regina Coeli. De school heeft daardoor een stevige katholieke grondslag, vertelt Van der Linden, maar met het vertrek van de paters en zusters in de jaren zeventig kwam ook de vraag naar de betekenis van de katholieke identiteit naar voren. “Die is toen vertaald naar de vraag hoe we een menswaardige samenleving kunnen bouwen. Daarvoor is het nodig dat mensen kennis hebben van en begrip voor de ander. Daarmee is ook het thema internationalisering de school binnengekomen. We willen dat kinderen de wereld leren begrijpen. We willen niet dat ze een soort wereldburgers worden, wel dat ze vanuit kennis over hun eigen culturele achtergrond, die veelal een katholieke basis heeft, de ander, degene met een andere culturele achtergrond, open tegemoet kunnen treden en leren begrijpen vanuit welke positie de ander denkt en handelt. Dan weet je op welke punten je kunt samenwerken en ontstaat die menswaardige samenleving. We vinden ook dat leerlingen zich er van bewust mogen worden dat talent geen verdienste is, maar gegeven is. Een verdienste is wat je met je talenten doet. We vinden ook dat de leerling met grote talenten een grotere verantwoordelijkheid heeft. Dat is een heel bijbelse gedachte. Degene die meer bevoorrecht is, en dat zijn we in onze westerse samenleving allemaal, heeft ook een grotere verantwoordelijkheid.” De voorstelling moet bijdragen aan die bewustwording: “Je gaat het pas zien als je het door hebt,” citeert Van der Linden Johan Cruijf. Hij vertelt dat de school daarnaast het daltonconcept volgt. Dat betekent dat iedere leerling elke dag, naast het vaste programma, twee keer per dag zelf een vak mag kiezen,
Het Maurick College in Vught is een brede scholengemeenschap voor vmbo, havo en vwo met ruim 1800 leerlingen van 37 verschillende nationaliteiten. Het is een katholieke school die uitgaat van daltononderwijs. Daarnaast is internationalisering een belangrijk thema. Behalve dat de school veel buitenlandse reizen en uitwisselingsprogramma’s kent en een van de veertig ELOS-scholen (Europese Leeromgeving Scholen) in Nederland is, is zij in 2013 gestart met Global Learning.
bij de docent die ze willen. “We draaien het om. Niet de docent vertelt, maar de leerling vraagt wat hij wil weten. Naar ons idee bouw je op die manier veel makkelijker de dialoog op. Dat past wederom in onze gedachte van meer begrip voor elkaar krijgen. Daarom zijn we ook een brede scholengemeenschap, van vmbo tot gymnasium. Die sectoren zijn in onze school niet in aparte eenheden ondergebracht. Nee, we willen dat deze leerlingen elkaar ontmoeten. Opnieuw ontstaat er zo begrip voor elkaar, maar ik denk persoonlijk ook dat ze daar in hun verdere leven veel voordeel van zullen hebben.”
Ouderraad Die avond wordt de voorstelling herhaald voor ouders van de school. Voorafgaand spreek ik met de leden van de ouderraad, voorzitter Adri Verboven, secretaris Claire Peusens, penningmeester Imre Tiebosch en Nienke Hofman. Zij onderschrijven de gedachte achter het belang van het thema internationalisering voor de school en zien dat vooral terug in de uitwisselingsprogramma’s, wanneer leerlingen van de school daadwerkelijk in contact komen met leerlingen uit andere landen en samen projecten uitvoeren. “Dat zijn heel leerzame ervaringen voor de leerlingen. Ze komen in werelden die heel ver afstaan van hun eigen wereld,” zegt Imre Tiebosch. Daarnaast organiseert de school ook buitenlandse culturele reizen die passen binnen een bepaald vak. Claire Peusens meent dat de school nog duidelijker het thema internationalisering zou kunnen koppelen aan onderwijsdoelstellingen. “Er wordt veel gedaan op dit terrein, maar soms is de link met het onderwijs te weinig zichtbaar voor leerlingen en ouders. Dat kan nog beter gepositioneerd worden, waardoor het enthousiasme groter kan worden.” “Het verschil tussen de cultuurreizen, reizen voor het plezier aan de ene kant en de uitwisselingsprogramma’s aan de andere kant is niet altijd duidelijk,” meent Nienke Hofman. Volgens Adri Verboven zou een helder onderscheid het draagvlak bij ouders enorm vergroten. Imre Tiebosch denkt dat door het onderscheid ouders ook makkelijker een afweging kunnen maken. Al met al zijn er grote bedragen gemoeid met de buitenlandreizen en ofschoon het Maurick College een flink aantal bovengemiddeld verdienende ouders kent, zijn er uiteraard ook ouders voor wie dat veel lastiger ligt. “Er zijn wel regelingen, maar de drempel ligt hoog,” zegt ze, “er zijn ook kinderen die hun ouders niet eens vertellen over de reizen, dan doet het probleem zich ook niet voor. We willen niet dat deze groep buiten de boot valt.” Adri Verboven merkt op dat de ouderraad daar ook op gewezen heeft en dat bij uitwisselingsprogramma’s nog sterker de koppeling met een vak gelegd wordt, en niet zozeer een reis met de hele klas is. Hierdoor kunnen leerlingen met hun ouders een scherpere keuze maken. Behalve dat de school veel internationale uitwisselingsprogramma’s en buitenlandreizen kent, weten de ouders ook dat internationalisering in het lesprogramma een rol heeft, met name in de daltonuren. In de werving krijgt het daltononderwijs van de school meer aandacht dan internationalisering. Voor Claire Peusens was dat een van de redenen om te kiezen voor het Maurick College. De ouders kennen de achtergronden en de globale invulling van Global Learning, maar niet in detail. Ze vinden deze nieuwe en thematische opzet van het vak een positieve ontwikkeling.
23
STICHTING KATHOLIEKE ONDERWIJS CENTRALE Groningen (KOC)
Katholieke Dalton school
BISSCHOP BEKKERS
Groningen
ST. MICHAËLSCHOOL
“Iedereen heeft een vocabulaire voor waarden nodig, maar dat is niet genoeg. Een waardewoord op zich roept immers geen emotie op en geeft geen proportiegevoel. Een label alleen geeft ook geen antwoord op de vraag wat je moet doen. Denkspoor stelt je niet alleen in staat waarden onder woorden te brengen, maar ook de inspiratie daartoe en de praktische uitwerking daarvan,” vertelt bedenker en bestuurder Peter Bootsma van KOC Groningen.
Groningen
Hoe laad je
waarden?
Experimentele methode Denkspoor Gerrit-Jan Meulenbeld
H
et is woensdagmiddag 8 oktober na schooltijd in de Week van het katholiek onderwijs. Op de Bisschop Bekkersschool in Groningen verzamelen zich enkele teamleden, ouders, bestuursleden, de directeur en een beleidsadviseur identiteit van Onderwijsbureau Meppel om aan de slag te gaan met Denkspoor, een experimentele methode om het gesprek over waarden, over identiteit te ordenen en op basis daarvan beleid te ontwikkelen. De methode gaat ervan uit dat het benoemen van waarden alleen niet genoeg is, maar dat deze waarden invulling nodig hebben, geladen moeten worden. En dat identiteit om een continue proces gaat, dat onderhoud en borging vraagt. Voorafgaand aan de workshop vertelt cultuurcoördinator Mirjam Pepplinkhuizen over de drie pijlers van de school: katholiek daltononderwijs, leesschool en cultuureducatie, ofwel Vieren, Lezen en Doen. En ze laat zien hoe het samenspel van deze drie heeft geresulteerd in boeken van leerlingen over feesten. In iedere groep hebben teams van kinderen zelf boeken gemaakt rond dit thema van de Boekenweek. Zo heeft groep 1-2 boeken gemaakt rond verjaardagen, 3-4 over Sint-Maarten, 5 over Sinterklaas, 6 over Carnaval, groep 7 over Kerstmis en 8 alle feesten waaronder Pasen en Allerzielen. Twee boeken springen eruit: Rockhaas, een paasverhaal gemaakt door twee jongens, waarvan een met een moslimachtergrond en een ‘roman’ voor Allerzielen: over Sophie en haar overleden opa. Achter dit boek lijkt een schrijverstalent te schuilen.
Bekkersdag Tien jaar geleden stond de Bisschop Bekkersschool op een keerpunt. De school is katholiek, maar gaf er op dat moment weinig invulling aan. De school met 200 leerlingen staat in een buitenwijk van Groningen, is een echte buurtschool, heeft veel allochtone leerlingen, een gering aantal leerlingen en docenten met een katholieke achtergrond en dus stelde het toenmalige
24
Foto: William Moore
bestuur zich de vraag: wil de school katholiek blijven? Past de naam Bisschop Bekkers nog wel bij de school? “Er was geen teamlid dat de katholieke identiteit, noch de naam wilde loslaten. Met hulp van het bestuur en de identiteitsbegeleider is de school op zoek gegaan naar de persoonlijke inspiratie van waaruit we werken en kwamen we erachter dat we de katholieke traditie en het verhaal van Jezus van Nazareth heel waardevol vinden als uitgangspunt voor waar de school voor staat. De christelijke waarden staan dus centraal, en van daaruit staan we open voor andere culturen en religies. Katholieke scholen en onze naamgever, bisschop Bekkers, hebben ook altijd opengestaan voor andere culturen”, vertelt directeur Wally van der Vlugt. “We merken dat allochtone ouders die houding ook waarderen.” Sindsdien is de school ook serieus aan de gang gegaan om inhoudelijk vorm te geven aan verschillende vieringen: Sint-Maarten, Sinterklaas, Kerstmis en sinds drie jaar ook Allerzielen en de Bekkersdag. In alle gevallen wordt de buurt betrokken, zoals de drie bejaardentehuizen en de kinderopvang. “Wij komen geregeld buiten de school. Natuurlijk staat het onderwijs voorop, maar kinderen zijn ontvankelijker voor dat onderwijs als ze zien dat ze meetellen in de buurt en er veel contact is met de ouders”, meent de directeur.
Warme gemeenschap De Bisschop Bekkersschool is een van de twee scholen van de Katholieke Onderwijs Centrale Groningen (KOC). De andere school is de St. Michaëlschool. De stichting is opgericht in 1962 door de gezamenlijke parochies van de stad Groningen. De basisschool is een hoeksteen van de samenleving, vindt het bestuur. Het is voor kinderen niet alleen de belangrijkste bron voor het leren van basisvaardigheden zoals rekenen en lezen, maar het is ook een maatschappij in het klein, gebaseerd op gedeelde wa arden. Dat betekent dus dat de scholen van de Stichting zich inzetten voor kwalitatief goed onderwijs én voor een levende, op gedeelde waarden gebaseerde gemeenschap van leraren, kinderen en ouders. Dat betekent ook dat de scholen bewust kleinschalig zijn, hooguit tweehonderd leerlingen hebben. Deze omvang functioneert als een belangrijke voorwaarde voor een veilige en kindvriendelijke leeromgeving en voor een schoolgemeenschap, waarin mensen elkaar kennen en gemakkelijk samen optrekken. “De scholen zetten in dat opzicht de katholieke traditie voort van warme, sociale gemeenschappen, tolerant en belangstellend naar alle levensbeschouwingen, met aandacht en ruimte voor ieder individu, met gedreven inzet op de ontplooiing van talent, solidair met wie onze hulp nodig heeft en verantwoordelijk voor een duurzame wereld”, meent het bestuur. Omdat het KOC een klein bestuur is, zijn de lijnen naar de scholen kort en zijn ouders op bestuursniveau vertegenwoordigd.
Levenshouding Het bestuur en de scholen zijn bewust bezig met de katholieke identiteit. Deze heeft in het geval van het KOC een religieuze en een ethische kant, gaat over geloven en over levenshouding. Levenshouding is op de KOC-scholen, waar tegenwoordig de meeste ouders en leraren niet katholiek zijn, het begin van het verhaal over identiteit. Betrokkenen hebben het met elkaar over wat je als mens wilt zijn en betekenen in deze wereld, en hoe je met anderen omgaat. Inspiratie is daarbij een kernwoord: de bindende factor op de KOC-scholen is het willen werken vanuit inspiratie. Er is daarom aandacht voor wat kinderen, ouders en leraren persoonlijk inspireert, en voor gedeelde inspiratiebronnen die onder andere in de tweeduizend jaar oude christelijke traditie ruim voorhanden zijn. Zo worden de christelijke feestdagen gevierd, waarbij vanuit de hele levensbeschouwelijke breedte van de schoolgemeenschap invulling gezocht wordt. Deze levensbeschouwelijke lijn wordt door het bestuur in alle aandachtsgebieden van de stichting, algemeen beleid, personeelsbeleid, onderwijskundig beleid, pedagogisch beleid, de organisatie
25
van de school, medezeggenschap en ouderbetrokkenheid, duurzaamheids- en materieel beleid, doorgetrokken. Het bestuur heeft, onder aanvoering van voorzitter Peter Bootsma, een eigen methode ontwikkeld om het gesprek over waarden op school te voeren, Denkspoor. Het is een nog experimentele methode voor het ordenen van identiteitsbeleid in kernbegrippen en verbanden daartussen in een mindmap. De methode maakt de ordening zichtbaar in de vorm van een spoorkaart. De spoorkaart wordt evenals de methode aangeduid als een denkspoor. Denksporen worden gebruikt bij ontwikkeling van en communicatie over identiteit binnen de KOC-scholen. Op een speciale site 1 kunnen denksporen interactief gemaakt worden, bijvoorbeeld tijdens een vergadering of een groepsgesprek. Bijzonder aan de methode is dat deze voor ieder denkbaar onderwerp in de school gebruikt kan worden, dus ook voor de gymles of cultuureducatie, maar ook niet exclusief is voor onderwijs.
e op school? Waarom zingen w muzikaal te r Niet alleen om e om te leren k worden, maar oo enwerken, luisteren en sam de kernij want dat hoort b n de waarden va school. Workshop In de workshop in de Week van het katholiek onderwijs op de Bisschop Bekkersschool staat het Sint-Maartensfeest centraal. Beleidsadviseur identiteit Tom Knippers van Onderwijsbureau Meppel legt de methode uit. In een overzichtelijke tabel staan de elementen ‘bronnen’, ‘waarden’, ‘houdingen’ en ‘oefeningen’, in die volgorde. In dit geval wordt gestart bij ‘oefeningen’, er is geen voorgeschreven volgorde. Wat doet de school op dit moment rond het Sint-Maartensfeest? De groep geeft aan: er worden lampionnen gemaakt; de jongste leerlingen gaan naar het bejaardentehuis om onder andere te zingen; de oudsten bezoeken de Martinikerk, etc. Vervolgens is de vraag aan de orde welke bronnen de aanwezigen kennen. De legende van Sint-Maarten; Sint-Maarten als oogstfeest; de Martinikerk. Even ontstaat er discussie of tv-beelden bronnen zijn of niet. Vaak zijn media meer dan alleen bron, ze zorgen steeds vaker ook voor het verspreiden van gewoonten en gebruiken. Vervolgens komen de ‘waarden’ aan bod. Van welke waarden zijn de oefeningen een uitdrukking en de bronnen een vindplaats? In dit geval gaat het om solidariteit en verantwoordelijkheid. En ten slotte de houdingen die daarbij horen: generositeit; betrokkenheid; dankbaarheid; saamhorigheid, maar ook doorzettingsvermogen en volharding als het gaat 1
http://denkspoor.kocgroningen.nl/denkspoor/sint-maartenfeestkoc-ihkv-week-van-het-katholiek-onderwijs
26
R.K. Jenaplanschool
Hoe verhouden het Jenaplanonderwijs en de katholieke identiteit van de Phoenix zich met elkaar? Met die vraag is de school aan de slag Zwolle gegaan. “We dachten dat het een hele puzzel zou worden, maar we zijn erachter gekomen dat er veel overeenkomsten zijn. Dat was wel verrassend. Zowel Jenaplanonderwijs als de katholieke traditie zeggen bijvoorbeeld dat ieder mens uniek is. De twee componenten zijn voor ons onlosmakelijk met elkaar verbonden”, vertelt directeur Anita Marsman.
DE PHOENIX
We zijn een sociaal
heel veilige school om het maken van de lampionnen. Dat is voor veel kinderen niet zo eenvoudig, constateert een teamlid. Op basis van deze exercitie kun je een denkspoor trekken en dus een spoorkaart maken en onderscheiden of de huidige ‘oefeningen’ wel passen bij de ‘bronnen’ en ‘waarden’ en dus gewijzigd moeten worden. Leren kinderen wel wat we ze willen leren? “Door het toepassen van Denkspoor wordt iedereen zich bewuster van de waarden die ons inspireren, worden ze scherper en kunnen we beter een focus aanleggen,” meent Wally van der Vlugt, “en het maakt iedereen ook meer vaardig in het geïnspireerd werken.” De keuze voor ‘houdingen en oefeningen’ in dit model is overigens een typisch katholieke. Er staat bijvoorbeeld niet ‘regels en handhaving’ of ‘normen en uitsluiting’. “Met houdingen en oefeningen gaan we uit van het goede in de mens en proberen dat te versterken,” zegt Peter Bootsma, “ook de denkstap van houdingen naar oefeningen komt uit de katholieke traditie. Thomas van Aquino schreef in de dertiende eeuw al dat er vaak oefening nodig is om een positieve houding zonder aarzeling, met gemak en van harte te kunnen aannemen. Oefenen is bovendien dagelijkse praktijk in het onderwijs en met een denkschema dat begint bij bronnen en eindigt in het onderwijs kun je dus verbindingen leggen die anders niet gemakkelijk duidelijk worden. Op een ouderavond bijvoorbeeld: waarom zingen we op school? Niet alleen om er muzikaal te worden, maar ook om te leren luisteren en samenwerken, want dat hoort bij de kernwaarden van de school.” Bootsma vertelt dat er inmiddels veel belangstelling is voor de methode. Zo verzorgde hij een workshop tijdens de Nationale Onderwijsweek die zich dit jaar grotendeels in Groningen afspeelde. Ook vanuit het buitenland en andere sectoren is er aandacht. “Iedereen heeft een vocabulaire voor waarden nodig, maar dat is niet genoeg. Een waardewoord op zich roept immers geen emotie op en geeft geen proportiegevoel. Een label alleen geeft ook geen antwoord op de vraag wat je moet doen. Denkspoor stelt je niet alleen in staat waarden onder woorden te brengen, maar ook de inspiratie daartoe en de praktische uitwerking daarvan.”
Gerrit-Jan Meulenbeld
B
asisschool De Phoenix in Zwolle is een katholieke èn Jenaplanschool, daarin is ze niet uniek. Ze heeft beide aspecten echter uitdrukkelijk met elkaar verbonden, zegt directeur Anita Marsman. Daarvoor heeft de school een traject gelopen met het hele team en identiteitsbegeleider Jacqueline Huizinga van Onderwijsbureau Meppel. De school is een van de vierendertig scholen van Catent, een bestuur met scholen in de provincies Drenthe, Friesland, Gelderland en Overijssel. De stichting noemt zich waardegestuurd, “waarin samenwerking wordt gezocht in de zoektocht naar antwoorden op levensvragen. Daarbij wil Catent recht doen aan diversiteit”. Zij baseert zich op een katholiekchristelijke grondslag. Het merendeel van haar scholen zijn katholiek, een enkele oecumenisch. Het bestuur wil dat scholen werk maken van hun identiteit.
Klein team Marsman is sinds drie jaar directeur van de Phoenix en werkt bijna 25 jaar in het onderwijs. Ze werkte jaren in het speciaal onderwijs, op een mytylschool, wat haar veel voldoening gaf. “Je hebt een persoonlijke band met kinderen en het gezin waaruit ze komen en ziet vaak dat ze grote sprongen maken. Je kunt echt de diepte in, leert heel veel over een handicap. Ik ben eigenlijk altijd leergierig geweest, wil steeds nieuwe dingen leren. Ik heb remedial teaching gedaan, ben ambulant begeleider geweest. Ik deed ondertussen leidinggevende ervaring op in het familiebedrijf van mijn man en heb vervolgens de stap naar het directeurschap gezet. Ik voel me erg thuis op deze school. We hebben een klein, hecht team.” Marsman is zelf van huis uit Nederlands Hervormd en moest een aparte scholing volgen in de katholieke traditie. “Dat was heel interessant. Ik voel me goed bij de katholieke traditie. Zo sta ik zelf in het leven: wie goed doet, goed ontmoet. Ik hou van de rituelen, de beelden. We hebben leraren die actief lid zijn van de katholieke kerk en ook leraren die dat niet zijn. Omdat we een katholieke school zijn,
27
Foto: William Moore
“We dachten dat het een hele puzzel zou worden, maar we zijn erachter gekomen dat er veel overeenkomsten zijn. Dat was wel verrassend. Zowel Jenaplanonderwijs als de katholieke traditie zeggen bijvoorbeeld dat ieder mens uniek is. We spreken nu over het Jenaplanschool-zijn als onze pedagogische component en katholiek-zijn als onze levensbeschouwelijke component, maar ze horen bij elkaar, voor ons zijn ze onlosmakelijk met elkaar verbonden. We spreken vaak over onze identiteit: wie zijn we, wat willen we de kinderen meegeven?”
Behalve dat de school bij de bovenbouwers het Onze Vader in aangepaste kindertaal voorbij laat komen, is er een identiteitshoek ingericht. Deze bevat in ieder geval een boomtak die symboliseert dat de Phoenix deel uitmaakt van de boom van Catent. Op de tak zit de vogel Phoenix, het symbool van de school. Al naargelang de periode van het jaar wordt de identiteitshoek steeds anders ingericht. De school heeft ook regelmatig vieringen, met Kerstmis, Carnaval en Pasen. “We hebben altijd veel aandacht voor de inhoud van het feest.” Daarnaast kent de school een weekopening, waarin een kaars wordt aangestoken en bijzondere gebeurtenissen worden gememoreerd, soms is er gebed of stilte. Soms is er een thema. Bij de weeksluiting presenteren de kinderen projecten waaraan ze gewerkt hebben, toneelstukjes of gedichten.
De school heeft de twintig principes van het Jenaplanonderwijs onderverdeeld in drie thema’s: ‘over de mens’, ‘over de samenleving’ en ‘over de school’, en deze gelegd naast de levensbeschouwelijke activiteiten die er in de school plaatsvinden. Deze zijn weer onderverdeeld in de vierdeling Vieren, Leren, Dienen en Gemeenschapsvorming. Aan het principe van Jenaplan ‘mensen moeten werken aan een samenleving die ieders onvervangbare waarde respecteert’ zijn bijvoorbeeld de bezinningsmomenten van elke dag verbonden: soms wordt er gebeden, soms wordt er een gedicht voorgelezen of is er stilte. Het stuk is nu de kapstok om het gesprek over identiteit gaande te houden. Iedere keer wordt een ander principe besproken.
Sociaal-emotionele ontwikkeling Bij de aanpak voor opbrengstgericht werken is de school begonnen met de sociaal-emotionele ontwikkeling. “Dat komt ook voort uit onze achtergrond, een katholieke Jenaplanschool, en het belang dat we hechten aan het welbevinden van kinderen. We kijken naar de groep en hoe ieder kind het individueel doet. Daarvoor hebben we een meetinstrument. Maar we kijken ook kritisch naar onszelf als leraren, dus gaan leraren bij elkaar in de klas kijken. Op basis van alle bevindingen hebben we het groepsplan ‘gedrag’ gemaakt. Daarin staat in welke fase de groep zit en wat hij nodig heeft om in de volgende fase te komen. De sociaal-emotionele ontwikkeling vinden we het meest belangrijk, het is een voorwaarde voor de cognitieve ontwikkeling. We zijn nu bezig met de zaakvakken”, vertelt Marsman. De school doet mee aan de Cito-toets, maar heeft geen eindtoets. “We denken dat we een heel goed beeld hebben van onze kinderen. Wanneer we kijken naar hun vervolgtraject op de middelbare school, worden we daar ook in bevestigd.”
Ouders is onze katholieke identiteit steeds een aandachtspunt. We spreken er regelmatig over, in ieder geval tijdens de drie scholingsmomenten per jaar.” Het jongste lid van het kleine team komt net van de opleiding, het oudste lid is begin vijftig.
Sociaal veilige school De Phoenix staat in een relatief nieuwe wijk, ongeveer twintig jaar geleden gebouwd, eerst op een andere locatie, maar in 2006 verhuisde de school naar een ander schoolgebouw in de wijk. Dat werd bij die gelegenheid grondig verbouwd. De school heeft 140 leerlingen die in stamgroepen zitten, typerend voor Jenaplanonderwijs, twee voor groep 1 en 2, twee voor groep 3, 4, en 5 en twee voor groep 6, 7, en 8. Het uitgangspunt is dat kinderen op deze manier veel van elkaar kunnen leren en als ze de oudsten in de groep zijn verantwoordelijkheid leren nemen. Zittenblijven kent een Jenaplanschool niet, “alleen in uitzonderlijke gevallen blijven kinderen wel eens een jaar langer omdat ze nog veel kunnen leren in de stamgroep. En we geven ook geen cijfers,” aldus Marsman. De school is gegroeid in leerlingenaantal, tegen de trend in,
28
in de bovenbouw is daarom een leerlingenstop ingevoerd, de kleuterbouw kan nog groeien. Veel kinderen komen van buiten de wijk, zelfs van buiten Zwolle. De meeste ouders kiezen heel bewust voor Jenaplanonderwijs, dat zijn over het algemeen hoger opgeleiden, ongeveer 50%, maar de school heeft ook kinderen van lager opgeleide ouders, zo is een aantal kinderen afkomstig van een woonwagenkamp in de buurt. “Onze school trekt ook kinderen die extra aandacht nodig hebben”, zegt Marsman, “ik denk dat dit een stuk te maken heeft met ons Jenaplanonderwijs, maar ook met de schoolgrootte en het feit dat we een goede zorgstructuur hebben. We doen er alles aan om een kind zich prettig te laten voelen en aandacht te geven, ook als we niet direct weten wat er aan de hand is. We zijn een sociaal heel veilige school.”
Katholieke Jenaplanschool Nadat Catent een identiteitsnota heeft geschreven en haar scholen heeft gevraagd daar ook zelf mee aan de slag te gaan, is de Phoenix op zoek gegaan naar de verhouding tussen het Jenaplanonderwijs en de katholieke identiteit van de school.
ngstgericht re b p o r o vo k a p n Bij de aa l begonnen met o o h c s e d is n e . werk ele ontwikkeling n o ti o m e la ia c o de s ort uit onze “Dat komt ook vo olieke Jenaplankath achtergrond, een et belang dat we school, en h welbevinden hechten aan het ren.” van kinde
In Jenaplanonderwijs delen ouders en school uitdrukkelijk de opvoeding. Marsman vertelt dat dit vooral blijkt uit de houding die de school naar ouders heeft: “we willen samen zorgen voor de beste begeleiding en vragen ouders wat zij daar aan toe kunnen voegen. We zijn veel met ouders in gesprek over de kinderen. Waar kinderen het goed doen is dat uiteraard minder dan bij kinderen die extra zorg nodig hebben. Bij veel gesprekken zijn kinderen ook zelf betrokken of vooraf, dus voor wij met de ouders in gesprek gaan. Ouders zijn over het algemeen heel tevreden over onze school.” De school heeft een ouderklankbordgroep voor onderwijskundige ontwikkelingen. Met hen is ook de identiteitsvisie besproken en gevraagd hoe die toegankelijk gemaakt kan worden voor ouders. Ongeveer twintig procent van de ouders en kinderen komt in de katholieke kerk, tien procent van de kinderen doet communie en vormsel. “Daaraan wordt op school ook aandacht besteed. De betrokken leraar gaat altijd naar de communieviering in de kerk. We hebben gesproken over het aanhalen van het contact met de parochie, er is inmiddels een werkgroep, maar tot concrete acties heeft dit nog niet geleid, omdat het praktisch vaak niet past.”
29
“Juist in een tijd waarin we sterk worden afgerekend op SINT-MARTINUS opbrengsten, en van ons worden hoge opbrengsten verHeerlen wacht want we zijn een 1.0-school, proberen we veel aandacht te hebben voor het welbevinden van onze kinderen. Dat is immers de voorwaarde voor goed presteren. Vanuit onze aandacht voor onze katholieke identiteit werken we aan dat welbevinden, zodat kinderen zich gehoord, gezien en gewaardeerd voelen en daardoor hun talenten kunnen ontwikkelen”, zegt directeur Frank Feron van de Sint-Martinusschool in Heerlen.
Foto: Rob Pinkse
Basisschool
de schoolnaam een goed uitgangspunt is om inhoud te geven aan de katholieke identiteit. Uitgangspunt van het bronnenboek zijn bijbelverhalen. Bij ieder verhaal hoort een tekst, liedjes en verdiepingsvragen voor de leraar. Deze moet zelf nog aan de slag, het zijn geen kant-en-klare lessen. Daarnaast wordt in iedere klas gewerkt met een tijdlijn. Daaraan worden afbeeldingen gehangen van het thema dat dat jaar in de lessencyclus aan de orde is. Ieder jaar wordt een ander thema gekozen, vorig jaar Engelen, dit jaar Dieren, dus met Kerstmis staat de ezel centraal en met Pasen het lam. Vivian benadrukt dat zij met het bronnenboek beogen “de oorspronkelijke boodschap van Jezus door te geven en spelenderwijs te vertalen naar de tijd van nu. Achter ieder bijbelverhaal zit een ander verhaal. Dat moet uitgepakt worden”. “De lessen leiden tot gesprekken in de klas die er anders niet zijn”, vult Marieke aan, “stille kinderen durven ineens aandacht te vragen.”
‘Je bent een
engel van God’ Hechte band school en parochie Gerrit-Jan Meulenbeld
H
et komt niet vaak voor dat je samen met bijna 300 kinderen in een kerk zit voor een viering. De Sint-Martinusschool in Heerlen heeft de gewoonte om ieder jaar in september als opening van het schooljaar een viering te organiseren rond het afgelopen jaarthema in de nabijgelegen parochiekerk St.-Martinus. Het is een stralende vrijdag. Bij het begin van de schooldag halen de kinderen uit de groepen zes, zeven en acht de kinderen uit de andere klassen op. In kleine groepjes maken ze, met directeur Frank Feron en de leraren, de wandeling naar de neo-romaanse kerk. Het interieur is heel licht, ruim, met een wit houten plafond en grote wandschilderingen. Bij binnenkomst manen de oudere leerlingen hun groepje tot stilte. Ze nemen hun taak serieus, weten dat je in een kerk geacht wordt rustig en verantwoordelijk te zijn. Ze genieten ervan. In de kerk wachten de jonge kapelaan Rick Blom en Vivian Kreutz, en Marieke Cloodt van Jeugdkring Chrisko hen op. De kerkbanken zijn snel gevuld, je ziet dat sommige kinderen onder de indruk zijn van het gebouw, ze blijven om zich heen kijken. Vivian en Marieke zetten het openingslied in: “Je bent een engel van God”. Ze hebben het lied, zoals alle andere liedjes die zullen weerklinken, zelf geschreven. Marieke begeleidt op de gitaar. De meeste kinderen zingen enthousiast mee. Engelen was het thema van het afgelopen jaar. Ook de kapelaan wijst erop in zijn openingswoord, “in de zomervakantie waren jullie misschien af en toe bengeltjes, maar nu willen jullie weer engeltjes, een voorbeeld voor elkaar en anderen zijn”. Hij vraagt een van de leerlingen een kaars aan te steken. Tientallen vingers gaan de lucht in, dus kiest de kapelaan. Hij vraagt ook naar de reden om de kaars aan te steken. Weer gaan talloze vingers de lucht in, een meisje uit de middenbouw mag het antwoord geven: “dan kunnen we aan God denken die ook een licht wil zijn.”
30
ol heel eigenIk heb onze scho or het project vo wijs, aangemeld ool’ met als ‘excellente sch Dit onder’. thema ‘identiteit elijks in w werp is nau mschrijven, opbrengsten te o en het maar we hebb geprobeerd. Opnieuw zingen veel kinderen uit volle borst: “wat zie je allemaal, wat hoor je allemaal onderweg, wat kom je tegen? Maar zie en hoor je ook met de ogen en oren van je hart?” De kapelaan legt vervolgens uit wat de betekenis van een engel is, een boodschapper van blijde boodschappen, en wat een blijde boodschap is en vervolgt zijn interactieve les met de vraag welke blijde boodschap de engel Gabriël aan Maria bracht: “dat zij Jezus in zijn(!) buik heeft”. De kapelaan vraagt stilte om het Onze Vader en Wees Gegroet te bidden. Het gaat minder vlot dan het zingen. Daarna zingen de kinderen die het afgelopen jaar hun communie hebben gedaan het lied ‘Geschenk van God’ voor. Het slotwoord is voor directeur Frank Feron die vertelt over Els en haar oma.
Excellente school De Sint-Martinusschool ligt in de Heerlense wijk Welten, een dorp opgeslokt door de stad, maar groen en ruim. De school heeft op dit moment 300 leerlingen en is, tegen de trend in, de afgelopen jaren gegroeid, 20% van de leerlingen komt van buiten de wijk. Frank Feron is sinds acht jaar directeur van de school. Dat de school zo duidelijk zijn katholieke identiteit
Frank Feron, directeur Sint-Martinusschool Heerlen. profileerde, sprak hem bij de eerste kennismaking erg aan. “Juist in een tijd waarin we sterk worden afgerekend op opbrengsten, en van ons worden hoge opbrengsten verwacht want we zijn een 1.0-school, proberen we veel aandacht te hebben voor het welbevinden van onze kinderen. Dat is immers de voorwaarde voor goed presteren. Vanuit onze aandacht voor onze katholieke identiteit werken we aan dat welbevinden, zodat kinderen zich gehoord, gezien en gewaardeerd voelen en daardoor hun talenten kunnen ontwikkelen. Ik heb onze school, heel eigenwijs, aangemeld voor het project ‘excellente school’ met als thema ‘identiteit’. Dit onderwerp is nauwelijks in opbrengsten te omschrijven, maar we hebben het geprobeerd. We kregen een positief rapport, maar de inspectie vond de onderbouwing onvoldoende voor een vermelding. Ik blijf erbij dat onze hoge opbrengsten met onze aandacht voor de identiteit te maken hebben.” Naast veel aandacht voor haar katholieke identiteit is de school gericht op adaptief onderwijs, op de ontwikkeling van een educatieve leeromgeving en is ze vooruitstrevend in haar computeronderwijs.
Bronnenboek Behalve vieringen nemen ook catecheselessen een belangrijk plaats in bij de vormgeving van de identiteit van de school. Deze worden verzorgd door Marieke Cloodt. Ze begon ooit als onderwijzeres, maar geeft nu op Sint-Martinus, naast drie andere scholen, waaronder een openbare school, de catecheselessen in groep een t/m zeven, doet de voorbereiding van communicanten en vormelingen en begeleidt het schoolkoor. Zij wordt geholpen door Vivan Kreutz, die van oorsprong verpleegkundige is. Zij geeft geen catechese, maar is wel betrokken bij de andere activiteiten. Zo ontwikkelen de twee dames ook, samen met nog anderen van Jeugdkring Chrisko, al het materiaal voor de catecheselessen zelf. Hun werk is uitgemond in een lijvig bronnenboek voor leraren voor het samenstellen en uitvoeren van catecheselessen. Sint-Martinus heeft een prominente plaats in het boek. Feron vertelt dat
Frank Feron vertelt dat de catecheselessen geen gewone lessen zijn, maar meer levenslessen, “het is de vertaling van de Bijbel naar het leven van alledag. Ik zie dat kinderen er vaak door geraakt worden en door de lessen weten ze dat ze, als ze verdrietig zijn of niet lekker in hun vel zitten, altijd bij iemand op school terecht kunnen. Ook de leraren zijn onder de indruk. Niet alle leraren zijn katholiek of gelovig, maar omdat we er zo intensief mee bezig zijn, ontstaan er allerlei diepgaande gesprekken die doorwerken in hun houding in de klas, in hun pedagogisch handelen.” Marieke en Vivian zijn, zoals gezegd, verbonden aan Jeugdkring Chrisko, die allerlei activiteiten organiseert voor jongeren van alle leeftijden vanuit het dekenaat Heerlen. Marieke is oorspronkelijk protestant, maar is katholiek geworden, Vivian is na een langere afwezigheid uit de katholieke kerk teruggekeerd, omdat ze vond dat deze te weinig voor jongeren doet. “Wij willen bij jongeren het geloof op een praktische manier handen en voeten geven. Ik herinner me zelf dat ik de verhalen die in de kerk werden verteld niet begreep, ze gingen over mijn hoofd heen. Dat willen wij voorkomen. Daarom zingen we ook zoveel. Het betekent ook dat je je als docent kwetsbaar moet opstellen”. Marieke: “Dat zou ik vroeger in de klas nooit hebben gedaan, nu wel.”
Wijkgemeenschap Behalve bij de opening van het schooljaar heeft de SintMartinusschool ook met Sint-Maarten, Kerstmis en Pasen vieringen, allemaal in de parochiekerk. De relatie met kapelaan Blom en deken Van Gaalen is heel goed. Frank Feron doet tijdens gezinsvieringen ook wel eens een woordje. Dat vindt hij belangrijk voor de zichtbaarheid van de school in de wijk, “in deze wijk kun je spreken van een hechte gemeenschap, waarin de school, de kerk, maar ook winkels, een belangrijk rol hebben.” www.bsmartinus.nl www.jeugdkringchrisko.nl Het goede voorbeeld, bronnenboek voor leerkrachten voor het samenstellen en uitvoeren van catecheselessen voor groep 1 tot en met 8 in het basisonderwijs, R.K. Stichting Jeugdkring Chrisko.
31
ROSA BASISSCHOOL Den Haag
“Delen is iets geven van jezelf.” Wat geven de leerlingen van groep 6 van de Rosabasisschool in Den Haag elkaar? Een impressie van een les over ‘een onverwacht feest’.
“Jullie hebben elkaar
veel te geven”
Anton de Wit
D
e moeder van Rana heeft voor de stroopwafels gezorgd. Voor heel de klas, en ook nog eens glutenen lactosevrij, zodat Rana zelf ze ook mag. Of nou ja, voor heel de klas: er zijn er te weinig, voor elk tafeltje van vier kinderen is er slechts één stroopwafel. “Hoe gaan we dat oplossen?”, vraagt Juf Gerda aan de leerlingen van groep 6. Op het digibord staat een stelling geprojecteerd: ‘Delen = iets geven van jezelf’. De kinderen hebben het digibord niet nodig om het antwoord te begrijpen. De opgewonden stemmen verstommen, gewetensvol kwijten de groepjes zich van hun taak: het zo precies mogelijk verdelen van de stroopwafel. Yakup breekt zijn stukje in nog kleinere delen om ook de fotograaf en de verslaggever die vandaag te gast zijn iets te kunnen geven.
Feestmaal De leerlingen brengen zo in de praktijk wat daarvoor al in het verhaal was gebeurd, dat juf Gerda had voorgelezen. Een vrije bewerking van het bijbelverhaal van de wonderbare broodvermenigvuldiging uit het Marcus-evangelie. Drommen mensen stonden aan de kant van het meer. Ze waren Jezus gevolgd, waren moe en hadden honger. Vijfduizend mensen waren het. “Moet je nagaan”, zegt juf Gerda. “Op onze school zitten ongeveer vijfhonderd kinderen. Dat is dus tien keer onze school!” Die school is de Rosabasisschool in Den Haag. Een naar eigen zeggen ‘open katholieke school’, in een kleurrijke wijk. De namen onder de zelfportretten die de muren van het klaslokaal sieren verraden de culturele diversiteit: Muhammed, Delano, Norbert, Narimane, nog een keer Muhammed… Juf Gerda: “Wat ik eerst eens even van jou wil horen, Remziye: staat dit verhaal over de broodvermenigvuldiging ook in jullie Koran? Sommige verhalen komen namelijk overeen.” Remziye schudt van nee, beslist en zelfverzekerd als een echte kenner. Vijf broden, twee vissen, voor die vijfduizend mensen. “Zie je het voor je, Muhammed? De manden gingen van hand tot hand, iedereen nam ervan. Er was genoeg voor iedereen, er was zelfs over. Hoe zouden jullie je voelen, als jullie er bij waren?” De vingers schieten omhoog. “Ik zou heel blij zijn”, zegt Zehra, “want ik zou vast veel honger hebben.” “Dankbaar”, zegt
32
Yakup. “Dankbaar, heel goed! En waarom is het een feestmaal geworden?” Isa: “Omdat het niet opging.” Narimane: “Omdat er zo veel mensen bij elkaar waren.” “Dat denk ik ook”, besluit Juf Gerda. “Als je met elkaar samen eet, heb je misschien wel aan een klein beetje genoeg. En ze waren bij Jezus. Dat was ook heel belangrijk.”
Lach Na het verhaal en het delen van de stroopwafels, pakt juf Gerda een stapel taartdozen die in de hoek van het lokaal staan. “Jullie kijken er al heel de dag naar”, lacht ze. “Wat zou erin zitten?” Nee, geen echte taarten. (“Aààhh”, klinkt het uit de klas.) Wel taartpunten van piepschuim, met plaatjes van aardbeien, kersen en slagroomtoefjes erop geplakt. De juf wijst nog eens naar het digibord. “Delen is iets geven van jezelf. Wat zou je van jezelf willen geven aan je klasgenootjes?” Het gaat nu over immateriële dingen, dat voelen de kinderen feilloos aan. Ze krijgen ieder een taartpunt, waar ze iets op mogen schrijven. “Vriendschap”, schrijven meerdere kinderen. “Een lach”, krabbelt een meisje met ernstige blik. Warmte. Gezelligheid. Daarna worden de taartpunten over de tafels verdeeld. Juf Gerda is tevreden. “Ik ga jullie wijsheid geven dit jaar. Daar doe ik tenminste erg mijn best voor. Jullie hebben ook van alles te geven. Je kunt vriendschap geven. Een luisterend oor. Een schouder om op te huilen. Maar ook een vrolijke lach. Er zijn veel dingen die jij kunt geven aan iemand anders. Veel meer dan een stukje stroopwafel.”
Foto: Herman Zonderland/NFP
k van alles Jullie hebben oo dschap geven. t vrien te geven. Je kun oor. Een schouder Een luisterend ar ook een vrolijke Ma om op te huilen. el dingen die jij lach. Er zijn ve mand anders. kunt geven aan ie een stukje Veel meer dan l. stroopwafe
33
Om de Week van het katholiek onderwijs in de praktijk mee vorm te geven hebben de bisschoppelijk gedelegeerden voor het onderwijs een lesbrief geschreven. Een concreet en praktisch aanbod waar leraren in de klas mee aan de slag konden. Dit heeft ertoe bijgedragen dat de Week van het katholiek onderwijs geen abstract gegeven is gebleven, maar dat de kinderen in de klas er ook deel aan hebben gehad. De Week van het katholiek onderwijs en de Kinderboekenweek vielen samen. Het thema van de Kinderboekenweek was ‘Feest!’ Het thema van deze lesbrief was een variant hierop. Dit heeft ervoor gezorgd dat leraren beide evenementen met elkaar konden verbinden en in de lessen godsdienst/ levensbeschouwing een katholieke invulling aan het thema konden geven.
“Veel van onze aannames werden
onderuit gehaald” Adjunct-directrice Betty Hoekstra:
“W
at belangrijk is, is dat wij laten merken dat wanneer wij vieren, dat het voortkomt uit een bijbelverhaal. Het is niet zo dat we alleen een mooie boom opzetten met Kerstmis, we willen laten zien: waar komt het verhaal vandaan?” Dat zei Betty Hoekstra, adjunct-directrice van de Haagse Rosabasisschool, in de uitzending van Kruispunt Radio van 4 oktober 2014.1 In dit programma werd ruim aandacht besteed aan de Week van het katholiek onderwijs, die daags erna van start zou gaan. Gevraagd naar wanneer zij de Week van het katholiek onderwijs als geslaagd zou beoordelen, antwoordde Hoekstra: “Wanneer het vieren inderdaad vieren was, en als kinderen kunnen vertellen wat ze gevierd hebben en waar het vandaan komt. Het belangrijkste vind ik daarbij het gevoel. Wat hebben ze gevoeld toen ze dat met elkaar hebben gevierd?” Enkele weken later heeft Betty Hoekstra inderdaad de tijdens de radio-uitzending aangekondigde evaluatie uitgevoerd. Ze heeft alle leraren aan de tand gevoeld, en reacties per mail verzameld. Is de Week volgens haar inderdaad geslaagd? “Jazeker”, zegt Hoekstra. “We kijken er allemaal positief op terug, en ik vind het voor herhaling vatbaar. Al toen ik het programma uitzette merkte ik een positieve respons in het team. De lesbrieven zaten goed in elkaar, ze waren erg duidelijk en de suggesties waren zeer bruikbaar. Dus dat hielp de leraren goed bij het voorbereiden.” “Van tevoren hadden we de angst dat het inhoudelijk soms best moeilijk zou zijn. Is de stof wel te volgen? Is de Bijbel wel voldoende bekend bij kinderen, zeker ook die uit andere culturen, om de strekking te kunnen volgen? Maar we werden positief verrast. Alleen bij de jongste kleuters werd het verhaal over Franciscus als pittig ervaren. De juf heeft het nog geprobeerd met een handpop van een wolf, maar dat mocht niet baten. Ik kijk daar niet van op, want in die groepen zitten veel kinderen die de Nederlandse taal nog niet machtig zijn. Maar verder werd er in alle groepen zeer positief gereageerd. Elke leraar heeft er een weg in kunnen vinden.” “In de bovenbouw leidde de lesstof echt tot diepgaande gesprekken, over de raakvlakken tussen christendom en islam bijvoorbeeld. En hoe gemengd onze leerlingenpopulatie ook is, de kennis van de achtergronden bleek veel groter dan wij dachten. In de middenbouw is een quiz gehouden, en de kinderen wisten meer dan de helft. Ook ontdekten wij dat de Bijbel veel breder bekend is dan wij dachten. Zo konden veel van onze aannames onderuit gehaald worden. Dat is toch leuk?” 1
Te beluisteren via RKK Kruispunt Radio: http://kruispuntradio.rkk.nl/seizoenen/ 2014/afleveringen/04-10-2014
34
Lesbrief ‘Feest vieren’ Astrid Bakker, bisschoppelijk gedelegeerde voor katholiek onderwijs
Een school waar mensen tellen
M
gr. Hendriks verwoordt het in de lesbrief als volgt: “Feesten zijn belangrijk op katholieke scholen: Kerstmis, Pasen, Sint-Maarten en andere feesten worden op veel scholen gevierd. Scholen zijn betrokken bij eerste communie en vormsel. Met feesten laten we zien waar het in het leven om gaat. Een mens is geen vat om te vullen met weetjes, geen computer die geprogrammeerd moet worden om taken te vervullen, maar een persoon, met gaven en talenten. Die persoon mag zich ontplooien met zijn rijkdom aan menselijkheid; daar is katholiek onderwijs op gericht. Feesten spelen daarbij een grote rol: je mag het leven vieren als geschenk. Bij een feest gaat het even niet om wat je moet en presteert, maar om menszijn, blijheid en dankbaarheid. Jezus heeft een feestelijke maaltijd gekozen als manier om zijn leven, dood en verrijzenis te vieren. Bedankt voor jullie inzet voor een school waar mensen tellen!”
De opzet van de lesbrief De brief bestaat uit drie katernen, voor de onderbouw (groep 1 t/m 3), de middenbouw (groep 4 t/m 6) en de bovenbouw (groep 7 en 8). Ieder katern bestaat uit twee lessen, die elk uit drie onderdelen bestaan: een inleidende werkvorm, de kern van de les en de afsluiting. Een les duurt gemiddeld 25 tot 30 minuten. Het katern van de onderbouw heeft als titel ‘Het feest van Franciscus’, naar aanleiding van Werelddierendag op 4 oktober. Op een speelse manier komen begrippen als ‘vrede sluiten’ en ‘dankbaarheid’ aan de orde. Het katern van de middenbouw heet ‘Een onverwacht feest’. Aan de hand van afwisselende werkvormen komen de kinderen in aanraking met de begrippen ‘verwondering’, ‘overvloed’ en ‘delen’. Het katern ‘Feest in de kerk’ voor de bovenbouw besteedt aandacht aan de hechte groep die aan de wieg stond van de katholieke Kerk en stelt kerkelijke feesten aan de orde. Het materiaal voor
de verschillende bouwen bevat elementen die kunnen worden gebruikt in een gezamenlijke viering: zo krijgt de Week van het katholiek onderwijs op school een waardige afsluiting in de lijn van het thema. De lesbrief en bijbehorende materialen zijn ook buiten de Week van het katholiek onderwijs te gebruiken. U kunt ze downloaden op www.katholiekonderwijs.nl.
Uit de praktijk Op de Mgr. Bekkersschool in Spijkenisse is de lesbrief in alle groepen gebruikt. Het kwam die week in de plaats van de methode Hemel en Aarde. “De leraren waren gemotiveerd om dit te doen”, zegt directeur Michael Westdijk. “De lesbrief is laagdrempelig en biedt goede handvatten om met de kinderen in gesprek te komen. De leraren hoefden er niet allerlei extra dingen bij te halen. Bovendien sloot de brief aan bij de actualiteit van Dierendag en van het thema ‘Feest’ van de Kinderboekenweek.” Ook in het team is de lesbrief aan de orde geweest. De identiteitsvergadering, die drie keer per jaar plaatsvindt, stond later gepland maar is bewust naar voren gehaald zodat het team in de Week van het katholiek onderwijs in gesprek kon gaan aan de hand van suggesties die in het algemene katern genoemd worden. Ter illustratie wordt de pagina met de suggesties bij dit artikelweergegeven: laat u inspireren! Michael Westdijk vindt het een goed idee, ieder jaar een Week van het katholiek onderwijs te houden. “We zijn alle weken van het jaar een katholieke school, niet alleen in zo’n speciale week. Maar het is goed om in die week bewust te vieren, dat we een katholieke school zijn. We zijn daar trots op! En het idee dat niet alleen wij, maar ook andere scholen in Nederland in dezelfde week daarbij stilstaan, geeft een gevoel van verbondenheid.”
35
De Week van het katholiek onderwijs
www.nksr.nl
Een manier om de positieve indruk die de samenleving van het katholiek onderwijs heeft, te bevestigen, namelijk dat het een plaats is voor leren en geloof. Maar ook: een kans om op school het gesprek over katholiek onderwijs te voeden. Tevens kan deze week een aanleiding zijn om met andere scholen contact te hebben en ervaringen te delen. Zie het als een uiting van de wens katholiek onderwijs als een rijk idee verder te ontwikkelen, vitaal te houden en stappen te zetten in de volgende metamorfose, in dialoog en in een vrij identiteitsproces.
Colofon Magazine Week van het katholiek onderwijs Aan het magazine werkten mee Astrid Bakker Mgr. Jan Hendriks Tom Knippers Gerrit-Jan Meulenbeld Agda Wachter Anton de Wit Uitgave van NKSR© Woerden, december 2014 www.nksr.nl
Redactie en productie Nico Dullemans en Irma Verbeek Grafisch ontwerp Impulsar www.impulsar.nl Fotografie Jeroen de Jong, William Moore, Herman Zonderland Omslagfoto William Moore, leerlinge R.K. basisschool Bernadette Maria, Delft