KADERNOTA 2013 RMB
1
2
Inhoudsopgave 1. Algemeen 2. De begrotingssystematiek van het RMB 3. Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) 3.1 3.2 3.3
Positie Provincie Positie Rijk Financiële gevolgen RUD
4. Type-1 taken 4.1
Inhoud van het voorstel dat aan het Algemeen Bestuur wordt gedaan:
5. Bezuinigingen 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8
Algemeen Toezicht en handhaving Type 1 taken Bestuurscommissie afvalinzameling Land van Cuijk en Boekel. Bedrijfsvoering Personeelslasten Indexering Resumé
6. Rekentechnische uitgangspunten 6.1 6.2 6.3
Loonkosten Materiele lasten Kapitaallasten
7. Stijging uurtarieven 8. Investeringen en beleidsintensiveringen 9. Beleidsontwikkeling RMB 9.1 9.2
Strategische visie Huisvesting
10. Bestuurscommissie afvalinzameling land van Cuijk en Boekel 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5
Aanbestedingsprocedure afvalovereenkomsten Afvalbrochure Voorlichting aan scholen Kunststof vergoeding Ondergrondse inzameling restafval
11. Toelichting op de verschillen met de begroting 2012 (na wijziging) 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 11.7
Ondersteuning B.C. (7200) Voorlichting (7201) Inzameling huishoudelijk afval (7210) Milieustraten (7211) Verwerking huishoudelijk afval (7212) Bruin- en witgoed (7213) Kca-verwerking (7215) / Glasinzameling (7216) / Kerstbomenroute (7217)
12. Gemeentelijke bijdragen voor 2013 13. Meerjarenperspectief
5 5 6 7 8 8
8 9
10 10 11 11 11 11 12 12 12
13 13 13 13
13 14 14 14 15
15 15 16 16 16 16
16 17 17 18 18 18 18 19
20 21
3
4
Uitgangspunten voor de begroting 2013 van het RMB 1. ALGEMEEN Voor u ligt de kadernota 2013 van het RMB. Het jaar 2013 staat in het teken van: 1. De start van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD) per 1 januari 2013. 2. Herziening van de zogenaamde type-1 taken. 3. Bezuinigingen In onderstaande paragrafen zal op bovengenoemde onderwerpen nader worden ingegaan. Tevens wordt een verduidelijking gegeven van de begrotingssystematiek van het RMB. 2. DE BEGROTINGSSYSTEMATIEK VAN HET RMB Bij de start van het RMB is de opdracht meegegeven de bedrijfsvoering zo in te richten dat de organisatie bedrijfsmatig en marktconform opereert. Dat heeft geresulteerd in de volgende uitgangspunten: De tarieven mogen slechts stijgen met rekentechnische uitgangspunten (verhoging personeelslasten met CAO afspraken en stijging van de materiele lasten met de inflatie). Hierbij geldt dat de kosten van het RMB voor meer dan 80% bestaan uit personeelslasten. Het personeel is ook het belangrijkste productiemiddel van het RMB. Indien het RMB extra uitgaven wil doen (b.v. investeringen in bedrijfsmiddelen, systemen, ( kwaliteitszorgsysteem), kennis en opleidingen etc) dient dit door de organisatie zelf te worden verdiend. Dit kan door bijvoorbeeld diensten te leveren aan niet deelnemende gemeenten. Hierbij wordt overigens altijd als uitgangspunt gehanteerd dat dit niet ten koste mag gaan van de dienstverlening aan deelnemende gemeenten, en een financieel voordeel dient op te leveren voor het RMB. Door extra inzet en inspanning van de medewerkers van het RMB is de afgelopen jaren een voordelig exploitatiesaldo gerealiseerd. Bij het vaststellen van de jaarrekening wordt aan het bestuur (lees: gemeenten) gevraagd om hiervan een deel te mogen gebruiken ten behoeve van organisatieversterkende projecten, bijvoorbeeld het opzetten van een kwaliteitszorgsysteem of het doen van investeringen in ICT om hiermee tot een efficiëntere taakuitvoering te komen. Een deel, afhankelijk van de omvang van het exploitatiesaldo, van het voordelig saldo wordt uitgekeerd aan de deelnemende gemeenten op basis van afgenomen contracturen (een korting achteraf op het uurtarief). Doel van deze systematiek is: Duidelijkheid voor de deelnemende gemeenten over het tarief van het RMB. Er worden geen extra financiële bijdragen gevraagd voor het doen van extra uitgaven die ten doel hebben de dienstverlening aan de deelnemende gemeenten te continueren c.q. verbeteren.
5
De organisatie wordt geprikkeld om zich extra in te spannen om voordelige exploitatiesaldi te realiseren. Deze kunnen immers deels worden ingezet ten behoeve van versterking (en dus continuïteit) van de eigen organisatie. Hiermee wordt gestimuleerd dat het RMB bedrijfsmatig opereert. De deelnemende gemeenten krijgen een betere dienstverlening waarvan de rekening is betaald door niet deelnemende gemeenten1. Bovenstaande systematiek heeft voor zowel het RMB als voor de deelnemende gemeenten tot op heden uitstekend gewerkt. Sinds de start van het RMB is, behoudens het jaar 2010, elk jaar positief afgesloten en vrijwel elk jaar een bedrag uitgekeerd aan de deelnemende gemeenten. Het RMB is in staat geweest om ISO 9001 gecertificeerd te worden, een adequaat managementinformatiesysteem voor projecten en document volgsysteem op te zetten en moderne adequate bedrijfsmiddelen aan te schaffen waarvoor geen gemeentelijke bijdrage is gevraagd. 3. REGIONALE UITVOERINGSDIENST (RUD) In 2009 is een traject gestart om te komen tot 3 Regionale Uitvoeringsdiensten in Brabant. Deze RUD’s dienen per 1 januari 2013 operationeel te zijn. De basis voor het takenpakket dat gemeenten inbrengen bij de RUD’s vormt het rapport “van Brabants Bont naar Brabants Maatwerk”. Dit takenpakket wijkt af van het landelijk voorgestelde basistakenpakket dat een grotere omvang kent. De provincie heeft aangegeven het complete VTH takenpakket bij het RUD onder te brengen. Voor het gebied Brabant Noord, bestaande uit de 13 gemeenten die deelnemen aan het RMB en de 7 gemeenten uit het voormalig Stadsgewest ’s-Hertogenbosch, is medio 2011 de grondvorm vastgesteld door de colleges van deze gemeenten en de provincie. Deze grondvorm ziet er, ten tijde van het opstellen van deze kadernota (december 2011), als volgt uit: Als juridisch construct voor het RUD wordt gekozen voor een lichte gemeenschappelijke regeling (geen openbaar lichaam). Er komt een algemeen bestuur dat verantwoordelijk is voor de koers van de RUD. Een dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur, het toezicht op de kwaliteit van de RUD en de behartiging van de belangen van de RUD. Een collegiaal directieteam, bestaande uit de directeuren (of hun gemandateerd vertegenwoordiger) van de uitvoeringsstations: de gemeente ’s-Hertogenbosch en het RMB en de directeur van de bestuurszetel, gemeente Oss, geeft leiding aan de ambtelijke organisatie van de RUD. Het directieteam is als collectief verantwoordelijk voor de aansturing van de bovenlokale taken die de RUD uitvoert en de samenwerking in RUD-verband in het algemeen. De twee directeuren van de uitvoeringsstations zijn individueel aanspreekbaar op de organisatie en uitvoering van de taken die bij hen zijn belegd. De leden van het directieteam hebben daarbij elk een eigen portefeuille.
1
Met de vorming van de RUD’s zal de dienstverlening aan niet deelnemende gemeenten afnemen omdat de gemeenten dan zijn aangewezen op hun eigen RUD. 6
3.1 Positie Provincie De provincie heeft aangegeven het volledige VTH takenpakket bij de RUD onder te brengen (inclusief het provinciale personeel dat belast is met dit takenpakket). De provincie heeft hieraan wel als voorwaarde verbonden dat het takenpakket alleen wordt overgedragen aan een gemeenschappelijke regeling in de vorm van een openbaar lichaam waarin de provincie ook deelneemt. Het is voor de provincie niet mogelijk om deel te nemen in de lichte gemeenschappelijke regeling RUD. Omdat het geen openbaar lichaam is, kan er geen personeel aan worden overgedragen. De provincie heeft de intentie uitgesproken om haar takenpakket voor het gebied Brabant Noord onder te brengen bij het RMB en als deelnemer toe te treden tot het RMB. In haar vergadering van 15 december 2011 heeft het Algemeen Bestuur van het RMB uitgesproken hier, onder een aantal randvoorwaarden, positief tegenover te staan. Hoewel de exacte omvang van het takenpakket van de provincie nog niet bekend is wordt uitgegaan van de komst van minimaal 40 FTE vanuit de provincie.
7
3.2 Positie Rijk Staatsecretaris Atsma heeft in december 2011 in een brief aan de provincie aangegeven dat hij problemen heeft met de situatie in Brabant Noord. De bezwaren van de Staatssecretaris richten zich op: De juridische constructie (er is geen openbaar lichaam op grond van de gemeenschappelijke regeling) De aansturing van het RUD (de Staatsecretaris wil dat er een eenhoofdige leiding van waaruit het takenpakket wordt aangestuurd) Het takenpakket. Het takenpakket volgens “Brabants Bont” wijkt af van het landelijk afgesproken basistakenpakket. De Staatsecretaris geeft aan dat gemeenten die minder inbrengen als het basistakenpakket zullen worden aangemerkt als “witte vlek”. Hij is voornemens om deze gemeenten de bevoegdheden met betrekking tot het basistakenpakket te ontnemen. Deze bevoegdheden worden overgedragen aan de provincie die deze taken moet onderbrengen bij de RUD. 3.3 Financiële gevolgen RUD In deze kadernota is geen rekening gehouden met de invoering van de RUD per 1 januari 2013. Op dit moment is nog onvoldoende duidelijk hoe de uiteindelijke RUD Brabant Noord er uitziet gelet op de brief van Staatssecretaris Atsma. Ook de uitwerking van de voorgenomen sanctiemaatregelen zijn ongewis. Het is op dit moment onduidelijk wat de gevolgen van invoering van de RUD voor het RMB zullen zijn. Zodra hierover duidelijkheid ontstaat zal dit middels een begrotingswijziging aan de deelnemende gemeenten worden voorgelegd. Met de vorming van het RUD zal de dienstverlening aan niet-deelnemende gemeenten afnemen omdat deze gemeenten dan zijn aangewezen op hun eigen RUD. Hierop wordt door het RMB in het personeelsbeleid reeds geanticipeerd. Het gevolg zal mogelijk zijn dat de ruimte voor extra investeringen, vanuit voordelige exploitatiesaldi, wordt beperkt of komt te vervallen. Gelet op de omvang van het takenpakket (inclusief personeel) dat vanuit de provincie aan het RMB zal worden overgedragen is het lastig om een goed meerjarenperspectief te schetsen. Vandaar dat in het meerjarenperspectief is uitgegaan van het kostenniveau 2013. 4. TYPE-1 TAKEN In 2011 heeft het bestuur het RMB de opdracht gegeven om te komen met een voorstel voor een andere invulling van de inrichting/inzet van de type-1 taken. Dat zijn de taken die gefinancierd worden met een bijdrage per inwoner. De inzet is het handhaven van de samenwerking via het RMB op een zinvolle, efficiënte en financieel verantwoorde wijze, met meer flexibiliteit voor de individuele gemeente en zonder gedwongen winkelnering. Dit heeft geresulteerd in een voorstel aan het Algemeen Bestuur dat zal worden behandeld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 16 februari 2012.
8
4.1 Inhoud van het voorstel dat aan het Algemeen Bestuur wordt gedaan: De inhoud van het voorstel dat aan het Algemeen Bestuur wordt gedaan om de wijziging van de type-1 taken vorm te geven: 1. De wat vraag. Wat is de inhoud? Waar is behoefte aan? Wat is waardevol? 2. De hoe vraag. Hoe organiseren we onze samenwerking? Hoe gaan de hazen lopen? 3. De waarmee vraag. Afgeleid (maar niet minder cruciaal) is de vraag hoe we de samenwerking financieren? Ad 1 gezamenlijke energie Het programma zou tot stand moeten komen door uitwisseling en afstemming op bestuurlijk en ambtelijk niveau. Naast ambtelijke voorstellen over wat er op de gemeenten afkomt en waar de gemeenten op moeten anticiperen (zowel wettelijke taak als invulling te geven aan eigen beleidsvrijheid) zullen ook bestuurlijk prioriteiten en wensen moeten worden aangegeven voor het regionale omgevingsbeleid. Van daaruit wordt met wisselende gemeentelijke expertisepools, die dus per beleidsterrein kunnen verschillen, de gezamenlijke energie afgestemd en benoemd. Het RMB treedt daarbij als facilitator op om de gelegenheidscoalities te ondersteunen. Ad 2 wisselende coalities per onderdeel De spil in de organisatie van de samenwerking hoort volgens het RMB één van de bestuurders in het DB te zijn. De DB-bestuurder coördineert het programma en voert de bestuurlijk dialoog. Van belang is dat het DB binnen het AB een bestuurlijk trekker uitnodigt voor elk onderdeel of thema van het programma. Hij/zij wordt ondersteund door inhoudelijk deskundige RMB-medewerker. Het RMB zorgt daarnaast voor de onderlinge afstemming tussen de programmaonderdelen en beleidsterreinen, maar ook voor het onderhoud en de uitbreiding van het (kennis)netwerk. Het RMB bereidt de besluitvorming en evaluatie in het AB voor. Elk onderdeel of thema van het programma heeft dus een bestuurlijk trekker en ambtelijke ondersteuning vanuit het RMB. Deze bestuursondersteuning (bestuurder en RMBmedewerker) vormen de scharnierfunctie en tevens ook de netwerkfunctie voor met name nieuwe ontwikkelingen. De bestuurlijk trekker bepaalt de opgave, de stakeholders, de coalitie van gemeenten en bewaakt het commitment. Hij/zij is de ambassadeur van het programma onderdeel in het AB en kan worden ondersteund door een ambtelijk expertgroep van de aan de coalitie deelnemende gemeenten. De benodigde inzet van het RMB is gekoppeld aan de omvang/betekenis van opgave en organisatie. Ad 3 vrijwillig maar niet vrijblijvend; de financiën Een samenwerking kan alleen wat betekenen als het vrijwillig is, maar niet vrijblijvend. Het RMB vindt dat dit ook in de financiering tot uiting moet komen. Dat wil zeggen dat elke gemeente proportioneel jaarlijks een vaste bijdrage inlegt bij het RMB op basis van een bijdrage per inwoner.
9
Dat is de basis van het programma. Dit wordt in de toekomst het regionaal samenwerkingsbudget (RSB) genoemd. Het verschil met het tot op heden gehanteerde regime is dat de individuele gemeente zijn eigen ingebrachte budget voor de samenwerking bestemd. Vanuit dit gemeentelijke potje participeert de gemeente in één of meerdere clusters van samenwerking en brengt op deze wijze met andere gemeenten een plan of notitie tot stand. Dit is efficiënter (meerdere gemeenten brengen financiële middelen in) en effectiever (er wordt een gezamenlijk projectplan opgesteld) waardoor deelnemende partijen elkaar kunnen aanspreken op hun inbreng en deelname. Dat betekent dat er standaard jaarlijks een bedrag op de gemeentebegroting beschikbaar is voor gemeentegrensoverstijgende (beleids) afstemming en uitvoering op de gemeentelijke begroting. De inleg is dus gelabeld aan de gemeente. De gemeente betaalt voor de activiteiten waar de gemeente aan meedoet op basis van een programma dan wel project. Is de bijdrage niet toereikend dan vult de gemeente dat aan, de activiteit ondervindt vertraging of er vindt vervolgens financiering in een volgend boekjaar plaats. Er zullen nog enkele afspraken gemaakt moeten worden over bijvoorbeeld: * Een beperkt deel dat uit de bijdrage per inwoner moet worden afgezonderd, omdat die moet worden ingezet voor belangenbehartiging van alle gemeenten; bijvoorbeeld de ambtelijke vertegenwoordiging en bestuurlijke ondersteuning van de Vereniging van Contractanten; de programmacoördinatie voor de scharnierfunctie (aanjagen en afstemmen) en de netwerkfunctie voor met name nieuwe ontwikkelingen. * Het minimaal aantal deelnemende gemeenten in een samenwerkingscluster is vier; per slot van rekening moet samenwerking intrinsiek een meerwaarde opleveren. * Is de bijdrage niet geconsumeerd dan wordt deze doorgeschoven naar het volgende jaar. Of dit ongelimiteerd kan zijn, is een nog uit te werken onderwerp samen met de ambtelijke gemeentelijke vertegenwoordigers. De insteek moet zijn: "meer halen uit samenwerking". Bij een jaarlijks overschot van de bijdrage wordt dit aangevuld tot de jaarlijkse vaste bijdrage. Over het mogelijke omzetverlies van het RMB over het boekjaar als gevolg van overbezetting doordat medewerkers niet kunnen worden ingezet, worden nog compensatieafspraken gemaakt. Deze afspraken zullen in alle redelijkheid en binnen de proporties van een klein programma vastgesteld worden. 5. BEZUINIGINGEN
5.1 Algemeen Duidelijk is dat ook gemeenten in financieel zwaar weer verkeren. Het is dan ook logisch dat aan gemeenschappelijke regelingen wordt gevraagd om een bijdrage te leveren aan de bezuinigingen die door gemeenten worden doorgevoerd. Door de gemeente Oss is, namens de overige deelnemende gemeenten, gevraagd om een bezuiniging van 10% door te voeren over de jaren 2012 – 2014. Hierbij wordt 2011 als basisjaar genomen. 10
Tevens is verzocht om de indexering voor loon- en prijsontwikkelingen op nihil te stellen. Het RMB is van harte bereid om, voor zover het binnen haar mogelijkheden ligt, deze bijdrage aan de gemeentelijke bezuinigingen te leveren. 5.2 Toezicht en handhaving Voor de taak toezicht en handhaving is reeds inde kadernota 2012 aangegeven dat een efficiencyvoordeel zal worden gerealiseerd in de periode 2012 -2015 van 10%. Dat is een voordeel van 2,5% op jaarbasis. In 2013 zal dus wederom een efficiencyvoordeel van 2,5% op deze taak gerealiseerd worden. 5.3 Type 1 taken De type-1 taken betreffen de taken die worden gefinancierd met een bijdrage per inwoner. Op deze taak is in 2012 reeds een bezuiniging van 10% doorgevoerd. Hiermee is voldaan aan de wens om voor de periode 2012 – 2015 een bezuiniging van 10% door te voeren. De structuur van de type-1 taken zal worden aangepast (zie paragraaf 4). Het feit dat wordt voorgesteld dat gemeenten hun bijdrage zelf gaan bestemmen, leidt tot een efficiënte wijze van inzet van middelen waardoor er mogelijkheden voor de gemeenten mogelijkheden ontstaan om de beschikbare middelen effectiever in te zetten. 5.4 Bestuurscommissie afvalinzameling Land van Cuijk en Boekel. De kosten van de afvalinzameling voor de gemeenten in het Land van Cuijk en Boekel zullen in 2013 licht stijgen met € 74.000,00 (1,7%). Deze stijging is het gevolg van indexering van de (inzamel)contracten en afname van de vergoeding die wordt ontvangen voor kunststof. Per saldo is er voor een bedrag van € 57.000,00 aan beleidsombuigingen gerealiseerd. In totaal is voor € 110.000,00 aan nieuw beleid voorzien onder gelijktijdig schrappen van oud beleid voor een bedrag van € 167.000,00. 5.5 Bedrijfsvoering Op de bedrijfsvoering is de afgelopen 3 jaar al zoveel bezuinigd dat hier nauwelijks meer iets te halen valt. Alle posten waarop bezuinigd kan worden zijn inmiddels teruggebracht tot het minimum. Zo zijn onder meer bezuinigingen doorgevoerd op: Reiskosten voor dienstreizen (circa € 50.000,00) Studiekosten, het budget voor opleidingen is verlaagd met € 35.000,00 en bedraagt nu nog € 159.000,00 (dit is circa 2,5% van de salarislasten) Schoonmaak (circa € 20.000,00) OR, het budget voor de ondernemingsraad is verlaagd met € 20.000,00 Wervingskosten, het volledige budget voor werving en selectie van € 70.000,00 is komen te vervallen Kerstviering en afdelingsuitjes. Deze zijn nu volledig in eigen tijd (besparing circa € 50.000,00) Vervanging bij ziekte. Het volledige budget voor vervanging bij ziekte is bij de ondersteunende afdelingen komen te vervallen (circa € 80.000,00) Onderhoud planten, kunstuitleen. Door het onderhoud op planten te laten vervallen en het contract met de kunstuitleen te beeindigen is een besparing van circa € 9.000,00 gerealiseerd Extra bezuinigingen doorvoeren in de bedrijfsvoering is bijna niet meer mogelijk zonder hiermee de continuïteit in de primaire processen in gevaar te brengen.
11
5.6 Personeelslasten De bedrijfsvoering van het RMB is, op onderdelen, te vergelijken met die van een zakelijk dienstverlener. De opbrengsten bestaan voor het overgrote deel uit een vergoeding voor geleverde diensten (uren). De formatie van het RMB is afgestemd op de vraag naar dienstverlening. Het schrappen van formatieplaatsen zal dus een averechts effect hebben; de omzet daalt en de dekking voor vaste lasten vermindert. Een toename van de dienstverlening, en dus ook de formatie, zal een positief effect hebben op de uurtarieven. Er is meer dekking aanwezig voor de vaste lasten. Afname van meer diensten bij het RMB zal dus ook een bijdrage leveren aan de gevraagde bezuinigingen. Het is goed dat onze gemeenten dit ook in het achterhoofd houden wanneer een uitbestedingsvraagstuk speelt. 5.7 Indexering Het RMB is een uitvoerende organisatie met nauwelijks beleidsmatige ruimte. Alleen voor de type1 taken geldt dat er de mogelijkheid is om in de taken zelf te schrappen. Daar is met ingang van 1 januari 2012 al 10% op bezuinigd. Voor de overige taken geldt als adagium: “U vraagt, wij draaien”. Consequentie van het bovenstaand is dat het niet mogelijk is om de indexering voor loon- en prijsontwikkelingen op 0 te zetten. Het grootste deel ( meer dan 80%) van de kosten van het RMB bestaat uit personeelslasten. Deze kosten volgen uit de CAO voor gemeenten (CAR-UWO) en zijn door het RMB niet te beïnvloeden. Zoals aangegeven is de overhead al teruggebracht tot het minimale niveau. Verder terugdringen gaat zeer zeker de kwaliteit van de dienstverlening beïnvloeden. Vandaar dat toch een indexering op de tarieven is toegepast. Mochten gemeenten meer willen bezuinigingen op de dienstverlening van het RMB dan kan dit door minder diensten af te nemen. Mochten gemeenten hiertoe besluiten dan verzoeken wij dat voor 1 oktober door te geven zodat er voldoende tijd is om hierop te anticiperen. 5.8 Resumé Door de deelnemende gemeenten is gevraagd om een bezuiniging door te voeren in de periode 2012 – 2015 van in totaal 10%. Naast deze bezuiniging is gevraagd om in de meerjarenraming de inflatie/prijscorrectie op nihil te houden. Het RMB heeft dit als volgt ingevuld. De bijdrage voor de type-1 taken, dit zijn de taken die met een bijdrage per inwoner worden gefinancierd en dus voor alle gemeenten gelden, is in 2012 met 10% verlaagd ten opzichte van 2013. Voor de taak Toezicht en Handhaving wordt in de periode 2012 - 2015 een efficiencyvoordeel van 2,5% per jaar gerealiseerd. Over de gehele periode wordt daarmee een bezuiniging van 10% gerealiseerd.
12
6. REKENTECHNISCHE UITGANGSPUNTEN
6.1 Loonkosten Geraamde loonkostenontwikkeling 2011 Geraamde loonkosten in 2011 Werkelijke loonkostenstijging in 2011 Verschil in 2011
1,0% 2,0%
Geraamde loonkostenontwikkeling in 2012 Geraamde loonkostenstijging in begroting 2012 Werkelijke loonkostenstijging 2012 Verschil in 2012
1,0% 1,25%
Geraamde loonkostenontwikkeling 2013 Stijging als gevolg van afsluiten nieuwe CAO Incidentele en normale periodieke verhogingen Totaal 2013
1,0% 0,5%
1,0%
0,25%
Totale loonkostenstijging in 2013
1,5% 2,75%
Zoals bekend is er nog geen nieuwe CAO afgesloten voor de periode 2011 – 2013. Bij de ontwikkeling van de loonkosten in 2011 en 2012 is rekening gehouden met het eindbod van de werkgevers voor een nieuwe CAO voor de periode 2011 – 2013. Voor 2013 wordt rekening gehouden met een stijging van de loonkosten met 1%. 6.2 Materiele lasten Voor 2013 wordt rekening gehouden met een stijging van de materiele lasten met 1,5%. 6.3 Kapitaallasten Over de kapitaallasten wordt geen inflatiepercentage berekend. De tariefstijging op basis van het gewogen gemiddelde bedraagt op basis van bovenstaande rekentechnische uitgangspunten 2,5%. 7. STIJGING UURTARIEVEN Onderstaand de tarieven van het RMB voor 2013. Het RMB werkt met tariefsdifferentiatie. Wanneer een volledig milieuprogramma aan het RMB wordt opgedragen kan worden uitgegaan van deze tarieven. Wanneer slechts een beperkt aantal reguliere milieu of bouwtaken door het RMB worden verricht kan het werkelijk gehanteerde uurtarief afwijken van het gemiddelde uurtarief. Voor specialistische taken, de type-2 taken (zoals specialistische taken onder andere op het gebied van RO, duurzaamheidsadviezen, geluid, lucht e.d.) worden, met ingang van 2010, afwijkende tarieven gehanteerd. Deze worden vooraf, op offertebasis, met de gemeenten kortgesloten.
13
De type 1-taken betreffen de werkzaamheden die in het kader van het RUPL voor alle gemeenten worden uitgevoerd en worden gefinancierd met een bijdrage per inwoner.
Uurtarief Type -1 taken Type -3 taken Type –2 taken
2012 2013 € 75,75 € 77,50 € 67,25 € 69,00 op offertebasis op offertebasis
8. INVESTERINGEN EN BELEIDSINTENSIVERINGEN Voor 2013 worden geen investeringen voorzien die aan gemeenten in rekening worden gebracht. Ook vindt geen doorbelasting plaats van nieuw beleid of beleidsintensiveringen. Daar waar sprake is van nieuw beleid en/of extra investeringen heeft het RMB zich tot doel gesteld dat deze slechts worden gerealiseerd, indien hiervoor zelf extra middelen worden gegenereerd. Er zal hiervoor geen tariefsverhoging worden doorgevoerd of extra gemeentelijke bijdrage worden gevraagd. 9. BELEIDSONTWIKKELING RMB 9.1 Strategische visie Het RMB is in 2010 gestart invulling te geven aan nieuwe strategische visie die een doorlooptijd heeft tot 2014. Sleutelwoorden van deze visie zijn ‘Inspirerend’ en ‘Innovatief’. Binnen deze strategische visie zijn 4 pijlers benoemd die de organisatie van het RMB op een hoger plan moeten brengen waarbij ook de dienstverlening aan onze gemeenten nog beter zal aansluiten op de toekomstige dienstverlening. Er wordt geanticipeerd op reeds langer ingezette landelijke ontwikkelingen als deregulering en integrale dienstverlening. De te ontwikkelen pijlers zijn: Duurzame streekontwikkeling Multidisciplinair Inrichten, bestemmen en beheren Regionaal kenniscentrum en innovatie Empowerment Het uitrollen en implementeren van deze pijlers is in 2010 gestart maar gelijktijdig wordt het RMB geconfronteerd met bezuinigingen en een afname in de dienstverlening. Dit betekent dat e.e.a. op een lager pitje is komen te staan omdat voor de meest onderdelen middelen beschikbaar moeten zijn om die te realiseren. Het jaar 2013, waar deze kadernota voor is opgesteld, zou het laatste jaar van de strategische visie moeten zijn maar door de bezuinigingmaatregelen en het ontbreken van de benodigde middelen zullen we de doorlooptijd van de strategische visie moeten verlengen. Omdat de organisatie van het RMB zich wel moet blijven ontwikkelen, zullen we er alles aan doen om een eventueel surplus aan middelen in te zetten op de pijlers van de strategische visie.
14
9.2 Huisvesting De geplande uitbreiding van het kantoorpand in Cuijk is inmiddels van de baan. Mede gelet op de bezuinigingen die de gemeenten treffen is besloten om geen nieuwbouw te plegen. In plaats daarvan is de huur van kantoorruimte in een nabijgelegen kantoorpand gecontinueerd. In het kader van de ontwikkelingen op het gebied van het RUD wordt nadrukkelijk gekeken naar het openen van een dependance in het westelijk deel van het werkgebied onder gelijktijdige opzegging van de huur van de dependance in Cuijk. 10. BESTUURSCOMMISSIE AFVALINZAMELING LAND VAN CUIJK EN BOEKEL Voor de bestuurscommissie afvalinzameling Land van Cuijk en Boekel worden voor 2013 een aantal specifieke beleidsontwikkelingen voorzien die onderstaand verder worden uitgewerkt. 10.1 Aanbestedingsprocedure afvalovereenkomsten Voorafgaand aan de Europese Aanbestedingsprocedure wordt in 2013 het definitieve bestek door het RMB opgesteld. Hiervoor wordt een bedrag geraamd van € 40.000,- geraamd. Op 31 december 2011 liepen de huidige contracten voor de afvalinzameling af. In 2011 is daarom voor de meeste afvalovereenkomsten een nieuwe aanbestedingsprocedure uitgevoerd. Bij deze aanbesteding is ook nadrukkelijk gekeken naar de zogenaamde “social return”. Voor de aanbesteding van de milieustraten is bijvoorbeeld als eis neergelegd dat de bemensing voor minimaal 25% dient te bestaan uit mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ook in de toekomst zal “social return”worden meegewogen bij het verstrekken van opdrachten. In 2011 is door de BCA besloten de overeenkomsten voor de inzameling van rest- gft-afval en glas met tweemaal een jaar te verlengen en de looptijd van kunststof inzameling parallel te laten lopen aan de looptijd van de overeenkomst voor rest- en gft-afval inzameling. Voor deze afvalstromen ( restafval, gft-afval, glas, kunststof en wellicht textiel) worden in 2013 nieuwe aanbestedingsprocedure uitgevoerd. In 2012 wordt daarom in nauwe samenwerking met de betrokken gemeenten gestart met een uitvoerige evaluatie van het huidige afvalinzamelingsysteem. Een belangrijk onderdeel van deze evaluatie is een tevredenheidonderzoek onder bewoners, in de vorm van een schriftelijke enquête. Ook wordt in 2012 onderzoek uitgevoerd naar de kosten, milieuprestatie en het serviceniveau. De diverse onderdelen worden verwerkt tot een voorstel voor een ‘optimale afvalinzameling in het Land van Cuijk en Boekel’. Dit evaluatietraject leidt tot een nieuw Optimalisatierapport Afvalinzameling Land van Cuijk en Boekel. In het najaar van 2012 wordt het rapport gepresenteerd aan de gemeenteraden of raadscommissies. Begin 2013 wordt begonnen met de aanbestedingsprocedure 2013. Voorafgaand aan de Europese Aanbestedingsprocedure wordt eind 2012 gestart met het opstellen van de conceptbestekken (1e fase). Daarna wordt in 2013 de daadwerkelijke aanbestedingsprocedure uitgevoerd (2e fase).
15
Per 1 januari 2014 dienen nieuwe overeenkomsten afgesloten te worden voor de volgende percelen: huis-aan-huis inzamelen van rest-, gft-afval (en wellicht kunststof afval) inzamelen en afvoeren van glas en wellicht het inzamelen en verwerking van textiel 10.2 Afvalbrochure Voor bewoners, gemeenten en andere partijen wordt een afvalbrochure Land van Cuijk en Boekel opgesteld. In deze brochure wordt per afvalstroom aangegeven wat de toepassing is op het gebied van recycling e.d.. Per afvalstroom wordt de prestatie van het land van Cuijk en Boekel inzichtelijk gemaakt. De doelgroep is met name bewoners in het Land van Cuijk en Boekel. Het beoogde effect is een verhoging van de bewustwording op milieugebied en een toename van de afvalscheiding. 10.3 Voorlichting aan scholen Het RMB wil gerichter gaan communiceren richting basis- en middelbare scholen. Door gerichte communicatie en voorlichting op basis- en middelbare scholen neemt de kennis over en het bewust zijn van (zwerf)afval toe. Door middel van op maat gemaakt lespakketten, workshops en voorlichtingscampagnes (inclusief excursies naar de milieustraat) wordt ingestoken op preventie en scheiding van afvalstromen. Het beoogde effect is een verhoging van het bewustzijn en een toename van (zwerf)afvalkennis wat uiteindelijk resulteert in beter afvalscheidinggedrag. 10.4 Kunststof vergoeding De vergoeding voor het gescheiden inzamelen van kunststof verpakkingsafval per 1 januari 2013 is momenteel nog niet bekend. Toezeggingen vanuit VNG, het verpakkend bedrijfsleven en Nedvang zijn dat er in december 2011 afspraken op hoofdlijnen gemaakt worden over de inzamelvergoedingen voor de periode na 2012. 10.5 Ondergrondse inzameling restafval In het in 2013 op te stellen bestek wordt het inzamelen van restafval door middel van ondergrondse containers meegenomen. Het is aannemelijk dat in gemeente Cuijk en Boxmeer meer ondergrondse containers geplaatst zullen worden dan in de andere gemeenten. Overeenstemming is bereikt dat , net zoals bij glas inzameling, de exploitatiekosten (lediging, onderhoud en diftarmanagement) verrekend worden aan de hand van het ondergrondse containers per gemeente. De kosten tussen de gemeente in het Land van Cuijk en Boekel kunnen hierdoor dus van elkaar verschillen. 11. TOELICHTING OP DE VERSCHILLEN MET DE BEGROTING 2012 (NA WIJZIGING) In het onderstaande worden de resultaten van de beleidsvoornemens en financiële analyse 2013 nader bepaald.
16
11.1 Ondersteuning B.C. (7200) Met betrekking tot de kosten voor de ambtelijke ondersteuning in 2012 kan gesteld worden dat deze in 2013 met € 18.200,00 zullen afnemen ten opzichte van 2012. Belangrijkste oorzaak hiervan is dat een aantal in 2012 uitgevoerde projecten niet uitgevoerd worden in 2013, zoals: Benchmark afvalscheiding: € 2.000,00 Sorteeranalyses: € 14.000,00 Bewonersonderzoek: € 8.000,00 Fase 1 opstellen bestekken: € 7.600,00 Project biomassavisie: € 15.200,00 Ontwerpen database: € 11.400,00 Totaal: € 58.200,00 Deze kosten komen in 2013 te vervallen. De kosten voor de Europese aanbestedingsprocedure die in 2013 wordt uitgevoerd worden geraamd op € 40.000,00. De inzet van RMB-personeel ten behoeve van de ondersteuning van de Bestuurscommissie Afvalinzameling Land van Cuijk en Boekel blijft in het jaar 2013 gelijk ten opzichte van de voorgaande jaren. 11.2 Voorlichting (7201) De kosten voor de BCA-Voorlichtingstaak nemen in 2013 licht af ten opzichte van 2012. Dit komt doordat de volgende in 2012 uitgevoerde projecten in 2013 komen te vervallen: Project Nederland Schoon: Nieuwe afvalovereenkomsten: Communicatie nieuwe groenstraat: Nieuwe website BCA: Zwerfafval: Communicatie ondergrondse inzameling: Totaal:
€ 7.600,00 € 8.000,00 € 8.000,00 € 10.000,00 € 9.000,00 € 3.500,00 € 46.100,00
Daarentegen staan extra voorlichtingstaken voor 2013 gepland. De geraamde kosten voor het opstellen van de afvalbrochure worden geraamd op € 20.000,00. De kosten voor gerichte communicatie naar scholen worden geraamd op € 20.000,00. Het Budget voor regionale voorlichtingsprojecten en regionale handhavingscapaciteit blijft (excl. indexering) gehandhaafd.
17
11.3 Inzameling huishoudelijk afval (7210) De kosten voor de inzameling van huishoudelijk afval zullen naar alle waarschijnlijkheid licht toenemen. Dit komt doordat voor 2013 de exploitatiekosten voor ondergrondse inzameling inclusief diftarmodule (€ 20.000,00) geraamd worden. Deze kosten worden met desbetreffende gemeenten verrekend. Daarnaast wordt de toename van de inzamelkosten veroorzaakt doordat zich een prijsstijging voordoet die toe te kennen is aan de CBS prijsindexering. 11.4 Milieustraten (7211) De kosten voor de Milieustraat in Haps zullen in 2013 toenemen. In 2013 zal worden onderzocht of de gescheiden inzameling van drankenkartons, EPS (piepschuim), hard plastic, matrassen, gips en zachte puinfractie mogelijk is. Dit hoeft niet in alle gevallen te leiden tot een directe kostenverhoging. Door verdergaande gescheiden inzameling zullen doorgaans enerzijds de inzamel- en overslagkosten toenemen en anderzijds de verwerkingskosten voor restafval afnemen. Door een afname van de hoeveelheid restafval neemt op de milieustraat ook de inkomsten aan de poort af. Verwacht wordt dat door extra gescheiden inzameling de kosten voor containerhuur, transport en verwerking met € 10.000,- zullen toenemen. De uren voor onderzoek naar mogelijk verdergaande scheiding worden uitgevoerd binnen de beschikbare uren voor Ambtelijke ondersteuning. Daarnaast zal een prijsstijging veroorzaakt worden doordat de werkzaamheden geïndexeerd worden conform bestek. In 2012 zullen de openingstijden van de milieustraat en groenstraat met behulp van een tevredenheidonderzoek onder bewoners nader worden onderzocht. 11.5 Verwerking huishoudelijk afval (7212) De verwerkingskosten voor restafval zullen worden geïndexeerd. Het contract voor de verwerking van gft-afval is per mei 2012 verlengd. Tot en met 1 februari 2017 wordt het verwerkingstarief voor gft-afval nogmaals verlaagd. De inzamelvergoeding voor kunststof verpakkingsafval voor de periode na 2012 is naar verwachting pas op zijn vroegst eind 2011 bekend. De Raamovereenkomst verpakkingen loopt eind 2012 af. Wat daarna gaat gebeuren met inzamelvergoedingen voor kunststof verpakkingsafval is nu nog onduidelijk. Op dit moment wordt verwacht dat de vergoeding voor kunststof inzameling naar beneden wordt bijgesteld. De inzamelvergoeding voor kunststof wordt daarom geraamd op € 400,- per ton. Volgens een woordvoerder van Nedvang (17-11-’11) is het reëel om voor 2013 rekening te houden met een inzamelvergoeding van € 400,- per ton. Verwacht wordt dat in 2013 meer kunststof wordt ingezameld dan in 2012, namelijk 1650 ton in plaats van 1500 ton waarmee rekening is gehouden in de begrotingswijziging 2012. Dit betekent voor 2013 een afname van de inzamelvergoeding met € 63.000,- op basis van een ingezameld tonnage van 1650 ton ten opzichte van de begrotingswijziging 2012. 11.6 Bruin- en witgoed (7213) De kosten voor de inzameling van wit- en bruingoed zullen vanaf 2013 naar verwachting niet afwijken ten opzichte van 2012 (behoudens de toe te passen CBS indexering).
18
11.7 Kca-verwerking (7215) / Glasinzameling (7216) / Kerstbomenroute (7217) De kosten voor KCA verwerking blijven in 2013 naar verwachting gelijk aan die van 2012. De kosten voor glasinzameling en de kerstbomenroute nemen naar verwachting niet extra toe (behoudens de toe te passen CBS prijsindexering). De beleidsontwikkelingen 2012 hebben de volgende financiële consequenties: Bijdrage totaal 2012 (primaire begroting) 1e begrotingswijziging 2012 Bijdrage totaal 2012 (begrotingswijziging)
€ 4.472.850,00 € 73.997,00 voordeel € 4.398.853,00
Vervallen beleid 2012 Benchmark afvalscheiding: Sorteeranalyses: Bewonersonderzoek: Fase 1 opstellen bestekken: Project biomassavisie: Ontwerpen database: Project textiel inzameling Project Nederland Schoon: Nieuwe afvalovereenkomsten: Communicatie nieuwe groenstraat: Nieuwe website BCA: Zwerfafval: Communicatie ondergrondse inzameling: Totaal vervallen beleid
€ 2.000,00 voordeel € 14.000,00 voordeel € 8.000,00 voordeel € 7.600,00 voordeel € 15.200,00 voordeel € 11.400,00 voordeel € 63.000,00 voordeel € 7.600,00 voordeel € 8.000,00 voordeel € 8.000,00 voordeel € 10.000,00 voordeel € 9.000,00 voordeel € 3.500,00 voordeel € 167.300,00 voordeel
Nieuw beleid 2013 Europese aanbestedingsprocedure Opstellen afvalbrochure Gerichte communicatie scholen exploitatiekosten ondergrondse inzameling (incl.diftar) extra scheiding afval op milieustraat Totaal nieuw beleid
€ 40.000,00 nadeel € 20.000,00 nadeel € 20.000,00 nadeel € 20.000,00 nadeel € 10.000,00 nadeel € 110.000,00 nadeel
Bestaand beleid Afname inzamelvergoeding kunststof
€ 63.000,00 nadeel
Indexering 2013 Bijdrage totaal 2013
€ 68.400,00 nadeel € 4.472.953,00
19
12. GEMEENTELIJKE BIJDRAGEN VOOR 2013 Type 1 taken De totale gemeentelijke bijdrage voor 2012 bedraagt Verhoging op basis verhoging uurtarief Totale gemeentelijke bijdrage voor 2013
€ 509 100,00 € 11 800,00 € 520 900,00
De bijdrage, op basis van 332.556 inwoners, is € 1,57 per inwoner ( 2012: € 1,53 per inwoner) Bestuurscommissie Afvalinzameling Land van Cuijk en Boekel De totale gemeentelijke bijdrage begroting 2012 Begrotingswijziging 2012 Indexering Effecten bestaand beleid Nieuw beleid Vervallen beleid Totale lasten voor 2013
€ 4.472.850,00 -/- € 74.000,00 € 68.400,00 € 63.000,00 € 110.000,00 -/- € 167.300,00 € 4.472.950,00
De bijdrage, op basis van 98.180 inwoners, bedraagt € 45,56 per inwoner (€ 45,56 in 2012)
20
13. MEERJARENPERSPECTIEF Voor het meerjarenperspectief is onderscheid gemaakt tussen de kosten voor de Bestuurscommissie Afvalinzameling Land van Cuijk en Boekel, de type-1 taken en de type 3-taken. In het meerjarenperspectief als uitgangspunt gehanteerd een loon- en prijsontwikkeling van nihil. Bestuurscommissie afvalverwerking
2012
2012 begrotings wijziging €
Eerder vastgestelde meerjarenraming
€
4 942 000.00
Effecten bestaand beleid
€
241 400.00-
Effect indexatie loon- en prijspeil
€ €
176 000.00-
Effect inleveren oud beleid voor nieuw
€
124 450.00-
Gemeentelijke bijdrage
€
4 472 850.00
4 398 850.00
€ €
74 000.00-
€
4 398 850.00
€
585 000.00
€
25 000.00-
€
2014
5 600.00
68 400.00
€
110 000.00
€
167 300.00-
€
4 472 950.00
€
56 500.00-
€
509 100.00
€
2016
2017
4 473 000.00
€
4 473 000.00
€
4 473 000.00
€
4 473 000.00
€
4 473 000.00
€
4 473 000.00
€
4 473 000.00
€
4 473 000.00
63 000.00
€
€
2016
€
2013
Effecten bestaand beleid Effect nieuw beleid
€
2012
Eerder vastgestelde meerjarenraming Effect indexatie loon- en prijspeil
4 472 850.00
72 700.00
Effect nieuw beleid
Type-1 taken
2013
2014
509 100.00
€
11 800.00
2016
520 900.00 €
-
€
-
€
-
2016
2017
€
520 900.00
€
520 900.00
€
520 900.00
€
520 900.00
€
520 900.00
€
520 900.00
Effect inleveren oud beleid voor nieuw Gemeentelijke bijdrage Uurtarief type 3 taken
€
-
€
2012
520 900.00
€
2013
Eerder vastgestelde meerjarenraming
€
70.00
Effecten bestaand beleid
€
3.50-
Effect indexatie loon- en prijspeil
€
0.75
€
67.25
520 900.00 2014
€
67.25
€
1.75
2016
2016
2017
€
69.00
€
69.00
€
69.00
€
69.00
€
69.00
€
69.00
€
69.00
€
69.00
Effect nieuw beleid Effect inleveren oud beleid voor nieuw Tarieven type 3 taken
€
69.00
21