Kadernota 2014
Ridderkerk, 27 juni 2013
Kadernota 2014
juni 2013
Inhoudsopgave: Voorwoord 1 1.1 1.2 1.3 1.4 2
3
Inleiding 4 Algemeen ................................................................................................................ 4 Missie ..................................................................................................................... 4 Uitgangspunten en normen ....................................................................................... 4 Leeswijzer ............................................................................................................... 5 “Scenario 3” Gematigde groei
3
6
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Programma Waterkeringen 8 Algemeen ................................................................................................................ 8 Investeringen .......................................................................................................... 8 Exploitatie ............................................................................................................... 9 Niet gekwantificeerde posten ..................................................................................... 9 Financieel ............................................................................................................... 10
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Programma Water 11 Algemeen ............................................................................................................... 11 Investeringen ......................................................................................................... 11 Exploitatie .............................................................................................................. 12 Niet gekwantificeerde posten .................................................................................... 13 Financieel ............................................................................................................... 14
5.1 5.2 5.3 5.4
Programma Zuiveren 15 Algemeen ............................................................................................................... 15 Investeringen ......................................................................................................... 15 Exploitatie .............................................................................................................. 17 Financieel ............................................................................................................... 19
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Programma Wegen 20 Algemeen ............................................................................................................... 20 Investeringen ......................................................................................................... 20 Exploitatie .............................................................................................................. 21 Niet gekwantificeerde posten .................................................................................... 21 Financieel ............................................................................................................... 22
7.1 7.2
Financiële samenvatting 23 Totaal WSHD exploitatie........................................................................................... 23 Lange termijn financiële consequenties van de kadernota............................................. 24
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Algemene Beleidstaken 25 Actuele ontwikkelingen ............................................................................................ 25 Autonome ontwikkelingen ........................................................................................ 26 Samenwerking ........................................................................................................ 26 Wetgevingsbespiegelingen........................................................................................ 27 Verbonden partijen .................................................................................................. 27 Strategisch HRM ..................................................................................................... 28
4
5
6
7
8
9
100 miljoen lening
29
10
Wet HOF en schatkistbankieren
31
11
Vaststelling Kadernota 2014
33
12
Bijlagen bij de Kadernota 2014
34
2
Kadernota 2014
juni 2013
Voorwoord
Geachte lezer,
Met groot genoegen kan ik u hierbij melden dat de eerste Kadernota van waterschap Hollandse Delta een feit is. Deze Kadernota geeft de strategie aan voor het beleid van waterschap Hollandse Delta van de komende jaren. Uitgangspunten en kaders, zowel beleidsmatig als financieel, zijn op hoofdlijnen in de nota opgenomen en werpen een strategische blik op de middellange termijn. De Kadernota is voor ons waterschap een nieuw instrument, waar wij de komende tijd zowel bestuurlijk als ambtelijk ervaring mee willen opdoen. Het ‘vertrouwde’ meerjarenbeleidsplan is vervallen. De meerjarenramingen met volledige financiële doorrekeningen worden in het vervolg opgenomen in de programmabegroting, die jaarlijks in november bestuurlijk wordt vastgesteld. Het opstellen van een Kadernota dwingt ons om nog eens extra na te denken over de kern van onze wettelijke taken en onze ambities als waterschap(bestuur). Wij streven daarbij naar een gematigde tariefsopbouw voor de komende jaren. Daarbij zetten wij de zorg voor droge voeten, veilige wegen en schoon en voldoende water centraal zodat burgers en bedrijven veilig kunnen wonen, werken en recreëren op de Zuid-Hollandse eilanden. Voor de toekomst hebben we veel bestuurlijke uitdagingen. Zeker in het werkgebied van Hollandse Delta waar wij zowel met sterk verstedelijkte als agrarische gebieden te maken hebben. Ik noem als voorbeeld het versterkingsprogramma voor de waterkeringen (Hoogwaterbeschermingsplan), waarbij de kosten steeds minder voor het Rijk en steeds meer voor rekening het waterschap zullen zijn. En via het Bestuursakkoord Water hebben Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afspraken gemaakt over doelmatiger waterbeheer. Dat wil zeggen goede kwaliteit van het waterbeheer, waarbij een sterke stijging van de lokale lasten voor burgers en bedrijven wordt tegengegaan. Bijvoorbeeld door meer samen te werken en van elkaars expertises te profiteren en door duidelijke afspraken te maken wie wat doet. Tot slot wil ik nog opmerken dat waterbeheer belangrijk is voor het voortbestaan van ons land en daarmee ook voor de Zuid-Hollandse eilanden. Het is dan ook mijn volle overtuiging dat waterbeheer ondergebracht dient te blijven bij een onafhankelijke taakgerichte uitvoeringsorganisatie: het waterschap. Het waterschap levert, zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau, een onafhankelijke en zichtbare regionale inbreng in het proces van integrale belangenafweging.
Dijkgraaf,
ing. J.M. Geluk
3
Kadernota 2014
1
juni 2013
Inleiding
1.1 Algemeen Hierbij bieden wij u de Kadernota 2014 van waterschap Hollandse Delta aan. De kadernota is een nieuw product binnen de P&C cyclus van WSHD en is in de plaats van het meerjarenbeleidsplan (MJBP) gekomen. De meerjarenramingen, zoals voorheen verwoord in genoemd MJBP, zijn tegenwoordig opgenomen in de programmabegroting. In de Kadernota worden de uitgangspunten en kaders voor het beleid van de komende jaren uiteengezet. Het is een strategisch opgezet document dat de financiële en beleidskaders weergeeft. De behandeling van de onderwerpen in de kadernota vindt plaats op hoofdlijnen, waarbij een beperkt aantal prioriteiten en belangrijke wijzigingen in het beleid worden aangeduid. Dit betekent dat bij de kadernota nadrukkelijk géén volledige financiële doorrekening plaatsvindt van de (meerjarige) financiële begroting, maar alleen de grote financiële afwijkingen ten opzichte van de meest actuele meerjarenraming worden weergegeven.
1.2 Missie De missie voor waterschap Hollandse Delta is als volgt geformuleerd. Bepalend hierbij is het gebied, de taken, het kwaliteitsniveau en de relatie met anderen (zowel inwoners als medeoverheden) en de medewerkers. "Waterschap Hollandse Delta beschermt de Zuid-Hollandse Eilanden tegen wateroverlast, beheert het oppervlaktewater, zuivert het afvalwater, beheert de (vaar)wegen en levert een actieve bijdrage aan de ruimtelijke invulling van zijn gebied. Het richt zich daarbij, samen met anderen, op veilig en duurzaam wonen, werken en recreëren voor burgers, bedrijven en andere gebruikers. Hollandse Delta is vooruitstrevend, open en transparant in de uitvoering van zijn taken, streeft naar de beste verhouding tussen maatschappelijke kosten en baten, stelt zich ten dienste van zijn omgeving en is een goed en aantrekkelijk werkgever."
1.3 Uitgangspunten en normen Voor de samenstelling van de Kadernota 2014 is een aantal uitgangspunten geformuleerd: • De programmabegroting 2013 is op 22 november 2012 bestuurlijk vastgesteld. De in de programmabegroting 2013 opgenomen jaarschijven 2014, 2015, 2016 en 2017 zijn leidend voor de kadernota 2014. • Aanvullend op de Programmabegroting 2013 heeft het college drie scenario’s ontwikkeld voor het stellen van het financiële kader. Van deze scenario’s is scenario 3 als uitgangspunt gehanteerd voor het vormgeven van onderhavige Kadernota. • Het waterschap streeft naar een structureel sluitende begroting. Structurele lasten dienen te worden gedekt door structurele baten. • De belastingopbrengst is een reguliere begrotingspost en geen sluitpost. • Reserves worden benut ter dekking van incidentele uitgaven en niet ter dekking van structurele uitgaven. • De rekenrente bedraagt 3,92%. De afgelopen periode is gebleken dat, ten opzichte van de vigerende programmabegroting 2013, een aantal nieuwe investeringsprojecten zich aandient of dat er significante wijzigingen zijn in tijd en geld van investeringen welke op dit moment worden uitgevoerd. Deze nieuwe of gewijzigde investeringen zijn op dit moment naar scope, inhoud of financiële consequenties nog onvoldoende helder. Duidelijk is echter wel dat deze mutaties op enig moment in de investeringsportefeuille verwerkt dienen te worden.
4
Kadernota 2014
juni 2013
In deze kadernota is ervoor gekozen om, in het kader van maximale transparantie, deze nieuwe of gewijzigde investeringen nu reeds middels een toelichting te melden. Per programma is een paragraaf 'niet gekwantificeerde posten' opgenomen. Dit kunnen zowel posten in de exploitatie of investeringensfeer zijn. Zodra het mogelijk is deze posten nader te duiden zullen deze, conform de reguliere werkwijzen, bestuurlijk worden voorgelegd.
1.4 Leeswijzer In het volgende hoofdstuk zijn de kaders van scenario 3 (één van de uitgangspunten) geschetst. Verder is de opzet van de Kadernota 2014 is conform de verplichte bepalingen van het BBVW, waarbij gebruik wordt gemaakt van een programmaplan met de vijf programma's van het waterschap Hollandse Delta, te weten: • Programma 1: Waterkeringen • Programma 2: Water • Programma 3: Zuiveren • Programma 4: Wegen • Programma 5: Algemene beleidstaken In volgende hoofdstukken treft u, per hoofdstuk, de hoofdlijnen per programma aan. Hierin wordt een algemeen beeld geschetst en wordt nader ingegaan op de verwachtingen van zowel de exploitatie als de investeringen. Het laatste hoofdstuk bevat de financiële samenvatting. In de bijlagen is, voor diverse onderwerpen, een nadere verdieping aangegeven.
5
Kadernota 2014
2
juni 2013
“Scenario 3” Gematigde groei
In een opiniërende bijeenkomst van 15 mei 2013 heeft de Verenigde Vergadering in drie groepen gediscussieerd over de volgende drie meerjarige scenario’s: 1. Krimp; 2. Prioriteren; 3. Gematigde groei. De onderliggende stukken voor deze discussie, een PowerPoint presentatie, zijn in bijlage 1 opgenomen. In grote lijnen bleek er tijdens de opiniërende bijeenkomst een duidelijke voorkeur te bestaan voor het ambitieniveau van scenario 3. Waarbij wel aandacht is gevraagd voor de maatschappelijke effecten en de (bestuurlijke) doelen. Ook de uitvoerbaarheid en de betaalbaarheid van het ambitieniveau zijn aan de orde geweest. Besparen op onderhoud moet verantwoord zijn en niet leiden tot hogere kosten in een latere instantie. Op grond van bovenstaande is scenario 3 (zie volgende pagina) als uitgangspunt gehanteerd voor het vormgeven van onderhavige Kadernota 2014. Na verdere doorrekening en als gevolg van nieuwe ontwikkelingen (zoals besluitvorming op ‘afronden waterplan Putten’) zijn de percentages voor de belastingeffecten fractioneel gewijzigd. Zie onderstaande tabel.
Jaar
2014 2015 2016 2017
Belastingopbrengst ten opzichte van voorgaand jaar Scenario 3 (VV 15-5) Volledige doorrekening incl. meest recente ontwikkelingen 3,41% 3,41% 2,75% 2,64% 0,61% 0,77% 0,00% 0,15%
Bij het opstellen van de Programmabegroting 2014 vormt scenario 3 (gekleurde kolom en volgende pagina) het financiële kader. Wel zal gestreefd worden naar een zo sober mogelijke uitvoering
6
Kadernota 2014
juni 2013
SCENARIO 3 JAARSCHIJF 2014 - 2015 - 2016 - 2017 2013
Taak/kostendrager Scenario 3 Belasting-opbrengst 2014 (inclusief 0,5% belastingverhoging) Extra belastingopbrengst van €4.000.000 Er was reeds een stijging noodzakelijk van €1.103.000 Resteert extra budget ter grootte van €2.900.000
Watersysteemheffing Zuiveringsheffing Wegenheffing Totaal
Begroting 2013 65.335.000 62.824.000 9.419.000 137.578.000
2014
Budget wijziging per taak 2014 1.550.000 550.000 800.000 2.900.000
In de scenario's is geen rekening gehouden met inflatie De loonmutatie (CAO stijging) w ordt ingeschat op 0%. Er is geen meerjarige begroting gemaakt voor de loonkosten.
7
2015
Belasting effect t.o.v. voorgaand jaar
3,41%
Budget wijziging per taak 2015 1.450.000 650.000 800.000 2.900.000
2016
Belasting effect t.o.v. voorgaand jaar
2,75%
Budget wijziging per taak 2016 1.450.000 650.000 800.000 2.900.000
2017
Belasting effect t.o.v. voorgaand jaar
0,61%
Budget wijziging per taak 2017 1.450.000 650.000 800.000 2.900.000
Belasting effect t.o.v. voorgaand jaar
0,00%
Cumulatieve belasting mutatie in % tov 2013
6,90%
Kadernota 2014
3
juni 2013
Programma Waterkeringen
3.1 Algemeen Vanuit het programma Waterkeringen heeft het waterschap als wettelijke taak de waterstaatkundige verzorging van zijn beheergebied. Tot die taak wordt gerekend de zorg voor het watersysteem, waaronder de waterkeringen vallen. Bekostiging Niet alle kosten van het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma komen ten laste van het Rijk; de gemeenschappelijke waterschappen dragen een bedrag van € 131 mln. (2014) oplopend tot € 181 mln. (2015/2016 en 2017) per jaar bij aan het totale programma. HWBP2 De uitvoering van de WSHD versterkingsprojecten in het kader van HWBP2 is uiterlijk 2017 gereed. In totaal is er dan ruim €400 miljoen uitgegeven. De uitvoering van dijkversterkingen is binnen HWBP2 100% subsidiabel. nHWBP Met de ingang van nHWBP is niet langer sprake van eindige versterkingsprogramma’s, maar van een “voortrollend” programma: Regelmatig zullen op grond van nieuwe toetsingen keringen aan het programma worden toegevoegd. De eerste gelegenheid om nieuwe versterkingen toe te voegen doet zich voor na het opleveren van de resultaten van de “verlengde derde toetsing” eind 2013. De kosten van individuele versterkingsprojecten in het programma nHWBP worden voor 90% gesubsidieerd uit het hiervoor genoemde fonds dat wordt gevuld door het Rijk en de gezamenlijke waterschappen. De resterende 10% van de kosten komt ten laste van het uitvoerende waterschap. Toetsing De verlengde derde toetsronde primaire keringen wordt in 2013 uitgevoerd. De vierde toetsronde start naar verwachting niet eerder dan 2017. De verwachting is (gebaseerd op de onderzoekskosten van de derde toetsronde) dat voor de vierde toetsronde minstens € 3.000.000 onderzoeksgeld noodzakelijk is. De resultaten van de toetsing van de regionale keringen worden eind 2013 verwacht. Eventuele versterkingskosten komen geheel ten laste van het waterschap. Echter, naar alle waarschijnlijkheid komen er geen grootschalige versterkingen naar voren. De niet genormeerde regionale keringen, de compartimenteringskeringen en de voorliggende waterkeringen kunnen bij gebrek aan die norm niet getoetst worden. De provincie heeft een project opgezet waarin nut en noodzaak van die normering wordt onderzocht. Het waterschap is hierbij betrokken. Eventuele toetsingen volgen in de periode 2014 - 2015. Eventuele hieruit voortvloeiende maatregelen moeten voor 2020 zijn uitgevoerd. 3.2
1.
Investeringen
Onderwerp
Jaar
Nieuwe voorlopige raming
Huidige begroting
Afwijking tov huidige begroting
Vierde toetsronde primaire waterkeringen
2017
€ 3 mln
€0
€ 3 mln
8
Kadernota 2014
juni 2013
3.3 Exploitatie Het uitgangspunt voor de meerjaren onderhoudsplannen is dat door het uitvoeren van onderhoud het object zijn functie goed vervult gedurende de verwachte levensduur en dat deze levensduur ook daadwerkelijk wordt gehaald. Het dagelijks beheer en onderhoud van onze waterkeringen is sterk gericht op de instandhouding van de primaire waterkeringen. Het huidige beheersysteem en daaraan gekoppelde inspectiegegevens schieten nog tekort. Daardoor is het nog niet mogelijk een goede doorkijk tot 2030 te geven.
3.4 Niet gekwantificeerde posten Niet gekwantificeerde posten programma Waterkeringen Professionalisering onderhoudsmanagement nHWBP (resultaten verlengde derde toetsronde) Resultaten toetsing regionale keringen Toetsing niet genormeerde keringen Resultaten uit toetsing niet genormeerde keringen
9
Kadernota 2014
juni 2013
3.5 Financieel Exploitatie (exclusief kapitaallasten)
Waterkeringen
Mutatie lasten ten opzichte van de programmabegroting Jaar 2013*
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Mutatie baten ten opzichte van de programmabegroting 2013*
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
* Een positief bedrag betreft een stijging van de lasten
* Een positief bedrag betreft een afname van de inkomsten
* Een negatief bedrag betreft een afname van de lasten
* Een negatief bedrag betreft een stijging van de inkomsten
Kapitaallasten
Kapitaal lasten waterkeringen Programmabegr.2013 Jaar
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Nieuwe kapitaallasten tov programmabegroting 2013 Kadernota 2014
2.287.945 2.235.990 1.996.922 2.819.163 2.869.308 2.809.376 2.525.924 2.398.448 2.297.444 2.194.977 2.114.413 1.797.913 1.752.048 1.700.208 1.641.136 1.603.129 1.535.308
0 0 0 0 717.600 694.080 670.560 647.040 623.520 0 0 0 0 0 0 0 0
10
2.287.945 2.235.990 1.996.922 2.819.163 3.586.908 3.503.456 3.196.484 3.045.488 2.920.964 2.194.977 2.114.413 1.797.913 1.752.048 1.700.208 1.641.136 1.603.129 1.535.308
Kadernota 2014
4
juni 2013
Programma Water
4.1 Algemeen Vanuit het programma Water heeft het waterschap als wettelijke taak de waterstaatkundige verzorging van zijn beheergebied. Tot die taak wordt gerekend de zorg voor het watersysteem. In Sturen op Water oftewel het uitvoeringsprogramma Waterbeheerplan (uWBP) is vastgelegd hoe om te gaan met de opgave uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-opgave), de prioritaire knelpunten en de maatregelen ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Deze keuzes vormen de basis voor de doorkijk tot circa 2027.
NBW-opgave In het uWBP is als doelstelling opgenomen dat alle falende peilgebieden in het landelijk gebied en 1/3 van de opgave in het stedelijk gebied voor 2017 opgelost zijn. De overige falende peilgebieden in het stedelijk gebied zijn uiterlijk in 2027 opgelost. Volgens het uWBP bedraagt het investeringsvolume tot en met 2017 € 15 miljoen (reeds opgenomen in de meerjarenraming). Vanaf 2017 tot en met 2027 resteert een opgave in het stedelijk gebied van circa € 18,5 miljoen. Dit komt neer op gemiddeld € 1,8 mln per jaar. Met name de nieuwe klimaatscenario's, die het KNMI naar verwachting aan het einde van 2013 presenteert, kunnen een rol spelen in eventuele bijstellingen van de NBW-opgave in de toekomst. Hierover kan niet eerder dan bij de Kadernota 2015 een uitspraak worden gedaan. De nieuwe toetsresultaten worden verwerkt in het Waterbeheerprogramma 2016-2021. KRW De in het stroomgebiedbeheerplan en het uWBP genoemde 252 resultaatplichtige maatregelen dienen in 2017 uitgevoerd te zijn en zijn financieel gedekt (totale omvang € 11 mln). Vanaf 2016 zullen de nieuwe onderzoeks- en beheersmaatregelen en vanaf 2018 de uitvoeringsmaatregelen uit het tweede stroomgebiedplan 2016 t/m 2021 geprogrammeerd worden. Deze nieuwe KRW maatregelen worden formeel bekrachtigd door het Rijk in het tweede stroomgebiedplan 2016-2021 en worden opgenomen in het nieuwe Waterbeheerprogramma 2016 -2021. Verwachting is dat eenzelfde bedrag als de eerste periode (€ 11 mln) nodig is om de uitvoeringsmaatregelen uit te voeren. Prioritaire knelpunten In het uWBP zijn 43 situaties in het watersysteem benoemd als prioritair knelpunt. De doelstelling is om de tot nu toe benoemde prioritaire knelpunten voor 2017 op te lossen. Hiervoor is tot 2017 gemiddeld € 1.200.000 per jaar op de begroting gereserveerd. Nieuwe knelpunten, die voldoen aan de criteria zoals in het uWBP beschreven, worden aan de bestaande lijst toegevoegd. Vooralsnog is er tot 2017 geen extra geld beschikbaar voor deze nieuwe knelpunten. Voorgesteld wordt om in de periode 2017 tot 2020 een bedrag van € 700.000 op de begroting op te nemen.
4.2 Investeringen
Naast de investeringen ten aanzien van de realisering van de NBW opgave, de KRW maatregelen en het oplossen van de prioritaire knelpunten, zijn investeringen binnen het programma Water gericht op vervanging van waterstaatkundige objecten. Naast de investeringen die reeds in begroting en bijbehorende meerjarenraming zijn voorzien, doen zich de volgende voortschrijdende inzichten voor.
11
Kadernota 2014
juni 2013
Onderwerp
Jaar
Nieuwe voorlopige raming
1.
NBW
2017 - 2027
€ 18,5 mln.
NVT
NVT
2.
KRW
2017 - 2021
€ 11 mln.
NVT
NVT
3.
Prioritaire knelpunten
2017 - 2020
€ 700.000
NVT
NVT
4.
Deelgebiedsplan Cromstrijen
2014 – 2015
€ 1,7 mln.
NVT
€ 7.110.000
2019
€ 5,4 mln.
2013
€ 15,3 mln.
€ 8,6 mln.
€ 6,7 mln.
5.
Gemaal Putten
Huidige begroting
Afwijking tov huidige begroting
4.3 Exploitatie Voor het programma Water is een belangrijke slag geslagen in het inzichtelijk krijgen over welke objecten het waterschap het beheer voert en in welke staat deze objecten verkeren, zodat een voorzichtige inschatting gemaakt kan worden van de ontwikkeling in de exploitatielasten. Op dit moment wordt een plan van aanpak opgesteld om het gehele onderhoudsproces verder te professionaliseren. De financiële consequenties hiervan zijn nog niet bekend. Huidige stand van zaken en inschatting voor de toekomst (gemiddelden per jaar) Onderwerp
1.
2.
Nieuwe voorlopige raming
Baggeren
Huidige begroting
Afwijking tov huidige begroting
€ 2 mln
2014
€ 3,738 mln
+€ 1,738 mln
2015
€ 4,005 mln
+€ 2,005 mln
2016
€ 3,723 mln
+€ 1,723 mln
2017
€ 4,093 mln
+€ 2,093 mln
Actieve waterbeheersing Stuwen en gemalen (vanaf 2018)
€ 2,7 mln
€ 1,1 mln
€ 1,6 mln
2014
€462.000
€ 700.000
-€238.000
2015 - 2017
€265.000
€ 700.000
-€435.000
4.
Randen (alleen in 2014)
€ 200.000
€0
€ 200.000
5.
Projectmonitoring (vanaf 2015)
€ 200.000
€ 400.000
-€ 200.000
6.
Subsidieregeling waterketen 2016
€ 278.464
€350.000
€-71.536
2017 en verder
€150.000
€ 350.000
-€200.000
Muskusrattenbestrijding (vanaf 2014)
€1,75 mln
€ 1,9 mln
-€ 150.000
3.
Passieve waterbeheersing Beschoeing en kleine duikers
7.
12
Kadernota 2014
4.4
juni 2013
Niet gekwantificeerde posten Niet gekwantificeerde posten programma Water
Professionalisering onderhoudsprogramma Grote duikers Baggeren grote wateren Handmatige stuwen (Investeringen vanaf 2020) Bomen en bossages Peilbesluiten
13
Kadernota 2014
juni 2013
4.5 Financieel Exploitatie (exclusief kapitaallasten)
Watersy steem
Mutatie lasten ten opzichte v an de program m abegroting Jaar 2013*
Baggeren (v anaf 2014)
2014
1.550.000
0
2015
1.220.000
0
2016 2017 2018
866.464 1.108.000 3.143.000
0 0 0
2019
3.143.000
0
2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
3.143.000 3.143.000 3.143.000 3.143.000 3.143.000 3.143.000 3.143.000 3.143.000 3.143.000 3.143.000 3.143.000
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Actiev e waterbeheersing (v anaf 2017) Passiev e waterbeheersing (2014 2017) Agroranden (alleen in 2014) Projectm onitoring(v anaf 2015) Subsidieregeling waterketen (v anaf 2016) Muskusrattenbestrijding (v anaf 2014)
Mutatie baten ten opzichte v an de program m abegroting 2013*
* Een po sitief bedrag betreft een stijging van de lasten
* Een po sitief bedrag betreft een afname van de inko msten
* Een negatief bedrag betreft een afname van de lasten
* Een negatief bedrag betreft een stijging van de inko msten
Kapitaallasten
Kapitaal lasten watersy steem
Nieuwe kapitaallasten tov programmabegroting 2013
Programmabegr.2013
Kadernota 2014
Jaar
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
10.287.023 10.692.810 11.611.458 11.457.638 12.937.056 12.172.386 11.326.155 10.735.051 10.231.085 9.895.028 9.521.325 9.061.439 8.711.984 8.369.549 7.698.628 7.170.123 6.420.484
14
0 67.320 663.947 650.776 972.225 1.287.049 2.022.928 2.316.035 2.588.658 2.680.690 2.769.821 2.856.051 2.939.381 3.019.810 3.097.338 3.025.445 2.953.552
10.287.023 10.760.130 12.275.405 12.108.414 13.909.281 13.459.435 13.349.083 13.051.086 12.819.743 12.575.718 12.291.146 11.917.490 11.651.365 11.389.359 10.795.966 10.195.568 9.374.036
Kadernota 2014
5
juni 2013
Programma Zuiveren
5.1 Algemeen Het programma Zuiveren draagt met haar zuiveringstechnische werken zorg voor het transporteren en zuiveren van het aangeboden communale afvalwater en de verwerking van het hierbij geproduceerde slib. Om deze taak binnen de wettelijke eisen en kaders te kunnen uitvoeren, nu en in de toekomst, is het noodzakelijk om in een continue cyclus: de operationele bedrijfsvoering doelmatig en efficiënt uit te voeren; middels onderhoud het functioneren van deze werken te garanderen; middels investeringen installaties te vernieuwen en uit te breiden door het uitvoeren van onderzoek en het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde processen te zijn voorbereid op de toekomst.
5.2 Investeringen Om te voldoen aan de beleidsuitgangspunten zal: Tijdige en adequate renovatie/vervanging van installaties plaatsvinden op basis van levenscyclusanalyse; Continue verbetering plaatsvinden om efficiëntie te verhogen en (nieuwe) technologie worden toegepast. Op de lange termijn, in de periode 2018-2027 wordt ca. € 95 miljoen aan investeringen voorzien. Hiervan is € 76 miljoen voorzien aan vervangingsinvesteringen en € 19 miljoen als gevolg van mogelijke verandering van wettelijke kaders. De vervangingsinvesteringen zijn gebaseerd op een globale levenscyclus analyse (standtijden - en kostenkengetallen).
Investeringen Programma Zuiveren 35.000
LANGE TERMIJN 30.000
x 1.000 euro
25.000
20.000 Zuivering Slib Transport
PLANPERIODE € zitten in Programmabegroting 15.000
10.000
5.000
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
15
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Kadernota 2014
juni 2013
Op de relatief korte termijn (2014-2018) worden er diverse investeringen voorzien die in te delen zijn naar de categorieën : 1) Nieuw te voorzien in het kader van veiligheid en levensduurverlenging 2) Nog onzekere investeringen in het kader van veiligheid, levensduurverlenging en energieefficiency 3) Gewijzigde investeringsprojecten ten opzichte van de programmabegroting 2013 Ad 1) nr.
naam
jaar
1.
Vervangen hoogspanningsinstallatie rwzi Dokhaven (vervangingsinvestering) Aanpassen schakelkasten met motorbesturing (MCC’s) rwzi Dokhaven Vervangen centraleverwarmingsketels van het bedrijfsgebouw rwzi Dokhaven (vervangingsinvestering)
2014
globaal geschatte stichtingskosten* € 350.000,-
2014
€ 800.000.
2014
€ 300.000,-
naam
jaar
4.
Groot onderhoud slibgistingstanks
5.
Resultaten ALM studie slibverwerkingsbedrijf Sluisjesdijk Aanpassen beluchting B-trap rwzi Dokhaven in het kader van de verbetering energieefficiency (bij financieel gunstige businesscase)
2014/ 2015 20142018 2014
globaal geschatte stichtingskosten* € 2.500.000
2. 3.
Ad 2) nr.
6.
N.t.b. € 3.300.000
Ad 3) nr.
naam
jaar
1.
Vervangen besturingskasten slibverwerkingsbedrijf Sluisjesdijk fase 2. Rwzi Dokhaven: afvalwatertransportsysteem (bijdrage aan Rotterdam) Rwzi Dokhaven: afvalwatertransportsysteem (toename bijdrage aan Rotterdam) Aanleg afvalwatertransportsysteem noordrand Hoeksche Waard (regionaal bedrijventerrein) Aanleg afvalwatertransportsysteem noordrand Hoeksche Waard (regionaal bedrijventerrein) “Vervanging rioolwaterpersleiding en vergroting capaciteit rioolgemaal MaasdamBoezemkade “ “Vervanging rioolwaterpersleiding en vergroting capaciteit rioolgemaal MaasdamBoezemkade “
2014
geschatte toename stichtingskosten* € 1.500.000,-*
2013
-/- 400.000,-
2014
€ 600.000,--
2014
-/- € 3.000.000,-
2016
+ € 3.000.000,-
2014
-/- € 1.330.000
2016
+ € 1.330.000
2.
3.
3.
4.
4.
* Nog geen definitieve Initiële Business Case aanwezig. De IBC's worden afgerond voordat de begroting van 2014 wordt opgesteld.
16
Kadernota 2014
juni 2013
5.3 Exploitatie Zuiveren Het operationele beheer van de installaties moet ertoe leiden dat jaarlijks ruim 130 miljoen m3 gezuiverd afvalwater voldoet aan alle (vergunnings-)eisen en bepalingen. Veranderingen worden er voorzien als gevolg van de invoering van de Waterschapsbrede Controle Kamer (WCK), een verdere samenwerking met HVC en een aanpassing van de onderhoudscyclus voor het verwijderen van zand. De financiële gevolgen van veranderingen in het operationeel beheer zijn als volgt : € Efficiency Roostergoed HVC Schoonmaakcyclus Totaal Verschil
2014 2015 2016 2017 2018 -350.000 -350.000 -350.000 -350.000 -350.000 -100.000 -100.000 -100.000 -100.000 -100.000 150.000 150.000 150.000 150.000 150.000 -300.000 -300.000 -300.000 -300.000 -300.000
Over enkele dossiers bestaat nog onzekerheid. Dit betreft in de eerste plaats het verwijderen van asbestcement leidingen waarvan de kosten nog onvoldoende inzichtelijk zijn. Een voorzichtige schatting leidt tot eenmalige exploitatiekosten van € 1 a € 2 miljoen totaal. In 2013 en 2014 worden business cases opgesteld om de definitieve kosten inzichtelijk te maken. In de tweede plaats betreft dit het effect van een wijziging van het slibtarief. Indien waterschap Zuiderzeeland haar slib niet meer bij HVC aanbiedt zal dit een structureel nadelig effect op de begroting van WSHD hebben. Hierbij valt te denken aan bedragen rond de € 350.000. Meerjaren onderhoudsplan In december 2007 is het onderhoudsbeleidsplan voor onder andere het programma zuiveren door het college van dijkgraaf en heemraden vastgesteld. In dit beleidsplan is een visie geformuleerd op onderhoud met daaraan verbonden randvoorwaarden. Kern van de visie is dat goed onderhoud essentieel is voor de taakuitoefening: met onderhoud beheersen we de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van onze installaties tegen zo laag mogelijke kosten. Daarbij wil het waterschap voldoen aan wet- en regelgeving en risico's zoveel mogelijk beperken. Dit risicogebaseerd onderhoud is de basis van het onderhoudsprogramma binnen zuiveren. Het meerjaren onderhoudsplan zuiveringstechnische werken is opgebouwd uit drie onderdelen: o Regulier basisonderhoud (inspecties en vervolgwerk); o groot onderhoud (frequent en niet-frequent). o correctief onderhoud (werkzaamheden om storingen op te lossen). De omvang van regulier basisonderhoud en het groot onderhoud wordt bepaald vanuit uitgevoerde risicoanalyses en de daarop gebaseerde onderhoudsaanpak per object in combinatie met de opgedane onderhoudservaring van de afgelopen 7 jaren. De omvang van het correctief onderhoud blijft op hetzelfde constante niveau.
Totaal onderhoud huidige begroting Totaal onderhoud benodigd Verschil
2014 5.305.580 6.150.580 845.000
17
2015 5.235.580 6.045.580 810.000
2016 5.360.580 5.971.580 611.000
2017 5.360.580 5.971.580 611.000
Kadernota 2014
juni 2013
Cross border lease Op 1 oktober 1998 is door één van de rechtsvoorgangers van WSHD (Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden) een Cross Border Lease transactie (CBL) afgesloten met investeerders en banken in de Verenigde Staten. Deze transactie betreft een overeenkomst over de verhuur en huur van 20 rioolwaterzuiveringsinstallaties, waarmee in 1998 een financieel rendement is behaald van circa € 15 miljoen. Met dit resultaat is een reserve CBL gevormd, van waaruit gedurende 20 jaar, tot en met 2018, een bedrag vrijvalt ten gunste van het beleidsproduct gezuiverd afvalwater. Voor de jaren 2013 t/m 2018 bedraagt de geraamde jaarlijkse onttrekking € 591.600. Eind 2018 zal de reserve volledig zijn vrijgevallen waardoor dus met ingang van 2019 dit voordeel ten gunste van de exploitatie er niet meer zal zijn. Reserve egalisatie subsidie SVI-DRSH De egalisatie reserve DRSH is gevormd vanuit een subsidie voor de bouw van slibverbrandingsinstallatie DRSH. Deze subsidie is over een periode van 25 jaar verdeeld. In 2020 is de termijn van 25 jaar verstreken en zal er geen vrijval meer zijn. Onderzoek en ontwikkeling Onderzoek en ontwikkeling wordt ingezet voor optimalisatie van de bedrijfsvoering, duurzaam kunnen voldoen aan de opgelegde eisen en verlenging van de levensduur van de installaties. Daarbij zoekt het waterschap constant de samenwerking met ketenpartners, kennisinstellingen en bedrijven. In de komende jaren zal het waterschap zich richten op onderzoeken die kunnen leiden tot nieuwe duurzame technologieën (innovatie), een maximale terugwinning van energie en grondstoffen en een optimale samenwerking in de keten.
18
Kadernota 2014
juni 2013
5.4 Financieel Exploitatie (exclusief kapitaallasten) Mutatie lasten ten opzichte v an de program m abegroting Jaar 2013*
Zuiv eren Efficiency Roostergoed HVC Schoonm aakcy clus Onderhoud Planv orm ing ALM Cross border lease Egalisatie subsidie SVIDRSH
Mutatie baten ten opzichte v an de program m abegroting 2013*
2014 2015 2016 2017 2018 2019
582.000 150.000 -49.000 -49.000 -49.000 -49.000
0 0 0 0 49.000 685.366
2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
-49.000 -49.000 -49.000 -49.000 -49.000 -49.000 -49.000 -49.000 -49.000 -49.000 -49.000
956.600 956.600 956.600 956.600 956.600 956.600 956.600 956.600 956.600 956.600 956.600
* Een po sitief bedrag betreft een stijging van de lasten
* Een po sitief bedrag betreft een afname van de inko msten
* Een negatief bedrag betreft een afname van de lasten
* Een negatief bedrag betreft een stijging van de inko msten
Kapitaallasten
Kapitaal lasten zuiv eren
Programmabegr.2013
Nieuwe kapitaallasten tov programmabegroting 2013 Kadernota 2014
Jaar
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
17.310.827 18.372.537 18.234.151 17.808.055 17.556.695 15.149.310 14.428.083 13.488.987 12.468.829 11.906.345 10.064.102 9.709.743 9.328.738 8.011.189 7.599.690 6.868.436 5.916.596
-31.680 511.467 699.354 685.320 953.001 1.303.016 1.640.803 1.960.916 2.311.396 3.471.071 3.646.757 3.713.452 4.232.451 6.362.940 7.883.693 8.047.253 8.130.805
19
17.279.147 18.884.004 18.933.505 18.493.375 18.509.696 16.452.326 16.068.886 15.449.903 14.780.225 15.377.416 13.710.859 13.423.195 13.561.189 14.374.129 15.483.383 14.915.689 14.047.401
Kadernota 2014
6
juni 2013
Programma Wegen
6.1 Algemeen Het Uitvoeringsprogramma Sturen op Wegen 2014-2025 is parallel aan deze Kadernota opgesteld. Het uitvoeringsprogramma wordt na het aanbieden van deze Kadernota in besluitvorming gebracht en vormt de basis voor de uitwerking van vijf thema’s: 1. Openbare verlichting; 2. Categorisering; 3. Onderhoud verhardingen; 4. Verkeersveiligheid; 5. Onderhoud kunstwerken. Per thema zijn maatregelen bepaald om zo efficiënt mogelijk de beleidsdoelstellingen uit het in 2008 vastgestelde Wegenbeleidsplan te kunnen realiseren.
6.2 Investeringen Naast de investeringen die reeds in begroting en bijbehorende meerjarenraming zijn voorzien, moeten de volgende afwijkingen worden gemeld. In deze staat zijn, in tegenstelling tot de staten bij de andere programma’s, de kapitaallasten benoemd.
1.
2.
Onderwerp
Jaar
Afwijking tov huidige begroting
Categorisering wegen : inleveren scenario 3
2015
-€ 87.000
2016 2017
-€ 171.000 -€ 250.000
2014
€ 25.000
2015
€ 48.000 € 77.000 € 103.000
Openbare verlichting
2016 2017
20
Kadernota 2014
juni 2013
6.3 Exploitatie Het uitgangspunt voor de meerjaren onderhoudsplannen is dat door het uitvoeren van onderhoud het object zijn functie goed vervult gedurende de verwachte levensduur en dat deze levensduur ook daadwerkelijk wordt gehaald. Huidige stand van zaken en inschatting voor de toekomst (tenzij anders vermeld: gemiddelden per jaar) Onderwerp
1.
Groot onderhoud kunstwerken
Jaar
Afwijking tov huidige begroting
2014
€ 401.500
2015
€ 414.500 € 531.000 € 545.000
2016 2017 2.
Regulier onderhoud kunstwerken
3.
Groot onderhoud verhardingen
2014-2017 (per jaar)
€ 87.500
2014
€ 400.000
2015 2017
€ 400.000 € 1.600.000 € 1.600.000
2015
-€ 202.000
2016 2017
-€ 1.342.500 -€ 1.378.500
2015
€ 200.000
2016 2017
€ 200.000 € 200.000
2014
-€ 200.000
2015 2017
-€ 230.000 -€ 430.000 -€ 430.000
2014
€ 86.000
2015
€ 169.000 € 248.000 € 323.000
2016 4.
5.
6.
Groot onderhoud verhardingen : inleveren Extra klein onderhoud verhardingen
Duurzame bermverharding
2016 7.
Categorisering gewenst
2016 2017
6.4 Niet gekwantificeerde posten
Niet gekwantificeerde posten programma Wegen Structureel hoger niveau onderhoudsbudget (professionaliseren onderhoudsprogramma)
21
Kadernota 2014
juni 2013
6.5 Financieel Exploitatie (exclusief kapitaallasten) Mutatie baten ten opzichte v an de program m abegr. 2013*
Wegen
Mutatie lasten ten opzichte v an de program m abegroting Jaar 2013*
Groot onderhoud kunstwerken (20142017)
2014
775.000
0
2015
839.000
0
Regulier onderhoud kunstwerken (2014- 2017) Groot onderhoud v erhardingen (20142017)
2016
894.000
0
Groot onderhoud v erhardingen : inlev eren (2015- 2017)
2017
947.000
0
Extra klein onderhoud v erhardingen (2015- 2017)
2018
0
0
2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Duurzam e berm v erharding (20142017) Categorisering gewenst (2014- 2017)
* Een po sitief bedrag betreft een stijging van de lasten * Een negatief bedrag betreft een afname van de lasten
* Een po sitief bedrag betreft een afname van de inko msten * Een negatief bedrag betreft een stijging van de inko msten
Kapitaallasten Kapitaal lasten wegen
Programmabegr.2013
Nieuwe kapitaallasten tov programmabegroting 2013
Kadernota 2014
Jaar
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
3.159.497 3.138.019 2.951.143 2.677.014 2.545.064 2.422.913 2.233.938 2.065.063 1.976.116 1.884.951 1.719.979 1.512.745 1.315.828 1.184.395 1.066.742 992.284 887.040
25.000 -39.000 -94.000 -147.000 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
22
3.184.497 3.099.019 2.857.143 2.530.014 2.545.064 2.422.913 2.233.938 2.065.063 1.976.116 1.884.951 1.719.979 1.512.745 1.315.828 1.184.395 1.066.742 992.284 887.040
Kadernota 2014
7 7.1
juni 2013
Financiële samenvatting Totaal WSHD exploitatie
Mutatie exploitatie lasten WSHD
Mutatie lasten ten opzichte van de programmabegroting 2013*
Mutatie baten ten opzichte van de programmabegroting 2013*
Mutatie kapitaallasten ten opzichte van de Totaal WSHD begroting 2013 exploitatie
Jaar
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
2.907.000 2.209.000 1.711.464 2.006.000 3.094.000 3.094.000 3.094.000 3.094.000 3.094.000 3.094.000 3.094.000 3.094.000 3.094.000 3.094.000 3.094.000 3.094.000 3.094.000
0 0 0 0 49.000 685.366 956.600 956.600 956.600 956.600 956.600 956.600 956.600 956.600 956.600 956.600 956.600
-6.680 539.787 1.269.301 1.189.096 3.628.287 241.730 -1.802.433 -3.171.398 -4.396.556 -5.021.863 -7.319.114 -8.581.084 -8.988.490 -8.795.239 -8.480.771 -9.790.566 -11.810.988
2.900.320 2.748.787 2.980.765 3.195.096 6.771.287 4.021.096 2.248.167 879.202 -345.956 -971.263 -3.268.514 -4.530.484 -4.937.890 -4.744.639 -4.430.171 -5.739.966 -7.760.388
* Een po sitief bedrag betreft een stijging van de lasten
* Een po sitief bedrag betreft een afname van de inko msten
* Een po sitief bedrag betreft een stijging van de kapitaallasten
* Een po sitief bedrag betreft een stijging van het budget
* Een negatief bedrag betreft een afname van de lasten
* Een negatief bedrag betreft een stijging van de inko msten
* Een negatief bedrag betreft een afname van de kapitaallasten
* Een negatief bedrag betreft een afname van het budget
23
Kadernota 2014
7.2
juni 2013
Lange termijn financiële consequenties van de kadernota
Programmabegroting 2013 Totale belasting opbrengst (incl. Noodzakelijke 0,5 % belasting belasting verhoging) opbrengst
Kadernota 2014
Saldo
Mutaties Kadernota Totaal 2014 Mutaties
Noodzakelijke Verhoging Totale procentuele belasting t.o.v. verhoging t.o.v. opbrengst vorige jaar basisjaar (2013)
Jaar
2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
137.577 138.265 138.956 139.651 140.349
139.368 143.274 144.163 144.167
1.103 4.318 4.512 3.818
2.900 2.749 2.981 3.195 6.771 4.021 2.248 879 3469713.2694.5304.9384.7454.4305.7407.760-
4.003 7.067 7.493 7.013 10.589 7.839 6.066 4.697 3.472 2.847 549 -712 -1.120 -927 -612 -1.922 -3.942
* Een po sitief saldo betreft een teko rt
* Een po sitief saldo betreft een teko rt
* Een negatief saldo betreft een o verscho t
* Een negatief saldo betreft een o verscho t
24
142.268 146.023 147.144 147.362 150.938 148.188 146.415 145.046 143.821 143.196 140.898 139.637 139.229 139.422 139.737 138.427 136.407
3,41% 2,64% 0,77% 0,15% 2,43% -1,82% -1,20% -0,93% -0,84% -0,43% -1,60% -0,90% -0,29% 0,14% 0,23% -0,94% -1,46%
3,41% 6,14% 6,95% 7,11% 9,71% 7,71% 6,42% 5,43% 4,54% 4,08% 2,41% 1,50% 1,20% 1,34% 1,57% 0,62% -0,85%
Kadernota 2014
8
juni 2013
Algemene Beleidstaken
Binnen het programma Algemene Beleidstaken komt een aantal diverse onderwerpen aan bod. In eerste instantie worden actuele interne en externe ontwikkelingen geschetst. Vervolgens worden de bezuinigingen en de samenwerking met waterschap Rivierenland nader toegelicht.
8.1 Actuele ontwikkelingen Externe ontwikkelingen De volgende bestuurlijke ontwikkelingen zijn van belang voor het kader waarbinnen waterschap Hollandse Delta zijn functionele taak moet uitvoeren. Een nieuw kabinet: Het VVD-PvdA Regeerakkoord van de in 2012 geformeerde regering bevat een aantal belangrijke water(schap)gerelateerde onderwerpen, die voor een belangrijk deel een verdere uitwerking vormen van het Bestuursakkoord Water uit 2011. Hiertoe behoren de zorg voor de waterveiligheid, het waterbeheer, de waterkwaliteit en de waterketen. Ten opzichte van het Bestuursakkoord is er ook een aantal wijzigingen opgenomen. Zo blijven de directe waterschapsverkiezingen behouden, die samen met de verkiezingen voor Provinciale Staten in 2015 zullen plaatsvinden. Ook is in het Regeerakkoord genoemd, dat de waterschappen verder dienen op te schalen en uit de Grondwet zullen verdwijnen. Daarnaast zet deze regering als visie neer, dat de provincies over 10 à 15 jaar samengevoegd worden tot vijf ‘landsdelen’ met een gesloten huishouding, dat de gemeenten worden samengevoegd tot een grootte van tenminste 100.000 inwoners en dat de waterschappen op zullen gaan in de landsdelen. Het Deltaprogramma: Een belangrijk inhoudelijk onderwerp voor de komende tijd blijft het Deltaprogramma, waarbij in 2013 de kansrijke strategieën door het Rijk worden vastgesteld en in 2014 de Deltabeslissingen. Daarbij wordt een actieve inbreng vanuit de regio gevraagd. Voor WSHD zijn daarbij de volgende Deltabeslissingen van belang: 1. De nieuwe normen voor de primaire waterkeringen; 2. De verdeling van het beschikbare zoetwater; 3. De adaptieve ruimtelijke inrichting; 4. De toekomstige inrichting van de Rijn-Maas Delta. Good Governance: De belangstelling voor de bestuurlijke organisatie blijft niet beperkt tot het Regeerakkoord, waarbij een apart hoofdstuk is gewijd aan de bestuurlijke organisatie. Ook in de regio zal de bestuurlijke samenwerking, doelmatigheid, rechtmatigheid en transparantie veel aandacht krijgen. Daarbij spelen de volgende zaken: 1. De waterschapsverkiezingen: Nu vastgesteld is, dat er directe verkiezingen, samen met de verkiezingen voor Provinciale Staten, worden georganiseerd, moet de wetgeving worden aangepast. De aanpassing van de Kieswet, de verlenging van de zittingsduur van het huidige bestuur en de regeling rond de geborgde zetels vormen daarbij belangrijke aspecten. 2. Samenwerking en verbonden partijen: Het Bestuursakkoord Water heeft als kernbegrip ‘doelmatigheid’, waarbij samenwerking tussen waterschappen onderling, met gemeenten, met RWS en met het bedrijfsleven en kennisinstituten van belang zijn. Echter ook de toenemende complexiteit en maatschappelijke druk vragen om samenwerking. Niet alleen gemeenten gaan steeds meer samenwerken (zoals Barendrecht-Albrandswaard-Ridderkerk) of gaan samen (zoals de nieuwe gemeente GoereeOverflakkee). Ook waterschappen werken steeds meer samen zoals Hollandse Delta en Rivierenland, de Brabantse waterschappen en de waterschappen in Oost-Nederland. Voor specifieke taken kan deze samenwerking vorm krijgen via een Gemeenschappelijke Regeling(GR). Ervaringen uit de afgelopen periode worden daarbij gebruikt om een eenduidig
25
Kadernota 2014
3.
juni 2013
kader voor WSHD op te stellen ten aanzien van het omgaan met GR's. Hieraan kunnen zowel bestaande als toekomstige GR’s getoetst worden. Publieke verantwoording en beïnvloeding (Public Affairs): Door de maatschappelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld op het gebied van de interactieve beleidsvorming) moeten overheden zich steeds meer transparant opstellen en actief verantwoording afleggen. Daartegenover staat dat de positie van het waterschap als 'regionale waterautoriteit' en 'uitvoeringsgerichte overheid' de mogelijkheid biedt om water(schap)gerelateerde onderwerpen op bestuurlijk-strategisch niveau te beïnvloeden. Dit vereist bestuurskracht.
8.2 Autonome ontwikkelingen Bezuinigingen Vanuit het Bestuursakkoord Water is van Rijkswege een verhoging van de bijdrage voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma voorzien, die door doelmatigheidswinst gemitigeerd moeten worden, zodat de stijging van de waterschapsbelastingen kleiner blijven dan 5% per jaar. In het nieuwe Regeerakkoord zijn geen aanvullende financiële taakstellingen aan de waterschappen opgelegd.
8.3 Samenwerking Samenwerking met Rivierenland In het visiedocument 'Rivieren en Delta stromen samen', dat in juli 2011 door de besturen van Rivierenland en Hollandse Delta is vastgesteld, wordt ingegaan op het 'waarom', 'wat' en 'hoe' van een strategische samenwerking tussen beide waterschappen. Onder het motto 'zelf doen is optellen; samenwerken is vermenigvuldigen' wordt de strategische samenwerking beschreven: de beheergebieden van beide waterschappen bestaan uit kwetsbare eilanden omgeven door het water van rivieren en zee. Ze liggen in het zelfde stroomgebied, zodat de belangen letterlijk in elkaars verlengde liggen. De samenwerking biedt de mogelijkheden om de belangen hoog op de agenda te houden, zowel in Den Haag als in Europa. Maar daarnaast wordt in het visiedocument ook aangegeven dat de samenwerking concreet moet leiden tot een betere kwaliteit, lagere kosten en/of een grotere robuustheid voor de burgers en bedrijven. Deze effecten moeten vooral geboekt worden door meer synergie in de taakuitvoering, het verbeteren van de bedrijfsvoering, een betere positionering en samenwerking op het gebied van informatiesystemen en human resource, etc. In een gezamenlijke bijeenkomst van de Algemeen Besturen op 25 oktober 2012 in Werkendam is de strategische samenwerking tussen de beide waterschappen uitgebreid besproken. Daarbij zijn de volgende onderwerpen aan de orde gesteld: • Inmiddels is er reeds een concrete samenwerking tot stand gekomen op het gebied van een geïntegreerde afdeling Handhaving, afstemming op het gebied van inkoop en aanbesteding, een gezamenlijke coördinatie van de subsidieverwerving en het afstemmen van het ambtelijk integriteitsbeleid. Daarnaast wordt onderzocht of een gezamenlijke IT-organisatie en een gezamenlijk zuiveringsbedrijf. • De strategische samenwerking tussen de twee waterschappen staat een bredere samenwerking niet in de weg. Zo wordt met betrekking tot het laboratorium (Aquon) en muskusrattenbestrijding met meer waterschappen samengewerkt. Bij vergunningverlening wordt niet alleen een samenwerking tussen de twee waterschappen onderzocht, maar wordt ook nadrukkelijk gekeken naar samenwerking met Rijkswaterstaat. Maatgevend voor een goede business case is het snel renderen van de samenwerking. Door samen op te trekken kunnen we dat sneller tot een succes brengen. • Aan de samenwerking wordt nu vaak invulling gegeven door initiatieven van onderaf. Deze worden gewaardeerd, maar bij het bestuur leeft het idee dat er meer doelmatigheidswinst is te behalen met een duidelijker sturing en meer uniformiteit.
26
Kadernota 2014
juni 2013
8.4 Wetgevingsbespiegelingen. Meer dan 20 wetten, waaronder ook de Waterwet zullen opgaan in een nieuwe Omgevingswet. Doelstelling van deze integratieslag is verlaging van kosten voor burgers en bedrijven, door minder regels en een transparanter stelsel. Een eerste concept wetsontwerp wordt verwacht eind 2013, begin 2014. De verdere implementatie van de Waterwet mondt uit in een modernisering van de Keur met bijbehorende deregulering van de beleidsregels dit jaar en in 2014. Aanpassing van de Kieswet en Waterschapswet zal resulteren in waterschapsverkiezingen ,die gelijktijdig worden gehouden met de verkiezingen voor Provinciale Staten (maart 2015). Dit betekent voor de hoofdingelanden, dat zij zitting blijven houden tot maart 2015 -was maart 2014.
8.5 Verbonden partijen Inleiding Het onderwerp verbonden partijen heeft de afgelopen periode ruim in de bestuurlijke belangstelling gestaan. De wetgever heeft de Wet gemeenschappelijke regelingen in het leven geroepen om samenwerking tussen overheidsorganisaties op publiekrechtelijke basis mogelijk te maken. Gezien het aantal gemeenschappelijke regelingen, waarin het waterschap deelnemer is, is de wens c.q. noodzaak tot samenwerking van waterschap Hollandse Delta met andere waterschappen en gemeenten onderkend. Overigens kan een verbonden partij ook op privaatrechtelijke basis worden benoemd; denk hierbij bijvoorbeeld de gemeenschappelijke regeling, die het gezamenlijke aandelenpakket van HVC beheert. De definitie op basis van artikel 4.1 Waterschapsbesluit van verbonden partij is: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin het waterschap een bestuurlijk en een financieel belang heeft. Huidige situatie Door waterschap Hollandse Delta wordt deelgenomen in een aantal gemeenschappelijke regelingen, te weten: SVHW, AQUON, Het Waterschapshuis, de Gemeenschappelijke regeling slibverwerking, Groenbeheer Hoekse Waard en Streekarchief Voorne-Putten-Rozenburg. In aanvang is in deze samenwerkingsverbanden deelgenomen om vanuit een bestuurlijke afweging de publieke taken efficiënter en doelmatiger te kunnen uitoefenen. Bestuurlijk is daarbij de wens geuit om een geactualiseerde visie te formuleren waarmee een adequate sturing en control op verbonden partijen gerealiseerd wordt. Nota verbonden partijen Het bovenstaande is aanleiding om dit onderwerp nader te beschouwen door het opstellen van een "Nota Verbonden partijen". Hierin worden de visie op samenwerking, de aansturing van de verbonden partijen, de beperkingen en de valkuilen nader beschouwd. Voor de ambtelijke ondersteuning en het college zijn workshops over dit onderwerp georganiseerd. Ook is dit onderwerp in de informatieve vergadering van april 2013 behandeld. Deze workshops en de informatieve vergadering zijn mede bedoeld om input te genereren voor de Nota verbonden partijen voor de VV-vergadering van september 2013 is geagendeerd.
27
Kadernota 2014
juni 2013
8.6 Strategisch HRM Demografie De Nederlandse bevolking vergrijst, ontgroent en verkleurd. De gemiddelde leeftijd van de Nederlandse bevolking neemt toe, meer ouderen die ouder worden (vergrijzing). De groei van het aantal jongeren stagneert (ontgroening). Het aandeel allochtonen onder de jongeren groeit (verkleuring). Beroepsbevolking Voornoemde ontwikkelingen zien we ook terug in de beroepsbevolking. Bij deze trend is een verhoging van de pensioenleeftijd van 67 naar bijvoorbeeld 70 een reële optie. De gemiddelde leeftijd neemt toe en jonge allochtonen worden een belangrijke groep voor bedrijven die een verjonging van hun personeelsbestand nastreven. Kwalificatie Welke kwalificaties de nieuwe beroepsbevolking heeft is nog maar de vraag. We zien nu een afnemende interesse voor het MBO en de bèta-opleidingen. Keuzes voor opleidingen verlopen grillig, zij zijn trend gevoelig. Die trends zijn beïnvloedbaar en hier ligt dan ook een moment van actieve beïnvloeding voor de sectoren. Fysieke arbeid als specialisme Mede in antwoord op deze vergrijzing verdwijnt de fysieke arbeid uit de arbeidsorganisatie. Technische automatisering, mechanisering en robotisering zorgen voor de vermindering of verlichting van fysieke arbeid. De fysieke arbeid die rest wordt een specialisme waar speciale bedrijven zich op toe zullen leggen. De uitbesteding van fysieke arbeid. Rationalisatie Met de verdere schaalvergroting doen harmonisatie en rationalisatie van de bedrijfsprocessen hun intrede, zover deze al niet is ingezet. De piofah-functies worden rijp voor centralisatie en/of uitbesteding. Waarbij liaisonfuncties in de organisatie blijven voor regie en afstemming. Ook de ontwikkeling van de efficiënte overheid stimuleert deze ontwikkeling. Van beheren naar regisseren De trend van uitbesteding is al waarneembaar als een autonome ontwikkeling maar ook als antwoord op knelpunten in de beschikbare capaciteit. De markt komt niet alleen dichterbij maar raakt vervlochten met de verantwoording en dienstverlening die een overheid heeft ten aan zien van de burger. Geld Rekening houdend met voornoemde ontwikkelingen neemt per saldo het aantal vaste medewerkers bij de gemeenschappelijke waterschappen af en groeit de flexibele schil met inhuur. De personele lasten verminderen en de kosten t.b.v. de flexibele schil stijgen. Bij handhaving van het huidige beleid stijgen met het vergrijzen de personele lasten. Ook het verdwijnen dan uitvoerende functies, lees lagere salarisschalen, zorgen ervoor dat de gemiddelde medewerker duurder wordt.
28
Kadernota 2014
9
juni 2013
100 miljoen lening
Algemene informatie De 100 miljoen lening is in 2005 afgesloten in verband met de vermogensverdeling van het voormalige ZHEW. Het betrof 14 geldleningen die zijn omgezet in 1 nieuwe geldlening die vervolgens is gesplitst en overgenomen door de drie rechtsopvolgers van ZHEW. De belangrijkste voorwaarden van de lening (deel WSHD) zijn: bedrag € 100.774.088; looptijd 3 januari 2005 t/m 3 januari 2035; rente 5,06% voor de hele looptijd; aflossing in 10 jaarlijkse termijnen, voor de eerste maal op 3 januari 2026, voor de laatste maal op 3 januari 2035; Vervroegde aflossing is niet toegestaan. Scenario's Onderstaand zijn vier uitgewerkte en geanalyseerde scenario's weergegeven. Deze scenario's zijn ter beoordeling voorgelegd aan financieel adviesbureau Ernst & Young. De volgende scenario's zijn beoordeeld: Scenario 1. Niets doen. Scenario 2. Lening afkopen. Scenario 3. Depot vorming. Scenario 4. Depot vorming en bestemmingsreserve.
Scenario 1. Niets doen. Uit de analyse van Ernst & Young komt naar voren dat het niet noodzakelijk is om direct over te gaan tot handelen. Hierbij speelt de beoordeling van het risico van de leningenportefeuille een rol. Het gaat om de volgende risico's: Beheersing van liquiditeitsrisico: de financieringsstructuur moet er op gericht zijn het liquiditeitsrisico (beschikbaarheid van financiering) beheersbaar te houden; Beheersing van renterisico: de financieringsstructuur moet zodanig zijn dat bovenmatige renterisico's worden voorkomen. Gezien de kredietstatus van de sector overheid in Nederland is tot op heden het liquiditeitsrisico zeer beperkt. Uit de huidige ontwikkelingen in het Eurogebied wordt wel duidelijk dat dit geen garantie voor de toekomst is. Door nieuwe wetgeving (wet Houdbare overheidsfinanciën) wordt wel gewerkt aan randvoorwaarden om de rating van de sector overheid in Nederland hoog te houden. Voor de beoordeling van het renterisico geeft de wet Financiering decentrale overheden (Fido) de kaders, waarbij vooral de renterisiconorm van belang is. Het renterisico in een jaar wordt daarbij bepaald als de som van de restantbedragen van de leningen waarop een renteherziening plaats heeft en het bedrag aan aflossingen dat moet worden hergefinancierd. Dit bedrag mag niet hoger zijn dan 30% van het begrotingstotaal. Op basis van de Programmabegroting 2013 is de renterisiconorm € 45 miljoen. Op basis van de huidige leningenportefeuille blijft WSHD tot en met 2035 ruim onder de norm. Het hoogst af te lossen bedrag in die periode is afgerond € 16 miljoen. Specifiek voor de € 100 miljoen lening is het renterisico vanaf 2026 het aflossingsbedrag van € 10 miljoen per jaar. Als het aflossingsbedrag moet worden hergefinancierd, dan zal de rente wijzigen. Stel dat de rente 1% hoger wordt, dan geeft dit een structurele extra last van € 100.000 vanaf 2026. Overigens kan de rente ook lager liggen. Daar is geen uitspraak over te doen. Verder valt thans niet in te schatten of de aflossing inderdaad t.z.t. hergefinancierd moet worden. Hiervoor is solide inzicht nodig in de ontwikkeling van de financieringsbehoefte op zeer lange termijn.
29
Kadernota 2014
juni 2013
Bereikt moet worden dat WSHD t.z.t. (rond 2020) beter zicht krijgt in de financieringsbehoefte op lange termijn en daarmee in de renterisico's die gelopen worden in het meerjarenperspectief. Als daar inzicht in is, kan onderzocht worden of het mogelijk is de renterisico's af te dekken. Het gaat hierbij dan niet alleen om de € 100 miljoen lening, maar om de totale financieringsbehoefte van WSHD. Over de drie overige scenario's kan specifiek nog het volgende gemeld worden:
Scenario 2. Lening afkopen. Hierover is overleg geweest met de geldverstrekker, de NWB. Omdat de lening is verstrekt onder de voorwaarde dat vervroegde aflossing niet mogelijk is, kan de lening alleen vervroegd worden afgelost met een agio. Dit agio wordt gebaseerd op de contante waarde van de rente die de bank misloopt. Hierdoor zou de afkoop ca. € 20 miljoen kosten. Scenario 3. Depot vorming. Bij deze constructie worden nu langlopende leningen aangetrokken, om in de toekomst (vanaf 2026) de aflossingen te kunnen financieren. Het bedrag van de nieuw aangetrokken lening wordt dan in depot gezet. Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren in 2013, moeten de aangetrokken gelden bij het Rijk 'geparkeerd' worden. De rentevergoeding die van het Rijk ontvangen wordt is erg laag. Deze oplossing betekent hogere rentelasten voor WSHD. Immers de te betalen rente wordt lang niet goed gemaakt door de te ontvangen rente. Dit scenario heeft als voordeel, dat het liquiditeitsrisico vanaf 2026 (deels) wordt afgedekt. Nadeel is dat vanaf heden tot en met 2026 sprake is van extra (rente) lasten, te dekken binnen de exploitatie. Scenario 4. Depot vorming en bestemmingsreserve. Bij dit scenario wordt er vanuit gegaan dat gespaard wordt voor de toekomstige aflossing van de € 100 miljoen lening door vanuit de exploitatie bedragen te storten in een bestemmingsreserve en de gestorte bedragen te beleggen. Bij deze oplossing lopen de begrippen financieren en dekken door elkaar heen. Het aflossen van een geldlening heeft betrekking op de financiering van WSHD. Het gaat hier om een balansmutatie. Deze aflossing hoeft niet te worden gedekt binnen de exploitatie (verlies en winst). Het genereren van extra belastingopbrengsten is nodig voor het dekken van de lasten van WSHD. De lasten die voortkomen vanuit de financiering zijn alleen de rentelasten en eventueel de kosten van agio op een geldlening Een reserve wordt ingesteld ter dekking van incidentele lasten. Omdat een aflossing van een geldlening niet onder de lasten valt, kan de aflossing niet gefinancierd worden uit een reserve. Een onttrekking uit een reserve kan wel gebruikt worden voor de dekking van bijvoorbeeld een eenmalige afschrijving van een bezitting. Het verschil tussen financieren en dekken is inherent aan het stelsel van baten en lasten. In een bijlage worden de begrippen 'dekken' en 'financieren' kort uitgelegd. Tevens wordt in een voorbeeld aangegeven wat voor de balans de gevolgen zouden zijn van het reserveren van gelden voor het aflossen van de € 100 miljoen lening. Keuze Gelet op de consequenties van bovenstaande scenario’s wordt voorgesteld scenario 1, “niets doen”, te kiezen. Het is op dit moment niet noodzakelijk financiële maatregelen te treffen inzake de lening van 100 mln. Wel moet bereikt worden dat er rond 2020 beter zicht is in de financieringsbehoefte
op lange termijn en daarmee in de renterisico's die gelopen worden in het meerjarenperspectief.
30
Kadernota 2014
juni 2013
10 Wet HOF en schatkistbankieren Op vrijdag 18 januari 2013 hebben delegaties uit het kabinet en de besturen van Unie, IPO en VNG een onderhandelaarsakkoord bereikt over een aantal financiële onderwerpen waarover al langere tijd discussie met het Rijk was. Door het nieuwe kabinet zijn deze onderwerpen ook in het Regeerakkoord opgenomen en op 23 april 2013 zijn de voorstellen door de Tweede Kamer aangenomen.. Het betreft onder andere: 1. Wet HOF / Saldopad EMU-norm 2. Schatkistbankieren Ad 1 Wet HOF / Saldopad EMU-norm Er is een onderhandelaarsakkoord over de invoering van de wet Houdbare overheidsfinanciën (HOF) en de bijdrage van de medeoverheden aan het terugdringen van het EMU-tekort. Uitgangspunt was dat de medeoverheden de noodzaak van het terugdringen van het EMU-tekort onderschrijven, maar dat de bijdrage van de medeoverheden daarin punt van discussie was. Met name het toegroeien naar een EMU-saldo van minimaal 0% is voor de medeoverheden problematisch omdat gewerkt wordt met een stelsel van baten en lasten en het EMU-saldo is gebaseerd op kasstromen. In het overleg is een tekortnorm voor deze kabinetsperiode afgesproken van -0,5% in 2013 aflopend tot -0,3% in 2017. Daarnaast is nog een ambitie uitgesproken om het tekort in 2017 op -0,2% te krijgen. Verder is een winstpunt dat afgesproken is dat in de huidige kabinetsperiode de sanctie zoals benoemd in de wet HOF niet toegepast worden. Als er sprake is van (dreigende) overschrijding, wordt in bestuurlijk overleg besloten tot maatregelen. Overigens gaat het hierbij om een overschrijding op macroniveau, eerst voor de medeoverheden totaal en daarbinnen de drie sectoren. Over de verdeling van de toegestane tekorten over de sectoren moeten de koepels nog afspraken maken. Vooralsnog wordt uitgegaan van de huidige verdeling.
Financiële consequenties wet Hof voor WSHD De wet HOF heeft geen directe financiële consequenties, maar wordt wel een sturingsinstrument. Dit laatste met name in de investeringsplanning. Omschrijving (bedragen x € 1.000) 2013 2014 2015 Berekend EMU-saldo (begroting 2013) -22.753 -16.490 28.658
2016
2017
-21.713 6.587
Referentiewaarde (tekortnorm) Verschil (+ = ruimte; - = te hoog tekort)
-7.921
-17.240 -17.240 -17.240 -13.792 -10.344 -5.513
750
45.898
16.931
*Bron : Programmabegroting 2013
• •
Referentiewaarde 2013 t/m 2015 volgens uitkomsten EMU-enquête 2013 (CBS 28-2-2013) Referentiewaarde 2016 en en 2017 o.b.v. afgesproken tekortnorm
Ad 2. Schatkistbankieren Het wetsvoorstel schatkistbankieren wordt naar aanleiding van het overleg met de medeoverheden aangepast door het kabinet. De medeoverheden delen het principe van schatkistbankieren niet, maar de onderhandelaars hebben aangegeven dat zij accepteren dat het aangepaste wetsvoorstel naar de Kamer wordt gezonden. Het principe van schatkistbankieren blijft dat de medeoverheden overtollige liquide middelen moeten beleggen bij het Rijk. In het nieuwe voorstel zijn hiervoor wel grenzen aangebracht. Een medeoverheid hoeft overtollige middelen niet in de schatkist te storten zolang de bruto overtollige middelen 0,75% van het begrotingstotaal (met een minimum van € 250.000 en een maximum van € 2,5 miljoen per medeoverheid) niet overschrijden.
31
Kadernota 2014
juni 2013
Voor WSHD betekent dit dat tot een bedrag van ca. € 1,1 miljoen niet in de schatkist gestort hoeft te worden en over dit bedrag waarschijnlijk een beter rendement behaald kan worden. Onduidelijk is nog op welk moment de grenzen getoetst worden (dagelijks, maandelijks, per kwartaal?). In het onderhandelaarsakkoord is opgenomen dat de partijen meewerken om de invoering tijdig voor het einde van 2013 te implementeren.
Financiële consequenties wet Hof voor WSHD De financiële consequenties zijn nog niet te bepalen, omdat er nog geen inzicht is in het verschil tussen de van het Rijk te ontvangen rente en de rente die vanuit de markt ontvangen kan worden. De verwachting is dat de rijksrente lager ligt. Daarbij moet bedacht worden dat WSHD geen grote overschotten aan liquide middelen heeft.
32
11
Vaststelling Kadernota 2014
DE VERENIGDE VERGADERING VAN WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA;
op voordracht van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta d.d. 21 mei 2013;
gelezen het advies van de commissies: • Water van 10 juni 2013; • WWV van 11 juni 2013; • MBH 12 juni 2013 overwegende dat: de Verenigde Vergadering in haar bijeenkomst van 24 mei 2012 onder andere heeft besloten: met ingang van 2013 geen Meerjarenbeleidsplan meer op te stellen; met ingang van 2013 een Kadernota in te voeren; de Verenigde Vergadering op 15 mei 2013 heeft gesproken over de mogelijke scenario’s voor het inrichten van de Kadernota 2014; het college op grond van de resultaten van de opiniërende Verenigde Vergadering van 15 mei 2013 heeft gekozen om scenario 3 uit te werken in de Kadernota 2014; gelet op: artikel 77 Waterschapswet;
BESLUIT:
1. 2. 3.
de Kadernota 2014 vast te stellen overeenkomstig scenario 3; de Programmabegroting 2014 binnen dit kader uit te werken; het college te verzoeken te streven naar een zo sober mogelijke uitvoering.
Ridderkerk, 27 juni 2013. De Verenigde Vergadering voornoemd, dijkgraaf, secretaris-directeur,
drs. A.A. van Vliet.
ing. J.M. Geluk.
12
Bijlagen bij de Kadernota 2014
Bijlage 1
Onderliggende documentatie voor het programma Zuiveren
Bijlage 2
Onderliggende documentatie voor de programma's: Water Waterkering Wegen
Bijlage 3
Toelichting dekken en financieren
Bijlage 4
Presentatie en scenario’s Opiniërende Verenigde Vergadering 15 mei 2013 (separaat bijgevoegd)
Bijlage 5
Lijst van afkortingen
34
Bijlage 1
Onderliggende documentatie voor het programma Zuiveren
35
Sturen op Zuiveren 1
INLEIDING
Omschrijving en kerntaken Het programma Zuiveren draagt met de zuiveringstechnische werken zorg voor het transporteren en zuiveren van het aangeboden communale afvalwater en de verwerking van het hierbij geproduceerde slib. Het beheer omvat 66 rioolgemalen, 183 km persleiding, 22 zuiveringsinstallaties en 11 slibverwerkingsinstallaties. Om de zuiveringstaak binnen de wettelijke eisen en kaders te kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk om in een continue cyclus: de operationele bedrijfsvoering doelmatig en efficiënt uit te voeren; middels onderhoud het functioneren van deze werken te garanderen; middels investeringen installaties te vernieuwen en uit te breiden door het uitvoeren van onderzoek en het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde processen te zijn voorbereid op de toekomst. Uitgangspunt bij zuiveren is het voldoen aan wet- en regelgeving, waarbij tijdig wordt geanticipeerd op toekomstige eisen en voorschriften. Eisen en voorschriften zijn vastgelegd in vergunningen per locatie en in algemene bestuurlijke afspraken, bijvoorbeeld op het gebied van energie en duurzaamheid. Daarnaast geldt algemene regelgeving op het gebied van veiligheid en arbeidsomstandigheden. Bij de uitvoering van de taak zorgen we ervoor dat het onderhoud en beheer zodanig is, dat we voldoen aan de normen tegen aanvaardbare risico’s en laagst maatschappelijke kosten. Het waterschap hanteert voor het Programma Zuiveren de volgende algemene uitgangspunten: Voldoen aan de wettelijke eisen en bepalingen op korte en lange termijn: Zuiveren tegen de laagste kosten Onderhoud is gericht op een optimale beschikbaarheid, betrouwbaarheid en veiligheid van de zuiveringstechnische werken op basis van een geaccepteerd risiconiveau. Maximaal haalbare duurzaamheid bij ontwerp en beheer installaties: Het totaal aan zuiveringstechnische werken wordt beheerd op basis van asset management principes. De ontwikkeling is ingezet om door goed asset management een duurzame bedrijfsvoering te borgen, nu en in de toekomst met een optimale kostenbeheersing over de gehele levenscyclus. WSHD beschikt over veel installaties die 20-30 jaar geleden zijn gebouwd. Door optimalisering en innovatie wordt gezorgd dat de levensduur van bestaande assets zoveel mogelijk wordt verlengd. Daarmee kunnen hoge investeringskosten voor volledige nieuwbouw zo lang mogelijk worden uitgesteld. De doelen en ambities voor het Programma Zuiveren zijn verwoord in het Uitvoeringsprogramma WBP 2013-2017. In 2012 hebben een aantal ontwikkelingen plaatsgehad op het gebied van Nederlandse en Europese regelgeving en het omgaan met klimaatdoelstellingen. Geen van deze ontwikkelingen geeft aanleiding tot aanpassing van doelen of ambities. In deze bijlage worden voor het Programma Zuiveren in hoofdstuk 2 de verwachte ontwikkelingen beschreven voor de exploitatie ten opzichte van de meerjarenraming in de begroting van 2013. In hoofdstuk 3 worden de geplande investeringen beschreven die op basis van het onderhoudsmanagementsysteem en op basis van positieve business cases zijn geselecteerd. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de drie scenario’s gepresenteerd die zijn uitgewerkt voor de kadernota.
36
2
EXPLOITATIE ZUIVERINGSTECHNISCHE WERKEN
2.1 Zuiveren Het operationele beheer van de installaties moet ertoe leiden dat jaarlijks ruim 130 miljoen m3 gezuiverd afvalwater voldoet aan alle (vergunnings-)eisen en bepalingen. In 2012 is aan de doelen voor afnameverplichting en zuiveringsprestatie voldaan. Ook de realisatie van de doelstellingen in het kader van de bestuurlijke afspraken voor energie en klimaat zijn (ruim) op schema.
Wat gaan we (anders) doen Als gevolg van de invoering van de Waterschapsbrede Controle Kamer (WCK) en een aantal verbeterprojecten zullen de zuiveringsprocessen efficiënter worden aangestuurd. Met name op het gebruik van energie en chemicaliën en door de reductie van slibafvoer zullen financiële voordelen behaald worden. Wel is voor het optimaal presteren van de beluchtingscircuits een schoonmaakcyclus ingevoerd. Een verdere invulling van de samenwerking met HVC is de verwerking van roostergoed door HVC. Dit zal naar verwachting een structureel financieel voordeel per jaar opleveren.
Wat zijn de financiële gevolgen Procesefficiency: verbeterde sturing door o.a. de invoering van de WCK leidt tot een structurele reductie van de exploitatiekosten. Samen met de lagere kosten voor roostergoed bij uitbesteding aan HVC wordt 450.000 efficiencyvoordeel behaald op de procesvoering. € Efficiency Roostergoed HVC
2014 -350.000 -100.000
2015 -350.000 -100.000
2016 -350.000 -100.000
2017 -350.000 -100.000
2018 -350.000 -100.000
Totaal verschil
-450.000
- 450.000
-450.000
-450.000
-450.000
Voor de reguliere schoonmaak van de selectoren (zandverwijdering) is € 150.000 per jaar gereserveerd. Dit om hogere kosten voor schoonmaak van complete circuits te voorkomen.
Wat is nog onzeker/onbekend Verwerkt slib Bij HVC is Zuiderzeeland toeleverancier van slib. Zij hebben in het voorjaar 2013 de slibverwerking opnieuw aanbesteed, waarna zij de slibverwerking aan een andere aanbieder hebben gegund. Omdat de kosten voor verwerking van slib voornamelijk bepaald wordt door vaste lasten leidt het afhaken van Zuiderzeeland mogelijk tot een tariefstijging per 2014 van ca. 5% ofwel € 4,per ton. Dit betekent een structurele verhoging van de exploitatiekosten van ca. € 350.000. Asbestcement leidingen Een aantal asbestcementleidingen van het waterschap zijn na het voltooien van projecten vòòr 2010 niet verwijderd. In 2013 wordt bezien welk beleid het waterschap zal voeren inzake het verwijderen van asbestcementleidingen. De (eenmalige) kosten voor de verwijdering bedragen meer dan €1 mln, deels te verrekenen met gemeenten.
37
2.2 Meerjaren Onderhoud In december 2007 is het onderhoudsbeleidsplan voor onder andere het programma zuiveren door het college van dijkgraaf en heemraden vastgesteld. In dit beleidsplan is een visie geformuleerd op onderhoud met daaraan verbonden randvoorwaarden. Kern van de visie is, dat goed onderhoud essentieel is voor de taakuitoefening: met onderhoud beheersen we de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van onze installaties tegen zo laag mogelijke kosten. Daarbij wil het waterschap voldoen aan wet- en regelgeving en risico's zoveel mogelijk beperken. Dit risicogebaseerd onderhoud is de basis van het onderhoudsprogramma binnen zuiveren.
Wat gaan we (anders) doen? In 2012 zijn zowel het beleid van 2007 als de nodig geachte onderhoudsinspanning kritisch gewogen: zijn de huidige risicomatrices (de basis van het beleid) realistisch en acceptabel en is het onderhoudsprogramma (met de daaraan verbonden kosten) doelmatig, oftewel gericht op het verlengen van de technische levensduur en het voorkomen van risicovolle storingen. Wij verwachten daarmee solide uitgangspunten te hebben voor het onderhoud. Dat is de basis voor de kadernota. We laten de uitgangspunten nog toetsen door middel van een externe audit. Met deze noties blijft het beleid uit 2007 het uitgangspunt voor het meerjarenonderhoudsprogramma. Het meerjarenonderhoudsprogramma is opgebouwd uit drie onderdelen: 1. 2. 3.
Regulier basisonderhoud (inspecties en vervolgwerk) Groot onderhoud (frequent en niet-frequent) Correctief onderhoud (als gevolg van storingen)
De omvang van regulier basisonderhoud en het groot onderhoud wordt bepaald vanuit uitgevoerde risicoanalyses en de daarop gebaseerde onderhoudsaanpak per object in combinatie met de opgedane onderhoudservaring van de afgelopen 7 jaren. De omvang van het correctief onderhoud blijft op hetzelfde constante niveau. Hierbij is het goed om te realiseren dat de meeste installaties het einde van hun technische levensduur bereikt hebben of bereiken in de nabije toekomst. Bij voortduring is er een afweging tussen (volledige) vervanging van bestaande installaties met hoge investeringskosten t.o.v. verlenging levensduur (lage investering) en mogelijk verhoogde onderhoudskosten. In 2011 en 2012 is geïnvesteerd in het in beeld krijgen van het niet-frequent groot onderhoud, noodzakelijk om de installaties ook voor de lange termijn in stand te houden met een beoordeling van de noodzaak. Het is dan niet zozeer de vraag of dit onderhoud nodig, meer de vraag hoe lang uitstel verantwoord is. In burap II van 2012 en in de begroting van 2013 is al een eerste aanpassing van het onderhoudsbudget doorgevoerd vanwege niet-uitstelbaar groot onderhoud. Voor de kadernota is nu onderbouwd welk groot onderhoudsprogramma nodig is om ook het niet-frequent onderhoud op te nemen in het meerjarenprogramma. De conclusie is dat voor 2014 de gewenste stijging van de onderhoudskosten € 850.000 bedraagt t.o.v. de jaarschijf 2014 uit de begroting van 2013. Zoals hierboven gesteld laten we in 2013 laten we de uitgangspunten nog extern toetsen. De resultaten nemen we mee in de kadernota 2015 e.v.
Financiële gevolgen Omdat we met de huidige installaties goed voldoen aan de wet- en regelgeving (vergunningen en afnameverplichtingen) kent het waterschap geen grote nieuwbouwopgaven. De opgave van het waterschap is richten op levensduurverlenging. Op termijn zullen daardoor de kapitaallasten dalen en de exploitatielasten voor onderhoud stijgen.
38
2014
2015
2016
2017
2018
Regulier basis onderhoud
€
3.376.000
3.376.000
3.376.000
3.376.000
3.376.000
Groot onderhoud
1.935.580
1.825.580
1.751.580
1.751.580
1.780.000
844.000
844.000
844.000
844.000
844.000
6.150.580
6.045.580
5.971.580
5.971.580
6.000.000
5.305.580 845.000
5.235.580 810.000
5.360.580 611.000
5.360.580 611.000
Correctief onderhoud Totaal In begroting 2013 Verschil
Ten opzichte van het in de begroting opgenomen budget is dit een sterke stijging. Om dit te wegen is gekeken naar de realisatie van onderhoud in de afgelopen jaren. Het beeld daarbij is, dat de realisatie rond of boven de €6 mln. heeft gelegen, nl.: € Begroot Realisatie
2010
2011
2012
2013
6.100.000 6.087.000
6.294.500 6.242.146
5.997.770* 5.954.698
5.748.570**
* in burapII 2012 is €295.000 toegevoegd aan budget ** In de begroting 2013 is incidenteel € 320.000 toegevoegd aan de oorspronkelijke raming
Met deze verhoging komt het onderhoudsbudget op het niveau van de realisatie van de afgelopen jaren. 2.3 Onderzoek en ontwikkeling Onderzoek en ontwikkeling wordt ingezet voor optimalisatie van de bedrijfsvoering, duurzaam kunnen voldoen aan de opgelegde eisen en verlenging van de levensduur van de installaties. Daarbij zoekt het waterschap constant de samenwerking met ketenpartners, kennisinstellingen en bedrijven.
Wat gaan we (anders) doen In de komende jaren zal het waterschap zich richten op onderzoeken die kunnen leiden tot nieuwe duurzame technologieën (innovatie), een maximale terugwinning van energie en grondstoffen en een optimale samenwerking in de keten. In de periode 2013-2015 zal de tweede fase van het onderzoek naar het Koude Anammox proces worden uitgevoerd op Dokhaven. Het project is een samenwerkingsverband tussen WSHD, het bedrijf Paques en STOWA. Voor het project is subsidie beschikbaar gesteld vanuit het Europese LIFE+ programma en vanuit de STOWA. De doelstelling hiervan is het ontwikkelen van een nieuwe technologie, waarmee de bestaande installatie Dokhaven langer benut kan worden, ook als de eisen in de toekomst worden aangescherpt en waarbij een verdere verduurzaming van het proces kan worden gerealiseerd. Omdat de voorwaarden voor toepassing steeds aantrekkelijker worden gaan we de strategische uitgangspunten die voortvloeien uit het Duurzaamheidsbeleid en de Energievisie uitwerken in initiële business cases voor de productie van duurzame energie uit zon en wind. Financiële gevolgen De kosten blijven binnen de huidige begroting.
39
Wat is nog onzeker/onbekend Voor onderzoeken in het kader van grondstoffenterugwinning vindt in 2013 op landelijke schaal afstemming plaats binnen de Grondstoffenfabriek, Binnen dit kader zal een landelijk onderzoeksprogramma worden uitgewerkt, waarin WSHD zal participeren. Het voornemen bestaat om in de komende jaren de aanpak van asset management verder te ontwikkelen voor het beheer van de bestaande installaties. Hiermee kunnen op de lange termijn de laagste maatschappelijke kosten worden behaald met inrichtingen die zijn afgestemd op de omgeving en die zijn voorbereid op de toekomst. Met name een methodiek, waarin de kosten over de gehele levensduur van de installatie worden beschouwd, zal hierin een steeds voornamere rol krijgen. Onder welke voorwaarden deze ontwikkeling kan worden doorgezet zal nog in beeld worden gebracht.
3
INVESTERINGEN
Om te voldoen aan de beleidsuitgangspunten zal: Tijdige en adequate renovatie/vervanging van installaties plaatsvinden op basis van levenscyclusanalyse; Continue verbetering plaatsvinden om efficiëntie te verhogen en (nieuwe) technologie worden toegepast.
3.1 Nieuw te voorziene investeringsprojecten ten opzichte van de Begroting 2013
Veiligheid/levensduurverlenging: 1. Vervangen hoogspanningsinstallatie rwzi Dokhaven Uit een periodieke keuring door een ter zake kundig bedrijf is gebleken dat de hoogspanningsinstallatie niet voldoet aan de huidige eisen van veiligheid zoals opgenomen in de NEN-normen voor dergelijke installaties. Daarnaast heeft de installatie na 25 jaar zijn technische levensduur bereikt. Dit betekent onder meer dat voor vervanging van bepaalde onderdelen lange levertijden gelden of dat deze geheel niet meer leverbaar zijn. Gelet op de veiligheidsaspecten bij werkzaamheden aan deze hoogspanningsinstallatie en de mogelijke faalkansen, wordt vervanging in 2014 noodzakelijk geacht. 2. Aanpassen schakelkasten met motorbesturing rwzi Dokhaven Op basis van inspectie is gebleken dat een aantal schakelkasten met motorbesturing, ook wel MCC's genoemd, van de rwzi Dokhaven niet meer aan de huidige eisen ten aanzien van veiligheid voldoen. Het gaat hier met name om de aanpak van de complexe onderdelen. Uit het oogpunt van veiligheid is het nodig deze onderdelen niet later dan 2014, na een bedrijfstijd van ruim 25 jaar, om te bouwen om zodoende de levensduur te verlengen. 3. Vervangen centraleverwarmingsketels van het bedrijfsgebouw rwzi Dokhaven De verwarming van het bedrijfsgebouw, waarin naast technische- en kantoorruimten ook het laboratorium van Aquon (tot eind 2013) is opgenomen, bestaat uit een 2-tal verwarmingsunits. De eerste unit is ruim 25 jaar oud, de andere unit is geïnstalleerd bij de uitbreiding van het bedrijfsgebouw, circa 10 jaar geleden. Het oudste deel heeft zijn technische levensduur reeds enige tijd bereikt en valt veelvuldig in storing. De andere unit voldoet niet aan de normen die aan kachels voor de verwarming van een dergelijk gebouw worden gesteld. Inventarisatie van de problematiek en de mogelijke oplossing hiervoor vindt in 2013 plaats.
40
Financiële gevolgen Tabel 1 Nieuw te voorziene investeringsprojecten t.o.v. Begroting 2013 nr.
naam
jaar
1.
Vervangen hoogspanningsinstallatie rwzi Dokhaven (vervangingsinvestering) Aanpassen schakelkasten met motorbesturing (MCC’s) rwzi Dokhaven Vervangen centraleverwarmingsketels van het bedrijfsgebouw rwzi Dokhaven (vervangingsinvestering)
2014
globaal geschatte stichtingskosten* € 350.000,-
2014
€ 800.000,-
2014
€ 300.000,-
2. 3.
* Nog geen definitieve Initiële Business Case aanwezig. De IBC's worden afgerond voordat de begroting van 2014 wordt opgesteld. Wat is nog onzeker/onbekend Veiligheid/levensduurverlenging: 4. Groot onderhoud slibgistingstanks De twee gistingstanks op Sluisjesdijk zullen in 2014 en 2015 worden geïnspecteerd en aangepast. We gaan er daarbij vanuit dat bij het opengaan van de tanks verschillende onderdelen (direct) moeten worden vervangen of gerepareerd om verlenging van de levensduur te realiseren. Het is daarom van belang geld te reserveren voor aanpassingen die moeten worden uitgevoerd, zoals betonreparaties, veiligheidsvoorzieningen, leidingwerk en mengvoorzieningen. Het gaat hier om een bedrag van max 2,5 M€, waarbij pas na opening van de tanks beter zicht is op de hoogte van de investering. 5. Resultaten ALM studie slibverwerkingsbedrijf Sluisjesdijk In januari 2013 is de ALM (asset lifecycle management) studie voor Slibverwerkingsbedrijf Sluisjesdijk gestart. Deze studie zal inzicht geven in de ontwikkeling van de financiële en operationele prestaties van de installatie gedurende de komende 15 jaar. De kwaliteit van de bestaande installaties zal in de studie zichtbaar gemaakt worden en na afronding, in juli 2013, zal een reeks van nieuwe projecten worden gedefinieerd, die er voor moeten zorgen dat het gehele Slibverwerkingsbedrijf klaar is voor de toekomst en voldoet aan de moderne eisen voor veiligheid, efficiëntie en duurzaamheid. De scope en de grootte van de projecten is in dit stadium nog niet te bepalen.
Energie-efficiëntie/vervanging: 6. Aanpassen beluchting B-trap rwzi Dokhaven De vervanging van de puntbeluchting in de B-trap van rwzi Dokhaven door een bellenbeluchtingsinstallatie betekent een (her)investering van ca. 3,3 miljoen euro. Hiermee kan een besparing worden bereikt in energiegebruik van 2.500.000 kWh per jaar. Een dergelijk besparing levert een grote bijdrage (ca. 5 % van het jaarverbruik van het programma zuiveren) aan het bereiken van de doelstellingen in het MJA3 programma. De investering kan naar verwachting worden terugverdiend door de lagere energiekosten en door een besparing op de vervangingsinvesteringen op de bestaande installatie. Begin 2013 zal de business case worden afgerond. De aanvraag van het uitvoeringskrediet zal in 2014 plaatsvinden.
41
Tabel 2 Nog onzekere nieuwe investeringsprojecten t.o.v. Begroting 2013 nr.
naam
jaar
4.
Groot onderhoud slibgistingstanks
2014/ 2015 20142018 2014
5.
globaal geschatte stichtingskosten* € 2.500.000
Resultaten ALM studie N.t.b. slibverwerkingsbedrijf Sluisjesdijk 6. Aanpassen beluchting B-trap rwzi Dokhaven € 3.300.000 in het kader van de verbetering energieefficiency (bij financieel gunstige businesscase) * Incl. Personeelskosten e.d., nog geen definitieve Initiële Business Case aanwezig. 3.2 Gewijzigde investeringsprojecten ten opzichte van de begroting 2013 1. Vervangen besturingskasten slibverwerkingsbedrijf Sluisjesdijk De eerste fase van het project, waarbij een klein deel van de bestaande besturingskasten wordt vervangen, is in gang gezet. In deze eerste fase doen we ervaring op zodat we een beter zicht krijgen op de kosten voor de overige kasten. In de begroting 2013 is voor de tweede fase van het project een bedrag opgenomen van in totaal € 2.449.000,- . Op basis van de huidige inzichten wordt verwacht dat dit bedrag met (indicatief) € 1.500.000,- moet worden opgehoogd (inclusief bouwrente en personeelskosten). In de ALM Sluisjesdijk studie zal dit project nader worden getoetst. 2. Rwzi Dokhaven: afvalwatertransportsysteem (bijdrage aan Rotterdam) De gemeente Rotterdam pleegt grote investeringen in de aanvoersystemen van de rwzi’s Dokhaven en Hoogvliet. WSHD draagt financieel bij aan deze investeringskosten conform de vastgelegde kostenverdeling . De investeringen (en de bijdragen van het waterschap) strekken zich uit over meerdere jaren. Door verschuiving van bedragen van 2013 naar 2014 en door een verhoging van de geraamde investeringskosten wijzigt de geraamde bijdrage voor 2014. 3. Aanleg afvalwatertransportsysteem noordrand Hoeksche Waard Vanwege de aanleg van een regionaal bedrijventerrein tussen de Blaaksedijk en Puttershoek is op basis van een regiostudie besloten een afvalwatertransportsysteem aan te leggen naar de rwzi Zwijndrecht. Om dit te realiseren is reeds enige jaren een bedrag in de begroting opgenomen. Door stagnatie in de verkoop van bouwkavels aan bedrijven, het hanteren van gewijzigde uitgangspunten voor de riolering en het project ISA Hoeksche Waard, wordt voorgesteld dit project te verschuiven van 2014 naar 2016. 4. Vervanging rioolwaterpersleiding en vergroting capaciteit rioolgemaal Maasdam-Boezemkade Een zuivelfabriek loost sinds 2009 via een afvalwaterpersleiding rechtstreeks op rioolgemaal Maasdam-Boezemkade. Bedrijf heeft destijds aangegeven geleidelijk haar lozingsdebiet te willen uitbreiden. Door het realiseren van buffervoorzieningen op het fabrieksterrein en een verleende vergunning om tijdens droogweerafvoer vanuit de woonkern Maasdam meer af te voeren, is een acuut knelpunt opgelost. Het is nog onduidelijk wanneer en in welke mate de zuivelfabriek haar debiet wil verhogen. Gelet op dit gegeven en de mogelijkheden die ISA - Hoeksche Waard in dit kader lijken te bieden, wordt voorgesteld dit project te verschuiven van 2014 naar 2016.
42
Financiële gevolgen nr.
naam
jaar
1.
Vervangen besturingskasten slibverwerkingsbedrijf Sluisjesdijk fase 2. Rwzi Dokhaven: afvalwatertransportsysteem (bijdrage aan Rotterdam) Rwzi Dokhaven: afvalwatertransportsysteem (toename bijdrage aan Rotterdam) Aanleg afvalwatertransportsysteem noordrand Hoeksche Waard (regionaal bedrijventerrein) Aanleg afvalwatertransportsysteem noordrand Hoeksche Waard (regionaal bedrijventerrein) “Vervanging rioolwaterpersleiding en vergroting capaciteit rioolgemaal MaasdamBoezemkade “ “Vervanging rioolwaterpersleiding en vergroting capaciteit rioolgemaal MaasdamBoezemkade “
2014
geschatte toename stichtingskosten* € 1.500.000,-**
2013
-/- 400.000,-
2014
€ 600.000,--
2014
-/- € 3.000.000,-
2016
+ € 3.000.000,-
2014
-/- € 1.330.000
2016
+ € 1.330.000
2.
3.
3.
4.
4.
* Nog geen geactualiseerde Initiële Business Case aanwezig. De IBC's worden afgerond voordat de begroting van 2014 wordt opgesteld. ** Inclusief 0,5 M€ bouwrente en personeelskosten.
43
4
Scenario’s
In 2012 is door het bestuur besloten een kaderstellende financiële restrictie door te voeren van een maximale tariefstijging van 0,5%. In onderstaande tabel treft u een overzicht aan van een drietal scenario’s binnen het programma 'Zorg voor het zuiveren van afvalwater', waarbij geheel of gedeeltelijk aan deze voorwaarde wordt voldaan. Voor de bezuinigingsscenario’s zijn de volgende randvoorwaarden gehanteerd: • Het budget voor nieuwe werkzaamheden moet binnen het Programma Zuiveren gevonden worden; • Door efficiencyverbetering kunnen enkele structurele besparingen worden doorgevoerd (eerste analyse jaarrekening); • Dagelijks onderhoud gaat door ten koste van groot onderhoud (invoeren schoonmaakcyclus). Dit om procesresultaten op orde te houden; • Budgetten uit de lage risicoklasse (bv plannen en studies) worden als eerste ingezet voor een ombuiging; • Is dit niet voldoende dan zal minder groot onderhoud worden uitgevoerd. Scenario 1
Zuiveren, procesvoering Zuiveren, schoonmaakcyclus Zuiveren, kap. lasten Zuiveren, efficiëntievoordeel Onderhoud
Planvorming, ALM
Planvorming, energie-studies Totaal
Wijziging budget Zuiveren t.o.v. Begroting 2013 (x1.000 €) 2014 2015 2016 2017
Wat doen we anders?
-/- 450
-/- 450
-/- 450
-/- 450
100
100
100
100
Voor het optimaal presteren van de beluchtingscircuits is een schoonmaakcyclus ingevoerd. Door deze slechts deels door te voeren levert dit een extra kostenpost op van 100.000 euro. Risico is zandophoping in deze procesonderdelen met een negatief effect op het proces. Verspreiding van zand door de installatie levert op termijn hoge verwijderingskosten.
-/- 32
500
699
699
-/- 260
-/- 260
-/- 260
Wijziging kapitaalslasten a.g.v. nieuwe of gewijzigde investeringen. Met name de elektrische installatie op Dokhaven (2015), de renovatie van de slibgistingstanks (2015-2016) en de beluchting van de B-trap (2015) spelen hierbij een rol. Terugverdiening investering energiebesparing Dokhaven B-trap
0*
-/- 1.519
-/- 1.807
-/- 1.488
Dit betekent in 2014 een afname van de kosten voor onderhoud van de zuiveringen van € 850.000 t.o.v. de jaren 2010 2012 en t.o.v de geraamde kosten voor 2014. Het gevolg zal zijn dat in 2014 een twaalftal groot onderhoud projecten niet uitgevoerd kunnen worden. De groot onderhoudsbegroting komt hiermee onder het niveau van wat noodzakelijk geacht wordt om de gewenste beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de installaties te behouden binnen het vastgestelde risicobeleid. In 2015 e.v. wordt in dit scenario een extra korting van 1,5 - 1,8 M€ doorgevoerd, zowel reductie van groot onderhoud als halvering regulier onderhoud. Dit heeft (grote) consequenties voor de betrouwbaarheid en de veiligheid van de zuiveringsinstallaties, tevens wordt verwacht dat regelmatig de lozings- en omgevingsnormen zullen worden overschreden. Ook leidt dit tot minder inzicht in de onderhoudsstatus van de installaties. Niet uitvoeren van groot onderhoud leidt op termijn tot hoge kosten voor correctief onderhoud.
-/- 100
-/- 300
-/- 300
-/- 300
-/- 18
-/- 50
-/- 50
-/- 50
Het geplande Asset Life cycle Management onderzoek voor Dokhaven kan in 2014 niet worden uitgevoerd en in de verdere jaren voor de andere installaties. Deze trajecten zijn ingezet om op termijn aanzienlijk te kunnen besparen op investeringskosten door verlenging van de levensduur van bestaande installaties. De voorbereiding op investeringen stagneert. Een aantal energiebesparingsonderzoeken worden niet uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn toegezegd aan het Bevoegd Gezag in het Energie Efficiency Plan en leiden normaliter tot kostenbesparingen. Op langere termijn heeft deze besparing daarom hogere kosten tot gevolg.
-/- 1.979
-/- 2.068
-/- 1.749
-/- 500
Als gevolg van de invoering van de Waterschapsbrede Controle Kamer (WCK) en een aantal verbeterprojecten zullen de zuiveringsprocessen efficiënter worden aangestuurd. Voordelen op gebruik van energie en chemicaliën en door de reductie van slibafvoer. Een verdere invulling van de samenwerking met HVC is de verwerking van roostergoed door HVC.
* Gelijkblijvende begroting t.o.v. 2013 bij Onderhoud betekent in feite afname van € 850.000 t.o.v. werkelijke uitgaven in periode 2010-2013
Scenario 2
Wijziging budget Zuiveren t.o.v. Begroting 2013 (x1.000 €) 2014 2015 2016 2017
Zuiveren, procesvoering
-/- 450
-/- 450
-/- 450
Zuiveren, schoonmaakcyclus Zuiveren kap. Lasten
+ 150
+ 150
+ 150
-/-32
+500
+699
-260
-260
+ 850
+ 685
+ 486
+ 486 Met de stijging in 2014 komt de onderhoudsbegroting op het niveau van 2010-2012. Vanaf 2015 is een kostenafname begroot. Dit betekent dat niet meer aan de vastgestelde hoeveelheid onderhoud voldaan kan worden bij de geldende normen voor beschikbaarheid, betrouwbaarheid en risico. Niet uitvoeren van groot onderhoud leidt op termijn tot hoge kosten voor correctief onderhoud.
0
-/-100
-/-100
-/-100 Het geplande Asset Life cycle Management traject voor Dokhaven kan in 2014 worden uitgevoerd. Dit traject is ingezet om op termijn aanzienlijk te kunnen besparen op investeringskosten door verlenging van de levensduur van bestaande installaties. In de jaren 2015/2017 kan het ALM traject geen doorgang vinden.
518
525
525
Zuiveren efficiëntievoordeel investering Onderhoud
Planvorming, ALM
Totaal
Wat doen we anders?
-/- 450 Als gevolg van de invoering van de Waterschapsbrede Controle Kamer (WCK) en een aantal verbeterprojecten zullen de zuiveringsprocessen efficiënter worden aangestuurd. Voordelen op gebruik van energie en chemicaliën en door de reductie van slibafvoer. Een verdere invulling van de samenwerking met HVC is de verwerking van roostergoed door HVC. + 150 Voor het optimaal presteren van de beluchtingscircuits is een schoonmaakcyclus ingevoerd.
+699 Wijziging kapitaalslasten a.g.v. nieuwe of gewijzigde investeringen. Met name de elektrische installatie op Dokhaven (2015), de renovatie van de slibgistingstanks (2015-2016) en de beluchting van de B-trap (2015) spelen hierbij een rol. -260 Terugverdiening investering energiebesparing Dokhaven B-trap
525
45
Scenario 3
Wijziging budget Zuiveren t.o.v. begroting 2013 (x 1.000 €) 2014 2015 2016 2017
Zuiveren, procesvoering
-/- 450
-/- 450
-/- 450
+150
+150
+150
-/-32
+500
+699
-/-260
-/-260
850
810
611
32
-/-100
-/-100
550
650
650
Zuiveren, schoonmaakcyclus Zuiveren kap. lasten Zuiveren efficiëntievoordeel investering Onderhoud
Planvorming, ALM
Totaal
Wat doen we anders?
-/- 450 Als gevolg van de invoering van de Waterschapsbrede Controle Kamer (WCK) en een aantal verbeterprojecten zullen de zuiveringsprocessen efficiënter worden aangestuurd. Voordelen op gebruik van energie en chemicaliën en door de reductie van slibafvoer. Een verdere invulling van de samenwerking met HVC is de verwerking van roostergoed door HVC.
+150 Voor het optimaal presteren van de beluchtingscircuits is een schoonmaakcyclus ingevoerd.
+699 Wijziging kapitaalslasten a.g.v. nieuwe of gewijzigde investeringen. Met name de elektrische installatie op Dokhaven (2015), de renovatie van de slibgistingstanks (2015-2016) en de beluchting van de B-trap (2015) spelen hierbij een rol. -/-260 Terugverdiening investering energiebesparing Dokhaven B-trap
611 Dit betekent dat in 2014 en 2015 vrijwel het niveau gehaald wordt dat overeen komt met werkelijke uitgaven in de jaren 2010-2012. Vanaf 2016 is een kostenafname begroot. Dit betekent dat niet meer aan de vastgestelde hoeveelheid onderhoud voldaan kan worden bij de geldende normen voor beschikbaarheid, betrouwbaarheid en risico. Niet uitvoeren van groot onderhoud leidt op termijn tot hoge kosten voor correctief onderhoud.
-/-100 Het geplande Asset Life cycle Management traject voor Dokhaven kan in 2014 worden uitgevoerd. Het ALM traject is ingezet om op termijn aanzienlijk te kunnen besparen op investeringskosten door verlenging van de levensduur van bestaande installaties. In de jaren 2015/2017 kan het ALM traject geen doorgang vinden. 650
46
5. PROGRAMMA ZUIVEREN OP LANGE TERMIJN In de komende 20 jaar wordt een verdere invulling verwacht van de aandachtspunten uit de Voorstudie en Routekaart Toekomst Waterketen. Er zal een toenemende aandacht zijn voor: 1. waardecreatie in de vorm van terugwinning/hergebruik van grondstoffen (nutriënten e.a.), energie en (proces)water, het zogenaamde NEWater-concept; 2. invulling geven aan het Bestuursakkoord Water van 2011 waarin afspraken gemaakt zijn over een aanzienlijke kostenbesparing door efficiëntieverbetering en door intensieve samenwerking tussen ketenpartners. Hierbij moet gedacht worden aan water-, slib-, energie- en grondstoffenketens; 3. schoner effluent: eisen aan N en P maar mogelijk ook aan milieuvreemde stoffen zoals bestrijdingsmiddelen, medicijnen en hormoonverstorende stoffen. De mogelijkheid bestaat dat de Kaderrichtlijn Water in de toekomst eisen gaat stellen aan dit soort stoffen in het effluent van rwzi's. Voor WSHD wordt dit vertaald in de volgende strategie:
Grondstoffen en energie WSHD zet in op maximale terugwinning/hergebruik op locatie Sluisjesdijk van grondstoffen en energie in de vorm van biogas en warmte. Met HVC zal een concept van terugwinning van grondstoffen (voornamelijk P) uit slibas worden uitgewerkt en gerealiseerd. Efficiëntieverbetering Verbetering van de efficiëntie wordt behaald door: i. procesverbetering (optimalisatie en dergelijke, maar ook een verbetering/uitbreiding van de informatievoorziening en ICT) ii. organisatorische verbetering: a. intern: aanpassing structuur ZB: - centrale sturing/controle zuiveringsproces door WCK - doorvoering scheiding strategische -tactische - operationele laag - doorvoering opdrachtgeverschap en asset management - opzetten waterschapsbreed innovatie- duurzaamheids- en kennisplatform - nieuwe vormen van aanbesteding/ uitvoer projecten? b. extern: businesscase samenwerking zuiveringsbeheer met Rivierenland, evt. samenwerking in zuiveringsbeheer met Rotterdamse of Zuid-Hollandse waterschappen iii. samenwerking in afvalwaterketen met gemeenten (belangrijke rol voor WCK) iv. samenwerking in slib- en energieketen met HVC Schoon water Om te voldoen aan (toekomstige) wet- en regelgeving speelt specifiek voor de locatie Dokhaven procesinnovatie een belangrijke rol. Om ook in de toekomst te kunnen voldoen aan de eisen die aan het zuiveren worden gesteld dient het proces te worden verbeterd. WSHD zet in op ontwikkeling van het Koude Anammox-proces omdat hiermee een meervoudig doel wordt bereikt: a. verbeterde kwaliteit effluent (N<10) b. duurzaam proces van N-verwijdering (laag energieverbruik) c. langer uitnutten van bestaande rwzi Dokhaven d. past in concept energie- en grondstoffenfabriek waarin eerst maximale hoeveelheid energie/grondstoffen uit afvalwater wordt gehaald en vervolgens op duurzame manier restvervuiling (voornamelijk stikstof) wordt aangepakt
In onderstaande figuur is het financieel perspectief voor de investeringen op de lange termijn van het programma Zuiveren weergegeven.
47
Investeringen Programma Zuiveren 35.000
LANGE TERMIJN 30.000
x 1.000 euro
25.000
20.000 Zuivering Slib Transport
PLANPERIODE € zitten in Programmabegroting 15.000
10.000
5.000
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
In de periode 2018-2027 wordt ca. 95 miljoen aan investeringen voorzien. Hiervan is 76 miljoen voorzien aan vervanginginvesteringen en 19 miljoen als gevolg van mogelijke verandering van wettelijke kaders. De vervangingsinvesteringen zijn gebaseerd op een globale levenscyclusanalyse (standtijden - en kostenkengetallen). Door onder meer het Asset Life Cycle management onderzoek dat wordt uitgevoerd voor de locatie Sluisjesdijk zal In de tweede helft van 2013 de lange-termijnraming worden geactualiseerd.
Invloed scenario’s op het lange-termijn vooruitzicht Scenario 1: De voornaamste bezuiniging in scenario 1 is het groot onderhoud. Hierop wordt ten opzichte van de geplande onderhoudskosten 1- 2,5 miljoen euro per jaar bezuinigd in de periode 2014-2017. De verwachting is dat dit na een aantal jaren zal leiden tot hogere meerkosten in het onderhoudsbudget. Procesonderdelen zullen gaan uitvallen en betonnen tanks raken aangetast omdat gepland onderhoud niet is uitgevoerd. Dit zal tot hoge herstelkosten gaan leiden. Na een aantal jaren zal dit tot hogere kosten gaan leiden dan in scenario 2 en 3. Ook maatregelen in de planvorming, zoals energiebesparingsprojecten zijn in dit scenario geschrapt. Deze projecten die zijn toegezegd aan het bevoegd gezag in het kader van de Meerjarenafspraak Energie verdienen zichzelf binnen redelijke termijn terug. Op de lange termijn zal dit dus leiden tot hogere exploitatiekosten dan in scenario 2 en 3. Scenario 2: In dit scenario wordt in 2015, 2016 en 2017 ca. € 125.000 bespaard op kosten voor groot onderhoud. Ook hiervoor geldt dat dit op langere termijn gaat leiden tot hoge(re) kosten voor herstel na uitval van procesonderdelen of aantasting van tanks. Scenario 3: Dit scenario benadert de geplande onderhoudskosten volgens het onderhoudsmanagementsysteem. Omdat dit systeem uitgaat van de optimale onderhoudsinzet op lange termijn tegen een afgewogen risico is de verwachting dat na een aantal jaren dit scenario tot de laagste kosten gaat leiden.
48
Bijlage 2
Onderliggende documentatie voor de programma's Water, Waterkeringen en Wegen
49
Sturen op Water In Sturen op Water oftewel het uitvoeringsprogramma Waterbeheerplan (uWBP) is vastgelegd hoe om te gaan met de opgave uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-opgave), de prioritaire knelpunten en de maatregelen ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Deze keuzes vormen de basis voor de doorkijk tot circa 2027. Per thema is een inhoudelijke en financiële doorkijk gegeven. De NBW-opgave In het uWBP is als doelstelling opgenomen falende peilgebieden in het landelijk gebied en 1/3 van de opgave in het stedelijk gebied voor 2017 op te lossen. De overige falende peilgebieden in het stedelijk gebied zijn uiterlijk in 2027 opgelost. De inhoudelijke kern van de NBW-opgave bestaat uit het voorkomen van inundatierisico's vanuit het oppervlaktewatersysteem ten gevolge van extreme neerslag.
Belangrijke uitgangspunten bij het vaststellen van de huidige beleidsopgave zijn (zie ook figuur): •
•
In Unie-verband is afgesproken dat de huidige NBW-opgave opgelost zal worden met zichtjaar 2015 oftewel het zogenaamde huidige klimaat (en bv dat de NBW-opgave in 2021 opgelost wordt met het dan heersende klimaat). Deze afspraak voorkomt grote desinvesteringen, waardoor het geld uiteindelijk efficiënter ingezet wordt. De aanpak van ons waterschap past binnen deze landelijke afspraak; In de falende peilgebieden waar de komende 40 jaar geen ontwikkeling zal plaatsvinden ("op slot gaan"), zal de NBW-opgave robuust worden aangelegd. Dit houdt in dat de huidige opgave met het voorspelde klimaat in 2050 (KNMI G-scenario of het oude midden scenario) opgelost zal worden;
50
•
De provincie Zuid-Holland bepaalt de toetsingscriteria (inundatierisico's) . In onderstaande tabel zijn deze criteria weergegeven;
Functie
Binnen bebouwde kom
Buiten bebouwde kom
Bebouwd gebied
1:100
n.v.t.
Infrastructuur
n.v.t.
1:100
Glastuinbouw
1:50
1:50
Hoogwaardige Land- en tuinbouw
n.v.t.
1:50
Akkerbouw
n.v.t.
1:25
Grasland
n.v.t.
1:10
Overig
1:10
n.v.t.
In de werkwijze van het KNMI is het referentiejaar 1990 gedefinieerd als het gemiddelde klimaat van de periode 1976 - 2005. Het KNMI gebruikt dit referentiejaar als startpunt voor haar klimaatscenario's. Waterschap Hollandse Delta gebruikt ten behoeve van de NBW-opgave de neerslagreeks van 1906 tot 2005. In deze reeks zit dus qua neerslag het KNMI-referentiejaar. Voor de aanvulling van het KNMI-referentie jaar is gekozen, omdat in de periode voor 1976 zeer veel extreme buien zijn gevallen, die uitermate geschikt zijn voor de NBW-toetsing. Op de kaarten hieronder zijn alle falende peilgebieden aangegeven. Kaart 1 geeft een stand van zaken weer op peildatum 12-12-2012. Kaart 2 geeft de lopende NWB-opgave weer. Tevens is op de kaart 2 aangegeven welke peilgebieden financieel in het uWBP zijn verwerkt. Uitgangspunten hierbij zijn (zie tabel 1): •
•
•
De financiële doorvertaling is gebaseerd op het aanleggen van open water. Om de theoretisch berekende opgave in geld uit te drukken is de kostbaarste maatregel (aanleggen van open water) aangehouden. Met vuistregels is deze maatregel vertaald naar de benodigde maximale investering per peilgebied; In de praktijk zullen slimme oplossingen gezocht worden (bijvoorbeeld met pompen en actief beheer in plaats van de aanleg van waterberging) . De kosten van deze slimme oplossingen zullen lager liggen dan de kosten gebaseerd op het graven van open water; Discussie met de provincie Zuid-Holland over de toe- of aanpassing van de toetsingscriteria (zie tabel 1) en de ontwikkeling van een regionaal toetstingskader.
51
Tabel 1 Oplossingsstrategieën voor de NBW-opgave Opgave
Toetsing
Uitgangspunt Kostbaar Hoog = toetsingscriteria provincie Zuid-Holland Realisatie
Slim
Maatregel Open water
Nuance = na discussie met provincie Zuid-Holland Open water Pompen Stuwen Actief beheer
Kaart 1 Voortgang invulling NBW-opgave (peildatum 12-12-2012) Met deze uitgangspunten is in het uWBP een financiële inschatting gemaakt tot 2027. Volgens het uWBP bedraagt het investeringsvolume tot en met 2017 in totaal € 15 miljoen. Dit bedrag is opgenomen in de meerjarenraming bij de begroting. Vanaf 2017 t/m 2027 resteert een opgave in het stedelijk gebied van circa € 18,5 miljoen. Dat komt neer op gemiddeld € 1,8 miljoen per jaar (de bedragen zijn niet geïndexeerd). Het bedrag is gebaseerd op de opgave om 2/3 van de resterende stedelijke opgave op te lossen. Voor de meeste peilgebieden in stedelijk gebied wordt rekening gehouden met de berekende opgave volgens het KNMI G-scenario zichtjaar 2050, omdat vaak binnen
52
stedelijk gebied maatregelen robuust uitgevoerd moeten worden (juist deze gebieden zitten vaak “op slot”).
Kaart 2 Programma invulling NBW-opgave
Eind 2013 worden de nieuwe klimaatscenario's van het KNMI verwacht. Bij grote afwijkingen ten opzichte van het huidige KNMI-G scenario zal de NBW-opgave opnieuw vastgesteld worden. Het is nu niet aan te geven welke consequenties (qua inhoud en investeringen) dit zal hebben. Indien het KNMI inderdaad op tijd de nieuwe klimaatscenario's presenteert zal in de Kadernota 2015 een eerste inschatting gemaakt worden van de consequenties voor ons waterschap. De nieuwe toetsresultaten zullen verwerkt worden in het Waterbeheerprogramma 2016-2021. Kader Richtlijn Water (KRW) In Europa zijn de voorbereidingen gestart voor het tweede KRW stroomgebiedbeheerplan met een planperiode 2016 t/m 2021. Dit plan wordt in 2013 en 2014 opgesteld en zal door het Rijk in 2015 vastgesteld en ter goedkeuring naar Brussel gestuurd worden. Op dit moment is de uitvoering van het eerste plan nog in volle gang. De in dit plan en het uWBP genoemde 252 resultaatplichtige maatregelen zullen in 2017 allemaal uitgevoerd zijn en zijn financieel gedekt. Vanaf 2016 zullen de nieuwe onderzoeks- en beheersmaatregelen en vanaf 2018 de uitvoeringsmaatregelen uit het tweede plan geprogrammeerd worden. Op dit moment kan niet bepaald worden hoeveel geld hiervoor nodig is. De verwachting is wel dat voor de tweede KRW-planperiode minstens dezelfde
53
hoeveelheid geld nodig is. Maatregelen die als "laaghangend fruit" bestempeld kunnen worden zijn immers al in de eerste planperiode opgenomen. Tot en met 2017 bedragen de totale kosten van de uitvoeringsmaatregelen meer dan € 11 miljoen. Verwacht wordt dat in de periode tot 2021 minstens hetzelfde bedrag nodig is om de uitvoeringsmaatregelen uit te kunnen voeren. De nieuwe KRW maatregelen zullen in het tweede stroomgebiedplan 2016 t/m 2021 gepresenteerd worden en formeel bekrachtigd worden in het nieuwe waterbeheerprogramma 2016 -2021. Prioritaire knelpunten In het uWBP zijn 43 situaties in het watersysteem benoemd als prioritair knelpunt. Onder prioritair knelpunt wordt verstaan een situatie die tot ernstige problemen leidt (bijvoorbeeld gevaar voor volksgezondheid; (stank) klachten; wateroverlast e.d.). Van de 43 genoemde knelpunten zijn er 18 waarvoor de te treffen maatregelen nu duidelijk zijn en is de uitvoering gestart. De doelstelling is om de benoemde prioritaire knelpunten voor 2017 op te lossen. Na het uitvoeren van aanvullend onderzoek en het opstellen van de initiële business case zijn de financiële consequenties pas bekend. Deze worden in loop van 2013/2014 verwacht, waarna ze in de meerjarenbegroting opgenomen zullen worden. Uiteraard kunnen zich in de loop der tijd nieuwe situaties voordoen die het predicaat prioritair knelpunt verdienen en dus bij voorrang moeten worden opgelost. De verwachting is dat na het oplossen van de bestaande knelpunten er weinig nieuwe zullen ontstaan. Nieuwe knelpunten, die voldoen aan de criteria, zoals in het uWBP beschreven, worden aan de bestaande lijst toegevoegd. Vooralsnog is er tot 2017 geen extra geld beschikbaar voor deze nieuwe knelpunten. Tot 2017 is gemiddeld € 1.200.000 per jaar op de begroting gereserveerd. Voorgesteld wordt om in de periode tot 2020 een bedrag van € 700.000,= jaarlijks op de begroting op te nemen. Er wordt namelijk een afname van het aantal prioritaire knelpunten verwacht.
Sturen op Keringen Het beheersgebied van Hollandse Delta wordt door een stelsel van zeven dijkringen beschermd tegen hoog water op de rivieren en op zee. Hollandse Delta is beheerder van •
317 km primaire rivier- of zeedijken;
•
35 km zeewerende duinen.
54
A Aanvullend op de primaire waterkeringen beheert het waterschap 435 km regionale waterkeringen. Dit bestand is onder te verdelen in drie typen keringen: •
324 km compartimenteringskeringen, die bij het falen van de primaire kering de omvang van overstromingen beperken;
•
98 km boezemwaterkeringen, die het binnendijks gebied beschermen tegen overstroming vanuit de boezem;
•
13 km voorliggende waterkeringen die buiten de primaire kering gelegen buitenpolders enige bescherming bieden tegen hoge buitenwaterstanden. Op sommige plaatsen beperken deze keringen de belasting op de primaire waterkeringen.
Het Rijk wijst de primaire waterkeringen aan en stelt de veiligheidsnorm vast. De provincie ZuidHolland doet dit voor de overige keringen. Waterschap Hollandse Delta toetst op aangeven van het Rijk of de provincie regelmatig of keringen nog aan de veiligheidsnorm voldoen. Een afgekeurde kering moet door beheersmaatregelen of versterkingen weer op orde gebracht worden. De versterking van primaire keringen wordt uitgevoerd binnen landelijke versterkingsprogramma’s. Op dit moment loopt de uitvoering van het versterkingsprogramma HWBP2 (Hoogwaterbeschermingsprogramma), samengesteld op basis van de uitkomsten van toetsing 1 en 2. Inmiddels is ook veiligheidstoetsing 3 uitgevoerd en wordt gewerkt aan de samenstelling van het volgende versterkingsprogramma. Is een waterkering of een kunstwerk op orde, dan is dagelijks onderhoud en beheer nodig om de opgelegde veiligheidsnorm te garanderen. Op de aspecten versterking en toetsing zal hieronder kort worden ingegaan. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op het (meerjarig) onderhoud.
55
Hoogwaterbeschermingsprogramma 2 (HWBP2) In de onderstaande figuur zijn de waterkeringen aangegeven die naar aanleiding van de eerste en tweede toets ronde in HWBP2 verbeterd zullen worden. Uiterlijk 2017 is dit programma klaar en dan is in totaal ruim €400 miljoen uitgegeven. De uitvoering van dijkversterkingen is binnen HWBP2 100% subsidiabel. Bij aanvang van het programma kwamen alle kosten ook inderdaad ten laste van het Rijk. Inmiddels dragen de gezamenlijke waterschappen echter naar rato bij aan het fonds van waaruit de subsidie wordt bekostigd: De bijdragen van de gezamenlijke waterschappen ten behoeve van het HWBP bedragen thans € 81 en lopen op tot € 131 miljoen in 2014 en bedragen vanaf 2015 jaarlijks € 181 miljoen. Daarnaast dragen de waterschappen ook de rentekosten die voortkomen uit de voorfinanciering van de projecten.
Nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP) Uit de derde toets ronde komt een opgave van circa 2,9 km te versterken waterkering en vijf te verbeteren kunstwerken. De verdeling van de kosten is gewijzigd ten opzichte van het voorgaande programma: 90% van de kosten is subsidiabel vanuit een fonds dat gevuld wordt door het Rijk en de gezamenlijke waterschapen en 10% van de kosten komt ten laste van het uitvoerende waterschap. Met de ingang van nHWBP is niet langer sprake van eindige versterkingsprogramma’s, maar van een “voortrollend” programma: Regelmatig zullen op grond van nieuwe toetsingen keringen aan het programma worden toegevoegd. Uitvoering van versterkingen vindt plaats op basis van prioritering. De eerste gelegenheid om nieuwe versterkingen toe te voegen doet zich voor na het opleveren van de resultaten van de “verlengde derde toetsing” eind 2013. Keringen en kunstwerken, waarover tot
56
nu toe geen goed- of afkeurend oordeel kon worden geveld, worden dan getoetst. Hollandse Delta heeft in de verlengde toetsing nog 58 km keringen en 58 waterkerende kunstwerken te toetsen. De vierde toetsronde start naar verwachting rond 2017. De verwachting is (gebaseerd op de onderzoekskosten van de derde toetsronde) dat voor deze toetsronde minstens € 3.000.000 onderzoeksgeld noodzakelijk is. De manier van toetsen zal door het ministerie van Infrastructuur & Milieu bepaald worden. In onderstaande tabel is het versterkingsprogramma van de primaire keringen samengevat. Toetsronde
Uitvoeringsprogramma
Afgekeurde Waterkeringen [km]
Afgekeurde kunstwerken [stuks]
1e en 2e toetsronde
HWBP2
721
-
3e toetsronde
nHWBP
2,91
51
Verlengde 3e toetsronde
nHWBP
582
582
1 2
Afgekeurd Nader onderzoek
Toetsing Regionale keringen Het genormeerde deel van de regionale keringen, de boezemkaden, wordt op dit moment getoetst. Uit de tussenresultaten blijkt dat van de 90 km getoetste waterkering circa 98% is goedgekeurd. De eventuele versterkingskosten komen echter wel geheel ten laste van het waterschap. De resultaten van de overige 50 km worden eind 2013 verwacht.
57
De nog niet genormeerde regionale keringen, de compartimenteringskeringen en de voorliggende waterkeringen, kunnen bij gebrek aan die norm niet getoetst worden. Momenteel werkt het waterschap mee aan een project van provincie Zuid-Holland waarin nut en noodzaak wordt onderzocht van het aanwijzen en normeren van deze keringen. Eventuele toetsingen zullen dan volgen in de periode 2014 – 2015. Eventuele maatregelen dienen voor 2020 uitgevoerd te zijn.
Sturen op Wegen In de tweede helft van 2013 zal het Uitvoeringsprogramma Sturen op Wegen 2014-2025 in besluitvorming gebracht worden. In dit programma zullen de lange termijn effecten zichtbaar worden gemaakt. Het programma vormt de basis voor de uitwerking van vijf thema’s: •
Openbare verlichting;
•
Categorisering;
•
Onderhoud verhardingen;
•
Verkeersveiligheid;
•
Onderhoud kunstwerken.
58
Ieder thema omvat een beschrijving van het beleidskader, streefbeelden ten aanzien van de gewenste toestand, een aanpak om de benodigde maatregelen (onderhoud, reconstructie, herinrichting) te bepalen en een maatregelenpakket. Bij het opstellen van de vijf deelplannen is een probleemgerichte aanpak gevolgd: per thema is bekeken wat de gewenste situatie is. Vervolgens is bepaald wat de huidige situatie van de objecten is en in welke mate cq. welke wijze deze afwijkt van de gewenste situatie. Op basis van dit verschil zijn maatregelen bepaald om zo efficiënt mogelijk de beleidsdoelstellingen uit het in 2008 vastgestelde Wegenbeleidsplan te kunnen realiseren. De uitwerking van de thema’s Openbare Verlichting, Onderhoud Verhardingen en Onderhoud Kunstwerken wordt gepresenteerd in het hoofdstuk over de meerjaren onderhoudsprogramma’s. Voor wat betreft de categorisering is dit vertaald in een programma van aan te pakken gebieden. Daarbij wordt, daar waar mogelijk, een koppeling gelegd met het reguliere onderhoud.
Kaart 3 Planning wegenonderhoud.
59
Naast deze gebiedsgewijze aanpak is er ook sprake van de aanpak van een aantal trajecten (zie kaart 4). Deze wegen vragen specifiek aandacht omdat de functie, inrichting en het gebruik niet met elkaar in overeenstemming zijn.
Kaart 4 Overzicht aandachtswegen In de drie scenario’s van deze Kadernota is voor het gehele categoriseringsvraagstuk weinig financiële ruimte. Wel zullen een aantal bestuurlijk toegezegde projecten door gaan (Tilse dijkOudelandsedijk, Hekelingseweg-Groene Kruisweg, Rotterdamse weg). In scenario 1 en 2 kunnen alle overige projecten niet doorgaan. In scenario 3 is er ten opzichte van de programmabegroting 2013 financiële ruimte om nieuwe projecten uit te voeren (zie onderstaande tabel). Categorisering in scenario 3 Categorisering (gewenst) Categorisering (inleveren op wens)
2014
+ €86.000 € 0.0
2015
2016
+ € 169.000
+ € 248.000
2017
€ 323.000
-/- €87.000 -/-€171.000 -/-€250.000
60
Meerjarenonderhoudsprogramma's Inleiding Waterschap Hollandse Delta beheert een zeer omvangrijk areaal van dijken, sluizen, gemalen, stuwen, wegen etc. Om deze infrastructuur goed en veilig nu en in de toekomst te laten functioneren is goed onderhoud noodzakelijk. Dit betekent dat het tijdig wordt onderhouden volgens voorschriften en wordt gerepareerd of (indien noodzakelijk) vervangen. In de huidige begroting zijn in de exploitatiebegroting budgetten opgenomen voor het in stand houden van de infrastructuur. De genoemde bedragen zijn opgenomen in de exploitatie begroting. (tenzij anders vermeld). Uitgangspunten Het uitgangspunt voor alle meerjaren onderhoudsplannen is dat door het uitvoeren van onderhoud het object zijn functie goed vervult gedurende de verwachte levensduur en dat deze levensduur ook daadwerkelijk wordt gehaald. Om dit gestructureerd te kunnen doen dient te worden bijgehouden wat het te beheren areaal/object is, in welke toestand het zich bevindt en hoe snel deze toestand achteruit gaat in de tijd. De basis voor alle onderhoud is altijd "dat je weet, wat je hebt". Op hoofdlijnen kunnen drie groepen objecten onderscheiden worden. Iedere groep heeft een andere benadering van onderhoudsmanagement. 1. Objecten met een hoog financieel en technisch risico. Uitval van dit soort objecten zal tot grote problemen leiden. Hiervoor (bv geautomatiseerde stuwen en gemalen) dient het onderhoudsmanagement state of the art te zijn. Er is precies bekend hoe het object opgebouwd is, wat de toestand van ieder onderdeel is (technische status), hoe lang de onderdelen nog mee gaan (technische toestand) en wat de onderhoudsgeschiedenis van een object is. Met deze informatie is een goede voorspelling te maken over de te verwachten kapitaallasten op lange termijn. Bovendien kan een onderscheid gemaakt worden tussen preventief en curatief onderhoud. Met deze systematiek kunnen de werkzaamheden voor het eerst volgende jaar bepaald worden en kunnen de jaren daarna globaal gevuld worden met werkzaamheden. Voordat deze werkzaamheden definitief gepland en geraamd kunnen worden is meestal nader onderzoek noodzakelijk. In de perioden daarna kunnen in blokken van vijf jaar de benodigde investeringen en onderhoudswerkzaamheden gepland worden. Dit niveau dient aanwezig te zijn voor: a. Actieve waterbeheersing (stuwen en gemalen; inclusief gebouwen); b. Keringen en de kunstwerken in keringen; c. Wegen en kunstwerken (bruggen).
61
2. Objecten met een gemiddeld financieel en technisch risico. Het onderhoud van dit soort objecten bestaat vaak uit cyclische en routinematige werkzaamheden. Grote schommelingen op lange termijn zijn niet te verwachten. Uiteraard moet wel het aantal en de locaties bekend zijn. Veelal is sprake van preventief en onderhoud. Mogelijke ontwikkeling is een meer gedifferentieerd onderhoudsregiem. Objecten die hier onder vallen zijn: a. Watergangen (baggeren en maaien); b. Grote duikers. 3. Objecten met een laag financieel en technisch risico. Afhankelijk van het type object kan gekozen worden tussen preventief of curatief onderhoud. Met een voorziening op de meerjarenbegroting en een eenvoudig onderhoudsplan a. Passieve waterbeheersing (niet beweegbare stuwen, kleine duikers en beschoeiing); b. Bomen. Van de benoemde objecten is hieronder kort beschreven wat aanwezig is en wat de financiële consequenties zijn van het beheer en onderhoud. Op dit moment wordt een plan van aanpak opgesteld om het gehele onderhoudsproces verder te professionaliseren. Tijdens het schrijven van de Kadernota 2014 waren de financiële consequenties hiervan nog niet bekend.
Actieve waterbeheersing Wat hebben we? Van alle geautomatiseerde gemalen en stuwen, sluizen en duikers zijn alle electro-mechanische onderdelen volledig bekend en vastgelegd in een beheerpakket. Tevens is de bouwkundige toestand ervan in 2012 vastgelegd. Op basis van leeftijd/technische levensduur en landelijke gebruikelijke kengetallen zijn de onderhoudskosten bepaald. Afgelopen jaar is op basis van bovenstaande informatie het aantal gemalen en stuwen bepaald, dat vervangen dient te worden. Hieruit kwam naar voren dat er minstens 30 gemalen en stuwen aangepakt moeten worden. Deze zullen de komende jaren bouwkundig en/of electro-mechanisch gerenoveerd worden. Voor de overige gemalen die op basis van leeftijd vervangen moeten worden zal medio 2013 de restlevensduur bepaald worden en de financieel consequenties in kaart worden gebracht. De handmatig bedienbare stuwen en afsluiters zijn in 2012 beperkt geïnspecteerd. Op basis van deze inspectie zijn 50 van de 650 stuwen geselecteerd die qua technische toestand aandacht vragen. Deze zullen de komende vijf jaar gerenoveerd moeten worden. Daarna zullen er na verwachting gemiddeld 10 stuwen per jaar gerenoveerd moeten worden.
62
Financiële vertaling In de begroting tot en met 2017 is een bedrag opgenomen van gemiddeld circa € 1,1 miljoen per jaar voor de vervanging en/of renovatie van bovengenoemde stuwen en gemalen. Vanaf 2018 is op basis van de technische levensduur een theoretische investering voorspeld van circa € 2,7 miljoen per jaar. In scenario 1 zal het huidige programma vertraagd uitgevoerd worden. In scenario twee kan bijna het gehele programma uitgevoerd worden.In scenario 3 kan het gehele huidige renovatieprogramma uitgevoerd worden. Voor het kleine bouwkundig onderhoud (schilderen e.d.) is onderstaande grafiek beschikbaar. Gemiddeld zal dit onderhoud tot 2030 jaarlijks circa € 150.000 bedragen. Grote uitschieters worden bepaald door de technische levensduur van deze objecten. Dit onderhoud is gedekt in de meerjaren begroting. € 600.000
€ 500.000
€ 400.000 Herhaling planmatige cyclus Eenmalige kosten Planmatige kosten
€ 300.000
€ 200.000
€ 100.000
€0 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Voor de handmatige stuwen is tot 2014 een bedrag van €300.000 op de begroting gereserveerd. Gezien de gemiddelde leeftijd van deze stuwen zal vanaf 2015 een jaarlijks bedrag van minstens €300.000 noodzakelijk zijn. Een detailinspectie is noodzakelijk om een betere voorspelling van de benodigde investering te geven.
Keringen en de kunstwerken in keringen Wat hebben we? Op dit moment loopt de verlengde derde toetsronde, waarin de veiligheidstoetsing van 58 kunstwerken en 58 km primaire waterkeringen centraal staat. Deze veiligheidstoets kan opgevat worden als een zeer uitgebreide inspectieronde. De resultaten hiervan zijn medio 2013 bekend. De genormeerde regionale waterkeringen worden op dit moment ook getoetst. Als laatste is de provincie Zuid-Holland (als bevoegd gezag) een onderzoekt gestart naar nut en noodzaak van het normeren van de overige waterkeringen.
63
Het dagelijks beheer en onderhoud van onze waterkeringen is sterk gericht op de instandhouding van de primaire waterkeringen. Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat we de statische gegevens van onderdelen van de waterkeringen onvoldoende op orde hebben. Door het ontbreken van een beheersysteem en daaraan gekoppelde inspectiegegevens is het niet mogelijk een goede doorkijk tot 2030 te geven. Financiële vertaling Om het jaarlijks beheer en onderhoud op het gewenste niveau te brengen is de komende jaren extra geld nodig voor inspecties van de (secundaire) keringen en het inrichten van een goed onderhoudspakket. Daarna zal het onderhoudsbudget naar verwachting structureel op een hoger niveau gebracht moeten worden. € 2.500.000
€ 2.000.000 beheersmaatregelen monitoring en maatr. insp. uitgebreid en maatr. dijkbew/calam.bestr. oh regionale keringen bestek oh prim wak oh prim wak
€ 1.500.000
€ 1.000.000
€ 500.000
€2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
De financiële consequenties van de verlengde derde toetsronde en de regionale keringen zijn niet verwerkt in bovenstaand plaatje. Deze komen in de loop van 2013 beschikbaar en zullen verwerkt worden in de Kadernota 2015.
Wegen Wat hebben we? Voor wegen zal na het aanbieden van deze Kadernota een aantal meerjarenonderhoudsplannen voor besluitvorming aangeboden worden. Hierin zal een doorkijk worden gegeven van het lange termijn onderhoud op het gebied van verharding, kunstwerken en openbare verlichting. Op basis van de informatie uit ons beheerpakket, inspectiegegevens en de geformuleerde beleidsuitgangspunten is het benodigde onderhoud bepaald. Ten behoeve van deze Kadernota zijn de consequenties van de drie scenario's 2014-2017 in kaart gebracht. In Sturen op Wegen zullen de consequenties voor de lange termijn uitgewerkt worden.
64
Scenario 3
Openbare verlichting
Wijziging budget programma Wegen t.o.v. Begroting 2013 (x1.000 €) 2014
2015
2016
2017
25
48
77
103
Wat doen we anders?
Op basis van het (concept)beheerplan openbare verlichting is voor de noodzakelijke vervangingen van lichtmasten (wegwerken achterstallig onderhoud) in 2014 en 2015 een krediet (investering) benodigd van € 270.000; voor 2016/2017 komt daar nog (per jaar) € 90.000 bij. Dit betekent een toename van de kapitaallasten van resp. €25.000 en € 33.000. In de programmabegroting 2013 is geen budget opgenomen voor openbare verlichting. Naast de grotere kans op schades/ongevallen bij het uit- en/of omvallen van de verlichting is ook de veiligheid van het aanraken (elektriciteit) in het geding. Daarnaast wordt hiermee nog geen inspanning geleverd op een verdere verduurzaming van de verlichting (energiezuinig). In dit scenario zijn alle wensen m.b.t. de openbare verlichting opgenomen.
Groot Onderhoud kunstwerken
401
414
531
545
Op basis van het (concept) meerjaren beheerplan kunstwerken worden de komende jaren de zware en middelzware gebreken aangepakt. In 2014 betekent dit een inzet van € 300.000 die absoluut noodzakelijk is voor de instandhouding van de kunstwerken in wegen. In 2015 ev. worden, naast deze aanpak van achterstalligheid, ook een aantal kunstwerken vervangen. Deze laatste vallen daarmee onder de investeringen (€ 200.000 = € 16.000 kapitaallasten). In dit scenario zijn alle wensen m.b.t. het groot onderhoud kunstwerken opgenomen.
Regulier Onderhoud kunstwerken
87
87
87
87
In het beheerplan kunstwerken is een onderhoudsstrategie opgenomen om de verdere achteruitgang van de kunstwerken te voorkomen. Regulier onderhoud (conserveren, kleine schades) is daarbij een belangrijk onderdeel. Niet uitvoeren hiervan betekent de komende periode een verdere achteruitgang van de kwaliteit en hogere investeringskosten (vervangingen). In dit scenario zijn alle wensen m.b.t. het regulier onderhoud kunstwerken opgenomen.
Groot Onderhoud verhardingen gewenst
Groot Onderhoud verhardingen: inleveren op wens
400
400
1.600
1.600
-/202
-/- 1.342
-/- 1.378
0
Als gevolg van het noodzakelijke onderhoud aan openbare verlichting en kunstwerken en een toename van klein onderhoud verhardingen is minder budget beschikbaar voor het groot onderhoud. Om de bruikbaarheid en veiligheid van de wegen te kunnen blijven garanderen is extra klein onderhoud (correctief, plaatselijk herstel schades) benodigd. Hierbij is sprake van extra inspanning van medewerkers. Daarnaast gaat de totale staat van de wegen verder achteruit (het achterstallig onderhoud loopt de komende jaren op van 6 tot 15%) wat in de toekomst een grotere inspanning vraagt. Daarnaast zal steeds lastiger kunnen worden verantwoord waarom een weg er slecht bij ligt (zowel naar de ingelanden alsook de politiek en, in het geval van schadeclaims, het bevoegd gezag). In dit scenario wordt het gewenste budget in 2014 volledig opgenomen. In de jaren daarna zal hierop moeten worden ingeleverd (tot maximaal 86%). De huidige budgetten blijven echter volledig beschikbaar.
Extra Klein Onderhoud verhardingen
0
200
200
200
De bruikbaarheid en veiligheid van de wegen moet, bij het achterblijven van groot onderhoud, worden gegarandeerd door het uitvoeren van extra klein onderhoud. Schadeclaims, ongevallen en een hogere frequentie van de inspecties zijn het gevolg op het moment dat hier geen invulling aan wordt gegeven. In dit scenario is tot € 200.000 extra budget benodigd voor het klein onderhoud aan verhardingen.
65
Duurzame Bermverharding
-/- 200
-/- 230
-/- 430
-/- 430
De aanleg van duurzame bermverharding zal worden aangepast. Op die plaatsen waar de verkeersveiligheid in het geding is betekent dit dat reguliere schades slechts met correctief (klein) onderhoud zullen worden hersteld. De kans op ongevallen wordt daardoor groter omdat minder preventief kan worden opgetreden. In dit scenario komt de aanpak van duurzame bermverharding geheel (2016/2017) of gedeeltelijk (2014/2015) te vervallen.
Categorisering gewenst Categorisering: inleveren op wens
86
169
248
323
0
-/- 87
-/- 171
-/- 250
De opgave uit het (concept)categoriseringsplan wordt in dit scenario in 2014 volledig opgenomen in het scenario. Voor de jaren daaropvolgend wordt deze wens niet meer opgenomen. Daarnaast worden de in 2013 te initiëren projecten waarin een categoriseringscomponent is opgenomen gerealiseerd. In dit scenario worden de wensen m.b.t. de categorisering alleen voor 2014 opgenomen. De al geplande investeringen worden volledig opgenomen.
800
800
800
800
Totaal
Een “-” is een bezuiniging en een “+” is een extra uitgave
66
Onderhoud van watergangen en duikers Baggeren Wat hebben we? Voor baggeren wordt een onderhoudscyclus van 7 jaar op Voorne Putten en 6 jaar voor de andere regio's gehanteerd (conform landelijk gebruikte norm). Deze cyclus is vastgelegd in de legger en het meerjarenbaggerplan en geldt voor de hoofdwatergangen en de dijk- en wegsloten. De grote wateren (bv de Waal of de Binnenmaas) worden met een cyclus van circa 15 jaar of meer gebaggerd. Op dit moment is het beheerplan Baggeren 2014-2028 in ontwikkeling. In dit verbeterplan zal rekening worden gehouden met het meerjarenbaggerplan (dd 24-11-2011), de motie Plateeuw (dd 28-6-2012) en verbeterd databeheer. Op dit moment zijn de consequenties voor de kleine wateren compleet in beeld. De consequenties voor de grote wateren zullen in de Kadernota 2015 gepresenteerd worden. Financiële vertaling In de programmabegroting 2013 is € 2,0 miljoen opgenomen voor het baggeren van de kleine wateren (reguliere baggerwerk). Door bovengenoemde ontwikkelingen moet vanaf 2014 rekening worden gehouden met een stijging van € 1,7 - 2,0 miljoen (afhankelijk van jaarlijks baggerprogramma). In scenario 1 kan dit vernieuwde baggerprogramma niet uitgevoerd worden en wordt de baggerdoelstelling niet gehaald. In scenario 2 wordt de baggerdoelstelling in 2016/2017 niet gehaald. Alleen in scenario 3 kan het vernieuwde baggerprogramma in zijn geheel uitgevoerd worden. In onderstaande tabel zijn de exacte bedragen weergegeven. 2014 Vernieuwde baggerprogramma
+ €1.738.000
2015
2016
+ €2.005.000
+ €1.723.000
2017 + €2.093.000
Grote duikers Wat hebben we? Het overgrote deel van de duikers in het landelijk gebied zijn tijdens de grootschalige ruilverkavelingen aangelegd. De oudste duikers zijn circa 50 jaar oud. Uitgaande van de theoretische levensduur zal grootschalige vervanging van deze duikers pas na circa 2030 starten. Grote duikers (> 1 meter) zullen vanaf 2013 geïnspecteerd worden. Financiële vertaling De financiële consequenties zijn op dit moment niet in te schatten.
67
Passieve waterbeheersing - kleine duikers en beschoeiing Wat hebben we? Het overgrote deel van de duikers in het landelijk gebied zijn tijdens de grootschalige ruilverkavelingen aangelegd. De oudste duikers zijn dan circa 50 jaar oud. Uitgaande van een theoretische levensduur van 70 jaar zal de grootschalige vervanging van deze duikers pas na circa 2030 starten. Tot nu toe heeft er nog geen inspectie plaatsgevonden van deze groep duikers. Op dit moment wordt gewerkt volgens het “piepsysteem” (melding duiker kapot repareren). Het exacte aantal meters beschoeiing waarvoor het waterschap onderhoudsplichtig is onbekend. Tot op heden is er geen inspectie uitgevoerd en is leeftijd en status van de beschoeiing onbekend. Herstel van de beschoeiing vindt plaats aan de hand van meldingen (piepsysteem). Dit is landelijk gebruikelijke manier van onderhoud. Jaarlijks wordt tussen 12 en 16 km beschoeiing vervangen. Gezien de functie in het watersysteem en het geringe financiële risico is dit een verantwoorde manier van onderhoud. Financiële vertaling Voor het herstel van beschoeiing is op dit moment jaarlijks € 700.000 in de begroting opgenomen. Voor de kleine duikers is op dit moment geen bedrag opgenomen. In de korte termijnscenario's is deze post teruggebracht tot alleen vervanging vanuit veiligheidsoogpunt. Hierdoor kan het budget met maximaal € 435.000 teruggebracht worden. Dit wordt in alle scenario’s ook gedaan.
Bomen en bosschages Wat hebben we? In totaal beheert ons waterschap circa 29.000 bomen. De toestand van deze bomen is goed bekend (VTA-inspecties). Van de struwelen en hagen is relatief weinig bekend. Financiële vertaling Op dit moment is op de begroting een bedrag van circa € 300.000 opgenomen. Om volgens de landelijke normen (€13,50 per boom per jaar) goed onderhoud te plegen is jaarlijks een bedrag nodig van €390.000. Voor het onderhoud van struwelen en hagen is ook nog een bedrag € 90.000 noodzakelijk. Komend jaar zal benut worden om na te gaan of het onderhoudsbudget bijgesteld moet worden.
68
Overige onderwerpen Cromstrijen De sterk verouderde gemalen van de bemalinggebieden Hogezand en Torenstee voldoen niet aan de wet- en regelgeving op het gebied van Arbo, Milieu en bouw en woning toezicht. Daarnaast is de technische staat van gemaal Hogezand dusdanig dat op zeer korte termijn een oplossing moet worden gevonden. Op dit moment is een permantentie noodpomp op de locatie aanwezig omdat de bedrijfsvoering van het bestaande gemaal niet gewaarborgd is. Bovendien moet gemaal Hogezand in het kader van het dijkversterkingproject Hoeksche Waard Zuid worden aangepast cq geamoveerd. De technische staat van gemaal Torenstee is eveneens slecht. Recent is de vacuüm installatie aangepast omdat het gemaal niet meer functioneerde. Bovendien is er geen goed beeld over de technische staat van de pomp. De pomp wordt niet meer gefabriceerd en onderdelen zijn niet meer verkrijgbaar. Gemaal Cromstrijen is zowel mechanisch als civieltechnisch verouderd en zal over een aantal jaren gerenoveerd moeten worden. De technische staat is niet dusdanig dat acuut ingrijpen noodzakelijk is. Daarnaast is er in het bemalingsgebied een KRW opgave te realiseren. Bovenstaande is aanleiding geweest om een plan van aanpak te maken voor het wijzigen van bemalinggebied Cromstrijen (samenvoegen met Torensteepolder en Hogezandse polder). Er is een Initiële Business Case opgesteld, waarin invulling wordt gegeven aan enerzijds de oplossing voor de slecht functionerende gemalen en anderzijds de KRW-doelstellingen. Er zijn globaal verschillende varianten uitgewerkt en bepaald welke variant het beste is. In de voorkeursvariant wordt het aantal gemalen teruggebracht van drie naar een. De voorkeursvariant wordt geraamd op € 7.110.000.-. Met in achtneming van bepaalde risico’s kan de voorkeursvariant gefaseerd uitgevoerd worden waardoor een groot deel van de geraamde investering minimaal 5 jaar kan worden uitgesteld. De eerste fase van de voorkeursvariant is het slopen van gemaal Hogezand en aanpassen van het watersysteem Hogezand om af te kunnen voeren naar bemalingsgebied Cromstrijen en het realiseren van de KRW-maatregelen in dit gebied. Voorgesteld wordt om in 2014 en 2015 1,7 miljoen te reserveren voor bovengenoemde maatregelen en in 2019 5.4 miljoen voor de resterende maatregelen. In de definitieve Business Case zal dit bedrag nader gespecificeerd worden. Daarnaast zal de komende jaren bepaald worden of de investering door gericht onderhoud of vervangen ook verder uitgesteld kan worden.
Gemaal Putten De gemalen De Biersum en De Volharding naderen het einde van hun levensduur. In 2007 is, als deelproject van het Waterplan Putten, besloten om één nieuw gemaal (inclusief een aanvoerwatergang) te realiseren. Het Waterplan Putten zoals in 2007 gedefinieerd werd begroot op € 8,6 miljoen.
69
Met de uitvoering van het gemaal en aanvoerwatergang zullen de volgende knelpunten opgelost worden: Capaciteitgebrek; Aan- en afvoer van water; NBW-opgave in het achterliggende peilgebied; Een tweetal KRW-maatregelen Nu het definitief ontwerp van het gemaal klaar is, blijkt het gemaal plus aanvoerwatergang na heroverweging in totaal meer te gaan kosten. Een aanvullende kredietaanvraag van € 6,7 miljoen voor het opnieuw gedefinieerde project zal ingediend worden waardoor de realisatie van het Waterplan Putten, inclusief bouwrente en te activeren lasten eigen personeel, uitkomt op een bedrag van € 15,3 miljoen.
Randenbeheer In september 2007 heeft de VV van waterschap Hollandse Delta ingestemd met de "Regeling Agroranden" 2008 t/m 2013. Het waterschap heeft akkerranden als onderzoeksmaatregel opgenomen in de stroomgebiedsbeheersplannen voor de KRW voor de planperiode 2010-2015. De regeling zal in 2013 worden geëvalueerd. Bedoelde regeling heeft geleid tot circa 600 km akkerrand in de Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee. De totale kosten voor het waterschap bedroegen in 2012 circa € 200.000 (inclusief overhead). Bij continuering van deze regeling moet in 2014 in de begroting rekening worden gehouden met € 200.000 extra.
Peilbesluiten In januari 2013 is het nieuwe beleid voor het opstellen van peilbesluiten door de Verenigde Vergadering goedgekeurd. Afgelopen jaren is een achterstand opgelopen die nu versneld weggewerkt gaat worden. De consequenties worden op dit moment in beeld gebracht en verwerkt in een plan van aanpak.
Projectmonitoring Om de PDCA-cyclus te sluiten en te achterhalen of een maatregel daadwerkelijk effectief is, is voor een aantal projecten een monitoringplan opgesteld. De uitvoering van een aantal van deze plannen zetten we vanaf 2014 “on hold”. De benodigde kennis zal dan bij onderzoeksinstituten gehaald worden. Hierdoor kan de helft van het budget vervallen: € 0,2 miljoen. Deze bouwsteen is geldig in scenario 1 en 2 en gedeeltelijke in scenario 3.
70
Subsidieregeling Waterketen De verwachting is dat vanaf 2014 minder afkoppelsubsidie verstrekt hoeft te worden door de huidige economische situatie. Bovendien kan de projectleiding van het project “Samenwerking Afvalwaterketen Rotterdam" intern ingevuld worden. Hierdoor kan € 0,2 miljoen bespaard worden op een bedrag van € 0,35 miljoen. Deze bouwsteen is van toepassing in scenario 1 en 2 en gedeeltelijk in scenario 3.
Muskusrattenbestrijding Door de samenwerking met waterschap Rivierenland kan de bestrijding Muskusratten efficiënter uitgevoerd worden. Hierdoor kan vanaf 2014 € 0,15 miljoen bespaard worden op de begroting van € 1,9 miljoen. Deze bouwsteen is in ieder scenario van toepassing.
71
Bijlage 3
Toelichting dekken en financieren
72
PAGINA
73 van 74
De begrippen dekken en financieren Het begrip 'dekken' Alle jaarlijkse lasten van een waterschap moeten gedekt worden door de baten in dat jaar. Die baten bestaan niet altijd uit geld dat echt ontvangen wordt en de lasten bestaan niet altijd uit betalingen aan derden. De lasten kunnen bijvoorbeeld bestaan uit afschrijvingslasten of stortingen in reserves. Die bedragen worden niet via de bank uitbetaald. En door een onttrekking uit een reserve ten gunste van de exploitatie wordt niet echt geld ontvangen, terwijl het wel een baat voor de exploitatierekening is. De jaarlijkse baten en lasten die verantwoord worden in de exploitatierekening zijn niet rechtstreeks van invloed op de bezittingen en schulden van het waterschap. De bezittingen en schulden worden zichtbaar gemaakt in de balans. Het verschil tussen de bezittingen en de schulden wordt het eigen vermogen genoemd, dat bij een waterschap bestaat uit de reserves. Het begrip 'financieren' Met financieren wordt de activiteit bedoeld die er op gericht is dat het waterschap voldoende geld heeft om haar leveranciers en personeel te betalen. Er moet voor gezorgd worden dat er zoveel geld is, dat alle activiteiten waar de Verenigde Vergadering toe besluit, ook uitgevoerd kunnen worden. Dit zijn niet alleen de activiteiten die elk jaar weer op de begroting staan, maar ook de activiteiten waar investeringen voor nodig zijn. In het bijzonder voor het financieren van investeringen worden langlopende leningen aangetrokken. Voor de financiering met leningen (kortof langlopend) is rente verschuldigd die gedekt moet worden binnen de exploitatierekening. Door WSHD wordt gewerkt met totaalfinanciering. Dit betekent dat er geen leningen worden aangetrokken voor een specifiek project, maar dat steeds gekeken wordt wat de totale financieringsbehoefte van het waterschap is. De noodzakelijke financiering wordt zo voordelig mogelijk aangetrokken, onder andere rekening houdend met de randvoorwaarden in de wet Fido. Dit is de algemene werkwijze van de decentrale overheden. Reserveren ten behoeve van een aflossing Stel dat besloten zou worden om toch te gaan reserveren voor de toekomstige aflossing van de € 100 miljoen lening, dan ontstaat simpel weergegeven de volgende situatie in de exploitatie en de balans.
Stap 1: storting in de reserve 'aflossing'
Lasten Storting in reserve
Exploitatierekening bedrag baten 10 Extra belastingopbrengst 10
bedrag 10 10
Balans Bezittingen (activa) Bank Overige bezittingen
Schulden en eigen bedrag vermogen (passiva 10 Reserve aflossing 100 Geldlening 110
bedrag 10 100 110
73
PAGINA
74 van 75
Na 10 jaar storten zou de balans er als volgt uit zien, waarbij er vanuit gegaan wordt dat de gerealiseerde stortingen apart zijn belegd. Dit beleggen moet dan overigens bij het Rijk gebeuren (schatkistbankieren) waarbij de rentevergoeding lager is dan de vergoeding die een bank zou bieden.
Bezittingen (activa) Bank Overige bezittingen
Balans Schulden en eigen bedrag vermogen (passiva 100 Reserve aflossing 100 Geldlening 200
bedrag 100 100 200
Stap 2: aflossing van de geldlening Het aflossen van de geldlening is een balansmutatie. Na volledige aflossing van de geldlening ontstaat de volgende balanspositie:
Bezittingen (activa) Bank Overige bezittingen
Balans Schulden en eigen bedrag vermogen (passiva 0 Reserve aflossing 100 Geldlening 100
bedrag 100 0 100
Ondanks de aflossing blijft de reserve bestaan. De geldlening is volledig afgelost, waarbij de aflossing is gefinancierd vanuit het banksaldo dat in de voorgaande jaren is opgebouwd. De reserve kan worden ingezet ter dekking van incidentele lasten, echter dit betekent wel dat deze onttrekking gefinancierd moet worden als het gaat om lasten waar ook echt betalingen aan derden tegenover staan. Er zou een nieuwe geldlening aangetrokken moeten worden. Uit dit voorbeeld blijkt dat het reserveren van overschotten op de begroting niet gebruikt kan worden als financiering van aflossingen.
74
PAGINA
75 van 76
Bijlage 4
Presentatie en scenario’s Opiniërende Verenigde Vergadering 15 mei 2013
Deze stukken zijn separaat toegevoegd.
75
PAGINA
76 van 77
Bijlage 5
Lijst van afkortingen
76
Kadernota 2014
juni 2013
Lijst van afkortingen Bron: Begroting 2013 (Niet alle afkortingen zijn in de Kadernota gebruikt) Arbo AWA Awb AWZI BAW B&W BBK BBVW BGT BHV Bor BWK C2C CAO CDA Ce CPB CPI CROW CU D&H DAM DBFMO DGWP DIV DOB DR E&C e.d. EEP EMU ERP EU EZ Fe FN GBKN GEO GET GEP GI GO GR GS ha. HDN HIA HVC HWBP HWH HWN ICT ILG
Arbeidsomstandigheden Activeren, Waarderen en Afschrijven Algemene wet bestuursrecht Afvalwaterzuiveringsinstallatie Bestuursakkoord Water Burgemeester en wethouders Besluit bodemkwaliteit Bepalingen Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen Basisregistratie Grootschalige Topografie Bedrijfshulpverlening Besluit omgevingsrecht Bestuurlijk Akkoord Waterketen cradle to cradle Collectieve arbeidsovereenkomst Christen Democratisch Appèl Conformité Européenne Centraal Planbureau Consumenten prijsindex Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek Christen Unie Dijkgraaf en heemraden Dijk Analyse Module Design (ontwerp), Built (bouw), Finance (financiering), Maintain (onderhoud) en Operate (exploitatie) Deelgemeentelijk Waterplan Documentaire Informatievoorziening Duurzaam onkruidbeheer Directieraad Engineering & Construct en dergelijke Energie-efficiency plan Europese Monetaire Unie/Economische en Monetaire Unie Enterprise Resource Planning Europese Unie Economische Zaken Ferro Financiën Grootschalige Basiskaart Nederland Geografische (Informatievoorziening) Goede ecologische toestand Goed ecologisch potentieel Geografische Informatie Goeree-Overflakkee Gemeenschappelijke Regeling Gedeputeerde Staten hectare Hollandse Delta Natuurlijk Hendrik-Ido-Ambacht Huisvuilcentrale Noord Nederland Hoogwaterbeschermingsprogramma Het Waterschapshuis Hoofdwegennet Informatie- en communicatietechnologie Inrichting Landelijk Gebied
77
Kadernota 2014
IMW INSPIRE IPO IRIS JZ KAM km KNMI KRW kwh Led LNC m MES Meteo MIRT MJA MJBP Mln. mm MOOP Mor MVO N n.v.t. NBW NEN NHI nHWBP NME NORA NUP NVO NWP OAS OTO OV P P&C PAGO PDCA PK PM PRINCE PvdA PVV PWK RI&E RUD RWZI RZ SGBP SGP SNIP SSC Stowa SVI
juni 2013
Integraal maatregelenpakket wegen Infrastructure for Spatial Information in Europe Interprovinciaal Overleg Integratie resultaatgericht informatiesysteem Juridische Zaken Kwaliteitszorg-, arbeidsomstandigheden- en milieuzorgbeleid kilometer Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut Kaderrichtlijn Water kilowattuur Light emitting diode Landschap, natuur en cultuur meter Maatschappelijk efficiënt en solide Medewerkerstevredenheidsonderzoek Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport Meerjarenafspraak energie-efficiency Meerjarenbeleidsplan Miljoen millimeter Meerjaren organisatie ontwikkel programma Ministeriële regeling omgevingsrecht Maatschappelijk verantwoord ondernemen Stikstof niet van toepassing Nationaal Bestuursakkoord Water Nederlandse norm Nederlands Hydrologisch Instrumentarium Nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma Natuur en Milieu Educatie Nederlandse Overheid Referentie Architectuur Nationaal Uitvoeringsprogramma Natuurvriendelijke oever Nationaal Waterplan Optimalisatiestudies Opleiden, trainen en oefenen Openbare verlichting Fosfor Planning en control Periodiek arbeidsgeneeskundig onderzoek Plan Do Check Act Personeel en organisatie en kwaliteitszorg-, arbeidsomstandigheden- en milieuzorgbeleid Pro memorie Projects In Controlled Environments Partij van de Arbeid Partij voor de Vrijheid Provinciale waterkeringen Risico-inventarisatie en - evaluatie Regionale uitvoeringsdienst Rioolwaterzuiveringsinstallatie Rozenburg Stroomgebiedbeheersplannen Staatkundig Gereformeerde Partij Spelregelkader Natte Infrastructuurprojecten Shared Service Centre Stichting toegepast onderzoek waterbeheer Slibverwerkingsinstallatie
78
Kadernota 2014
UvW uWBP V&W VBC's VCA v.e. VNG VP VRI's VROM VV VVD VZHW Wabo WCK WHD WHW WM WN WP WS WSHD WSRL Wtw ZB ZUIS
juni 2013
Unie van Waterschappen Uitwerkingsprogramma Waterbeheerplan Verkeer en Waterstaat Visstandbeheercommissies Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers Vervuilingseenheden Vereniging Nederlandse Gemeenten Voorne-Putten Verkeersregelinstallaties Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Verenigde Vergadering Volkspartij voor Vrijheid en Democratie Vereniging van Zuid-Hollandse Waterschappen Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Waterschapsbrede controlekamer Waterschapspartij Hollandse Delta Wet herverdeling wegenbeheer Wet milieubeheer Water Natuurlijk Waterplan Watersystemen Waterschap Hollandse Delta Waterschap Rivierenland Waterwet Zuiveringsbeheer Zuiverings Informatiesysteem
79
Kadernota 2014
juni 2013
80