Financiële kadernota 2014
leefbaar
groen
ondernemend
Leefbaar
duurzaam
Groen
Ondernemend
transparant
Duurzaam
Transparant
LEEFBAAR
GROEN
ONDERNEMEND
DUURZAAM TRANSPARANT
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Inhoudsopgave Pag. Hoofdstuk 1
Inleiding
3
Hoofdstuk 2
Controleprotocol 2013
4
a. toelichting b. controleprotocol voor de accountantscontrole op de jaarrekening 2013 Hoofdstuk 3
Financiële ontwikkelingen tot en met 2017
8
a. de bestuurlijke afronding rondom de programmabegroting 2013 b. de autonome ontwikkelingen in 2013 c. de overige ontwikkelingen in 2013 waaronder opgenomen per programma de gevolgen van het regeerakkoord van het kabinet Rutte II d. de ontwikkeling van de algemene dekkingsmiddelen e. de gevolgen van het onderhandelaarsakkoord 2013
Hoofdstuk 4
Kaders bestuursprogramma 2010-2014
26
Hoofdstuk 5
Kaders programmabegroting 2014
28
1
FINANCIELE KADERNOTA 2014
2
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Hoofdstuk 1 Inleiding In deze kadernota staan de kaders waarbinnen de programmabegroting 2014 tot stand moet komen. In artikel 5 van de ‘Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Noordenveld’ staat dat de Raad jaarlijks voor 1 april de kadernota vaststelt. Om agendatechnische redenen vindt de behandeling later plaats. Uw Raad is hiervan op 16 januari 2013 op de hoogte gesteld. In deze kadernota voor de begroting 2014 zijn waar mogelijk de effecten van het regeerakkoord Rutte II meegenomen. Daarnaast is rekening gehouden met het onderhandelaarsakkoord tussen de VNG en een vertegenwoordiging van het kabinet Rutte II Ook deze kadernota verschijnt in een periode waarin onzekerheid wederom een grote rol speelt. Deze onzekerheden spelen zich voornamelijk af op het terrein van de sociale zekerheid en de gevolgen van de transities. Mocht blijken dat, na de vaststelling van deze nota door de Raad, aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn dan komen wij hierop terug bij de voorjaarsnota 2013. De financiële kadernota bestaat uit achtereenvolgens: • het controleprotocol jaarrekening 2013; in dit protocol worden de kaders voor de controle door de accountant vastgesteld; • de financiële ontwikkelingen tot en met 2017; de uitgangspositie is gebaseerd op de begroting 2013; • de financiële kaders uit het bestuursprogramma 2010-2014; de kaders zijn onverkort overgenomen uit dit programma; • de financiële kaders voor de programmabegroting 2014. De behandeling van de financiële kadernota 2014 is voorzien in de Raadscommissie van 20 maart 2013. De besluitvorming volgt in de Raadsvergadering van 3 april 2013. Ter voorbereiding behandelt het afstemmingsoverleg de kadernota op 14 maart 2013. Met vriendelijke groet, Burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld J.H. van der Laan, burgemeester A.H. Doornbos, secretaris
3
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Hoofdstuk 2 Controleprotocol 2013 In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan de orde: a) de toelichting waarom een controleprotocol noodzakelijke is en b) het controleprotocol voor de jaarrekening 2013 a. toelichting. De Gemeenteraad is opdrachtgever voor de accountantscontrole van de gemeenterekening. In het kader van de controleopdracht dient de Raad volgens het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten, hernoemd als besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado) een controleprotocol vast te stellen dat voor de accountant het normenkader is voor zijn controlewerkzaamheden. Deze accountantscontrole is zowel gericht op de getrouwheid van de jaarrekening als op de rechtmatigheid van de uitgevoerde financiële beheershandelingen. In het voorliggende controleprotocol 2013 worden nadere aanwijzingen gegeven aan de accountant voor de reikwijdte van de accountantscontrole over het verslagjaar 2013. De normstellingen en de daarbij te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties, zijn conform de overeenkomst met PricewaterhouseCoopers Accountants NV en zijn gelijk aan de minimumeisen die in het Bado zijn voorgeschreven. Het normenkader moet jaarlijks actueel worden gehouden en aangepast op basis van nieuwe wet- en regelgeving. Invoering en aanpassing van regelgeving gedurende het boekjaar maken automatisch onderdeel uit van het normenkader. Het normenkader bestaat uit de externe wetgeving en de eigen regelgeving, waarbij de verordeningen, Raadsbesluiten en de Collegebesluiten kunnen worden onderscheiden. Collegebesluiten vallen niet onder de rechtmatigheidcontrole, tenzij de controle hiervan verplicht is op basis van hogere regelgeving of Raadsbesluiten c.q. verordeningen. Het controleprotocol 2013 is grotendeels gelijk aan het controleprotocol 2012, met als belangrijkste aanpassing de actualisatie van het hierin opgenomen normenkader Rechtmatigheid Evenals voorgaande jaren is de inhoud van het controleprotocol ambtelijk voorbereid in overleg met de accountant. Het concept is besproken in het afstemmingsoverleg. Het controleprotocol wordt hierbij ter vaststelling aan de Raad aangeboden.
b.Controleprotocol voor de accountantscontrole op de jaarrekening 2013. Inleiding Dit controleprotocol geeft aanwijzingen aan de accountant over de reikwijdte van de accountantscontrole, de normen die daarvoor gelden en de daarbij verder te hanteren goedkeuringsen rapporteringtoleranties voor de controle van de jaarrekening 2013 van de gemeente Noordenveld. In dit controleprotocol stelt de Raad nadere aanwijzingen vast die specifiek van toepassing zijn voor het controlejaar 2013. Communicatie en periodiek overleg In artikel 4 van Verordening 213 is het afstemmingsoverleg is het aanspreekpunt voor van een belangrijke tussentijdse bijstelling van financiën. Het rapport van bevindingen afstemmingsoverleg.
afstemmingsoverleg in het leven geroepen. Dit de accountant voor de opdrachtformulering. Ingeval de controle wordt teruggekoppeld via de werkgroep bij de jaarrekening wordt besproken in het
4
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Ten aanzien van de uitvoering van de controle kunnen daarnaast nog met de volgende contactpersonen de volgende overleggen plaatsvinden: De gemeentesecretaris en de concerncontroller zijn voor de accountant belangrijke gesprekspartners. De concerncontroller is eerste aanspreekpunt voor de accountant. Er zijn drie natuurlijke momenten voor overleg: het pre-audit gesprek, de bespreking van de interim-controle en bespreking van de eindejaarscontrole. Daarnaast kunnen, naar behoefte, tussentijdse voortgangsgesprekken plaatsvinden. Binnen de afdelingen kan nader overleg van toepassing zijn, in het kader van de controle, met afdelingshoofden en verantwoordelijken voor relevante primaire processen. Met de portefeuillehouder financiën kan een pre-auditgesprek gevoerd worden waarin de bevindingen inzake de interim-controle en de eindejaarscontrole besproken kunnen worden. Op verzoek verschijnt de accountant in de vergaderingen van College en Raad. Algemene uitgangspunten voor de controle (getrouwheid én rechtmatigheid) Zoals in artikel 213 Gemeentewet is voorgeschreven, wordt de controle van de in artikel 197 Gemeentewet bedoelde jaarrekening uitgevoerd door een accountant die door de Raad is benoemd. De controle is gericht op het afgeven van een oordeel over: de getrouwe weergave van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten en de activa en passiva; het financieel rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder gemeentelijke verordeningen; de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie, gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; het in overeenstemming zijn van de door het College opgestelde jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 186 Gemeentewet (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten); de verenigbaarheid van het jaarverslag met de jaarrekening. Bij de controle zijn de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld op grond van artikel 213, lid 6 Gemeentewet bepalend voor de uit te voeren werkzaamheden, alsmede de richtlijnen voor de accountantscontrole (NIVRA). Daarnaast is rekening gehouden met de opmerkingen die zijn gemaakt in de handreiking controleprotocollen van het NIVRA, verschenen in februari 2007. Te hanteren goedkeuring- en rapporteringtoleranties Goedkeuringstoleranties In het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten zijn minimumeisen voor de in de controle te hanteren goedkeuringstoleranties voorgeschreven. De goedkeuringstolerantie is het bedrag dat de som van fouten in de jaarrekening of onzekerheden in de controle aangeeft, die in een jaarrekening maximaal mogen voorkomen, zonder dat de bruikbaarheid van de jaarrekening voor de oordeelsvorming door de gebruikers kan worden beïnvloed. Voor de controle op de jaarrekening 2013 zijn de minimumeisen ten aanzien van de goedkeuringstolerantie:
5
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Goedkeuringstolerant ie Fouten in de jaarrekening (% lasten) Onzekerheden in de controle (% lasten)
Strekking accountantsverklaring: Goedkeurend Beperking Oordeelont houding ≤ 1% >1%<3% ≤ 3%
>3%<10%
≥ 10%
Afkeurend ≥ 3% -
Rapporteringtolerantie De rapporteringtolerantie is een bedrag gelijk aan of lager dan de bedragen die voortvloeien uit de goedkeuringstolerantie. Bij overschrijding van dit bedrag vindt rapportering plaats in het verslag van bevindingen. Voor de rapporteringtolerantie stelt de Raad als maatstaf dat de accountant elke fout of onzekerheid ≥ €100.000 rapporteert. Single information en single audit (Sisa) De doelstelling van Single information en Single audit (SiSa) voor specifieke uitkeringen is het verminderen van de verantwoordings- en controlelasten voor gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen (de medeoverheden). Het Rijk vraagt daarom per specifieke uitkering minder verantwoordingsinformatie en controle. Bovendien wordt aangesloten bij het reguliere jaarrekeningproces van de medeoverheden. Voor de bevindingen over specifieke uitkeringen moet de accountant zwaardere rapporteringtoleranties hanteren dan voor andere onderdelen van de reguliere jaarrekening. In het verslag van bevindingen neemt de accountant per specifieke uitkering fouten en onzekerheden boven een vastgestelde financiële grens op, voor zover die niet door de gemeente zijn of kunnen worden gecorrigeerd. Deze financiële grens is per specifieke uitkering: - € 10.000 indien de omvang in de basis kleiner of gelijk is aan € 100.000 is; - 10% indien de omvang in de basis groter dan € 100.000 en kleiner dan of gelijk aan € 1.000.000 is; - € 100.000,-- indien de omvang in de basis groter dan € 1.000.000 is. Aandachtspunten accountantscontrole De accountantscontrole voor het kalenderjaar 2013 is vooral gericht op: - Grondexploitaties. Rapportering accountant Tijdens en na afronding van de controlewerkzaamheden rapporteert de accountant hierna in het kort weergegeven als volgt: Interim-controles In de tweede helft van het jaar voert de accountant, in opdracht van het College van burgemeester en wethouders een interim-controle uit. Over de uitkomsten van die interim-controle brengt de accountant verslag uit aan het College (de managementletter). De managementletter is februari 2013 ontvangen. Deze managementletter is een agendapunt voor het afstemmingsoverleg en wordt bij de jaarrekening ter inzage gelegd voor de Raad.
6
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Verslag van bevindingen Overeenkomstig de gemeentewet brengt de accountant een verslag van bevindingen over de controle uit aan de Raad; dit wordt in afschrift gestuurd aan het College van burgemeester en wethouders. In het verslag van bevindingen rapporteert de accountant over de opzet en uitvoering van het financiële beheer. Tevens rapporteert hij of de beheersorganisatie een getrouw en rechtmatig financieel beheer en een rechtmatige verantwoording daarover waarborgt. Dit verslag wordt uitgebracht na de afronding van de controle van de jaarrekening en is een agendapunt voor het afstemmingsoverleg. Uitgangspunten voor de rapportagevorm Gesignaleerde onrechtmatigheden worden toegelicht, gespecificeerd naar de aard van het criterium (begrotingscriterium, voorwaardencriterium etc). Fouten of onzekerheden die de rapporteringtolerantie overschrijden worden weergegeven in een apart overzicht bij het verslag van bevindingen. De accountant rapporteert zo nodig ook over de betrouwbaarheid en de continuïteit van de geautomatiseerde informatieverzorging die de gemeente hanteert. Accountantsverklaring In de accountantsverklaring wordt op een gestandaardiseerde wijze, zoals wettelijk voorgeschreven, de uitkomst van de accountantscontrole weergegeven, zowel ten aanzien van de getrouwheid als de rechtmatigheid. Deze accountantsverklaring is bestemd voor de Raad, zodat deze de jaarrekening kan vaststellen, die door het College van burgemeester en wethouders is opgesteld.
7
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Hoofdstuk 3 Financiële ontwikkelingen tot en met 2017 In dit hoofdstuk komende de volgende onderwerpen aan de orde: a) de bestuurlijke afronding rondom de programmabegroting 2013 b) de autonome ontwikkelingen in 2013 c) de overige ontwikkelingen in 2013 waaronder opgenomen per programma de gevolgen van het regeerakkoord van het kabinet Rutte II d) de ontwikkeling van de algemene dekkingsmiddelen e) de gevolgen van het onderhandelaarsakkoord 2013 a) De bestuurlijke afronding rondom de programmabegroting 2013 Bij brief van 19 december 2012 heeft de Provincie Drenthe in de rol van toezichthouder op de gemeentelijke financiën ons bericht dat de gemeentebegroting 2013 van de gemeente Noordenveld materieel in evenwicht is. Hierdoor heeft de provincie besloten dat het repressief financieel toezichtregime voor het begrotingsjaar 2013 van toepassing is. De provincie stelt vast dat de begroting sluitend is gemaakt door bezuinigingsmaatregelen. Men verzoekt de gemeente om de realisatie van de bezuinigingsmaatregelen te blijven monitoren en waarnodig tot bijstelling over te gaan. De provincie wil van de voortgang en het verdere verloop op de hoogte worden gehouden. Zoals gebruikelijk vindt terugkoppeling naar de Gemeenteraad plaats in de voor- en najaarsnota. Bij de voorjaarsnota 2013 zal dan ook verslag worden gedaan van de mate waarin de bezuinigingen 2013 zijn/worden gerealiseerd. Met betrekking tot de ingeboekte bezuiniging op de ISD (apparaatskosten) merkt de provincie op dat deze deels niet door de ISD is gerealiseerd. Hiervan is ook melding gedaan bij de najaarsnota 2012. Omdat het volgens de provincie gaat om een verplichte uitgaaf van een gemeenschappelijke regeling wordt het saldo van de begroting 2013 gecorrigeerd. Van de bezuiniging op de apparaatskosten van € 67.000 is € 27.000 gerealiseerd. Het verschil corrigeert de provincie op het totale restant van onvoorzien, vervangingsinvesteringen en het positieve begrotingssaldo. Na de behandeling van de begroting in de Raad bedraagt het saldo 2013 van bovenstaande posten € 327.600 (excl de ruimte voor nieuw beleid van € 200.000). De toezichthouder vraagt verder nog aandacht voor het op peil houden van de reserves in relatie tot de gesignaleerde risico's, de rijksbezuinigingen (o.a. algemene uitkering), de decentralisaties (overheveling van taken) en de huidige economische situatie (sociale uitkeringen). De provincie gaat ervan uit dat dit deel uitmaakt van de eerstvolgende rapportage. Uiteraard zal in de voorjaarsnota 2013 de nodige aandacht aan voornoemde onderwerpen worden besteed. De voorjaarsnota wordt behandeld in de Raad op 10 juni a.s. Begin 2013 zal de provincie aan de hand van het financieel toezichtkader nader onderzoek doen naar de begroting (2e fase begrotingsonderzoek). Hierbij wordt nader gekeken naar de financiële positie van de gemeente in het begrotingsjaar en de komende jaren. De voortgang en het verdere verloop van de bezuinigingsmaatregelen zullen bij dit onderzoek worden betrokken.
b) Autonome ontwikkelingen CAO Op 20 april 2012 hebben de CAO partijen een akkoord bereikt over een nieuwe CAO gemeenten. De looptijd van deze CAO is van 1 juni 2011 t/m 31 december 2012
8
FINANCIELE KADERNOTA 2014
De gevolgen de salarisontwikkeling voor de gemeente als gevolg van dit bereikte akkoord waren als volgt: 01-01-2012: 1 procent salarisverhoging 01-04-2012: 1 procent salarisverhoging 01-08-2012: eenmalige uitkering Nullijn en loonsombenadering Het kabinet wil voor alle ambtenaren voor 2013 ervaring opdoen met de loonsombenadering. Dat wil zeggen dat voor de totale loonsom een nullijn geldt en dat secundaire arbeidsvoorwaarden, pensioen uitgezonderd, kunnen worden herschikt om zo ruimte voor loon te genereren. Voorwaarde daarbij is dat de cao wordt gemoderniseerd. Voor 2016 en 2017 wordt de bijdrage aan de incidentele loonontwikkeling in de (semi) collectieve sector op 0 gezet. Over de jaren 2014 en 2015 wordt niets gezegd. Inflatieontwikkeling De inflatie is in december 2012 licht gestegen naar 2,9 procent. Dat is 0,1 procentpunt hoger dan in november. Dit blijkt uit cijfers van het CBS. De gemiddelde inflatie in 2012 is 2,5 procent. Dat is hoger dan de 2,3 procent in 2011. De Nederlandse inflatie volgens de geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP) was in december 3,4 procent. Dat is 0,2 procentpunt hoger dan in november. In de eurozone bleef de inflatie gelijk op 2,2 procent. c) Overige ontwikkelingen 2013 Herverdeling gemeentefonds Het ministerie van BZK wil de integrale herverdeling van het gemeentefonds in ieder geval tot 2014 uitstellen. In dit voornemen is nog geen wijziging gekomen. BAG en gemeentefonds In eerdere tussentijdse rapportage hebben wij u op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen van de BAG( Basisregistraties Adressen en Gebouwen) en de gevolgen daarvan voor het gemeentefonds. Sinds onze laatste rapportage hierover zich geen nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. Aanvullende bezuinigingen 2013 als gevolg op het regeerakkoord voor de gemeente “Het financieel en sociaaleconomisch beleid van dit kabinet kent drie onlosmakelijk met elkaar verbonden pijlers: de schatkist op orde brengen, eerlijk delen en werken aan duurzame groei. Samen dragen ze onze welvaart en ons welzijn. De offers die de komende jaren worden gevraagd zijn groot en komen bovenop eerder beleid dat ook al tot forse offers van burgers en bedrijven leidt. Op maatschappelijk draagvlak voor de door ons voorgestane bezuinigingen mogen we alleen rekenen als we rechtvaardige keuzes maken en perspectief bieden op houdbare overheidsfinanciën en een duurzame, gezonde economie”. Met deze woorden opent het regeerakkoord genaamd “Bruggen slaan” van het kabinet Rutte II. Tezamen met het amendement met betrekking tot de zorgpremie vormt dit het fundament waar de gemeenten de komende vier jaren mee te maken zullen krijgen. De VNG heeft op basis van het regeerakkoord op 8 november een bijzondere ledenbrief verzonden. Deze ledenbrief is vertaald voor de gemeente Noordenveld. De uitkomsten van deze ledenbrief presenteren wij in de programma’s (indien van toepassing) die u van ons gewend bent bij de presentatie van de gemeentelijke P&C documenten. Het onderhandelaarsakkoord die eind januari 2013 is gesloten tussen vertegenwoordigers van de lagere overheden en van het kabinet
9
FINANCIELE KADERNOTA 2014
zijn uiteraard meegenomen in de beschreven gevolgen. Uiteraard beperken we ons tot die ontwikkelingen die de gemeente rechtstreeks aangaan en financiële gevolgen hebben. Gevolgen regeerakkoord Met betrekking tot de gevolgen van het regeerakkoord hebben wij in de kadernota 2012 het volgende uitgangspunt vastgesteld: Rijksbezuinigingen bij de overdracht van taken worden vertaald in vermindering van het uitvoeringsniveau. Wanneer het Rijk geen of onvoldoende vergoeding verstrekt voor de uitvoering van de taak wordt dat in mindering gebracht op het budget voor de taak zelf. Een gedeeltelijke uitzondering hierop is gemaakt voor de effecten van de Wsw en reintegratiebeleid. Dit uitgangspunt betekent dat de financiële gevolgen vanuit het regeerakkoord voor 2012 en volgende jaren, met uitzondering van de algemene uitkering, Wsw en re-integratiebeleid budgettair neutraal wordt ingezet. Wij willen vasthouden aan dit uitgangspunt. Programma Burger en bestuur Opschaling gemeenten Wat wil het kabinet? Het kabinet geeft aan dat een passende schaal van gemeenten noodzakelijk is om de decentralisatie van taken en bevoegdheden richting gemeenten vorm te geven. Daarbij wordt een eindbeeld van schaalvergroting geschetst dat leidt tot 100 tot 150 gemeenten met een inwoneraantal van 100.000+ in Nederland. Vanaf 2015 wordt € 60 miljoen ingeboekt voor lagere apparaatskosten als gevolg van schaalvergroting, in 2016 € 120 miljoen euro en in 2017 € 180 miljoen euro. Dit staat volgens het regeerakkoord financieel gelijk aan een vermindering van 75 gemeenten in 2017. Decentralisaties zullen in principe gericht worden op 100.000+ gemeenten. Wat betekent dit voor de gemeente? In het regeerakkoord ontbreekt een onderbouwing van de financiële voordelen van schaalvergroting alsmede een beschouwing van de gevolgen voor de lokale democratie en de afstand tussen inwoners en hun raden en Colleges. De gemeenten hebben herhaaldelijk aangegeven nieuwe taken te willen en kunnen oppakken in het belang van de inwoners van gemeenten. Daarbij moeten wij echter zelf kunnen kiezen voor de wijze waarop wij de benodigde samenwerking vormgeven. Intensievere samenwerking en samenvoeging zijn daarbij opties die van onderop door gemeenten en hun inwoners zelf moeten worden beoordeeld. Schaalvergroting is niet leidend bij de oplossing van maatschappelijke vraagstukken en moet dus niet als doel op zichzelf worden beschouwd. Het regeerakkoord roept op dit moment vooral vragen op die snel bij het kabinet geagendeerd zullen worden om de nodige helderheid te krijgen. De aangekondigde korting die oploopt tot € 180 miljoen in 2017 betekent een verlaging van de algemene uitkering tot een bedrag van € 330.000. Intermezzo: de brief van het kabinet over decentralisaties. Op 19 februari 2013 heeft de minister van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties een brief aan de tweede kamer gezonden over de kabinetszienswijze van decentralisaties. In deze brief informeert de minister over de aanpak om tot meer samenhang te komen tussen de voorgenomen decentralisaties op het terrein van ondersteuning, participatie en jeugd. In deze brief wordt duidelijk dat het kabinet kiest voor een tweesporenbeleid om de uitvoeringskracht van gemeenten te borgen:
10
FINANCIELE KADERNOTA 2014
1. Gemeenten worden op korte termijn gevraagd onder een aantal voorwaarden congruente samenwerkingsverbanden rond de decentralisaties te vormen. Spoor 1 moet voor 1 januari 2014 zijn gerealiseerd. Om dit mogelijk te maken is al in het voorjaar van 2013 (uiterlijk 31 mei) duidelijkheid nodig over de verbanden waarin gemeenten de decentralisaties willen gaan uitvoeren. 2. Via een tweede spoor wordt de opschaling van gemeenten bevorderd, onder andere door provincies meer mogelijkheden te geven om herindelingen te initiëren. Hiertoe wordt een nieuw Beleidskader gemeentelijke herindeling opgesteld en wordt gezocht naar (financiële) prikkels gericht op opschaling. Spoor 1 Samenwerking bij de decentralisaties Via het eerste spoor wordt gewerkt aan krachtige samenwerkingsverbanden van gemeenten om de decentralisaties goed te laten landen. Congruentie - samenwerking op verschillende terreinen vindt plaats tussen dezelfde gemeenten - draagt hieraan bij. Het kabinet verkiest bij de te decentraliseren taken samenwerking boven het aanwijzen van centrumgemeenten. Het aanwijzen van centrumgemeenten heeft als voordeel dat de constructie helder is, uitvoeringskracht garandeert en een fusieprikkel kan opleveren. De decentralisaties vinden plaats naar alle afzonderlijke gemeenten, maar om voorafgaand aan de decentralisaties voldoende uitvoeringskracht te realiseren wordt hen verzocht de uitvoering (op onderdelen) op een hoger schaalniveau te beleggen. Het kabinet ziet een driedeling voor zich gebaseerd op de inhoud van de te decentraliseren taken. Op deze wijze wordt een kwalitatief verantwoorde uitvoering door gemeenten geborgd. Waar nodig zal deze taaktoedeling in de decentralisatiewetgeving worden vastgelegd. a) Taken die door alle gemeenten kunnen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld gemeentelijke eerstelijnszorg en het bieden van een loketfunctie voor de burger. b) Taken die vragen om een uitvoering op een niveau van minimaal ca. 100.000 inwoners, met ruimte voor maatwerk. Het kabinet denkt daarbij bijvoorbeeld aan taken op het terrein van inkoop. Om de voorgestane integrale aanpak te bevorderen streeft het kabinet naar samenwerkingsverbanden, die de diverse decentralisaties in samenhang oppakken. De samenwerkingsverbanden dienen tijdig voor de eerste decentralisatie per 1 januari 2014 operationeel te zijn. Samenwerken in een groter verband zal voor veel gemeenten niet nieuw zijn. Gemeenten maken al deel uit van vele samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld voor een gezamenlijke sociale dienst, een gezamenlijke sociale werkvoorziening of de uitvoering van de Wmo. Dit is een goede ontwikkeling, maar de belangen bij de huidige decentralisatieoperatie zijn dermate groot dat het kabinet wil borgen dat elke gemeente in Nederland deel uitmaakt van een voldoende stevig samenwerkingsverband met een bereik van in principe 100.000 inwoners. Uitgangspunt is het streven naar congruentie, waarbij zoveel mogelijk bestaande, goed functionerende samenwerkingsverbanden gerespecteerd zullen worden. c) Taken die vragen om uitvoering op bovenregionaal niveau, of zelfs op provinciaal of landelijk niveau. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om inkoop van zeer specialistische taken en dienstverlening en samenwerking op het niveau van de arbeidsmarkt en zorg voor de jeugd. Er zijn in de vorige kabinetsperiode reeds afspraken gemaakt over bij bovenregionaal niveau te beleggen taken die noodzakelijk zijn voor invoering van de Participatiewet en de jeugdzorg. Onderwerpen als werkgeversdienstverlening kunnen beter op dit niveau ingevuld worden om het aantal bestuurlijke contacten voor bedrijven, en daarmee hun lastendruk, zoveel mogelijk te beperken. Bij de jeugdzorg is uitvoering op dit niveau afgesproken voor taken als de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Ook het Meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling en residentiële zorg kunnen het best op dit niveau worden uitgevoerd. Het
11
FINANCIELE KADERNOTA 2014
kabinet kan zich voorstellen dat bij de decentralisaties blijkt dat er bepaalde specialistische taken zijn die ook beter op dit niveau uitgevoerd kunnen worden of zelfs landelijk kunnen worden georganiseerd. Spoor 2 Herindeling van gemeenten Met spoor 1 wil het kabinet voldoende borgen dat alle gemeenten de nieuwe (en huidige) taken kunnen (blijven) uitvoeren met voldoende kwaliteit. Spoor 2 werkt toe naar het eindbeeld van 100.000+ gemeenten, waarbij er ruimte is voor maatwerk. De afgelopen jaren neemt het aantal gemeenten vanwege herindelingen jaarlijks al met ca. 10 af. De verwachting is dat de vormgeving van samenwerkingsverbanden een hefboomwerking heeft op een aantal gemeenten om door te pakken met een herindeling. Daarmee versnelt bovengenoemde aanpak de opschaling ‘van onderop’. Om een verdere versnelling mogelijk te maken, komt het kabinet in mei met een nieuw Beleidskader gemeentelijke herindeling, waarin nader wordt ingegaan op de wijze waarop het kabinet de opschaling wil bevorderen. Het huidige uitgangspunt dat herindelingen zoveel mogelijk van onderop plaatsvinden, zal door het kabinet worden genuanceerd. Provincies krijgen in dit nieuwe Beleidskader een steviger rol om zelf herindelingen te initiëren, ook wanneer niet elke gemeente het daarmee eens is. Daarbij heeft het kabinet overigens nog steeds een voorkeur voor herindelingvoorstellen die op de steun van alle betrokken gemeenten kunnen rekenen. Vooral de rol van de provincie zal vergroot worden. De provinciale rol is primair die van stimulator en facilitator. Wanneer gemeenten er onderling niet goed uitkomen of wanneer de provincie de inschatting maakt dat de uitkomst van het gesprek tussen gemeenten suboptimaal is voor de regio, zal de provincie een meer sturende, inhoudelijke rol moeten oppakken. Voor de gemeente Noordenveld betekent de inhoud van deze brief dat op korte termijn een standpunt over strategische samenwerkingsverbanden moet worden ingenomen. De gemeente kent nu een tweetal dominante richtingen: de eerste betreft de samenwerking met de Westerkwartier gemeenten; de tweede betreft de samenwerking in het kader van STAAN. Programma Onderwijs Uitname Gemeentefonds onderwijshuisvesting Wat wil het kabinet? Er vindt een uitname plaats uit het Gemeentefonds van € 256 miljoen uit de middelen die in de verdeling toegerekend worden aan onderwijshuisvesting in de lijn van motie Haersma Buma van november 2011. Deze middelen worden vanaf 2015 geheel toegevoegd aan de lumpsum voor het funderend onderwijs. Wat betekent dit voor de gemeente? Het is voor ons moeilijk de uitname van de € 256 miljoen met ingang van 2015, zoals vastgelegd in het regeerakkoord, te duiden: Heeft dit direct betrekking op de overheveling van het buitenonderhoud? Of komt deze 256 miljoen bovenop een uitname in verband met de overheveling van het buitenonderhoud Primair Onderwijs? De uitname van dit bedrag komt voor de gemeente neer op een verlaging van de algemene uitkering van € 472.000. Wij herkennen ons overigens niet in de argumenten die genoemd zijn in de genoemde motie. (gemeenten krijgen meer voor onderwijs doeleinden, dan ze beschikbaar stellen).
12
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Programma Sport Onderwijshuisvesting en uitbreiding gymnastiekuren Wat wil het kabinet? Het kabinet wenst het aantal gymnastiekuren uit te breiden van 1,5 tot 3 uur per week. Wat betekent dit voor de gemeente? Dit zal gevolgen hebben voor de onderwijshuisvesting. Wij zien met deze voorgenomen maatregel dat de onderbezetting van onze huidige bewegingslokalen zal verminderen. Dit vergt extra aandacht voor de gemeente in verband met de voorgenomen sluiting van een tweetal gymnastieklokalen. Programma Werk en Inkomen Participatiewet Wat wil het kabinet? Het kabinet is voornemens om de Wet Werken en Bijstand (Wwb), de Wet op de Sociale Werkvoorziening (Wsw) en Wajong samen te voegen tot één nieuwe wet: de Participatiewet, met een samengevoegd en ontschot budget. De wet zou 1 januari 2014 ingevoerd moeten worden. De Wajong is vanaf 1 januari 2014 alleen nog toegankelijk voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Gedeeltelijk arbeidsgeschikte jongeren vallen daarmee vanaf die datum onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. De door het vorige kabinet ingezette lijn wordt grotendeels voortgezet: zoveel mogelijk mensen gaan aan de slag bij ‘gewone werkgevers’. Het instrument loondispensatie komt beschikbaar voor gemeenten. Werken onder het minimumloon is altijd tijdelijk. Het totaal van loon en aanvullende uitkering groeit toe naar het wettelijk minimumloon. De huidige pilots loondispensatie vormen de basis voor de besluitvorming over de verdere uitwerking van dit instrument. Over de financiële randvoorwaarden bestaan nog veel vragen. In ieder geval is duidelijk dat er opnieuw gesneden wordt in het re-integratiebudget van gemeenten, dat structureel zo’n € 200 miljoen lager uit zal komen. Wat betekent dat voor de gemeente? Het integreren van Wwb, Wsw en een deel van de Wajong betekent dat de volledige gemeentelijke doelgroep onder één regime gebracht wordt. Dat is winst ten opzichte van de Wet werken naar vermogen en opent voor gemeenten de mogelijkheid om de opgaven in het brede sociale domein meer in samenhang op te pakken en maatwerk te leveren aan hun inwoners. De extra bezuiniging op het re-integratie budget, bovenop de reeds doorgevoerde doelmatigheidskorting van € 400 miljoen vanaf 2012, betekent echter dat gemeenten minder mogelijkheden hebben om mensen naar werk te begeleiden. Sociale werkvoorziening Wat wil het kabinet? De instroom in de sociale werkvoorziening in zijn huidige vorm stopt met ingang van 1 januari 2014. Gemeenten krijgen de ruimte om zelf een voorziening voor beschut werk te organiseren. Gemeenten krijgen middelen voor landelijk 30.000 plekken. Er komt geen individuele norm per gemeente voor het aantal te realiseren plaatsen. Op het budget voor de sociale werkvoorziening, dat onderdeel wordt van een ontschot re-integratie budget, vindt een efficiencykorting plaats die uitgespreid is over zes jaar. Wij interpreteren de cijfers dusdanig dat als gevolg van deze korting de rijksvergoeding per plek op zo’n € 22.000 uitkomt in 2019, na stapsgewijze verlagingen van € 50 miljoen per jaar vanaf 2014. De quotumregeling die wordt voorgesteld gaat ook gelden voor mensen binnen de sociale werkvoorziening. Op basis van de tekst van het regeerakkoord is niet duidelijk wat de consequentie van de nieuwe Participatiewet is voor de zittende groep in de sociale werkvoorziening.
13
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Wat betekent dit voor de gemeente? Per 1 januari 2014 komen er geen nieuwe mensen binnen het regime van de Wet op de Sociale Werkvoorziening (Wsw). Wie per 1 januari 2014 aangewezen is op beschut werk, wordt onderdeel van een voorziening binnen de bredere Participatiewet. Gemeenten ontvangen wel middelen van het Rijk om een voorziening in stand te houden, maar gemeenten kunnen zelf keuzes maken over de inrichting van beschut werk. Ze krijgen daarvoor 100% van het wettelijk minimumloon per plek. Bij de inrichting van die voorziening schrijft de Rijksoverheid niet voor wat elke gemeente moet doen. Wij vinden dit positief, want dit doet recht aan de decentrale verantwoordelijkheid voor de sociale werkvoorziening en sluit aan bij eerdere voorstellen van gemeenten. Ook vinden wij het positief dat er nu duidelijkheid is over de toekomst van de sociale werkvoorziening. Gemeenten kunnen nu de herstructurering die in gang is gezet verder ter hand nemen. In april van 2012 viel het kabinet Rutte en werd kort daarna de voorgenomen Wwnv controversieel verklaard. Het was echter breed de verwachting dat een nieuw kabinet de grondgedachte achter de Wwnv, namelijk “één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt” in een nieuwe wet verder zou vormgeven. Dat is ook de reden dat de stuurgroep en de werkgroepen onverminderd met de voorbereidingen zijn doorgegaan. Inmiddels weten we dat het nieuwe kabinet met de Participatiewet per 1 januari 2014 de gedachten uit de Wwnv in grote lijnen ongewijzigd voortzet. Op 18 december 2012 is er een voorlichtingsbijeenkomst gehouden voor de raden van de in de gemeenschappelijke regeling Novatec samenwerkende gemeenten. Tijdens die bijeenkomst is een toelichting gegeven op de notitie Werken naar Vermogen; inspelen op de Participatiewet. Daarbij is toegezegd dat de notitie vervolgens door de Colleges aan de raden ter behandeling wordt aangeboden. Beide werkgroepen hebben hun werkzaamheden afgerond in een notitie. Beide notities zijn samengevoegd in het nu voorliggende document, de notitie Werken naar Vermogen; inspelen en op de Participatiewet. Op 13 februari is u gevraagd in te stemmen met de notitie en de gemaakte keuzes die aan de notitie ten grondslag liggen. Verantwoordelijkheid werkgevers Wat wil het kabinet? Het kabinet is voornemens een quotumregeling van 5% voor het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten door grotere werkgevers met meer dan 25 werknemers in dienst te ontwerpen. Deze regeling zal synchroon lopen met de afname van het aantal plaatsen in de sociale werkvoorziening en stapsgewijs vanaf 1 januari 2015 in zes jaren worden ingevoerd. Wanneer een bedrijf niet voldoet aan het quotum volgt een boete van € 5000 per werkplaats. De regeling zal ook gelden voor de publieke sector. Wat betekent dit voor de gemeente? Gemeenten zetten in op een goede werkgeversdienstverlening, het benutten van de inzet van werkgevers die uit eigen wil al maatschappelijk verantwoord willen ondernemen, of het toepassen van social return bij aanbestedingen om werkgevers te betrekken bij de maatschappelijke opdracht van gemeenten. Uiteindelijk is het wenselijk om duurzame relaties met werkgevers op te bouwen en goed gedrag te belonen. Wij hebben als gemeente inmiddels goede ervaringen opgedaan met social return in het kader van de aanbesteding van de schoonmaak. Een quotumregeling kan kansen bieden voor het creëren -of openstellen van reguliere werkplekken voorarbeidgehandicapten.
14
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Verwachte effecten op bijstandsuitgaven van maatregelen Wat wil het kabinet? Het kabinet neemt een flink aantal maatregelen waarvan de verwachting is dat deze leiden tot lagere bijstandslasten. Zo wordt de huishouduitkeringstoets ingevoerd, die zou moeten leiden tot een netto besparing van € 80 miljoen op de uitkeringen. Daarnaast gaan er strengere voorwaarden gelden voor uitkeringsgerechtigden om in aanmerking te (blijven) komen voor een bijstandsuitkering. Het gaat onder meer om de beheersing van de Nederlandse taal en het naleven van de sollicitatieplicht. Misdragingen kunnen leiden tot onmiddellijke stopzetting van de uitkering. Over de hele linie moet dit leiden tot een netto besparing op de uitkeringslasten van € 40 miljoen in 2014 oplopend tot € 95 miljoen in 2017. Ook met betrekking tot de quotumregeling zijn er al op voorhand besparingen ingeboekt op de bijstandsuitgaven. Daar komt nog bovenop dat alleenstaande ouders in de bijstand straks niet meer kunnen rekenen op een aanvulling op hun uitkering. Het gaat om een bezuiniging van € 350 miljoen. Naast bezuinigingen zijn er ook maatregelen die juist zullen leiden tot een groter beroep op de bijstand. Zo wordt de Algemene Nabestaanden Wet (Anw) ingeperkt tot één jaar. Daarna is men aangewezen op de bijstand. Ook de WW wordt teruggebracht tot maximaal twee jaar, wat ertoe leidt dat meer werklozen uiteindelijk een beroep moeten doen op de bijstand. Uit het regeerakkoord wordt niet duidelijk in hoeverre hier rekening mee is gehouden bij de ontwikkeling van het WWB Inkomensdeel. Wat betekent dit voor gemeenten? Er wordt een aantal forse besparingen ingeboekt op het Wwb Inkomensdeel van de gemeente, omdat het kabinet hoge verwachtingen heeft van de huishouduitkeringstoets en de strengere voorwaarden die gaan gelden voor een uitkering. Deze maatregelen moeten leiden tot fors minder bijstandsuitgaven. Als deze effecten echter niet optreden, dan zijn de bezuinigingen echter wel ingeboekt en draait de gemeente op voor het tekort aan bijstandsbudget. Het risico ligt in die zin volledig bij de gemeente. Programma Zorg en Welzijn Decentralisatie jeugdzorg Wat wil het kabinet? De jeugdzorg wordt in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten. De decentralisatie omvat alle onderdelen: de jeugdzorg die nu een verantwoordelijkheid is van de provincie, de gesloten jeugdzorg onder regie van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS), de jeugd-ggz die onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) valt, de zorg voor lichtverstandelijk gehandicapten jongeren op basis van de AWBZ en de jeugdbescherming en jeugdreclassering van Veiligheid en Justitie. Deze decentralisatie wordt gecoördineerd door het ministerie van VWS. De decentralisatie moet ertoe bijdragen dat de eigen kracht, het sociale netwerk en de voorzieningen in een gemeente beter worden benut. Het accent zal steeds liggen op participatie in de samenleving. Er wordt een aanvullende korting van € 150 miljoen doorgevoerd. De eigen bijdrage in de jeugdzorg gaat niet door. Wat betekent dit voor de gemeente? Het regeerakkoord is helder over de inhoudelijke uitgangspunten voor de decentralisatie van de jeugdzorg, inclusief de jeugd-ggz, naar de gemeente. Het bouwt voort op de al samen met de gemeenten ingezette koers, waarbij nog sterker de nadruk komt te liggen op eigen kracht en participatie. De hiervoor benodigde en gewenste beleidsruimte voor gemeenten wordt in het Regeerakkoord ondersteund. De uitspraak dat het accent ook in de jeugdzorg steeds zal liggen op participatie in de samenleving betekent dat de wetgeving nauw moet aansluiten bij de principes van de Wmo. Het in consultatie voorliggende wetsontwerp Jeugd moet nog grondig op de schop om aan de uitgangspunten uit het Regeerakkoord te voldoen. Bovendien, met hetgeen wat nu in consultatie
15
FINANCIELE KADERNOTA 2014
voorligt, waren de voorgenomen bezuinigingen van het vorige kabinet al niet te realiseren. Laat staan de extra bezuinigen die nu uit het Regeerakkoord daar bovenop komen. De financiële randvoorwaarden zijn sterk verslechterd. Zo is de eerdere korting van het budget met € 300 miljoen vanaf 2017, zonder nadere onderbouwing, opgehoogd met nog eens € 150 miljoen. De totale korting komt daarmee op circa 15% van het totale budget, naast de bezuinigingen die de komende jaren voor de overheveling al worden doorgevoerd. De grotendeels oninbare eigen bijdrage van € 70 miljoen voor Jeugd is gelukkig van tafel. Het macrobedrag van gemeenten wordt niet met deze € 70 miljoen gekort. De totale efficiencykorting in 2015 is € 120 miljoen, in 2016 € 300 miljoen en vanaf 2017 € 450 miljoen. Decentralisatie Wmo/AWBZ Wat wil het kabinet? De AWBZ-functies begeleiding en persoonlijke verzorging worden met ingang van 2015 gedecentraliseerd naar de gemeenten met een bezuiniging € 1,6 miljard, dat is 25% van het huidige budget. Bij de uitvoering van deze functies wordt uitgegaan van de schaal van 100.000+ gemeenten. Wat betekent dit voor de gemeente? In het regeerakkoord wordt een bezuiniging van € 1,6 miljard ingeboekt voor de maatregelen voor begeleiding en persoonlijke verzorging gezamenlijk. Het is zeer de vraag of het resterende budget toereikend is voor de aanspraken op gemeentelijke Wmo-voorzieningen. Een dergelijke aanzienlijke besparing kan niet alleen gerealiseerd worden door efficiencyverhoging of een groter beroep doen op de eigen verantwoordelijkheid van deze kwetsbare groep burgers. Ondanks het feit dat door de VNG bedongen is dat er door burgers geen verworven rechten meegenomen kunnen worden naar het nieuwe stelsel en het regeerakkoord weliswaar pakketingrepen aankondigt in de dagbesteding en de verzorging, is het de vraag of deze maatregelen voldoende opleveren. Ook in het nieuwe stelsel geldt immers het compensatiebeginsel uit de Wmo. Afschaffing AWBZ Zorgzwaartepakketten Wat wil het kabinet? De AWBZ Zorgzwaartepakketten (hierna ZZP’s) 1 tot en met 4 worden afgeschaft. Met ingang van 2013 verdwijnen de ZZP’s 1 en 2, met ingang van 2014 verdwijnen de ZZP’s 3 en met ingang van 2016 worden ook de ZZP’s 4 afgeschaft. Wat betekent dit voor de gemeente? Dit betekent dat een grote groep mensen, ook die met een grote zorgvraag, thuis (blijft) wonen en daar hun extramurale zorg moeten ontvangen. Het proces van “scheiden van wonen en zorg” wordt hiermee versneld doorgevoerd. Dit zal leiden tot een groter beroep op gemeentelijke voorzieningen op terreinen welzijn, gezondheid, wonen, etc. Niet duidelijk is of de gemeente hier voldoende voor gecompenseerd worden en of de gemeente en partners voldoende tijd krijgen om alle noodzakelijke voorzieningen te organiseren. In verband met het verdwijnen van de ZZP’s 1 en 2 in 2013 is voor 2013 al een compensatie van € 15 miljoen afgesproken. Met het Rijk was al eerder afgesproken dat er ten behoeve van de compensatie voor meer uitgaven bij de gemeente er ‘breed en zorgvuldig onderzoek’ gedaan wordt naar de (financiële) gevolgen van het schrappen van ZZP’s, voor 2014 en verder. Afschaffing wetten betreffende chronisch zieken en gehandicapten Wat wil het kabinet? Het kabinet wil per 2014/2015 de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (hierna Wtcg), de Compensatie Eigen Risico (hierna CER) en de Regeling specifieke zorgkosten (belastingaftrek van zorgkosten) afschaffen. Dit om een opbrengst van € 850 miljoen te realiseren. Belastingaftrek levert € 500 miljoen op. Ook verdwijnt de 33% Wtcg-korting op de eigen bijdrage, die
16
FINANCIELE KADERNOTA 2014
levert € 50 miljoen op. Daarvoor in de plaats komt een gemeentelijke compensatieregeling voor het leveren van maatwerk door gemeenten aan chronisch zieken en gehandicapten die in de knel komen door de drie hiervoor genoemde bezuinigingsmaatregelen. Hiervoor komt structureel ruim € 760 miljoen beschikbaar. Dit is ongeveer de helft van wat er nu in omgaat. Wat betekent dit voor de gemeente? We zijn benieuwd onder welke voorwaarden deze € 760 miljoen overkomt naar het gemeentefonds en met welke beleidsvrijheid. Het is nog niet duidelijk hoe deze gemeentelijke compensatieregeling zich verhoudt tot de bijzondere bijstand die de gemeente nu al uitvoert. Chronisch zieken en gehandicapten met een laag inkomen kunnen jaarlijks een uitkering in de vorm van een forfaitair bedrag bij de gemeente aanvragen voor de extra kosten die zij maakten in verband met hun beperking of chronische ziekte. De gemeente verstrekt aan deze groep burgers categoraal bijzondere bijstand. Een toevoeging aan het gemeentefonds van € 760 miljoen betekent een forse taakuitbreiding voor de gemeente die niet met de bestaande uitvoeringscapaciteit gerealiseerd kan worden. De gemeente zal hiervoor een extra uitvoeringsbudget moeten ontvangen. Hergebruik scootmobiel Wat wil het kabinet? Vanaf 2016 zal er oplopend tot structureel € 50 miljoen worden bespaard op de Wmo hulpmiddelen door verplicht hergebruik van scootmobielen en rolstoelen. Wat betekent dit voor de gemeente? Gemeenten zetten al jarenlang in op de her-verstrekking van gebruikte hulpmiddelen en met name op her-verstrekking van scootmobielen en rolstoelen. Het lijkt ons dan ook onmogelijk om daar nog aanvullend op te kunnen besparen.
Programma Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Omgevingswet Wat wil het kabinet? In 2013 presenteert de minister van Infrastructuur en Milieu de nieuwe Omgevingswet. De besluitvorming over ruimtelijke projecten moet eenvoudiger en sneller en de ruimtelijke wet- en regelgeving moet verder worden gestroomlijnd. In 2013 komt een wetsvoorstel Omgevingswet ter vervanging van onder meer de Wet op de ruimtelijke ordening en de Waterwet. Het kabinet gaat een databank oprichten voor ruimtelijke gegevens. Hierdoor zou informatie eenvoudiger ontsloten moeten worden. De concept-Natuurbeschermingswet, die in behandeling is, wordt tevens aangepast. Wat betekent dit voor de gemeente? Wij prijzen het kabinet voor de snelheid waarmee zij de problemen in het omgevingsrecht wil aanpakken, maar benadrukken wel dat het vervaardigen van een geheel nieuwe Omgevingswet geen panacee is voor de diverse problemen op dit beleidsterrein. Voor burgers en gemeenten is het van belang dat het proces van wijziging van wetgeving zorgvuldig plaatsvindt en dat problemen, zoals gemeenten die ervaren, voldoende worden opgelost. Dit teneinde een aantal van de doelstellingen van de Omgevingswet, zoals het verminderen van kosten en tijdsduur van procedures, aan te pakken. Gemeenten ervaren diverse problemen in het omgevingsrecht die tenminste moeten worden aangepakt. Gemeenten hebben behoefte aan praktische en flexibele instrumenten om maatschappelijke opgaven als demografische krimp, het behoud van de leefbaarheid in de oude stadswijken, het stimuleren van de stagnerende woningmarkt, toenemende mobiliteit en de veranderingen in het landelijk gebied op een goede manier aan te
17
FINANCIELE KADERNOTA 2014
kunnen pakken. Bovendien moeten procedures eenvoudiger en sneller kunnen worden doorlopen en is een heldere bevoegdheidsverdeling tussen verschillende overheden nodig. De afgelopen jaren heeft de gemeente fors geïnvesteerd in het op orde brengen van de huidige bestemmingsplannen. Deze investering teniet doen zou kapitaalvernietiging zijn en is onwenselijk. Het behouden van de rechtzekerheid van het bestemmingsplan is dan ook van belang. Wonen Wat wil het kabinet? De gunstige leningsfaciliteit voor starters van de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVN) wordt uitgebreid. Woningcorporaties moeten weer dienstbaar worden aan het publiek belang in hun werkgebied. Hun taak wordt teruggebracht tot het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen en het daaraan ondergeschikte direct verbonden maatschappelijke vastgoed. Corporaties komen onder directe aansturing van gemeenten. Gemeenten met meer dan honderdduizend inwoners krijgen extra bevoegdheden. De schaal van een woningcorporatie moet in overeenstemming zijn met de schaal van de regionale woningmarkt en met de maatschappelijke kerntaak. De extra huuropbrengsten van corporaties die het gevolg zijn van de maatregelen in de huursector worden via een heffing afgeroomd. Wat betekent dit voor de gemeente? Met deze maatregelen wil de regering de woningmarkt in beweging brengen. Het biedt gemeenten de mogelijkheid om intensiever in te zetten op startersleningen. Het voornemen van de regering dat corporaties onder directe aansturing van gemeenten komen, moet verder worden uitgewerkt. Dat geldt in bijzondere mate voor gemeenten met meer dan honderdduizend inwoners die daarvoor extra bevoegdheden krijgen. Daardoor lijken nu twee soorten corporaties te ontstaan, een voor 100.000 plus gemeenten en een voor kleinere gemeenten. Algemene Dekkingsmiddelen Gemeentefonds In het Regeerakkoord zijn diverse maatregelen afgekondigd die de gemeentelijke financiën raken. In de decembercirculaire 2012 is een overzicht gegeven van de gevolgen van het Regeerakkoord voor het gemeentefonds. Tabel 1: Mutaties gemeentefonds (cumulatief; in miljoenen euro’s) 2013 2014 Accres Lagere apparaatskosten (opschaling ) Btw-verhoging 19 naar 21% Btw-correctie accres Onderwijshuisvesting Vermindering Raadsleden Dualiseringskorting Scootmobielen Wmo Maatschappelijke stages Totaal
89
188 -239 65
-89 89
18
-75
2015
2016
2017
123 -60 -239 65 -256 110 -18 -15 -975 -20 -1.285
-268 -120 -239 65 -256 110 -18 -25 -1.140 -20 -1.911
-541 -180 -239 65 -256 110 -18 -50 -1.140 -20 -2.269
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Accres De tabel bevat de gevolgen voor de accressen als gevolg van de maatregelen in het Regeerakkoord, zoals vastgesteld in het kader van de Startnota. De eerste jaren is sprake van een verhoging van de accressen, die ook nog iets hoger uitvalt dan in het Regeerakkoord is opgenomen. Dat laatste is het gevolg van een preciezere toepassing van de normeringsystematiek. In latere jaren vertalen de ombuigingen bij het Rijk zich door in een neerwaartse bijstelling van de accressen. De neerwaartse bijstelling is groter dan bij het sluiten van het Regeerakkoord werd ingeschat. Na de doorrekening van het Regeerakkoord door het Centraal Planbureau zijn in de Startnota lagere ramingen van de loonontwikkeling vastgesteld die, doordat zij doorwerken in de rijksbegroting, een neerwaarts effect hebben op de accressen. Lagere apparaatskosten De beoogde opschaling van gemeenten leidt tot besparingen die ontstaan door schaalvoordelen, verminderen van toezicht, vereenvoudiging van regelgeving en minder dubbeling van taken. De besparing gaat uit van een daling van het aantal gemeenteambtenaren doordat gemeenten groter worden of met elkaar gaan samenwerken. Er is uitgegaan van het rekenkundige equivalent van een vermindering met 75 gemeenten in de periode tot 2017. Voor de totale periode komt deze benadering neer op een resterend aantal van 100-150 gemeenten in 2025. Dit leidt tot een uitname uit het gemeentefonds. De mutatie lagere apparaatskosten loopt na 2017 op naar - € 975 miljoen structureel. Overboeking vanuit BCF In de decembercirculaire werd nog uitgegaan van het afschaffen van het Btw Compensatiefonds (BCF). Inmiddels is bekend dat het BCF wordt gecontinueerd waarmee de toevoeging aan het fonds (€2.282 miljoen) achterwege blijft. Btw-verhoging van 19 naar 21% De btw-verhoging per 1 oktober 2012 van 19% naar 21% doet het BCF stijgen. Deze automatische compensatie die via het BCF voor de btw-verhoging plaatsvindt, wordt – anders dan onder het vorige kabinet, zoals gemeld in hoofdstuk 1 van de septembercirculaire 2012 door de sector zelf gefinancierd door een structurele uitname uit de fondsen van in totaal € 270 miljoen, waarvan € 239 miljoen voor het gemeentefonds. Omdat het BCF na verstrijken van een jaar uitbetaalt vindt ook de uitname vertraagd plaats, in 2014 voor het eerst met het oog op de hogere btw 2013. Btw-correctie accres De btw-verhoging heeft een opwaarts effect op de rijksuitgaven, en daarmee op het accres van het gemeentefonds en het provinciefonds. Deze compensatie voor de medeoverheden wordt geraamd op € 70 miljoen, waarvan € 65 miljoen voor het gemeentefonds. Het vorige kabinet bracht in verband hiermee een overeenkomstige accreskorting btw op het gemeentefonds en het provinciefonds aan. Met het oog op de insteek van het huidige kabinet is deze korting nu vanaf 2014 ongedaan gemaakt. Het argument voor de accreskorting is niet meer van toepassing. Onderwijshuisvesting Er vindt een uitname uit het gemeentefonds plaats van de middelen die in de verdeling toegerekend worden aan onderwijshuisvesting, maar daar niet aan uitgegeven worden, zoals geconstateerd in de motie Van Haersma Buma. In het overleg met de VNG is van de zijde van het Rijk nadrukkelijk aangegeven dat de uitname niet verbonden is aan een gemeentelijke taakwijziging – zoals in verband met het buitenonderhoud primair onderwijs. Het betreft een algemene korting die door het Rijk wordt aangewend voor versterking van het primair onderwijs.
19
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Vermindering Raadsleden Het verminderen van het aantal politieke ambtsdragers met 25% zoals opgenomen in het Regeerakkoord Rutte I vindt voor gemeenten geen doorgang. Dualiseringskorting Het kabinet kiest voor het toepassen van een dualiseringscorrectie tot wijziging van de gemeentewet in verband met het terugbrengen van het aantal gemeenteraadsleden tot op het niveau van voor de dualisering van het gemeentebestuur. Dit houdt in dat het aantal raadsleden wordt teruggebracht met 1500 raadsleden. De besparing wordt gerealiseerd door een uitname uit het gemeentefonds van € 18 miljoen. Scootmobielen Hulpmiddelen zoals rolstoelen en scootmobiel worden verstrekt door gemeenten binnen de Wmo. Hiervoor geldt voortaan een plicht tot hergebruik. Er wordt taakstellend uitgegaan van een structurele opbrengst van € 50 miljoen. Wet Maatschappelijke Ondersteuning Het beroep op de bestaande huishoudelijke hulp in de WMO wordt voor nieuwe cliënten in 2014 beëindigd. Voor bestaande cliënten gaat de maatregel een jaar later in. Gemeenten behouden 25% van het budget voor een maatwerkvoorziening. Maatschappelijke stages De wettelijke verplichte maatschappelijke stages worden per 2015 (voor scholen schooljaar 2015/16) afgeschaft. Daarbij zal een uitname uit de algemene uitkering van het gemeentefonds plaatsvinden (€ 20 miljoen structureel). De decentralisaties zijn niet in de tabel opgenomen, in afwachting van verdere besluitvorming. Doordat de toename van de algemene uitkering (gebaseerd op de meicirculaire 2012) in de begroting 2013 in meerjarenperspectief (2014-2016) is bevroren is al geanticipeerd op de toen nog niet nader bekend zijnde maatregelen uit het Regeerakkoord. In de meicirculaire 2013 zullen de gevolgen van de bezuinigingen in het Regeerakkoord voor de individuele gemeenten bekend worden. De gevolgen van de december circulaire voor de gemeente Noordenveld hebben wij getracht hieronder weer te geven. Aangezien niet bekend is op welke wijze de kortingen op ons af komen hebben wij ervoor gekozen voor de methodiek op basis van inwonersaantallen (inwoners Nederland versus het aantal inwoners van de gemeente Noordenveld.) Op de wijze krijgen we bij benadering beter zicht op de gevolgen
20
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Tabel 2: Mutaties gemeentefonds voor gemeente Noordenveld (cumulatief; duizenden euro’s) 2013 2014 2015 2016 2017 Accres Lagere apparaatskosten (opschaling ) Btw-verhoging 19 naar 21% Btw-correctie accres Onderwijshuisvesting Vermindering Raadsleden Dualiseringskorting Scootmobielen Wmo Maatschappelijke stages Totaal
164
347 -441 120
-164 164
-88
229 -111 -441 120 -472 203 -33 -27 -1804 -37 -2377
-498 -222 -441 120 -472 203 -33 -46 -2109 -37 -3535
-998 -333 -441 120 -472 203 -33 -98 -2109 -37 -4198
Genoemde bedragen worden vervolgens aangepast als gevolg van het toegepaste uitgangspunt dat Rijksbezuinigingen bij de overdracht van taken worden vertaald in vermindering van het uitvoeringsniveau. Wanneer het Rijk geen of onvoldoende vergoeding verstrekt voor de uitvoering van de taak wordt dat in mindering gebracht op het budget voor de taak zelf. Een gedeeltelijke uitzondering hierop is gemaakt voor de effecten van de Wsw en re-integratiebeleid. Gelet op de komende wijzigingen in wet- en regelgeving op het terrein van onder meer de transities wordt het steeds moeilijker om vast te houden aan het vastgesteld uitgangspunt. Wij gaan ervan uit dat de gevolgen voor de indexatie van lonen en prijzen ongewijzigd blijven. In het meerjarenperspectief bij de begroting 2013 is als uitgangspunt gehanteerd: 1% stijging van de loonkosten en 1% ten behoeve van de leveringen van derden als gevolg van (gedeeltelijke) prijscorrectie door inflatie.
Tabel 3: Mutaties gemeentefonds voor gemeente Noordenveld (cumulatief; duizenden euro’s) 2013 2014 2015 2016 2017 Accres Lagere apparaatskosten (opschaling ) Btw-verhoging 19 naar 21% Btw-correctie accres Onderwijshuisvesting Vermindering Raadsleden Dualiseringskorting Scootmobielen Wmo Maatschappelijke stages Totaal
164
347 -441 120
0 164
26
229 -111 -441 120 0 0 0 0 0 -37 -244
-498 -222 -441 120 0 0 0 0 0 -37 -1078
-998 -333 -441 120 0 0 0 0 0 -37 -1689
Met bovenstaand overzicht zouden we dit hoofdstuk willen sluiten. Het is alleen niet de realiteit waar de gemeente voor komt te staan. Alhoewel wij in onze inleiding hebben vermeld dat wij grote onzekerheden kennen op het terrein van de sociale zekerheid en de gevolgen van de transities willen wij u niet onthouden wat de gevolgen als het kabinetsbeleid wordt doorgezet op beide terreinen. Het betreft een eerste financiële benadering gebaseerd op de eerste uitkomsten vanuit het regeerakkoord Rutte II.
21
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Tabel 4:
A. Bezuinigingen uit Regeerakkoord vertaald in gemeentefonds (x € miljoen) Accres Lagere apparaatskosten Btw-verhoging (netto) Onderwijshuisvesting Vermindering Raadsleden Dualiseringskorting Scootmobielen Wmo (huishoudelijke hulp) Mij stages (x € 1.000,--) aandeel Noordenveld (overige) aandeel Noordenveld (WMO)
2015 123 -60 -174 -256 110 -18 -15 -975 -20 -1.285
2016 -268 -120 -174 -256 110 -18 -25 -1.140 -20 -1.911
2017 -541 -180 -174 -256 110 -18 -50 -1.140 -20 -2.269
-573 -1.804
-1.426 -2.109
-2.089 -2.109
In bovenstaande tabel worden de gegevens vanuit tabel 2. nogmaals neergezet waarbij aan het einde van deze tabel de consequenties voor de gemeente Noordenveld zijn aangegeven op het beleidterrein van de WMO en de overige onderdelen. Het aandeel van de gemeente Noordenveld in de bezuinigingen is toegedeeld op basis van het inwoneraantal. De bezuiniging op ‘lagere apparaatskosten’ loopt na 2017 op tot € 975 miljoen. Bij het opstellen van de meerjarenbegroting 2013-2016 is de raming van de algemene uitkering gebaseerd op de meicirculaire 2012. Deze liet in meerjarenperspectief een stijgend accres zien. Omdat medio 2012 al duidelijk was dat het nieuwe kabinet Rutte II zou besluiten tot zeer forse bezuinigingen is ervoor gekozen om de algemene uitkering in meerjarenperspectief te bevriezen op het niveau van 2013. In de gemeentebegroting is dus al deels rekening gehouden met het lagere accres 2016. B. Bezuinigingen uit Regeerakkoord nog niet vertaald in gemeentefonds (decentralisaties) B.1 Jeugdzorg Op het totale budget voor de Jeugdzorg wordt, naast de eerderde korting van € 300 miljoen, nog eens € 150 miljoen gekort. De totale korting (€ 450 miljoen) bedraagt in totaal 15% van het macrobudget. Daarnaast worden op de budgetten die nu nog uitgevoerd worden door andere instanties ook nog bezuinigingen doorgevoerd die nog niet verwerkt zijn in onderstaand overzicht. Tabel 5: jeugdzorg
Jeugdzorg Macro-budget max korting (2017) resteert
totaal aandeel N'veld (x € miljoen) (x € 1.000,--) 3.000 5.552 -450 -832 2.550 4.720
B.2. AWBZ De AWBZ-functies begeleiding en persoonlijke verzorging worden met ingang van 2015 gedecentraliseerd naar de gemeenten met een bezuiniging van € 1,6 miljard, zijnde 25% van het huidige budget. Het is nog niet bekend of de maximale korting gefaseerd wordt doorgevoerd.
22
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Tabel 6: AWBZ
AWBZ Macro-budget max korting resteert
totaal aandeel N'veld (x € miljoen) (x € 1.000,--) 6.400 11.844 -1.600 -2.961 4.800 8.883
B.3. Participatiewet Re-integratiebudget Het re-integratiebudget zal structureel € 200 miljoen lager uitkomen. Op dit budget is in 2012 al een bezuiniging doorgevoerd van € 400 miljoen. Sociale werkvoorziening Per 1 januari 2014 komen er geen nieuwe mensen binnen het regime van de Wet Sociale Werkvoorziening. Mensen die zijn aangewezen op beschut werk worden na 1 januari onderdeel van een voorziening binnen de Participatiewet. De rijksvergoeding dekt de kosten niet volledig (per SW-plek loopt het tekort op van € 1.700 in 2011 tot € 4.300 in 2019). Hierdoor zullen gemeenten worden geconfronteerd met een tekort over de periode 2014-2018 van € 1 miljard. Rekening houdend met een jaarlijkse uitstroom van 4.500 SW-ers na 2018 zal het probleem daarna jaarlijks afnemen met € 16 miljoen. In totaal komt t/m 2032 er dan nog € 1,9 miljard bij. Bijstandsuitgaven Er worden een aantal forse besparingen ingeboekt op het WWB-inkomensdeel van gemeenten, omdat het kabinet hoge verwachtingen heeft van de huishouduitkeringstoets en de strengere voorwaarden die gaan gelden voor een uitkering. De maatregelen moeten leiden tot fors minder bijstandsuitgaven. Als deze effecten niet optreden, dan zijn de bezuinigingen echter wel ingeboekt en draaien gemeenten op voor het tekort aan bijstandsbudget. Tabel 7: Participatiewet (x € 1.000,--)
Participatiewet Kosten: Exploitatiebijdrage WSW Bijstandsuitkeringen Bijzondere Bijstand re-integratie Apparaatskosten Minimaregeling Kwijtschelding Totaal Rijksbijdragen: BUIG (bijstandsuitkeringen) Participatiebudget (re-integratie) Btw-compensatiefonds Totaal Kosten minus rijksbijdragen (Meerjaren)begroting Noordenveld Te verwachten uitzetting
2017 1.394 7.568 979 588 1.480 100 100 12.209 6.810 535 311 7.656 4.553 3.390 1.163
23
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Tabel 8: Recapitulatie bezuinigingen Regeerakkoord (x € 1.000,--)
Bezuiniging Noordenveld
A Overige Sociale domein: A WMO (huishoudelijke hulp) B1 Jeugdzorg B2 AWBZ B3 Participatiewet
op bestaande Budgetten (euro's) -2.089
bezuiniging Noordenveld op over te dragen budgetten (euro's)
-2.109 -832 -2.961 -1.163 -5.362
-3.794
Resumerend kunnen wij gelet op bovenstaande cijfers niet anders dan een sterke winstwaarschuwing af te geven vanaf het begrotingsjaar 2015. Met deze cijferopzet willen wij met u de omvang van het op ons afkomende probleem te delen. Na vier jaar bezuinigingen op een rij zijn dit ook voor de gemeente Noordenveld ongekende ontwikkelingen die wij zien. Uiteraard zullen wij u op de hoogte houden van de op ons af komende ontwikkelingen Financieel akkoord Rijk en medeoverheden Het kabinet heeft met de voorzitters van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW) een onderhandelaarsakkoord bereikt over diverse financiële maatregelen en ambities die voortvloeien uit het Regeerakkoord. Hiermee blijft er de komende jaren ruimte voor lokale investeringen. Het akkoord omvat de bijdrage van de decentrale overheden aan het terugdringen van het begrotingstekort, de introductie van verplicht schatkistbankieren en het in stand houden van het BTW-compensatiefonds. Terugdringen begrotingstekort Bij het op orde brengen van de schatkist trekt het Rijk samen op met de gemeenten, provincies en waterschappen. Op basis van het wetsvoorstel Houdbare Overheidsfinanciën (wet HOF) en de geldende begrotingsregels leveren het Rijk en de decentrale overheden de komende jaren een gelijkwaardige inspanning bij het terugdringen van het begrotingstekort. Dit principe is aan de hand van de doorrekening van het Regeerakkoord (raming EMU-saldo, Startnota) vertaald naar een concrete doelstelling voor de medeoverheden. De koepelorganisaties hebben de ambitie om deze kabinetsperiode het gezamenlijke aandeel van gemeenten, provincies en waterschappen in het Nederlandse begrotingstekort geleidelijk terug te brengen van 0,5% van het bruto binnenlands product (bbp) in 2013, naar 0,2% bbp in 2017. Het kabinet begrijpt tegelijkertijd de zorgen van decentrale overheden over de investeringsruimte. De wettelijke tekortnorm wordt daarom voor de periode 2013 tot en met 2015 gesteld op maximaal 0,5% bbp. In 2016 en 2017 gaat de tekortnorm naar respectievelijk 0,4% bbp en 0,3% bbp. Eind 2015 volgt een evaluatie, aan de hand waarvan wordt bezien of de beoogde norm voor de jaren 2016 en 2017 verantwoord en mogelijk is. Schatkistbankieren Alle gemeenten, provincies en waterschappen worden verplicht om geld dat ze opzij zetten onder te brengen bij het Rijk. Deze tegoeden, die eigendom blijven van de decentrale overheden, worden aangehouden in de schatkist. Gemeenten, provincies en waterschappen
24
FINANCIELE KADERNOTA 2014
ontvangen hiervoor een rente die gelijk is aan het rentepercentage dat de Staat betaalt over leningen op de geld- en kapitaalmarkt. Met dit zogeheten ‘schatkistbankieren’ worden risico’s van beleggingen van gemeenten en provincies tot een minimum beperkt. Bovendien leidt het ertoe dat de overheidsschuld eind dit jaar naar verwachting € 6 miljard (1%-punt bbp) lager uitvalt. Op langere termijn, als de huidige meerjarige beleggingen van de decentrale overheden geleidelijk aflopen, groeit het effect tot naar verwachting € 17 à € 20 miljard (ongeveer 3%-punt bbp schuldreductie). Deze ontwikkeling is door het Centraal Planbureau meegenomen in de doorrekening van het regeerakkoord. Het verplicht schatkistbankieren wordt geregeld via de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido). Minister Dijsselbloem stuurt het voorstel tot wetswijziging zo snel mogelijk aan de Kamer. Op verzoek van VNG, IPO en UvW wordt in het voorstel een extra bepaling opgenomen waardoor decentrale overheden hun tegoeden onder bepaalde voorwaarden ook aan elkaar kunnen uitlenen. Ook de eerder beoogde ‘roodstandfaciliteit’ is op verzoek van de medeoverheden geschrapt. Bovendien is afgesproken dat kleine tegoeden worden vrijgesteld van het verplicht schatkistbankieren en dat de rente op geld in de schatkist nooit negatief kan zijn. BTW-compensatie blijft Op aandringen van VNG, IPO en UvW ziet het kabinet af van afschaffing van het BTWcompensatiefonds. De beoogde bezuiniging (€ 550 miljoen per jaar) wordt gerealiseerd via een structurele korting op het Gemeente- en Provinciefonds. Ook zal het BTW-compensatiefonds, dat de afgelopen tien jaar verdubbelde en waarbij het Rijk een steeds groter deel moest bijpassen, worden gemaximeerd.
25
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Hoofdstuk 4 Kaders Bestuursakkoord 2010-2014 In dit hoofdstuk komen de kaders aan de orde zoals deze zijn opgenomen in het bestuursakkoord 2010-2014. In het voorjaar van 2010 is het bestuursprogramma ‘Samen de schouders eronder’ opgesteld. Het document is richtinggevend, maar ook dynamisch. Nieuwe ontwikkelingen en inzichten kunnen leiden tot aanpassingen. Verder benadrukken we dat er misschien andere keuzes gemaakt moeten worden na 2011, als de nieuwe financiële situatie van onze gemeente duidelijk is. De relevante citaten uit het bestuursakkoord zijn hieronder integraal weergegeven. Financiën Geld dat je niet hebt, kun je niet uitgeven. Bezuinigingen zullen de komende jaren onontkoombaar zijn, hoewel de exacte taakstelling vanuit het Rijk op dit moment nog onduidelijk is. Afhankelijk van toekomstig kabinetsbeleid kunnen wij genoodzaakt zijn om het financiële beleid tussentijds aan te passen. We kunnen en moeten starten met de uitwerking van het KplusV rapport. Hierbij merken wij op dat de kosten voor de baten uitgaan; er moeten middelen beschikbaar worden gesteld om de aanbevelingen te kunnen uitwerken. Uitvoering van dit rapport zal niet voldoende zijn om de bezuinigingen te halen. Dit betekent dat we op korte termijn een kerntakendiscussie gaan voeren. Vervolgens zullen we zeer kritisch naar investeringen en projecten kijken. Deze beoordelen we op noodzaak, haalbaarheid en betaalbaarheid. Verder kijken we naar het fysieke domein. Ook hier zal waarschijnlijk in de toekomst niet alles kunnen wat we graag willen. Voor nieuw beleid is alleen ruimte wanneer er oud beleid wordt ingeleverd. Alleen wanneer bezuinigingen op de bedrijfsvoering, de investeringen en projecten en het fysieke domein niet toereikend zijn, kunnen we denken aan een meer dan trendmatige verhoging van de onroerende zaakbelasting (OZB). Dit zal tot het uiterste beperkt worden. Wanneer voorgaande maatregelen niet toereikend zijn, zullen in het uiterste geval bezuinigingen in het sociale domein noodzakelijk zijn. Uitgangspunt is dat op het minimabeleid en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) niet zal worden bezuinigd. In principe moeten leges, de rioolbelasting en de afvalstoffenheffing kostendekkend zijn. De hoogte van de grafrechten mag het de burgers niet onmogelijk maken om voor begraven te kiezen in plaats van cremeren. De eerder vastgestelde kostendekking van 75 procent geldt daarbij als randvoorwaarde. Binnen de financiële mogelijkheden zullen de rentebaten worden aangewend om de reserves op een aanvaardbaar niveau te houden of te brengen. De gemeente biedt transparantie over de besteding van middelen. Het financiële beleid van de gemeente richt zich op een sluitende meerjarenbegroting. Beheer openbare ruimte Er zijn plannen om de openbare verlichting in de gemeente aan te passen. Hiervoor wordt een Openbaar Verlichtingsplan opgesteld. De ambitie is om het aantal lichtpunten te verminderen en de bestaande verlichting om te bouwen naar energiezuinige verlichting. Hierbij worden technieken gebruikt die bijdragen aan een verlaging van het energiegebruik. In het plan wordt ook rekening gehouden met de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid van de burger. De investeringen worden betaald uit de toekomstige besparingen. De uitvoering van de BOR-systematiek (Beheer Openbare Ruimte) zal gebeuren op basis van de kwaliteit voor het beheer van de openbare ruimte die de gemeenteRaad gevraagd heeft. Het uitgangspunt van die kwaliteit is tot nu toe ‘alles basis’.
26
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Onderwijs en Jeugdbeleid We willen het schoolmaatschappelijk werk in het basisonderwijs behouden en dit uitbreiden naar het voortgezet onderwijs binnen bestaande geldstromen. We willen het bestaande voorzieningenniveau in stand houden. Afweging van kosten en baten kan leiden tot intensivering van het gebruik van de verschillende accommodaties. Mocht dat nog onvoldoende zijn dan kijken we of we via versobering en privatisering het voorzieningenniveau in stand kunnen houden. Cultuur In een tijd van krimpende gemeentelijke budgetten moeten cultuurproducerende instellingen ook zelf mogelijkheden onderzoeken en benutten om zakelijke verbeteringen door te voeren. Op die manier kunnen zij de kosten verlagen en meer inkomsten genereren. Recreatie en toerisme De Toeristische Informatie Punten worden verder ontwikkeld om een goed en compleet toeristisch product te kunnen leveren. Dit gebeurt op basis van gezamenlijke financiële verantwoordelijkheid. Werk en inkomen We handhaven het minimabeleid op het huidige niveau. Zorg en welzijn De gemeente zal het geld dat het Rijk beschikbaar stelt voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) volledig gebruiken voor uitvoering van de Wmo. Wij streven ernaar om de voorzieningen in de Wmo voor iedereen bereikbaar te houden op het huidige niveau. Mogelijke efficiëntievoordelen moeten aan de bestemde reserves worden toegevoegd. Ouderen moeten zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen en leven. Sport en cultuur zijn en blijven belangrijke bouwstenen van het welzijnsbeleid. Mensen ontwikkelen zich, ontspannen zich en ontmoeten elkaar. De gemeente zal mensen stimuleren om deel te nemen aan sport- en cultuurverenigingen en activiteiten. Milieu en duurzaamheid De gemeente Noordenveld heeft de afgelopen jaren relatief onvoordelig gas en elektriciteit ingekocht. Door met een energiemakelaar te werken, kunnen we aanmerkelijke financiële besparingen realiseren, die inmiddels zijn ingeboekt in de meerjarenbegroting. Besparingen door energiebesparende maatregelen worden geïnvesteerd in verdere energiebesparende maatregelen of aangewend voor de inkoop van groene energie. Financieel beleid Het financiële beleid zal de komende jaren moeten leiden tot blijvend sluitende meerjarenbegrotingen. Bij beleidsvorming dient structureel de financiële dekking te worden aangegeven. Gemeentelijke belastingen vormen een belangrijk onderdeel van de woonlasten. Ook de komende Raadsperiode is het een uitdaging om een goed voorzieningenniveau te koppelen aan acceptabele belastingen. Sterke schommelingen in de belastingdruk moeten worden voorkomen.
27
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Hoofdstuk 5 Kaders Programmabegroting 2014 In dit hoofdstuk zijn de richtlijnen en uitgangspunten opgenomen met een a)technisch administratief karakter en richtlijnen en uitgangspunten die een meer b) beleidsmatig karakter hebben. Richtlijnen en uitgangspunten De kaders hebben betrekking op zowel de budgettaire als de vermogenspositie. De financiële kaders zijn onder meer vastgelegd in de ‘Verordening op de uitgangpunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Noordenveld’. Voor de opstelling van de begroting en meerjarenramingen gaat het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) uit van een sluitend perspectief. Om tot een sluitend perspectief te komen zijn keuzes onvermijdbaar. Om tot een goede afweging en besluitvorming te kunnen komen wordt voor de opstelling van de Kadernota en de Begroting jaarlijks een aantal richtlijnen en uitgangspunten geformuleerd. Deze worden door de organisatie gehanteerd bij het aanreiken van de noodzakelijke gegevens. a) Richtlijnen en uitgangspunten met een technisch/administratief karakter Looncompensatie Voor de raming van de loonontwikkeling 2013 wordt aangesloten bij de laatst vastgestelde CAO, voor de jaren daarna kan rekening gehouden worden met een stijging van 1%. De stijging van de personeelslasten ad 1% is gebaseerd op de volgende onderliggende gegevens: periodieke verhogingen 0,50%, en verhoging pensioenpremie 0,50%. Komt er een CAO-akkoord dat hoger uitvalt dan de genoemde 1%, dan zal dat tot aanpassingen leiden van de raming. Voor de gesubsidieerde instellingen kan eveneens worden uitgegaan van 1% ten opzichte van 2013, uitsluitend over het onderdeel looncomponent en voor zover er al geen afzonderlijke individuele afspraken zijn gemaakt. Subsidies en bijdragen. Subsidies en bijdragen aan derden worden jaarlijks geraamd op basis van bestaande subsidies met een prijsindex van 0 %. Voor de gesubsidieerde instellingen kan daar waar sprake is van het onderdeel looncomponent en voor zover er al geen afzonderlijke individuele afspraken zijn gemaakt worden uitgegaan van de cao. Prijscompensatie Voor de samenstelling van de begroting 2014 is in de uitgegeven richtlijnen en uitgangspunten vastgesteld dat bij de ramingen uitgegaan kan worden van een prijsontwikkeling van maximaal 1% voor exploitatie en investeringen. Dit betekent dat er feitelijk een bezuiniging plaatsvindt op de budgetten. Immers, de prijsstijgingen worden niet volledig gecompenseerd door een verhoging van de budgetten. Over de jaren 2011 en 2012 is de inflatiecorrectie op de gemeentelijke budgetten niet toegepast. Voor 2013 is een geringe stijging doorgevoerd van 1%. In verband met de onzekerheden over de ontwikkelingen ten aanzien van aanvullende rijksbezuinigingen zijn wij van plan om niet voor 2014 de nullijn te hanteren, maar een geringe stijging toe te staan. In de begroting 2014 is met betrekking tot de ramingen voor de gemeentelijke belastingen en heffingen rekening gehouden met een inflatieontwikkeling van 3,0%.
28
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Energieheffingen. Met een verhoging van de tarieven van energie wordt rekening gehouden met een stijging van 7%. De algemene uitkering De algemene uitkering uit het gemeentefonds en onderwijsvergoedingen worden gebaseerd op de laatst bekende circulaire van het Rijk. Raming aantal inwoners en woonruimten. Het aantal inwoners en woonruimten wordt bepaald aan de hand van de laatst bekende gegevens en aangepast aan autonome ontwikkelingen. Globale raming inwoners: 1 januari 2014 een inwoneraantal van 31.000 1 januari 2015 een inwoneraantal van 30.975 1 januari 2016 een inwoneraantal van 30.950 1 januari 2017 een inwoneraantal van 30.925 Globale raming toename woningen: 1 januari 2014 toename van 70 ten opzichte van 1 januari 1 januari 2015 toename van 45 ten opzichte van 1 januari 1 januari 2016 toename van 35 ten opzichte van 1 januari 1 januari 2017 toename van 25 ten opzichte van 1 januari
2013 2014 2015 2016
b) Richtlijnen en uitgangspunten met een beleidsmatig karakter Nieuw beleid Het op voorhand afwijzen van nieuw beleid is niet realistisch. Er kunnen nu eenmaal omstandigheden zijn waarop moet worden gereageerd. Tegen de achtergrond van het verslechterde meerjarenperspectief kan evenwel geen sprake zijn van stapelen van (nieuw) beleid. Indien het nieuw voorgestelde beleid voldoet aan de criteria van onvermijdelijk, onuitstelbaar en onvoorzien, dan kan dit worden betrokken bij de opstelling van de Voorjaarsnota 2013, mits wordt aangegeven welke bestaande activiteiten tot een gelijk bedrag ingaande 2014 komen te vervallen. Voorstellen voor nieuw beleid dienen afzonderlijk te worden geraamd en toegelicht en worden voor de samenstelling van de Voorjaarsnota 2013 getoetst aan het bestuursprogramma. Indien de Raad instemt met een eventueel aanvullend pakket aan ombuigingsmaatregelen, dat het bedrag van de noodzakelijke ombuigingen overtreft, ontstaat ruimte voor nieuw beleid. Aan meerjarige vervangingsinvesteringen (die de normale bedrijfsvoering betreffen), liggen concrete voorstellen/besluiten van MT/B&W ten grondslag. Het gaat dan vooral om een onderbouwing en in welk jaar de vervangingsinvesteringen nodig zijn. Vervangingsinvesteringen zijn investeringen die de continuïteit van de bedrijfsvoering moeten waarborgen (gemeentehuis, werkplaats, bedrijfsmiddelen, brandweer en automatisering). Burgemeester en wethouders stellen elk begrotingsjaar de lijst van vervangingsinvesteringen vast. Ramingen worden gebaseerd op door de Raad vastgesteld bestaand beleid.
29
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Nieuw beleid wordt pas na besluitvorming daarover door de Raad in de primitieve begroting 2014 opgenomen. Voor nieuwe investeringen in 2014 worden in de programmabegroting 2014 afzonderlijke voorstellen/kredieten opgenomen. Deze investeringen worden in de programmabegroting 2014 (op programmaniveau) en productenraming afzonderlijk toegelicht. Dat geldt ook voor de wijze waarop in de dekking van de jaarlasten wordt voorzien. In dit verband is het van belang inzicht te hebben in enerzijds vervangingsinvesteringen waarvan in 2014 en volgende jaren de kapitaallasten ‘vrijvallen’ en anderzijds of vervanging daadwerkelijk noodzakelijk is. Vervangingsinvesteringen met een geringe omvang (< € 3.000) worden niet geactiveerd. Daarmee wordt in de onderhoudsbudgetten rekening gehouden. Dit kader is overeenkomstig artikel 8 lid 3 van de verordening op grond van artikel 212 Gemeentewet. Tenslotte nog een aantal spelregels die als leidraad dienen met betrekking tot de wijze waarop met onder- en overschrijdingen om kan worden gegaan alsmede een spelregel met betrekking tot het ontwikkelen van nieuw beleid. Omgaan met onder- en overschrijdingen - (dreigende) overschrijdingen tijdig melden - zelf compensatie zoeken voor overschrijdingen per portefeuille - onderschrijdingen niet opsouperen met uitzondering van de BOR - aanbestedingsvoordelen niet opsouperen met uitzondering van de BOR Ontwikkelen bewustzijn financiële kaders bij nieuw beleid in het kort geformuleerd: -
Plannen maken - geen geld niet doen Eerst geld - dan plannen maken wel doen
Uitstellen van investeringen Het investeringsprogramma wordt in het kader van de opstelling van de begroting jaarlijks bijgesteld. Tegen de achtergrond van het Bestuursprogramma wordt het bestaande investeringsprogramma opnieuw beoordeeld. Tevens wordt gekeken naar de plaatsing van de diverse ramingen binnen de vier jaarschijven. De vraag daarbij is in hoeverre opgenomen ramingen ‘uitvoeringsgereed’ zijn en niet afhankelijk zijn van afronding van allerlei procedures. Daarnaast wordt gevraagd om aan te geven in hoeverre voorgenomen investeringen kunnen worden uitgesteld. Met andere woorden, er moet worden aangegeven wat er niet goed gaat als een bepaalde investering wordt uitgesteld. Aanbestedingsvoordelen Vanaf 2013 vloeien alle aanbestedingsvoordelen terug naar de algemene middelen met uitzondering van de BOR.
30
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Overheveling budgetten en kredieten. Regel is dat een investering (krediet) maximaal 2 jaar beschikbaar blijft (voor vervangingsinvesteringen maximaal 1 jaar). Om voor het overboeken van een (restant)krediet in aanmerking te komen dient er sprake te zijn van: juridische perikelen; calamiteiten; leveranciers die niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen; bestuurlijke besluitvorming een en ander na overleg (2 maal per jaar) met het MT en besluitvorming via het College. Indien niet-bestede (incidenteel beschikbaar gestelde) budgetten van bij de vaststelling van de jaarrekening opnieuw door de gemeenteraad beschikbaar worden gesteld, vindt dekking plaats ten laste van het jaarresultaat. Niet-bestede structurele budgetten vervallen automatisch. In bijzondere gevallen kan het College de Raad voorstellen doen om van dit kader af te wijken. Vrijvallende kapitaallasten Het systeem van de vrijvallende kapitaallasten waarbij de vrijkomende middelen worden ingezet voor nieuwe of vervangingsinvesteringen zetten we onverminderd voort. Het is beleidsmatig de ruggengraat voor een gezond investeringsklimaat. Aantasting hiervan leidt op termijn onherroepelijk tot een gebrek aan dekkingsmogelijkheden. Eenmalige ruimte Eenmalige ruimte ontstaat doordat de kapitaallasten van een investering gedurende het eerste jaar voor 50% worden doorberekend in de exploitatie. Over de resterende 50% kan eenmalig beschikt worden. Besloten is om een deel van dit bedrag specifiek te bestemmen voor een nader (eenmalig) doel. Dit kan onder meer zijn het versterken van het eigen vermogen dan wel te gebruiken als frictiepot voor ingezette ombuigingen. Onvoorzien uitgaven ‘Onvoorziene uitgaven’ is een budget dat is gebaseerd op € 2,75 per inwoner. Voor een beroep op dit budget moet in principe aan alle, doch minimaal aan één van de volgende criteria worden voldaan: → onvermijdbaar → onafwendbaar → onuitstelbaar Het bedrag mag alleen worden gebruikt voor incidentele uitgaven. Rentebeleid De rentekosten zijn in de begroting als volgt geraamd: rente kapitaallasten (5%) € 4.093.000 rente grondexploitaties (5%) 1) “ 180.000 € 4.273.000 rente bestaande geldleningen (4,45%) rente kort geld (3%) rente reserves (3%)
“ “ “
2.174.000 438.000 328.000 “ 2.940.000 € 1.333.000
saldo rente ten gunste van de exploitatie 1) Op basis van de werkelijke boekwaarde per 31 december 2012)
31
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Momenteel wordt in onze begroting voor de rentetoerekening van de kapitaallasten en de boekwaarden van grondexploitaties een rekenrente gehanteerd van 5%. Gelet op de gemiddeld verschuldigde rente over bestaande geldleningen (4,45%) en de geraamde rente over kortlopende schulden (3%) kan de te hanteren rekenrente m.i.v. 2014 verlaagd worden tot 4%. Vermogensbeleid Uitgangspunt is het verder versterken van het vermogen tot minimaal het vereiste niveau wat gebaseerd op de risico’s zoals vermeld in de paragraaf weerstandsvermogen.. Hieronder zijn de mogelijkheden genoemd op basis waarvan het vermogen verder versterkt kan worden. Ontschotten Het is bekend dat, naarmate de gemeente beschikt over meer gefragmenteerde reserves, er minder aan keuzeafweging wordt gedaan (de allocatiefunctie van de begroting). Wij hebben u bij de begroting 2013 hierover voorstellen gedaan die u heeft overgenomen. De mogelijkheid om ook in de toekomst te kunnen ontschotten kan zich verheugen in onze permanente aandacht. Vrij aanwendbaar maken van de algemene reserve In de inleiding hebben wij aangegeven dat de algemene reserve niet vrij aanwendbaar is als gevolg van rente toerekening aan de exploitatie. Wij hebben de keuze gemaakt om in drie termijnen (2012 tot en met 2014) deze methodiek terug te draaien door jaarlijks een bedrag (voor 2013 en voor 2014 € 75.000) te besparen in de exploitatie. Met het nemen van deze maatregel is de algemene reserve met ingang van 2015 volledig vrij aanwendbaar. Terughoudendheid op voorstellen in 2014 en 2015 die leiden tot verdere uitputting van de algemene reserve Gebruikelijk is dat bij de presentatie van de voorjaarsnota/begroting voorstellen worden gedaan met betrekking tot nieuw beleid, (vervangings-) investeringen etc. Ook voor de begroting 2013 is dit het geval. Voor het overgrote deel drukken deze lasten op de exploitatie waar, door middel van het systeem van vrijvallende kapitaallasten dan wel op een andere wijze, in de dekking is voorzien. En aantal voorstellen hebben een directe relatie met de gemeentelijke vermogenspositie in casu de algemene reserve. Om verdere uitputting van de algemene reserve te voorkomen stellen wij voor de komende drie begrotingsjaren uiterst terughoudend te zijn om uitnamen te doen ten laste van de algemene reserve. Uitzonderingen zullen degelijk onderbouwd aan College en Raad voorgelegd moeten worden. Sparen Door in de exploitatie een bedrag op te nemen kan de vermogenspositie van de gemeente verder worden verstrekt. Gelet op de geringe mogelijkheden binnen de gemeentelijke exploitatie is van af 2012 een bedrag opgenomen van € 200.000 vanwege een dotatie in de risicoreserve grondexploitatie. Zoals bekend is deze risicoreserve gebruikt voor het afwaarderen van gronden. Op deze wijze vindt er jaarlijks een (geringe) aanwas plaats van deze reserve. Incidentele meevallers Daar waar het in betere conjuncturele tijden gebruikelijk was om incidentele meevallers te gebruiken voor onder meer intensivering van investeringen pleiten wij ervoor deze meevallers onmiddellijk te labelen via een besluit van ons College ter versterking van het eigen vermogen.
32
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Behoudend ramen Een raming die in werkelijkheid op nul uitkomt is vaak uitgangspunt. Door meer het voorzichtigheidsprincipe te hanteren dan momenteel wordt gedaan, bestaat de mogelijk om aan het einde van het dienstjaar bewust een rekeningoverschot te creëren. Door gebrek aan winstuitkeringen vanuit het grondbeleid en het wegvallen van overschotten vanuit het rentebeleid is dit nog een van de spaarzame methoden om de reserves verder aan te vullen. Verkoop eigendommen Het geven van hoge prioriteit aan werkzaamheden die er toe leiden dat gemeentelijke eigendommen, die niet (meer) passen in strategische ontwikkelingen, kunnen worden afgestoten. Verbonden partijen De gemeente is betrokken bij meerdere gemeenschappelijke regelingen en verbonden partijen. Daarvoor wordt jaarlijks een bijdrage per inwoner in rekening gebracht. Daar waar de gemeente een pas op de plaats moet maken, dient dit ook te gelden voor deze regelingen en partijen. Voor de stijging van de uitgaven van de gemeenschappelijke regelingen is dan ook aansluiting gezocht bij de systematiek van het gemeentefonds. Dit betekent dat de bijdragen aan de gemeenschappelijke regelingen worden gekoppeld aan de ontwikkeling van het gemeentefonds, zowel positief als negatief. Concreet betekent dit ook voor de verbonden partijen ‘samen de trap op en samen de trap af’. In dit kader en in verband met de verslechterde financiële situatie van de gemeenten hebben de gemeenten in Drenthe de verbonden partijen begin 2011 meegedeeld bij de opstelling van hun begroting uit te gaan van een substantiële daling van de inkomsten voor de jaren 2012-2014. Bij de behandeling van de diverse begrotingen voor 2014 zal kritisch worden bekeken hoe de verbonden partijen rekening hebben gehouden met de opgelegde korting. Belastingen, rechten en heffingen. Algemeen In de begroting 2012 en het meerjarenperspectief tot en met 2015 is rekening gehouden met een tariefstijging van 5% ten aanzien van de verhuur van gemeentelijke accommodaties. Het gaat daarbij om zowel binnen- als buitensportaccommodaties, overdekt zwembad de Hullen alsmede de welzijns- en cultuuraccommodaties. Dit kader houden we vast voor 2014. Wij hebben geen redenen om het ingezette beleid te heroverwegen Wet Waardering Onroerende Zaken (wet W.O.Z.). Sinds het belastingjaar 2008 vinden de hertaxaties jaarlijks plaats. Met waardepeildatum 1 januari 2012 worden de OZB-aanslagen voor 2013 opgelegd. Uitgangspunt is dat, ondanks de gewijzigde waarden van het onroerend goed, sprake is van een gelijkblijvende belastingopbrengst. Daarnaast zijn door de Raad in december 2011 besluiten genomen over de tarieven 2012 in verband met de verslechterde Financiele situatie van de gemeente(2% plus 5% woningen en 2% plus 3% niet-woningen). De consequenties van deze besluiten zijn meegenomen in het meerjarenperspectief 2012 tot en met 2015. Gelet op de beraadslagingen tijdens de vaststelling van de tarieven over 2013 hebben wij een alternatief bijgevoegd (3% plus 3% woningen en 3% plus 0% niet-woningen) Indien wordt ingestemd met het alternatief dan heeft dit tot gevolg dat de geraamde inkomsten zullen dalen met € 143.00 cumulatief over de jaren 2014 en 2015. Reinigingsheffing Er is nauwelijks een volume-uitbreiding doordat de bevolkingsomvang niet significant toeneemt. Ook de aanwas door nieuwbouw is marginaal die deels tenietgedaan wordt door sloop en
33
FINANCIELE KADERNOTA 2014
leegstand. Door bewuster afvalgedrag zal het aantal extra containers eerder afnemen dan toenemen. De verwachting is ook dat door kostenreducties het tarief met 5% kan dalen. Rioolheffing Ook hier geldt een minimale toename van het areaal. Verder neemt de opbrengst van de gebruikersbelasting gestaag af. De verwachting is dat de tarieven gelet op de kostendekkendheid de komende jaren niet hoeven te stijgen. Forensenbelasting Aangesloten is bij de meerjarenraming, gebaseerd op een trendmatige verhoging van de tarieven. Uitbreiding van het areaal is niet te verwachten. Eerder een afname door een ander gebruik (verhuur) of sloop. Toeristenbelasting In juni 2010 heeft de Raad ingestemd met het door het Recreatieschap Drenthe gedane voorstel. In 2012 is het Recreatieschap Drenthe met een nieuw voorstel tot en met 2017 gekomen. In de begrotingsvergadering van 5 november heeft de Raad hiermee ingestemd en de voorgestelde tarieven tot en met 2017 vastgesteld. 2013 € 1,00 (conform voorgaande advies toeristenbelasting Algemeen Bestuur Recreatieschap) 2014 € 1,05 2015 € 1,05 2016 € 1,10 2017 € 1,10 De forfaitaire tarieven worden hiervan afgeleid met behulp van de berekeningsvariabelen in de verordening.
34
FINANCIELE KADERNOTA 2014
Resumé belastingen rechten en heffingen Onderstaand overzicht is gebaseerd op eerder door de Raad genomen besluiten. In het hierna volgende overzicht worden per belastingsoort de uitgangspunten aangegeven. Voorlopige uitgangspunten voor 2014 Belastingsoort a. OZB
b. Reinigingsheffing c. Rioolheffing
d. Hondenbelasting e. Precariobelasting f. Toeristenbelasting g. Marktgeld h. Lijkbezorgingsrechten i. Forensenbelasting j. Baatbelasting k. Leges l. Huren en pachten
De door het Rijk vastgestelde macronorm bedraagt over 2013 3,00%. Voor 2014 verwachten we een gelijkblijvende macronorm tot 3,00. De geraamde extra inkomsten ten opzichte van het vorig begrotingsjaar zijn voor: 2014: € 310.000 2015: € 330.000: cumulatief € 640.000 Na 2015 is uitgangspunt een tarief op basis van inflatiecijfers. Indien wordt uitgegaan van het alternatief worden de bedragen als volgt: 2014: € 242.000 2015: € 255.000: cumulatief € 497.000 Uitgangspunt is 100%-kostendekking. Hierop worden de tarieven gebaseerd. Tarieven bepalen op basis van herzien GRP. Uitgangspunt is 100%-kostendekking. Hierop worden de tarieven gebaseerd. Jaarlijkse verhoging met het inflatiepercentage van 3,0% Jaarlijkse verhoging met het inflatiepercentage van 3,0%. In 2014 tarieven te verhogen met € 0,05 tot € 1,05 Jaarlijkse verhoging met het inflatiepercentage van 3,0%. Jaarlijkse verhoging met het inflatiepercentage van 3,0%. Jaarlijkse verhoging met het inflatiepercentage van 3,0%. Uitvoering van de reeds eerder door de Raad vastgestelde verordeningen. Jaarlijkse verhoging met het inflatiepercentage van 3,0%. Jaarlijkse verhoging met het inflatiepercentage van 3,0%, voor zover het niet gaat om huren en pachten die bij wet of middels contracten worden geregeld.
35
FINANCIELE KADERNOTA 2014
36