Kadernota Wmo 2015
10 januari 2014
KADERNOTA WMO 2015
INHOUD HOOFDSTUK 1
INLEIDING
3
1.1
Aanleiding: beleid vaststellen om implementatie tijdig gereed te hebben
3
1.2
Afbakening
3
1.3
Werkwijze: betrokkenheid van maatschappelijke partners
4
1.4
Leeswijzer
4
HOOFDSTUK 2
DE LANDELIJKE EN LOKALE UITGANGSPUNTEN 2.1 2.2 2.3
HOOFDSTUK 3
5
Landelijk: hervorming langdurige zorg nodig om budgettair op de toekomst te zijn voorbereid
5
De doelgroep en de budgetten: substantiële omvang in de Hoeksche Waard en minder budget
6
De eerder vastgestelde uitgangspunten: eigen kracht is leidend
7
HET KADER VOOR INVOERING EN UITVOERING
10
3.1
Vernieuwing in ontwikkeling: van beleidsarm naar beleidsrijk
10
3.2
Kostenbeheersing: op korte termijn efficiency en budgetbeheersing en daarna innovatie en resultaatsturing
11
3.3
De positie van de cliënt: regie in eigen hand
12
3.4
De toegang: van gemeenten naar professionals
14
3.5
Cliëntondersteuning: een integrale benadering
16
3.6
Pilot buurtteam: ervaring opdoen door uitproberen
16
3.7
Inkoop: van opdrachtgeverschap naar samenwerken en partnership/ bestuurlijk aanbesteden.
17
PGB: de kracht van het instrument behouden en de financiële risico’s beperken
18
3.8 3.9 HOOFDSTUK 4
Eigen bijdragen: de maximaal toegestane bedragen in rekening brengen 19
VERVOLGSTAPPEN
2/30
21
KADERNOTA WMO 2015
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1
Aanleiding: beleid vaststellen om implementatie tijdig gereed te hebben In mei 2012 zijn de uitgangspunten die de gemeenten in de Hoeksche Waard hanteren bij het onderbrengen van de AWBZ-taken onder de Wmo bepaald door de vijf gemeenteraden in de uitgangspuntennotitie “begeleiding onder de Wmo”. Aansluitend hebben de raden in september 2013 de ‘Visie op het sociaal domein’ vastgesteld. De uiteindelijke overheveling van de AWBZ-taken naar de gemeente zal, zoals het zich nu laat aanzien, op 1 januari 2015 plaatsvinden. Om op die datum een functionerende organisatie gereed te hebben, is nog een groot aantal stappen te zetten. Op hoofdlijnen gaat het om het bepalen van het beleid, het vormgeven van de uitvoeringsorganisatie en het vastleggen in een nieuwe Wmo-verordening als juridisch kader. Deze nota geeft antwoord op vragen als hoe ziet de ondersteuning eruit, hoe krijgt de burger toegang tot die ondersteuning en welke keuzevrijheid heeft de cliënt bij het regelen van ondersteuning? Het gaat daarmee om de inhoudelijke kaders en de randvoorwaarden voor de financiële kaders. Deze nota zal ter vaststelling aan de gemeenteraden worden aangeboden. Voor de organisatorische consequenties van dit beleid is een apart besluitvormingstraject. De kaders hebben in principe betrekking op de huidige én de nieuwe voorzieningen onder de Wmo. Bij de huidige voorzieningen gaat het om de individuele voorzieningen (het huidige prestatieveld 6): woon- en vervoervoorzieningen, rolstoelen en hulp bij het huishouden.
1.2
Afbakening Niet alle ontwikkelingen worden in deze kadernota meegenomen: 1. de korting op de Hulp bij het huishouden: Het budget voor de hulp bij het huishouden wordt met 40% gekort. Er moet op dat onderdeel nieuw beleid gemaakt worden. Om daaraan vorm te geven is door de vijf colleges een aparte projectopdracht vastgesteld. De opdracht is verstrekt aan het team dat in 2012 de bestuurlijke aanbesteding Hulp bij het huishouden heeft uitgevoerd. 2. Inkomensondersteuning chronisch zieken en gehandicapten: In het regeerakkoord was afgesproken dat 3 regelingen voor inkomensondersteuning (WTCG, CER en de fiscale aftrek van kosten) komen te vervallen. Van de huidige uitgaven van zo’n 1,3 miljard zou een bedrag van € 761 miljoen naar gemeenten worden overgeheveld. Bij het begrotingsakkoord is besloten de fiscale regeling te handhaven. Voor inkomensondersteuning ontvangen gemeenten nog € 270 miljoen. De uitwerking van deze inkomensondersteuning zal eveneens apart voorgelegd worden en blijft buiten het bestek van deze notitie.
3/30
KADERNOTA WMO 2015
De verbinding en samenhang met de andere decentralisaties -de invoering van de participatiewet en de transitie jeugdzorg -wordt in de kadernota niet behandeld. In het voorbereidingstraject van deze decentralisaties wordt de integraliteit echter nadrukkelijk gezocht. De samenhang tussen de decentralisaties is in Hoeksche Waard op bestuurlijk niveau belegd bij de stuurgroep drie decentralisaties en op ambtelijk niveau bij het transformatieteam sociaal domein. 1.3
Werkwijze: betrokkenheid van maatschappelijke partners Bij het ontwikkelen van deze nota is input opgehaald bij de werkgroep Maatschappelijke Partners, een vertegenwoordiging van de aanbieders. Op 6 januari 2014 is met deze werkgroep een rondetafelgesprek gehouden. In februari 2014 zal nog een bredere bijeenkomst voor alle aanbieders georganiseerd worden. Op 6 januari zijn in een bijeenkomst ook de organisaties van zorgvragers geconsulteerd.
1.4
Leeswijzer Deze kadernota beschrijft in hoofdstuk 2 de landelijke en lokale uitgangspunten die eerder zijn vastgesteld. In hoofdstuk 3 zijn vervolgens de belangrijke inhoudelijke keuzevoorstellen opgenomen, waarna in hoofdstuk 4 de vervolgstappen staan beschreven.
4/30
KADERNOTA WMO 2015
Hoofdstuk 2 De landelijke en lokale uitgangspunten 2.1
Landelijk: hervorming langdurige zorg nodig om budgettair op de toekomst te zijn voorbereid In Nederland is voor ouderen en mensen met een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking een goed systeem van langdurige ondersteuning en zorg gerealiseerd. Hervormingen zijn nodig om de financiële houdbaarheid op lange termijn te garanderen. In een notitie “hervorming van de langdurige zorg” heeft het kabinet zijn visie uiteen gezet. De AWBZ speelt in die hervorming een belangrijke rol. Er komt een omvorming waarbij: x Delen van de AWBZ in een nieuwe wet Langdurige Zorg worden ondergebracht. Deze is bedoeld voor kwetsbare mensen, die vanwege hun beperkingen niet meer in een thuisomgeving kunnen wonen, en die een beschermende en veilige omgeving nodig hebben; x Andere delen worden ondergebracht in de Wet maatschappelijke ondersteuning of de Zorgverzekeringswet. Wie ondersteuning en zorg nodig heeft, krijgt die zoveel mogelijk dichtbij – in de eigen leefomgeving - door gemeenten en zorgverzekeraars aangeboden. Deze ondersteuning en zorg zijn gericht op zelfredzaamheid van mensen en versterking van hun zelfstandigheid. De overheveling van de AWBZ-taken naar de Wmo gaat gepaard met een korting van 25%. De onderverdeling tussen de Wmo en Zorgverzekeringswet is recent nog gewijzigd. Dat geldt met name voor de persoonlijke verzorging. Deze zal grotendeels in de Zorgverzekeringswet (somatische aandoening of primaire medische problematiek) worden ondergebracht. Slechts een klein deel zal onder de Wmo gaan vallen. De persoonlijke verzorging en begeleiding van inwoners jonger dan 18 jaar wordt qua uitvoering in z’n geheel aangehaakt bij de Jeugdwet. Uitgaande van de brief van 6 november 2013 bestaat de decentralisatie van taken vanuit de AWBZ naar de Wmo uit het volgende: a. Extramurale begeleiding voor inwoners van 18 jaar en ouder; b. Persoonlijke verzorging; c. Beschermd wonen; d. Cliëntondersteuning voor verstandelijk, zintuiglijk of lichamelijk gehandicapten. Voor een nader toelichting op deze taken verwijzen wij naar bijlage 1. Verder is voor gemeenten het overgangsrecht relevant dat bepaalt dat bestaande cliënten tot maximaal 31 december 2015 recht hebben op de voorziening die onder de AWBZ is geïndiceerd. In 2015 ontvangen gemeenten € 200 miljoen extra voor een zorgvuldige overgang en transitie. Ook worden gemeenten verplicht de opdrachten te gunnen aan aanbieders die de continuïteit van de relatie cliënt hulpverlener kunnen garanderen.
5/30
KADERNOTA WMO 2015
Tenslotte wordt het budget voor de huishoudelijke zorg gekort met 40% en is in het regeerakkoord afgesproken dat drie regelingen voor inkomensondersteuning voor chronisch zieken en gehandicapten komen te vervallen. Deze beide onderwerpen blijven in deze kadernota buiten beschouwing en worden apart voorgelegd. 2.2
De doelgroep en de budgetten: substantiële omvang in de Hoeksche Waard en minder budget De doelgroep De nieuwe taken zijn gericht op zelfredzaamheid van mensen en het versterken van hun zelfstandigheid. Het gaat daarbij om: x Extramurale begeleiding. Toegang tot deze zorg is mogelijk op zorginhoudelijke gronden als er sprake is van een of meer ‘grondslagen’. Met een grondslag wordt bedoeld: een aandoening, beperking of handicap; x Persoonlijke verzorging. Het betreft zorg die nodig is op het gebied van de algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Het gaat hier bijvoorbeeld om hulp bij het wassen en aankleden. Een klein deel (ca. 5%) van de inwoners, die persoonlijke verzorging ontvangen, zal onder de Wmo gaan vallen; x Beschermd wonen. Dit is bedoeld voor mensen met een psychische aandoening, bijvoorbeeld een psychiatrische ziekte, autisme of een hersenbeschadiging; x Cliëntondersteuning. Dit is voor cliënten die ondersteuning nodig hebben bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Het richt zich vooral op ouderen, ggz-cliënten en mensen met een handicap. Alleen van de grootste doelgroep (extramurale begeleiding) zijn nu cijfers voorhanden over de omvang. In de Hoeksche Waard ontvangen op 1 januari 2013, volgens het CIZ, 680 inwoners van 18 jaar en ouder extramurale begeleiding. Een nader toelichting op de aard van de begeleiding en de verzorging is opgenomen in bijlage 2. De financiën Alleen voor begeleiding is aan te geven wat de financiële gevolgen voor de Hoeksche Waard zijn: Maatregel
Korting landelijk
Geschatte korting HW
Budget HW na korting
Extramurale begeleiding incl. dagbesteding en vervoer
25%
2.172.337
6.517.012
Voor 2015 komt er daarnaast landelijk een extra bedrag van € 200 miljoen beschikbaar voor een zorgvuldige goede overgang en transitie. Vanaf 2016 wordt structureel 200 miljoen euro extra aan het budget voor de Wmo 2015 toegevoegd. Hiermee kunnen gemeenten vernieuwende ondersteuningsarrangementen ontwikkelen op het snijvlak van maatschappelijke ondersteuning, welzijn, werk en inkomen, wonen, jeugdzorg en onderwijs, met slimme verbindingen tussen formele en informele zorg.
6/30
KADERNOTA WMO 2015
Voor persoonlijke verzorging zal in totaal € 125 miljoen naar de gemeenten overgeheveld worden. De risico’s Naast de korting op het budget bestaan de volgende risico’s: x In het eerste jaar moeten de gemeenten de bestaande zorg continueren en is er wel 25% korting. Dat kan alleen opgevangen worden door goedkoper inkopen en minder toekennen. Of dat in 2015 voldoende oplevert, blijft nog onzeker; x Ook de zorgaanbieders moeten gaan bijdragen aan het opvangen van de korting van 25%, bijvoorbeeld middels het terugdringen van overheadskosten; x Naast de korting moet er rekening worden gehouden met de kosten voor de apparaats- en organisatiekosten van gemeenten, die ten laste komen van het budget; x In- en uitvoeringsgelden. Met betrekking tot de invoeringskosten zijn nog aparte middelen in het vooruitzicht gesteld; x Preventie, versterking nulde lijn, experimenten. Onduidelijk is of het huidige budget voor experimenten wordt overgeheveld; x Overige ontwikkelingen, bijvoorbeeld het scheiden van wonen en zorg, kunnen een toename van aanvragen voor de Wmo opleveren; x Ook door vergrijzing kan de vraag naar Wmo ondersteuning toenemen; x De Wmo blijft een open-einde-regeling. Bovendien is in de laatste update van de wettekst compensatie terug als term, hetgeen verplichtingen schept; x Met het budget voor Persoonlijke Verzorging dienen gemeenten de Persoonlijke Verzorging van mensen die dit niet vergoed krijgen via de Zorgverzekeringswet op te vangen. Als de zorgverzekeraar een verzoek afwijst, zijn gemeenten verplicht te compenseren. 2.3
De eerder vastgestelde uitgangspunten: eigen kracht is leidend In een eerder stadium hebben de vijf gemeenten zich uitgesproken over verschillende uitgangspunten. Op basis van deze uitgangspunten kunnen we een algemeen beleidsdoel formuleren. Het beleidsdoel ten aanzien van huidige en nieuwe Wmo-taken luidt kort samengevat als volgt: 1. Voor de gemeenten in de Hoeksche Waard staat de cliënt centraal; 2. Het versterken van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de cliënt staat voorop; 3. In gevallen waarbij aanvullende ondersteuning nodig is, wordt er gezocht naar een passende oplossing (maatwerk) die aansluit op de situatie van de cliënt. De invoering van de nieuwe Wmo-taken geschiedt budgettair neutraal. De uitgangspunten van de gemeenten zijn opgenomen in de uitgangspuntennotitie “begeleiding onder de Wmo”. De visie op het sociaal domein is beschreven in de nota “ Verbeteren door vernieuwen en verbinden”. Beide beleidsdocumenten zijn door de gemeenteraden vastgesteld. Hieronder zijn de essenties van de uitgangspunten weergegeven.
7/30
KADERNOTA WMO 2015
Algemene uitgangspunten voor de Wmo: 1. Inwoners en hun persoonlijke netwerken zijn zélf primair verantwoordelijk; 2. De vraag naar wat mensen wél kunnen is leidend en gaat voor op wat ze niet kunnen; 3. Voor zover burgers op eigen kracht en/of met behulp van hun persoonlijke netwerken hun persoonlijke zelfredzaamheid niet kunnen waarborgen heeft de gemeente een verantwoordelijkheid (compensatiebeginsel); 4. Vanuit de Wmo verleent de gemeente geen individuele rechten op voorzieningen. Bij noodzakelijke compensatie staat niet het middel (de voorziening) maar staat het resultaat voorop (bijvoorbeeld behoud, herstel regie bij begeleiding); 5. De gemeente vergroot de eigen kracht van mensen (empowerment); 6. De gemeente geeft ruimte aan de zorgzame samenleving om andere mensen te ondersteunen (versterken persoonlijke netwerken bv. d.m.v. mantelzorg, algemene voorzieningen, ondersteuning vrijwilligers e.d.). Voor de invulling van begeleiding zijn de leidende uitgangspunten: 1. Het resultaat bij begeleiding is dat (kwetsbare) mensen (weer) regie hebben/ krijgen over hun eigen leven; 2. Op maat bijdragen aan het resultaat: in de goede verhouding van eigen kracht, ondersteuning vanuit het persoonlijk netwerk, ondersteuning vanuit algemene voorzieningen en (voor zover nodig) ondersteuning vanuit de gemeente (Wmo); 3. Minder regels en administratieve lasten (met behoud van rechtmatigheid en doelmatigheid); 4. Het bevorderen van samenwerking en afstemming bij toelating, het leveren van begeleiding en ondersteuning vanuit het persoonlijk netwerk en vanuit algemene voorzieningen en ondersteuning op andere compensatiegebieden; 5. Behoud van keuzevrijheid in zorgaanbieder voor zover de begeleiding (qua resultaat) adequaat is en dit niet leidt tot extra kosten (meerkosten voor eigen rekening); 6. Behoud van het Persoonsgebonden budget (Pgb) voor zover: x het bijdraagt aan het resultaat (meerwaarde heeft ten opzichte van zorg in natura); x de budgethouder of diens persoonlijke netwerk in staat is verantwoord en zonder beperkingen (bijvoorbeeld schulden) het Pgb in te zetten; x de budgethouder de begeleiding, die met het PGB wordt ingekocht, kan monitoren en verantwoorden. 7. Bij het verstrekken van een Pgb geldt altijd dat deze verstrekt wordt onder voorwaarde van een verantwoording (financieel, eventueel naar resultaat). Uitgangspunten organisatie en financiën 1. De gemeenten hebben de regie op proces, de gemeenten besluiten en sturen aan; 2. De uitvoering van de begeleiding (zogenaamde uitvoeringskosten, kosten van begeleiding, kosten preventie en kosten van algemene en collectieve
8/30
KADERNOTA WMO 2015
voorzieningen) verloopt budgettair neutraal, op basis van de door het Rijk aan de gemeenten beschikbaar gestelde middelen; 3. (De regie op) het proces van toelating (als een breed proces beginnend van "informatie en advies" tot aan "begeleiding") onderbrengen bij de zorgaanbieders; 4. Hiervoor een kader meegeven (financieel, inhoudelijk): rekening houdend met korting en financiële risico's, eigen krachtbenadering, netwerkvorming, samenwerking e.d.
9/30
KADERNOTA WMO 2015
Hoofdstuk 3 Het kader voor invoering en uitvoering 3.1
Vernieuwing in ontwikkeling: van beleidsarm naar beleidsrijk De taken, die vanuit de AWBZ naar de Wmo worden overgeheveld, gaan gepaard met forse kortingen. Met “De Kanteling” van de uitvoering verwachten wij een deel van de bezuinigingen te kunnen opvangen. Het totale perspectief staat in onderstaande figuur weergegeven en maakt duidelijk wat de focus in het beleid is.
In de afgelopen periode zijn al verschillende acties ondernomen in het kader van de Kanteling. Zo is in oktober 2012 een regionale bijeenkomst georganiseerd voor de Kerken en is in november 2013 is een regionale bijeenkomst voor vrijwilligersorganisaties in de Hoeksche Waard gehouden. Ook is in juni 2013 een studiebijeenkomst voor uitvoerders van aanbieders georganiseerd. Naar aanleiding van het gekantelde beleid is bij de WMO-loketten in de Hoeksche Waard een implementatieplan in uitvoering. De kanteling alleen is niet genoeg. Er is vernieuwing nodig en ook een cultuurverandering: ander gedrag van professionals en burgers, andere cultuur bij instellingen en professionals, andere werkwijzen en vooral ook het anders met elkaar omgaan tussen burgers/cliënten, professionals, instellingen en gemeenten. Dat gaat niet in één keer. Om die reden is het noodzakelijk dat de invoering in eerste instantie beleidsarm zal plaatsvinden. Op die wijze valt aan de inwoners continuïteit te garanderen en kan prioriteit worden geven aan de noodzakelijke organisatorische maatregelen. Wij stellen voor om de volgende maatregelen te nemen: Voor de korte termijn maximaal inzetten op de kanteling door: x De kanteling in de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie te implementeren en verder te ontwikkelen; x De kanteling als uitgangspunt te nemen bij het wijkteam, pilots en/of experimenten; x De kanteling als voorwaarde op te nemen bij het contracteren van ondersteuning; x Anderen te stimuleren “gekanteld” te werken.
10/30
KADERNOTA WMO 2015
Voor de komende 4 jaren de omslag te maken om de ondersteuning en de cultuur bij ondersteuning te vernieuwen door: x Open te staan voor nieuwe initiatieven; x Een ontwikkelagenda voor de komende jaren op te stellen; x Innovatie/ vernieuwing op te nemen in de contracten met aanbieders; x Een pilot wijkteam uit te voeren. De vernieuwing stopt niet bij de overheveling van taken naar Wmo. De vernieuwing geldt op het brede terrein van het sociaal domein. Ook op andere beleidsvelden – zoals het welzijnswerk, het algemeen maatschappelijk werk e.d. – zal een omslag gemaakt moeten worden. Het leidt ook tot een versterking. Het ontwikkelen van algemene voorzieningen binnen het welzijnswerk versterkt de beoogde ontwikkeling in bovenstaande figuur. Van belang is om de omslag van de andere beleidsvelden in de ontwikkelagenda op te nemen. Wij stellen voor: de omslag uit te zetten op het brede terrein van het sociaal domein; de omslag op de andere beleidsvelden op te nemen op de ontwikkelagenda. 3.2
Kostenbeheersing: op korte termijn efficiency en budgetbeheersing en daarna innovatie en resultaatsturing Uitgangspunt is, zoals eerder vastgesteld, budget neutraliteit. Er zijn vier “knoppen” waaraan gedraaid kan worden, ook wel sturingsprincipes: 1. Innovatie: x Besparingen door het anders organiseren en invullen van zorg en ondersteuning in wijken en buurten en door de inzet van moderne technologie. 2. Budgetbeheersing: x “Goedkoop” inkopen; x Kostenbeperking bedrijfsvoering; x Verhogen van eigen bijdragen. 3. Efficiency: x Gekantelde uitvoering: eigen kracht, netwerk, beschikbare lokale algemene en collectieve voorzieningen (drukken op volume); x Integrale en ontschotte uitvoering (voorkomen van dubbele kosten, verhoging rendement); x Beperken van uitvoeringskosten. Hierbij kan het benutten van kennis en expertise van zorgaanbieders een rol spelen; x Meer collectieve uitvoering; x Meer samenwerking, schaalvergroting; x Benutten van automatisering en digitalisering. 4. Pakketversobering: x Terugbrengen van omvang van voorzieningen; x Afschaffen van ondersteuning. De middelen en capaciteit om actief in te zetten op innovatie in het sociaal domein zijn vooralsnog beperkt. Er is maar beperkt ruimte voor experimenten en nieuwe preventie-activiteiten. Binnen de bestaande beschikbare middelen zullen we
11/30
KADERNOTA WMO 2015
mogelijkheden afwegen om middelen om te buigen (nieuw voor oud) naar versterking van preventie en de nulde lijn. Gelet op de overgangsregeling en de wenselijke continuïteit in ondersteuning (continuïteit van de relatie cliënthulpverlener) zijn ook de mogelijkheden van pakketversobering in het eerste invoeringsjaar beperkt. Voor volgende jaren kan het wel effect sorteren. Daarom stellen wij voor de korte termijn voor: Vooral in te zetten op budgetbeheersing en andere efficiencymaatregelen. Als dat onverhoopt onvoldoende mocht blijken te zijn dan zullen we voorstellen ontwikkelen voor pakketversobering. Voor de middellang termijn gaat innovatie wel een rol van betekenis spelen. Bij die innovatie zal het gaan om activiteiten waarbij de nadruk niet ligt op het leveren van producten maar vooral op het resultaat of het effect dat met de activiteiten wordt bereikt. In eerste instantie door de eigen kracht, het eigen netwerk en burgerkracht te benutten en zo te voorkomen dat professionele interventie nodig is. Bij de sturing zal resultaatmeting steeds belangrijker worden. Wij stellen voor: Sturen op resultaten is de hoofdlijn en dat doen we door: x Het als voorwaarde op te nemen bij het contracteren van ondersteuning; x Het op de ontwikkelagenda op te nemen, inclusief het ontwikkelen van resultaatmeting; x Het als uitgangspunt te nemen bij de monitoring en bij contractmanagement. Een aandachtspuntzijn de uitvoeringskosten van de gemeenten. Het streven is deze kosten zo beperkt mogelijk te houden door onder andere de inrichting van de uitvoering zo min mogelijk bureaucratisch te organiseren. Maar ook door de uitvoering van de nieuwe taken in combinatie met de bestaande taken synergievoordelen te bereiken. Wij stellen voor: De uitvoeringskosten zoveel mogelijk te beperken en in combinatie met bestaande taken synergievoordelen te behalen. 3.3
De positie van de cliënt: regie in eigen hand Algemeen De cliënt in zijn persoonlijke en sociale netwerk is de primaire focus binnen de maatschappelijke veranderingen die moeten leiden tot een participatiesamenleving. Om de participatiesamenleving te laten slagen verdient het aanbeveling de cliëntpositie te versterken, om diens eigen kracht en zelfredzaamheid te stimuleren. Wij stellen voor: x De positie van de cliënt te versterken door vergroting van de invloed van de cliënt op de (vormgeving van de) ondersteuning (de cliëntenparticipatie);
12/30
KADERNOTA WMO 2015
x x
De cliëntpositie te versterken door laagdrempelige algemene voorzieningen te bieden die voor iedereen die ondersteuning nodig heeft, toegankelijk zijn; Mantelzorgers te ondersteunen omdat zij een belangrijk onderdeel zijn van het sociale netwerk van de cliënt.
Regie bij de cliënt In diverse wetten zijn algemene rechten van cliënten vastgelegd, die inhoud geven aan het begrip eigen regie van de cliënt, zoals: x Een duidelijk en gedragen ondersteuningsplan: een ‘overeenkomst’ waarin doelstelling en resultaat wordt vastgelegd en waar cliënt (inclusief zijn sociale netwerk) en ondersteuner het over eens zijn; x Inzage in het dossier: de cliënt heeft het recht om zijn of haar eigen dossier in te zien, er fouten uit te laten halen en kopieën te maken; x Privacy: iedere instelling moet een privacyreglement hebben, waarin de rechten van de cliënt staan. Ook de gemeenten moeten een privacyregeling opstellen. Bij de gemeente komt namelijk de integrale aanpak te liggen onder het motto: "één gezin, één plan, één regisseur". x De mogelijkheid om een klacht in te dienen: een klacht is een uiting van ongenoegen en die kan overal over gaan. Iedere organisatie die zorg of ondersteuning biedt, zal een klachtenreglement moeten hebben, waarin de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van de aanbieder jegens een cliënt zorgvuldig wordt geregeld. Cliënt- en bewonersparticipatie Cliënt- en bewonersparticipatie is van belang voor gemeenten en instellingen. Een sterkere positie van cliënten en inwoners op het regionale niveau in de beïnvloeding van beleid en uitvoering is van groot belang. Input van zorgvragers in combinatie met kwaliteitsbewaking (in alle aspecten van de uitvoering) draagt bij aan de kwaliteit van de ondersteuning. Gebruikers- en bewonersparticipatie moet een heldere positie krijgen, met als doel om ‘tegenkracht’ te ontwikkelen. Gebruikers- en bewonersparticipatie organiseren als tegenkracht is een goede mogelijkheid om de balans tussen zorgvraag en zorgverleners te behouden. Daarnaast is iedere zorgaanbieder verplicht om een gebruikers- of cliëntenraad te hebben, waardoor voorzien wordt in de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn. Wij stellen voor: x De positie van de cliënt te versterken door op regionaal niveau een open gebruikersen bewonersparticipatie mogelijk te maken voor beleid en uitvoering met als doel tegenkracht te organiseren om de balans tussen zorgvraag en zorgverleners te behouden; x Een goed functionerend netwerk voor bewoners en cliëntenparticipatie na te streven dat gemeenten thematisch kan adviseren en ervaringsdeskundigheid kan inbrengen; x Lokale bewoners- en cliënteninitiatieven te bevorderen en/of faciliteren die een bijdrage leveren aan vernieuwing in de ondersteuning en versterking van de nulde lijn.
13/30
KADERNOTA WMO 2015
3.4
De toegang: van gemeenten naar professionals In de uitgangspuntennotitie is opgenomen dat we de toegang op termijn willen onderbrengen bij de zorgaanbieders. In de voorbereidingen is in 2012 een werkgroep maatschappelijke partners gevormd. Deze werkgroep heeft in juni een advies over de toegang uitgebracht. De samenvatting van het advies is in bijlage 3 opgenomen. Met “toegang” bedoelen we het proces vanaf het moment waarop de burger zich meldt (of wordt gemeld) met een ondersteuningsvraag, tot het bieden van passende ondersteuning. De toegang en ook de ondersteuning is afhankelijk van de vraag en de situatie. In de wet wordt aangegeven dat bij het beoordelen van de ondersteuning rekening gehouden wordt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager en de capaciteit van de aanvrager om uit het oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. Er wordt “gekanteld” gewerkt, het betreft maatwerk. Ook de werkgroep maatschappelijke partners heeft oog voor deze verschillende situaties. Zij concluderen dat de toegang op meerdere manieren te organiseren is en het toegangsproces niet altijd hetzelfde verloopt. Het toegangsproces kan als volgt aangegeven worden:
Als een zorgvraag bij het eerste contact opgelost kan worden, krijgt de melding geen vervolg. Bij complexe zorgvragen kunnen er bij verschillende fasen (bijvoorbeeld het inschakelen van specifieke deskundigheid bij vraagverheldering) meer stappen zijn. Een cliënt kan zich op veel plaatsen melden (bij de huisarts, het welzijnswerk, zorgaanbieder, zijn kerk, enz.). Als er bij die melding in onderling overleg geen oplossing gevonden kan worden dan is doorverbinden (“triage” met een warme overdracht) noodzakelijk. Op die manier kunnen allerlei partners met elkaar verbonden zijn. Dan ontstaat er een netwerk. Een netwerk waarin de deelnemers ieder op hun niveau gekanteld werken. Dat netwerk kan ook ingezet worden om te signaleren en dus vroegtijdig te reageren. Om gericht, efficiënt en herkenbaar te werken, zijn er in zo’n netwerk knooppunten aan te geven. De werkgroep maatschappelijke partners ziet bij toegang rollen weggelegd voor:
14/30
KADERNOTA WMO 2015
1. 2. 3. 4.
gemeentelijk Wmo-loket; welzijnsorganisatie(s); MEE-organisatie; Zorgaanbieders.
De werkgroep adviseert dus niet om de toegang enkel bij zorgaanbieders te leggen, maar stelt een samenwerkingsmodel voor. Bij eenvoudige zorgvragen kan soms direct worden doorgeschakeld naar algemene voorzieningen. Voor de gemeentelijke Wmo loketten is er vooral: 1. Een ondersteunende rol bij lichte arrangementen (niet-complexe zorgvragen), bij preventie en empowerment; 2. Een faciliterende en doorverwijzende rol (triage = sorteren op de juiste zorg(naar nulde lijn, MEE, zorgaanbieder) bij complexere zorgvragen. De welzijnsorganisatie heeft een complementaire rol, met name in de versterking van de nulde lijn. Bij MEE kan op dit moment gebruik gemaakt worden van hun deskundigheid in de cliëntondersteuning, netwerkstrategieën e.d.. Belangrijk wordt om die deskundigheid bij de Wmo 2015 te verbinden met de welzijnsorganisatie en de Wmo-loketten. Dit wordt nog nader uitgewerkt. In deze kadernota maken we een onderscheid tussen MEE als organisatie en de functie die MEE vervuld. We hebben het in deze kadernota hoofdzakelijk over de MEE-functie (de taken) en niet de organisatie MEE. Samengevat stellen wij het volgende voor: x Akkoord te gaan met het advies van de werkgroep maatschappelijke partners over de invulling van de toegang; x De deskundigheid bij MEE te benutten om naast cliëntondersteuning ook het welzijnswerk en de Wmo loketten te versterken; x Bij de toegang uit te gaan van een samenwerkingsmodel waarin naast zorgaanbieders ook de gemeentelijke Wmo loketten, de welzijnsorganisatie en MEE (als functie) een rol spelen; x De toegang onafhankelijk te organiseren door dit als voorwaarde op te nemen bij het contracteren van ondersteuning; x De toegang door zorgaanbieders te laten toetsen. De voordelen hiervan zijn: x toegang is dichtbij (wijkgericht), laagdrempelig, herkenbaar en flexibel; x cliënten kunnen zich gericht melden (voorkomen van meerdere gesprekken en doorverwijzingen); x er ontstaat een bundeling van deskundigheid; x er is een sterke samenhang met de nulde lijn; x het bredere netwerk in de nulde lijn kan worden ingezet. Het perspectief dat zo ontstaat is een netwerk waarbinnen verschillende partners (variërend van professionals naar vrijwilligers) elkaar kennen en de kunst verstaan na vraagverheldering zo nodig door te verbinden. Een verder integratie zal met name in het wijkgericht werken plaatsvinden.
15/30
KADERNOTA WMO 2015
3.5
Cliëntondersteuning: een integrale benadering Gemeenten zijn sinds 2007 verantwoordelijk voor cliëntondersteuning op basis van het 3e prestatieveld in de Wmo. Bij cliëntondersteuning gaat het om ondersteuning aan individuele mensen die (tijdelijk) verminderd zelfredzaam zijn bij het oplossen van een vraag of een situatie, die zo complex is dat hij of zij het niet zelf (of met de omgeving) kan oplossen. Het doel van de ondersteuning is de eigen regie te versterken waardoor diens zelfredzaamheid worden bevorderd. Bij de invoering van de Wmo is bij wijze van uitzondering besloten de cliëntondersteuning voor de gehandicapten vooralsnog te laten uitvoeren via de MEE organisaties. Uit de beleidsbrief van het rijk uit juni 2011 blijkt dat op rijksniveau het voornemen bestaat om de zeggenschap van de gemeenten gefaseerd te vergroten als het gaat over de capaciteit en de deskundigheid/middelen van MEE. Aangegeven wordt deze middelen per 1 januari 2015 daadwerkelijk over te hevelen. Op dit moment (begin 2014) is nog niet bekend om welk budget het gaat voor de Hoeksche Waard. Begin 2013 heeft een verkennend gesprek plaatsgevonden tussen de Hoeksche Waard en MEE over toekomstige samenwerkingsmogelijkheden, waarbij kan worden gedacht aan onderbrenging van de MEE inzet in de Wmo loketten. Maar ook aan een samenwerking of onderbrenging in de Welzijnsstichting ter versterking van de nulde lijn. MEE heeft als perspectief geschetst dat de cliëntondersteuning in de toekomst goed geborgd zal worden bij de gemeenten, zodat de ondersteuning zo dicht mogelijk bij de vrager georganiseerd kan worden. Wij stellen voor: x De functie van cliëntondersteuning te betrekken bij de verder vormgeving van de Wmo 2015; x Geen aparte en exclusieve organisatie voor cliëntondersteuning in te zetten, maar de taak onderdeel maken van de meer integrale benadering (waaronder de toegang) van de hulpvraag van mensen; x Cliëntondersteuning ook in te zetten als een vorm van begeleiding; x In 2014 nadere voorstellen te ontwikkelen voor deze aanpak.
3.6
Pilot buurtteam: ervaring opdoen door uitproberen Het is noodzakelijk om ervaring op te doen met een andere manier van werken: meer vraaggericht, integraal en (kosten)efficiënt. Een pilot AWBZ/Wmo kan bijdragen aan het leren nastreven van ‘eigen kracht, eigen netwerk en collectieve voorzieningen vóór individuele voorzieningen'. Uiteraard is een verbinding met de decentralisatie jeugd door de pilot CJG in de wijk nodig en de andere pilots in de Hoeksche Waard binnen het sociaal domein (te weten jeugd (VOLG) en welzijn op recept). De pilot beoogt om ervaring op te doen met het realiseren van de volgende doelstellingen: x Bijdrage leveren aan meer zelfregie en maatwerk voor kwetsbare groepen (bv. wmo cliënten, doelgroep participatiewet, vroegtijdig schoolverlaters);
16/30
KADERNOTA WMO 2015
x x x x x x x x
Van formele naar informele zorg: grotere betrokkenheid van het sociale netwerk bij maatschappelijke ondersteuning; Afvlakken van de groei van uitgaven voor zorg en welzijn en bijdragen aan de bezuinigingstaakstelling; Het verbeteren van de samenwerking tussen zorg- en welzijnsinstellingen en het maken van slimme combinaties in keukentafelgesprekken; Stimulering van vrijwillige inzet; Bijdrage leveren aan een toegankelijke inclusieve wijk om de participatie van kwetsbare groepen te vergroten; Minder versnippering in het aanbod van zorg en welzijn (ontschotting); Verschuiving van curatie naar preventie (uitbreiden preventie-activiteiten); Cliënt heeft meer zelfregie, hoeft zijn verhaal maar 1 keer te vertellen en heeft te maken met 1 contactpersoon/coördinator.
Met de wijkteams beogen we maatwerkoplossingen in hulp en ondersteuning te organiseren, zo licht als mogelijk en zo zwaar als noodzakelijk. Het wijkteam fungeert als schakel tussen nulde- en eerstelijn en werkt vanuit het principe 1 gezin 1 plan, 1 aanspreekpunt/regisseur. Bij een specifiek dominant probleem (bv psychiatrie, dementie) wordt doorgeschakeld naar een 2e lijnorganisatie met afspraken wie de regie heeft, welk plan en de verantwoordelijkheden van alle betrokkenen worden vastgelegd. Het eventuele beroep op de 2e lijn wordt kritisch afgewogen en met goede argumentatie onderbouwd. Hierin heeft de gemeente een nadrukkelijke rol als regisseur. Verder gebruikt de gemeente de resultaten en signalen van de pilot als input voor haar sociaal beleid en (collectieve) basisvoorzieningen. Wij stellen voor: x Een pilot AWBZ/ Wmo te starten in Oud-Beijerland; x Het Wmo-loket onderdeel laten maken van de pilot. 3.7
Inkoop: van opdrachtgeverschap naar samenwerken en partnership/ bestuurlijk aanbesteden. Ook voor het inkopen van de ondersteuning en begeleiding geldt het ontwikkelingsperspectief van vernieuwing. De vernieuwing moet als het ware ook ingekocht worden. Bij zo’n opdracht past het bestuurlijk aanbesteden. De gemeenten in de Hoeksche Waard hebben inmiddels ervaring met bestuurlijk aanbesteden. In 2012 is de Hulp bij het huishouden bestuurlijk aanbesteed. Bestuurlijk aanbesteden gaat er van uit dat er sprake is van wederzijdse afhankelijkheid tussen opdrachtgevende overheid en (zorg-) aanbieders. Beide partijen hebben de ander nodig om de eigen doelstellingen te kunnen realiseren. De kern ligt in onderhandeling over wensen en eisen van gemeentelijk opdrachtgevers en inzichten en mogelijkheden van aanbieders van diensten. Dat gaat gepaard met investeren in relatievorming, het opstellen van raamcontracten met aanbieders en keuzevrijheid voor de afnemers van de diensten. Bij bestuurlijk aanbesteden is er dus geen sprake van een “bestek”. Er wordt overlegd op basis van een basisdocument of conceptcontract waarin voorstellen met
17/30
KADERNOTA WMO 2015
betrekking tot inhoud en criteria staan. Dat betekent dat opdrachtgever en opdrachtnemer met elkaar onderhandelen over selectie- en gunningscriteria, prestaties, monitoring en prijsvorming. Er worden twee overeenkomsten afgesloten. In de eerste plaats een Communicatie-, Overleg- en Besluitvormingsovereenkomst. Deze overeenkomst regelt de juridische basis van het dienstenverkeer, de kwaliteitseisen en de structurele overlegstructuur. In de tweede plaats worden overeenkomsten voor voorzieningen afgesloten. Hierin staan de prestatieafspraken en de prijzen van de voorzieningen. Wij stellen voor: x Te kiezen voor bestuurlijk aanbesteden; x Daarbij de overleg-, communicatie- en besluitvormingsovereenkomst te gebruiken die bij de bestuurlijke aanbesteding van de Hulp bij het huishouden is vastgesteld. Tenslotte nog een opmerking over de monitoring en sturing. Om te kunnen (bij)sturen is beleidsinformatie nodig. Met de vernieuwing in de ondersteuning zal in de loop der jaren ook de monitoring veranderen. Het zal zich steeds meer moeten bewegen naar het monitoren van resultaten. Dit onderwerp dient nader uitgewerkt te worden, waaronder de resultaatmeting. De uitkomsten uit de monitor zijn uiteraard onderwerp van het overleg met aanbieders (beleid, organisatie en uitvoering). En is dus onderdeel van het contractmanagement. Uitgangspunt bij onze monitoring is dat we de rapportagelast voor alle betrokkenen beperken. Wij stellen voor: x Te kiezen voor kort cyclisch monitoren met actueel inzicht in gegevens met het zoveel mogelijk beperken van de rapportagelast voor alle betrokken en het beperken van regelgeving; x Het contractmanagement van de overeenkomsten met aanbieders te organiseren voor alle Hoeksche Waardse gemeenten.
3.8
PGB: de kracht van het instrument behouden en de financiële risico’s beperken In de huidige AWBZ bestaat bij begeleiding de keuze voor Zorg in Natura (ZIN) en een Persoonsgebonden Budget (PGB). In totaal wordt in de Hoeksche Waard van de geïndiceerde functies 65% van de begeleiding (incl kortdurend verblijf) geleverd in ZIN en 35% in PGB. In de concept-wettekst Wmo wordt de mogelijkheid van een Persoonsgebonden Budget (PGB) gehandhaafd. De wettekst is overigens vergelijkbaar met die in de Jeugdwet. Bij een PGB moet wel voldaan zijn aan een aantal voorwaarden: x dat de aanvrager in staat is het PGB op een verantwoorde wijze uit te voeren; x dat de aanvrager motiveert dat hij de maatwerkvoorziening niet geleverd wenst te krijgen door een aanbieder; x dat gewaarborgd is dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere diensten van goede kwaliteit zijn.
18/30
KADERNOTA WMO 2015
De gemeente kan om redenen van doelmatigheid in de verordening ook bepaalde voorwaarden stellen: x om middelen vanuit het PGB wel of niet in te zetten voor niet-professionals, veelal mensen uit het sociale netwerk van de betrokkene. De regering acht het wenselijk dat beloning van niet-professionals uit middelen van het (persoonsgebonden) budget beperkt blijft tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt; x om geen PGB te verstrekken als de gemeente daardoor duurder uit zou zijn omdat inkoopvoordelen zouden wegvallen als te veel personen zelf ondersteuning inkopen of de aard van de ondersteuning. Dit speelt met name ten aanzien van collectief vervoer. Voorts geldt dat de aanvrager niet langer een geldbedrag op de rekening van de aanvrager verstrekt. De gemeente stelt de cliënt een budget beschikbaar waaruit de Sociale Verzekeringsbank namens het college betalingen doet aan de hulpverlener(s) die de aanvrager heeft ingeschakeld. In de uitgangspuntennotitie is reeds de mogelijkheid opgenomen om het PGB te behouden. Ook binnen de nieuwe Jeugdwet komen taken onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Bij de uitwerking wordt rekening gehouden met de verbinding met de Jeugdwet. Dat geldt ook voor dit onderwerp. De mogelijkheid van een PGB is ook opgenomen in het “Beleidsplan jeugdhulp Hoeksche Waard”. Wij stellen voor: x Het Persoonsgebonden Budget te behouden. 3.9
Eigen bijdragen: de maximaal toegestane bedragen in rekening brengen De bevoegdheid voor het vragen van een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten van een voorziening vloeit voort uit artikel 15 lid 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en uit de landelijke regels die daarvoor zijn vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). De gemeenten in de Hoeksche Waard hebben deze regels overgenomen in het gemeentelijke Besluit Maatschappelijke Ondersteuning: 1. Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. De gemeenteraden stellen de omvang van een eigen bijdrage of een eigen aandeel vast, die de colleges vervolgens opnemen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning; 2. De omvang van de eigen bijdrage bij de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1 lid 1 van de Algemene Maatregel van Bestuur Besluit maatschappelijke ondersteuning; 3. Het inkomen wordt overeenkomstig de bepalingen van de Algemene Maatregel van Bestuur Besluit maatschappelijke ondersteuning vastgesteld.
19/30
KADERNOTA WMO 2015
In het kader van de huidige AWBZ is het vragen van een eigen bijdrage voor begeleiding ook algemeen aanvaard. De hoogte is afhankelijk van leeftijd, inkomen en gezinssamenstelling. Het CAK vraagt hiervoor gegevens op van de belastingdienst, rekent de eigen bijdragen uit en int die ook. Voor de eigenbijdrageregeling in het kader van de nieuw onder de Wmo te brengen taken uit de AWBZ stellen wij voor zoveel mogelijk aan te sluiten bij het regiem dat daarvoor nu al geldt. Gelet op de forse bezuinigingen die worden opgelegd bij de decentralisatie is het onvermijdelijk uit te gaan van de maximale eigen bijdragen. Wij stellen voor: x Eigen bijdragen te heffen met toepassing van het huidige regiem; x Daarbij de maximaal toegestane bedragen in rekening te brengen.
20/30
KADERNOTA WMO 2015
Hoofdstuk 4 Vervolgstappen In de inleiding is aangegeven wie bij de totstandkoming van de kadernota zijn betrokken. Het vormt de basis voor de uitwerking en implementatie. Die uitwerking is uiteraard al gaande, maar na het vaststellen van deze kadernota valt er meer gericht te werken. Daar worden naast de projectgroep Decentralisatie AWBZ/Wmo vele anderen bij betrokken. Voor het vervolg is nog het volgende van belang: x Deze kadernota gaat nog maar beperkt in op concrete financiële consequenties, omdat deze door het Rijk thans nog regelmatig bijgesteld worden en daardoor nog steeds niet helder zijn. Het is echter voorstelbaar dat er financiële consequenties dan wel financiële risico's aan de orde zullen zijn. De volledigheid van de nog op te maken financiële paragraaf zal sterk afhankelijk zijn van de nog te ontvangen informatie vanuit het Rijk via de meicirculaire 2014. De gemeenteraden zullen zo spoedig mogelijk hierna hierover worden geïnformeerd; x Deze kadernota gaat niet in op de onderwerpen organisatie van front- en backoffice, aansturing, toezicht en (financiële) samenwerking tussen gemeenten. Deze organisatorische onderwerpen zullen later worden uitgewerkt; x Een communicatieplan is onontbeerlijk. Binnen het Transformatieteam is inmiddels zo’n communicatieplan ontwikkeld. Deze is vastgesteld door de Stuurgroep 3 D’s. In de verschillende fasen van de voorbereidingen zal dit plan steeds bijgesteld worden; x Voor de uitwerking en implementatie is ook een nieuw projectplan ontwikkeld en vastgesteld. Dat plan is een dynamisch plan dat steeds op onderdelen verder verfijnd vorm krijgt en dus steeds wordt geactualiseerd.
21/30
KADERNOTA WMO 2015
Bijlage 1 Nieuwe taken gemeente De decentralisatie van taken vanuit de AWBZ naar de Wmo uit het volgende: a. Extramurale begeleiding voor inwoners van 18 jaar en ouder Het gaat hierbij om individuele begeleiding, om begeleiding in de groep en om kortdurend verblijf. De activiteiten zijn gericht op bevordering, behoud of compensatie van het gebrek aan zelfredzaamheid en hebben tot doel om opname in een instelling of verwaarlozing te voorkomen. b. Persoonlijke verzorging Het gaat om circa 5 a 7%van de mensen die nu persoonlijke verzorging ontvangen. Bij deze groep bestaat de verzorging in feite uit ondersteuning bij de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) in plaats van het overnemen van deze verrichtingen. Dit komt met name voor bij mensen met een verstandelijke beperking, een zintuiglijke beperking en/of psychiatrische problematiek. Overigens wordt verzorging als gemeentelijke verantwoordelijkheid in de Wmo opgenomen, maar met een tenzij-bepaling dat de gemeente niet hoeft te leveren als betrokkene in aanmerking komt voor verzorging krachtens de zorgverzekeringswet. c. Beschermd wonen De doelstelling is om voor mensen in een beschermde woonvorm het leven daar waar mogelijk te normaliseren en het perspectief op herstel, ontwikkeling en integratie in de samenleving te bevorderen. Mensen in een beschermde woonvorm hebben primair behoefte aan structuur en begeleiding en voor hen is de nabijheid van een arts niet – meer – noodzakelijk. Het kabinet kiest er dan ook voor om beschermd wonen vanaf 2015 onder te brengen in de Wmo 2015. De verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de centrumgemeenten. Voor de Hoeksche Waard is de gemeente Spijkenisse centrumgemeente. d. Cliëntondersteuning voor verstandelijk, zintuiglijk of lichamelijk gehandicapten Onder “cliëntondersteuning” wordt verstaan de ondersteuning van een cliënt bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Cliëntondersteuning heeft de regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) tot doel ten einde de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen. Het kan informatie en advies, maar vooral ook uitgebreide vraagverheldering en kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij keuzes op diverse levensterreinen omvatten. Deze cliëntondersteuning is op dit moment landelijk bij de MEE-organisaties ondergebracht. Vanaf 1 januari 2015 wordt het budget onder de Wmo opgenomen.
22/30
KADERNOTA WMO 2015
Bijlage 2
Nieuwe taken en doelgroepen De nieuwe taken zijn gericht op zelfredzaamheid van mensen en versterken hun zelfstandigheid. Het ministerie van VWS heeft in de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ uitgewerkt wie voor huidige AWBZ-zorg in aanmerking komt. Deze regels zijn door het CIZ verder uitgewerkt in de zogenaamde Indicatiewijzer Extramurale begeleiding Toegang tot AWBZ-zorg is mogelijk op zorginhoudelijke gronden als er sprake is van een of meer “grondslagen”. Met een grondslag wordt bedoeld: een aandoening, beperking of handicap. De grondslagen voor AWBZ-zorg zijn: x Een ‘somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking’; x Een ‘verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap’. Bij de extramurale begeleiding wordt binnen de AWBZ onderscheid gemaakt in verschillende grondslagen: x somatische aandoening/beperking (SOM); x psychogeriatrische problematiek (PG); x psychiatrische stoornis (PSY); x verstandelijke handicap (VG); x lichamelijke handicap (LG); x zintuiglijke handicap (ZG). Er kan ook sprake zijn van een combinaties van grondslagen. Eén van de grondslagen is leidend. Bij de beoordeling wordt ook in beeld gebracht of er sprake is van een matige of ernstige aandoening, beperking of handicap. De toegang tot AWBZ-zorg wordt vertaald naar activiteiten. Bij begeleiding hebben die betrekking op Begeleiding Individueel (BGI); Begeleiding groepen (BGG); Kortdurend verblijf. Persoonlijke verzorging Persoonlijke Verzorging (PV) is de zorg die nodig is op het gebied van de algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Het gaat hier bijvoorbeeld om hulp bij het wassen en aankleden. De zorg wordt omschreven als “het ondersteunen bij, stimuleren van, het aanleren van of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging”. Hierbij horen ook activiteiten, die hier uit voortvloeien, zoals het opmaken van een bed tijdens het wassen van een bedlegerige cliënt. Naast de ADL-handelingen, zijn er ook nog andere handelingen die onder de functie PV vallen. Voorbeelden van deze activiteiten zijn: x Het aanreiken van medicijnen; x Het toedienen van medicijnen; x Aanbrengen van sondes, katheters;
23/30
KADERNOTA WMO 2015
x Het schoonhouden en verzorgen van een stoma. Een klein deel (ca. 5 a 7%) van de inwoners, die persoonlijke verzorging ontvangen, zal onder de Wmo gaan vallen. Beschermd wonen. Beschermd wonen is bedoeld voor mensen met een psychische aandoening, bijvoorbeeld een psychiatrische ziekte, autisme of een hersenbeschadiging. Het gaat om mensen die niet opgenomen zijn in een instelling, maar die ook niet op zichzelf kunnen wonen. Een begeleider geeft regelmatig hulp. Cliëntondersteuning Cliëntondersteuning is er voor cliënten die ondersteuning bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem nodig hebben. Het richt zich vooral op ouderen, ggz-cliënten en mensen met een handicap.
24/30
KADERNOTA WMO 2015
Bijlage 3
Samenvatting Advies Werkgroep Maatschappelijke Partners over Toegang Begeleiding Proces 1. in de uitwerking van de toegang worden keuzen gemaakt. Toets die keuzen bij cliënten, bijvoorbeeld in enkele ronde-tafelgesprekken met cliënten; 2. bezie de uitwerking van begeleiding in de Wmo in samenhang met andere transformaties, taken en voorzieningen op het brede sociale domein. Werkwijze begeleiding 1. de werkwijze bij begeleiding is die van de Kanteling (eigen kracht: waaronder financiële mogelijkheden, netwerk, algemene voorzieningen en Wmocompensatie), de methodiek is het keukentafelgesprek; 2. de werkwijze en de methodiek hebben betrekking op het totale proces van begeleiding: van doorverwijzing voor het eerste contact, melding, vraagverheldering, afspraken maken, arrangement en uitvoering begeleiding, evaluatie begeleiding, heraanvraag, enz.; 3. de werkwijze en de methodiek strekken zich in principe uit tot vraagstukken op het gehele sociale domein en zijn daarmee een "integrale" werkwijze en methodiek die de begeleiding overstijgt. Zulks met de wetenschap dat op het sociale domein meerdere rollen dan ondersteuning bestaan (bijvoorbeeld interventie); 4. ieder keukentafelgesprek verschilt, het gesprek hangt af van de situatie en van de fase waarin de toegang zich bevindt. Maar elk keukentafelgesprek kent wel dezelfde principes; 5. de werkwijze en de methodiek dienen wel eenduidig te zijn: in dezelfde situatie op dezelfde wijze (gesprek en vastlegging), om bij de overgang naar een andere dossierhouder dezelfde stroomlijn te houden; 6. de werkwijze en de methodiek zijn gericht op de cliënt of de cliëntvertegenwoordiger en het steunsysteem van de cliënt en manifesteren zich in een arrangement met vastlegging van beoogde resultaten in een contract dat (bij Wmo-compensatie) de vastlegging in de driehoek "cliënt, zorgaanbieder en gemeente" regelt; 7. de werkwijze en de methodiek hebben een cliëntperspectief, maar richten zich ook op maatschappelijke effecten; 8. de werkwijze en de methodiek worden ondersteund door "gekantelde" formulieren; 9. de werkgroep zorgaanbieders is bereid om de werkwijze en de methodiek mede te implementeren door één of meerdere workshops. Registratie en cliëntvolgsysteem 1. registratie dient eenduidig en overdraagbaar te geschieden;
25/30
KADERNOTA WMO 2015
2. voor informatie-uitwisseling over begeleiding in brede zin is een cliëntvolgsysteem nodig; 3. de gemeenten moeten (mede) bepalen aan welke taken (bv. declaratie en factuurcontrole) binnen het cliëntvolgsysteem voldaan moet worden; 4. nagegaan moet worden hoe de regels voor de bescherming van de privacy(gegevens) zich verhouden met registratie en een cliëntvolgsysteem; 5. de werkgroep zorgaanbieders is bereid om - bijvoorbeeld door middel van demonstratie van systemen - de mogelijkheden en eisen in beeld te brengen. Onafhankelijkheid 1. De werkgroep adviseert om de onafhankelijkheid van de toegang en de keuze van de cliënt te waarborgen. Uitvoering door meerdere (typen van) organisaties 1. de werkgroep bepleit scenario 2: “samenwerken met maatschappelijke partners”; 2. de werkgroep ziet rollen voor: 1) gemeentelijk Wmo-loket; 2) welzijnsorganisatie(s); 3) Mee-organisatie; 4) zorgaanbieders; 3. de rol van het gemeentelijke zorgloket en de welzijnsorganisaties is vooral: 1) een faciliterende en doorverwijzende (triage) rol; of : 2) een rol bij lichte arrangementen, preventie en empowerment; 4. alle organisaties hebben - ongeacht hun precieze rol - verantwoordelijkheid voor het arrangement (beoogde resultaten), voor preventie en empowerment en de beoogde maatschappelijk effecten; 5. de uitvoering bij een Persoonsgebonden budget vormt nog een aandachtspunt; 6. bij doorverwijzing gaat het om een ‘warme’ overdracht; 7. de aanwezigheid van een virtuele sociale kaart (toegangsmatrix) is onontbeerlijk; 8. uitbreiding van producten - bijvoorbeeld in de sfeer van preventie en empowerment - is noodzakelijk. Hierbij kan een groeimodel gevolgd worden. Arrangementen 1. in arrangementen worden beoogde resultaten geformuleerd. Resultaten kunnen geformuleerd worden in de sfeer van herstel, maar ook in stabilisatie of verminderde uitval; 2. bij complexe zaken heeft één van de zorgaanbieders het casemanagement. Overige punten 1. de werkgroep adviseert de gemeenten duidelijkheid te scheppen over de mandatering; 2. in de eerste fase kan gekozen voor een budgetteringsmodel, waarbij rekening gehouden wordt met kortingen, risico, speelruimte e.d. en waarbij zorgaanbieders de dekking van het leveren van begeleiding gedurende de gehele budgetperiode garanderen; 3. gedane suggesties te gebruiken bij het opzetten van een monitoring, kwaliteitsbewaking en een werkwijze bij klachten en geschillen.
26/30
KADERNOTA WMO 2015
Bijlage 4 Verklarende woordenlijst Bron: Transitiebureau Begeleiding in de Wmo, Begrippenboek Begeleiding in de AWBZ, 2011. Uit deze bron is een selectie gekozen van begrippen die in de kadernota voorkomen. Begrip Betekenis Aandoening Een aandoening is een afwijking van de gezonde toestand van lichaam of geest. AWBZ De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is een volksverzekering bedoeld voor mensen die langdurige en complexe zorg nodig hebben vanwege een ziekte of een beperking, bijvoorbeeld als gevolg van ouderdom. Het betreft hier onverzekerbare zorg, zoals opname in een instelling of bijvoorbeeld persoonlijke verzorging of verpleging. rip Betekenis Begeleiding De AWBZ-functie begeleiding omvat door een instelling of natuurlijk persoon te verlenen activiteiten aan cliënten met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van: de sociale redzaamheid; • de sociale redzaamheid; • het bewegen en verplaatsen; • het psychisch functioneren; • het geheugen en de oriëntatie of • die matig of zwaar probleemgedrag vertonen. Beperking Een beperking is een term voor de fysieke en/of psychische aandoening van iemand met een handicap. Cliëntenraad Door cliënten gekozen vertegenwoordiging, die op basis van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen de belangen van cliënten behartigt. Begrip Betekenis Cliëntondersteuning Cliëntondersteuning is het bieden van steun aan kwetsbare mensen die moeite hebben met het maken van belangrijke keuzes en met het oplossen van problemen. Die steun varieert van het geven van informatie en advies, tot hele praktische ondersteuning. Compensatiebeginsel Dit is geen term uit de AWBZ, maar uit de Wmo. Het betreft de plicht van de gemeente om voorzieningen te treffen, zodat burgers met beperkingen zodanig gecompenseerd worden, dat zij een huishouden kunnen voeren, zich in en om de
27/30
KADERNOTA WMO 2015
woning kunnen verplaatsen, zich lokaal kunnen verplaatsen en kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Met de decentralisatie van de AWBZ-functie (extramurale) begeleiding naar de Wmo wordt het compensatiebeginsel uitgebreid. Daarmee vervalt het verzekerde recht uit de AWBZ. Dominante grondslag Als er sprake is van meer dan één AWBZ-grondslag wordt bij de indicatiestelling vastgesteld welke dominant is. De dominante grondslag wordt bepaald door de zwaarstwegende beperkingen in relatie tot de geobjectiveerde zorgbehoefte. Eigen bijdrage Voor AWBZ-zorg is, over het algemeen, een eigen bijdrage van cliënten verschuldigd. Hiermee betalen cliënten zelf een deel van de kosten voor de zorg. De eigen bijdrage wordt geïnd door het CAK. Kinderen en jongeren onder de 18 jaar betalen geen eigen bijdrage. Hoe hoog de eigen bijdrage is hangt af van de leeftijd, het inkomen en de gezinssamenstelling. Extramurale zorg De zorg die wordt verleend aan cliënten met een indicatie uitgedrukt in functie en klassen (dus geen verblijfsindicatie). Cliënten zijn zelf verantwoordelijk voor hun woonlasten. Functies De zorg waarop een cliënt recht heeft op grond van de AWBZ is omschreven in functies, namelijk: • persoonlijke verzorging; • verpleging; • begeleiding; • verblijf; • behandeling; • kortdurend verblijf. grip Betekenis Grondslag Een grondslag is een medische reden waardoor een cliënt in aanmerking komt voor AWBZ-zorg. De volgende grondslagen kunnen recht geven op AWBZ-zorg: • een somatische aandoening of beperking; • een psychogeriatrische aandoening of beperking; • een psychiatrische aandoening; • een verstandelijke handicap; • een lichamelijke handicap; • een zintuiglijke handicap. Handicap Een handicap is een term voor aangeboren of door ziekte of ongeval opgelopen blijvende hindernissen van mensen. Deze hindernissen komen voor op lichamelijk, verstandelijk, zintuiglijk, psychisch en/of sociaal gebied.
28/30
KADERNOTA WMO 2015
Indicatiebesluit Besluit in de vorm van een brief van het CIZ of BJZ. Hierin staat welke AWBZ-zorg een cliënt nodig heeft en hoe lang. Het betreft een besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Indicatieorgaan Een onafhankelijke organisatie die beoordeelt en/of besluit of een cliënt recht heeft op één of meer van de vijf AWBZ-functies en zo ja, op hoeveel zorg. Intramurale zorg De zorg die wordt verleend binnen een instelling. Binnen de AWBZ gaat het om zorg aan mensen met een verblijfsindicatie. Het betreft mensen met een grondslag die behoefte hebben aan een beschermende woonomgeving of 24-uurstoezicht (zie ook ‘leveringsvoorwaarden’). Begrip Betekenis Kortdurend verblijf Deze AWBZ-functie betreft het logeren in een instelling gedurende maximaal drie etmalen per week. Dit kan gepaard gaan met het verlenen van persoonlijke verzorging, verpleging of begeleiding. Deze vorm van zorg kan ook geboden worden ter ontlasting van mantelzorgers. Sinds 1 januari 2011 is beroep op kortdurend verblijf alleen nog mogelijk op basis van een afgewogen oordeel of de cliënt behoefte heeft aan zorg met permanent toezicht. Ook deze AWBZ-functie wordt gedecentraliseerd naar de Wmo. Kwaliteitskeurmerk Een kwaliteitskeurmerk geeft aan wat de geleverde kwaliteit in/door een zorginstelling inhoudt en ook hoe deze gemeten wordt. Bekende kwaliteitskeurmerken zijn bijvoorbeeld ISO, MIC-V, HKZ, Gastvrijheidzorg en keurmerk Perspekt. Maatschappelijk steunsysteem Een gecoördineerd netwerk van personen, diensten en voorzieningen; waarvan mensen zelf deel uitmaken en dat hen op vele manieren ondersteunt om in de samenleving te participeren (ontleend aan: Van Weeghel en Droes, 1999). Mantelzorg De zorg die mensen geven aan hun partner, een familielid of een vriend die (langdurige) zorg nodig heeft, bijvoorbeeld vanwege een chronische ziekte, een handicap of ouderdom. Het gaat om zorg waarvoor anders een professionele hulpverlener nodig is. Het betreft dus niet de gebruikelijke zorg. Mantelzorg wordt vrijwillig geboden. Meerdere/dubbele grondslagen Bij het voorkomen van meerdere grondslagen moet een dominante grondslag worden bepaald op basis van de zwaarstwegende stoornissen en beperkingen om de zorgbehoefte te kunnen objectiveren. Soms is dit moeilijk vast te stellen. gripBetekenis
29/30
KADERNOTA WMO 2015
Persoonlijke verzorging De AWBZ-functie persoonlijke verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid. Persoonlijke verzorging is alles wat mensen gebruikelijk als zelfzorg uitvoeren. Dit geldt niet alleen voor de persoonlijke verzorging die iedereen nodig heeft (zoals wassen, eten), maar ook voor de persoonlijke verzorging die nodig is in verband met een gezondheidsprobleem (zoals stoma, sonde). Persoonsgebonden budget Een geldbedrag waarmee een cliënt zelf hulp en/of zorg kan inkopen of inhuren. De cliënt kiest zelf een zorgaanbieder of hulpverlener uit. In de AWBZ wordt het pgb gegeven door het zorgkantoor. De cliënt moet de uitgaven van het pgb verantwoorden richting het zorgkantoor. Een deel van het bedrag is verantwoordingsvrij. Regie Het plannen en uitvoeren van dagelijkse taken en activiteiten. Sectoren In de AWBZ wordt onderscheid gemaakt tussen de sectoren Verpleging, Verzorging en Thuiszorg (VVT), Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), Maatschappelijke Opvang (MO), Vrouwenopvang (VO) en Gehandicaptenzorg (GZ). Binnen de GZ wordt onderscheid gemaakt tussen Lichamelijk Gehandicaptenzorg (LG) en Verstandelijk Gehandicapten (VG). Somatische zorg De zorg voor een cliënt met een lichamelijke ziekte of aandoening. Vervoer Bij de functie begeleiding of behandeling in groepsverband kan door het CIZ en BJZ ook vervoer worden toegekend. Dat is het geval als het CIZ of BJZ vaststelt dat dit om medische redenen noodzakelijk is. Het gaat dan om het vervoer van en naar deze begeleiding en/of behandeling. Betekenis Zelfredzaamheid De mate waarin iemand in staat is voor zich zelf te zorgen. Zorg in Natura (ZIN) De levering van zorg aan een cliënt door een zorgaanbieder waarmee de zorgverzekeraar afspraken heeft gemaakt. De zorgverzekeraar betaalt de kosten voor de zorg direct aan de zorgaanbieder. Zorgaanbieders Mensen of organisaties die gezondheidszorg leveren.
30/30
KADERNOTA WMO 2015
Zorgomvang Het aantal uren en/of dagdelen per week dat een cliënt recht heeft op AWBZ-zorg. p Betekenis Zorgverzekeringswet (Zvw) De Zorgverzekeringswet (Zvw) is een private verzekering waarin is geregeld dat iedereen die in Nederland woont en/of loonbelasting betaalt, verplicht een basisverzekering moet afsluiten. In de Zvw zijn de voormalige particuliere verzekering en de Ziekenfondswet opgegaan. Zorgvraag Een verzoek om hulp of zorg. Dit verzoek kan door een cliënt zelf worden gedaan, of door iemand uit de naaste omgeving van een cliënt. Hieronder staat een korte toelichting op de rol die relevante organisaties nu vervullen in de AWBZ en genoemd worden in de kadernota: ie Functie CAK Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) berekent en incasseert de eigen bijdragen voor de AWBZ en de Wmo. Het CAK is ook verantwoordelijk voor financiering van AWBZ-instellingen en het uitbetalen van de Compensatie eigen risico in de Zorgverzekeringswet. CIZ Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) beoordeelt of mensen recht hebben op AWBZ-zorg. Dit gebeurt op basis van objectieve criteria. Deze criteria zijn een vertaling van de richtlijnen van het ministerie van VWS. Organisatie Functie MEE MEE ondersteunt mensen met een beperking en hun netwerk op alle levensgebieden en in alle levensfasen, zodat zij naar vermogen kunnen meedoen in de samenleving. MEE is er voor mensen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking. Een beperking door een chronische ziekte, niet aangeboren hersenletsel of autisme. Er zijn 22 MEE-organisaties. Zorgkantoor Het zorgkantoor is verantwoordelijk voor uitvoering van AWBZ-zorg. Het zorgkantoor maakt bijvoorbeeld afspraken met zorginstellingen. Ook geeft het zorgkantoor het Persoonsgebonden budget (PGB) uit. Per regio is één zorgverzekeraar aangewezen als zorgkantoor mensen met langdurende of blijvende ernstige
31/30