19
Jo en Nop Dit is het familieverhaal van onze ouders Jo van Cauter en Nop van Cauter-Bruggeman. Het is geschreven door de zes kinderen van Jo en Nop (de derde generatie): Evy, Leo, Jim, Glenn, Victor en George.
Jo heet voluit Johannes Leonardus van Cauter, hij werd geboren op 5 augustus 1917 in Cheribon (WestJava), als oudste zoon van Melchior Johannes (Jan) van Cauter en Maria Magdalena (Marie) Immers. Nop heet voluit Nopeline Johanna Pauline Bruggeman, zij werd geboren op 18 april 1924 in Makassar (Celebes, later Sulawesi geheten), als jongste kind en enige dochter van George Johan Bruggeman en Wilhelmina Jeanette (Willie) Misero.
Nop 16 jaar oud
Jo en Nop
Papa volgde de Mulo en daarna de ambachtsschool in Soerabaja. Papa en mama maakten eind 1940 of begin 1941 kennis met elkaar in Soerabaja (de wijk Soeloeng) via Ruud, Jo’s jongere broer. Ruud kende een meisje, Lody Nijhof. Lody had een vriendin: Nop Bruggeman. Papa en mama leerden elkaar zo kennen, werden verliefd en kregen verkering. Papa was een (door actief turnen) atletisch gebouwde, goed uitziende jongeman van 23 jaar. Mama was een knap meisje van 16 jaar. Omdat papa 7 jaar ouder was, werd hij door mama’s broers, met name haar oudste broer Albert, kritisch ontvangen.
1940 Jo en Nop verkeringstijd
Hun prille geluk werd verstoord door de inval in Nederlands-Indië door Japan en het uitbreken van de oorlog in maart 1942. Het was het begin van een lijdensweg die 3,5 jaar duurde.
20
Papa werkte in Soerabaja bij de Marineluchtvaartdienst (MLD). Toen de Japanners Soerabaja binnenvielen, kreeg Papa de opdracht om mee te helpen met het onklaar maken van de landingsbanen en het opblazen van militair materiaal, ook in de haven van Soerabaja. Direct daarna zijn papa en mama op de vlucht geslagen voor de naderende Japanners. Ze gingen, samen met mama’s moeder (oma Bruggeman) en broer Paul, naar Temanggoeng, waar opa en oma van Cauter woonden. Ze trokken in bij tante Evy Holsheimer-van Cauter, in huize Leon. Op verzoek van oma Bruggeman zijn papa en mama in aller haast getrouwd, op 14 maart 1942 in Temanggoeng ten overstaan van de kepala desa (het dorpshoofd).
Jo en Nop
De Japanners kwamen papa op het spoor en dachten dat hij een Hollander was vanwege zijn blanke huid. Hij kon de Japanners ervan overtuigen dat hij een kind van opa was en dus Indisch-Nederlander. Hij werd uitgebreid en hardhandig verhoord op verdenking van de vernielingen in Soerabaja. Slechts door de schuld te geven aan oom Ruud (die inmiddels naar Australië was gevlucht) kon hij zich redden. Papa werd wel naar een interneringskamp overgebracht (Gombong), mama en oma Bruggeman bleven achter in Temanggoeng. Toen de Japanners ontdekten dat papa een expert was in de teelt van vanilleplanten, werd hij vrijgelaten uit het interneringskamp om te gaan werken op een vanilleplantage van de Japanners. Op 11 januari 1943 werd papa herenigd met mama in Temanggoeng, een dag later werd oudste dochter Evy geboren. Het gezin vertrok vervolgens naar een
vanilleplantage, waar ze gedurende 1 à 1,5 jaar hebben gewoond en gewerkt, onder strikt toezicht van Japanse militairen.
1943 Jo en Nop, Evy, Oma Bruggeman en Paul Bruggeman
Begin 1944 werd papa weer in een mannenkamp geïnterneerd. Mama, Evy en oma Bruggeman kwamen in een vrouwenkamp terecht. Op 5 oktober 1944 werd dochter Anneke in het kamp geboren. Anneke overleed op 28 april 1945, 7 maanden oud, in het kamp als gevolg van ondervoeding. Inmiddels naderde het einde van de oorlog. Op 5 augustus 1945, papa’s verjaardag, overleed zijn moeder, oma Marie. Tien dagen later, 15 augustus 1945, volgde de Japanse capitulatie en werd het gezin (papa, mama, Evy en oma Bruggeman) weer herenigd in Temanggoeng bij opa Jan. Direct na de Japanse capitulatie volgde de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Een nieuwe periode van onrust brak aan. Eind 1946 ging het gezin met oma Bruggeman terug naar Soerabaja. Papa kwam weer te werken bij de MLD. Ze waren door de aanwezigheid van Nederlandse militairen (KL’ers) relatief veilig voor de Indonesiërs. Indonesië werd definitief onafhankelijk en de soevereiniteitsoverdracht vond plaats op 29 december 1949. Nederlands-Indië
21
bestond niet meer, het land heette voortaan Indonesië. De Tempo Doeloe was definitief voorbij. Het gezin woonde toen nog steeds in Soerabaja en heeft daar op verschillende adressen gewoond: In de Paradestraat, waar Leo is geboren op 6 juli 1947 Opa Jan, Jo en Nop met Evy, Leo, Jim, Glenn Auto’s gemaakt door Jo, Soerabaja begin 1952
1947 Nop en zoon Leo
In de Jalan Pentjidilan, waar Jim is geboren op 21 mei 1949
Inhoudsopgave
1953 Nico met Evy en de jongens
Jim voor zijn geboortehuis in Soerabaja
Kort bij tante Evy en oom Theo Hajema In de Jalan Djuwono 6, waar Glenn is geboren op 21 maart 1951. Eind 1951/begin 1952) en Victor op 15 december 1952.
Toen papa wegging bij de MLD, kwam hij te werken bij een Amerikaans bedrijf geheten Lindeteves. Het gezin moest toen ook hun dienstwoning verlaten, en heeft gedurende 1,5 à 2 jaar in Hotel Pregolan in Soerabaja gewoond. De situatie in Indonesië in de jaren ’50 werd voor de Indisch-Nederlanders steeds moeilijker door het anti-nederlandse beleid van de nieuwe president Soekarno. Uiteindelijk werden de Indisch-Nederlanders voor de keuze gesteld om
22
hetzij te blijven, maar dan moesten ze gedwongen de Indonesische nationaliteit aannemen en de Nederlandse nationaliteit opgeven, hetzij te vertrekken uit Indonesië. Papa en mama besloten, mede in het belang van hun kinderen, maar met pijn in het hart hun vaderland achter zich te laten en te kiezen voor een onzekere toekomst in het verre Nederland. Eind 1955 was het zover: op 19 of 21 december 1955 vertrok het gezin uit de haven van Soerabaja (Tandjung Priok) met de SS Waterman. Papa, mama, 5 kinderen, oma Bruggeman en alleen een paar koffers. Daarin zaten al hun bezittingen die ze mee mochten nemen. De rest moesten ze achterlaten. Op dat moment was het volledig onbekend of ze Indonesië ooit terug zouden zien.
Inhoudsopgave
Foto 8 SS Waterman
De tocht duurde bijna 1 maand, via het Suezkanaal. Bijna iedereen werd zeeziek, met name door de stormen in de Golf van Biskaje. De aankomst in de haven van Rotterdam was een dag na Evy’s verjaardag op 13 januari 1956, midden in de winter. Ze zagen voor het eerst sneeuw en het was ijskoud. Bij aankomst werden in een loods de eerste warme kleren uitgedeeld ter overbrugging. Iedereen had namelijk zomerkleding aan.
Passagebiljet Ms Waterman
Bij aankomst in Nederland waren papa en mama 38 en 31 jaar, de kinderen net 13, 8, 6, 4 en 3 jaar, oma Bruggeman was 67 jaar. Het gezin werd met de bus naar de bossen van Oisterwijk gebracht, naar pension De Staalberg. Ze kwamen te wonen in twee barakken, eentje voor papa en mama met de 4 jongens. Oma Bruggeman en Evy hadden een aparte barak/kamer. In De Staalberg zou het gezin 1,5 á 2 jaar wonen. Het was een heel bijzondere periode. Om eten te krijgen, moest er elke dag een flinke afstand afgelegd worden. Met name papa, Evy en Leo hebben heel wat heen en weer gesjouwd met pannen om voor 8 personen eten te halen. 1x per week mocht er worden gedoucht. In het koude Nederland moest je natuurlijk winterkleding hebben. Geld daarvoor hadden papa en mama niet. Ze kregen een kledingvoorschot, waarmee winterjassen e.d. konden worden gekocht bij V&D Tilburg, de dichtstbijzijnde grote stad. Zo kregen ze ook een meubelvoorschot, waarmee een karige inrichting kon worden aangeschaft. Tot grote ergernis van de IndischNederlanders was men van de Nederlandse regering verplicht om deze voorschotten in termijnen terug te betalen. Een schril contrast met hoe
23
in latere jaren asielzoekers in Nederland zouden worden ontvangen. En de Indisch-Nederlanders hadden nog wel gewoon de Nederlandse nationaliteit. Papa was intussen aan het werk gegaan op Vliegbasis Gilze-Rijen, als administratief medewerker (burgerambtenaar) bij de Koninklijke Luchtmacht (het Depot Vliegtuigmaterieel (DVM)). Elke dag ging hij met de trein op en neer naar Gilze-Rijen, eerst met de fiets vanuit de bossen van Oisterwijk naar het station, en in Rijen vanaf het station met de legerbus naar de vliegbasis. Papa was kostwinner voor een gezin met 8, later 9 personen.
Inhoudsopgave
In De Staalberg kreeg het gezin regelmatig bezoek van de familie Koster, en van oom Ruud van Cauter die net als papa ook op vliegbasis Gilze-Rijen werkte.
Contractpension De Staalberg in Oisterwijk winter 1956 volgorde Evy Leo Jim Glenn, George Koster, Victor, Hilde en Richard Koster
Contractpension De Staalberg in Oisterwijk winter 1956 bezoek Ruud
In december 1957 kreeg het gezin een woning toegewezen in Rijen, aan de Hilsondishof 4. Daar werd op 31 maart 1960 jongste zoon George als nakomeling geboren. Victor was op dat moment 7 jaar. Evy had graag na 4 broertjes een zusje willen hebben, maar helaas.
1960 George 3 maanden
1961 Jo met jongste zoon George
De woning aan de Hilsondishof 4 was een kleine hoekwoning met 4 slaapkamers, een kleine badkamer en een zolder met een houten vloer en een vlizotrap. Een erg kleine woning voor 9 personen. Bij het huis werd een halve dierentuin gehouden: konijnen, 1 haan, kippen, kuikens, 3 witte eenden, een marmot. Met Kerstmis waren er elk jaar opeens een konijn en een paar
24
kippen minder. Om de dieren te voeren moesten de jongens na school schallen (paardebloemen) steken en gras plukken.
Jo ontmoet Prins Bernard
Inhoudsopgave
Konijnen fokken
De kleinste slaapkamer in huis was in gebruik door Oma Bruggeman. Oma heeft tot haar overlijden in 1971 bij het gezin ingewoond. Oma las vaak in de Bijbel en zong vaak psalmen. En ze verwende haar kleinkinderen enorm. Een vol huis dus, pas toen de oudste kinderen in de loop van de tijd het huis uitgingen werd het wat rustiger. De Hilsondishof 4 is uiteindelijk tot het jaar 2001, dus meer dan 40 jaar, de thuisbasis van mama en papa, en later papa alleen, gebleven. Het gezin van Cauter was één van de eerste gezinnen in de buurt met tv in huis. Een kleine zwart-wit tv. Op zaterdagmiddag zat het huis vaak vol met kinderen uit de buurt. Papa werkte tot halverwege de jaren ’70 op de Vliegbasis Gilze-Rijen. Hij heeft als lid van de Ondernemingsraad ooit Prins Bernhard ontmoet. Toen hij in 1976 op bijna 60-jarige leeftijd de gelegenheid kreeg om met vervoegd pensioen te gaan, greep hij die aan.
Mama deed, zoals de meeste vrouwen in die tijd, het huishouden. Ze was een lieve, zorgzame en volgzame vrouw, die haar hele leven lang veel belang hechtte aan een goede gezins- en familieband. Naar de kinderen toe had papa thuis de wind er goed onder. Regelmatig kregen de kinderen op hun donder als papa bij thuiskomst van zijn werk van mama hoorde wat ze nu weer hadden uitgespookt. Papa was in 1958 medeoprichter en eerste voorzitter van de voetbalvereniging EVV ’58, officieel de afkorting van Eendracht Verwerft Victorie, maar van oorsprong betekende het Elf Vlugge Ventjes. Jarenlang was EVV zijn lust en zijn leven en tot in de jaren ’70 ging hij wekelijks naar de voetbalwedstrijden kijken. Ook had EVV eerst een handbalafdeling, dat later verzelfstandigde in RHV. Papa was lange tijd voorzitter van de Stichting Medische Sportkeuring in Gilze-Rijen. Ook was hij de initiatiefnemer van de nieuwbouw van een eigen kantine voor EVV en had hij vele contacten met de gemeente Gilze-Rijen. In de jaren ’60 werd in de zomervakanties door de 4 oudste zoons Leo, Jim, Glenn en Victor als vakantiewerk aan aardbeienplukken gedaan. Wekenlang werd er geplukt. Het waren ook erg lange dagen. Het is niet te tellen hoeveel aardbeienkistjes ze hebben gevuld. De jongens gingen op de brommer naar een boer in Molenschot en later boer