De Kerkuil in 2010
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP Jaargang 24 1
1
Inhoudsopgave
█
2 Inleiding
3
█
3 Broedresultaten broedseizoen 2009
4
█
4 Regio-nieuws
6
█
5 Roofvogelshows en –demonstraties
12
█
6 Broedplaats voor kerkuil gezocht
14
█
7 Martin Gaus: ‘Heel goed, Liesbeth’
15
█
8 Muizenpiek op komst (2010)
16
█
9 Waterspitsmuis in Flevolandse braakballen
18
█
10 Braakbalvondst grote bosmuis (Apodemus flavicollis) bij Enschede
19
█
11 Bijzondere vangsten……
21
█
12 Een noodlottige speling der natuur?
22
█
13 Zóveel muizen, geen broedsel ………
24
█
14 Uilen en wij
25
█
15 Een schroefje los bij uilenmannen
28
█
16 Databank en SOVON
29
█
17 Coördinatoren werkgroepen
30
Bijlage:
Ontwikkelingsstadia van Kerkuiljongen
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
2
█ 2 Inleiding De kerkuilenwerkgroep West-Overijssel – Noordoostpolder gaat haar 25 jarig bestaan in. De 24e nieuwsbrief ligt daarom voor u. Na vele voorbereidingen in 1986, een voorbereidend gesprek met Johan de Jong uit Drachten op 5 maart 1987 en twee voorbereidende bijeenkomsten met mensen uit de regio’s in Ommen en Bergentheim, ging de werkgroep op 10 maart 1987 officieel van start. Daarvoor waren er overal in de provincie al (ongeorganiseerd) mensen bezig met het plaatsen van kasten en bestonden er contacten met Sjoerd Braaksma, de voorganger van Johan de Jong. Minder bekend dan deze voortrekkers zijn de namen van kastenbezitters die al (lang) vóór 1987 hun schuren/boerderijen beschikbaar hebben gesteld voor de kerkuil, sommigen al meer dan 35 jaar. De inmiddels 91-jarige heer A. Smid uit Brucht (Hardenberg) staat met name symbool voor alle mensen die al decennia lang kerkuilen binnenshuis hebben en nauw samenwerken met de kerkuilenwerkgroep. De uitstraling die zij hebben gehad naar de omgeving, waardoor er steeds meer mensen enthousiast raakten voor de kerkuil, was werkelijk groots.
De 91-jarige heer A. Smid uit Brucht, symbool voor mensen met een groot hart voor kerkuilen.
Een toenemende leeftijd vraagt enerzijds om een verandering van contact met de kastenbezitters. Bij velen staat niet alleen het contoleren van de kasten op de voorgrond, maar krijgt een bezoekje een sociaal tintje: naast de broedresultaten vraagt het persoonlijke wel en wee om aandacht en tijd. Dat is goed. Lief en leed worden dan gedeeld. Anderzijds krijgt de werkgroep gelukkig ook te maken met jonge, gemotiveerde mensen die de toekomst opnieuw inhoud willen geven met eveneens jonge kastenbezitters. Hoopvol! Door de jaren heen hebben we de ‘ups-and-downs’ van de broedsuccessen van de kerkuil leren kennen. Het afgelopen jaar (2010 en daarvoor 2009) heeft het topjaar 2007 (ruim 3.200 geregistreerde broedsels) in Nederland teruggebracht tot het niveau van 2066. Voor West-Overijssel/Noordoostpolder van 293 (2007) broedparen tot 162 (2010). Twee sneeuwrijke winters hebben -blijkbaar- hun tol geëist! Veel broedkisten zijn het afgelopen jaar leeg gebleven, zelfs kasten waarin jaren achtereen werd gebroed. Toch wanhoopt de werkgroep niet, we hebben dit vaker meegemaakt: 1990-1991 (landelijk van 1130 naar 597 broedparen), 1996-1997 (van 1357 naar 796 broedparen). Het komende jaar rekent de werkgroep opnieuw op een prettige samenwerking en laten we wederzijds hopen dat de neergaande lijn gewoon een ‘natuurverschijnsel’ en tijdelijk is. Ger Snaak/Hardenberg
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
3
█ 3 Broedresultaten broedseizoenen 1990 - 2010 Nr.
90
91 92
93
94
95
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
28
22 25
33
36
31
45
30 5
37 6
46 6
54 15
61 20
39 ***
40 9
50 7
54 5
43 3
49 10
41 15
40
34
5
3
3
1
1
7
1
4
2
5
---
2
4
3
8
8
Regio 1 2
a.Steenwijk b.Genemuiden/ Vliegvlug a. Mastenbroek/Noord
2
1
---
---
---
b.Mastenbroek
2
overig bij Regio Zwolle
3
2
Kampen bij Regio Zwolle
4
Staphorst
15
10 15
12
10
8
10
9
10
14
17
15
15
9
17
22
15
24
31
15
18
5
Zwolle
4
2
2
2
1
1
2
1
1
2
8
8
5
5
9
11
5
12
9
7
4
6
Dalfsen
1
1
1
2
0
0
1
---
2
3
3
4
3
3
9
9
4
8
8
6
5
7
Heino
2
1
1
3
2
2
2
2
2
2
4
7
7
5
6
8
6
9
15
4
5
8
Ommen
7
1
3
6
5
5
6
2
4
7
12
19
16
15
19
27
22
26
30
17
12
9
Hardenberg
15
5
6
10
9
19
23
6
7
15
20
32
29
17
22
29
21
27
27
19
17
10
a Nijverdal b Holten
6
1
2
7
6
7
7
4
5
8
14
21
17
10
10
18
13
16 6
14
5
6 3
11
Markelo
2
1
1
1
0
0
1
1
1
1
1
---
---
---
---
--
--
--
--
--
--
12
Bathmen
1
1
0
2
1
1
1
0
1
1
3
---
5
4
4
7
5
8
8
1
4
13
Deventer
6
5
4
5
2
2
2
1
2
1
2
1
2
3
2
9
1
5
6
4
--
14
1
0
3
2
2
2
2
2
1
1
4
4
8
2
5
5
5
7
1
5
6
7
7
8
7
7
12
14
20
21
14
20
20
16
6 3 25
6
15
a. Den Ham b. Vroomshoop Raalte
24
2 2 14
1 1 14
16
Avereest
1
3
4
4
3
3
5
3
4
6
7
10
8
6
6
6
6
14
14
7
6
17
Noordoospolder
7
8
2
12
14
11
17
8
11
13
23
22
22
14
23
21
13
22
21
17
19
18
Wijhe / Olst
---
--- ---
---
0
2
4
1
2
5
2
4
4
6
6
9
4
13
11
5
10
Totaal
109 65 76 110 99 102 143 83 107 145 205 248 203 163
217
257
182
173
167
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
293 286
jaargang 24
4
Landelijk geregistreerde broedgevallen van de kerkuil Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
5
4 Regionieuws 4.1 Steenwijk
Wolter Engelsman
Alhoewel we nagenoeg geen meldingen van dode kerkuilen hebben gekregen, waren onze verwachtingen vanwege de sneeuwwinter 2009-2010 niet erg hoog gespannen. Het eindresultaat viel ons echter niet tegen. We kwamen in het broedseizoen uiteindelijk uit op 34 broedsels, tegen 40 paar in het jaar ervoor. Op 4 september 2010 hebben we ook meegedaan aan de Aktie ‘Over het hek’, een open dag van diverse bedrijven in de regio. In Sint-Jansklooster hadden we een standje ingericht bij een van onze nestkasthouders. Het weer werkte mee, waardoor het de gehele dag gezellig druk was en veel bezoekers onze stand bekeken hebben of een praatje maakten, Het leverde ons een nieuw adres op voor het plaatsen van een kerkuilenkast. In de rietschuur, waar wij stonden met onze stand, hing de kerkuilenkast ook en hoog tussen de dakspanten kon men nog de kerkuil in levende lijve zien zitten. Op zaterdag 30 oktober 2010 hebben we meegedaan aan de Aktie “Nacht van de nacht’. Op de plaats waar wij stonden met ons standje, jon men ook een stel uilen in de nestkast volgen m.b.v een camera en TV. Op 6 november 2010 hebben we ons gepresenteerd op de 10e Overijsselse Vogelaarsdag, waar zo’n 160 vogelaars aanwezig waren.
Wolter achter de stand van de K.B.S.
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
6
4.2 Ommen
Han Bouman
DE KERKUIL IN OMMEN IN 2010 De broedresultaten van de kerkuil in de regio Ommen zijn dit jaar wederom teleurstellend te noemen. De oorzaak zal gelegen hebben in een slechte start wat betreft de muizenstand en een wat langer durende winter dan normaal. Tijdens de winter heeft er gedurende langere tijd een sneeuwdek gelegen, waardoor de muizen voor de uilen onbereikbaar waren. We hadden dit jaar in de regio 13 kerkuilbroedsels. Dat zijn 4 broedsels minder dan in 2009. Waarschijnlijk is een van de broedsels een tweede broedsel, maar dit hebben we niet met zekerheid kunnen vaststellen. We zijn dit jaar dus weer in broedaantallen gedaald n.l. van 17 naar 13. Dat betekent dus dat ook het aantal jongen is gedaald van 45 in 2009 naar 36 in 2010. Dit is een teruggang van 20 % ten opzichte van 2009. Zoals in de onderstaand tabel is te zien, is ook in het ons omringende gebied, de stand van de kerkuil gedaald. plaats Ommen Hardenberg Gramsbergen Dalfsen Den Ham/Vroomshoop Totaal
nesten
jongen
gemiddeld aantal jongen 2.8 3.3
13 8
36 26
5 5 2
13 15 7
2.6 3.0 3.5
33
97
2.9
datum 1e eileg 03-04-2010 15-04-2010 07-04-2010 09-04-2010 02-04-2010
Het gemiddeld aantal jongen per nest is dit jaar een fractie hoger, n.l. van 2.6 in 2009 naar 2.7 in 2010. Alle jonge uilen zijn weer van een ring van het Vogeltrekstation voorzien. Het eerste ei werd gelegd op 3 april. De meeste legsels ontstonden in de weken tussen 3 april en 23 april. Dit is ruim een week eerder dan vorig jaar. Tijdens de controles troffen we ook 3 nestkasten aan waarin niet gebroed werd maar waar wel een oude vogel aanwezig was, ook deze uilen werden geringd.
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
7
In bovenstaande grafiek zien we het verloop van de broedsels in Ommen over de laatste 10 jaar. We zien dat gedurende de laatste jaren een halvering van het aantal broedparen is ontstaan. Na een stijging in 2004 is er in 2008 een daling opgetreden die zich nog niet lijkt te herstellen, daardoor zitten we beneden het niveau van 2001. In het jaar 2010 heeft de muizenstand zich weer redelijk hersteld en onze hoop is dat wij in 2011 weer gaan klimmen wat het aantal broedparen betreft. Maar dan moeten we niet teveel sneeuw hebben en geen al te lange winter. 4.3 Raalte
Paul Uijttenboogaart
“Oppassen!................. het heilige vuur lijkt er uit” Al vanaf 1989 zijn Jan en ik actief als Kerkuilenwerkgroep Raalte. In de loop der jaren hebben we van alles meegemaakt. De landelijke getallen hebben we zien stijgen van 300-400 tot 3200 broedparen in 2007. Toch zijn er ook duidelijk andere dingen merkbaar die het voortbestaan van de kerkuilenwerkgroep in gevaar brengt. Gelukkig hebben we sinds enkele jaren de hulp van Gerard van den Enk die vooral door zijn handigheid maar ook mede door zijn contacten een waardevolle aanvulling voor de kerkuilenwerkgroep is geworden Jan en ik worden duidelijk ouder en kunnen onvoldoende enthousiaste mensen vinden als aanvulling op de Raalter Kerkuilenwerkgroep. Het zou zo plezierig zijn om onze groep met
een drietal mensen te kunnen uitbreiden waarbij je dan de taken per deel goed kunt verdelen ” Ladder op de auto, ladder van de auto, de ladder op controle van de kast en de ladder weer op de auto” het wordt steeds meer een fysieke inspanning.
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
8
De jeugd van tegenwoordig is, een enkeling daargelaten, meer met alle verschijnselen in de maatschappij bezig dan met de natuur. Daarnaast worden we ook niet leniger en nemen we minder snel risico’s bij de controle ,plaatsing en onderhoud van de broedkasten. Controle met een camera blijft behelpen en vaak moet je dan alsnog bij de kast klimmen om ze te controleren Het wordt steeds duidelijker dat het aantal van ± 95 broedkasten voor ons teveel wordt om dit jaarlijks volledig te controleren en onderhouden. Plaatsing van een oproep op de Raalter vrijwilligersbank en werving bij het plaatselijke IVN heeft tot op heden vrijwel niets opgeleverd. Vaak zie je dan dat mensen het leuk vinden om af en toe te helpen, maar dat hun motivatie na verloop van tijd snel afneemt. Een ander probleem is dat we niet in het bezit zijn van een ringvergunning. Heb je eindelijk de ronde gemaakt waarbij je de meest waarschijnlijke broedlocaties hebt bezocht moet je de ronde nog een keer doen met de ringer. Omdat er al duizenden kerkuilengegevens bekend zijn vraag je je wel eens af of dit allemaal nog zin heeft. Het afgelopen jaar hebben we mede hierom afgezien van het laten ringen van de jongen. Nu er echter na een daljaar én twee moeilijke winters met veel sneeuwbedekking een substantiële dip zit in de landelijke populatie kerkuilen zullen we dit voorjaar er toch wel weer de schouders onder zetten. Dit omdat het gewoon nodig is voor de kerkuilen. Je beseft vooral in deze slechte tijden dat je het vooral doet omdat je de kerkuil wilt helpen. Misschien kunnen we in de komende jaren de efficiëntie bij de plaatsing van nestkasten en controles nog verhogen. Misschien is het wetenschappelijk niet geheel verantwoord maar onze aanpak blijft onze aanpak. Geen controle in de eifase, minder vaak jongen laten ringen en vrijwel geen nacontrole spaart ons veel tijd en energie. De legendarisch en inspirerende woorden van Ramses Shaffy zullen we maar toepassen: ”Laat me, laat me , laat me mijn eigen gang toch gaan,……. laat me ,laat me, ik heb het altijd zo gedaan. En natuurlijk “We zullen doorgaan…………….. “
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
9
4.4 Zwolle
Kerkuilen en ladders.
Arnold Verhoeven
Een van de minder makkelijke eigenschappen van kerkuilen is dat het geen grondbroeders zijn, je moet er altijd met een ladder bij. Bij de jaarlijkse controle ronde maken we gebruik van verschillende soorten ladders. Uiteraard gaat er een eigen lader mee, een tweedelige, licht, past op de auto en een redelijke hoogte. Maar de ladder hoeft niet altijd van de auto, zijn namelijk ook adressen waar een ladder aanwezig is. Meestal zijn dit ook aluminium ladders in vele maten en soorten. Al dan niet dik onder de verf, koeienstront, kuilvoer , stof en wat er al niet meer op een ladder kan zitten. Ook is er een adres waar de kast erg hoog hangt maar waar gelukkig ook een erg lange lader aanwezig is. Het is alleen een houten lader uit twee delen. Lood en lood zwaar en we hebben telkens moeite te bepalen wat nu boven , onder, achter en voor moet. Maar tot nu toe lukt het nog steeds de ladder in de benen te krijgen. Behalve de spierpijn die je oploopt bij deze klus zijn het ook de splinters in je handen de je dagen later nog herinneren aan deze controle. Gelukkig zegt de eigenaar vaak laat de ladder maar staan “ wij zijn hem daar deze dagen ook nog nodig.”. dat scheelt toch spierpijn en splinters. De 5 mooie jongen die dit jaar in deze kast zaten maakten het allemaal wel weer de moeite waard. Ook hangt er een kast bij een veevoerhandel boven op een zolder. Deze hangt lekker laag maar ondanks mijn lengte van 2 meter net te laag om zo in te kijken. Maar ook te laag voor een ladder. Gelukkig staat de zolder vol met van alles en nog wat fauteuils, bijzettafels, emmers, kruiwagens enz enz. behalve een keukentrapje. Elke keer is het weer en puzzel wat zet je op elkaar zodat het niet beschadigd of van elkaar afvalt. Op de zolder is het een grote chaos en elk jaar hoop je dat ze de fauteuils hebben laten staan. Echter zoals dat op een rommelzolder hoort is het elk jaar weer anders. Dat maakt weer wel dat het spannend blijft zowel of er jonge uilen zijn als hoe komen we erbij dit jaar.
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
10
4.6. Markelo
H. Tjoink
Merkwaardige broedplaats van een steenuil Steenuil (Foto: Yves Baptiste)
“Zeg Henrie, een van de stoeptegels die jij in het schuurtje hebt gelegd, ligt los. Kun je daar iets aan doen?”. Een vraag van de vrouw van Henrie Tjoink uit Markelo, juni 2010. Henrie komt zelf ook tot de ontdekking dat het vervelend is dat die tegel los zit en besluit het euvel te verhelpen. Tot zijn verbazing ziet hij onder de tegel 4 jonge steenuilen die nog niet zo lang geleden uit het ei zijn gekropen. Nader onderzoek laat een onder de stoeptegels liggende gang naar het nest zien van een konijn. De gang (hol) van ongeveer 1 meter lengte gaat in de richting van de buitenzijde van het schuurtje en eindigt in een ruimte tussen het schuurtje en een daartegen aangebrachte houtstapel. Henrie besluit om de tegel boven de jonge steenuilen iets op te lichten met behulp van een baksteen en ‘de zaak’ te laten rusten. Na twee dagen zijn alle jonge steenuilen verdwenen, althans: ze zitten buiten in de ruimte tussen het schuurtje en de houtstapel. Henrie bemerkte dat toen hij in zijn auto ging ‘posten’ en een adulte steenuil achter de houtstapel zag verdwijnen. Henrie heeft de dieren zien opgroeien tot volwassen vogels. Hopelijk gaat een ervan in de toekomst gebruik maken van een van de kasten die al in de buurt van het konijnenhol waren geplaatst. Henrie Tjoink plaatst een steen naast het nest en legt vervolgens daarop de stoeptegels om voor wat veiligheid te zorgen. Het pijltje op de linker foto geeft de plaats aan waar de jonge steenuilen onder de stoeptegel zitten.
Ger Snaak
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
11
█ 5. Roofvogelshows en -demonstraties De Werkgroep Roofvogels Nederland is faliekant tegen het gebruik (beter gezegd: misbruik) van roofvogels voor commerciële doeleinden, waaronder roofvogelshows. Daar hebben we een aantal redenen voor: •
• •
•
•
•
Roofvogelshows worden gehouden door roofvogelhouders. Hoewel ze zichzelf valkeniers noemen, is er een hemelsbreed verschil tussen een roofvogelhouder en een valkenier (zie hieronder). Roofvogelshows en roofvogelhouderij liggen in elkaars verlengde. Het laatste is een variant op het houden van tropische - en andere volièrevogels; ziedaar ook het verschil met valkeniers. Roofvogeldemonstraties worden geacht educatieve waarde te hebben. In plaats daarvan wordt echter het consumentisme bevorderd (een dagje roofvogels kijken). De verstrekte informatie is bovendien vaak van bedenkelijk niveau. Roofvogelhouders zijn nauw verweven met de fok van roofvogels. Daarbij wordt op grote schaal hybridisatie toegepast, wat op zijn beurt in toenemende mate voor problemen zorgt bij wildlevende valken (weghouden bij de schaarse nestplaatsen, hybridisatie in het wild; Arbeitsgemeinschaft Wanderfalkenschutz des NABU NRW, Werkgroep Slechtvalk Nederland). Roofvogelshows en -houders zijn nauw verweven met handel in roofvogels, waar allerlei duistere en criminele kanten aan zitten. Hoewel deels bonafide (dat wil zeggen: naar de regels van de wet), is zonneklaar dat kieren in de wetgeving worden uitgebuit. De malafide kant onttrekt zich per definitie aan onze waarneming, al wordt af en toe een tipje van de sluier opgelicht (zie hieronder). Roofvogelshows bevorderen de wens van mensen zelf roofvogels te willen hebben.
Waar vraag is, ontstaat aanbod. Dat aanbod wordt deels gevoed met in gevangenschap gefokte roofvogels, maar - illegale- onttrekking van eieren en nestjongen aan wild levende vogels is eveneens aan de orde van de dag. Daarvoor bestaan aanwijzingen in Nederland (vooral Noord-Brabant: verdwijning van eieren of kleine jongen van haviksnesten), en tal van bewijzen in het buitenland (onder meer Groot-Brittannië, Duitsland, Slowakije). Het betreft een wereldwijde handel, waar veel geld in omgaat. Een willekeurige greep uit recente gevallen in West- en Midden-Europa: (a) in beslagneming op Heathrow, London, van plastic buizen waarmee 23 roofvogels en uilen uit Thailand werden binnengesmokkeld op 25 juli 2002 (Legal Eagle 32: 1-2, 2002), (b) de betrapping op heterdaad van een Tsjechische valkenier op 4 mei 2001 in Slowakije (jonge Steenarend uit nest gehaald: De Takkeling 9: 189-192, 2001), (c) de inbeslagneming van 70 roofvogels en uilen bij twee valkeniers in Duitsland, waarbij nader onderzoek aan het licht bracht dat zij verantwoordelijk waren voor de nestroof van 80 Haviken, >70 Raven, 66 Rode Wouwen, 19 Zwarte Wouwen en 14 Sperwers (Arbeitsgemeinschaft Wanderfalkenschutz Jahresbericht 2001/NRW: 14-15), e (d) jaarlijks worden op Russische vliegvelden tot 700 Sakervalken in beslag genomen die op het punt stonden het land uitgesmokkeld te worden (Russian Conservation News 26: 17, 2001). Door deze continue valkenroof zijn de broedpopulaties van Oezbekistan, Kazakhstan, Afghanistan, Kirgizië en Binnen-Mongolië teruggebracht tot solitaire paren en enkele kleine clusters. Het overgrote deel van de 7000-8000 Sakervalken die elk jaar naar het Nabije Oosten worden vervoerd, is illegaal verkregen (Wingspan 11(2): 9, 2002). Dit is slechts het topje van de ijsberg. Wij vinden daarom dat mensen beter naar wild levende roofvogels kunnen kijken, in plaats van shows te bezoeken of zelf roofvogels te willen hebben. In Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
12
Nederland is het waarnemen van roofvogels een eenvoudige opgave, zelfs zonder verrekijker of telescoop. De betrouwbare informatie over de leefwijze van onze roofvogels is bovendien zeer omvangrijk. Iedereen die zich in roofvogels wil verdiepen, heeft uitgebreide kansen. Zowel thuis (boeken, films, brochures) als in het veld, zowel in het verstedelijkte West-Nederland als in het bosrijke oosten van ons land. Pas dan gaan we iets begrijpen van het leven van deze vogels, van hun leefgebieden en hun prooien, van de dagelijkse problemen waar ze tegenaan lopen, de overlevingskansen, enzovoort. Een fascinerende wereld, met dagelijks nieuwe indrukken en vragen...
Zonde die leren bandjes
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
13
█ 6. Broedplaats voor kerkuil gezocht
De Stentor ed. Vechtdal 4 januari 2011
De kerkuil heeft het moeilijk, daarom zoekt de afdeling Vechtstreek van Natuur en Milieu naar goede locaties waar de vogels kunnen nestelen. Eigen foto
VECHTDAL - Het gaat niet goed met de broedresultaten van de kerkuil in het Vechtdal. Werden er alleen al in de gemeente Ommen in 2007 nog 28 broedparen geteld, in 2010 waren dat er 13. Een afname van meer dan vijftig procent, vergelijkbaar met cijfers uit de omringende gemeenten, dus wordt het tijd hier wat aan te doen, vindt de vogelwerkgroep van de Vereniging voor Natuur en Milieu De Vechtstreek. Om de broedresultaten positief te beïnvloeden, wil de vogelwerkgroep speciale kerkuilnestkasten ophangen. Daarvoor is de werkgroep naarstig op zoek naar passende locaties voor nestkasten voor kerkuilen. "We roepen daarom iedereen in het buitengebied van Ommen en omliggende dorpen op suggesties te doen voor locaties voor plaatsing van zo'n kast", zegt Han Bouman namens de vogelwerkgroep. De kerkuil was na een moeilijke periode in 2007 weer goed vertegenwoordigd. Sindsdien gaat het echter weer hard achteruit met de populatie. De laatste jaren is het aantal broedparen en broedresultaten in de regio gestaag teruggelopen met meer dan 50 procent. Dat komt deels doordat de muizenpopulatie, het voornaamste voedsel van de kerkuil, was teruggelopen. Maar ook door de lange winters met veel sneeuw de laatste jaren kon de uil niet bij de muis komen, want die maakt zijn gangen onder de sneeuw. Als een suggestie wordt gedaan, komt de werkgroep zelf beoordelen of de locatie geschikt is. "Een goede plek is bijvoorbeeld in een schuur waar de uil niet teveel verstoord wordt vlakbij een soort houtwalachtige omgeving", legt Bouman uit. Is een locatie naar het oordeel van de werkgroep geschikt, dan stelt deze een kerkuilenkast ter beschikking en zal deze in de toekomst ook onderhouden en monitoren. Met een kast helpen de mensen de populatie in stand te houden. Daarnaast is het goed voor de strijd tegen overlast door muizen. In de broedtijd heeft een koppel kerkuilen met vier jongen per nacht circa dertig muizen nodig. Bewoners van het buitengebied wie de uil wel in hun nabijheid willen hebben, kunnen contact opnemen met Han Bouman, via 0523-251520.
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
14
█7
Martin Gaus: ‘Heel goed, Liesbeth’ Van Ommen en Gaus met kerkuil
“Natuurlijk Flevoland’ , een programma van rtv-Flevoland, stond op vrijdag 7 januari 2010 onder andere in het teken van een roofvogel- en uilenshow. De show werd aangekondigd als: ‘In deze serie van Natuurlijk Flevoland gaan Gerard van Ommen en Martin Gaus op zoek naar bijzondere hobby- en huisdieren’. Inderdaad, goed gelezen: bijzondere hobby- en huisdieren! Wat die bijzondere hobby- en huisdieren waren? Amerikaanse woestijnarend, Europese oehoe, Kerkuil en nog 5 andere niet benoemde soorten. Gestimuleerd door een roofvogeldemonstratie in het safaripark De Beekse Bergen, sloeg er, volgens demonstrante Liesbeth, een virus over om zelf dergelijke demonstraties te willen houden, aandachtig gevolgd door Martin Gaus (en in mindere mate door Gerard van Ommen: ‘Ik ben niet zo van dieren, van knuffelen en vasthouden’). Gaus, op zijn eigen karakteristieke wijze: “Kijk nou eens hoe fantastisch dit is. Als je dit nu ziet gebeuren, de snelheid…. Fluisterend stil gaat ie naar zijn prooi toe. Fluisterend stil stort ie zich erboven op. En met die fantastische klauwen hem vasthouden, met die prachtige snavel het lijf verwoesten’. Gaus en Van Ommen met Oehoe
De show was één brok reclame voor het houden van uilen en roofvogels als hobbydier of huisdier. Geen kritische vragen, geen enkel woord over de zorgen van een sterk groeiend aantal verontruste vogelbeschermers over het toenemend bezit, het aanbod (handel) en het aantal demonstraties van vogels die in Nederland als huisen/of hobbydier wordt gehouden. Geen enkel woord over de wereldwijde handel in roofvogels en uilen. Geen enkel woord over de prijzen van € 250,- voor een paartje kerkuilen en meer dan € 300,- voor een Europese oehoe. Geen enkele notie van het in 2010 gepubliceerde rapport ‘Roofvogel- en uilenshows in Nederland’, in opdracht van Vogelbescherming Nederland waarin de onderbouwing van die zorg wordt weergegeven. Waarom niet Martin? Waarom niet Gerard? Is dat, Martin, omdat je groot bent geworden met echte huisdieren? Martin, je wordt bewonderd in je relatie tot honden en katten, maar alstublieft: stop met die aanmoedigende verhalen over de domesticatie van roofvogels en uilen. Stop met je verhalen over deze ‘fantastische’ vogels! Wat zou het ’fantastisch’ zijn als Martin Gaus eens in gesprek ging met Vogelbescherming Nederland en/of De Werkgroep Roofvogels Nederland, de Stichting Kerkuilenwerkgroep Nederland, de Werkgroep Slechtvalk Nederland, de Steenuilenwerkgroep Nederland…….. Laten we alstublieft uitstijgen boven de in de uitzending van ‘Natuurlijk Flevoland’ gemaakte uitspraken over vogels als: ‘Het is mijn vriendinnetje,…..het is mijn vogeltje’ en ‘Kom maar meid…...’. Dat zou onder andere voor Oehoe Fikka, die niet wilde luisteren naar Liesbeth, echt ‘fantastisch’ zijn. Fikka is geen hondje…….. Fikka heeft niets te maken met natuur, al helemaal niet in dit ‘natuurlijk Flevoland’!
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
15
█8
Muizenpiek op komst (2010)
Afgelopen broedseizoen (2009) kenmerkte zich door schaarste aan muizen. Niet alleen veldmuizen, het stapelvoedsel van Bruine Kiekendieven, Buizerds en Torenvalken, maar ook bosmuizen en rosse woelmuizen waren dun gezaaid. Aan het eind van de zomer leek zich een kentering af te tekenen: in het grasland verschenen verse holletjes, in het bos hoorde je ’s nachts links en rechts geritsel. Die ontwikkeling heeft zich doorgezet. In de herfst waren overal in het bos de kenmerkende gaten met zandkegeltjes ervoor te zien: de woon- en opslagplaatsen van bosmuizen (Foto 1). Vooral op plekken met beukenmast en eikels waren de graafactiviteiten enorm. Dat er veel bosmuizen waren, werd bevestigd zodra er sneeuw begon te vallen, vanaf 16 december 2009. Kriskras liepen de sporen over de sneeuw. Sommige kon ik over een afstand van 90 m volgen voordat ze via een zelfgemaakt gat in de sneeuw verdwenen (vaak in de buurt van een beuken- of eikenstam).
Foto 1. Ingang van bosmuishol (onder takje), met vers uitgeworpen zand in kegelvorm opzij van de opening, beukenbos op Berkenheuvel, West-Drenthe (Rob Bijlsma).
Opmerkelijk genoeg waren er bosgedeelten waar het wemelde van de bosmuissporen (tot 49 verschillende tracks per 100 m lengte), terwijl andere delen geheel muizenvrij leken te zijn (althans geen sporen op de sneeuw). Dat had met het bostype te maken: hoge dichtheid in gemengd bos en beuk, lage dichtheid in de meeste vakken grove den (maar niet alle). Foto 2. Spoor van een bosmuis op sneeuw, Berkenheuvel, West-Drenthe, 12 januari 2010 (Rob Bijlsma). De liniaal laat zien dat er ongeveer 9 cm tussen de sprongen zit, een mooie illustratie van de snel hoppende manier van voortbewegen van bosmuizen (geheel anders dan de schuifelende manier van lopen van veldmuizen en rosse woelmuizen). Let ook op het sleepspoor van de lange staart.
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
16
Het sneeuwdek openbaarde de activiteiten van bosmuizen (die veel over de sneeuw rennen), maar verborg juist de bezigheden van veldmuizen. Hun werk werd pas zichtbaar toen de sneeuw wegsmolt (Foto 3). Een dicht netwerk van loopgangen, afgewisseld met gaatjes, kwam aan het licht. Dit was extra goed zichtbaar doordat het sneeuwdek de grasmat had platgelegd. Onder die omstandigheden eten veldmuizen hun loopgangen vrij, en ontstaan de aarden weggetjes zoals op de foto goed te zien is. Als de grasmat niet platligt, zijn de loopgangen veel minder goed zichtbaar, want verborgen tussen de staande vegetatie.
Foto 3. Loopgangen en holletjes van veldmuizen in grasland, Vledder Aa, West-Drenthe, 21 januari 2010 (Rob Bijlsma).
Holletjes tellen is een beproefde methode om dichtheden van muizen te kwantificeren. Bijvoorbeeld in vaste plotjes van 1 x 1 meter. Of langs een vast transect met een breedte van 2 meter. Hoewel het – vooral bij een hoge dichtheid – lastig is te komen tot een omrekening naar een absolute dichtsheidsmaat (aantal muizen per ha, bijvoorbeeld), is deze methode goed bruikbaar om een relatieve dichtheid te bepalen. Een index dus. Verder lezen: Bijlsma R.G. 2009. Trends en broedresultaten van roofvogels in Nederland in 2008. De Takkeling 17: 7-50 (pagina 9-11 voor de muizen). Buker J.B. 1984. Aantalsschommelingen bij de veldmuis Microtus arvalis (Pallas, 1779) in de periode 1978-1981. Lutra 27: 304-311. Lisická L., Losík J., Zejda J., Heroldová M., Nesvadbová J. & Tkadlec E. 2007. Measurement error in a burrow index to monitor relative population size in the common vole. Folia Zool. 56: 169-176. Rob G. Bijlsma, Doldersummerweg 1, 7983 LD Wapse
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
17
█ 9 Waterspitsmuis in Flevolandse braakballen (Ria Heemskerk – coördinator Zoogdieratlas Flevoland) Wie de atlas van de Nederlandse zoogdieren uit 1992 ter hand neemt, ziet op de kaart van de Waterspitsmuis (Neomys fodiens) een wit gebied voor de provincie Flevoland. De tekst vermeldt wel enkele oude vondsten in braakballen, afkomstig uit een boerderij aan de Uiterdijkenweg in Luttelgeest (gem. Noordoostpolder). Daar wordt wel de kanttekening bijgeplaatst dat het goed mogelijk is dat de dieren niet in de polder, maar in de kop van Overijssel, waren gevangen. Hemelsbreed is de afstand minder dan één kilometer. Daarnaast wordt melding gemaakt van enkele waarnemingen van de soort, die niet onbetwistbaar zijn. Nu in het kader van de nieuwe zoogdieratlas, intensief naar zoogdieren wordt gespeurd, worden kerkuilen weer dankbaar gebruikt als leveranciers van potentieel onderzoeksmateriaal. Enkele honderden braakballen uit Flevoland zijn inmiddels uitgeplozen. Ook enkele partijen van de Uiterdijkenweg werden geplozen. Groot was de opwinding toen in een klein partijtje ballen een schedel van een Waterspitsmuis tevoorschijn kwam. Enkele maanden later was het opnieuw raak. Ballen van een boerderij aan dezelfde weg, op 3 km afstand van de vorige, leverden maar liefst drie Waterspitsmuisschedels op. Beide kerkuilterritoria liggen op de grens van de polder, op vliegafstand van de Weerribben. Het is dus goed mogelijk dat de Waterspitsmuizen daar gevangen zijn. Maar het is niet ondenkbaar dat ze ook op Flevolands grondgebied voorkomen. Er zijn plannen om daar met de veldwerkgroep van de Zoogdiervereniging nader onderzoek naar te verrichten dit najaar.
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
18
█ 10 Braakbalvondst
grote bosmuis (Apodemus flavicollis) bij Enschede
In een door Ecogroen Advies BV te Zwolle aan mij geleverde braakbalpartij uit de buurtschap Smalenbroek (259.0-466.8) ten zuidoosten van Enschede (februari 2010) zijn een schedel en twee onderkaken van de grote bosmuis (Apodemus flavicollis) aangetroffen. Deze eerste braakbalvondst van de grote bosmuis in de provincie Overijssel sluit aan bij eerdere vangsten rond Winterwijk en een onzekere waarneming in Twente (Aamsveen), waarmee het vermoeden wordt bevestigd dat de grote bosmuis op meerdere plaatsen in Oost- Nederland voorkomt. De vondst sluit ook aan bij recente waarnemingen in Münsterland die op migratie in westelijke richting wijzen (fig.2) Bij mijn eerste beoordeling leverde, door het niet in bezit hebben van vergelijkingsmateriaal, met name een in 2008 door Dr. Henning Vierhaus gepubliceerd verloop van een schedelnaad bij het gevonden exemplaar enige onzekerheid op (fig. 1). Dit kenmerk wordt door Vierhaus als volgt omschreven: ‘Naht zwischen Zwischenkiefer und Maxillare verläuft gewöhnlich nach vorn und umfasst weitgehend die hier vorhandene Grube”. Voor de bosmuis (Apodemus sylvaticus) wordt dit kenmerk omschreven als: ‘Naht zwischen Zwischenkiefer und Maxillare zieht unmittelbar nach oben und verläuft durch die Grube vor der Zygomatischen Platte’.
©Foto: Johan Poffers
©Foto: Ger Snaak
Fig. 1: Verloop van de schedelnaad bij Apodemus flavicollis (links) en Apodemus sylvaticus (rechts)
Om meer duidelijkheid te krijgen of het hierboven omschreven kenmerk van de grote bosmuis van toepassing is op het rond Enschede gevonden exemplaar, is het probleem voorgelegd aan Bauke Hoekstra uit Almelo. Over de lengte van de kiezenrij (>4.0), onderkaak (> 15), diastema (5.9-8.1) en de dikte van de snijtanden bestond duidelijk eenstemmigheid: Apodemus flavicollis. Wat betreft het verloop van de omschreven schedelnaad is besloten om het probleem voor te leggen aan Vierhaus. Het antwoord van Vierhaus luidt: ‘Und der Nahtverlauf ………..entspricht voll und ganz dem, wie ich das von meinem flavicollis-Material her kenne’. De lengte van de kiezenrijen en de dikte van de snijtanden vallen ook bij Vierhaus binnen het bereik van Apodemus flavicollis. Het is niet onwaarschijnlijk dat de ‘Smalenbroekse’ grote bosmuis, evenals in de Achterhoek, deel uitmaakt van een hier al langere tijd aanwezige levensvatbare groep. Het is daarom wenselijk om het in het verleden verzamelde Apodemus-materiaal uit het grensgebied van Twente nog eens kritisch te bekijken. Recente waarnemingen (2001-2009) van de soort ten oosten van Meppen (Niedersachsen) moeten ook de zoogdierbeschermers Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
jaargang 24
19
in Drenthe en Noordoost-Overijssel ‘scherp houden’ voor te verwachten vondsten in deze gebieden. Mogelijk heeft de grote bosmuis ook hier de grens al dichter bereikt dan bekend is. Thomas Herrmann mailt: „Die deutsch-niederländische Grenzregion ist danach bezüglich der Gelbhalsmaus noch ‚terra incognita’. Het gevonden materiaal van de grote bosmuis te Smalenbroek wordt opgenomen in de collectie Hoekstra te Almelo. Literatuur: 2008. Vierhaus, H. Säugetiere in Eulengewöllen aus Westfalen und Deutschland. Bestimmung ihrer Schädelreste. Bad Sassendorf-LohneA Ger Snaak / Hardenberg E-mail:
[email protected]
Fig. 2: Areaaluitbreiding grote bosmuis in westelijke richting
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
20
█
11
Bijzondere vangsten……
Ger Snaak
Een bijzondere melding van een muizenvangst kwam er in 2010 uit Nutter (Twente) : een muis waarbij in een deel van de haren het pigment ontbrak en daardoor wit was. Het beestje was aanvankelijk door de waarnemer gedetermineerd als huisspitsmuis, maar na verloop van tijd ontstond er twijfel bij hem. Hij was gelukkig zo verstandig om meerdere opnamen van het diertje te maken en……… anderen te vragen of de determinatie juist was. Bij het maken van een opname ontstaan al vaak meteen de problemen. Waar let je op? Welke uiterlijke kenmerken moeten worden vastgelegd om een soort ‘als zeker’ te kunnen duiden? Het diertje op bovenstaande afbeelding vertoont leucisme, een erfelijke afwijking. De afwijking was eenzijdig, alleen aan de rechterkant kwam witkleuring voor. Door het maken van meerdere foto’s werd dit ‘hard’ gemaakt. Desondanks: hèt kenmerk ontbrak op alle afbeeldingen, nl. het doorlopen van de donkere kleur van de rug tot in de voorpoten, waarmee het verschil met andere soorten eveneens ‘hard’ zou zijn gemaakt. Verschillende mensen hebben zich gebogen over de opnamen. Over een ‘ding’ was iedereen het snel eens: het is geen huisspitsmuis. Er waren nog twee overblijvende mogelijkheden: een bosspitsmuis of een veldspitsmuis. En dan blijken meerdere opnamen, genomen op het juiste moment, weer van belang te zijn (op bovenstaande foto komt dat niet tot uitdrukking): verschillen in lichaamsvorm en -houding wanneer het diertje loopt. Dat laatste kun je niet uit boekjes halen. Alleen door het veel bestuderen van de dieren (door ze regelmatig te vangen en ze tijdelijk in gevangenschap te volgen) kun je je deze eigenschappen eigen maken. De soort? Op basis van het vastgelegd ‘gedrag’ (de uitdrukkingsvorm) is het zeer waarschijnlijk een (leucistische) veldspitsmuis. Alleen schedelonderzoek geeft honderd procent zekerheid.
Foto: Sil Westra
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
21
█ 12
Een noodlottige speling der natuur?
Florian Bijmold
Op 18 augustus werd ik in de avond opgebeld door André Donker (boswachter NM) met de vraag of ik tijd kon vrijmaken om naar Doldersum toe te komen om een gewonde jonge kerkuil bij een kennis ( een boer uit de buurt ) op te halen. Maar natuurlijk was mijn antwoord. Tussentijds seinde ik mijn goede makker Sjoerd Haantjes in die een asiel heeft voor roofvogels en uilen en waarmee ik samen al jaren de kerkuilenkasten controleer bij boeren in de Noordoostpolder. Ik vertelde Sjoerd dat ik op weg was naar Doldersum om een gewonde kerkuil op te halen en vroeg hem nog even op te blijven, geen probleem melde Sjoerd me. Het was ruim een uur of tien in de avond toen ik op de boerderij arriveerde in Doldersum, André, de boer en zijn vrouw stonden me al op het erf op te wachten en wezen me de plaats in de oude ligboxenstal waar het ‘’gewonde’’ kerkuiltje zich zou ophouden. Toen de lichten aangingen in de ligboxenstal, zagen we niet één jong kerkuiltje schichtig rondhuppelen, maar ook nog een tweede! Het viel me meteen op dat beide dieren hetzelfde probleem hadden, namelijk een hangend slepend linker vleugeltje. André en ondergetekende konden zonder moeite deze twee jonge uiltjes oprapen. Ze waren goed doorvoed en blijkbaar voerden de ouder vogels nog steeds prooien aan. Eenmaal in de hand, kon ik de jongen nader inspecteren en vaststellen dat er geen verwonding of letsel aan de vleugels waren te ontdekken. Aangezien beide dieren dezelfde kwaal hadden, stonden we voor een raadsel. Ik vroeg de boer waar zich de kerkuilenkast bevond in de schuur, waarop hij me antwoordde, dat er geen kast hing, maar dat de kerkuilen op een plek mogelijk achter een spant, hadden gebroed. Meteen werd mij de vraag gesteld, en hoe nu verder? Zijn deze weerloze uiltjes nog te redden? Ik moest natuurlijk een eerlijk antwoord geven. Tja, zoals het er nu uitziet, lijkt het op een volledige vergroeiing van de vleugels en is daar weinig meer aan te doen. Waarschijnlijk zal Sjoerd de uiltjes moeten euthanaseren. De boer en zijn vrouw waren daar gelukkig heel nuchter onder en begrepen de ernst van de zaak. We rolden de twee jonge uiltjes in een handdoek en ik nam ze mee voor nader onderzoek naar het adres van Sjoerd Haantjes. Het was kwart over elf in de avond toen ik in Emmeloord aankwam en de vogels overdroeg aan Sjoerd. Hij bekeek en bevoelde de dieren en keek me scheef over zijn bril aan. Die gaan het niet redden hoor… was zijn antwoord. Hij voelde aan de gewrichten en probeerde de vleugels te bewegen, maar dat lukte helemaal niet. Uiteindelijk werden de uiltjes uit hun lijden verlost. Het was jammer genoeg erg laat geworden en ik moest de volgende dag alweer vroeg naar mijn werk. Sjoerd beloofde me dat hij de volgende dag autopsie zou plegen op de vogels, want we waren natuurlijk erg benieuwd wat die dieren nu eigenlijk onder hun leden hadden. De volgende dag belde Sjoerd me op en vertelde me dat hij de vleugels minutieus had ontleed en de botten met gewrichten had blootgelegd. Met enige verbazing vertelde hij me dat de vogels een identieke vergroeiing hadden aan het spaakbeen en ellepijp. Ook de handbeentjes waren volledig krom gegroeid. Dit had Sjoerd in de 40 jaar dat hij te maken heeft gehad met verzwakte roofvogels en uilen nog niet eerder meegemaakt. Sjoerd en ondergetekende legden de beenderen vast op foto en stuurde dit naar onze regio coördinator Ger Snaak, met de vraag of hij dit euvel zou kunnen duiden. Ook Ger was verrast en vertelde ons dat hij dit ook nog niet eerder was tegen gekomen. Hij drong erop aan om alles goed op foto vast te leggen en e.e.a. goed te beschrijven en zo nodig de restanten van de dode kerkuilen in de diepvries te bewaren. Uiteraard werden deze adviezen opgevolgd. Nadat we enige literatuur hadden geraadpleegd en we ons hadden verdiept, kwamen we niet verder dan een ‘’noodlottig speling der natuur’’. Maar zou het ook iets erfelijks kunnen zijn. Om die vragen te kunnen beantwoorden heb je meer gegevens Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
22
en wellicht een langjarig onderzoek nodig. Intussen had ik contact gehad met André Donker en hem verteld dat hij contact moest zoeken met de regiocoördinator van de Kerkuilen Werkgoep in Drenthe dhr. Frans Geene. Uiteindelijk kreeg André kennis aan Dhr. Popken, die voorheen in de regio de kerkuilenkasten controleerde. Dhr. Popken zou zorgen dat er op locatie een kerkuilenkast zal worden opgehangen in de oude ligboxenstal, zodat we hopelijk komende jaren een beter inzicht kunnen krijgen van de broedsels die het ouderlijk paar in de toekomst zullen voortbrengen. André Donker en Dhr. Popken zijn bereidt om volgend seizoen de kerkuilen bij deze vriendelijke boer te volgen, want we zijn natuurlijk erg benieuwd hoe het komende broedseizoen e.e.a. zal gaan uitpakken. Wij hopen dus op een vervolg. Mijn dank gaat uit naar André Donker (NM), Sjoerd Haantjes, Ger Snaak, dhr. Popken en de Familie Driesen uit Doldersum. Florian Bijmold Henric de Cranestraat 112, 8374 KR Kuinre
[email protected]
Boven (vergroeide beenderen van de linker vleugel) Onder ( de beenderen van de rechtervleugel, niet vergroeid)
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
23
█ 13 Zóveel muizen, geen broedsel………
Ger Snaak
‘Ik snap er niets van, het barst hier van de muizen en de kerkuil komt niet tot broeden. Hoe zit dat met de kerkuil die niet broedt , terwijl ik al het hele jaar zo’n last van de muizen heb”, vroeg een bezorgde kerkuilbeschermer in de zomer van 2010. Om tot voorplanting te kunnen komen is er een eicel-, zaadcelproductie nodig en een juist op elkaar afgestemd voortplantingsgedrag (bijvoorbeeld de balts). Zowel de productie van voortplantingscellen als het ontstaan van voortplantingsgedrag worden bepaald door vele hormonen, waartussen een nauwe afstemming bestaat om voortplantingsorganen en allerlei meetinstrumenten in de hersenen op het juiste moment te activeren. Wanneer deze samenwerking niet goed is, is er sprake van onbalans. De onbalans kan betrekking hebben op zowel het voortplantingsgedrag (er wordt niet gecopuleerd) als op de productie/ontwikkeling van eicellen en zaadcellen (geen eieren, geen bevruchting e.d.). Voortplanten is dus alleen mogelijk als delen van de hersenen, de eierstokken en de testes via boodschappers (hormonen) de juiste informatie op het juiste moment krijgen.
Parende veldspitsmuizen: hormonale afstemming, op het juiste moment.
Deze afstemming kan door allerlei factoren worden geremd/beïnvloed. Een daarvan is het voedsel. Iedereen weet dat de voedselsituatie in de concentratiekampen in de tweede wereldoorlog bij vrouwen leidde tot problemen in de menstruatiecyclus en deze vrouwen onvruchtbaar waren. Dit geldt ook voor kerkuilen. Bekend is dat het gewicht (voedselvoorraad, waaronder vet) verband houdt met de vruchtbaarheid. De hoeveelheid opgeslagen voedsel (en kerkuilen hebben ‘van nature’ al weinig vetopslag) wordt door de hersenen ‘berekend’ om vervolgens, via hormonen, de voortplantingsorganen te stimuleren of ‘stil te leggen’. Wanneer kerkuilen na een sneeuwrijke winter onvoldoende voedsel hebben opgeslagen (doordat de muizen er wel waren, maar door de sneeuw onbereikbaar) is hun hormoonhuishouding in het voorjaar gedeeltelijk of compleet verstoord. Het herstel vraagt om tijd! Dit kan zelfs maanden duren. Onbalans kan leiden tot een geringe werking van de eierstokken met weinig eicelrijpingen ( kleine broedsels) of, bij herstel, tot late broedsels. Wanneer een muizenarm jaar gepaard gaat met daaraan voorafgaand sneeuwrijke winter, kan dit (door een sterke, langdurige onbalans in de hormoonhuishouding) leiden tot een zeer slecht kerkuilenjaar. Muizen- en sneeuwrijke winters kunnen daartoe eveneens leiden. De kerkuilen zijn er wel, maar de kasten zijn leeg. Muizen genoeg, maar niet bereikbaar? De kerkuilenhormonen reageren……….. Ook stress, als gevolg van verstoring bij de broedkist tijdens de ei-fase, zet de werking van hormonen in gang die tot onbalans bij andere hormoonafstemmingen en gedrag leiden. Gevolg: mislukt broedsel!
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
24
█ 14 Uilen en wij
Harry van Diepen
Coördinator Veluwe
Als kind wist ik eigenlijk niet beter, steenuilen waren er altijd wel te horen en soms te zien in de hoogstambongerd bij onze boerderij. Pas op latere leeftijd kwam ik er achter dat de ‘kàtoel’n’, zoals die in onze omgeving genoemd worden, hetzelfde zijn als steenuilen. Maar nog steeds vind ik de aanduiding ‘katoele’ (‘katuil’ voor de lezers die de Nedersaksische taal wat minder goed beheersen) veel treffender dan ‘steenuil’. Zeg nu zelf, bijna alle geluiden die een kat maakt, produceert een steenuil ook. Nee, spinnen doet de uil niet als je over zijn zachte koppie aait, maar blazen wel, al dan niet in combinatie met een uithaal van z’n scherpe nagels. Het zal nu bijna 20 jaar geleden zijn dat een plaatsgenoot, actief in een uilenwerkgroep, ons vroeg om een nestkast voor een steenuil in de bongerd op te mogen hangen. Daar hadden we natuurlijk geen enkel bezwaar tegen. De kast hangt nog steeds in de ruim honderdjarige suikerperenboom. Het onderkomen voorziet duidelijk in een behoefte. Zo ver we kunnen nagaan is er al die tijd maar één jaar geweest dat het niet tot een succesvol broedsel is gekomen. Vanuit onze (inmiddels woon)boerderij hebben we een mooi uitzicht op de bongerd en op de uilen. Zie je ze niet, dan hoor je ze wel. Voordat onze zoon ‘papa’ of ‘mama’ kon zeggen, imiteerde hij in zijn box voor het raam de uilen: ‘mieuw, mieuw!’ In de loop der jaren hebben we heel wat beleefd met de steenuilen. Te veel om op te noemen. Bijna ieder jaar zetten we uit de kast getuimelde uilskuikens weer terug. Ik weet het wel, dat is tegen de natuur, ze kunnen (net als een kat!) vaak wel weer in de boom klimmen. Maar onze kast is zodanig opgehangen dat ze niet meer terug in de kast kunnen klauteren. Zo kan er trouwens ook niet zo gemakkelijk een kat of steenmarter in de kast komen. Hoog op een boomtak is zo’n uilenjong zijn leven overigens ook niet zeker. Buurvrouw zag eens hoe vlak voor haar ogen een reiger een jong steenuiltje uit een goudreinettenboom plukte. Gelet op de gemiddelde leeftijd van een steenuil hebben er intussen verschillende generaties in de kast gebroed. Niet dat de we aan de individuele dieren kunnen zien dat ze ‘nieuw’ zijn, maar toch merk je in de loop van de jaren verschil in gedrag. Er zijn jaren geweest dat er bijna dagelijks een van de bongerdbewoners op een waslijnpaal, dicht bij huis, geïnteresseerd bij ons naar binnen zat te loeren. De laatste jaren zien we dit eigenlijk nauwelijks meer. Ook zien we duidelijke verschillen in het foerageer- en eetgedrag. Dit kan overigens net zo goed aan het wisselende voedselaanbod liggen als aan de individuele smaak van de dieren. Afgelopen zomer haalden de uilen de kost voor hun jongen voornamelijk uit ons gazon. Pieren, ritnaalden, kevers? Er zijn jaren geweest dat hun voorkeur uitging naar jonge merels die ze met veel moeite in de kast manoeuvreerden. Vorig jaar lieten ze de merelnesten in de omgeving volledig ongemoeid. Tweemaal heeft een steenuil in ons huis rondgefladderd. Voorbijgangers hadden eens ’s avonds laat onder de meidoornheg die de bongerd van de openbare weg scheidt, een steenuil gevonden. Ze waren zo attent om bij ons aan te bellen. Het niet meer zo piepjonge uiltje was zo te zien bezig dood te gaan. Doorweekt van de regen, koud en uitgehongerd. Uit moed der wanhoop hebben we het diertje in een doos in de keuken gezet. In het donker in het gazon een paar pieren voor hem gewipt. Daar had de uil geen trek in. De pieren hebben we toen maar bij de uil in de doos gedaan en we zijn naar bed gegaan. De volgende ochtend werden we wakker van een springlevende steenuil die door de kamer en de keuken vloog. Eens op een avond hoorden we een vreemd geluid in huis. Het kwam ergens uit de schoorsteen. Een vogel, een steenmarter? In de kamer een afdekplaat losgemaakt en met behulp een zaklantaarn in het schoorsteenkanaal gekeken. Twee felgele ogen keken me angstig aan. Een schoorsteenuil. Zo te zien kon hij geen kant op en wij konden niet bij het arme dier komen. Er zat niets anders op dan maar af te wachten. Als ie dood zou gaan, konden we het kadaver misschien wel met een lange stok uit de schoorsteen peuteren. Na een korte nachtrust werden we gewekt door weer een vreemd geluid. Nu niet vanuit de schoorsteen, maar vanuit de keuken en kamer, waar een volwassen steenuil rondjes vloog. De schoorsteen was geveegd en het huis zat onder het stof. Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
25
Als jochie haalde ik vaak ‘Wat vliegt daar?’ van Dr. W.H. van Dobben uit de boekenkast. Plaatjes kijken. Sommige vogels spraken bijzonder tot mijn verbeelding. Zoals de hop, met zijn vreemde kuif. Ook de kerkuil met zijn witte gezicht vond ik heel bijzonder. Tientallen jaren later heb ik eens bij iemand van de uilenwerkgroep van de KNNV Epe-Heerde geïnformeerd of het niet mogelijk was een kerkuilenkast in onze schuur te plaatsen. Steenuilen zijn leuk, maar voor ons eigenlijk ook wel een beetje gewoon. Van een kerkuil had ik nooit meer dan een schim in het donker gezien. Ik kreeg te horen dat het niet verantwoord zou zijn dat er bij ons een kerkuilenkast zou komen, want binnen een straal van minder dan twee kilometer was er ook al een broedpaar. Dat zou te veel concurrentie geven. Als leek neem je dat dan maar aan van een uilendeskundige. Totdat ik eens bij een akkerbouwer in Drenthe moest zijn. Die boer deed veel aan weidevogelbescherming en vertelde tussen neus en lippen door dat hij sinds een jaar een broedpaar kerkuilen onder de golfplaten van zijn schuur had. De uilen zaten in een kauwennest; de oorspronkelijke bewoners hadden ze verjaagd. Nog interessanter vond ik dat hij vertelde dat in een landbouwschuur honderd meter verderop al jarenlang kerkuilen broedden in een nestkast. Hoezo, onderlinge concurrentie? Toen ik het lid van de uilenwerkgroep dit verhaal vertelde, was hij overtuigd. Of hij was mijn gezeur om een kerkuilenkast zat. Hoe dan ook, hij bracht me een kast. Met de nodige moeite heb ik de kast in de nok van de schuur, tegen de gevel geplaatst, met een vlieggat naar buiten. Vervolgens afwachten. ‘Kiek’n wat ’t wordt’. Zo nu en dan eens voorzichtig gekeken, maar geen kerkuil te bekennen. Toen op een koude zaterdagmorgen onze hoogstambongerd het meewerkend voorwerp was van een snoeicursus (georganiseerd door de KNNV Epe-Heerde, actieve club), kwam uiteraard de aanwezige steenuilenkast ter sprake. Toen ik vertelde dat er ook al enkele jaren een kerkuilenkast in de schuur hing, wilden ze daar ook nog even gaan kijken. Je bent KNNV-ver of niet. Op de hooizolder een ladder tegen de gevel gezet, deksel van de kast omhoog. Geen uil. Eén van de hoogstamsnoeiers was niet mee de schuur in gegaan. Hij moest nodig plassen. Toen hij daar mee bezig was, achter de schuur, hoorde en zag hij boven zich een kerkuil het vlieggat uitvluchten. Geschrokken van de ladder tegen zijn kast. Dus toch een kerkuil! Jammer dat ik hem zelf niet gezien had. Datzelfde jaar nog, 2005, een eerste broedresultaat. Toen een van de kinderen op school vertelde dat de kuikens geringd zouden worden, vroeg zijn schoolmeester, een echte natuurliefhebber, om daar bij te mogen zijn. Geen probleem. Een paar dagen later telefoon van de schooldirecteur. Of hij alsjeblieft ook mocht komen kijken. Sinds die tijd is geen van onze kinderen meer blijven zitten. Ook in 2006, 2007 en 2009 zijn er jonge kerkuilen uitgevlogen. We genieten van de uilen. Voor onze kinderen is het prachtig om op te groeien tussen de uilen. Wat een ervaring om eens een steenuilskuiken voorzichtig over de kop te strelen voordat hij weer in de kast wordt gezet. Om te mogen helpen met het ringen van de kerkuilen. Je zou dat ieder kind toewensen. De uilen zijn een dankbaar onderwerp voor hun werkstukken en spreekbeurten. Binnenkort wordt vlak bij ons huis een nieuwe woonwijk gebouwd. Een toegangsweg komt op een paar meter van de steenuilenkast en tien meter van de kerkuilenkast. De paddenpoel en houtwal die Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
26
we destijds hebben aangelegd worden nu ingebouwd. De gemeente heeft enkele maatregelen bedacht om te voorkomen dat de uilen hier verdwijnen. Hiertoe verplicht door de Flora- en Faunawet. Of de uilen hiermee tevreden zullen zijn? De tijd zal het leren.
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
27
█ 15
Een schroefje los bij twee uilenmannen
Paul Uijttenboogaart
Jan en ik hebben als oudere mannen door omstandigheden de leeftijd bereikt dat we minder hoeven te werken. Bij toeval zijn we allebei maandags vrij gaan we er soms samen op uit. Jan had in een artikel in de Volkskrant iets gelezen over een echtpaar in Yde–de Punt. Dit echtpaar woont in een zeer oude boerderij in dit fraaie brinkdorp. Naast een bezette nestkast op de deel , zijn ze ook in het bezit van een fraai staaltje houtsnijwerk in het raam boven de voordeur.
Boerderij met nog het originele raam boven de voordeur
De kennismaking begon als volgt: “ We komen als leden van de Kerkuilenwerkgroep Raalte even kijken naar uw fantastische raam boven de voordeur”. De vrouw des huizes keek wel vreemd , maar al snel had ze door dat we samen dezelfde passie deelden; Kerkuilen. Twee mannen die 95 km rijden om even een kiekje te maken van een fraai stukje houtsnijwerk met kerkuilen dat moeten wel echte liefhebbers zijn. Helaas had ze geen tijd om uitvoerig te praten over kerkuilen, maar we mochten rustig een kijkje nemen in de schuur. Een prachtige schuur met schitterende gebinten en hoog op de hanenbalken een bezette nestkast Gelukkig vond Jan ook nog een huishoudtrapje om enkele foto’s te maken van het werkelijk schitterende raam boven de voordeur.
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
28
█ 16 Databank en SOVON De kerkuilenwerkgroep Nederland heeft jarenlang de verwerking van gegevens in eigen beheer gehad. Daar is nu een eind aan gekomen. Voortaan zullen alle gegevens worden opgeslagen SOVON (Stichting Ornithologisch Vogelonderzoek Nederland ). Voor de kerkuilenwerkgroep WestOverijssel/Noordoostpolder een belangrijke wijziging. Om die veranderingen wat te sturen, is er op 20 november 2010 in Ommen een bijeenkomst geweest waar SOVON instructies heeft gegevens over het werken met digitale nestkaarten. Van onze werkgroep hebben zich 4 personen aangemeld om de gegevens vanaf 2011 te willen digitaliseren: Hans de Jonge, Ton Aarsman, Annemiek van Baren en Ger Snaak. Het komende jaar zal nog het nodige moeten worden gedaan om de gegevensverwerking organisatorisch te regelen, onder andere de vraag welke regio’s in staat zijn om zelf de gegevens te verwerken, mogelijk met behulp van mensen uit andere werkgroepen. Daarbij verkeert de werkgroep in de gelukkige omstandigheid geen achterstand te hebben in de verwerking van gegevens uit voorgaande jaren, althans: de gegevens zijn opgeslagen in de (nu oude) databank van de werkgroep en zullen nog een weg richting SOVON moeten vinden. Op dit moment (januari 2011) wordt er nog aan verschillende zaken gesleuteld om tot een goede afstemming te komen.
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
29
█ 17 Coördinatoren werkgroepen R. nr. 1a 1b 2a 2b 3 4 5 6 7 8 9 10a b 11 12 13 14a b 15
Regio Steenwijk VWG vliegvlug Mastenbroek-N VWG vliegvlug Mastenbroek overig Kampen Staphorst Zwolle Dalfsen Heino Ommen Hardenberg Nijverdal Holten Markelo Bathmen Deventer Den Ham Vroomshoop Raalte
16 17
Avereest Noordoostpolder
18
Wijhe / Olst
Coördinator W.Engelsman H. Folkerts H. Folkerts
Telefoon 0521 516455 0522 257282 0522 257282
e-mail
[email protected] [email protected] [email protected]
A. Verhoeven Cor Fikkert A. Lassche A. Verhoeven H. Schrijver J. Homma H. Bouman G. Snaak F. Roelofs A. Driessen G.J.H. Tjoink L. Hotsma R. Wijnbergen J. Vrijlink K. Smelt J. Legebeke P.Uijttenboogaart J.v.Buren S. Haantjes F. Bijmold H. de Jonge
0384 655964 0383 331468 0529 483822 0384 655964 0529 401341 0572 393587 0523 251520 0523 856980 0548 618597 0548 363192 0547 272864 0570 541970 0570 641461 0546 672664 0546 643614 0572 357782 0572 352647 0523 856972 0527 613476
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
0570 522629
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Provinciale Coördinator (West-Overijssel/Noordoostpolder) G.Snaak, Ondermaat 66, 7772 JD Hardenberg Tel. 0523 856980 (e-mail:
[email protected]) Coördinatoren aangrenzende gebieden: -Groningen
A. Eijkenaar
-Friesland -Drenthe
A. v.d. Wal F.Geene
-Twente
P. van Heek Erik Companje A. Meenink H. van Diepen
-Achterhoek-Noord -Veluwe
Tel. 05097 561872 06-22255632 Tel: 0512 516309 Tel: 0591 514433 06-51915445 Tel: 074 2911337 Tel.0547 384192 Tel: 0545 292532 Tel:0578615114
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Landelijke coördinator: J. de Jong
Lipomwyk 2, 9247 CH Ureterp
Tel:0512 303174 (e-mail:
[email protected])
Redactie nieuwsbrief: Ger Snaak en Paul Uijttenboogaart (e-mail:
[email protected]) Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
jaargang 24
30
Ontwikkelingsstadia van Kerkuiljongen
Na ± 32 dagen komt het eerste ei uit
1 dag
± 4 weken
± 2 weken
± 3 weken
± 5 weken
±6 weken
± 7 weken
Nieuwsbrief Kerkuilenwerkgroep West-Overijssel /NOP
± 8 weken
jaargang 24
31