JEUGDZEILEN KZVW Praktijk en theorie 1. 2. 3. 4.
Catamaran zeilklaar maken Hijsen en strijken van de zeilen Stand en bediening van de fok Overstag gaan als fokkenist
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Stand en bediening van het grootzeil Stuurbediening oploeven en afvallen Overstag gaan als stuurman Gijpen als fokkenist Opkruisen Trapeze staan als fokkenist Samenwerking stuurman en fokkenist
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Wegvaren van het strand als fokkenist Aankomen op het strand als fokkenist Sturen, roer en zwaardbediening Opvangen van windvlagen Gijpen als stuurman Omslaan en weer rechtzetten als fokkenist Een in de winds punt bezeilen Samenwerking stuurman en fokkenist
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Wegvaren van het strand als stuurman Aankomen op het strand als stuurman Overstag als stuurman met deinzen Afkruisen Gijpen vermijden Gewichtsverdeling Bijliggen Samenwerking stuurman en fokkenist
1. 2. 3. 4. 5.
Omslaan en weer rechtzetten als stuurman Man over Boord situatie Aanvarings-/achtergrondspeiling maken Trapeze staan als stuurman Samenwerking stuurman en fokkenist
Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar
Jeugdzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar De diploma’s voor het jeugdzeilen (Jz) zijn onderverdeeld in vijf kzvw’s. Wanneer een jeugdzeiler de vijf niveau’s heeft gehaald dan kan hij zelfstandig met een catamaran zeilen. De praktijk en theorie van het Jz 1 vormt de opstap voor de jeugdzeiler om als fokkenist mee te gaan op een catamaran. De jeugdzeiler kan onder gunstige omstandigheden (regelmatige wind t/m 3 Beaufort) als bemanning mee op een catamaran. De praktijk en theorie van het Jz 2 vormt de basis om onder begeleiding met een catamaran te zeilen. De jeugdzeiler kan nu als volwaardig fokkenist mee op een catamaran. De jeugdzeiler kan onder gunstige omstandigheden (regelmatige wind t/m 3 Beaufort) onder begeleiding met een catamaran zeilen.
De praktijk en theorie van het Jz 3 vormt de basis om onder begeleiding als stuurman op een catamaran te varen. De jeugdzeiler kent nu alle basisvaardigheden van het catamaran zeilen. De jeugdzeiler kan onder gunstige omstandigheden (regelmatige wind t/m 3 Beaufort) onder begeleiding als stuurman met een catamaran zeilen.
De praktijk en theorie van het Jz 4 vormt de basis om zelfstandig met een catamaran te zeilen. Naast het zelfstandig zeilen met de catamaran kent de jeugdzeiler nu ook een aantal bijzondere verrichtingen. De jeugdzeiler kan onder gunstige omstandigheden (regelmatige wind t/m 4 Beaufort) zelfstandig met een catamaran zeilen.
De praktijk en theorie van het Jz 5 vormt de basis om nu zelfstandig met een catamaran te gaan zeilen waarbij alle bijzondere verrichtingen ook in de praktijk zijn toegepast. De jeugdzeiler kan onder redelijke omstandigheden (regelmatige wind t/m 5 Beaufort) zelfstandig met een catamaran zeilen.
Beoordeling De beoordeling van de jeugdzeiler kan in onderdelen worden afgenomen. Zodra de jeugdzeiler het betreffende onderdeel beheerst kan dit afgetekend worden. Wanneer alle praktijkonderdelen en theorie zijn afgetekend, dan ontvangt de jeugdzeiler automatisch het diploma. De jeugdzeiler mag voor twee diploma’s praktijkonderdelen aftekenen. Dit houdt in dat wanneer de jeugdzeiler voor het eerste niveau het diploma nog niet is behaald, er wel al voor het tweede niveau praktijkonderdelen mogen worden afgetekend. Het kan echter nooit voorkomen dat een hoger diploma gehaald wordt zonder een eerder diploma al te hebben. Een beginnend Jeugdzeiler wordt door de Hoofdinstructeur ingeschaald op een bepaald niveau. Lagere diploma’s worden automatisch toegekend als blijkt dat de Jeugdzeiler aan het ingeschaalde niveau voldoet.
Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar
Jeugdzeilen e
De praktijk en theorie van het Jz 1 niveau vormet de opstap voor de jeugdzeiler om als fokkenist mee te gaan op een catamaran. De jeugdzeiler kan onder gunstige omstandigheden (regelmatige wind t/m 3 Beaufort) als bemanning mee op een catamaran. Praktijk 1. Catamaran zeilklaar maken 2. Hijsen en strijken van de zeilen 3. Stand en bediening van de fok 4. Overstag gaan als fokkenist Theorie 1. Zeiltermen 2. Onderdelen 3. Schiemanswerk 4. Veiligheid 5. Reglementen Toelichting op de praktijk 1. Catamaran zeilklaar maken Catamaran zeilklaar maken op het strand: rompen afsluiten, controle verstaging, borgen controleren en inventaris compleet maken (zeil, fok, schoten). 2. Hijsen en strijken van de zeilen Hijsen van de zeilen met de catamaran (kop in de wind). Weten wat te doen wanneer de catamaran met gehesen zeilen even op het strand blijft liggen. Het strijken en opruimen van de zeilen en de catamaran nachtklaar maken. 3. Stand en bediening van de fok Een redelijke zeilstand aanhouden ten opzichte van windrichting en gewenste koers. 4. Overstag gaan als fokkenist Van aan de wind varend over de ene boeg draaien naar aan de wind over de andere boeg. Toelichting op de theorie 1. Zeiltermen Aangeven wat bedoeld wordt met de termen: bakboord, stuurboord, in de wind, aan de wind, halve wind, ruime wind, voor de wind, windroos, overstag gaan, object ronden. 2. Onderdelen Van de catamaran de volgende onderdelen bij de juiste (eventueel Engelse) naam noemen: romp, mast, giek, roerblad, grootzijl, fok, fokkenschoot, grootschoot, joystick, trampoline. 3. Schiemanswerk De volgende steken bij naam kennen en kunnen: halve steek, achtknoop, platte knoop, mastworp. Tevens de functie van deze knopen en steken kennen. 4. Veiligheid Het belang kennen van: de weersverwachting en het vaarwater, het controleren van de catamaran, het dragen van goede kleding, zwemvest en schoeisel. Kennen van eigen grenzen en verantwoordelijkheden. 5. Reglementen Goed Zeemanschap: Altijd aanvaring vermijden.
Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar
Jeugdzeilen De praktijk en theorie van het Jz 3 vormt de basis om onder begeleiding als stuurman op een catamaran te varen. De jeugdzeiler kent nu alle basisvaardigheden van het catamaran zeilen. De jeugdzeiler kan onder gunstige omstandigheden (regelmatige wind t/m 3 Beaufort) onder begeleiding als stuurman met een catamaran zeilen. Praktijk 1. Stand en bediening van het grootzeil 2. Stuurbediening oploeven en afvallen 3. Overstag gaan als stuurman 4. Gijpen als fokkenist 5. Opkruisen 6. Trapeze staan als fokkenist 7. Samenwerking stuurman en fokkenist 8. Alle onderdelen Jz Theorie 1. Zeiltermen 2. Onderdelen 3. Schiemanswerk 4. Veiligheid 5. Reglementen Toelichting op de praktijk 1. Stand en bediening van het grootzeil Een redelijke zeilstand kunnen aanhouden ten opzichte van windrichting en gewenste koers. 2. Stuurbediening oploeven en afvallen Redelijk kunnen oploeven en afvallen ten opzichte van windrichting en zeilstand. Het geven van overmatig roer vermijden. 3. Overstag gaan als stuurman Van hoog aan de wind varend over de ene boeg draaien naar hoog aan de wind over de andere boeg. De overstagmanoeuvre als stuurman kunnen uitvoeren. 4. Gijpen als fokkenist Van ruime wind over de ene boeg naar ruime wind over de andere boeg. De gijp manoeuvre als fokkenist kunnen uitvoeren. 5. Opkruisen Gebruik maken van de aan de windse koersen om een bovenwinds gelegen punt te bezeilen. 6. Trapeze staan als fokkenist Op een juiste wijze en zonder verlies van de juiste zeilstand van de fok in de trapeze gaan staan. 7. Samenwerking stuurman en fokkenist De catamaran moet duidelijk samen gevaren worden. Samenwerking en communicatie tussen de stuurman en fokkenist moet vooral te zien zijn bij manoeuvres als gijpen en overstag gaan.
Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar
Toelichting op de theorie 1. Zeiltermen Aangeven wat bedoeld wordt met de termen: bakboord, stuurboord, in de wind, aan de wind, halve wind, ruime wind, voor de wind, windroos, overstag gaan, object ronden, hoge- en lage zijde, loef- en lijzijde, oploeven, afvallen, gijpen, opkruisen. 2. Onderdelen Van de catamaran de volgende onderdelen bij de juiste (eventueel Engelse) naam noemen: romp, mast, giek, roerblad, grootzijl, fok, fokkenschoot, grootschoot, joystick, trampoline, harp, crossbar (tillerbar), trapeze, achterlijk, voorlijk, onderlijk, voorlijkstrekker (neerhaler). 3. Schiemanswerk De volgende steken bij naam kennen en kunnen: halve steek, achtknoop, platte knoop, mastworp, schootsteek. Een lijn op de juiste manier opschieten. Een lijn goed beleggen op een kikker. Tevens de functie van deze knopen en steken kennen. 4. Veiligheid Het belang kennen van: de weersverwachting en het vaarwater, het controleren van de catamaran, het dragen van goede kleding, zwemvest en schoeisel. Kennen van eigen grenzen en verantwoordelijkheden. 5. Reglementen Reglementen van . Bakboord en stuurboord voorrangsregel en loef wijkt voor lij.
Jeugdzeilen De praktijk en theorie van het Jz 3 vormt de basis om onder begeleiding als stuurman op een catamaran te varen. De jeugdzeiler kent nu alle basisvaardigheden van het catamaran zeilen. De jeugdzeiler kan onder gunstige omstandigheden (regelmatige wind t/m 3 Beaufort) onder begeleiding als stuurman met een catamaran zeilen. Praktijk 1. Wegvaren van het strand als fokkenist 2. Aankomen op het strand als fokkenist 3. Sturen, roer en zwaardbediening 4. Opvangen van windvlagen 5. Gijpen als stuurman 6. Omslaan en weer rechtzetten als fokkenist 7. Een in de winds punt bezeilen 8. Samenwerking stuurman en fokkenist 9. Alle onderdelen Jz Theorie 1. Zeiltermen 2. Onderdelen 3. Schiemanswerk 4. Veiligheid 5. Reglementen Toelichting op de praktijk 1. Wegvaren van het strand als fokkenist Bij het wegvaren de andere boten en recreanten niet hinderen. Als wegvaren niet mogelijk is, moet de catamaran verhaald worden naar een plaats waar dat wel mogelijk is. Het verhalen op een handige manier doen. Wegvaren over de grootste hoek van de catamaran met het strand. Weten wat te doen als fokkenist tijdens het wegvaren.
Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar
2. Aankomen op het strand als fokkenist Bij het aankomen op een aangegeven plaats moet er een juiste snelheidsregeling zijn. Tijdens het aankomen op het strand moet sprake zijn van een goede gewichtsverdeling. Weten wat te doen als fokkenist tijdens het aankomen. 3. Sturen, roer en zwaardbediening Constant sturen ten opzichte van windrichting en zeilstand. Het geven van overmatig roer vermijden. Roeren en zwaarden kunnen steken. 4. Opvangen en gebruiken van windvlagen Bij het invallen van een vlaag met behulp van het eigen gewicht van de bemanning de catamaran stabiel houden. Zonodig dient de schoot gevierd te worden zodat de hellingshoek van de catamaran niet te groot wordt. Weten waarvoor een windvlaag gebruikt kan worden. 5. Gijpen als stuurman Van ruime wind over de ene boeg naar ruime wind over de andere boeg. De gijp manoeuvre als stuurman kunnen uitvoeren. 6. Omslaan en weer rechtzetten als fokkenist De catamaran in een oefensituatie laten omslaan. Na het omslaan, voorkomen dat de boot doorslaat en de mast daardoor in de grond komt. Als de catamaran is omgeslagen weten wat te doen als fokkenist om de catamaran op een juiste en gecontroleerde manier weer recht te zetten.
Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar
7. Een in de winds punt bezeilen Aan de wind varend over de ene boeg naar aan de wind varen over de andere boeg en al doende een bovenwinds punt bezeilen. In de slagen dient steeds hoog aan de wind gezeild te worden. Bij de laatste slag moet een dwarspeiling het juiste moment van overstag gaan bepalen, zodat het te bezeilen punt niet in grote mate 'overzeild' wordt. 8. Samenwerking stuurman en fokkenist De catamaran moet duidelijk samen gevaren worden. Samenwerking en communicatie tussen de bemanningsleden moet vooral te zien zijn bij: manoeuvres als gijpen en overstag gaan, omslaan en rechtzetten, het wegvaren en aankomen op strand. Toelichting op de theorie 1. Zeiltermen Aangeven wat bedoeld wordt met de termen: bakboord, stuurboord, in de wind, aan de wind, halve wind, ruime wind, voor de wind, windroos, overstag gaan, object ronden, hoge- en lage zijde, loef- en lijzijde, oploeven, afvallen, gijpen, opkruisen, bovenlangs en onderlangs, bezeild, overzeild, korte slag, lange slag. 2. Onderdelen Van de catamaran de volgende onderdelen bij de juiste (eventueel Engelse) naam noemen: romp, mast, giek, roerblad, grootzijl, fok, fokkenschoot, grootschoot, joystick, trampoline, harp, crossbar (tillerbar), trapeze, achterlijk, onderlijk, voorlijk, voorlijkstrekker (neerhaler), val, beam, tell-tales, zeillat en zeillathoes, overloop (traveller), oprichtlijn. 3. Schiemanswerk De volgende steken bij naam kennen en kunnen: halve steek, achtknoop, platte knoop, mastworp, schootsteek, paalsteek. Een lijn op de juiste manier opschieten. Een lijn goed beleggen op een kikker. Tevens de functie van deze knopen en steken kennen. 4. Veiligheid Het belang kennen van: de weersverwachting en het vaarwater, stroom, het controleren van de catamaran, het dragen van goede kleding, zwemvest en schoeisel. Kennen van eigen grenzen en verantwoordelijkheden. 5. Reglementen Reglementen van . Oplopende vaartuigen.
Jeugdzeilen De praktijk en theorie van het Jz 4 vormt de basis om zelfstandig met een catamaran te zeilen. Naast het zelfstandig zeilen met de catamaran kent de jeugdzeiler nu ook een aantal bijzondere verrichtingen. De jeugdzeiler kan onder gunstige omstandigheden (regelmatige wind t/m 4 Beaufort) zelfstandig met een catamaran zeilen. Praktijk 1. Wegvaren van het strand als stuurman 2. Aankomen op het strand als stuurman 3. Overstag als stuurman met deinzen 4. Afkruisen 5. Gijpen vermijden 6. Gewichtsverdeling 7. Bijliggen 8. Samenwerking stuurman en fokkenist 9. Alle onderdelen Jz
Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar
Theorie 1. Zeiltermen 2. Onderdelen 3. Schiemanswerk 4. Veiligheid 5. Reglementen 6. Onderkoeling Toelichting op de praktijk 1. Wegvaren van het strand als stuurman Bij het wegvaren andere boten en recreanten niet hinderen. Als wegvaren niet mogelijk is, moet de catamaran verhaald worden naar een plaats waar dat wel mogelijk is. Dit handig doen. Wegvaren van de catamaran van het strand. Weten wat te doen als stuurman en de fokkenist instrueren tijdens het wegvaren. 2. Aankomen op het strand als stuurman Bij het aankomen op een aangegeven plaats moet er een juiste snelheids-regeling zijn. Tijdens het aankomen op het strand moet sprake zijn van een goede gewichtsverdeling. Weten wat te doen als stuurman en de fokkenist instrueren tijdens het aankomen. 3. Overstag als stuurman met deinzen Van hoog aan de wind varend over de ene boeg draaien naar hoog aan de wind over de andere boeg. Bij voorkeur overstag gaan zonder deinzen. Als deinzen niet voorkomen kan worden, dit onderkennen. Gebruik maken van deinzen, zodat de overstag manoeuvre alsnog plaats kan vinden. 4. Afkruisen Goed gebruik maken van de ruime windse koersen om naar een benedenwinds gelegen punt te zeilen. 5. Gijpen vermijden Als de omstandigheden het noodzakelijk maken, moet gijpen vermeden worden. Gijpen voorkomen door oploeven, overstag gaan en daarna afvallen tot de gewenste koers. De term ‘stormrondje’ kennen. 6. Gewichtsverdeling De juiste positie op de catamaran kiezen zodat het gewicht van de bemanning de boot in dwars- en lengterichting stabiel houdt, al dan niet gebruik makend van de trapeze.7. Het geven van maximale roeruitslag naar loef behouden, grootschoot vieren en de fok enigszins laten killen/aanhouden. Zorgen voor een gewichtsverdeling zodanig dat de catamaran stabiel blijft. 8. Samenwerking stuurman en fokkenist De catamaran moet duidelijk samen gevaren worden. Er moet sprake zijn van goede onderlinge communicatie. Samenwerking tussen de bemanningsleden moet vooral te zien zijn bij manoeuvres als gijpen en overstag gaan, de gewichtstrim tijdens het varen, bij het wegvaren en aankomen op strand. Toelichting op de theorie 1. Zeiltermen Aangeven wat bedoeld wordt met de termen: bakboord, stuurboord, in de wind, aan de wind, halve wind, ruime wind, voor de wind, windroos, overstag gaan, object ronden, hoge en lage zijde, loef- en lijzijde, oploeven, afvallen, gijpen, opkruisen, bovenlangs en onderlangs, bezeild, overzeild, korte slag, lange slag, bijliggen, afkruisen, werking tell-tales. 2. Onderdelen Van de catamaran de volgende onderdelen bij de juiste (eventueel Engelse) naam noemen: romp, mast, giek, roerblad, grootzijl, fok, fokkenschoot, grootschoot,
Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar
joystick, trampoline, harp, crossbar (tillerbar), trapeze, achterlijk, onderlijk, voorlijk, voorlijkstrekker (neerhaler), val, beam, tell-tales, zeillat en zeillathoes, overloop (traveller), oprichtlijn, halshoek, schoothoek, tophoek, verstaging, voorstag, zijstag, zwaard. 3. Schiemanswerk De volgende steken bij naam kennen en kunnen: halve steek, achtknoop, platte knoop, mastworp (op twee manieren), schootsteek, paalsteek. Een lijn op de juiste manier opschieten. Een lijn goed beleggen op een kikker. Tevens de functie van deze knopen en steken kennen. 4. Veiligheid Het belang kennen van: de weersverwachting en het vaarwater, stroom, het controleren van de catamaran, van het dragen van goede kleding, zwemvest en schoeisel. Kennen van eigen grenzen en verantwoordelijkheden. 5. Reglementen Reglementen van niveau . Tijdig uitwijken. 6. Onderkoeling Het onderkennen van onderkoeling.
Jeugdzeilen De praktijk en theorie van het Jz 5 vormt de basis om nu zelfstandig met een catamaran te gaan zeilen waarbij alle bijzondere verrichtingen ook in de praktijk zijn toegepast. De jeugdzeiler kan onder redelijke omstandigheden (regelmatige wind t/m 5 Beaufort) zelfstandig met een catamaran zeilen. Praktijk 1. Omslaan en weer rechtzetten als stuurman 2. Man over Boord situatie 3. Aanvarings-/achtergrondspeiling maken 4. Trapeze staan als stuurman 5. Samenwerking stuurman en fokkenist 6. Alle onderdelen Jz Theorie 1. Zeiltermen 2. Onderdelen 3. Schiemanswerk 4. Veiligheid 5. Reglementen 6. Weersinvloeden Toelichting op de praktijk 1. Omslaan en weer rechtzetten als stuurman De catamaran in een oefensituatie laten omslaan. Na het omslaan, voorkomen dat de boot doorslaat en de mast daardoor in de grond komt. Als de catamaran is omgeslagen weten wat te doen als stuurman om de catamaran op een juiste en gecontroleerde manier weer recht te zetten. 2. Man over Boord situatie De manoeuvre Man over Boord beheersen. De keuze van de te volgen methode om iemand terug aan boord te halen is afhankelijk van de omstandigheden (wind, golfslag, ervaring bemanningsleden). De stuurman neemt het initiatief en elk lid van de bemanning krijgt een taak toegewezen. 3. Aanvarings-/achtergrondspeiling maken Vaststellen of er gevaar voor aanvaring zal ontstaan bij kruisende koersen. Dit kan
Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar
gedaan worden door tijdig inschatten van koers en snelheid van het eigen schip en van de andere boot en/of door een peiling te nemen op de achtergrond. 4. Trapeze staan als stuurman Op een juiste wijze en zonder verlies van de juiste zeilstand van het grootzeil en zonder koersverlies in de trapeze gaan staan. 5. Samenwerking stuurman en fokkenist De catamaran moet duidelijk samen gevaren worden. Er moet sprake zijn van goede onderlinge communicatie. Samenwerking tussen de bemanningsleden moet vooral te zien zijn bij manoeuvres als gijpen en overstag gaan, de gewichtstrim tijdens het varen, bij het afvaren en aankomen en het rechtzetten van de catamaran. Toelichting op de theorie 1. Zeiltermen Aangeven wat bedoeld wordt met de termen: bakboord, stuurboord, in de wind, aan de wind, halve wind, ruime wind, voor de wind, windroos, overstag gaan, object ronden, hoge en lage zijde, loef- en lijzijde, oploeven, afvallen, gijpen, opkruisen, bovenlangs en onderlangs, bezeild, overzeild, korte slag, lange slag, bijliggen, afkruisen, werking telltales, duiken, verlijeren, knijpen, killen van het zeil, twist en kissing the water. 2. Onderdelen Van de catamaran de volgende onderdelen bij de juiste (eventueel Engelse) naam noemen: romp, mast, giek, roerblad, grootzijl, fok, fokkenschoot, grootschoot, joystick, trampoline, harp, crossbar (tillerbar), trapeze, achterlijk, onderlijk, voorlijk, voorlijkstrekker (neerhaler), val, beam, tell-tales, zeillat en zeillathoes, overloop (traveller), oprichtlijn, halshoek, schoothoek, tophoek, verstaging, voorstag, zijstag, zwaard, diamantverstaging, bridle, dolphin-striker. 3. Schiemanswerk De volgende steken bij naam kennen en kunnen: halve steek, achtknoop, platte knoop, mastworp (op twee manieren), schootsteek, paalsteek, gedubbelde achtlus. Een lijn op de juiste opschieten. Een lijn goed beleggen op een kikker. Tevens de functie van deze knopen en steken kennen. 4. Veiligheid Het belang kennen van: de weersverwachting en het water, stroom en getijden, het controleren van de catamaran, het dragen van goede kleding, zwemvest en schoeisel. Kennen van eigen grenzen en verantwoordelijkheden.
Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar
5. Reglementen Reglementen van . Motorschip wijkt voor zeilschip. 6. Weersinvloeden Het interpreteren van het weerbericht met betrekking tot de veiligheid van het catamaran varen, mede gelet op de eigen vaardigheid en het vaargebied. Het tijdig herkennen van voortekenen en passend reageren bij plotselinge weersomslagen zoals onweer en zware windvlagen.
Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar