Systeemdenken in theorie en praktijk
Educatie voor Duurzame Ontwikkeling 24 november 2009
Daniëlle Houtvast OBS De Duizendpoot
Guus Geisen Duurzaam Leren
Welkom en voorstellen Opzet workshop
Opdracht 1. verwachting van de workshop Eerst individueel. Denk en doe mee. Bedenk voor jezelf wat jouw verwachtingen zijn van deze workshop.
Bespreken van opbrengst
2
De Lerende Organisatie en “de kruk”
De essentie van systeemdenken
3
Gedragspatroongrafiek (GPG)
Opdracht 2. GPG: leren in mijn leven Teken een lijn over jouw leren in jouw leven tot nog toe. Visualiseer wat er in de lijn gebeurt met een tekening.
++ leren in mijn leven
-0
nu
4
Opdracht 3. Systeemdenken en het gebruik van “stock and flows” oftewel voorraad en stroomdiagram Bedenk enkele relaties die de mate van meerwaarde van deze conferentie meer of minder maken. Zie dit als een badkuip die gevuld wordt of leeg loopt. Alleen gaat er geen water in maar meerwaarde. Wat maakt dat de meerwaarde van deze conferentie toeneemt of afneemt in de tijd? Beïnvloeden de variabelen elkaar ook? Is meerwaarde een stock of een flow. Geef een voorbeeld.
Meerwaarde conferentie
5
Relatiecirkel
Opdracht 4. Maak een relatiecirkel over de meerwaarde van deze conferentie Beschrijf de structuren: teken de relatiecirkel en causale lussen • • •
Haal de variabelen uit opdracht 3. “Stock and flow” teken individueel de pijlen tussen de variabelen in de relatiecirkel bespreek de opbrengsten samen
6
Causale lussen
Opdracht 5. Teken causale lussen • • • •
ga op zoek naar gesloten lussen in de cirkel in opdracht 4 en kleur deze teken vervolgens de lussen los van de cirkel ook de lussen tekenen we eerst individueel. Begin altijd simpel met twee variabelen, probeer vervolgens wat uitgebreidere lussen te maken. pas daarna in de groep erover praten: verrijk elkaar met de vele samenhangen die in deze situatie zitten. Er zijn vele lussen mogelijk!!
Teken hier de lussen.
7
Opdracht 6. Op zoek naar onbedoelde effecten m.b.v. archetypen In organisaties zien we steeds hetzelfde type systeemverhalen terugkomen. Archetypen zijn vaak voorkomende combinaties van versterkende en stabiliserende lussen.. Archetypen worden ook wel "klassieke systeemverhalen" genoemd. Het voordeel van het werken met archetypen is, dat ze de sleutel vormen tot ons vermogen om structuren en samenhangen te leren zien, zowel in ons persoonlijk leven als in dat van de school. Ze leren ons dat niet alle (management)problemen uniek zijn. Naarmate we archetypen beter leren herkennen zijn we ook beter in staat om beslissingen te nemen die onze problemen werkelijk kunnen oplossen. Het belangrijkste doel van inzicht verwerven in archetypen is dan ook om de werking van structuren binnen een systeem beter te zien en op basis daarvan acties te ondernemen die problemen voorkomen of werkelijk oplossen. De opdracht: • bestudeer de opbrengsten in je groep van opdracht 3, 4 en 5. • Zelfstandig op zoek gaan naar mogelijke voorbeelden van archetypen • in tweetallen nagaan, of je de archetypen herkent. Twee van de acht archetypes zijn uitgewerkt. Beperk je daartoe. • Let op: de kaart is niet het gebied. Probeer dus niet "met alle geweld" het probleem in het archetype te krijgen. Er zijn genoeg voorbeelden die a.h.w. "naadloos" passen in een archetype. • wissel de eigen ideeën uit in de groep • werk één van de archetypen uit op een flap en presenteer hem aan het eind van de activiteit aan de hele groep.
Lapmiddelen met averechtse uitwerking
S probleem
B
lapmiddel
O S
R onbedoeld gevolg
S
8
Afschuiven van de last
Schijnoplossing S
symptoomcorrigerend proces
B O O O
probleemcorrigerend proces
Probleem symptomen
Bijwerking/neven effect
R
B Fundamentele oplossing
S S
9
Systeembenadering: werken aan het geheel vanuit samenhang Opdracht 7: “Hercules en Pallas” In groepen van vier
Hercules en Pallas Op zekere dag was Hercules op reis over een landweg. Plotseling stond een dier voor hem dat er heel vreemd uitzag. Het dier richtte zijn kop op en wilde Hercules aanvallen. Hercules was niet bang. Hij pakte zijn knots, gaf het beest een paar flinke klappen en wilde verder lopen. Maar tot zijn grote verbazing was het monster nu ineens drie keer zo groot geworden. Dreigend kwam het op Hercules af. Hercules werd nu toch wel een beetje bang. Hij nam zijn knots en sloeg wild om zich heen. Maar hoe harder hij sloeg, hoe groter en dreigender het monster werd. Het beest was nu al net zo breed als de hele weg. Gelukkig kwam Pallas voorbij. "Stop, Hercules!" riep ze. "Houd op met slaan. Dit beest heet Strijd. Laat het met rust, dan wordt het vanzelf weer net zo klein als het eerst was!" Dat deed Hercules en het monster werd inderdaad steeds kleiner. Blij vervolgden Hercules en Pallas samen hun weg.
10
Lessen met de hulpmiddelen van systeemdenken aan de hand van dit verhaal. De tekst is geschikt vanaf groep 6 van de basisschool en voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Je kunt hem natuurlijk ook prima gebruiken in hogere groepen en om oefeningen te doen in het team. 1. Brainstorm-tools Net als bij vrijwel alle onderwerpen leent ook dit thema zich prima voor het maken van: woordspinnen, clusters, mindmaps. Afhankelijk van de leeftijd, de belangstelling en de aanwezige achtergrondinformatie kunnen velerlei brainstorm-tools worden toegepast. 2. Organizers Organizers zijn schema's of formulieren die de mogelijkheid bieden om informatie op een overzichtelijke manier te ordenen. Een voorbeeld: Vertel het verhaal met je eigen woorden. Schrijf in goede volgorde wat er gebeurt. 1.
2.
3.
6.
5.
4.
11
3. De systeem-hulpmiddelen 3.1. Gedragspatroongrafieken - iedereen krijgt de tekst en leest het verhaal twee keer goed door - iedereen zoekt individueel in het verhaal 6 variabelen die belangrijk zijn voor de veranderingen die in het verhaal plaats vinden. Verdeel de variabelen over de hoofdpersonen en zorg ervoor dat ze goed zijn geformuleerd. - in het groepje van vier een gesprek voeren over de variabelen die ieder heeft gekozen. Werkvormen van coöperatief leren kunnen daarbij helpen (b.v "rondpraat"). Luister naar de argumenten waarom hij/zij juist voor deze variabelen heeft gekozen. - de groep komt gezamenlijk tot zes variabelen die ze samen belangrijk vinden. Zet de variabelen links van de verticale lijn in de grafieken. (iedereen zet ze in dezelfde volgorde) - ieder tekent individueel de lijnen in de grafieken: de tijd is steeds "begin, midden en eind van het verhaal". Teken de lijn zo nauwkeurig mogelijk.
12
begin
midden
einde
begin
midden
begin
midden
einde
begin
midden
begin
midden
einde
begin
midden
einde
einde
einde
13
Als je de lijnen individueel hebt getekend, ga je in je groep met elkaar hierover in gesprek. - Van groot belang is om in deze fase aandacht te besteden aan de manier waarop je met elkaar praat. Het gaat onder meer om: • leren zien dat er verschillen zijn: het gaat er niet om wie "gelijk" heeft • van elkaar leren door deze verschillen • luisteren naar elkaar, vertel elkaar het verhaal bij de lijn: is dit plausibel?? • vragen stellen aan de ander om het verhaal bij de lijn beter te begrijpen 3.2. De relatiecirkel De variabelen waar jullie de GPG's van hebben gemaakt worden nu rond de cirkel gezet. Vervolgens worden ze met elkaar verbonden om aan te geven hoe de variabelen elkaar beïnvloeden. Volg de stappen nauwkeurig. De procedure bij de relatiecirkel: - het uitgangspunt is een probleem, een verhaal, een krantenartikel, de inhoud van een les, een televisieprogramma, e.d. - teken een grote cirkel op het bord, een flip-over en/of een vel papier - plaats de belangrijkste elementen (variabelen) uit het verhaal rond de cirkel - beperk het aantal variabelen: 5 tot maximaal 10 - de variabelen moeten kunnen toenemen en afnemen; dit is heel belangrijk - zoek een variabele die zorgt voor een toename of afname van een andere variabele op de cirkel. B.v. door de toename van het aantal roofvogels daalt het aantal muizen. - kies die variabelen die er in het verhaal écht toe doen!! - neem als het kan een variabele op van elke hoofdpersoon uit het verhaal - teken een pijl van de oorzaak naar het gevolg - kijk of de pijl ook in de andere richting kan wijzen en teken ook de pijl terug - ga op zoek naar andere relaties tussen de variabelen en teken de pijlen - vertel elkaar het verhaal bij de cirkel
14
Nadat we de pijlen hebben getekend en in groepen erover hebben gepraat, is de opdracht om in de cirkel op zoek te gaan naar gesloten lussen. Dat betekent dat we bij één variabele beginnen, de pijlen volgen naar andere elementen en terugkeren bij de variabele waar we zijn begonnen. De lus geven we aan door de pijlen te kleuren, elke lus een andere kleur.
Teken de lussen.
15
Tenslotte kan de systeemtaal worden toegevoegd in de lussen. Er zijn hierbij maar twee belangrijke basisregels om te onthouden: • een relatie tussen twee variabelen, die door een pijl wordt aangegeven kan positief of negatief zijn:positief als ze allebei toenemen of afnemen: ze doen hetzelfde (same = S) Negatief als de ene variabele afneemt en de ander daardoor toeneemt (of andersom). Ze doen dan allebei iets anders (opposite = O) • een lus kan versterkend of stabiliserend zijn Versterkend = steeds meer, meer, meer of minder, minder, minder Als een lus versterkend is zetten we een R in de lus (van reinforcing) Stabiliserend = de variabelen houden elkaar in evenwicht, het loopt niet uit de hand. Als een lus stabiliserend is, zetten we een B in de lus (van balancing)
16
Opdracht 8: reflectie m.b.v. de denkgewoonten Gebruik de mindmap van de denkgewoonten en bestudeer deze. Welke denkgewoonten heb je vandaag gebruikt?
17
Bijlage ter informatie De ijsberg: systeemdenken in zes stappen Stap 1: Vertel het verhaal Het startpunt van een systeemaanpak is om je hoofd zo ver boven het water uit te steken dat over het probleem wordt nagedacht in plaats van meteen actie te ondernemen. Het beste is om een gesprek te voeren met iedereen die bij het probleem betrokken is. Laat ieder vanuit zijn eigen perspectief vertellen wat er aan de hand is. Hierbij is het van groot belang, om niet op zoek te gaan naar één schuldige. Als de teamleden vanaf het begin worden betrokken bij een aanpak, zal er een groter draagvlak ontstaan voor de gekozen oplossingen. Uiteraard dienen de betrokkenen op de hoogte te zijn van de belangrijkste uitgangspunten van systeemdenken. Zorg ervoor dat er in deze fase nog geen concrete voorstellen voor een oplossing worden gedaan. We zijn immers heel erg geneigd om met allerlei oplossingen te komen (“Het probleem moet de wereld uit…”) Als die voorstellen voor oplossingen toch komen, noteer ze en kom er dan na fase 6 op terug. Stap 2: Teken gedragspatroongrafieken In stap 1 gaat alle aandacht uit naar de beschrijving van het probleem zoals dat zich nu manifesteert. In de tweede fase doen we een stap terug en vragen we ons af, hoe het probleem zich heeft ontwikkeld in de loop der tijd. Door het tekenen van gedragspatroongrafieken verbinden we het verleden met het heden. We leren patronen te ontdekken. Neem enkele belangrijke variabelen die een rol spelen in het probleem. Let op: variabelen kunnen hard of zacht zijn; variabelen moeten neutraal geformuleerd worden; ze moeten kunnen toenemen en afnemen. Teken de grafieken op bijvoorbeeld post-it-briefjes. Neem daarbij één GPG per briefje, zodat je ze makkelijk kunt verplaatsen bij de verdere activiteiten. Bij het uitzetten van de tijd in de grafiek kunnen ook mogelijke toekomstige ontwikkelingen worden meegenomen. Hoe zou dit verder kunnen gaan als we niets doen? Stap 3: Formuleer een prikkelende stelling of vraag De bedoeling van een kernachtige uitspraak is om energie vrij te maken voor de rest van het proces. Een mooi beeld dat hier gebruikt kan worden is “de elastiek”, de creatieve spanning tussen de huidige realiteit en de visie. Het kan bijvoorbeeld een uitspraak zijn over de kern van het probleem, over wat mensen graag zouden willen of een vraag naar de echte oorzaak van het probleem.. Willen we dit ook nog wel echt? Gaan we hier nog voor? Wat is er dan nodig? Het stellen van een belangrijke vraag geeft het team ook de kans om wat afstand te nemen van alle gegevens uit het verhaal en de grafieken en om helder te krijgen wat er geleerd zou moeten worden. In de loop van de verdere proces blijft de mogelijkheid open om de vraag of stelling opnieuw te formuleren. Stap 4: Beschrijf de structuren in het systeem In deze fase worden relatiecirkels en causale lussen getekend. Daarbij gaat het om het weergeven van relaties tussen de belangrijkste factoren (variabelen) die in het probleem een rol spelen. Omdat elk teamlid een probleem vanuit eigen 18
perspectief bekijkt, zullen er verschillen zichtbaar worden in de tekeningen. Causale lussen tekenen is een creatief proces: niemand heeft het enig juiste antwoord! Teamleden worden zich bewust van het feit dat de lussen die ze tekenen een weerslag vormen van hun mentale modellen. Door deze mentale modellen zichtbaar te maken en erover te praten komt een team tot dieper inzicht en tot beter begrijpen van het probleem. Een ander voordeel van deze aanpak is dat eerste stappen worden gezet om na te denken over effectieve interventies. We vragen ons samen af: - waardoor worden de patronen van stap 2 veroorzaakt? - zien we relaties tussen de diverse variabelen? Is er sprake van een positieve (S) of een negatieve (O) relatie? Teken deze relaties. Er hoeft in deze fase nog geen sprake te zijn van causale lussen. - bespreek in groepjes of gezamenlijk de relaties die de teamleden weergegeven hebben. Vertel elkaar de verhalen achter de lijnen. - maak een keuze voor enkele belangrijke relaties en maak hiervan causale lussen. Begin met één enkele lus, die verder kan worden uitgebreid. Belangrijke vragen in deze fase zijn: • Wat beïnvloedt wat? Zien we dit terug in de GPG's in fase 2? • In hoeverre werken de gevolgen door naar de oorzaken? Hebben de gekozen oplossingen invloed op het oorspronkelijke probleem? • Hebben we het idee dat de lussen een mogelijke verklaring geven voor het probleem? • Als deze lus klopt, wat zouden we dan moeten doen om iets te veranderen? - Ook archetypen kunnen een belangrijke rol spelen, omdat veel problemen terug te voeren zijn tot één van de archetypen. Teken de lus(sen) of het schema van het archetype, zet de variabelen op post-its en plak ze in het schema. Vermijd echter forceergedrag. Breng niet “met alle geweld” een probleem onder in een lus of archetype. Teken je eigen causale lussen op basis van het probleem en stel vervolgens de vraag of hier sprake zou kunnen zijn van een archetype. Stap 5: Stel de vragen die tot dieper inzicht leiden In deze fase gaat het erom, inzicht te krijgen in de onderliggende problemen en opvattingen. Alle disciplines van de lerende school komen in deze fase samen met als uiteindelijk doel het team te leren interventies te kiezen en uit te voeren die een probleem werkelijk oplossen, ook op langere termijn. Vier aspecten spelen daarbij een rol: - praat over het doel van het systeem Hier gaat het vooral om vragen rond visie, doel en missie. Wat willen we met zijn allen realiseren rond de thematiek die hier speelt? Hoe belangrijk is dit voor ons? - onderzoek mentale modellen Onderzoeken van de eigen opvattingen en die van anderen. Welke diepere “waarheden” spelen hier een rol? In hoeverre vormen ze de oorzaak van dit probleem? Welke manier van denken houdt het systeem zoals het is in stand? Individueel, maar ook collectief ("zo denken wij hier op school"). Een mogelijkheid is, om bij de causale lussen gedachtewolken te plaatsen met daarin de onderliggende gedachten. - de grenzen van het systeem 19
-
Welke factoren spelen er nog meer een rol? Als we de grenzen van het systeem te eng nemen, komen we vaak niet toe aan wezenlijke oplossingen. Werk ook hier met post-its om variabelen te noemen, die van invloed zijn. Voeg ze toe aan de eerder opgestelde causale lussen. eigen verantwoordelijkheid: wat is mijn rol? Welke bijdrage heb ik zelf geleverd aan het ontstaan en voortbestaan van dit probleem? Wat kan ik doen om een bijdrage te leveren aan een fundamentele oplossing? Leg niet alleen de schuld bij anderen of buiten het systeem (“De vijand is buiten”), maar kijk naar je eigen mogelijkheden. “Wij zijn het systeem….” Ghandi formuleerde dit als volgt: "We have to become the change we want to see in the world."
Stap 6: Plan interventies Bij het plannen van interventies is het van groot belang om de kennis en inzichten die zijn opgedaan in de vorige fases mee te nemen in de besluitvorming. Plan acties die een bijdrage leveren aan een structurele aanpak van het probleem en aan het bereiken van die resultaten die we werkelijk willen bereiken. Hier kunnen de archetypen en de overige causale lussen helpen. Welke invloeden willen we veranderen? Streep b.v. pijlen die invloeden aangeven door. Voeg relaties toe die zouden kunnen helpen het probleem op te lossen. Kijk of vertragingen kunnen worden weggenomen of beperkt. Maak een inschatting van de gevolgen van de interventies, op korte én op langere termijn. Kijk hierbij ook naar onbedoelde neveneffecten. (De oplossingen van vandaag zijn vaak de problemen van morgen) Soms is het handig om een gekozen oplossing een tijdje uit te proberen en vervolgens te onderzoeken of de verwachte effecten inderdaad optreden. In het hoofdstuk over de archetypen staat een aantal mogelijke interventies beschreven. De meest efficiënte interventies zijn meestal gericht op de mentale modellen van betrokkenen: de waarheden, de manieren van denken en doen, de handelingspatronen. Zonder iets te doen aan de vaak diepliggende mentale modellen van betrokkenen zijn echte verandering en probleemoplossing zeer moeilijk en soms zelfs onmogelijk. Verwacht geen wonderen van structuurinterventies als ze niet gekoppeld zijn aan elementen van de professionele cultuur van de organisatie.
20