SPORTMEDISCHE PRAKTIJK
E. ELE RH, K.MVOLKERS, R.1.\. DEKKER EN K.A.P.. LEMMINK
Trainingsdagboeken: theorie en praktijk In een trainlngsdagboek houden (top)sporters gegevens blj over hun traInIngen maar ook over herstel en over fysleke belasting en stressoren naast de sport. In theorle is veel bekend over hoe sporters dat zouden moeten doen. Er zijn echter geen wetenschappelljke gegevens bekend over hoe spotters In de praktljk met deze richtUjnen omgaan. In dit artiket presenteren we onderzoeksgegevens over het gebruik van trainlngsdagboeken onder Nedertandse spotters van natlonaal en Intemationaal niveau en splegelen we die gegevens aan elgen bevindingen en bevindingen ult de wetenschappelljke Uteratuur. deze studie dat cen aantal zeilers slechts een duwtje in de rug nodig had om een dagboek te gaan gebruiken. Na cen cam pagne over het gebruik van wetenschap pelijke kennis in het zeilen gaf 57% van de zeilers aan inmiddels een trainings dagboek te gebruiken. In dc wetenschappelijke literatuur wor den wel veel studies beschreven waarin trainingsdagboeken gebruikt zijn als onderzoeksmethode, bijvoorbeeld bij overtrainingsonderzoek. Ook binnen ons centrum wordt in dat kader in ver schillende takken van sport een aantal studies uitgevoerd of voorbereid.” Dc aanbevelingen die we hier doen, vloeien voort uit bevindingen van deze studies. Dc onderzoeksvragen in deze studies zijn sterk aan de praktijk gerelateerd, waardoor de aanbevelingen zeer bruik baar zijn voor sporters en trainers/coa ches. Recenrelijk is een vragenlijstonderzoek uitgevoerd onder 224 sporters van natio naal (70%) en intcrnationaal (30%) niveau over het gebruik van trainings dagboeken. Dc gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 24,3 (±5,8) jaar. Dc deelnemers waren ongeveer gelijk ver deeld over individuele sporten (51%) en teamsporten (49%). Dc gegevens uit dit onderzoek staan centraal in dit artikel.
.;..wrn..
Trainlngsdaboeken kunnen sponers en trafrlefs/coaches vooalen van waardevoUe intormatie aver hel trainingsregTme ende Individuele reactles van sportefs daarop. De resultaten van een vragenlijstonderzoek onder 22.4 spoteis van nationaal (70%) en internabonaal (jo%) nlveau worden gesplegeld aan elgen bevindingen en bevffidlngen ult de wetenschappelike Iiteratuur. Hoewel trainlngsdagboeken nuttig zUn or
spotters in verschillende takken van sport. bleek dat individuele sporters (74%) vaker oen trainingsdagboek bijhielden dan teamsporters (:i%). De meeste spotters hielden gegevens bi over trainingsbelastlng (86%). vaak een combinatie van een objectieve en cen subjectieve maat. precies zoals ook wordt aanbevolen. Naast de trainlngsbelastlng is het 00k nunig gegeveis blj te houden van de mate waann een spotter herstelt van n trainingen en van stressoren naast de sport. Spotters en coaches wordi aangeraden regelmatig In het dagboek terug te kllken en de gegevens te gebmiken voor het optimaUseren van het tralnlngsregime. en zo te werken naar Iopprestatles. SUMMARY I he, with valuable iflf,luF,tliuli iro’.iiie aIhlIe. ntl itiiliei,I tiairririg lOgs t,ilF 1 to it. Results from an ilililit iiiFjIig rgi1iit iptd ihi’ ii I.li ii’iii 1 atititit the h( till! 3O%) I. _l ii’ ipriiiitg 1)4 Uutih ithieti’, oh national 7o.i ill liii tt’lltl lIItitIllF’ ilid litill till i’ll llr’t’lFt<’tI III tiitillii,li,,ii witl1 findings Ironi sIuilit it was liuii liii, ilihough training os can provide VdiUdI)ii illIlirliOlun In all kiiid ii Spoil-. ktr Pig attaining lOg wa. more (Unhurt among ltIIJll,i ithiele, I I thin among Icim athletes (11%). Most othiek, kept i measule ul hauling load IHJiI. whk It lii mci cise vi a combination oh oblectus. and subjective measures, vacti is is recommended. Apart from r,iairg load keeping some measures of ,ttjdilioti,ii stress and td rt_gntation is .tlso recommended. liii Irilcrmitlon ill training log .lioull bu c,iisuthcd r.’gularly and should be used in IIIlUII1. ih training regime for peak twrioc illini t
TREFWOORDEN: TRAININGSDAGBOEK. IRAININGSBELASTING. FYSIEKE BELASTINGGRENS
lET t3tjNOiJD.
INLEIDING
Er is weinig inforinarie beschikbaar over het gebruik van trainingsdaghoeken in de sportpraktijk. Er is, voor zover ons bekend, slechts één wetenschappelijke studie waarin een inventarisatie is gedaan van het aantal sporters dat cen trai 13 In deze studie werden Nieuw Zee ningsdagboek gebruikt. lancise zeiLers uit olympische kiassen ondervraagd over het gebruik van wetenschappelijke kennis in hun sport. Uit bet antwoord op één van de vragen bleek dat 39% van de zeilers gebruik maakte van ccii ttainingsdagboek. Ook bleek uit
VAN EE% TRAlNlGSDAGBOEK
Het bijhouden van een trainingsdagboek is nuttig voor sporters in veel verschillende takken van sport. Dagboekge gevens kunnen helpen bij het optimaliseren van prestaties door individuele reacties van sporters op het traiiiingsregi me sysrernatisch te evalueren. Zeker wanneer het dagboek consequent wordt bijgehouden gedurende meerdere trai ningsseizoenen, kan het een nuttige bijdrage leveren aan het rnaken van Ixet trainingsschenia en daarmee aui het plannen
Geneeskunde en Sport, 39, 5
I
oktober 2006
175
SPORTMEDISCHE PRAXTII K uitgevoerde trainingsschema op de sporter. Aangezien de trainer of coach over het algemeen degene is die het trainingsschema maakt en aanpast, zal het invullen van het trainingsdagboek 10 dus invloed hebben op toekomstige (30 schemas. En dat is nu net een belang rijk doe! van het bijhouden van het trainingsdagboek. Een nadeel van het bijhouden door de trainer of coach is dat er informatie gemist kan worden. Ten eerste zullen gegevens over trainingen die uitge voerd warden naast het reguliere trai ,“ 3t ningsschema niet in het dagboek terecht komen, terwij! juist die extra trainingen de doorsiag kunnen geven ( in bijvoorbee!d het doorbreken van talentvo!!e spotters. 5 Ten tweede kan Flguur (let percentage sporters in verschlllende sporten osportgroepen dat een tralnlngsdagboek bijhoudt. er waardevo!!e additionele informatie ontbreken wanneer de sporter niet zeif van topprestaties. De dagboekgegevens kunnen daarnaast het dagboek invult. Hierbij kan gedacht warden aan stresso ten naast de sport, zoa!s tentamens of &milieperikelen, of oak gebruikt warden am overtraindheid te voorkomen. Uit het vragenlijstonderzoek blijkt dat 43% van de 224 aan meet algemene gevoe!ens die niet op de training geuit ondervraagde sporters een trainingsdagboek bijhoudt. zijn, maar die we! van be!ang zijn voor de uitkomst van de trainingen. Dc auteurs van dit stuk willen dan ook nadruk Onder individuele spotters ligt dat op 74%, terwiji slechts kelijk adviseren de sporter zelf het dagboek in te !aten vu! 11% van de teamsporters een dagboek bijhoudt. Zie figuur 1 voor een overzicht van de percentages per talc van sport. len. Aan sporters wi!!en we adviseren de trainer of coach Deze uitkomst is niet verrassend, maar wel opvallend. De toegang te geven tot het dagboek. Dit is gemakkelijk te rca auteurs zijn van mening dat het bijhouden van een dagboek liseren als een daghoek elektronisch bijgehouden wordt. wenselijk, eigenlijk zelf noodzakelijk is voor alle topspor Door het bestand bijvoorbeeld éCn keer per week of na iede ters: individuele sporters en teamsporters. Daar waar indivi re mesocyc!us te e-mai!en naar de trainer/coach kan van beide hierboven genoemde voorde!en geprofiteerd worden dude sporters vaak duidelijk tegen de 1,’sieke belastings zonder dat er sprake is van genoemde nadelen. Een internet grens aanzitten, zitten teamsporters eerder tegen een psychosociale belastingsgrens aan. Ook voor hen is het dus dagboek zou oak uitkomst kunnen bieden. raadzaam een trainingsdagboek bij te houden. -
I
—
—
—
——
-___________________________
.
2OLLLH .flDU:i -
-•
\‘
‘
>*;,
a,
‘1
Er is ook een duidelijk verschil gevonden tussen individuele en teamsporters wat betreft degene die het dagboek bij houdt. Van de individuele sporters die een dagboek bijhou den, doet 96% dit zeif, bij teanisporters is dit slechts 58%. Voor 33% van de teamsporters houdt de coach of trainer het dagboek bij. Een aantal sporters geeft aan dat nog iemand anders het dagboek bijhoudt. Er zitten voor- en nadelen aan beide methoden. Een voor dee! van het bijhouden van een trainingsdagboek door de sporter zeif is het bevorderen van het zelfbewustzijn. Door na iedere training een aantal gegevens over die training op te schrijven, wordt de sporter gedwongen tot een bepaalde mate van zeifreflectie. Deze zeifreflectie kan ertoe leiden dat de sporter zichzelf beter leert kennen en daarmee signalen van bijvoorbeeld overtraining leerr oppikkcn. Het invullen van het trainingsdagboek door de trainer of coach heeft als voordee! dat deze meet zicht krijgt op de effecten van het
176
Voor zowel het optimaliseren van prestaties als het voorko men van overtraindheid is het van be!ang gegevens over de trainingsbe!asting bij te houden. Inderdaad noteert 86% van de sporters die cen trainingsdagboek bijhouden gege vens over de trainingsbelasting. Van hen houdt 43% de trai ningssnelheid bij. Het bijhouden van de trainingssnelheid als maat voor trainingsbe!asting kent echter een aantal pro blemen, Ten eerste kan deze maat lang niet voor alle sporten en voor alle trainingsvormen bijgehouden worden (denk bijvoorbee!d aan ba!teamsporten en aan trainingsvormen als krachttraining). Ten rweede hebben weer en wind en de omgeving een grate invloed op de gemiddelde trainingssnel heid. Een wielertraining van dezelfde intensi teit zal met harde wind en/of in de heuve!s bijvoorbeeld een lagere gemiddelde sneiheid opleveren dan een wielertraining met windstil weer in een vlakke omgeving. Bovendien is trai riingssnelheid rypisch een maat voor externe trainingshe
Geneeskunde en Sport, 39, 5
oktober 2006
SPORTMEDISGIE PRAKTIJK
lasting. Het is echter de interne trainingsbelasting, dat wil zeggen de wisseiwerking tussen de externe trainingsbelasting en de individuele belastbaarheid van de sporter, die de uit komst van training bepaalt. Ret is daarom raadzaam om een maat voor inrerne trainingsbelasting bij te houden in het trainingsdagboek. Eén van de bekendste maten voor interne trainingsbelasring is het bijhouden van de duur van training in verschillende intensiteitszones. Deze intensiteitszones kunnen uitgedrukt worden in percentages van de hartfrequentiereserve (heart rate reserve; HRR) of bepaald worden in het inspanningsla boratorium aan de hand van de hartfrequentie op de lactaat drempel of de ventilatoire drempel (voor een discussie over deze drempels zie Klomp).’ 2 In ieder geval moet voor het op deze manier bijhouden van trainingsbelasting de trainings hartfrequentie geregistreerd worden. Uit ons onderzoek blijkt dat 51% van de sporters die de trainingsbelasting bij houden de gemiddelde hartfrequentie noteerr. Trainingsbelasting kan ook subjectief bijgehouden worden. Uit ons vragenlijstonderzoek blijkt inderdaad dat 75% van de sporters die gegevens over trainingsbelasting bijhouden een subjectieve maat voor trainingsbelasting noteert. Uit verschillende studies blijkt dat het gevoel van de sporter één van de beste maten is voor de verhouding tussen belasting en belastbaarheid, 5 waarschijnlijk doordat ook factoren ” 8 buiten de sport, zoals psychosociale stress, meewegen in de beleving van de training door de sporter. Een voorbeeld van een subjectieve maat voor trainingsbelasting is de ervaren mate van inspanning (EMI). Oorspronkelijk is de EMI ont wikkeld door Borg 3 voor het subjectief meten van de mate waarin iemand zich inspant. Foster 6 heeft de EMI aangepast om achteraf de ervaren mate van inspanning over een hele training (trainings-EMI) te meten (figuur 2).
Veel maratontopers houden een trainingsdagboek bq
TmInl*p4MI
Hersiel
6 it’
ci. heel 114 II
ii
heel, lied slethi tlein4id
nrid
H
H
9 heel ilanlil hør%leid
h9e1 Ii, lii lii% iiuiileiid 1
9 i0
ii li.hl In.ipen.neii,1
ii
tie, hI henlelil
‘4
Ii Iei.lvillI lIidI44iiIiliIIll
I
Ie.l.IlI r,c,,le,l
j lii1i1efl1
i
Cl
16
it,
ht,l Int.pi.1 ne n,1
ti,el
4,1,1
ciii ti ti clii
9 heel. 4.cel ,tl her,l,lJ 4,,
Flguur 2. Dc ervaren mate van Inspanning voor een training (trainings-EMI) en de
ervaren mate van hcrstet. zoals die gebruikt kunnen worden in een trainingsdagboek.
Het bijhouden van de trainings-EMI kent twee voordelen boven het gebruiken van hartfrequentiematen. Ten eerste is de trainings-EMI zonder technische hulpmiddelen te bepa len, waardoor de sporter nooit last heeft van technische mankementen (bijvoorbeeld lege batterijen) of van een ver geten of niet aangezette hartslagmeter. Ten tweede blijken niet alle hartfrequentiematen goed geschikt om hooginten sieve inspanningen te kwantificeren. In onderzoek is aange toond dat de trainings-EMI betrouwbaar en valide is voor verschillende sporten, zoals schaatsen, 6 fietsen, basketbal, 7 voetbal’° en krachttraining. 4 MER DAN T
..
‘.
Dc uitkomst van een trainingsprogramma wordt niet alleen bepaald door de trainingsbelasting, maar ook door de mate waarin een sporter herstelt van zijn trainingen. Naast gegevens over frsieke belasting moeten dus ook gegevens over herstel bijgehouden worden. Een bekende maat voor fysiek herstel is de rusthartfrequen tie. Hoewel wetenschappelijk bewijs voor het gebruiken van de rusthartfrequentie als maat voor herstel op zijn minst controversieel 5 wordt het in de sportpraktijk ” 2 is, gezien als een bruikbare maat om te bepalen wanneer een spotter gas terug moet nemen. Inderdaad blijkt meer dan de heift (55%) van de sporters die een trainingsdag boek bijhouden de rusrhartfre quentie te registreren. Andere maten voor fysiek herstel die bijge houden worden zijn gewicht
Geneeskunde en Sport, 39, 5
• oktober 2006
177
SPORTMEDISCHE PRAKTIJK 71
• 5
.., r,,*j
1.
1k
III
C I4*
Figuur
.
Percentages van de mate waarln spotters die een dagboek bijhouden
Flguur4 Percentages van de mate waarin spotters die een dagboek bijhouden de trainingen aanpassen aan de gegevens ult bet dagboek.
terugkijken in het trainlngsdagboek.
(61%), blessures (61%), nachrrust (46%) en spierpijn (34%). Wat opvalr is dat minder dan 10 procent van de log boekgebruikers gegevens bijhoudt over voeding, terwiji goede voeding juist het verschil kan maken tussen goed her 9 Naasr objectieve maten voor herstel 1 en overrraining) ste kan het ook zeer nurtig zijn om een subjectieve maat voor hersrel op te nemen in her dagboek. Dc sporter kan bijvoor beeld iedcre ochtend invullen hoe goed hij/zij zich hersteld voelt op dezelfde schaal als de trainings-EMI” (zie figuur 2). :•i.<
Her bijhouden van een trainingsdagboek voor het optimali seren van presraties en/of het voorkomen van overrraind heid vraagt meer dan het invullen van gegevens. Om infor matie uit her trainingsdagboek te halen is het van belang oni regelmatig terug te kijken en de trainingen af re stemmen op de dagboekgegevens. Uit onze studie blijkt inderdaad dat her groorste dee! van de sporters met enige regelmaat terug kijkr in her rrainingsdagboek. Slechts 7% van de sporters die cen rrainingsdagboek bijhouden, zegt nooir in her dag bock rerug cc kijken, 20% kijkt minder dan eens per maand rerug, 42% kijkr minstens eens per maand rerug en 31% kijkt minstens eens per week in het dagboek rerug (figuur 3). Of de rrainingen dan ook op het dagboek afgesremd wor den, blijkr een toraal andere kwestie. Minder dan de heift van de sporters stemt meestal (31%) of alrijd (13%) de trai ningen af op de dagboekgegevens, 39% stemr soms de trai ningen crop af en 17% doet dit nooir (figuur 4). Opvallend is, dat een gelijk aanta! sporrers her idee heeft dat zijn/haar prestaries verbeterd zijn (47%) sinds hij/zij een rrainings dagboek gebruikr en dat 53% vindt dat de presraries gelijk gebleven zijn. Uiteraard kan met deze gegevens geen causaal verband aangeroond worden, maar her lijkr crop, dat spor ters die meestal of altijd hun rrainingen afstemmen op her dagboek meer voordeel halen uit het bijhouden van een dagbock dan sporrers die soms of nooit hun training crop afsreinmen.
178
Het spreckt voor zich dat sporters en coaches aangeraden wordt regelmatig in her dagboek terug re kijken. Op korte termijn kunnen trainingen aan het dagboek aangepast wor den. Wanneer een sporter bijvoorbeeld een bepaald soort training als veel zwaarder ervaart dan voorheen en aangeefr zich ‘s ochtends minder goed herste!d te voelen dan nor maal, kan dir een reden zijn om de rrainingsbelasring te ver lagen of een training over te slaan. Ook kan informatie uit het trainingsdagboek helpen de rrainingsbelasting v!ak voor een wedstrijd nauwkeurig re monitoren en re optimaliseren. Op de lange termijn zou in her dagboek reruggekeken moeten worden als het rrainingsschema wordt aangepast ofwanfleer een nieuw trainingsschema gemaakt worth. Door een combinatie van korte en lange termijn evaluaties re gebrui ken, kunnen de voordelen die her trainingsdagboek biedr optimaal benur worden. RE FE REN TIES 1. Achten J, Halson SL, Moseley L, Rayson MP, Casey A, Jeukendrup AE. Higher dietary carbohydrate content during intensified running training results in better maintenance of performance and mood state J App! Physiol 2004;96:1331-1340. 2. Achten J, Jeukendrup AR. Heart race monitoring: applications and 3. 4.
5.
limitations. Sports Med 20O3;33:5l7.538. Borg G. Borg’s perceived exertion and pain scales. Champaign, IL: Human Kinetics, 1998. Day ML, McGuigan MR, Brice G, Foster C. Monitoring exercise intensity during resistance training using the session RPE scale. J Strength Cond Rs 2004;18:353-358. Fiferink-Gemser M, Visscher C, Richart H, Lemmink KAPM. Multidimensional perfonnance characteristics and performance level in talented youth field hockey players: A longitudinal study. Br
J Sports Med 2006, in press. 6. 7.
Geneeskunde en Sport, 39,
Foster C. Monitoring training in athletes with reference to overtraining syndrome Med Set Sports Exerc 1998,30:1164-1168. Foster C, Florhaug JA, Franklin J, Gortschall L, Hrovatin LA, Parker 5, cc a!. A new approach to monitoring exercise training. J Strength Cond Res 2001,15:109-115.
• oktober 2006
SPORTMEDISCHE PRAKTIJK 8.
9.
10.
11. 12. 13.
14.
15.
Halson SL, Jeukendrup AE. Does ovcrtraining exist? An analysis of overreaching and overtraining research. Sports Med 2004;34:967981 Halson SL, Lancaster GI, Achtcn J, Glecson M, JcukcndrupAE. Effects of carbohydrate supplementation on performance and carbohydrate oxidation after intensified cyding training. J Appl Physiol 2004;97: 1245-1253. lmpellizxeri FM, Rampinini E, Coutts AJ, Sassi A, Marcora SM. Use of RPE-based training load in soccer. Med Sci Sports Exerc 2004;36:1042-1047. Kenttä G, Hassmén P. Overtraining and recovery A conceptual model, Sports Med 1998;26:1-16. Klomp R. Ventilatoire drempel: toepasbaar in de praktijk? Sportgerichc 2003;57:33-37. Legg SJ, Mackie I-LW Change in knowledge and reported use of sport science by elite New Zealand olympic dass sailors. J Physiol Anthropol AppI Human Sci 2000;19:83-92. NederhofE, Lemmink KAPM, Visscher C, Meeusen R, Mulder Th. Psychomotor speed: Possibly a new marker for overtraining syndrome. Sports Mcd, 2006 in press. Urhausen A, Kindcrmann W. Diagnosis of ovcrtraining: what tools do we have? Sports Mcd, 2002;32:95-102.
Oil artikel is met toestemming ergenomen ult Sportgerlcht
•
Het bijhoudcn van een trainingsdagboek is nuttig voor sporters in verschillende takken van sport.
•
Het dagboek zou bijgehouden moeten worden door de sporter. Het is verstandig als de sporter zij n/hair coach of trainer toegang geeft tot alle informatie.
•
In het dagboek zouden een objectieve en een sub jectieve maat voor de trainingsbelasting bijgehou den moeten worden.
•
Verder moet ook informatie over herstel en over andere mogelijke bronnen van stress worden gere gistreerd.
•
Sporter en trainer/coach moeten regelmatig terug kijken in het dagboek en de trainingsbelasting am durven passen aan de hand van de gegevens.
•
Steeds als een nieuw trainingsschema gemaakt wordt, moeten oude gegevens uit het trainings dagboek weer bekeken worden.
2006;2;37-4).
OVER DEAUTEURS
Drs. Esther Nederhof. ICarin lkers, Welmoed Deicker en dr. ICoen Lemmink zijn alien verbonden aan het Interfacultair Centrum voor Bewelngswetenschappen, het UMCG en de Rijksunlversitelt Groningen. Esther Nederholen lCoen Lemmink ijn eveneens verbonden aan het Academlsch Centrum boor Sport. Bewegen en Gezondheld in Groningen. Correspondentleadres: Esther Nederhol. Postbus 196.9700 AD Groningen. e-mail e.nederhofrug.nl. teL 0503638902.
Geneeskunde en Sport, 39.
• oktober 2006
179