Hoofdstuk 3
Theorie en praktijk Hendrik zou timmerman worden of misschien wel leraar. In elk geval geen boer, dat wist hij heel zeker. Zijn plannen reikten hoger. Hard werken was hij gewoon, maar geld verdienen nog niet. En dat was wèl zijn bedoeling. Des te groter was de teleurstelling toen hij de eerste vijf maanden van zijn opleiding aan de Ambachtsschool moest missen. Dat kwam niet door de blindedarm-ontsteking, zo werd hem door de dokters in Veghel verzekerd. De operatie was goed gelukt. Neen, het was de A-griep die zijn genezingsproces in de weg stond. Nog maar nauwelijks thuis van de operatie, werd hij opnieuw naar Veghel gebracht. Dit keer zou het maanden gaan duren. Het abces in zijn buik was moeilijk te bestrijden. Net voor Kerstmis mocht de Vlaamse reus het ziekenhuis verlaten. Met zijn 48 kilo was hij een verzwakt konijntje. Moeder Miet stond klaar met bloedworst en gebakken spek. Ze had het wel eens benauwd gehad of Hendrik het zou redden, maar nu kon ze zelf moederen. Het zou goed komen…
Na nieuwjaar gaat Hendrik naar school. Hij is niet de oude, maar ook niet te houden, zo weet Miet. Ze kent hem maar al te goed. Geduld is niet zijn sterkste kant. 'Hou zo'n jongen maar eens thuis,' zegt ze tegen de buren, om iets van haar ongerustheid te laten blijken. Die snappen het heus wel en
bevestigen het beeld: 'Wat die in z'n kop heeft, heeft ie niet in z'n kont.'
Hendrik is van plan om in drie maanden tijd het gemiste half jaar ambachtsschool goed te maken. Hij werkt tot ie scheel ziet om alle leerstof in te halen en slaagt wonderwel. Althans in theorie, want het praktijkgedeelte houtbewerking is minstens zo belangrijk en zijn klasgenoten hebben al diverse werkstukken gemaakt. Het wordt een race tegen de klok. De houtkrullen vliegen in het rond. Tijd voor een zorgvuldige maatvoering gunt hij zich niet. Het wordt hem zwaar aangerekend. De schoolleiding prijst zijn werklust, maar de werkplaatsmeester kent geen genade en laat hem struikelen op praktijk. Hij mag het jaar nog een keer overdoen. Hendrik is bitter teleurgesteld, maar niet boos. Hij hoeft zichzelf niets te verwijten en weet zeker dat hij het diploma timmerman zal halen.
Wel boos was ie op die jongen van Dankers. Die gast werd na een paar jaar ULO zomaar in zijn klas gepoot. Hij was een paar jaar ouder als de rest en liet dat blijken ook. Iedereen moest voor hem door het stof. Daar had Hendrik geen zin in. De eerste maanden was hij nog wat zwakjes, dus wachtte hij rustig af. In het voorjaar werd er buiten gevoetbald en de ULO-gast wilde niets liever dan zijn enkels raken. Hendrik had er meer dan genoeg van en hij trapte eens flink over de bal. God wat
lag die jongen te kermen. De meester moest erbij komen, maar het leek erger dan het was. Na het laatste fluitsignaal liep Hendrik onbekommerd het veld af. Plotseling kreeg hij van achteren een schop onder zijn kont. Dat had die Dankers beter niet kunnen doen. Hendrik is door het dolle heen en begint erop los te slaan - al wat den Heer geven kon. Zo kwaad is ie nog nooit geweest. Hij zou 'm helemaal gesloopt hebben als de meester er niet was geweest om het gevecht te stoppen. De jongen druipt met een bloedende kop af. Hij zou Hendrik nooit meer lastig vallen.
Hendrik vestigde zijn reputatie, maar was eigenlijk helemaal niet zo'n vechtersbaas. Het zou zijn laatste serieuze knokpartij zijn. Hoewel, een paar jaar later heeft hij nog eens twee kerels uit een café gezet. Die hadden wat vervelende opmerkingen gemaakt over Mia, zijn verkering. Maar dat was het wel. Verder was er niemand die hem uitdaagde en Hendrik zelf zocht geen ruzie.
De rest van zijn opleiding aan de Ambachtsschool verliep naar wens. Sterker nog, de schoolleiding adviseerde hem om naar de MTS in Helmond te gaan. Met name in techniek zat hij ver boven de middelmaat. Hendrik wilde wel, maar zijn ouders niet. De oudste dochter Riek werkte inmiddels bij de Willem II sigarenfabriek, dus waarom zouden ze voor hun oudste zoon een uitzondering maken. Er waren nog vier kinderen op school en het geld konden ze goed gebruiken om het gezin draaiende te houden. En dan die stad, Helmond. Elke dag op
en neer. Wat zou dat niet kosten? Neen, er was geen enkele reden voor.
Zo begon Hendrik op 16-jarige leeftijd als gediplomeerd timmerman bij een meubelmaker in Volkel. Hij zou het zich maar nauwelijks herinneren, want na 10 dagen was ie weer vertrokken. Het lag hem niet, dat meubelmaken. Veel te precies allemaal. Bij bouwbedrijf Van Eupen ging het een stuk beter, althans met Hendrik, want de firma ging spoedig failliet.
Zijn eerste grote uitdaging lag bij Piet van de Ven - meer bekend als Piet Ven. Piet was vrachtwagenchauffeur, maar voor zichzelf begonnen omdat zijn oom hem een compleet bedrijf naliet. Er werden een soort holle betonblokken gemaakt, geschikt voor stallen, schuurtjes en schuttingen. Hendrik zorgde voor het onderhoud en de productie van de mallen. Daarnaast werd hij ingeschakeld voor het plaatsen van schuttingen, voor verbouwingen en voor nieuwbouw van bergingen, garages en stallen. Het bedrijf groeide als kool en Hendrik kon zich laten gelden als timmerman en voorwerker.
Na werktijd was Hendrik druk doende met zijn opleiding voor bouwkundig tekenaar of hij stond op een of andere boerderij slaapkamertjes te timmeren. Die klusjes nam hij graag aan. Voor het hout en de hard- en zachtboardplaten had hij achter zijn fiets een stevige aanhanger bevestigd. Meestal was het karwei in een dag of twee klaar, inclusief witten. De boeren
waren er blij mee en Hendrik niet minder. Hij verdiende een aardige cent bij.
Het gezin Van Dijk was uit de zorgen, zeker toen ook de dochters Netty en Maria hun weg vonden naar de Willem II. Geld maakt niet gelukkig, maar armoede al helemaal niet.