tijdschrift voor bibliotheek & archief
2012 | 9
RegionAAl DepotBeleiD Theorie en prakTijk
De wet van de remmende achterstand Van volksbibliotheek naar openbare bibliotheek Redt de makerspace de openbare bibliotheek? Bib Web Awards 2012
editoriaal
Dromen van erfgoed
VERANTWOORDELUKE UITGEVER
Bruno Vermeeren, Coördinator VVBAD
Julie Hendrickx, Statiestraat 179, 2600 Berchem HOOFDREDACTEUR Julie Hendrickx •
[email protected] REDACTIE
De erfgoedsector is jong. Pas in 2008 kwam er één decreet voor de hele sector. Dat decreet bracht voor het eerst musea, culturele archiefinstellingen, de sector volkscultuur, erfgoedbibliotheken, expertisecentra en erfgoedconvenanten samen. Voor het eerst werd daardoor de volledige omvang van de sector duidelijk. Dat het Erfgoeddecreet in 2012 licht wijzigde, verandert niets aan de basisfilosofie.
Klaartje Brits, Jo Cooymans, Beatrice De Clippeleir, Gerd De Coster, Ingrid De Pourcq, Noël Geirnaert, Raf Guns, Myriam Lemmens, Laurent Meese, Kris Michielsen, Paul Nieuwenhuysen, Veronique Rega, Peter Rogiest,
Met het instrument van de erfgoedconvenanten voorziet het decreet ook in een groeipad voor de sector. Het staat niet expliciet in de tekst, maar de verwachting mag toch zijn dat het netwerk van convenants op termijn heel Vlaanderen dekt. Ook los van het decreet blijft de sector in beweging. Zo formuleerde minister Schauvliege eind 2010 een beleidsvisie op immaterieel erfgoed.
Saskia Scheltjens, Eva Simon, Patrick Vanhoucke, Bruno Vermeeren. VRIJWILLIGERS Rien Emmery REDACTIESECRETARIS Tom Van Hoye •
[email protected]
De noden in de erfgoedsector blijven groot, ondanks alle nieuwe ontwikkelingen. De depotproblematiek wordt aangepakt door de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Het gaat dan niet alleen om de fysieke ruimte, maar bijvoorbeeld ook om verpakking en registratie. Een onderzoek van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek toont aan dat er nog een hele weg af te leggen is op vlak van conservering en preservering, maar ook op vlak van digitalisering en zelfs bibliografische ontsluiting. Er zijn dus nog grote achterstanden weg te werken op vlak van basiswerking en dat in de hele erfgoedsector.
REDACTIEADRES VVBAD • META Statiestraat 179, 2600 Berchem Tel. 03 281 44 57
[email protected] • http://www.vvbad.be/meta Reageer op Twitter: #overmeta ADVERTENTIES Marc Engels •
[email protected]
De sector toont gelukkig ook veel ambitie om de uitdagingen aan te gaan. Dat blijkt telkens opnieuw uit de beleidsplannen die ingediend worden voor werkingssubsidies op het Erfgoeddecreet. Alleen: er is geen geld. Al bij de bekendmaking van de beleidsvisie op immaterieel erfgoed bleek dat het thema vorm zou moeten krijgen binnen de bestaande organisaties en budgetten. Bijkomende erfgoedconvenanten betekenen een herverdeling van de bestaande middelen. De nieuwe plannen voor een volgende beleidsperiode worden zelden gehonoreerd. De sector blijft ter plaatse trappelen. Op ongeveer 8 procent van het cultuurbudget, zo bleek uit het Prisma-onderzoek van FARO.
LAY-OUT Marc Engels DRUK Enschedé-Van Muysewinkel META verschijnt 9x per jaar,
De erfgoedsector dient de aanvragen voor werkingssubsidies in gespreide slagorde in: musea na archieven na expertisecentra … Dat heeft voordelen: de deelsectoren komen onderling niet in concurrentie, voor de commissies en de administratie wordt de werklast gespreid. Het betekent echter ook dat niemand de berekening maakt voor de erfgoedsector: hoeveel geld is er nodig, hoeveel is er toegekend en vooral: hoeveel is er te kort?
niet in januari, juli en augustus. META is een uitgave van de VVBAD en is begrepen in het lidmaatschap, maar is ook verkrijgbaar als abonnement. Meer informatie op http://www.vvbad.be/lidmaatschap. ISSN 2033-639X
In het voorjaar werd een dergelijke berekening wel gemaakt voor de kunstenorganisaties, die wel allemaal samen hun aanvraag indienen. Na een pittige discussie in de pers, leverde dat de kunstensector 7,5 miljoen euro extra op. Volgens het jaarverslag 2011 van het Agentschap Kunsten & Erfgoed stemt dat ongeveer overeen met het volledige budget dat Vlaanderen toekent aan musea ingediend op het Vlaamse niveau. Wat zouden we met een dergelijk bedrag kunnen realiseren in de erfgoedsector? We kunnen er alleen maar van dromen.
META 2012 | 9 |
1
inhoud
META 2012/9 Jaargang 88 - december 2012
1
Editoriaal Dromen van erfgoed
4
Nieuws
8
Artikel De wet van de remmende achterstand. Onderzoek naar conservering, ontsluiting en digitalisering in Vlaamse erfgoedbibliotheken.
31
Het cijfer Het plan
32
Bib Web Awards 2012 “Er waait echt een nieuwe frisse wind door de bibliotheeksector”
35
Column De strijd der concepten
Sam Capiau en Pierre Delsaerdt
14
Interview Regionaal depotbeleid: “Fysieke depotruimte is eigenlijk maar één aspect van de hele werking rond depotbeheer.”
Paul Wouters
Het citaat 36
Duurzaam Focus op duurzame bibliotheken en archieven Katrien Bergé en Tom Cocquyt
Rien Emmery en Julie Hendrickx
37 19
Artikel Van volksbibliotheek naar openbare bibliotheek. De bouw van openbare bibliotheken in Antwerpen tussen 1862 en 1978. Ingrid Vanhaevre
24
Signalement ‘Wie wordt de BIBste van het land?’ De Bibliotheekweek 2012
26
Etalage Archief 2.0 Denktank
27
Inzet Chris Vandenbroucke
28
Over de grens ICARUS, The International Centre for Archival Research
Kroniek • IFLA World Library and Information Congress • Daisy in Beringen: een luisterboek, dat spreekt voor zich! • Wortreich: een museum van en voor taalbeleving • De Staat van het Boek
41
Recensies
43
Toepassing
44
Personalia
45
Zo gelezen Marleen Van Royen
47
Activiteiten
48
Uitzicht
Karl Heinz
30
Trend Redt de makerspace de openbare bibliotheek? Rien Emmery
META 2012 | 9 |
3
nieuws
Flandrica.be gelanceerd • De visoenen die de 13e-eeuwse mystica Hadewijch in 45 strofische gedichten neerpende. • Een getijdenboek van Geert Grote die de Latijnse brevierteksten vertaalde zodat ook leken in hun moedertaal konden bidden. • Speculum conversionis peccatorum: het oudste drukwerk dat in Vlaanderen omstreeks 1473 van de persen rolde bij Dirk Martens. • De warachtighe fabulen der dieren met schitterende etsen van Marcus Gerards (1521-1587). • De wereldberoemde atlas Theatrum orbis Aflaatbrief van de abdij van Herkenrode, 1363, Provinciale Bibliotheek Limburg. terrarum van Abraham Ortelius (1527-1598). • Een “toover-boek” met huis-, tuin- en keukentips en andere goede De zes partners van de raad van een 17de-eeuwse Tante Kaat. Vlaamse Erfgoedbibliotheek selecteerden uit hun enorme collecties enkele honderden bijzondere stukken. Die werden elk in • Handschriften van Guido Gezelle (1830-1899), waaronder Dien avond en die rooze en een set speelkaarten vol taalkundige hun geheel gedigitaliseerd en van commentaar voorzien. Deze notities. unieke online erfgoedbibliotheek biedt je een kijk op ons verle• Fraaie gedenkboeken met foto’s en getuigenissen van 50 jaar den én inspiratie voor de toekomst. steenkoolmijnen in Limburg. Flandrica.be is het resultaat van 20 maanden monnikenwerk op technisch (minutieus inscannen) en inhoudelijk (zorgvul- • Neon! een elegies rockgedicht één van de vroegste uitgegeven werken van Tom Lanoye. dig beschrijven) vlak, maar evenzeer, en meer nog, van een unieke samenwerking. Behalve de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, de Openbare Bibliotheek van Brugge en de Objecten in Flandrica.be kunnen op verschillende manieren Provinciale Bibliotheek van Limburg, werkten ook de drie uni- gepresenteerd worden, waaronder per collectie, thematisch, versiteitsbibliotheken van Antwerpen, Gent en Leuven hier actief geografisch en chronologisch, wat het bladeren in de honderaan mee. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek, coördinator van het den werken aantrekkelijk maakt. Je kan je ook laten uitdagen project, ontvangt hiervoor steun van de Vlaamse overheid. De door de selectie van de carrousel op de startpagina of, voor wie door de bomen het bos niet meer ziet, een van de bezoekerstechnische realisatie van de website was in handen van LIBIS. In praktijk bestond dit genetwerkt project uit een vijftal werk- rondleidingen volgen. pakketten. Hierbij werd een werkpakket niet door één bibliotheek gerealiseerd, maar altijd door medewerkers uit alle zes. Flandrica.be is geen afgesloten boek. Om de aanwezigheid en Het projectteam van Flandrica.be bestond uit vier werkgroepen zichtbaarheid van Vlaams typografisch erfgoed op internet voor werkpakket 1 t.e.m. 4 en een stuurgroep, die ook de uitvoe- nog verder te verhogen, wordt de inhoud ook opgenomen in ring van werkpakket 5 op zich nam. Deze structuur werd bewust Europeana. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek en haar partners gekozen met het oog op een andere doelstelling van het project, engageerden zich om de komende jaren hard verder te werken aan deze online erfgoedbibliotheek. In eerste instantie zal dit namelijk expertiseopbouw en -uitwisseling. gebeuren door de digitale verzameling te verrijken met meer Op Flandrica.be vind je niet alleen topstukken zoals kost- erfgoed. Maar er zijn ook plannen om de functionaliteiten van de bare handschriften of werk van de groten uit de literatuur. website te verbreden zodat deze nog makkelijker voor onderwijs Documenten van alledag komen ook aan bod: kookboeken, lied- en educatie kan worden ingezet. Wordt vervolgd dus… jesteksten, catechismussen, studentenaantekeningen enzovoort. Een greep uit onze bibliotheek: Vlaamse Erfgoedbibliotheek
Op 15 november presenteerde de Vlaamse Erfgoedbibliotheek in aanwezigheid van minister Schauvliege met gepaste trots Flandrica.be: een nieuwe website met honderden letterschatten uit Vlaamse erfgoedbibliotheken. Dankzij dit portaal kan iedereen op een inspirerende en intuïtieve manier kennis maken met het vaak onbekende culturele erfgoed in onze bibliotheken. Want ook vandaag hebben deze oude geschriften en historische documenten nog zin en betekenis. Het zijn fascinerende bronnen die je in staat stellen kennis te vergaren of om plezier te beleven aan de verhalen en wetenswaardigheden uit vervlogen tijden.
4 | META 2012 | 9
nieuws
Collecties stadsarchief Sint-Truiden online Zoeken in collecties van het stadsarchief Sint-Truiden kan nu ook online: http://www.pallas.be/sast/ wp.htm. In de module ‘weekbladpers’ zijn bijna 23.000 krantenpagina’s die in Sint-Truiden werden uitgegeven en gedrukt beschikbaar en woordelijk doorzoekbaar. In de module ‘inventarissen’ zijn de inventarissen van archief van de stad Sint-Truiden en archief van de 13 gemeenten die in 1977 fuseerden doorbladerbaar en op zoektermen doorzoekbaar.
Beleidprioriteiten Lokaal Cultuurbeleid Op 26 oktober keurde de Vlaamse regering het uitvoeringsbesluit bij het decreet Lokaal Cultuurbeleid goed. Dat besluit legt onder meer de Vlaamse beleidsprioriteiten vast. Voor de openbare bibliotheek gaat het om vier prioriteiten: • Het stimuleren van cultuureducatie en leesmotivatie, • Het bevorderen van e-inclusie bij moeilijk bereikbare doelgroepen en het verhogen van informatiegeletterdheid en mediawijsheid, • Een aagepaste dienstverlening voor personen met beperkte mobiliteit en voor moeilijk bereikbare doelgroepen op cultureel, educatief en sociaal-economisch gebied, • Samenwerking met onderwijsinstellingen Het uitvoeringsbesluit bepaalt daarnaast ook dat bibliotheken ‘beleidsrelevante gegevens’ ter beschikking moeten stellen — lees: BIOS2-gegevens doorgeven — en voorziet 0,17 euro per inwoner voor bibliotheken die participeren aan het ‘interbestuurlijke’ project bibliotheekportalen. In Brussel wordt er nog steeds gewerkt met cultuurbeleidsplannen. Voor de grootstedelijke gebieden Antwerpen en Gent zijn er aparte beleidsprioriteiten. Het integrale cultuurbeleid moet er aandacht hebben voor alle culturele sectoren en vertrekken vanuit de demografische samenstelling van de stad, met het oog op participatie van alle mogelijke doelgroepen. De twee steden moeten een beleid ontwikkelen op het vlak van cultuureducatie dat minstens inzet op levenslang leren, mediageletterdheid en de bevordering van de culturele competentie. (BV)
In de module ‘bronnen voor stamboomonderzoek’ zijn de door het Franse bestuur in beslag genomen parochieregisters van de toenmalige stad Sint-Truiden beschikbaar. Verder vind je ook 26 jaar (1825 1838 en 1842 - 1855) registers burgerlijke stand (naarmate het scanwerk vordert zal deze collectie stelselmatig worden aangevuld) en de tien jaarlijkse tafels van 1800 tot 1890. De bevolkingsregisters zijn nu allen, ouder dan 100 jaar, gescand, doch kunnen in afwachting van een wetswijziging nog niet via internet worden aangeboden. Thierry Gijs
Opleiding Archivistiek mag blijven
Kostenvergoeding lezingen internationale fora
De Vlaamse universitaire opleidingen worden eens op de acht jaar gecontroleerd op hun kwaliteit. Op 28 september j.l. werd het visitatierapport van universitaire opleidingen ressorterend onder het vakgebied geschiedenis door de commissie aan de VLUHR bekendgemaakt. Dit omvatte ook het visitatierapport van de interuniversitaire Master-na-Master opleiding Archivistiek: erfgoedbeheer en hedendaags documentbeheer, die voor de eerste keer werd gevisiteerd. De visitatiecommissie had een positief eindoordeel over de opleiding. Dit betekent een erkenning voor de opleiding Archivistiek, die dus een nieuwe accreditatie zal aanvragen en dan normaliter voor de komende acht jaar in het Hogeronderwijsregister opgenomen blijft. Helaas maakt dit geen verschil uit voor de financiering: manama’s worden niet gefinancierd.
De VVBAD stelde herhaaldelijk vast dat de Vlaamse bibliotheken en archieven zelden in beeld komen op internationale fora. Op congressen zoals die van IFLA en ICA zijn altijd wel enkele Vlamingen aanwezig, onder meer door de inspanningen van de beroepsvereniging. Zelden echter zijn er lezingen over projecten in Vlaanderen. Nochtans is de VVBAD ervan overtuigd dat er ook bij ons ontwikkelingen zijn die internationale aandacht verdienen. Om bibliotheken en archieven aan te moedigen op internationale fora een actieve bijdrage te leveren over de bibliotheek-, archief- of documentatiesector in Vlaanderen, biedt de VVBAD haar leden dan ook de mogelijkheid daarvoor een kostenvergoeding aan te vragen. > alle info vind je op: http://www.vvbad.be/kostenvergoeding
Frank Scheelings
META 2012 | 9 |
5
nieuws
Rapport over wereldwijde btw-tarieven De International Publishers Association (IPA) laat jaarlijks door PwC een rapport maken aangaande btw en andere taksen die geheven worden op de verkoop van boeken 1. De 2012 Global Survey kwam recentelijk ter beschikking op de website van IPA 2. De 2012 Global Survey bevat gegevens over de taksen die in 88 landen geheven worden op de verkoop van boeken in gedrukt en elektronisch formaat. Dit jaar werden ook gegevens van de VS meegenomen. Op basis van de drie rondes van gegevensverzameling komen stilaan trends naar voren. Voor elk van de landen worden de antwoorden op vijf eenvoudige maar relevante, vragen verzameld, en juist daardoor is de verzameling van de antwoorden en de conclusies die eruit getrokken worden interessant. De vragen gaan over het standaard takstarief, en speciale afwijkingen in de vorm van uitzonderingen en verlaagde tarieven voor boeken en elektronische publicaties. De belangrijkste resultaten zijn hieronder samengevat: • De standaard btw-tarieven blijven wereldwijd stijgen, vooral in Europa. Vorig jaar hebben 12 EU-lidstaten hun standaard btw-tarief met gemiddeld 2,48 punten laten stijgen. Dit jaar hebben nog eens vier EU-landen hun standaard btw-tarief met gemiddeld 1,6 punten laten stijgen. PwC stelt daarbij dat “Rising rates appear to be emblematic in times of economic downturn when governments are looking for ways to retain tax income in the face of negative growth and unemployment”. • Tegelijkertijd blijven speciale takstarieven voor publicaties de norm voor de onderzochte landen. Een meerderheid van 87,5 procent blijft voordelige taksregimes hanteren. Bovendien blijft dit percentage stabiel ten opzichte van 2011. Daarnaast is het btw-tarief voor gedrukte boeken gelijk gebleven. • Onder de speciale takstarieven is de 0 procentvoet de meest gebruikte: 25 procent van de onderzochte landen past een nultarief toe op alle boeken. De helft van de landen past een nultarief toe op enkele types boeken 3. • In alle landen met een publiceertraditie (Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, Korea, Spanje, VK) geldt een gereduceerd tarief voor ten minste gedrukte boeken 4. • Specifieke taksregelingen voor elektronische publicaties vinden meer en meer ingang. Maar er moeten nog inspanningen geleverd worden om een echt niet-discriminerend en consistent taksbeleid te voeren voor gedrukte en elektronische publicaties. Die laatste uitspraak kunnen we alleen maar bijtreden, en we hopen dat de Belgische beleidsmakers hiernaar (eindelijk) oor zullen hebben. Patrick Vanouplines
1 http://www.internationalpublishers.org/index.php/-industry-policy/vat/ipa-
Collectie Jan de Hondt op Topstukkenlijst De bibiotheek van Jan de Hondt (14861571) is een beschermde verzameling en staat vanaf nu op de ‘Topstukkenlijst’ van de Vlaamse Gemeenschap. De bibliotheek is een verzameling van het bewaard gebleven gedeelte (47 boekbanden met in totaal 65 boeken) van het boekbezit van de 16e-eeuwse Kortrijkse kanunnik Jan de Hondt, tijdgenoot en correspondent van Erasmus. Het cultuurhistorische en wetenschappelijk belang van de collectie ligt in het feit dat een belangrijk gedeelte van de bibliotheek van een 16e-eeuwse kanunnik bewaard is gebleven en in een vakkundig gerestaureerde vorm als een afgerond geheel beschikbaar wordt gesteld. De 14e-eeuwse handschriftfragmenten zijn de enige (materiële en inhoudelijke) restanten van voor het overige onbekende Middelnederlandse roman. De collectie wordt bewaard in de campusbibliotheek van Kulak in Kortrijk.
Nieuwe handleiding voor familiegeschiedenis Vorig jaar sloegen een aantal organisaties de handen in elkaar voor de ontwikkeling van een nieuwe website rond familiegeschiedenis. Ook Heemkunde Vlaanderen droeg haar steentje bij. Die samenwerking van de academische, erfgoed- en archiefsector leidde tot een uniek digitaal platform voor familiegeschiedenis.
vat-annual-survey 2 http://www.internationalpublishers.org/images/stories/VAT/vat_report_2012. pdf 3 Dat is duidelijk anders in België, waar enkel gedrukte boeken het verlaagde btw-tarief van 6 procent genieten, terwijl op elektronische literatuur het standaardtarief van 21 procent geheven wordt. 4 PwC vermeldt Nederland niet in het lijstje, maar daar is er ook een gereduceerd btw-tarief op gedrukte boeken en elektronische publicaties op drager (dat laatste is niet het geval in België).
6 | META 2012 | 9
De website biedt een stap-voor-staphandleiding, die zowel beginners als experts moet aanspreken. De bronnen voor familiegeschiedenis worden belicht en er zijn verschillende videotutorials, hulpwetenschappen en links terug te vinden. Ontdek het zelf op www.familiegeschiedenis.be (TVH)
nieuws
NVB wordt Koninklijk Op 9 juni 1912 vergaderden 22 Nederlandse bibliothecarissen in Utrecht. Daarmee was de Nederlandse Vereniging van Bibliothecarissen en Bibliotheekambtenaren (NVB) een feit. Honderd jaar later verzamelden zowat 800 informatieprofessionals in datzelfde Utrecht om het honderdjarig bestaan van hun vereniging te vieren. Officieel heet die inmiddels de Nederlandse Vereniging voor Beroepsbeoefenaren in de bibliotheek-, informatie- en kennissector. De voormiddag stond duidelijk nog in het teken van de informatiesector met bijdragen van Lee Rainie (Pew Research Center), en Michelynn McKnight (School of Library and Information Science, Louisiana State University). Auteur Hans van Keken hield een wat ongestructureerd betoog over de oorsprong van het apenstaartje, waarna Redmond O’Hanlon interviewster Liesbeth Staats onder tafel praatte. Geen e-boeken voor Redmond, maar papieren exemplaren die nog naar jungle ruiken en versneden kunnen worden indien nodig. Met deze reiziger werd de wending naar verre oorden ingezet. Het namiddagprogramma stond in het teken van de sterrenkunde. André Kuipers, zeg maar de Nederlandse Dirk Frimout, stal de show met een flitsende presentatie over zijn reis naar het internationale ruimtestation. Het hoogtepunt van de dag was evenwel niet de uitreiking van de Victorine van Schaickprijzen, wel de lezing van de commissaris van de Koningin in de provincie Utrecht, de heer R.C. Robbertsen. Hij reikte het predicaat ‘Koninklijk’ uit aan de NVB. Het recht om dat predicaat te voeren wordt in Nederland toegekend door de Koningin en is voorbehouden aan verenigingen en ondernemingen die ten minste 100 jaar bestaan, van landelijke betekenis zijn en een vooraanstaande plaats innemen in hun vakgebied. Twitteraars in het publiek vroegen zich meteen af wie dan wel de bondscoach zou worden van deze ‘KNVB’. Aparte vermelding verdienen de twee ‘pitches’ van een wat grieperige Alexander Klöpping. De financiële waarde van data en het toenemende belang van algoritmen waren de topics van zijn twee gevatte lezingen van vijf minuten elk. Sneldichteres Dominique Engers vatte de hoogte- en de pijnpunten van de dag samen op rijm en leverde daarmee een prestatie van formaat. Samengevat: het was een leuk feestje, daar in Utrecht. Een dikke proficiat voor de krasse en koninklijke eeuwling! (BV)
NVB-voorzitter Michel Wessling ontvangt het predicaat ‘Koninklijk’ uit handen van de commissaris van de Koningin naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de vereniging.
META 2012 | 9 |
7
artikel
De wet van de remmende achterstand Onderzoek naar conservering, ontsluiting en digitalisering in Vlaamse erfgoedbibliotheken Sam Capiau, Vlaamse Erfgoedbibliotheek Pierre Delsaerdt, Universiteit Antwerpen en KU Leuven
In 1990 publiceerde de VVBAD de verhandeling waarmee An Renard haar studie Informatie- en Bibliotheekwetenschap afrondde. Zorg voor boeken en documenten in Vlaanderen, luidde de titel. De conclusies van haar schriftelijke rondvraag bij Vlaamse bibliotheken en enkele federale instellingen logen er niet om. De aandacht voor conservering en restauratie bleek eerder samen te hangen met de toevallige interesse van de betrokken beheerders dan met een weloverwogen beleid. De ondertoon in vele antwoorden werd getekend door defaitisme, gebrek aan vertrouwen in de overheid en afkeer van bureaucratie. Slechts bitter weinig instellingen waren in staat om een doelmatig conserveringsbeleid te ontwikkelen; de sector zelf schreef dit toe aan een gebrek aan middelen en personeel. Meer dan twintig jaar later organiseerde de Vlaamse Erfgoedbibliotheek een nieuwe bevraging, waarvan de resultaten onlangs werden gepubliceerd. Dit artikel brengt een overzicht van de voornaamste vaststellingen en conclusies.
8 | META 2012 | 9
artikel
Foto p. 8: Digitalisering vraagt een investering in infrastructuur, tijd en kennis die niet iedereen kan opbrengen. © Vlaamse Erfgoedbibliotheek, Foto: Stefan Tavernier.
INTEGRALE BENADERING Als netwerkorganisatie wil de Vlaamse Erfgoedbibliotheek de sector van de erfgoedbibliotheken in kaart brengen en de specifieke noden ervan op de agenda van de overheid plaatsen. Vorig jaar gaf ze de vakgroep Informatie- en Bibliotheekwetenschap van de Universiteit Antwerpen de opdracht om bij een representatief aantal instellingen met erfgoedcollecties te peilen naar de ervaringen op het gebied van preservering en conservering. Inmiddels wordt de bibliotheekpraktijk meer dan vroeger integraal benaderd. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek werkt trouwens niet alleen rond de conserveringsproblematiek. Daarom werd de vragenlijst uitgebreid met even substantiele luiken over bibliografische ontsluiting en digitalisering. De conclusies van de bevraging zouden als uitgangspunt dienen voor beleidsadviezen aan de Vlaamse overheid en als bijkomende input voor het nieuwe beleidsplan van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek. Bij de uitwerking van het onderzoek werden 25 instellingen geselecteerd die in hun diversiteit (naar type, omvang, organisatorische en regionale inbedding) representatief te noemen zijn voor de sector als geheel. In de lijst verschijnen openbare en universiteitsbibliotheken, hogeschoolbibliotheken (inclusief conservatoriumbibliotheken), documentatiecentra, museumbibliotheken, klooster- en
abdijbibliotheken, bibliotheken van stadsarchieven en wetenschappelijke verenigingen, en de bibliotheek van een private stichting. Tussen haakjes gezegd: de opsomming illustreert hoe divers de sector is. Bovendien legt ze er de achilleshiel van bloot: er zijn in Vlaanderen amper bibliotheken die uitsluitend als erfgoedbibliotheek actief zijn; de meeste combineren verschillende functies, waardoor het werk met de erfgoedcollecties in de verdrukking geraakt. Hoe dan ook, in de lente en zomer van 2011 kregen deze instellingen een lijst met 60 vragen aangereikt, die ze onder begeleiding van de projectmedewerker beantwoordden. De vragen hadden een overwegend open karakter en boden de mogelijkheid om meer te vernemen over achterliggende motivaties en overtuigingen. De selectie en de vragenlijst kwamen tot stand in dialoog met een klankbordgroep van deskundigen op de betrokken terreinen. Voor de problematiek van conservering en preservering kon het project bovendien een beroep doen op de expertise van Lieve Watteeuw (KU Leuven, Studiecentrum Illuminare), terwijl David Coppoolse (stafmedewerker van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek) de domeinen ontsluiting en digitalisering mee begeleidde. Enkele respondenten toonden zich sceptisch over de impact van deze zoveelste bevraging, maar uiteindelijk ging iedereen toch op de uitnodiging in. Nogal wat gesprekspartners waren opgetogen dat ze de gelegenheid kregen om hun verhaal te doen. Het resultaat is een omvangrijk dossier met de uitgeschreven antwoorden van de 25 instellingen, waaruit een samenvattend rapport werd gedistilleerd. Het kreeg een titel die niet bepaald vrolijk stemt: De wet van de remmende achterstand. De titel verwijst naar het fenomeen dat zich vandaag bij vele Vlaamse erfgoedbibliotheken voordoet: ze slagen er niet in om op de
boot van goede praktijken en nieuwe ontwikkelingen te springen, blijven verweesd aan wal en zien de boot wegvaren tot hij aan de einder verdwijnt. Enkele zeldzame instellingen beantwoorden aan internationale benchmarks op het vlak van preservering en conservering, bibliografische ontsluiting of (hoewel in veel mindere mate) digitalisering. Maar de grote meerderheid is niet bij machte om mee te roeien en lijdt aan een verlammende kramp. Het onderzoeksverslag werd inmiddels gepubliceerd als derde nummer in de reeks Armarium. Publicaties voor erfgoedbibliotheken. Het roept het beeld op van een slechts stilaan ontwakende sector die de voorbije decennia geen of onvoldoende aandacht heeft gekregen en daardoor op vele vlakken een grote achterstand heeft opgelopen. Die zal niet ingehaald kunnen worden zonder een bewustmaking van de erfgoedbibliotheken zelf, de besturen waaronder ze ressorteren, het publiek dat ze al dan niet bedienen, en last, not least, de Vlaamse overheid.
reusachtige achterstand, die maar niet ingehaald lijkt te kunnen worden. In 22 van de bevraagde bibliotheken zijn de collecties niet volledig online ontsloten. In twee derde van de instellingen is slechts minder dan de helft van de erfgoedcollecties online ontsloten. Ook partnerbibliotheken van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek beschikken over te weinig personeel om catalografische achterstanden weg te werken. Erfgoedcollecties in bibliotheken zijn vaak het resultaat van een verzamelbeleid dat in een ver verleden startte. Dat het onmogelijk is om overheidssubsidies aan te vragen voor het wegwerken van de achterstanden, wordt algemeen als een groot gebrek ervaren. Zonder bijkomende impulsen kunnen grote collectieonderdelen niet in een moderne online omgeving worden gebracht. Zeer veel documenten leiden daardoor
ONVEILIGHEID, ACHTERSTANDEN, TWIjFELS Een greep uit de vaststellingen bewijst dat de titel van het rapport niet overdreven is. Zo moeten de meeste respondenten toegeven dat hun gebouwen en magazijnen niet aangepast zijn aan de hedendaagse normen voor bewaring en preservering. Er is een groot probleem van beveiliging tegen diefstal, brand en waterschade: meer dan twee derde van de instellingen beoordeelt de huidige voorzieningen als onvoldoende. De helft van de bibliotheken heeft te kampen met plaatsgebrek en slechts vier instellingen hebben één of meer voltijdse equivalenten in huis om uitvoerende taken van preservering en conservering op zich te nemen.
“ZE SLAGEN ER NIET IN OM OP DE BOOT VAN GOEDE PRAKTIJKEN EN NIEUWE ONTWIKKELINGEN TE SPRINGEN, BLIJVEN VERWEESD AAN WAL EN ZIEN DE BOOT WEGVAREN TOT HIJ AAN DE EINDER VERDWIJNT.”
De bibliografische ontsluiting van de collecties wordt dan weer geplaagd door een
META 2012 | 9 |
9
artikel
een verdoken bestaan, wat een efficiënte bedrijfsvoering en een gezond ‘rendement’ van de collecties in de weg staat. Inzake digitalisering nemen erfgoedbibliotheken een overwegend afwachtende houding aan. Voor ze op grotere schaal beginnen te digitaliseren (als ze het al kunnen, want de benodigde investeringen in apparatuur en personeel zijn enorm), willen ze zekerheid over drie voorwaarden: dat wat ze doen kwalitatief in orde is, dat ze op een kostenefficiente manier werken, en dat er wordt geïnvesteerd in iets duurzaams. Als die garanties ontbreken omdat er onvoldoende expertise is, omdat er geen overkoepelend programma is of omdat de middelen te schaars zijn, beperkt men zich liever tot een eenvoudige vorm van scanning on demand of tot de digitalisering van enkele topstukken. Duurzame bewaring van de gedigitaliseerde bestanden wordt door slechts één instelling volledig gewaarborgd. De overige instellingen zijn aangewezen op het gebruik van documentenservers en zelfs dragers als cd of dvd. Op het vlak van digitalisering is er een duidelijke vraag naar een gecoördineerde visie en een proactieve houding van de Vlaamse overheid en naar een infrastructuur voor het duurzaam stockeren en beschikbaar stellen van digitale content.
TWEE SNELHEDEN De resultaten van de bevraging worden gekenmerkt door een grote consistentie. Wie een structurele werking ontplooit op basis van uitgeschreven beleidsnota’s, 10 | META 2012 | 9
“DE ONTWIKKELING VAN DE ERFGOEDBIBLIOTHEKEN VERLOOPT IN VLAANDEREN VOLGENS TWEE SNELHEDEN.”
beschikt vaak over aparte afdelingen voor behoud en beheer, ontsluiting en digitalisering, en maakt hiervoor afzonderlijke budgetten vrij. Maar deze gunstige combinatie komt slechts bij een zeer beperkte subgroep voor, en ook die moet het met bitter weinig mensen en middelen stellen. Er gaapt een diepe en brede kloof tussen deze kleine kopgroep en de grote meerderheid van instellingen die niet beleidsmatig tewerk (kunnen) gaan noch over geoormerkte budgetten en aparte afdelingen beschikken. De ontwikkeling van de erfgoedbibliotheken verloopt in Vlaanderen volgens twee snelheden. De kloof is op enkele uitzonderingen na terug te brengen tot een kloof tussen de zes partnerbibliotheken van de vzw Vlaamse Erfgoedbibliotheek en de andere instellingen. De ‘koplopers’ (een begrip dat hier met zeer veel reserve te hanteren is) mogen in hun werking niet worden geremd, maar op middellange termijn moet het beleid erop gericht zijn om de bestaande kloof te verkleinen. Vooral bij klooster- en abdijbibliotheken zijn de noden in deze tijd van ontkerkelijking erg dringend. Het weinige dat zij met hun erfgoedcollecties kunnen bereiken staat in schril contrast met het cultuurhistorisch belang en de diversiteit van hun collecties. Deze verzamelingen zijn amper online ontsloten. Samen met de problematische of ontbrekende beveiliging tegen brand, waterschade en diefstal maakt dit het fysieke voortbestaan van deze boeken- en handschriftencollecties uiterst precair.
PRIORITERING Voor de zo gewenste inhaalbeweging bestaan geen wondermiddelen, en het is onwaarschijnlijk dat alle problemen op korte termijn en gelijktijdig een oplossing zullen krijgen. Een prioritering dringt zich op, maar ook het vastleggen van de prioriteiten is een complexe zaak. Een simplistische logica zou erin kunnen bestaan om er eerst voor te zorgen dat de bibliotheekcollecties veilig en duurzaam gestockeerd zijn, om ze nadien integraal te catalogiseren in online bibliotheeksystemen en ze ten slotte, vertrekkend van kwaliteitsvolle metadata, te digitaliseren. Zo eenvoudig is de realiteit vanzelfsprekend niet: de intuïtieve volgorde wordt doorkruist door andere overwegingen. In een integrale benadering van preservering kan digitalisering bijvoorbeeld een cruciale rol spelen; digitalisering moet dus van bij de aanvang meegenomen worden in de uittekening van het preserveringsbeleid. Een goed doordachte aanpak van conservering is slechts mogelijk wanneer de te behandelen collecties goed in kaart zijn gebracht. En het is wel duidelijk dat bibliotheken nu op de trein van de digitalisering moeten springen als ze bij publiek en overheid aandacht willen losweken voor de andere aspecten van hun werking. Hoewel de sector zelf — net als in 1990 — geneigd is de problemen uitsluitend toe te schrijven aan een gebrek aan middelen en personeel, toont de bevraging aan dat er veel meer pijnpunten zijn. Sommige daarvan behoren tot de eigen verantwoordelijkheden van de instellingen en moeten door henzelf worden
artikel
geremedieerd. Voor andere problemen is er geen oplossing mogelijk zonder externe, door de overheid geïnitieerde impulsen: financiële middelen, een omvattende beleidsvisie of de beschikbaarstelling van een centrale infrastructuur.
ZWAKKE OPSTELLING Laat ons eerlijk zijn: weinig erfgoedbibliotheken treden expansief en zelfbewust naar buiten. Ze slagen er onvoldoende in om het cultuurhistorische belang van hun collecties te expliciteren — iets wat absoluut noodzakelijk is om met enige overtuigingskracht te pleiten voor bijkomende investeringen in middelen en personeel. Het ontbreekt vele bibliotheken — of althans hun institutionele overheden — aan visie en bewustzijn, en wel op de drie terreinen van conservering, ontsluiting en digitalisering. De erfgoedwerking speelt zich af in de marge van de
reguliere werking of is slechts zeer recent als een bijkomend aandachtsveld opgedoken. Daarom is er tot nu toe onvoldoende of helemaal niet nagedacht over, bijvoorbeeld, de meerwaarde van een beleidsmatige aanpak van behoud en beheer, over het nut van een collectiegestuurde aanpak van bibliografische ontsluiting of over de verschillende doelstellingen die door digitalisering kunnen worden nagestreefd. Erfgoedbibliotheken stellen zich ook onvoldoende voluntaristisch op. Ze vertonen de neiging om de omvang van hun problemen te minimaliseren omdat ze hun erfgoedfuncties combineren met andere, vaak meer prioritair geachte opdrachten. Het resultaat is vaak een nefaste vorm van berusting: het kan nog altijd slechter, we zullen maar dankbaar zijn om wat wij tenminste nog kunnen doen — het beperkte budget kan altijd nog geschrapt worden.
TE WEINIG BELEIDSPLANNING De bevraging leidt ook tot de vaststelling dat beleidsplanning te weinig deel uitmaakt van de bedrijfscultuur van erfgoedbibliotheken. Er wordt te veel ad hoc gewerkt. Zo wordt een professionele werking op het gebied van preservering en conservering in vele gevallen onmogelijk gemaakt omdat de instellingen niet beschikken over een overzicht van de fysieke toestand waarin hun collecties zich bevinden. De onmogelijkheid om een trefzekere diagnose te stellen remt de sense of urgency af en staat a fortiori een remediëring van de problemen in de weg. Geen enkele van de 25 bevraagde instellingen beschikt over een volwaardig conserveringsplan waarin de doelstellingen, methodes en prioriteiten van de instelling op het gebied van behoud en beheer uiteengezet worden. Erfgoedbibliotheken
hebben onvoldoende zicht op de omvang van hun catalografische achterstanden en werken slechts bij hoge uitzondering met een registratieplan. Geen enkele instelling werkte in 2011 met een formeel, gestandaardiseerd systeem van beschrijving op het niveau van de deelcollecties. Eén van de gevolgen hiervan is dat prioriteit gegeven wordt aan de ontsluiting van documenten die nieuw in de bibliotheek toekomen door schenking of aankoop, terwijl de reeds lang aanwezige items onbeschreven blijven. Geen enkele instelling heeft een omvattend digitaliseringsplan uitgewerkt. De uitbouw van een gestructureerd en gecoordineerd digitaliseringsbeleid (in de eerste plaats voor documenten bedreigd door autonoom verval en intensieve gebruiksschade) ontbreekt volledig. Zo blijft massadigitalisering grotendeels dode letter, ook al omdat de
De sector van de erfgoedbibliotheken heeft een grote achterstand opgelopen. © Vlaamse Erfgoedbibliotheek, Foto: Stefan Tavernier.
META 2012 | 9 |
11
artikel
lijst van bevraagde bibliotheken stedelijke, provinciale en openbare bibliotheken •
aangekochte apparatuur zelden geschikt is voor digitalisering op grote schaal en aan hoge snelheid.
Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, Antwerpen
•
Openbare Bibliotheek Brugge
•
Provinciale Bibliotheek Limburg, Hasselt
•
Openbare Bibliotheek Kortrijk
bibliotheken voor onderwijs Universiteitsbibliotheken •
Universiteit Antwerpen, Bibliotheek Humane
•
Universiteit Antwerpen, Bibliotheek van het
•
Universiteitsbibliotheek Gent
•
KU Leuven, Centrale Bibliotheek
•
KU Leuven, Faculteit Theologie en Religie-
GEBREK AAN COöRDINATIE Het is inmiddels bekend: de sector van de erfgoedbibliotheken is divers en wordt geplaagd door versnippering. Er bestaat daarom een grote behoefte aan een organisatie
De taken en verantwoordelijkheden die het Cultureele r fg o e d d e c re e t a a n d e Vlaamse Erfgoedbibliotheek opdraagt, behoren tot het traditionele kerntakenpakket van nationale bibliotheken. In een land waar cultuur, onderwijs en wetenschap al lang tot de bevoegdheid van de gemeenschappen behoren, moet dringend werk worden gemaakt van een herverde-
en Sociale Wetenschappen Ruusbroecgenootschap
wetenschappen, Maurits Sabbebibliotheek Hogeschoolbibliotheken •
Artesis Hogeschool Antwerpen, Bibliotheek
•
Bisschoppelijk Grootseminarie Brugge,
•
Hogeschool Gent, Bibliotheek Departement
•
Hogeschool voor Wetenschap & Kunst,
Koninklijk Conservatorium Bibliotheek Muziek en Dramatische Kunst Departement Sint-Lucas Beeldende Kunst, Gent, Bibliotheek speciale bibliotheken Museumbibliotheken •
Museum Plantin-Moretus, Antwerpen, Bibliotheek
•
Museum voor Schone Kunsten Gent, Bibliotheek
Klooster- en abdijbibliotheken •
Klooster Paters Karmelieten, Brugge,
•
Sint-Pieters en Paulus Abdij, Dendermonde,
•
Klooster Paters Ongeschoeide Karmelieten,
•
Abdij Keizersberg, Leuven, Bibliotheek
•
Norbertijnenabdij Tongerlo, Bibliotheek
Bibliotheek Bibliotheek Gent, Bibliotheek
Bibliotheken van wetenschappelijke verenigingen •
Koninklijke Academie voor Nederlandse Taalen Letterkunde, Bibliotheek, Gent
documentatiecentra •
Bibliotheca Wasiana, Sint-Niklaas
stadsarchieven •
Stadsarchief Mechelen
•
Stadsarchief Turnhout – Wetenschappelijke Stadsbibliotheek Taxandria
bibliotheken van private stichtingen •
Bibliotheek Stichting de Bethune, Kortrijk
12 | META 2012 | 9
Knaagdieren hebben zich tegoed gedaan aan het papier van deze oude druk. © Vlaamse Erfgoedbibliotheek, Foto: Stefan Tavernier.
of instelling met een mandaat om inzake conservering, ontsluiting en digitalisering gevalideerde informatie aan te leveren, goede praktijken aan te reiken, standaarden en benchmarks aan te bevelen, en concrete projecten op te zetten. In vele landen neemt de nationale bibliotheek deze coördinerende, centraliserende rollen op zich; de Koninklijke Bibliotheek van België voldoet in dit opzicht duidelijk niet aan de verwachtingen van de bevraagde erfgoedbibliotheken in Vlaanderen. Hoewel aan de 25 bibliotheken niet werd gevraagd om zich hier verder over uit te spreken, lijkt het vanzelfsprekend te zijn om de logica van het recente overheidsbeleid door te trekken en de Vlaamse Erfgoedbibliotheek in staat te stellen zich te profileren als een slagkrachtige organisatie.
ling van de middelen, en moet het mandaat van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek duidelijker worden gepositioneerd. Alleen dan zal deze organisatie tegemoet kunnen komen aan de grote vraag naar coördinatie, sturing, inspiratie en advies.
ONVOLDOENDE DESKUNDIGHEID Nogal wat problemen hebben te maken met de vaststelling dat er in de bibliotheken zelf onvoldoende kennis aanwezig is, en dit op elk niveau. Het aanbod aan geaccrediteerde opleidingen, permanente vormingen en bijscholingen (inclusief workshops, summer schools, expert classes...) is zonder meer onvoldoende. Bibliotheken schenken ook te weinig aandacht aan het volgen van de internationale literatuur, ongetwijfeld omdat hun krappe personeelsformaties al
artikel
worstelen met hun tijd om de meest prioritaire taken uit te voeren. Er is bovendien een duidelijke nood aan een breed gedragen, geaccrediteerde opleidingsstructuur voor alle aspecten van preservering en conservering. Slechts één bevraagde instelling heeft een gediplomeerde conservator-restaurator in huis. Ook zelfstandige en erkende conservatoren-restauratoren zijn in Vlaanderen niet dik gezaaid. Instellingen die een beroep willen doen op externe deskundigen moeten rekening houden met een lange wachtlijst of zien zich verplicht om zich te richten tot buitenlandse specialisten. Momenteel zijn er weliswaar enkele nuttige initiatieven voor de opleiding van uitvoerende ‘behoudsmedewerkers erfgoed’, maar die hebben een sterk sui generis-karakter en vormen slechts één antwoord op de vele noden van het veld. Eén van de voordelen van een goed uitgewerkte opleidingsstructuur is dat ze de broodnodige integratie van innoverend onderzoek op dit terrein mogelijk maakt.
ENKELE POSITIEVE RESULTATEN Het is niet ál kommer en kwel. Op enkele gebieden kondigen er zich verbeteringen aan. Ze lijken het gevolg te zijn van een nieuw bewustzijn sinds het Cultureel-erfgoeddecreet van 2008, de oprichting van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek en de invoering van het label van erkende erfgoedbibliotheek. Een significant aantal bibliotheken gaf in 2011 aan dat ze in de nabije toekomst beleidsplannen rond conservering-preservering zouden uitschrijven en hierbij zouden vertrekken van de resultaten van een schade-inventarisatie. Stilaan overweegt men om collectieprofielen uit te schrijven en neemt men initiatieven om catalografische achterstanden aan te pakken. Nieuwe samenwerkingsverbanden rond de Short Title Catalogus Vlaanderen hebben
een positieve invloed op de kwalitatieve ontsluiting van de Vlaamse drukpersproductie. Een systematische klimaatmonitoring en het zuurvrij verpakken van welbepaalde collectieonderdelen worden op vele plaatsen gemeengoed. Van de samenwerking tussen de partnerbibliotheken in het kader van Flandrica.be mogen veel nuttige impulsen op het vlak van digitalisering worden verwacht. Op al deze gebieden kan een aanmoedigingsbeleid met relatief weinig middelen een substantiële meerwaarde realiseren.
BELEIDS AANBEVELINGEN Het verslag van de bevraging werd in het voorjaar van 2012 aan de opdrachtgever overhandigd. In de maanden die daarop volgden heeft de Vlaamse Erfgoedbibliotheek intensief nagedacht over een vertaling van de conclusies in beleidsaanbevelingen voor de Vlaamse overheid. Het document Erfgoedbibliotheken in actie. Aanbevelingen voor een performante sector in 2020 werd inmiddels voorgelegd aan de minister van Cultuur. Voor de vele problemen reikt het een consistente set van oplossingen (of aanzetten daartoe) aan; de nadruk ligt op de haalbaarheid van de scenario’s. Centraal staat de aanbeveling om een waarderingssysteem voor individuele deelcollecties in erfgoedbibliotheken op te zetten. Dat moet het mogelijk maken om vertrekkend van objectieve criteria (deel)verzamelingen van nationaal en internationaal belang te identificeren. Met deze collecties kunnen dan enerzijds vernieuwende pilootprojecten worden opgezet, waarvan de resultaten uitmonden in meer structureel opgevatte kaderprogramma’s. De Vlaamse overheid wordt gevraagd om voor deze innovatieve projecten aparte subsidies te voorzien. Anderzijds moeten bibliotheken, ongeacht de omvang van de erfgoedcollecties en de slagvaardigheid
van de erfgoedwerking, de kans krijgen om voor welbepaalde collecties zogenaamde impulssubsidies aan te vragen. Die worden ingezet voor de uitvoering van meer klassieke beheerstaken die bij gebrek aan eigen middelen steeds weer op de lange baan belanden. Alle genoemde projecten zijn exclusief gericht op collecties van nationaal of internationaal belang, en komen door samenwerking tussen verschillende bibliotheken tot stand; de Vlaamse Erfgoedbibliotheek wordt bij elk project betrokken om de samenwerking te coördineren of de resultaten ervan een duurzaam karakter te geven. Als de Vlaamse overheid zich dan ook bekommert om de versterking van de bibliotheekopleidingen en om de
vorming van deskundige conservatoren-restauratoren, kan de wet van de remmende achterstand worden omgebogen. In 2020 zullen de Vlaamse erfgoedbibliotheken met zin voor initiatief beter in staat zijn om hun maatschappelijke en intellectuele opdrachten waar te maken. > sam Capiau, Pierre delsaerdt, david Coppoolse, lieve watteeuw, De wet van de remmende achterstand. Preservering, conservering, ontsluiting en digitalisering in Vlaamse erfgoedbibliotheken. antwerpen: vlaamse erfgoedbibliotheek, 2012 (armarium. Publicaties voor erfgoedbibliotheken, 3). te bestellen bij vlaamse erfgoedbibliotheek vzw, p/a hendrik Conscienceplein 4, be-2000 antwerpen. ook online beschikbaar op http://www.vlaamseerfgoedbibliotheek.be/bron/2544.
META 2012 | 9 |
13
Regionaal depotbeleid:
“Fysieke depotruimte is eigenlijk maar één aspect van de hele werking rond depotbeheer.”
interview
Rien Emmery en julie Hendrickx Foto’s: Stefan Tavernier
Het Cultureel-erfgoeddecreet van 23 mei 2008 heeft de bevoegdheid voor de uitbouw van een regionaal depotbeleid toegespeeld aan de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. META bracht depotconsulenten Livia Snauwaert (West-Vlaanderen), Loes Nijsmans (VGC), Jürgen Vanhoutte (Vlaams-Brabant), Tine Hermans (Limburg) en Anneke Lippens (diensthoofd transversale cel cultuur Oost-Vlaanderen) rond de tafel voor een gesprek over de theorie en de praktijk van bovenlokale depotwerking in Vlaanderen en Brussel. De term ‘regionaal depotbeleid’ roept in de eerste plaats de bouw van gezamenlijke fysieke depots op. Terecht? jürgen: Zowel buitenstaanders als collectiebeherende erfgoedinstellingen vereenzelvigen depotbeleid nog te vaak met de uitbouw van extra opvangcapaciteit voor collecties in de vorm van nieuw gebouwde depots. In de meeste provincies bestaan wel plannen voor gemeenschappelijke depots, maar fysieke depotruimte is eigenlijk maar één aspect van de hele werking rond depotbeheer. Het eerste probleem bij de planning van depotinfrastructuur is de inschatting van de omvang en het soort materialen van de collecties die erin ondergebracht moeten worden. Daarom is registratie zo’n belangrijke poot van het beleid. Pas wanneer de aard van de collectie en de afmetingen van stukken geregistreerd zijn, kan je de benodigde omkadering en kubieke meters depotruimte beginnen plannen. Verschillende provincies hebben daarom databanksystemen en bijhorende dienstverlening ontwikkeld om de registratiegraad van erfgoedcollecties te verhogen. Daaraan gekoppeld dringt zich in heel wat collecties een grondige selectie op van wat al dan niet het bewaren waard is. Pas aan het einde van dit proces kom je uiteindelijk toe aan het plannen van de nodige depotinfrastructuur. Al deze aspecten van wat men gemeenzaam collectiebeleid noemt, overstijgen in veel gevallen de afzonderlijke instelling. Het provinciale depotbeleid richt zich daarom ook op de creatie van zo intensief mogelijke netwerken tussen erfgoedbeheerders. Wat gezamenlijke fysieke depots betreft, zijn in Vlaams-Brabant de laatste jaren vooral een aantal opportuniteiten aangegrepen. Toen het Sportimonium in Zemst en de Erfgoedsite Tienen besloten voor zichzelf nieuwe depotcapaciteit uit te bouwen, heeft de provincie een extra financiële stimulans gegeven op voorwaarde dat de nieuwe infrastructuur ook voor erfgoedbeheerders in de regio ter beschikking zou worden gesteld. In dezelfde trant stelt het FeliXart Museum in Drogenbos haar nieuwe faciliteiten voor conditierapportering van collectiestukken open voor objecten van andere erfgoedinstellingen. In eigen beheer werkt de provincie Vlaams-Brabant aan de uitbouw van een archeologisch bewaardepot in Asse, dat ook voor een stuk als nood- en transitdepot voor de regio zal fungeren.
foto p. 14 v.l.n.r. Jürgen, Loes, Tine, Livia en Anneke.
anneke: Iedere erfgoedbeheerder heeft een depot, maar is daarom nog niet bezig met depotbeleid. Op een bepaald moment is de consensus ontstaan dat depotproblematiek niet door instellingen afzonderlijk kon worden opgelost. De provincies bleken toen — vanuit hun historiek van consulentschap voor musea, archeologie en archieven — het meest geschikte intermediair bestuur voor een overkoepelend beleid dat dicht genoeg bij de erfgoedbeheerders stond. Elke provincie heeft eerst een onderzoek uitgevoerd naar de noden en verwachtingen van de lokale erfgoedbeheerders. In Oost-Vlaanderen klonk daaruit heel duidelijk de vraag naar een transit- en nooddepot. De provincies pogen daarom de erfgoedbeheerder zo goed mogelijk te adviseren om ter plaatse het depot te verbeteren. In tweede instantie wordt soms gevraagd naar de mogelijkheid van tijdelijke opvang voor bepaalde delen van de collectie waar men geen weg meer mee weet of waarvan men zegt: “die horen niet meer bij ons thuis, maar kunnen wel perfect nog een waardevolle bestemming krijgen bij een andere erfgoedbeheerder”. Op die manier kunnen de provincies ook collectiemobiliteit aanzwengelen. In Oost-Vlaanderen functioneert al een actief transitdepot in Ename, waar erfgoedbeheerders onder bepaalde omstandigheden tijdelijk hun cultureel erfgoed kunnen onderbrengen. Daar loopt tegelijkertijd een proefproject voor een archeologiedepot, waar archeologisch erfgoed uit Oost-Vlaanderen — zij het onder bepaalde voorwaarden — ook kan worden gedeponeerd. livia: Depotbeleid mag inderdaad niet draaien om een plaats waar niet publiek tentoongestelde of toegankelijke collecties voor altijd achter vier muren zitten weggestopt. Ik denk dat regionaal depotbeleid de eerste stap moet zijn van een nieuwe, gezamenlijke dynamiek voor het werken met erfgoedcollecties. Om tot actie over te gaan, is in de eerste plaats overzicht nodig. De provincies hebben de bedoeling om zoveel mogelijk interne en externe partners te laten samenwerken, om expertise in te zetten, collectiemobiliteit te bevorderen en het tekort aan depotruimte aan te pakken. Er bestaan al zoveel initiatieven dat de provincies zich in de eerste plaats richten op eventuele blinde vlekken om een aanvullende werking op te zetten. In West-Vlaanderen zetten we wel in op gemeenschappelijke depots. Dat gebeurt niet op initiatief van het provinciale niveau, maar omdat de vraag van onderuit komt. Zo verlenen we investeringsubsidies aan een depot voor archeologisch erfgoed in opstart bij het Abdijmuseum Ten Duinen in Koksijde. Hetzelfde gebeurt voor de regio CO7 rond Ieper, waar het de bedoeling is om verschillende materiaalcategorieën uit de Ieperse stadscollecties en die van de regio samen op te vangen: archeologica en
META 2012 | 9 |
15
interview
agrarisch of ambachtelijk erfgoed, maar evengoed schilderijen, een zilvercollectie, … De provincie is bij dat project betrokken via haar gebouwendienst, draagt financieel bij en verleent advies en ondersteuning, maar er komt geen provinciale exploitatie of coördinatie. Het provinciaal depotbeleid baseert zich dus op vragen van onderuit en speelt in op de mogelijkheden die zich voordoen. Als lokale erfgoedbeheerders de bereidheid tonen en het draagvlak al bestaat, ga je sneller vooruit dan wanneer je als provincie opeens plannen zou maken voor een centraal depot en dan pas vraagt naar wie geïnteresseerd is. De vragen borrelen op en we proberen daar zoveel mogelijk op in te spelen. loes: Fysieke depotwerking voor noodgevallen of transit — laat staan gemeenschappelijk — is in Brussel op korte termijn geen optie. We zitten met verschillende grote erfgoedbeheerders op een kleinere oppervlakte. Vele instellingen kennen elkaar en gaan sowieso al bij elkaar te rade. We zijn dan ook vooral bezig met advisering voor bewaring ter plaatse, collectiebeheer en calamiteitenplanning. We proberen netwerken tussen de verschillende erfgoedbeheerders op te zetten en uit te breiden, zodat ze onder elkaar expertise uitwisselen en bij elkaar terechtkunnen als zich ergens een calamiteit voordoet.
van professioneel verpakkings- en conserveringsmateriaal. Deze dienen in eerste instantie om erfgoedbeheerders naar kwaliteitsvolle bewaarproducten toe te leiden, maar instellingen die slechts kleinere hoeveelheden willen aankopen, profiteren ook van het prijsvoordeel van een gezamenlijke bestelling. anneke: Je mag wel niet onderschatten hoe de depotproblematiek en de mogelijkheid tot samenwerking lokaal erg verschillen. In steden als Brugge, Gent en Antwerpen bestaan al gemeenschappelijke structuren omdat het om dezelfde inrichtende macht gaat. Dat is een totaal andere situatie dan een gemeenschappelijk initiatief waar spelers die juridisch niets met elkaar te maken hebben plots samen materiaal gaan deponeren. Dat neemt niet weg dat er bij iedereen wel de bereidheid kan bestaan om na te denken over depotproblematiek, daar heeft dan ook iedereen evenveel baat bij. Daar moet ieder van ons, in samenwerking met heel wat andere spelers, op gaan inzetten: een eind verder geraken via selecteren over herbestemmen naar collectiemobiliteit.
tine: Voor sommigen is toch ook nog meer sensibilisering nodig om te durven praten over hun depot, over wat daarin gebeurt en over wat daar al eens durft mislopen. Heemkundige kringen en kerkbesturen, zelfs musea, zijn vaak beschaamd en denken: tine: De provincie Limburg bouwt binnenkort ook een nood- “Oei, we durven niemand te laten komen kijken, want het is hier en transitdepot voor alle soorten erfgoed. We hebben, althans veel te rommelig”. Het is belangrijk dat ze beseffen dat iedereen voorlopig, niet geopteerd voor gezamenlijke bewaardepots, hetzelfde plaatsgebrek, dezelfde tijdsnood en hetzelfde geldomdat we merken dat de mentale grens nog iets te ver ligt. gebrek heeft. Alleen door goede oplossingen uit te wisselen en Er is nog geen bereidheid om collecties te vermengen — zelfs stappen te zetten naar samenwerking kan men van elkaar leren. schrik dat zaken van elkaar zouden gestolen worden. Tot die mentaliteit wijzigt, kunnen we daar niet echt op doorduwen. De vraag moet van onderuit komen, anders heeft het geen zin. “HET IS BELANGRIJK DAT Collectiebeheerders blijven uiteindelijk zelf verantwoordelijk ERFGOEDBEHEERDERS BESEFFEN DAT voor hun collectie en de manier waarop ze die aanwenden, dus ze hebben een situatie nodig waar ze zich goed bij voelen. Pas IEDEREEN HETZELFDE PLAATSGEBREK, als ze zelf inzien dat samenwerking echt wel voordelen kan DEZELFDE TIJDSNOOD EN HETZELFDE opleveren, kunnen we hen vooruithelpen.
GELDGEBREK HEEFT.”
Welke andere bovenlokale initiatieven worden aangemoedigd? jürgen: Schaalvergroting kan een financieel of ander voordeel opleveren. Zo organiseren een aantal provincies groepsaankopen
Hoe past de archiefsector eigenlijk binnen het regionaal depot beleid? livia: Als er een provinciaal archiefconsulent is, maakt die samen met de depotconsulent en museumconsulent deel uit van het erfgoedteam. Archieven hebben een juridische selectieplicht en lopen een beetje voor op objectencollecties. Ze gaan zelf al op voorhand selecteren, ze schonen archieven, … Bovendien hebben ze een eigen softwaresysteem voor registratie. Dus bij archieven is het probleem niet zo groot als in vergelijking met andere collecties. Daar was eigenlijk al een lange traditie nog voor het depotbeleid, en nu werken we nauw samen. Door die professionele ondersteuning wordt het aantal blinde vlekken in de provincie almaar kleiner. West-Vlaanderen heeft bovendien als enige Vlaamse provincie een archiefconsulent en een provinciaal registratiesysteem voor de archiefsector. jürgen: Wat registratiegraad en selectie betreft, staat de archiefsector inderdaad soms al iets verder. Zo werkt men er voor beschrijving op collectieniveau al jaren met gevestigde internationale standaarden als ISAD(G). Vlaams-Brabant heeft sinds 1 april 2012 een provinciaal reglement voor investeringssubsidies in erfgoeddepots. Een aantal gemeente- en OCMWarchieven heeft ondertussen al aanvragen ingediend voor tussenkomst bij de inrichting van archiefdepots. Maar we moeten eerlijk zijn: het hele depotverhaal is in de eerste plaats vanuit
16 | META 2012 | 9
interview
de museumsector gegroeid en pas nadien opengetrokken naar erfgoedbibliotheken, archieven, enzovoort.
De provincie Antwerpen was op het laatste nip pertje verhinderd voor het rondetafelgesprek.
anneke: In Oost-Vlaanderen zijn de archieven tijdens de onderzoeksfase mee bevraagd. Een deel van de archiefsector heeft trouwens effectief ingepikt op onze groepsaankoop van conservatie- en verpakkingsmateriaal. Ook transitfaciliteiten zijn zeker voor kleinere spelers in de archiefsector welkom, bijvoorbeeld om binnenkomend archief te gaan selecteren.
Toch laten we ook hen graag aan het woord. Een samenhangend verhaal rond de depotwerking en uitbouw van infrastructuur binnen het behoud-&-beheer kader bleef toch uit. Pas in 2001 werd een allereerste studie over regionale depots opgestart. Dit in de provincie Limburg met medewerking van de erfgoedcel Antwerpen,
“ARCHIEVEN HEBBEN EEN JURIDISCHE SELECTIEPLICHT EN LOPEN EEN BEETJE VOOR OP OBJECTENCOLLECTIES.”
de stedelijke Musea Antwerpen en Culturele Biografie Vlaanderen vzw (de voorganger van het steunpunt FARO). Met de depotstudie in de Provincie Antwerpen duurde het tot 2012 voordat alle provincies de noodzakelijke omgevingsanalyses konden voorleggen. Hoewel in tien jaar
loes: In Brussel focuste de studieronde die dit jaar is afgerond zelfs louter op archieven. Het depotbeleid staat natuurlijk open voor iedereen, maar we hebben daar een afbakening gemaakt. Toen bleek dat er toch nog veel nood is aan begeleiding, advisering en dienstverlening. Eind 2012 zou bij ons een extra consulent komen die zich echt enkel op archieven toespitst.
tijd de bereidheid van erfgoedbeherende instellingen om in een systeem van gemeenschappelijke depots in te stappen toegenomen is, blijft de terughoudendheid in het veld nog steeds zeer hoog. Het ontwikkelen van nood- en transitdepots komt veel meer op de voorgrond. Ik stel echter vast dat er in Vlaanderen, de provincies
Ervaren jullie soms weerstand bij lokale erfgoedbeheerders of –instellingen? loes: Bij de kleinere spelers bestaat een klein beetje terughoudendheid en angst voor verlies van eigenheid, zeker als je spreekt over een gemeenschappelijk depot.
en in de steden toch wel degelijk iets beweegt. We staan voor enkele uitdagingen. Vooreerst, in de vrij nabije toekomst wordt de afstelling van het regionaal depotbeleid binnen het Cultureelerfgoeddecreet met het depotbeleid dat tevens
tine: De mensen beseffen meestal wel dat ze bepaalde vlakken van hun collectiebeheer moeten aanpakken. En ze begrijpen de voordelen van registratie. Het probleem in lokale collecties is dat er enkel vrijwilligers werken en die hebben daar gewoon geen tijd voor.
in het nakende nieuwe onroerend erfgoeddecreet aan bod komt een belangrijke stap. Hoe kunnen de provincies een samenhangende, complementaire regionale regierol opnemen in het depotbeleid voor zowel cultureel (roerend: musea, archieven, erfgoedbibliotheken) als onroerend
jürgen: Ook professionele erfgoedinstellingen komen mensen en middelen te kort om te werken aan registratie, aan deftig behoud en beheer. Zowel de professionele instellingen als de vrijwilligersverenigingen hebben nog heel wat vragen. Onze focus op consulentschap en dienstverlening creëert vooral veel goodwill. Totnogtoe mogen we nog overal binnen. (lacht)
(o.a. archeologisch & bouwkundig) erfgoed? En er zijn de twee opmerkelijke conclusies uit een recente studie van de Universiteit Antwerpen over de haalbaarheid van PPS bij het realiseren van erfgoeddepots. Een: de betalingsbereidheid van de overheden voor een kwaliteitsvolle bewaring, zorg en beheer van het erfgoed dient
livia: In West-Vlaanderen hebben we alvast niet het gevoel dat we niet welkom zijn. Integendeel, men is blij dat de bevoegdheid eindelijk is toegewezen aan ‘een’ overheid. Nu worden we bijna overstelpt en weten we niet waar eerst te helpen. Bij collectiebeheerders bestaat wel de verkeerde verwachting dat provinciale consulenten zaken als selectie of registratie in hun plaats gaan uitvoeren. We kunnen wel adviseren, software aanbieden om registratie te faciliteren en collecties online te ontsluiten, maar ze moeten het wel zelf doen. We kunnen niet overal zijn. Gelukkig krijgen de provinciale consulenten in West-Vlaanderen meer en meer versterking vanuit de regio’s, waarmee we samenwerkingsovereenkomsten inzake depotwerking afsluiten. Daarbij subsidieert de provincie een deel van de loonkost van een regionale depotmedewerker, die inspeelt op lokale noden.
drastisch omhoog. En twee: er is nood aan kennisclusteren over het bouwen en beheren van erfgoeddepots. Door de depotproblematiek zichtbaar te maken, kunnen we aan het eerste werken; door o.a. gezamenlijke initiatieven, interprovinciaal overleg – ook met Vlaanderen – kan de kennis over depots worden gebundeld. Daar werken we nu met man/vrouw en macht aan. Inhaalbewegingen in het regionale depotbeleid dienen zich op verschillende fronten aan: in het sensibiliseren, in het begeleiden en adviseren (ter plaatse of via digitale platformen), in het vormingsaanbod over depotwerking, in al dan niet centrale registratiesystemen en hun digitale
anneke: Provinciaal erfgoedbeleid is ook niet helemaal nieuw. Het ligt in het verlengde van de provinciale museum-, archiefen bibliotheekconsulenten. Onze werking staat ook niet los van andere grote spelers. Elke provincie heeft overleg met alle bestaande expertisecentra en erfgoedcellen voor de uitbouw van het depotbeleid. De sector kende al de overkoepelende provinciale systemen voor het registreren en ontsluiten van
interconnectiviteit, in fysieke infrastructuur en expertisenetwerken, en niet te vergeten in het onontbeerlijke nieuwe digitale depot. Frank Herman, depotconsulent Provincie Antwerpen
META 2012 | 9 |
17
interview
collecties. Regionaal depotbeleid is een gelijkaardige opdracht, alleen met een focus op depot. Hoe belangrijk zijn gezamenlijke interprovinciale initiatieven? loes: Op het driemaandelijkse Interprovinciaal Depotoverleg wisselen we zelf onderling ervaringen uit, zodat we beseffen dat we met dezelfde problemen te maken krijgen. Daaruit zijn ondertussen initiatieven voortgekomen zoals depotwijzer.be, een portaalwebsite over alle aspecten van depotbeheer die we begin 2013 lanceren. De nieuwe interprovinciale vormingsreeks ‘In goede handen’ biedt bovendien in het najaar zes heel praktijkgerichte modules aan. jürgen: Daar was héél veel vraag naar, na amper twee weken waren alle plaatsen bezet. De wachtlijst voor februari-maart 2013 zit ook al weer bijna vol. Het lijkt wel alsof iedereen plots depots wil bouwen en op zoek is naar praktische kennis over depotbouw, inrichting van depotruimtes, beveiliging, ... De work-
“HET IDEE LEEFT NOG DAT ALLES WAT OOIT IN EEN BEPAALDE COLLECTIE IS TERECHTGEKOMEN DAAR BEWAARD MOET BLIJVEN.” shopformule brengt bovendien veel meer zoden aan de dijk dan een bezoek aan het zoveelste state-of-the-art depot. Daar komt iedereen toch maar depressief buiten. (lacht) Waar liggen de dringendste knelpunten inzake depot? anneke: Het is nog steeds een taboe, ook bij grotere collectiebeherende instellingen, om de stap te nemen naar selectie. Bruikleen tot daar aan toe, maar selectie? Het idee leeft nog dat alles wat ooit in een bepaalde collectie is terechtgekomen daar bewaard moet blijven. Bovendien hebben individuele erfgoedbeheerders er meestal geen zicht op dat de stukken die zij bewaren ook elders zitten. livia: Iedereen vindt natuurlijk, vanuit zijn eigen historiek, de eigen collectie waardevol en interessant. Niemand durft het op zijn geweten hebben dat hij iets van waarde weggooit. Eenmaal je over de grens van je eigen collectie kijkt, dan denk je wel : “De zoveelste neogotische kandelaar, moeten we die wel bewaren?” jürgen: Religieus erfgoed is een dringende materie. De notaBourgeois verplicht parochies en kerkfabrieken om de komende jaren grondig na te denken over de toekomst en de eventuele herbestemming van hun kerkgebouwen. Daarbij zal heel wat roerend erfgoed vrijkomen dat opgevangen of herbestemd moet worden, na een strenge selectie om het ‘bandwerk’ van de unieke en waardevolle stukken te scheiden. Cruciaal wordt een goede afstemming en samenwerking met het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (KRKC) dat momenteel de handen vol heeft met de opvang van het erfgoed van de snel verdwijnende religieuze ordes en congregaties.
Hoe zit het ten slotte met de financiering van het provinciale depotbeleid? jürgen: Elke provincie ontvangt van de Vlaamse Overheid ongeveer dezelfde betoelaging voor de uitbouw van het nieuwe depotbeleid. In Vlaams-Brabant worden de lonen van de twee nieuwe depotconsulenten hier gedeeltelijk mee gedekt. De rest van de loonkost en de overige werkingsmiddelen komen uit het budget van de provinciale cel erfgoed. Als je alle middelen optelt die de provincie Vlaams-Brabant uit eigen budget inzet … tja, dan is de verhouding snel duidelijk. livia: In 2012 kreeg West-Vlaanderen ongeveer 72.000 euro van de Vlaamse overheid en liepen de provinciale investeringen op tot 874.000 euro, meer dan tien keer zoveel. Daarin zit enerzijds de opleg voor de loonkost van de provinciale depotconsulenten en de middelen die we besteden aan depotmedewerkers in de West-Vlaamse regio’s. Anderzijds komen uit dat bedrag ook investeringssubsidies voor de optimalisering en de bouw van erfgoeddepots met een bovenlokale uitstraling. Met de Vlaamse middelen komen we er dus niet, zeker niet voor de vraag naar fysieke depotruimte die ons heel vaak gesteld wordt. Vlaanderen geeft wel de bevoegdheid aan de provincies, maar eigenlijk staan daar te weinig middelen tegenover. tine: Het is wel zo dat we vanaf 2014 werkingssubsidies kunnen aanvragen als we voldoen aan de Vlaamse beleidsprioriteiten. Maar ook dan moet er nog herbekeken worden welk gedeelte daarvan naar de regionaal ingedeelde erfgoedinstellingen gaat en wat naar depotbeleid. livia: Het blijft problematisch: hoe meer dynamiek we creëren, hoe meer vragen er op ons afkomen, hoe meer middelen en mensen er nodig zijn om aan die vraag te blijven beantwoorden. We zijn nu bijna twee jaar bezig, het aantal vragen dat op ons afkomt, is niet meer vergelijkbaar met de beginperiode. Dat is positief, maar ook niet meer houdbaar om per provincie met slechts twee mensen te blijven volhouden. We zijn niet altijd meer bereikbaar en dat kan mensen op termijn doen afhaken. We moeten opletten dat we niet in een omgekeerde spiraal terechtkomen waar onvoldoende aandacht is voor de dagelijkse kleine vragen. anneke: Een grote uitdaging voor de toekomst is om op een zinvolle manier om te gaan met de veelheid aan erfgoed die op ons afkomt. We moeten samen met alle betrokkenen een draagvlak creëren dat niet gezien wordt als een last, maar als een kracht. jürgen: De bereidheid van overheden en andere instanties om te investeren in doorgedreven registratie en verantwoorde bewaring van roerend erfgoed is vaak nog problematisch. Met initiatieven als het Fonds Culturele Infrastructuur hoopt de Vlaamse Overheid de uitbouw van nieuwe depotinfrastructuur een extra financiële stimulans te geven, maar de voorgestelde middelen zijn niet in verhouding tot de reële bouw- en exploitatiekosten van een professioneel erfgoeddepot.
livia: De laatste tijd rijpt wel het besef van het economisch potentieel van erfgoed voor de streekeconomie. Vroeger was tine: In Limburg is ook het mijnerfgoed een prangend probleem. erfgoed het laatste waar men aan dacht. De herdenking van De ex-mijnwerkers die de stukken verzorgen en ontsluiten, met ’14-’18 is in West-Vlaanderen werkelijk een hype aan het worden enige ondersteuning van de gemeenten, worden allemaal een (lacht). Gezien hoeveel middelen daar momenteel naartoe gaan, dagje ouder. De mijnstreek zal in de toekomst hun kennis over is duidelijk dat ook de beleidsmakers daar warm voor lopen. de collectie en hun verhaal moeten missen, waardoor de toe- Erfgoed is niet langer het vijfde wiel aan de wagen. komst van die collecties onzeker wordt. > voor meer infomatie: www.depotwijzer.be
18 | META 2012 | 9
artikel
Van volksbibliotheek naar openbare bibliotheek
De bouw van openbare bibliotheken in Antwerpen tussen 1862 en 1978 Ingrid Vanhaevre
Bibliotheken bouwen in Vlaanderen. Twintig jaar openbare bibliotheekbouw 1978-1997, onder die titel publiceerde de VVBAD in 1998 een boek over openbare bibliotheken die gebouwd werden sinds het Vlaamse decreet op openbare bibliotheken van 1978. Een unicum, want de bouw van openbare bibliotheken kwam in België tot dan nauwelijks aan bod in de literatuur. De architectuur van openbare bibliotheken uit een verder verleden vormt immers een quasi onbekend onderzoeksterrein in ons land. De meeste studies over bibliotheken vertrekken vanuit een cultuurhistorisch en bibliotheekwetenschappelijk perspectief en leggen de nadruk op de analyse van de collecties, zelden op het gebouw. In een nieuwe studie die gemaakt werd in het kader van een masteropleiding kunstgeschiedenis en archeologie aan de VUB 1 wordt ingegaan op de openbare bibliotheekgebouwen vanuit een architectuurhistorisch perspectief. Ze worden daarbij gesitueerd in een brede, maatschappelijke context. Zo komen niet enkel de architecturale vormgeving, bouwtechnieken en gebruikte materialen aan bod, maar er gaat ook aandacht naar de opdrachtgevers, de bouwheren, de sociale en economische context en de politieke factoren die de creatie van de openbare bibliotheken hebben beïnvloed. Er wordt uitvoerig ingegaan op het sociaal-culturele fenomeen van de openbare bibliotheken zoals dit in het spoor van de industrialisatie en in de democratiseringsbeweging van de negentiende eeuw gestalte kreeg. Onder het fenomeen ‘openbare bibliotheek’ wordt in de studie een bibliotheek
De leeszaal van de bibliotheek in de openbare bibliotheek van Hoboken anno 1933. Bron: ‘Kerstcongres 1933, Hoboken, 26 december, Verslag’ uit de Bibliotheekgids, 1 (1934), p. 5.
verstaan met een algemene collectie die toegankelijk is voor iedereen en waarvan de publieke overheid de opdrachtgever is. Het onderzoek spitst zich toe op de bouwkundige erfgoedwaarde van de openbare bibliotheken in de Antwerpse provincie. In concreto wordt de architecturale vormgeving
van zes openbare bibliotheken van het Antwerpse bibliotheeknetwerk bestudeerd voor de periode tussen 1862 en 1978. Het begin van de onderzoeksperiode valt samen met een ministeriële omzendbrief van Alphonse van den Peereboom die in 1862 elke gemeente aanbeval om, als aanvulling op de school, een openbare bibliotheek op te richten. De
onderzoeksperiode eindigt met het Vlaamse decreet op de openbare bibliotheken van 1978. Een mijlpaal hierbinnen is de Wet Destrée van 1921 op de openbare bibliotheken die elke gemeente verplichtte om over een openbare bibliotheek te beschikken. Deze wet zou leiden tot de oprichting van honderden bibliotheken en bibliotheekjes.
META 2012 | 9 |
19
artikel
oproepen om parochiale bibliotheken te stichten met een propag a n d i st i s c h doel. Ze werden door de kerk gezien als wapen in De vroegere hoofdbibliotheek van Hoboken. de strijd voor het geloof en de christeVAN VOLKSBIBLIOTHEEK lijke moraal en tegen ‘slechte’ boeken. Het initiatief kon ook TOT OPENBARE uitgaan van politieke partijen, BIBLIOTHEEK industriëlen… Zo geraakte het In het spoor van de Verlichting lezen in België sterk in de ban en van de Franse Revolutie dook ook in ons land gelei- van de verzuiling. delijk de idee van ‘openbare’ bibliotheek op. Het zou echter Vanaf de ministeriële omzendnog heel lang duren vooraleer brief van 1862 en nog meer na de termen ‘openbare biblio- de Wet Destrée van 1921 zien theek’ en ‘bibliothèque publi- we het aantal openbare biblioque’ hun huidige betekenis theken spectaculair toenezouden krijgen en deze na de men. Een lijst uit 1907, het jaar Tweede Wereldoorlog zouden waarvoor de eerste opsomuitgroeien tot een instrument ming van alle bibliotheken beschikbaar is, repertorieert van cultuurspreiding. 1318 volksbibliotheken verDe industrialisatie met zijn spreid over 807 gemeenten. 2 nood aan ontwikkelde en In 1922 bedraagt het aantal gedisciplineerde arbeiders en erkende openbare bibliothede democratiseringsbewegin- ken 1370, maar vanaf dan zal gen waarbij de gelijkheid van het in een decennium toenealle burgers steeds meer op men tot 2388 in 1931-32. 3 het voorplan kwam te staan, leidden tot de oprichting van De ondersteuning van de volksbibliotheken. De eerste o p e n b a r e b i b l i o t h e k e n volksbibliotheken ontstonden berustte rond 1900 op een vanaf 1830 op privé-initiatief aantal veronderstellingen: (1) onder impuls van het principe lezen werd gezien als een van vrijheid van vereniging dat onschuldig tijdverdrijf en in de grondwet was opgeno- moest arbeiders weghoumen. De vroegste gemeen- den van verderfelijke bezigtelijke initiatieven zagen het heden zoals de kroeg; (2) licht omstreeks de helft van de het gedrukte woord werd negentiende eeuw. Sommige beschouwd als een efficiënt werden uitgebouwd door de middel om sociaal en politiek gemeente zelf, andere met gedrag te controleren; en (3) hun steun: in Andenne (1848); de vrije toegang tot informaVeurne (1849); Dendermonde tie werd beoordeeld als een (1850); Antwerpen (1846); parameter voor het democraSint-Joost-ten-Noode (1858); tisch gehalte van de overheid. Luik (1862) Hognoul (1862); Openbare bibliotheken boden Jemappes (1862). zowel ontspannings- als vormende lectuur aan en werden De later zogeheten ‘vrije’ gezien als een aanvulling op openbare bibliotheken werden het onderwijs. Dit kan in het enerzijds opgericht omdat de begin vaak vrij letterlijk worliberale burgerij de arbeiders den opgevat, doordat heel wat intellectueel en zedelijk wilde van de openbare bibliotheken verheffen. Anderzijds lanceer- in aanvang in de gemeentelijke den de Belgische bisschoppen school waren ondergebracht 20 | META 2012 | 9
en de bibliothecaris de plaatselijke onderwijzer was. Omwille van het belang van de openbare bibliotheken in de volksverheffing werd er in België echter weinig of geen aandacht besteed aan de behuizing en ging alle aandacht naar de (zedelijke) inhoud van de collectie. De ondersteuning van de federale overheid bestond in het begin hoofdzakelijk uit boeken die aan de erkende bibliotheken werden toegezonden. De Wet Destrée uit 1921 spreekt enkel over een “degelijk” lokaal dat “toegankelijk” moest zijn. 4 De interpretatie van de wet werd overgelaten aan de oprichters van de openbare bibliotheken.
De vroegere bibliotheek op de Luchtbal.
“MET JEUGDAFDELINGEN WERD IN SOMMIGE BIBLIOTHEKEN NA AFLOOP VAN DE EERSTE WERELDOORLOG GEëXPERIMENTEERD, OM DE ‘VERWILDERING’ VAN DE JEUGD TEGEN TE GAAN.”
Meerdere overheidsaanbevelingen legden er expliciet de nadruk op dat de huisvesting niet veel moest kosten en dat luxe zeker uit den boze was. In de praktijk werden openbare bibliotheken veelal ondergebracht in bestaande ruimtes die hiervoor werden aangepast. Gelet op de karige wettelijke voorschriften voorzien door de Belgische overheid gaat de VUB-studie in op de theoretische behandeling van openbare bibliotheken binnen het architecturale denken. 5 Daarnaast gaat aandacht naar de interpretatie en praktische toepassing van deze ideeën door verschillende maatschappelijke actoren zoals een architect (1921) 6, een lesgever binnen de opleiding van bibliothecarissen (1923) 7,
artikel
een advocaat (1928) 8 en een bibliotheekinspecteur in 1931. 9 Belangrijkste kenmerk voor openbare bibliotheken in de periode 1862-1978 was dat de bibliotheek ‘openbaar’ was en dus vlot toegankelijk voor eenieder. Dit betekende dat ze centraal in de woonkernen was gelegen en direct kon betreden worden vanop straat.
DE BOUW EN INRICHTING VAN OPENBARE BIBLIOTHEKEN De moderne bibliotheekbouw werd ingezet met het ideaalplan voor een bibliotheek van Leopoldo della Santa uit 1816 waaraan een functioneel denken aan de grondslag ligt: hij vertrekt vanuit de drie elementen die belangrijk zijn voor een dergelijk gebouw, met name de boeken, de lezers en de bibliotheektechnische dienstverlening waarvoor hij telkens afzonderlijke ruimtes voorziet. Ondanks zijn ideaalplan werd voor algemene bibliotheken nog lang vastgehouden aan het type van de zaalbibliotheek waarbij boeken en lezers samen met het bibliotheekpersoneel in dezelfde ruimte verbleven. Voor de openbare bibliotheken daarentegen werd vanaf het begin een afstand ingebouwd tussen de boeken en het personeel enerzijds en de gebruiker van de boeken, die vreemd is aan de instelling, anderzijds. Dit vertaalde zich letterlijk doordat in de eerste openbare bibliotheken vanaf het einde van de negentiende eeuw tot in het interbellum een beschot met (uitleen)balie tussen beide wordt ingebouwd. Een leeszaal was in aanvang nauwelijks of niet aan de orde. De lezer werd enkel toegelaten tot een wachtzaal en kreeg de boeken slechts te zien via het loket waar hem zijn boeken, gekozen uit een catalogus, overhandigd worden. Dit had te maken met de oorspronkelijke doelgroep van deze bibliotheken, met name
de arbeidende klasse, die vanuit een paternalistische visie niet rijp geacht werd om zelfstandig zijn lectuur uit te kiezen. Pas tijdens het interbellum werd het openkastsysteem ingevoerd, waarbij de lezers — nu gezien als alle burgers zonder onderscheid — zich tussen de rekken zelf konden bewegen om onafhankelijk boeken uit te kiezen. De leeszaal, waar de gebruiker opzoekingswerk kon verrichten in algemene referentiewerken en waar tijdschriften raadpleegbaar waren, werd reeds in meerdere bibliotheken, afhankelijk van de beschikbare ruimte, gebruikelijk vanaf de jaren twintig. Het was een rustige ruimte die bemeubeld werd met tafels, stoelen en enkele boekenrekken voor standaardwerken en tijdschriften en dagbladen. Ze werd overvloedig verlicht door natuurlijk licht dat doorheen de vele vensters viel. De leeszaal werd lange tijd aangekleed met de nodige ‘opvoedkundige’ platen en ‘huiselijk’ opgefrist met groene planten. Mettertijd, wanneer het opvoedkundige aspect van lectuur plaats ruimde voor de democratische gedachte aan cultuurparticipatie, zou de aankleding minder strak worden. Waar de oppervlakte beperkt was, werden veelal stoelen en tafels in de boekenruimte zelf geplaatst. Die vermenging van boekenrekken en leesruimte zou na de invoering van het openkastsysteem steeds meer ingang vinden. Met jeugdafdelingen werd in sommige bibliotheken na afloop van de Eerste We re l d o o r l o g g e ëx p e r i menteerd, om de ‘verwildering’ van de jeugd tegen te gaan. Jongeren en volwassenen werden als afzonderlijke doelgroepen beschouwd en gescheiden in aparte afdelingen gehouden, meestal met afzonderlijke ingangen. Sinds della Santa’s driedelige indeling — boeken,
De leeszaal van de centrale bibliotheek van de stad in de Blindestraat. Bron: Bibliotheekgids.
“DE LEESZAAL, WAAR DE GEBRUIKER OPZOEKINGSWERK KON VERRICHTEN IN ALGEMENE REFERENTIEWERKEN EN WAAR TIJDSCHRIFTEN RAADPLEEGBAAR WAREN, WERD REEDS IN MEERDERE BIBLIOTHEKEN, AFHANKELIJK VAN DE BESCHIKBARE RUIMTE, GEBRUIKELIJK VANAF DE JAREN TWINTIG.”
lezers en zorg voor boeken en lezers — was er dus nog steeds een driedeling maar het ging nu om verwante begrippen — materialen, gebruikers, en de zorg voor materiaal en gebruikers. Het bibliotheektechnische beheer van de openbare bibliotheken vergde steeds meer afzonderlijke ruimtes. Waar dit rond 1900 nog een ontsmettingskamer omvatte, viel deze na de Tweede Wereldoorlog weg. Het boekbinden en het catalogiseren daarentegen zouden nog decennia lang een essentieel onderdeel van het bouwprogramma vormen voor de zelfstandige bibliotheken. Het zaaltype werd veelal verlaten en de inrichting was veel complexer geworden, ook door de grotere diversiteit van grafische materialen en de toenemende verscheidenheid
inzake dienstverlening. De openbare bibliotheek was vaak tot een documentatiecentrum geworden, waar de ontsluiting van de informatie een eigen ruimte in beslag nam. De aandacht voor de zichtlijnen die het toezicht moesten mogelijk maken en zeker in het begin de diefstal van boeken moest voorkomen, is de gehele onderzoeksperiode belangrijk gebleven. Ook het comfort inzake verlichting en verwarming, vaak vanuit de bekommernis om de arbeidsomstandigheden van het bibliotheekpersoneel, werd cruciaal geacht. Rond de eeuwwisseling kreeg de hygiene bijzondere belangstelling. Toch was de gezelligheid in de leeszaal eveneens essentieel opdat de lezer er zich zou thuis voelen.
META 2012 | 9 |
21
artikel
HET FENOMEEN VAN OPENBARE BIBLIOTHEKEN IN ANTWERPEN
bibliotheekpersoneel. Omdat het bibliotheekgebouw achterin gelegen was, in tegenstelling tot de wettelijke aanbevelingen, ging veel aandacht naar de toegang. De uitstraling van het strakke gebouw illustreert het opvoedkundige aspect dat aan de grondslag lag van de toenmalige denkwijze over een openbare bibliotheek. Het educatieve werd onderstreept in de aankleding van de leeszaal die tegelijkertijd een rustpunt moest vormen in de drukke stad.
Met een schets van de historische ontwikkeling van de openbare bibliotheken in de provincie Antwerpen gaat de studie dieper in op zes openbare bibliotheken uit het stedelijke bibliotheeknetwerk van de stad Antwerpen waarbij de focus ligt op de bouwfase en/of eerste verbouwingen ervan. De stad Antwerpen was immers bij de eerste lokale overheden die in 1866 zelf een openbare bibliotheek oprichtte als aanvulling op de bestaande stedelijke bibliotheek en vanaf 1911 bijkomende filialen uitbouwde. In de eerste nummers van de Bibliotheekgids, het tijdschrift van de toenmalige VVBAD, werd een reeks over de openbare bibliotheken in België gestart. Enkel voor de stad Antwerpen werd echter effectief een overzicht gepubliceerd, wellicht onder stimulans van de drijvende figuren achter de vereniging. Een boek van de onderbibliothecaris A. Moons gaat in 1924 uitgebreid in op de ontwikkeling van het fenomeen.
De vroegere openbare bibliotheek op Zurenborg (gesloten in 2011).
De centrale bibliotheek van de stad was tussen 1894 en 1970 gevestigd in een gebouw van twee bouwlagen aan een binnenkoer in de Blindestraat. Dit bestaande pand werd in het begin van de twintigste eeuw aangepast aan de behoeften van de bibliotheek. Zo werd er bijvoorbeeld in 1916 een tweede verdieping opgetrokken voor een grote, ruim verlichte leeszaal en waren er meerdere afzonderlijke werkruimtes voor het 22 | META 2012 | 9
“OMWILLE VAN HET BELANG VAN DE OPENBARE BIBLIOTHEKEN IN DE VOLKSVERHEFFING WERD ER IN BELGIë ECHTER WEINIG OF GEEN AANDACHT BESTEED AAN DE BEHUIZING EN GING ALLE AANDACHT NAAR DE (ZEDELIJKE) INHOUD VAN DE COLLECTIE.”
Het filiaal gelegen aan de Brederodestraat werd in dezelfde periode ingericht in een klas van een gemeentelijke lagere school die dateert uit de 19e eeuw en die gebouwd was in een eclectische neoclassicistische stijl. Ook hier was in oorsprong de lezer gescheiden van de boekencollectie door een glazen beschot met loket voor de uitleen. Voor lichtinval werd overvloedig gezorgd via een dakkoepel. Over een afzonderlijke werkruimte voor de bibliothecaris bestond bij het uittekenen van de bouwplannen nog discussie, maar bij de uitvoering is deze toch opgenomen. Sanitair is vanaf het begin aanwezig. De hoofdbibliotheek van Hoboken was het eerste bibliotheekgebouw dat in 1933 specifiek voor deze functie werd opgericht. Het was een modernistisch baksteengebouw van twee bouwlagen onder een plat dak waarin de nieuwe materialen beton en staal werden benut. Beton werd trouwens ten volle open en bloot gelaten in de voorgevel die haast volledig bestond uit vensters waardoor de grens tussen binnen en buiten vervaagde en de bibliotheek uitnodigend tot op straat deed uitstralen. De kracht van het gebouw schuilde eveneens in het gebruik van de bouwmaterialen als decoratief element. Het bouwprogramma van deze bibliotheek omvatte naast de toen nog
gebruikelijke wachtzaal voor de uitleen via een beschot, eveneens een grote leeszaal die qua aankleding met houten meubels, groene planten en educatieve platen aan de muur vergelijkbaar was met deze van de centrale bibliotheek in de stad. Gaandeweg zou deze leeszaal eveneens gebruikt worden voor culturele activiteiten zoals tentoonstellingen en voordrachten. Het filiaal dat in de jaren dertig in een hoek van het scholencomplex van de Luchtbal werd ingericht, bestond zoals de wetgeving voorzag uit een volledig zelfstandige vleugel, direct bereikbaar vanop straat. De vleugel was net als de rest van de school in dezelfde modernistische bouwstijl opgericht die representatief was voor het oeuvre van de toenmalige stadsarchitect Emiel Van Averbeke. De gevel liet de typische gele baksteen, afgeronde hoeken en horizontale vensterpartijen zien. Doordat het openkastsysteem vanaf het begin in dit filiaal was toegepast, bestond er wellicht niet langer een scheiding tussen boeken en lezers. Ook de bibliothecaris had zijn werkplaats in dezelfde ruimte. Dit getuigen vroegere bibliotheekgebruikers. Het vermoeden kon helaas niet wetenschappelijk gestaafd worden op basis van literaire of archiefbronnen en de teruggevonden summiere bouwplannen van de school uit de jaren dertig geven nog een scheiding tussen boekenzaal en publieksruimte te zien. Het valt echter sterk te betwijfelen dat deze plannen als dusdanig gerealiseerd werden. In de wijk Zurenborg werd in de jaren zestig een compleet nieuw gebouw opgetrokken dat berustte op een betonskelet en waarvan de voorkant die uitgaf op een rustig plein, zowat volledig uit een glasgevel bestond. De onregelmatige compacte grondvorm had de stadsarchitect Ferdinand Peeters en
artikel
de architect H. Moonen creatief geïnspireerd terwijl de zichtlijnen toch een volledig toezicht op de verschillende ruimtes toelieten. In de plaats van met volledig gescheiden bouwlagen te werken, waren de volwassenen- en jeugdafdeling iets verzonken in niveau en werd een afgeronde galerij langsheen twee gevels opgehangen. Op deze galerij die via twee trappen bereikbaar was, bevond zich een stuk van de volwassenenafdeling en een leesruimte met tijdschriftenrekken. Zowel in het interieur als in de gevels waren de bouwmaterialen zoals beton en baksteen gebruikt als decoratief element. In het plat dak zorgden lichtkoepels voor een ruime en luchtige sfeer. De hoofdbibliotheek van Deurne werd in de jaren zeventig in het centrum van deze vroegere randgemeente van de stad gebouwd. Ondanks het smalle en diep perceel, creëerde de ontwerper Jul De Roover een bijzonder breder ruimteperspectief door het gebruik van een diagonaalschema in de balkenstructuur. Hij trok dit schema door in de binnenwanden, de trappenpositie en zelfs in de opstelling van de boekenrekken en de balies. Ook hier zien we dat de voorgevel volledig bestond uit ramen die als het ware eenieder uitnodigden om binnen te treden via de ingangen die zich bevonden in de wandelstraat langsheen het gebouw. Deze wandelstraat leidde tegelijkertijd naar het kerkhof erachter. Verschillende factoren zijn in de architectuur van de zes gevalstudies in min of meerdere mate van toepassing. Zo leidt de toenemende diversiteit aan grafische materialen tot meer gespecialiseerde ruimtes. Waar de nadruk rond 1900 in hoofdzaak lag op houten rekken voor de boeken, is van een mediatheek bijvoorbeeld eerst na de Tweede Wereldoorlog sprake. De visies van de bibliothecaris en van de architect hebben niet
2 “Liste générale des bibliothèques de Belgique”, in: LA FONTAINE Henri et al., Annuaire de la Belgique scientifique, artistique et littéraire. Services administratifs, associations, instituts, musées, archives, bibliothèques, collections publiques et privées, enseignement supérieur, documentation, Brussel, Institut International de Bibliographie, 1908, p. 223-240. 3 Annuaire Statistique de la Belgique, Brussel, Ministère de l’Intérieur, jaargangen van 1885 tot 1932. 4 “Wet van 17 oktober 1921 betreffende de openbare bibliotheken”, Belgisch Staatsblad, 19 november De bibliotheek van Deurne, volwassenafdeling. Bron: De Sadeleer Sibylle, Onroerend Erfgoed, Afdeling I&B, team stedelijk oost, 2011.
1921, p. 10362-10363. 5 CLOCQUET Louis, Traité d’architecture. Eléments de l’architecture. Hygiène. Types d’édifices. Estétique et composition,
in elk van de bestudeerde gevallen een even doorslaggevende rol gespeeld, maar vanaf het interbellum zien we dat de individuele creativiteit van de laatste toch steeds meer gewicht in de schaal gaat leggen. Blijkbaar moest een openbare bibliotheek, toen het accent verschoof van het educatieve naar hetculturele, niet langer enkel strakheid, discipline en pure soberheid uitstralen. Door de jaren heen werd de architecturale vormgeving met meer speelse decoratieve elementen verrijkt. We zien dat niet enkel de traditionele bouwstijl uit de bouwperiode bepalend is, maar dat ook de creatieve vrijheid en esthetische visie van de architect sterk meebepalend worden. Zeker in de twee laatste gebouwen is dit determinerend. Qua bouwprogramma zien we de toenemende complexiteit van het bibliotheekbeheer en de bredere functie die aan een openbare bibliotheek door de jaren heen wordt toegekend, weerspiegeld in het toenemende aantal ruimtes waaronder een al dan niet afzonderlijke leeszaal, jeugdafdeling, tentoonstellingsruimte… De aanwezigheid van een conferentiezaal in het laatste voorbeeld wijst op de veranderende visie op de functie van een openbare bibliotheek en de integratie binnen een ruimer cultuurbeleid.
CONCLUSIE
vol. 4, Estétique, Composition et
De ontwikkeling van bibliotheken, en van openbare bibliotheken in het bijzonder, hebben cultureel Vlaanderen gevormd tot wat het vandaag is. Omwille van hun sociaalculturele en historische belang moet het fenomeen dan ook plaats krijgen in ons collectief geheugen. Deze studie wilde bijdragen tot een beter begrip voor de architecturale waarde ervan in ons land. In de inventaris van ons erfgoed 10 staan enkele, vooral oudere, bibliotheekgebouwen geregistreerd. Voor sommige van de bestudeerde gebouwen ligt een ontwerp van beschermingsdossier voor omwille van hun erfgoedwaarde. Openbare bibliotheken verdienen echter meer systematische aandacht binnen de monumentenzorg. Anders dreigen sommige recentere en waardevolle bibliotheekgebouwen uit ons erfgoed te verdwijnen.
décoration, Luik, Ch. Béranger, 1901, p. 289-308. 6 Felixarchief Stad Antwerpen, 621#551, Stad Antwerpen, O.B., PERIN A., Bâtiments des bibliothèques publiques, 1921. 7 VAN MEEL Jan, Openbare Boekerijen. Vak- en kinderbibliotheken. Leeszalen, reizende boekerijen. Handboek voor hunne beheerders en bibliothecarissen, Antwerpen, Veritas, 1923. 8 RECHT P., De openbare bibliotheken in België, Praktische verklaring der wet van 17 October 1921 ten dienste van de openbare mandatarissen, van de gemeenteambtenaars en van de bibliothecarissen, Brussel, A. De Boeck, 1928. 9 DEPASSE K., Praktische Gids voor den Bibliothecaris ten dienste van de Gemeentebestuurders, van de Leden der Bestuurscommissies van openbare gemeentelijke, aangenomen en vrije Bibliotheken, Brussel, Labor, 1931. 10 ONROEREND ERFGOED, De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (online). https://inventaris. onroerenderfgoed.be
1 VANHAEVRE Ingrid, Van volksbibliotheek naar openbare bibliotheek, Een architectuurhistorisch onderzoek naar de evolutie van Antwerpse openbare bibliotheken in de periode tussen 1862 en 1978, Proeve ingediend voor het behalen van de graad van Master in de Kunstwetenschappen en Archeologie, VUB, Academiejaar 2011-2012.
META 2012 | 9 |
23
signalement
Bibliotheekweek 2012
‘Wie wordt de BIBste van het land?’ 24 | META 2012 | 9
signalement
De openbare bibliotheek van Roeselare organiseerde een verklede optocht van bib De Vrienschap naar bib Albrecht Rodenbach. Deelnemers kwamen verkleed als hun favoriete sprookjesfiguur. De tram “Den Terminus” reed op kop. Als een “rattenvanger van Hamelen” lokte hij de stoet mee onder het spelen van oude deuntjes. De best verklede deelnemers en best verklede groep kregen een prijs.
Tijdens de verwendag van de openbare bibliotheek Sijsele zorgde de folkgroep Klakkebusse voor de ambiance! Foto’s: PhotoFantasy
META 2012 | 9 |
25
etalage
De Denktank op ArchiveCamp 2012 (vlnr): Ingmar Koch, Luud de Brouwer, Tim de Haan, Petra Schoen, Tom Cobbaert, Chido Houbraken en Christian van der Ven.
Archief 2.0 Denktank Tom Cobbaert
Archief 2.0 is een community voor Nederlandse en Vlaamse archivarissen waar samenwerking en het delen van kennis en informatie centraal staan. De Archief 2.0 Denktank houdt de motor van deze community draaiende en zorgt met projecten en bijeenkomsten voor nieuwe mogelijkheden om kennisdeling te bevorderen. “Deel en heers!” is het motto. Wanneer werd de Archief 2.0 Denktank opgericht? Op 7 juni 2007 richtte Christian van der Ven, een fervent blogger, een online community op om met gelijkgestemde collega’s ideeën en kennis uit te wisselen over het gebruik van Web 2.0 in archieven. Dat bleek een onverhoopt succes, met ongeveer 100 leden rond de eerste verjaardag. Bij een aantal van hen was ondertussen de ambitie gegroeid om een eigen studiedag te organiseren. Die werkgroep evolueerde in het voorjaar van 2009 tot de Archief 2.0 Denktank. Welke eigenschappen maken de Denk tank uniek? Onafhankelijkheid, openheid en ondernemingszin. In de Denktank zitten medewerkers van overheidsarchieven, regionaal historische centra, particuliere archieven, archiefinspecteurs en -consultants, bestuursleden van vakorganisaties, … Die achtergronden, ervaringen en netwerken zijn heel nuttig, maar vormen geen belemmering om een onafhankelijke koers te varen. Iedereen die meewerkt, doet dit uit een persoonlijk engagement als archivarissen met een gezamenlijke 26 | META 2012 | 9
passie. Hoewel de community inmiddels 1400 leden telt, wil de Denktank geen organisatie met een formele structuur zijn. Voor de financiering van de werking wordt een beroep gedaan op crowdfunding en occasionele sponsors. Dit garandeert de vrijheid om radicaal te kiezen voor vernieuwing in de sector. Openheid staat centraal: naar de gebruikers in het delen van informatie, naar de sector in het delen van kennis. In 2007 discussieerden we over blogs en sociale netwerken, in 2012 over open data, linked data en het semantische web. Andere tools, dezelfde houding. Als Archief 2.0 na vijf jaar een succes is, komt dat niet door het schrijven van manifesten, maar door het ondernemen. De Denktank levert niet alleen ideeën, het pikt ze vooral op en probeert er iets mee te doen, al dan niet met succes. Want we leren vooral wanneer we durven mislukken en als ze gedeeld worden, ook uit de fouten van anderen.
“ALS ARCHIEF 2.0 NA VIJF JAAR EEN SUCCES IS, KOMT DAT NIET DOOR HET SCHRIJVEN VAN MANIFESTEN, MAAR DOOR HET ONDERNEMEN.”
Op welke verwezenlijkingen zijn jullie trots? Iedere geslaagde realisatie is alleen te danken aan de actieve participatie van archivarissen in Nederland en Vlaanderen. Daarom zijn we fier op alle initiatieven die door of in het kader van Archief 2.0 gelanceerd werden. Een bijzonder actieve community met meer dan 1300 leden, waarvan ongeveer 10 procent Vlaming is. Een wiki voor en door de archiefsector met honderden lemma’s vakterminologie, een kaart van archiefinstellingen en een verzamelplaats voor vertalingen en standaarden. Een cursustraject voor het gebruik van Web 2.0-tools die talloze Nederlandse archivarissen leerde bloggen en twitteren. Misschien zijn we nog het meeste trots op de bijeenkomsten waar effectief kennis werd gedeeld. De deelname aan de KVAN-dagen en Informatie aan Zee met eigen sessies. Van de organisatie van een eigen studiedag in oktober 2008 tot een ArchiveCamp waar de deelnemers zelf het dagprogramma bepalen in oktober 2012. Ten slotte zijn er ook de speel-en-deelsessies, waar kort op de bal een workshop over een actueel thema wordt georganiseerd. Welke ambities hebben jullie als team nog? Ondertussen is Archief 2.0 niet meer het rebelse clubje van archivarissen van 2007. We mogen echter niet zelfgenoegzaam worden en aannemen dat een open houding gemeengoed is geworden in de archiefsector. De ambitie van de Denktank blijft dus onveranderd het ijveren voor openheid van informatie, kennisdeling en samenwerking. Eén concrete ambitie is het streven naar een actievere Vlaamse inbreng in Archief 2.0.
inzet
Chris Vandenbroucke:
“Meer dan ooit hebben we de jeugd nodig” Hoe ben je in de bibliotheeksector beland? Als licentiaat Germaanse Filologie arriveer je meestal in het onderwijs maar daar had ik niet al te veel zin in. De stad Kortrijk zocht personeel voor haar bibliotheek en toeval of niet, viel de brief dat ik daar mocht beginnen op dezelfde dag in de bus als een brief van het college waar ik gestudeerd had, voor ook daar een fulltime positie. Hoewel de overheid minder betaalde, was mijn keuze vlug gemaakt. En na meer dan dertig jaar nog altijd zonder spijt.
“IK WIL NIET MEEDOEN AAN HET DOEMDENKEN DAT DE CD ZAL VERDWIJNEN EN DAT WE DAN ‘GEEN WERK MEER ZULLEN HEBBEN’.”
Hoe lang ben je al actief binnen de VVBAD? En wat was je motivatie om lid te worden? Vier jaar geleden mailde de toenmalige voorzitter naar alle muziekbibliothecarissen met de vraag om vers bloed om hun werkgroep nieuw leven in te blazen. Als een van de grootste muziekafdelingen in Vlaanderen vond ik niet dat Kortrijk mocht ontbreken in het Vlaams beleid. Ik antwoordde dat ik het een kans wilde geven maar niet kon beloven dat ik een blijver zou zijn, omdat ik al in zo veel werkgroepen zat. Het hing af van de drive van de groep. En dat viel heel erg goed mee: een dynamische groep waar ik me nog altijd goed in thuis voel en met de bedoeling zowel de bedreigingen als de mogelijkheden van onze sector duidelijk te maken aan al onze collega’s. Welk thema ligt je nauw aan het hart? De toekomst van de muziekafdeling natuurlijk. Ik wil per se niet meedoen aan het doemdenken dat de cd zal verdwijnen en dat we dan ‘geen werk meer zullen hebben’. Onze ervaring, onze expertise biedt zo’n grote meerwaarde tegen het internetoerwoud dat wij als ervaringsdeskundigen gidsen moeten worden in het inderdaad snel evoluerende medialandschap. We mogen niet vies zijn van de woorden tablet, apps, communities, ... Integendeel, we moeten daarop inspelen en liefst niet te lang wachten want de evolutie gaat sneller en sneller.
Hoe heb je de BADsector zien evolue ren? Kort samengevat: van een historicusbibliothecaris met een stofkiel naar een manager. De bibliotheek verandert van een gesloten bastion in een open ontmoetingsplaats, van een suffe bedoening naar een leuke ontmoetingsplaats. Deze verandering gaat gepaard met veel onvrede, en aanpassingsproblemen maar dat mag ons niet tegenhouden. We moeten de vinger aan de pols houden zodat de perceptie van de jeugd tegenover de sector verandert van een verplicht nummertje naar één van de dingen die ze met veel plezier doen. Wat is de meest voorkomende misvat ting over je jobinhoud wanneer je men sen vertelt dat je werkt in een biblio theek? Vroeger hoorde je wel eens mensen denken dat je in een bib alleen maar boeken moest lezen. Gelukkig is dat nu nog een weinig voorkomende opmerking en sta ik nog hele dagen verwonderd over het plezier dat wij hen bieden. Omdat we in onze basisfilosofie hebben ingeschreven dat de klantgerichtheid hoe langer hoe belangrijker wordt, ondervind ik nog dagelijks hoe blij mensen zijn dat ze naar de bibliotheek mogen komen. En hoeveel mensen jaloers zijn op onze job. “Dat moet hier leuk werken zijn”. Tja, je maakt het zo leuk als je zelf wil natuurlijk. Maar na drieëndertig jaar, kan ik de dagen dat ik met tegenzin ben komen werken, op mijn één hand tellen.
Chris vandenbroucke is sinds 1997 verantwoordelijke voor Beeld & Geluid in de openbare bibliotheek van Kortrijk. In zijn vrije tijd houdt Chris zich bezig met het recenseren van thrillers en Engelse literaire romans voor Biblion en De Leeswolf. Zijn vakantie brengt Chris altijd met de rugzak door, liefst in zo ver mogelijke landen.
Wat raad je jonge mensen in de sector aan? Probeer je kennis van de nieuwe technologieën en sociale media over te brengen naar je leidinggevenden, want die zijn er gewoonlijk nog niet zo goed in thuis. Meer dan ooit hebben we de jeugd nodig met frisse ideeën die anders zijn dan die van ons, ervaren ratten, en waarmee we samen aan de bibliotheek van de toekomst kunnen werken.
META 2012 | 9 |
27
over de grens
http://icar-us.eu/
ICARUS
The International Centre for Archival Research Karl Heinz Met dank aan Tom Cobbaert
Sinds een paar jaar zie je in ieder aspect van het dagelijkse leven ontwikkelingen die we ondertussen een ‘digitale revolutie’ mogen noemen. De archiefsector is daar geen uitzondering op en wanneer we het werkprofiel van de archivaris en de kerntaken van archieven bekijken, kunnen we ook daar dynamische veranderingen vaststellen. In vergelijking met de situatie 25 jaar geleden worden archieven en archivarissen vandaag geconfronteerd met een enorme variatie aan nieuwe uitdagingen die symptomatisch zijn voor een evoluerende maatschappij in het begin van de 21e eeuw. Een aantal van die uitdagingen in het digitale tijdperk zijn de aanwezigheid van archieven op internet, de ontwikkeling en implementatie van standaarden, de digitale verwerking van archiefmateriaal en een gebruiksvriendelijke online beschikbaarheid daarvan. De breder maatschappelijke uitdagingen zijn de noodzakelijke reorganisatie van personeel en financiële middelen, de aanvaarding van de gebruikers als nieuwe potentiële partners en de verwerving van nieuwe externe bronnen. Deze opsomming kan nog verder doorlopen en is ver van volledig. Omwille van de indrukwekkende overvloed aan nieuwe taken en activiteiten is het niet verrassend dat er wereldwijd archivarissen bezorgd en soms ongerust tegen deze uitdagingen aankijken. Zich bewust van deze situatie wou ICARUS bij haar oprichting in 2008 een platform bieden voor alle archiefinstellingen om komaf te maken met een 28 | META 2012 | 9
overheersende isolatie door het in contact komen met andere partners en hun ervaringen en kennis uit te wisselen. ICARUS is een vereniging onder Oostenrijkse wet met zetel in Wenen en georganiseerd als een non-profitorganisatie zonder lidgeld. ICARUS is gebaseerd op drie pijlers die we omschrijven als complementariteit, synergie en activiteit. Deze drie aspecten van ICARUS willen we even verduidelijken:
COMPLEMENTARITEIT In antwoord op de eerder genoemde uitdagingen merkten we in de voorbije jaren talrijke strategieën op die worden ontwikkeld door verschillende instanties op alle niveau’s. Zo heeft de Internationale Raad voor Archieven (ICA – www.ica. org) verschillende programma’s met als doel de activiteiten van archieven wereldwijd te coördineren. Op Europees niveau proberen initiatieven zoals Europeana (www.europeana.eu) en de oprichting van Archival Portal Europe (APE – www. archivesportaleurope.eu) het Europese erfgoed virtueel samen te brengen. In vele landen volgt ieder staats- of nationaal archief min of meer specifieke richtlijnen en ook provinciale, regionale en gemeentelijke archieven hebben meestal een eigen manier ontwikkeld om de noodzakelijk wijzigingen op te vangen. ICARUS wil niet concurreren met deze bestaande initiatieven en programma’s, maar wil aanvullend, d.w.z. complementair met deze, werken en zich positioneren als een passend puzzelstukje door de
voornoemde initiatieven te verbinden en te ondersteunen.
SyNERGIEëN Archieven hebben vaak te maken met identieke of op zijn minst zeer gelijkaardige problemen, bijvoorbeeld de online presentatie van archiefstukken gebaseerd op internationale standaarden of het vinden van alternatieve manieren om digitaliseringsprojecten te financieren. Met behulp van het platform komen instellingen in contact met elkaar en leren vaak dat er reeds oplossingen beschikbaar zijn die met een paar aanpassingen hun eigen noden kunnen beantwoorden. In het geval er geen afdoende oplossingen beschikbaar zijn, kunnen archieven hun krachten bundelen om een oplossing te vinden en op die manier de last samen te dragen. Het is niet nodig om het wiel opnieuw uit te vinden of als eenzame strijder dezelfde fouten te maken die anderen ervoor al eens gemaakt hebben.
ACTIVITEIT Het derde principe van ICARUS is gebaseerd op het verzoek om zo nuttig en effectief mogelijk te zijn voor de deelnemende partners. Dat betekent dat alle ICARUS-activiteiten resultaatgericht zijn met het doel concrete aanbiedingen en oplossingen te ontwikkelen. De waaier van activiteiten is vrij uitgebreid met onder andere de voortdurende opstart van nieuwe projecten die de belangen van een grote groep partners samen brengen, de gepaste subsidiemogelijkheden vinden in het bos van Europese beurzen, tweejaarlijkse bijeenkomsten, lezingen
over de grens
en workshops (ICARUS@work, ICARUSlectures, ICARUS4knowledge), het beheer van verschillende online portalen voor de publicatie van archiefmateriaal of specifieke technische ondersteuning bij digitaliseringsprojecten. Rekening houdend met het feit dat het reizen naar bijeenkomsten en conferenties te duur kan zijn voor veel archivarissen biedt ICARUS eveneens ondersteuning aan met het Mobility Grant Programma en geeft zo ambitieuze partners de kans om bijeenkomsten bij te wonen.
archiefbestanden. Dit levert meer dan 500.000 digitale afbeeldingen op. Monasterium houdt vast aan de principes van Web 2.0 door open en vrije toegang te garanderen tot het archiefmateriaal en de mogelijkheid te bieden tot een collaboratieve bijdrage door iedere geregistreerde gebruiker. MOM-CA omvat daarvoor een tool voor online bewerking volgens de noden en standaarden van wetenschappelijke oorkondenbeschrijving. De gegevens worden geregis-
De Icarus-leden op de tweejaarlijkse bijeenkomst 2012 in Einsiedeln.
PORTALEN EN PROjECTEN Bij wijze van voorbeeld stellen we graag twee digitale portalen voor. MONASTERIUM Het Monasterium portal (www.monasterium.net) bestaat de grootste databank in zijn soort ter wereld (Monasterium Collaborative Archive), en maakt meer dan 250.000 middeleeuwse en vroegmoderne charters beschikbaar. Gestart in 2002 als een pilootproject dat zich geografisch beperkte tot de abdijcharters van Oostenrijkse federale deelstaat NederOostenrijk, bevat Monasterium vandaag charters van 11 landen uit meer dan 450
treerd volgens de XML standaard van het Charters Encoding Initiative (CEI – www. cei.uni-muenchen.de) gebaseerd op de TEI standaard. Deze tool maakt het voor gebruikers mogelijk om delen van de tekst semantisch aan te duiden en vervolgens informatie bij de brontekst te plaatsen. Er kan ook getagd worden in XML op basis van inhoud (opsteller, plaatsnamen, persoonsnamen, datering, citaten, nummering etc.), fysieke omschrijving (regeleindes, schrijfwijzes, beschadigingen etc.) en formele structuur (arenga, narratio, dispositio, corroboratio etc.) van de oorkonde. Een dergelijk grote online beschikbaarstelling opent een grote waaier aan
nieuwe mogelijkheden op het vlak lokaal en regionaal historisch onderzoek, de ontdekking van internationale historische correlaties of nieuwe didactische methodes voor universitair onderwijs in paleografie en oorkondenleer. MATRICULA Een ander portaal dat beheerd wordt door ICARUS is Matricula (www.matricula-online.eu), een internationaal platform voor kerkregisters, één van de voornaamste bronnen voor genealogisch onderzoek. Op dit moment zijn er gegevens van 1800 parochies uit vier bisdommen (Passau, Linz, St. Pölten en Wenen) of 27.000 delen met 4,4 miljoen pagina’s online beschikbaar. Deze gegevens zijn gratis beschikbaar en maken gebruik van algemeen aanvaarde archivistische standaarden. Matricula is een open systeem, dat, indien nodig, makkelijk kan uitgebreid worden over de confessionele grenzen heen en op dit moment reeds klaar is voor katholieke, protestantse, orthodoxe en joodse geloofstradities. Vandaag neemt ICARUS deel aan verschillende Europees gesubsidieerde projecten, meestal geïnitieerd vanuit het platform, die allemaal te maken hebben met het digitaliseren van archiefdocumenten en de bescherming van cultureel erfgoed. Een aantal van deze projecten zijn European network on Archival Cooperation (ENArC - www.enarc. icar-us.eu), Archives Portal Europe – network of eXcellence (APEx - www.archivesportaleurope.eu), Crossborder Archives (CrArc) en het project Men and books (www.menandbooks.icar-us.eu). De resultaten, sinds de oprichting van ICARUS, samenvattend kan men zonder twijfel stellen dat het delen van eigen kennis, ervaring, contacten en inzichten met anderen in een netwerk een verrijking is van het eigen potentieel en absoluut bijdraagt tot het verwezenlijken van onze taken in het begin van een digitaal tijdperk.
META 2012 | 9 |
29
trend
Redt de makerspace de openbare bibliotheek? Rien Emmery
Technologische vooruitgang krijgt vaak het verwijt dat het de wereld kouder maakt. De digitale revolutie zou mensen virtueel verbinden, maar ook sociaal isoleren. Ontegensprekelijk bedreigt ze ook het papieren boek en de klassieke rol van de openbare bibliotheek. In de bestaande mediatheken zit bovendien “iedereen naar zijn eigen toestelletje te staren”, naar de woorden van een bibliothecaris in het vorige META-nummer. Makerspaces hopen deze clichés te ontkrachten, maar kunnen ze ook de bib redden? Timelab (Gent), FabLab. iMAL (Brussel), BUDA::lab (Kortrijk), FabLab Genk. De voorbije jaren schieten in verschillende Vlaamse ste d e n zo g e n a a m d e makerspaces als paddenstoelen uit de grond. Makerspaces, fab labs, en de onheilspellender klinkende varianten hackerspaces of hacklabs: het zijn plaatsen waar mensen met een gemeenschappelijke interesse in Een makerspace in de bibliotheek van Milwaukee (USA). informatica, technologie, kunst of andere creatieve disciplines elkaar ontmoeten, kennis en Care?’. Er is weinig discussie over het feit expertise uitwisselen en samenwerken. dat de experimentele kennisverwerving in makerspaces wonderwel aansluit bij de Deze innovatieve laboratoria hebben de bedoeling om individuele creativi- trend naar meer praktijkgericht onderwijs, teit om te buigen naar gedeelde ken- inspelend op de bestaande interesses en nis en gemeenschappelijke praktische affiniteiten van studenten. Bovendien valt expertise. Ze kaderen in de opkomst van steeds vaker te horen dat de globalisering de “maker”-subcultuur, een eigentijdse ervoor zorgt dat ondernemerschap, creatitechnologische versie van de ambach- viteit en innovatie de nieuwe fundamenten telijke do-it-yourself-beweging (DIY). De worden van onze toekomstige high-tech meeste ruimtes voorzien een combinatie economie. School-, hogeschool- en universiteitsbibliotheken lijken dan ook logische van opensourcesoftware (vaak autonoom ontwikkeld in hacklabs) en computerge- plekken om makerspaces te integreren. stuurde opensourcehardware die niet in massaproductie bestaat, zoals lasercut- Maar horen zoemende 3D-printers ook thuis in de openbare bibliotheek? Het ters en 3D-printers. Over de hele wereld bestaan al meer dan duizend makerspa- Public Library Manifesto van UNESCO ces — soms binnen scholen of universi- definieert die bibs als democratiserende teiten, soms gefinancierd met gemeen- voorzieningen die informatie leveren schapsgeld, soms privaat gefinancierd om alle burgers in staat te stellen een door lidgelden of crowdfunding. Dat de actieve rol te spelen in de samenleving. populariteit groeit, blijkt nog het best uit Boeken waren eeuwenlang de belangde commercialisering van het concept rijkste instrumenten van kennisverwerving, maar de informatie die ze bevatten door de Amerikaanse keten TechShops. is in toenemende mate digitaal of online beschikbaar. Als de kennisnoden van het De keynote op de recentste virtuele conferentie van de American Library publiek veranderen, moet de bibliotheek Association droeg als titel ‘What’s a daar op inspelen om ook in de toekomst Makerspace and Why Should Libraries dat doel te bereiken. 30 | META 2012 | 9
PARTNERSCHAPPEN O p e n b a re b i b l i o t h e ken kunnen, gezien het voortschrijdende succes van e-books en digitalisering, in de toekomst mogelijk ruimte creëren voor een democratiserende makerspace. Veel meer dan een kamer, een annex of zelfs een container op de parking is niet nodig. Een optie zijn ook partnerschappen met onafhankelijke makerspaces op zoek naar geschikte ruimte, want labs hebben nood aan een eigen DIY-bibliotheek. Indien 3D-prints nog een stap te ver zijn, kunnen openbare bibliotheken mogelijk toch makerspaces opstarten die dichter aanleunen bij hun gevestigde kernactiviteit: creatief schrijven, illustratie, druktechnieken of boekrenovatie. Amerikaanse openbare bibliotheken die het concept omarmd hebben, hopen uit een aandeel in de verkoop van de creatieve output die onder hun dak tot stand komt zelfs nieuwe inkomsten te genereren. De drempels van de huidige makerspaces in Vlaanderen, veelal geïntegreerd binnen hogere onderwijsinstellingen en ‘elitaire’ kunstencentra, zijn veel hoger dan die van de gemeentelijke bib. Ook commerciële TechShops zouden slechts het segment van de bevolking bereiken dat over voldoende letterlijk, sociaal en intellectueel kapitaal beschikt. Het lijkt erop dat openbare bibliotheken met makerspaces een valabel alternatief voorhanden hebben om hun maatschappelijke informatieopdracht te blijven vervullen, en hun toekomstige relevantie te verzekeren. Foto: Pete Prodoehl. www.flickr.com/photos/raster/.
het Cijfer / het Plan
14,3 Erfgoeddag is het jaarlijkse evenement waarbij het cultureel erfgoed in Vlaanderen en Brussel centraal staat. Erfgoedwerkers en -organisaties laten zich van hun allerbeste kant bewonderen en tonen wat er allemaal bij erfgoedzorg komt kijken. Erfgoeddag 2012 was met het thema ‘Helden’ een recordeditie. Meer dan 500 organisaties presenteerden een veelkleurige waaier van meer dan 800 activiteiten.
De grootste groep deelnemende erfgoedorganisaties aan Erfgoeddag 2012 waren de musea. Met 37,3 procent zijn ze de best vertegenwoordigde groep. De musea worden op de voet gevolgd door de lokale erfgoedverenigingen met 33,2 procent. De archieven, erfgoedbibliotheken en documentatiecentra staan op een mooie derde plaats met 14,3 procent. Wellicht zal er naar aanleiding van Erfgoeddag 2013 opnieuw hevig gestreden worden om de eervolle eerste plaats. Deze dertiende editie vindt plaats op zondag 21 april 2013 en heeft als thema ‘Stop de tijd!’ Een thema waarmee opnieuw iedereen uit de erfgoedsector aan de slag kan. Erfgoedwerkers proberen door hun inzet de immer knagende tand des tijds zo goed en zo kwaad mogelijk een halt toe te roepen. Het is immers bij de zorg en de ontsluiting van élke vorm van cultureel erfgoed essentieel om doordacht te werk te gaan op het gebied van behoud en beheer. Deze editie focust op het grotendeels onzichtbare werk achter de schermen. Daarnaast is er vanzelfsprekend ook aandacht voor de ruimere invulling van het begrip ‘tijd’.
ArchiefWiki: vijf jaar onderweg In oktober 2012 blies de ArchiefWiki (http://www.archiefwiki. org) vijf kaarsjes uit. Op Informatie 2007 in Gent raakten drie archivarissen — twee Nederlanders en een Vlaming — aan de praat. Eén van de ideeën die uit die discussie voortkwamen, was een wiki waar alle informatiebronnen voor archivarissen verzameld en gedeeld zouden worden. Een paar weken later stond een wiki online met de Archiefterminologie voor Nederland en Vlaanderen, wat niet op gejuich werd onthaald bij de organisatie die de auteursrechten had. Stilaan groeide toch het inzicht dat een digitale en publiek beschikbare vakterminologie voor het veld een meerwaarde vormt. In het voorjaar van 2009 kon de ArchiefWiki een flitsende doorstart nemen. Het doel van de ArchiefWiki bleef in de voorbije jaren ongewijzigd: het digitaliseren van archivistische informatiebronnen tot open content voor archivarissen en archiefgebruikers, deze informatiebronnen dynamiseren en actualiseren door het ontwikkelen van een digitaal referentiepunt, en het promoten van het gebruik van wiki’s als tool in de archiefsector. Het eerste project was een integraal digitaal overzicht van archiefterminologie. Op dit moment telt de categorie Terminologie zo’n 690 lemma’s uit een dozijn bronnen; nog een vijftal bijkomende staan op het programma. Ook een koppeling met buitenlandse terminologieën en een verrijking met illustratiemateriaal zijn gepland. Een ander project is de opbouw van een actueel en verrijkt overzicht van alle archieven en archieforganisaties in Nederland. Om antwoord te bieden op verschillende vragen voor hergebruik (GenealogieOnline, OnsDNA, APEx etc) en de eigen bezorgdheid rond standaardisering en uitwisselbaarheid, startte dit jaar het semantiseren van de ArchiefWiki. De klassieke wiki-artikels zijn vaak niet meer dan platte tekst, met elkaar verbonden via hyperlinks, nogal beperkt doorzoekbaar en niet ideaal voor het beheer(sen) van structurele data. Een gesemantiseerde wiki laat daarentegen toe om complexe zoekvragen te stellen, automatisch lijsten en kaarten te genereren, de datastructuur te standaardiseren, hergebruik te faciliteren en bestaande vocabularies te integreren. Het semantiseren kan voor een groot deel automatisch, maar toch vereisen veel artikels nog altijd een manuele bewerking. Uiteindelijk hopen we in juni 2013 in volledig gesemantiseerde ArchiefWiki 3.0 aan te bieden. De kracht van een community-product als ArchiefWiki is dat iedereen kan meehelpen zoals hij wil — door het actueel houden van de informatie over het eigen archief, door uit interesse de terminologie aan te vullen, of door gezellig in groep data in te voeren op de Inklopdagen. Tom Cobbaert
Leen Breyne > voor meer informatie over de archiefwiki kan je terecht op http://www.archief20. > voor meer informatie, surf naar http://www.erf-
org/group/archiefwiki of
[email protected].
goeddag.be.
META 2012 | 9 |
31
bib web awards
De Vlaamse Bib Web Awards 2012
“Er waait echt een nieuwe, frisse wind door de bibliotheeksector” Op 10 december 2012 reikt de Bibliotheekschool van Gent voor de 2e keer de Vlaamse Bib Web Awards uit. Dit zijn awards voor verdienstelijke websites en -toepassingen die uitgaan van de Vlaamse bibliotheek-, documentatie- en informatiesector. Een aantal cursisten van het graduaat BDI-kunde selecteerde onder leiding van Eva Simon voor tien categorieën telkens circa tien genomineerden. META sprak met de studenten Els DeSmet, Kimberley Dhondt en Tim Merckx en laat ook een aantal oud-winnaars aan het woord. Waarom engageerden jullie zich voor de organisatie van de Bib Web Awards? tim: Na het succes en de positieve reacties in 2010 mocht een tweede editie van de Bib Web Awards niet uitblijven. Als je de nominaties naast elkaar legt, krijg je een goed beeld van waar de sector de voorbije twee jaar op het web mee bezig geweest is. kimberley: Het leek me een unieke ervaring om een evenement zoals de Bib Web Awards mee te organiseren, ook omdat je er nieuwe mensen en organisaties uit de bibliotheek- en documentatiewereld door leert kennen. els: Bij de eerste editie in 2010 studeerde ik nog niet aan de bibliotheekschool. Uit het verslag in META leerde ik twee dingen. Eén: er waait echt een nieuwe, frisse wind door de bibliotheeksector. En twee: dit wil ik van dichtbij meemaken. Voor mijn eerste stageplaats ben ik trouwens gaan aankloppen bij de Kortrijkse bib, net omdat ze bij de Bib Web Awards verschillende prijzen binnenhaalde. Vinden jullie het belangrijk dat bibliotheken zich engage ren in het gebruik van sociale media en andere webtoepas singen? kimberley: Zeker en vast! Je hoort overal doemverhalen dat internet de bibliotheek overbodig maakt. Bibliotheken en internet lijken wel gezworen vijanden. Maar de genomineerden van de Bib Web Awards laten zien dat het ook anders kan. tim: Computers, internet, Facebook, iPad,… het hoort voor velen bij het dagelijkse leven. Daarom is het een must dat bibliotheken zich hierin engageren. els: Voor veel informatie geldt internet ondertussen als een primaire bron. Als bibliotheken hun rol als informatiebemiddelaar willen waarmaken, moeten ze dus ook op het web zichtbaar zijn. Bibliotheekgebruikers verwachten van hun bib ook een andere, meer betrokken en open manier van communiceren. Nu zowat de helft van de Belgen een Facebook-account heeft, is het evident dat de bibliotheken daar ook van zich laten horen. En je merkt dat veel bibliotheken ondertussen de juiste toon hebben gevonden om met hun bezoekers virtueel te ‘socializen’. Hoe liepen de voorbereidingen van deze tweede editie? 32 | META 2012 | 9
kimberley: Eva Simon, de docente van het vak waarin we aan de Bib Web Awards werken, is in het voorjaar van 2012 met de voorbereiding begonnen. Onze allereerste klassikale bijeenkomst dateert van 13 september. Het moeilijkste werk voor ons was: de genomineerden selecteren. We streefden naar een tiental genomineerden per categorie. Dan moet je keuzes maken. Maar het eindresultaat mag er zijn. De uiteindelijke genomineerden zijn absoluut aan elkaar gewaagd. els: Eén bekommernis was toch wel of we geen waardevolle initiatieven over het hoofd zouden zien. Daarom lanceerde Eva een oproep voor suggesties. We ontvingen er een vijftiental. Per categorie speurden daarna één of twee cursisten internet af naar de tien meest markante projecten. Een andere cursist schreef daar dan een tegenrapport bij. De uiteindelijke beslissing over de nominaties viel in de les. tim: Eens de websurvey online stond, ging het ongelooflijk snel. Na amper vier dagen telden we al 2000 stemmen. Bij de vorige editie is dat aantal pas bereikt na twee weken. Het wordt dus een knaller van een editie! Is de sector op het vlak van webgebruik veel veranderd tegen over de vorige editie? tim: Het is opvallend hoeveel er in de sector op twee jaar tijd is gebeurd. Online is er veel verbeterd en veranderd. Sommige dingen bestaan niet meer. Andere zijn in de plaats gekomen. Sociale media zijn vluchtig. Toch zijn daar ook vaste waarden ontstaan. Uiteraard was de sector twee jaar geleden al actief op het web, maar de efficiëntie waarmee is gestegen. Als je de nominaties van dit jaar bekijkt, zie je dat er veel mooie, originele en creatieve ideeën tussen zitten. kimberley: Ik heb de indruk dat niet alleen meer bibliotheken, maar ook archieven en andere documentatiecentra de weg naar internet en de sociale media hebben gevonden. Er zijn deze editie dan ook heel wat nieuwe genomineerden. Daarnaast zijn er ook bibliotheken uit de vorige editie die opnieuw genomineerd zijn omdat ze hun project verder hebben uitgewerkt. els: Ook mij viel de grotere bedrijvigheid van de niet-openbare bibliotheken op. Bij de vorige Bib Web Awards werden in mijn categorie alleen openbare bibliotheken genomineerd. Nu
bib web awards
is die verhouding veel evenwichtiger. Wat is er aan de Bib Web Awa rd s ve ra n d e rd te n opzichte van de vorige edi tie? els: Enkele rubrieken uit de eerste editie zijn gesneuveld, andere categorieën werden anders afgebakend of ingevuld. De blog beoordeelden we niet meer afzonderlijk maar in het gehele plaatje van de E-talage. Facebook en Twitter bundelden we onder de noemer ‘Iedereen bevriend’. De niet-openbare bibliotheken nemen het ook tegen elkaar op in de nieuwe rubrieken ‘The Specials’ en ‘Schools & tools’. Hoe hebben jullie dit keer de vakjury samengesteld? De jeugdbibliotheek van Wetteren, een van de winnaars van de vorige editie. tim: Elke cursist bracht één jurylid aan dat kaas gegeten heeft van de BDI-wereld en/ of het web. Juryleden verbonden aan genomineerde bibliothe- Kijken jullie nu anders naar sociale media na dit traject? kimberley: Absoluut! Door de Bib Web Awards zie je hoe colken kwamen uiteraard niet in aanmerking. Dit hebben we dan lega’s gebruikmaken van sociale media. Je komt zoveel leuke inisamen besproken en hieruit is de uiteindelijke jury ontstaan. En het mag gezegd, het is een bont allegaartje geworden: Sander tiatieven tegen. Dat geeft me niet alleen inspiratie, maar vooral Van der Maelen, Andrew Vassallo, Bart De Nil, Nele Lekens, Bart ook zin om zelf aan de slag te gaan met sociale media. Rosseau, Bart De Waele, Hugo Callens, Bernard De Baeremaeke tim: Ik vond sociale media voordien ook al belangrijk. Het en Karen Vander Plaetse. online etaleren van waar we mee bezig zijn, zal alleen maar Hebben jullie zelf een blog of Twitteraccount? Of zijn jullie aan belang toenemen. Wie niet aanwezig is op het web bestaat niet. De bibliotheeksector toont hoe je het web kan uitspelen, actieve gebruikers van Facebook, Pinterest of …? kimberley: Ik heb een Facebookprofiel, een Twitteraccount zowel voor als achter de schermen, zowel qua netwerken als en maak sinds kort ook gebruik van Pinterest. Ik gebruik deze promotie. media vooral om op de hoogte te blijven van de onderwerpen en personen die me interesseren. Zelf post ik bijna nooit els: Ik ervaar de Bib Web Awards als een goede, alternatieve manier om te ontdekken wat werkt in sociale media en wat iets, maar ik vind het dus wel leuk om anderen ‘in de gaten niet, en vooral ook waarom. Ik weet nu dat ik voor interessante te houden’. leestips over de do’s en don’ts van Facebook of Twitter bijv. terecht kan op de website van Socius, de 23 dingen-groep van Kenniskantoor of de blog Frankwatching. “JE KOMT ZOVEEL LEUKE INITIATIEVEN
TEGEN. DAT GEEFT ME NIET ALLEEN INSPIRATIE, MAAR VOORAL OOK ZIN OM ZELF AAN DE SLAG TE GAAN MET SOCIALE MEDIA.” els: Ik beperk me tot Facebook. Ik doe vooral aan ‘window shopping’. Occasioneel laat ik wel eens een foto of anekdote op de wereld los. tim: Uiteraard communiceren we de Bib Web Awards ook via sociale media. Op onze blog kan je het hele gebeuren van a tot z volgen: de voorbereiding, de voorstelling van de genomineerden,… Je vindt ons ook op Facebook en Twitter waar we onder meer live verslaggeven op de avond van de uitreiking. Voor de Twitteraars: onze hashtag is #bibwa2012.
Wat zijn jullie verwachtingen voor prijsuitreiking? els: Ik kijk er vooral naar uit om de mensen achter de blogs, Facebookpagina’s of andere initiatieven te ontmoeten en hen uit te horen over hun ervaringen. Misschien worden er die avond wel plannen gesmeed om nieuwe projecten op te starten. kimberley: Wat de uitslag wordt kan niemand op voorhand zeggen, maar als ik alle genomineerden naast elkaar zie zal het in ieder geval spannend worden. Verder hoop ik vooral op een gezellige, feestelijke avond waarover niet alleen onze gasten, maar ook wijzelf tevreden kunnen zijn. tim: Onze verwachtingen liggen dus hoog. Het wordt een geweldige avond met de crème de la crème uit de sector en schrijfster Annelies Verbeke als speciale gast.
META 2012 | 9 |
33
bib web awards
Winnaars van de vorige editie aan het woord. DRIE NOMINATIES VOOR BIB LONDERZEEL Oktober 2010. Bib Londerzeel wordt tot onze verrassing drie keer genomineerd voor de eerste Bib Web Awards! We denken geen enkele kans te maken tussen grote steden en kleinere bibparels, wat al snel bevestigd wordt door de eerste tussenstand. Een reden temeer om er volop voor te gaan. Haal drie Bib Web Awards naar Londerzeel en win een boekenbon! Klanten kunnen niet naast de wervende banner op ons raam kijken. Klanten die zich in verkiezingstijd in de bib durven te vertonen ontkomen niet aan een stembriefje en sympathiek stemadvies. Sociale media, lokale pers en website worden in stelling gebracht. Folders en flyers slaan de vleugels uit. 3500 klanten ontvangen een e-stembrief. De voltallige gemeentelijke administratie en politiek worden elektronisch aangesproken. En dan voltrekt zich het wonder: de Londerzeelse invasie van de Bib Web Awards. Drie keer hebben we een indrukwekkend deel van de in totaal 5221 kiezers achter ons gekregen. Goud voor Netvibes, brons voor Flickr en een vierde plaats voor onze blog. Cava knalt in de bib. Klanten heffen het glas voor onze Youtubecamera. Betrokkenheid krijgt een boost doorheen het hele verkiezingsproces. Bestuur, administratie en andere diensten leren de bib kennen.
bovenlokaal initiatief. De Nederlandse 23 dingen volgen dan maar, op eigen initiatief, en daarna de medewerkers op cursus sturen in de bibliotheekschool. Eén werd zowaar gebeten werd door de digitale microbe en daar bleek maar één remedie tegen: beginnen met een blog. Dat liep (niet altijd) gesmeerd. Streaming, Flickr, widgets…, we goochelden er op den duur mee. We raakten op dreef en tekenden ook present op Facebook, Twitter en Netvibes. Op een dag werden we wakker en hadden we ook nog eens een jeugdbibblog. Tijdens de zomervakantie van 2010 probeerden we onze jeugdige leners te lokken met spelletjes en raadsels. Werden we toch wel niet genomineerd voor een Bib Web Award. Niemand die in onze kansen geloofde en dus was het de bibliothecaris die op 13 december 2010 in zijn eentje stond te pronken met de eerste prijs. Die zette ons aan het denken. Waren we dan zo goed? En vonden onze jeugdige leners dat ook? De statistieken brachten snel ontnuchtering. De jeugdblog werd nauwelijks bezocht. We wogen de baten af tegen de kosten en de jeugdblog moest er in de loop van 2011 aan geloven. We jeugdbloggen nu alleen nog tijdens de jeugdboekenweek. Karel Embrechts
Tim Lerno
BIB WETTEREN HAD EEN jEUGDBLOG De bibliotheek moest en zou aanwezig zijn op internet. Onze online gebruikers achterna. Een pagina op de gemeentelijke site en formulieren in het digitaal loket, het mocht wel wat meer zijn. Een eigen bibliotheekportaal bijvoorbeeld, maar dat bleek onbetaalbaar. Daarvoor was het wachten op een 34 | META 2012 | 9
BIjNA NIET OP PRIjSUITREIKING
media — maar wij waren toch de pioniers. Belangrijk was ook dat door de Awards het blikveld gevoelig verruimd werd en dat er nieuwe (digitale) vriendschappen en kruisverbanden ontstonden. Wij zitten sinds half 2009 in een nieuw gebouw (samen met het Stadsarchief en met dé Academie aan de overkant van een plein — en intussen komt er meer volk, lenen wij twee keer zoveel uit, zijn er heel veel activiteiten en is ontmoeting allang geen modewoord meer. De bibliotheek leeft. Of onze blog hier iets mee te maken heeft, is moeilijk aan te tonen. Maar het hoort gewoon bij de ‘nieuwe bibliotheek’ — en wij denken toch dat het een rol speelt in de perceptie van de Ieperse bevolking. Maar intussen werken wij verder op de ingeslagen weg: promotie voor onze activiteiten natuurlijk, maar vooral ook kleine artikeltjes met persoonlijke keuze, nu en dan een streepje poëzie, inpikken op de actualiteit voor zover wij daar in de bibliotheek ook nog iets mee aanvangen. We proberen vooral ook geen duplicaat te zijn van wat op andere plaatsen al veel beter gebeurt. En toch…onze populairste bijdrage tot nu was een artikel over Françoise Hardy. Eddy Barbry
BIB KORTRIjK ALS VOORBEELD
Voor de eerste editie werd de Kortrijkse bib genomineerd in de categorieën ‘biblioOp 13 december 2010 won theekblogs’, ‘multimedia’ en de Ieperse bibliotheek een Gouden Bib Web Award in de ‘webtoepassingen’. We behaalcategorie ‘bibblogs’ — een ver- den met onze blog uiteindelijk rassing. Wij waren bijna niet de ‘Prijs van de Vakjury 2010’. op de prijsuitreiking! Zeker is We gingen ook naar huis met twee zilveren awards, in de dat deze competitie één en ander op gang gebracht heeft categorie ‘Bibliotheekblogs’ in de Vlaamse bibliotheekwe- en ‘Multimedia’. reld is. Intussen zijn er nog De reacties nadien blewel andere stadsdiensten aan de slag met blogs en sociale ven niet uit, en het blog- en
communicatieteam kreeg felicitaties van sympathieke collega’s uit Vlaamse bibliotheken, bloggers en lokale beleidsactoren. De blog kwam duidelijk meer in de spotlight, er werd zowel off- als online meer over gepraat en we kregen meer volgers via Google en Facebook. Via de Bib Web awards merkten we binnen de stad ook verhoogde belangstelling voor onze webactiviteiten. Het bibteam dat instaat voor de bib/ web2.0-activiteiten werd ook al dikwijls ingezet om cursussen te geven, een website van een cultuurpartner op te frissen en om collega-bibliotheken te helpen met de opstart van een blog, een Youtubekanaal of hun online fotomateriaal. Eind 2010 behaalde onze blog tussen de acht- en tienduizend bezoekers per maand. Dit veelbelovende resultaat behaalden we toen zowel via rechtreekse ’hits’ als via het simultaan publiceren van nieuws en content op de officiële website en diverse andere sociale mediakanalen. De koppeling tussen onze blog en Facebook zorgde in die periode nog voor een klein aandeel in de bezoekerscijfers. Halverwege 2011 veranderde dit echter snel en merkten we het stijgende ‘Facebookeffect’ op onze statistieken. We beperkten ons niet langer tot het louter automatisch posten van blogberichten. De interactie met onze fans werd vergroot door ‘teasers’ in de vorm van aangepaste banners, ludieke nieuwsberichten, het posten van interessante links, foto’s, directe vragen… Ook op Twitter zetten we meer in door door zowel alle blogen facebookposts te twitteren, alsook door en het opvolgen van de ‘hashtag’ #bibkortrijk. jürgen Van Lerberghe
Column
De strijd der concepten Paul Wouters
Het fenomeen winkelconcept is in Nederlandse bibliotheken veel sterker doorgedrongen dan in de Vlaamse, maar ook bij ons kent het opgang. Daarbij gaat het vaak om een strijd tussen het Groningse en het Overijsselse model. Het resultaat is, met uitzondering van de uiterlijke kenmerken, meestal hetzelfde: de bezoeker wordt geconfronteerd met behoorlijk uniforme eenheidsworst wat betreft presentatie en collectie. Is daar iets mis mee? Blijkbaar niet, want bibliotheken die overstappen op het retailconcept kunnen daarna mooie cijfers voorleggen en hun klanten blijken best tevreden. Alleen, hoe ver draagt dit succesverhaal? De hedendaagse gebruiker (ook buiten de bib) is erg wispelturig en nieuwsbelust en de vraag kan én mag gesteld worden hoe lang we hem of haar kunnen blijven binden met louter deze ingreep. Kunnen wij als bibliotheken het aan om, zoals de winkels waaraan wij ons spiegelen, op regelmatige basis het ene concept bij het grofvuil te zetten om het
in te ruilen tegen een nieuw commercieel succesverhaal? Of nemen we reeds van bij de start afstand van één van de pijlers van dit retailconcept omdat we weten dat het financieel niet haalbaar is? En wat dan na enkele jaren? Ik wil zeker niet pleiten voor een terugkeer naar de eilandmentaliteit met de bibliothecaris als heer en meester over zijn kleine koninkrijkje. Er valt zonder meer heel wat winst te rapen met doorgedreven samenwerking o.a. op het vlak van collectiebeleid en -vorming, ja zelfs op het terrein van netwerkvorming (al moet daar nog een hele kwalitatieve weg worden afgelegd). En we kunnen inderdaad heel wat leren van de manier waarop commerciële partijen hun waren aan de man brengen. Maar of deze beweging moet leiden tot de creatie van een eenvormig bibliotheekconcept durf ik betwijfelen. Ligt niet net onze rijkdom in de unieke wijze waarop elke bibliotheek haar opdracht vertaalt naar de gebruiker? Dat we in de backoffice streven naar
Paul Wouters is bibliothecaris van de Turnhoutse openbare bibliotheek. Door een sectorgenoot “een angel in de broek van de zelfgenoegzame navelstaarder” genoemd maar hij vindt dat te veel eer voor een eenvoudige Kempenzoon..
uniformisering, takenclustering en verregaande afspraken over samenwerking ondersteun ik ten volle, tot meerdere eer en glorie van onze klanten. Maar bezoekers zijn even zeer gecharmeerd door het unieke verhaal dat hun bibliotheek hen aanbiedt. Een systeem van certificatie zou er voor kunnen zorgen dat kwaliteit gegarandeerd blijft.
Citaat
“Het boek en ik, we waren een druk kakelende tweeling in een zee van stilte.” Gerrit Komrij, Leesliefde
META 2012 | 9 |
35
duurzaam
Focus op duurzame bibliotheken en archieven Katrien Bergé, FUNDP en Tom Cocquyt, Parlementair Informatiecentrum Vlaams Parlement
Geïnteresseerden uit de BAD-sector waren aanwezig op de tweejaarlijkse ‘Focus’. Dit jaar over duurzame bibliotheken en archieven en die plaats vond in Antwerpen op 20 september 2012. Op zoek naar antwoorden op de vraag welke rol de informatiesector kan spelen in de transitie naar rechtvaardige duurzaamheid, werd een intersectoraal programma aangeboden met een theoretische introductie en thematische workshops.
Erik Paredis.
Keynotespreker Erik Paredis (Universiteit Gent) illustreerde vier strategieën die we kunnen hanteren om aan duurzame ontwikkeling te werken: hogere levenskwaliteit met minder; rechtvaardig herverdelen; matigheid en ecologische draagkracht; gemeenschapsvorming in een democratische organisatie. Een referentiekader zoals dit is nodig voor de transitie naar een wereld waar de groeiende wereldbevolking — 4 miljard mensen in 1974, 6 miljard mensen in 1999 en nu op weg naar de 8 miljard mensen — deftig kan leven. Erik schetst duurzame ontwikkeling voor bibliotheken en archieven op verschillende niveaus: • duurzaamheid in de bedrijfsvoering; • informatie ontsluiten voor iedereen; • kritisch nadenken over het statuut van informatie en kennis; • fungeren als deliberatieve en neutrale ruimte voor duurzaam burgerschap en beleid. Peggy De Prins (Universiteit Antwerpen) riep op om in een duurzaamheidstraject ook aandacht te hebben voor 36 | META 2012 | 9
duurzaam human resources manage- bod kwamen, samen. De vier eerder ment (HRM) in het kader van een MVO- genoemde strategieën van Paredis dienbeleid (Maatschappelijk Verantwoord den als referentiekader voor de volgende Ondernemen). Ze bezorgde een vragen- aanbevelingen voor sector en beleid. lijst die toelaat om het eigen HR-beleid kritisch te bevragen en nodigde uit Verbergt riep op om meer te kijken en luisteren naar kunstenaars. Hij bezwoer tot ‘ROC-denken’, waarbij de drie P’s binnen MVO — ‘Planet’, ‘Profit’ en dat duurzaamheid bewerkstelligen meer ‘People’ — aangevuld worden met een kunst dan een techniek is, en dat ‘Respect’, ‘Omgevingsbewustzijn’ en oefening kunst baart. De deelnemers kregen de volgende aanbevelingen mee : ‘Continuïteit’. Met andere woorden: een duurzaam personeelsbeleid legt accen- • Neem als informatiesector het voortouw om duurzaamheid te initiëren en ten op levenskwaliteit, rechtvaardigheid, aan te sturen. matigheid en democratie. • Werk de vier strategieën voor duurzaamheid concreet uit. Groene ICT en cloud computing behoren tot de prioritaire thema’s • Klaar de spanning tussen eco-efficiëntie en matiging uit. waarop SURF, de Nederlandse ICTsamenwerkingsorganisatie voor het • Bied ruimte aan fora rond duurzame ontwikkeling, dit is een onderdeel van hoger onderwijs en onderzoek, zich richt. uw maatschappelijke rol. Binnen de Special Interest Group (SIG) Cloudimplementaties kunnen hogeron- • Verzeker de vrije toegang tot informatie en zorg dat beleidsmakers en derwijsinstellingen kennis en ervaring bestuurders een visie ontwikkelen rond uitwisselen over het implementeren van (groene) ICT bij digitalisering en Open cloud-diensten. Paul Dekkers gaf een Access. overzicht van de belangrijkste groene ICTinitiatieven en benadrukte dat het groe- • Hou als vereniging de focus op duurzaamheid. ner en efficiënter maken van datacentra de grootste impact heeft. Een door- • Publiceer resultaten en voorstellen . dachte cloud-strategie bestaat er in te kiezen welke bouwblokken van de cloud- Na de woorden komen de daden. Philippe infrastructuur het beste uitbesteed kun- Liesenborghs (LOCUS) kondigde aan dat, in samenwerking met Ecolife, een project nen worden en welk ‘wolkmodel’ (cloud deployment models — privaat, publiek, is opgestart rond ‘Milieuzorg in lokaal hybride) daarvoor het meest aangewe- cultuurbeleid in Vlaanderen: Openbare bibliotheken en cultuur- en gemeenzen is. Echt groen is de wolk natuurlijk enkel indien haar energiebron groen is. schapscentra als groene lokale cultuurIn dat verband werkt SURF samen met spelers’⁶. Want duurzame ontwikkeling is GreenQloud , een IJslands dienstverle- net zo belangrijk en vanzelfsprekend als nend bedrijf dat met 100 procent her- vrijheid en democratie. nieuwbare energie werkt. > h t t p : // w w w. l o c u s n e t . b e / p o r t a a l / l o c u s /
De discussie in de thematische workshops werd telkens ingeleid door een of twee ervaringsdeskundigen. In een plenaire afsluiting vatte Bruno Verbergt (Universiteit Antwerpen) de ideeën en vragen die in de workshops aan
lokaalCultuurmanagement/duurzaamheid/ initiatieven > http://www.vvbad.be/focus
kroniek
Daisy in Beringen: een luisterboek, dat spreekt voor zich! In 2008 startte de bibliotheek samen met de seniorenraad een specifieke doelgroepwerking. Doel van deze werking is het clichébeeld van ‘de boekerij’ te vervangen door senioren kennis te laten maken met het gevarieerde aanbod van de bib. Het Provinciaal steunpunt voor de Limburgse bibliotheken en de Luisterpuntbibliotheek ondersteunden de opstartfase van deze seniorenwerking met een leeshulpmiddelenpakket: een gratis Daisy-speler en aangepaste leeshulpmiddelen zoals een vergrootblad, een leeslineaal, ... De bib investeerde verder in Daisy. Ze kocht twee extra spelers en vulde de collectie Daisy-boeken aan met 600 volwassenen titels (streekromans, thrillers, kortverhalen, hoorspelen, ...), 200 jeugdtitels en 60 adolescententitels gebaseerd op de brochure ?LEZEN! met actuele leessuggesties voor het secundair onderwijs. Het personeel kreeg een interne vorming over de werking van de Daisy-speler en toelichting bij de ouderencampagne van Luisterpunt. Personeelsleden spreken senioren met een leesbeperking aan in de bib en maken hen attent op het uitgebreide en op maat afgestemde aanbod. De verschillende seniorenverenigingen, bewoners en personeel van de rust- en verzorgingsinstellingen uit Beringen verkenden de bib via een rondleiding en maakten op een ontbijtworkshop ook kennis met Daisy. Vanaf 2008 levert het personeel maandelijks bibmaterialen aan vier rust- en verzorginginstellingen en via Ziekenzorg aan 20 minder mobiele personen thuis. Deze 20 personen maken gretig gebruik van de Daisy-boeken van de bib. Tijdens de digitale week gaf een hulpmiddelenexpert van de Blind d mobiel een demo over leeshulpmiddelen en het aanbod van Luisterpunt, Kamelego,
PHK, anderslezen.be en het aanbod in Nederland. De Blind d mobiel wil graag tonen hoe technologische hulpmiddelen de integratiekansen voor mensen met beperkingen vergroten. Sinds de campagne ‘Ik haat lezen’ voor de jeugd is opgestart, organiseerde de bib samen met de plaatselijke opvoedingswinkel een infosessie ‘Dyslexie binnenstebuiten!’. Ouders, leerkrachten en kinderen leerden het aanbod aangepaste boekenreeksen van de bib kennen, samen met de Daisy-boeken die de bib promoot als meeleesmateriaal voor kinderen met dyslexie. Sprankel, de vereniging van ouders van kinderen met leerproblemen en het informatiepunt voor leerstoornissen Let op! stelden hun werking voor. Professor Pol Ghesquière van het Centrum voor Orthopedagogiek (KU Leuven) en ervaringsdeskundige Sjan Verhoeven gaven toelichting over dyslexie. Jaarlijks kunnen leerkrachten van het basis- en secundair onderwijs kennismaken met het educatief aanbod van de bib via een themastand en een uitgebreide brochure. Hierin besteedt de bib ook de nodige aandacht aan collecties voor jongeren met leesmoeilijkheden.
zetten ze deze middelen in op het juiste moment voor het juiste kind! Zelf promootten we als bibliotheek gedurende vier jaren de Daisy-speler en Daisyboeken van Luisterpunt. We zijn er ons van bewust dat de bibliotheek lokaal een belangrijke schakel is tussen Luisterpunt en mensen met een leesbeperking. Het is wel zo dat dit aangepast aanbod veel werk vraagt van de bibliotheek. Je beheert een collectie die niet voor elke bibbezoeker openstaat en daarnaast moet je zelf goed op de hoogte zijn van de ontwikkelingen van dit aangepast aanbod. In vergelijking met de algemene werking van de bibliotheek besluiten we dus dat de bibliotheekmedewerker een aangepaste vorming nodig heeft en dat je als bibliotheek blijvend moet investeren in specifieke promotie naar mensen met een leesbeperking. Anne Vrints, stafmedewerker Bibliotheek Beringen > de bib van beringen telde volgens bios in 2011 647 daisy-uitleningen.
Sinds mei 2012 is er in Beringen een taalmobiel met aan boord het Beringse taalaanbod voor de basisscholen. Een belangrijk onderdeel is natuurlijk het aangepaste aanbod van de bib voor jongeren met leesmoeilijkheden. De bib promoot dit aanbod via het stedelijk infoblad voor de jeugd maar hecht ook veel belang aan de promotie via de leerkrachten, ouders en partners. Zo kennen zij het belang van dit aangepast aanbod en
Ontbijtworkshop voor senioren in de bib van Beringen.
META 2012 | 9 |
37
kroniek
IFLA
helsinki – 11-17 augustus
Internet is ondertussen een geduchte concurrent geworden en Google zoekt voor ons. Maar bibliotheken — waar ook ter wereld — vervullen nog steeds verschillende rollen en komen tegemoet aan verschillende noden. Het zijn instellingen van kennis en cultuur. Ondertussen zijn ze ook meer dan enkel verzamelplaatsen voor documenten. Door hun gevarieerde context zijn het ook plekken van creativiteit, inspiratie en levenslang leren. Zeven dagen. Zes keer vijf paralleltracks die in totaal 218 sessies van telkens drie tot zes lezingen presenteren. Minstens 70 standhouders, ongeveer 3000 deelnemers waaronder 9 Vlamingen. Dit is IFLA in Helsinki. Voorbereiding is alles in zo’n geval. Denk niet dat je alles ter plaatse wel zal uitpluizen. Als je een beursgids van 196 pagina’s in je handen houdt, besef je pas voor welke uitdaging je staat. Er was echter nog een bijkomende uitdaging: ik sta in het dagelijkse leven alleen maar op de bibliotheekvloer als ik een boek wil ontlenen, het terug breng en soms een boete moet betalen. Maar wie zoekt die vindt interessante sessies. Tussen de klassieke bibliotheekthema’s en verschillende managementaspecten viel de lezing van Peter Von Bagh, filmhistoricus, op. Hij gaf met behulp van oude filmfragmenten een toelichting op de Finse volksaard. Clichés werden daarin eerder bevestigd dan ontkracht. Finnen zijn stil, teruggetrokken en drinken en lezen graag. Bibliotheken en literatuur zijn een wezenlijk onderdeel van de Finse nationaliteit. Von Bagh noemde Finland dan ook een natie gebouwd op boeken. Maar voor hoe lang nog? Smalltalk is aan zijn opmars bezig onder jongeren, die Von Bagh “dronken van technologie” noemt. En dan was er nog de mogelijkheid om elke dag een sessie van de BSLA, Building Strong Library Organisations, bij te wonen. Een sterk luik over communicatie voor sterke bibliotheekorganisaties ontbrak wonderwel. Hoe worden elders publicaties, websites, blogs of social media ingezet om de sector te informeren en te activeren? Vinden buitenlandse leden hun bibliotheekverenigingen allemaal onmiddellijk op social 38 | META 2012 | 9
media of is het vechten voor zichtbaarheid? Hoe communiceren zij hete hangijzers? Het is nochtans een luxe om te kunnen klagen over het ontbreken van vaktijdschriften op een congres. Dat bleek eerder al uit de keynote tijdens de openingsessie van forensisch tandarts Helena Ranta. Haar werkterrein: internationale conflicten of culturele genocide. In genociden wordt cultureel erfgoed alsmaar vaker zelf het doelwit. Want wat eenmaal verwoest is, kan nooit volledig vervangen worden. Het bibliotheekgebouw in Sarajevo werd heropgebouwd maar de boeken en documenten die het bezat, zijn verloren. Van de Boeddhabeelden in Bamiyan, Afghanistan, blijven enkel nog de koude beelden van hun (aangekondigde) vernieling over. “Genocide is not one act of murder, it is many acts of murder.” De waarde van cultuur en het belang van culturele instellingen mag niet ontkend worden. Toch slaagt de internationale gemeenschap er niet in op zulke dreigingen te antwoorden, er zijn nog altijd mensen die beroofd worden van hun erfgoed en geschiedenis. In dat opzicht is IFLA ook een eyeopener, je staat zelden stil bij de noden van de 7000 (!) Nepalese bibliotheken, het innovatieve idee van gevangenisbibliotheken in India of de noodzaak aan expliciete hygiëneregels in Indochina. Je moet al flink je best doen wil je de contrasten tussen noord en zuid, oost en west niet zien tijdens zo’n congres … De bibliotheek als democratische instelling is niet altijd even evident. Na een eerste internationaal congres weet je als beginneling vooral wat je volgende keer wel zou doen: meer lokale bibliotheken bezoeken. En dan zijn er nog de voorbereidende sessies want, zo wordt gefluisterd, daar is het pas interessant. Het is daar waar de discussies worden gevoerd, waar mensen elkaar niet enkel de hand schudden maar ook diepgaande gesprekken met elkaar voeren. Want hoe je het nu draait of keert: het zijn de mensen die je ontmoet die het de moeite maken. Of je ze kent, gewoon een hand hebt geschud of enkel van vanuit de zaal hebt toegehoord. Ze verrassen, inspireren en geven energie. julie Hendrickx
Wortreich: Met letterkundige musea van eigen bodem zijn we al langer vertrouwd. In de Verenigde Staten bestaat een National Museum of Language (Maryland). In Londen wil men een World of Language op poten zetten. Nederland beschikt reeds over een digitale voorbereiding (http://www.taalmuseum.nl) op wat uiteindelijk zou moeten uitmonden in een fysieke museumruimte. Maar over een belevingsmuseum voor taal en communicatie, beschikt bij mijn weten slechts het stadje Bad Hersfeld in Midden-Duitsland (http://www.wortreich-badhersfeld.de). Dit pas in 2011 geopende museum wil ook niet graag ‘museum’ worden genoemd. Maar what’s in a name? De gerenoveerde fabriekshal wil tegelijkertijd leerrijk, plezant, innovatief en communicatief zijn, vol ideeën en ontdekkingen, voedsel voor geest en ziel. De bezoeker, jong of oud, kan via elf hoofdstukken — elf ruimtes dus — de wereld van de taal doorlopen. Wat is taal eigenlijk? Hoe functioneert ze? Wat kunnen we met taal doen? Welke rol speelt taal in de omgang met anderen? Dit verhaal van de taal start uiteraard van bij de geboorte. Een kind leert, bij wijze van spreken, spreken aan de keukentafel. Wel, daarvoor hebben de ontwerpers een keuken geëvoceerd waar men in elk schap één van de allereerste woordjes kan opzoeken en vinden, als bij een recept. Elk hoofdstuk in het boek van de
kroniek
Symposium ‘De Staat van het Boek’
antwerpen, desingel – 23 april 2012
BIBLIOTHEEK EN BOEKHANDEL
een museum van en voor taalbeleving taal is voorzien van een apart ontwerp. Boven je hoofd komen de citaten van illustere bollebozen — filosofen en schrijvers — naar beneden dwarrelen. Overal kan je een klepje openen of aan een speeltafel plaatsnemen. Woordspelletjes en talige balspelen te over. Ook de meest groteske misverstanden waar taal zich aan schuldig maakt, worden niet uit de weg gegaan.
oudsher vooral babbelaars. Allerhande vormen van retoriek zijn op ons lieve lijf geschreven. De taal van dieren staat dan ook niet ver af. Hoe bijvoorbeeld een stinkdier met zijn geurklieren begrijpelijke uitspraken doet. Of neem nu maar alleen onze ogentaal die des mensen is. Via spiegelreflecties kunnen we deze taal leren lezen. We ontmoeten zelfs computers die ons gemoed kunnen lezen.
Het is kwestie van de mensen erbij te betrekken, hun natuurlijke weerstand tegen participatie en actieve creativiteit te laten overwinnen door aan te sporen om zelf mee te doen. En dat is de modale museumbezoeker, die alleen maar wil kijken, niet gewoon. Uitgerekend deze interactiviteit maakt deze belevingsruimte ook zo uniek. Op een theaterplatform kan je beroemde teksten beluisteren. Evengoed komt de poëtische taal de bezoeker aangevlogen, zoals met dadaïstische gedichten op een magneetwand. Ook al gaat het hier om een Duitstalig taalmuseum, vreemd genoeg voel je je hier op geen enkel moment buitengesloten. Het is zodanig multitalig opgevat, dat eenieder uit een ander taalgebied zich aangesproken voelt. Zelfs dialecten worden op zo’n begrijpelijke wijze aangebracht dat eenieder zich op een gedigitaliseerde landkaart kan situeren en daarmee vanuit zijn eigen dialect in gesprek kan gaan. Interessant is vooral hoe ons spreken als lichaamstaal wordt voorgesteld. Mensen zijn van
Naast de permanente interactieve opstelling is er ook telkens een aanbod van gelegenheidstentoonstellingen. Afgelopen zomer was dit ‘Ontdek je liefdesleven’. De clichés waarmee we de liefde betuigen, worden ons hier om oren geslagen. Met welke metaforen plegen de heren der schepping hun geliefden het hof te maken? Dit museaal concept is opgevat als belevingsruimte voor zowel kinderen, adolescenten als volwassenen. Maar, het moet gezegd, dit is vooral geknipt voor een gezinsbezoek. Een academisch misvormde kniesoor loopt hier hopeloos verloren tussen het overaanbod aan hebbedingetjes. Niettegenstaande vormt een dergelijk museaal aanbod een gat in de markt. joannes Késenne > WORTREICH • Benno-Schilde-Platz 1
36251 Bad Hersfeld • Duitsland
Het symposium ving aan met een gesprek tussen iris van germeersch (I*Boeks) en vincent deldaele (Bibliotheek Lovendegem). Wie bibliotheek en boekhandel concurrenten noemt, is niet van deze wereld. Als partners proberen beide branches om het boekenaanbod tot bij de lezer te brengen; lenen is experimenteren, kopen is koesteren. Toch blijft de relatie tussen bib en boekhandel een gespannen relatie: budgetten dalen, bibliotheken vragen als afnemer een steeds grotere korting en boekhandels zijn als leverancier genoodzaakt om steeds grotere kortingen te geven. Boekhandels kunnen zich moeilijk vinden in de reflex van bibliotheken om steeds te kiezen voor de grootste kortingen. De bibliotheeksector verdedigt zich natuurlijk met de wet op de overheidsopdracht. Die verplicht hen om er steeds de goedkoopste optie uit te kiezen. Hierdoor komen bibliotheken vaak uit bij de grote spelers waardoor de plaatselijke onafhankelijke boekenhandels geen schijn van kans meer hebben. Zij pleiten dan ook voor andere parameters voor het beoordelen van offertes. Maar ook al is de prijs pas het derde criterium op de lijst, blijf je dan nog niet uitkomen bij de grootste? En is het de taak van de openbare bib om de plaatselijke boekhandels in leven te houden? De uitkomst blijft onbeslist. Of de oplossing ligt bij de lokale overheid? Als die een duurzaam cultuurbeleid wil voeren, houdt ze rekening met een up-to-date collectiebudget, het voortbestaan van haar onafhankelijke boekhandels en heeft ze een oog voor nieuwe criteria bij het beoordelen van offerten.
DE BUITENSPIEGEL Het is achteraf makkelijk praten over wat er toen fout liep. Maar daar zette dirk de Clippeleir, nu algemeen directeur van de Ancienne Belgique en daarvoor zeventien jaar directeur van de Belgische tak van EMI en Universal, zich vrij snel over. Net als Hans Boussie vorig jaar wou Dirk De Clippeleir ons waarschuwen voor de neveneffecten van digitalisering. Hoe slaagde de muziekindustrie er in om zichzelf overbodig te
META 2012 | 9 |
39
kroniek
maken in het proces van muziekcreatie tot en met muziekbeleving? • Beschermen wat je hebt is een slechte strategie. De consument wilde iets anders: liedje per liedje, digitaal en gratis. De cd was geen antwoord. • Vechten tegen iets helpt nooit: waar je tegen vecht, vecht terug. Het gevecht tegen gratis kan je niet winnen. Bovendien loop je het risico de toekomstige generaties van je te bevreemden. • Leg de focus nooit uitsluitend op internationaal talent en bespaar nooit op het artistieke op lokaal vlak, je heft er je bestaansreden mee op. • Prijskortingen aan grote ketens bleken geen goed idee: ze maakten steeds minder en minder ruimte vrij voor muziek. Onafhankelijke platenhandelaren werd het leven moeilijker gemaakt:
40 | META 2012 | 9
•
•
•
•
de digitale markt cadeau en mocht zelf concurrentie op prijsniveau met de grode prijs bepalen. tere ketens was niet mogelijk vanwege deze prijspolitiek. Ondertussen zijn ze • Bradeer je product niet dood door onder de prijs te verkopen. Door cd’s met uitsterven bedreigd. gratis bij de krant aan te bieden, maak Zorg er voor dat wat je verkoopt er je het product in de ogen van de klant aantrekkelijk uitziet: de cd is in vergewaardeloos. lijking met de lp maar een koel en zielloos object. De meerwaarde van de cd • In moeilijke tijden heb je competente managers nodig. was vooral krasvrije muziek. Helaas is online muziek dit ook. En dan nog eens De boekensector lijkt het beter aan te gratis. Een one-productindustrie is onvermij- pakken, besloot De Clippeleir. Durven we delijk ten dode opgeschreven. Twintig daar om wedden? Na drie edities van ‘De jaar lang werd er niet nagedacht over Staat van het Boek’ ben ik benieuwd naar het verhaal dat de boekensector binnen een opvolger voor de cd. Bewaar de eenheid in de industrie. tien jaar zal vertellen. Zal het een tragedie Voortdurend gekissebis zorgt er voor worden? Of hebben we een happy end geschreven? dat niemand je nog serieus neemt. Geloof niet in wonderen. iTunes blijkt dan toch niet de redder van de muziek- julie Hendrickx industrie te zijn maar Apple kreeg wel
reCensies
Cahier: over collecties² Dit cahier ontstond als uitloper van een tweede lezingenreeks in 2011 rond collecties. Aankoopverantwoordelijken en collectievormers van Vlaamse, Waalse, federale en buitenlandse erfgoedinstellingen namen toen maandelijks het woord rond een specifiek thema dat aanleunde bij behoud, beheer, presentatie, onderzoek en documentatie van hun collecties. Een jaar daarvoor kwamen, in een gelijkaardige reeks voordrachten, de beleidsmakers van de Vlaamse kunstmusea voor hedendaagse en oude kunst aan bod. Voor de huidige editie waren er bovendien sprekers die buiten het onderzoeksgebied van de kunst gezocht moesten worden. Zo was er in het voorjaar
van 2011 een themalezing rond ontstaan en herkomst van oorlogserfgoed en stonden de verzamelde objecten. Dominiek Dendooven van In later dat jaar niet-Europese Flanders Fields heeft het over collecties, onder meer die van het Tervuurse Koninklijk ‘context’ als hij schrijft over de uiteenlopende opvattingen Museum voor Midden-Afrika (KMMA) en van het gloed- van musea en privéverzamelaars over de te belijden scenieuwe Antwerpse Museum aan de Stroom (MAS), cen- nografie, de wijze waarop de traal. Verder gaven Ann Diels, verzamelde voorwerpen in conservator van het Zeeuws een verhaal worden gepast. Museum, en Cathy Ross, col- In het geval van de Eerste lectiebeheerder van het Wereldoorlog zien verzamelaars bijvoorbeeld geen heil Museum of London, door hun bijdragen aan de lezing over in het uit elkaar halen van hun collecties van stads- en regio- collectie voor louter publieksmusea het geheel een inter- doeleinden. Voor hen behoort nationaal cachet. Zelfs aan deze oorlog immers nog niet tot het verleden. Ook de de bij enkele grote bedrijven gevoerde collectiepolitiek, Nederlander Kees Ribbens, zoals die bij de Nationale Bank verbonden aan het NIOD, het Amsterdamse Instituut van België en Belgacom, werd eind september 2011 een vol- voor Oorlogs-, Holocaust- en ledige voordracht gewijd. De Genocidestudies, wijst op het bundel zelf wordt afgetrapt belang van ‘contextualisering’ door kunstwetenschappers van oorlogserfgoed in tijd en betekenis. Hij illustreert dit Hans De Wolf en Frank Maes die in twee lezenswaardige door te wijzen op de betekenis bijdragen over collectieon- van de materiële en immateriderzoek teruggrijpen naar de ele dimensies die met dit soort beeldtaal van de Vlaamse kun- van erfgoed zijn verbonden. stenaar Marcel Broodthaers, Besluiten doet Ribbens met onderdeel van de ruggen- de vaststelling dat het bij het graat van de Gentse S.M.A.K.- beheer van oorlogserfgoed collectie, om hun betoog nooit draait om de objecten kracht bij te zetten. Uit de zelf maar om het concretisediverse bijdragen blijkt dat de ren van de ingrijpende historiuitdagingen en de mogelijkhe- sche ervaring die ‘oorlog’ heet. De discussie bij de beslissing den voor de toekomst van de beschreven collecties vrij uit- over wat hiervan dan bewaard eenlopend zijn. Toch schenken dient te worden, stelt Ribbens meerdere sprekers ruime aan- gelijk aan datgene wat predacht aan het belang van ‘con- cies bewaard is gebleven. textualisering’ bij het beheer Mireille Holsbeke, medewerker etnografische collecties van hun collectie. Zowel de verschillende oorlogserfgoed- van het in 2011 opengestelde bewaarders als de in het cahier Antwerpse MAS, durft zich in opgenomen ‘maatschappe- haar bijdrage opvallend krilijke instellingen’, zoals het tisch op te stellen voor de Museum dr. Guislain, wijzen plaats die haar collectie binop de noodzaak hiervan. Ook nen het grotere geheel van het de instellingen die in hun voor- MAS kreeg toebedeeld. Het dracht het thema ‘publiek-pri- nieuwe museum koos immers vaat’ belichten, onder meer de voor een theaterscenografie, collectie Roger Raveel en het een totaalervaring waarbij, om Museum Dhondt-Dhaenens, een zo groot mogelijk publiek benadrukken de context te bereiken, naast de visuele waarin hun collecties func- ervaring ook gefocust wordt tioneren. Terwijl de ene het op geluid en tastzin. Het refeheeft over kleine ingrepen die rentiekader waarin het verhaal historische objecten in de col- van Antwerpen, de haven en lectie mee helpen evolueren de wereld moest worden verteld, is volgens Holsbeke uitnaar een meer hedendaagse context, wijst de andere op eindelijk te veel tot de stad het belang van context bij zelf beperkt gebleven. Ze
wijst hierbij op het feit dat ook de Antwerpse etnografische collecties, zoals overal ter wereld, zijn gegroeid vanuit een koloniaal verleden en de begin twintigste-eeuwse wetenschappelijke belangstelling voor vreemde culturen. De bedoeling om deze collecties in het MAS in te schakelen om het multiculturele karakter van het huidige Antwerpen te illustreren, noemt ze niet meer dan nobel. Door de typische historiek vereist de presentatie van etnografisch erfgoed juist een omzichtige aanpak die binnen het huidige MASkader gedeeltelijk ontbreekt. Daar waar Rudi Van Doorslaer, directeur van het Brusselse Studie- en documentatiecentrum Oorlog en hedendaagse Maatschappij, het verhaal over Gent, zoals verteld in het Gentse StadsMuseum (STAM), gedeeltelijk hekelt en ter plaatse vertaald ziet als dat van de ‘grote’ stadsstaat Vlaanderen dat abrupt eindigt in de Nieuwe Tijd om plots weer verder te gaan in deze tijd, worden de etnografische collecties in het Antwerpse geval te veel gebruikt om het referentiekader van de stad zelf aan te dikken. Voor Antwerpen kunnen we dus spreken over een nalatigheid in de weidsheid van de blik, terwijl in Gent door heuse tijdsprongen de Belgische context vaak is vergeten. Over het belang van ‘contextualisering’ bij het beheer van hun collectie zijn de meeste specialisten het met elkaar eens. Al laat de vertaling ervan naar de werkelijkheid vaak ruimte voor discussie. Aangename bijkomstigheid: de pdf-versie van dit cahier vol boeiende collectiereflecties is terug te vinden op de website van het steunpunt BAM. Bjorn Verlinde > Cahier: over collecties² / annick hus, an seurinck, alexander vander stichele en robin d’hooge. – brussel: agentschap kunsten en erfgoed, 2012. – 242 p.
META 2012 | 9 |
41
reCensies
Practical cataloguing: AACR, RDA and MARC 21 De auteurs van dit boek zaten een beetje met een vervelend probleem: ze wilden een boek schrijven over regelgeving voor titelbeschrijving, maar toen ze dat deden, in 2011, was het te laat voor het ene — en te vroeg voor het andere. Momenteel bevinden we ons namelijk op een scharnierpunt inzake formele ontsluiting: in 2013 introduceren een aantal grote, richtinggevende bibliotheken, zoals de Library of Congress, de RDA-regels in hun catalogi. RDA staat voor Resource Description and Access, en is eigenlijk versie drie van de Anglo-American Cataloguing Rules (AACR), de regels die totnogtoe algemeen toegepast worden in de Engelstalige wereld en wereldwijd ook in vele andere landen. We worden er ook bij ons hoe dan ook mee geconfronteerd, al was het maar door onze praktijk van ‘copy cataloguing’ uit die grote bibliotheken, hoewel wij normaal onze catalogusregels rechtstreeks op ISBD baseren en niet op AACR. Vanaf 2013 zullen we dan ook op die manier met RDA geconfronteerd worden. In de eerste hoofdstukken geven de auteurs een systematisch overzicht van de AACR2regels, maar daarbij kunnen ze het niet nalaten om voortdurend op de verschillen met RDA te wijzen. Dit maakt het soms nogal moeilijk om een 42 | META 2012 | 9
en ander te volgen — terwijl velen het onderwerp op zich wellicht al niet erg spannend vinden. Die voortdurende vergelijking met RDA is ook niet nodig; hoofdstuk 6 behandelt trouwens expliciet de verschillen tussen AACR en RDA. Het zou daarom misschien beter zijn om eerst de AACR-regels uiteen te zetten zonder meer. De vraag rijst trouwens voor wie ze die regels beschrijven. Op p. XV lezen we dat hun publiek bestaat uit diegenen die plots de verantwoordelijkheid gekregen hebben over de catalografie in hun instituut en uit studenten die catalografie studeren aan de universiteit. Van de eersten kan ik me niet voorstellen dat ze zonder grondige kennis van catalografie een dergelijke taak zouden opnemen en van de tweede groep evenmin dat ze daarbij geen cursusmateriaal zou hebben. “In short, this is not a course syllabus, nor a workbook”, staat er. Wat dan wel? Een soort van opfriscursus van de klassieke regels, met inderdaad voortdurende verwijzing van wat binnen afzienbare tijd eraan zit te komen. Het getwijfel aan de eigen onderneming blijkt ook nog op het einde van het boek waar de auteurs vertellen dat ze eigenlijk een boek over RDA wilden schrijven, maar dat dit niet zo goed wou vlotten omdat er nog zo weinig van RDA te zien is in de praktijk en dat ze dan maar een “book about cataloguing standards in transition, and cataloguing practice” gemaakt hebben. Waar ze blijkbaar niet aan gedacht hebben, is dat ze eigenlijk toch wel een publiek kunnen vinden bij diegenen, zoals wij, die in een andere traditie en praktijk staan dan AARC en die hoe dan ook niet naast AARC — en binnenkort niet naast RDA — kunnen kijken. Voor ons kan het wel een nuttig overzicht zijn. Het is inderdaad meer een overzicht dan een leerboek. Voortdurend citeren de auteurs letterlijk de AACR2of de RDA-regels maar steeds weer zeggen ze ook dat ze
op allerlei details niet verder kunnen ingaan en verwijzen ze naar de “AACR2 manual” zelf. Daar hebben we in continentaal Europa niet zo’n boodschap aan, want die kun je hier niet kopen, zelfs niet via Amazon. Achterin het boek staan een aantal foto’s van titelbladzijden van boeken, met de beschrijving in AACR en/of RDA. Daarbij maken de auteurs onderscheid tussen “AACR2 level 1” en “AACR level 2”, terwijl ze dat in het boek zelf eigenlijk nergens uitleggen. Het boek bevat ook een inleidend hoofdstuk op MARC21, maar elders in de tekst verwijzen de auteurs te pas en te onpas naar de kaartcatalogus. Je kunt sommige regels niet goed uitleggen zonder erop te wijzen dat ze hun oorsprong vinden in de beperkingen van de papieren catalogus, maar dat is echt niet overal nodig. Eén van de meest ingewikkelde kwesties uit die tijd was wellicht hoe je kon bepalen wanneer een corporatieve auteur als hoofdingang gold — en dus bovenaan de steekkaart kwam te staan. Die ingewikkelde regels blijven ook nog van kracht voor wie MARC-beschrijvingen op basis van AACR2 moet opstellen en net daarover zeggen de auteurs dan: “This may seem complicated, but in reality it is not.” (p. 61). Ik vrees dat ze het niet ironisch bedoeld hebben. Een niet al te saai boek schrijven over formele regels is moeilijk. Wie zich beroepshalve interesseert voor AACR moet aan de “manual” zien te geraken. Als dit niet mogelijk is, of als je die dikke turf te veel van het goede vindt, heb je vast genoeg aan The concise AARC2 van Michael Gorman, dat wel op het Europese vasteland bestelbaar is en waarvan — volgens UniCat — dan toch een aantal exemplaren in onze bibliotheken beschikbaar zijn. Wie zich grondig wil verdiepen in RDA en in het verschil met AACR2 en niet direct 170 euro wil investeren voor een toegang tot www.rdatoolkit.org, kan
een gratis testaccount voor een maand aanvragen. Wie het allemaal wat minder diepgaand en in één boekje wil, kan ook Practical cataloguing lezen, dat ondanks duidelijke beperkingen, een toegankelijke kennismaking is met de traditie en de nakende wijzigingen van de catalografieregeleving die wereldwijd toonaangevend blijft. Piet De Keyser > Practical cataloguing: aaCr, rda and marC 21 / anne welsh and sue batley. – london: facet, cop. 2012. – Xvi, 217 p.: ill. – isbn 978-1-85604695-4
The Library Marketing Toolkit Wie zich bij The Library Marketing Toolkit te letterlijk door de titel laat leiden, komt misschien bedrogen uit. Alhoewel het boek bol staat van de marketingpraktijk en -tips in de bibliotheeksector, zou ik het zelf geen toolkit noemen. Toch weet auteur Ned Potter waarover hij schrijft. Niet voor niets werd hem in 2011 door het Amerikaanse tijdschrift Library Journal de titel van ‘Mover & Shaker’ in de categorie Marketing toegekend. Potter is Academic Liaison Librarian bij de University of York in Engeland. Hij publiceert en
reCensies
spreekt regelmatig over bibliotheekmarketing. Potters papieren boek wordt aangevuld met de website http://www.librarymarketingtoolkit.com en die bevat wel degelijk een aantal interessante tools of verwijst ernaar. De website is dus de echte toolkit. In het boek wordt op het einde van elk hoofdstuk naar het bijhorende onderdeel van de website verwezen. Daarnaast bevat de website ook een blog waarin tips aan bod komen. Echt heel regelmatig lijkt de blog niet te worden aangevuld, want bij raadpleging (midden oktober) dateerde het meest recente bericht van 5 september. Zevenentwintig marketingcases, verspreid over elf hoofdstukken en telkens
ingeleid door een theoreti- Hoe verder je in het boek vor- gaat specifiek in op het marketen van speciale collecties sche beschouwing, maken dert, hoe praktischer de tips van het boek een praktische worden. Hoofdstuk 1 t/m 4 vor- en archieven. De summiere bron van informatie en inspira- men de basis. Ze gaan over de appendix over ‘Web 2.0 tools tie. Ned Potter haalt zijn mos- sleutelconcepten van biblio- and platforms’ is enigszins terd vooral bij Canada, Groot- theekmarketing, over strategi- overbodig. Brittannië, Nieuw-Zeeland, sche marketingplanning, over brands en branding, en over Alhoewel het boek nooit té Singapore en de Verenigde het marketen van het biblio- technisch is, zou The Library Staten. Als Brit kan je het hem theekgebouw. Hoofdstuk 5 is Marketing Toolkit van Ned niet kwalijk nemen dat hij zijn Potter baat kunnen hebben blik op de Angelsaksische een introductie tot de online bij een Nederlandse vertaling wereld richt. En het stoort ook marketing. De hoofdstukken niet, want de cases zijn alge- 6 en 7 behandelen achtereen- — eventueel met aangepaste meen genoeg of goed trans- volgens marketing met soci- cases uit de Lage Landen. poneerbaar naar Continentaal ale media (Facebook, Twitter, Ondertussen loont het zeker LinkedIn...) en marketing met de moeite om de Engelse verEuropa en de Lage Landen. De inleiding van het boek bevat ‘nieuwe’ technologieën (video, sie te lezen en kennis te maken met wat op het vlak van mareen handige ‘Case Study QR-codes, geolocatie...). keting in de bibliotheek alleMatrix’ die een overzicht geeft van alle cases en je ver- In de hoofdstukken 8 t/m 10 maal mogelijk is. telt in welke sector de case gaat het over marketing en thuishoort (bijv. openbare of mensen, interne marketing Patrick Vanhoucke wetenschappelijke bibliothe- (met interne stakeholders én ken) en wat het voornaamste naar interne stakeholders), en > the library marketing toolkit / ned thema is dat erin wordt behan- belangenbehartiging en marPotter.- london: facet, 2012. - isbn: keting. Het laatste hoofdstuk 11 deld. 978-1-85604-806-4
toe toePassing
Informatie tot de tweede macht: sociale media apps Ilse Depré, De Bib Leuven
Hoe raadpleeg je informatie op je smartphone of tablet? Open je een browser of gebruik je daarvoor een speciale app, zoals er al heel wat bestaan om Facebook, Twitter, Linkedin, Pinterest en vele andere sociale media sites te bekijken en beheren. De meeste van deze apps vergemakkelijken een aantal basisfunctionaliteiten, maar bieden vaak niet alle mogelijkheden van de gewone webtoegang op een pc. Mobiele apps hebben ook voor een hele nieuwe ervaring gezorgd i.v.m. informatieconsumptie. Eén van de bekendste apps in dat genre is Flipboard, waarmee je de berichten van
verschillende sociale netwerken, maar ook van andere bronnen zoals websites en blogs, kan lezen in een tijdschriftenjasje. Zite biedt een vergelijkbare leeservaring, terwijl Hitpad informatie rond ‘trending topics’ uit diverse sociale media en nieuwssites groepeert. Ook interessant om eens uit te proberen is Qwiki, een tool die informatie uit Wikipedia en andere websites combineert en visueel voorstelt, met de nadruk op foto’s, video’s en grafieken. Waar Wikipedia nog veel lijkt op een traditionele encyclopedie, zij het dan digitaal, brengt Qwiki informatie naar een nieuwe mediarijke dimensie. > meer info: http://bibidee.blogspot.com
META 2012 | 9 |
43
Personalia
In memoriam Françoise Peemans Françoise Peemans, archivaris van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken is plots in Ukkel overleden op 16 augustus laatstleden. Deze geboren en getogen Brusselse zag het levenslicht in Etterbeek op 23 mei 1952. Ze promoveerde in 1974 tot doctor in de geschiedenis en was in de jaren tachtig voorzitster van de Association des Historiens van de UCL. Ze ontving de titel van Commandeur in de Orde van Leopold II.
Volgens Christian Laporte, die over haar schreef in la Libre Belgique, heeft de Belgische hedendaagse geschiedenis mede dankzij haar grote expertise een grote vooruitgang geboekt. Iedere zichzelf respecterende historicus — een eminent onderzoeker als Jean Stengers evengoed als minder bekende namen — in België kwam vroeg of laat voor zijn onderzoek bij mevrouw Peemans, op het archief van de FOD Buitenlandse Zaken, terecht.
De werken die ze — voornamelijk in de jaren tachtig van de vorige eeuw — bij het Rijksarchief publiceerde handelden hoofdzakelijk over de organisatie van Belgische overheidsadministraties tijdens het einde van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. Ze stelde eveneens bronnenpublicaties op over de Belgische en de koloniale ondernemingen van 1885 tot 1960. Later zetelde ze regelmatig in redactiecomités van historische werken of publicaties over de Belgische diplomatie.
Françoise Peemans was als archivaris van Buitenlandse Zaken één van de actoren die onvermoeibaar ijverde voor de teruggave van de Belgische archieven die via de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Rusland overgebracht waren.
Sinds 1 december 2012 is dara de bruyn bibliothecaris in de Bibliotheek van Boom. Ze volgt er Flor Franssens op, die na meer dan 30 jaar van een welverdiend pensioen geniet. Dara studeerde in 2008 af als master in de Geschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel. Na een jaar in het Liberaal Archief in Gent te hebben gewerkt, startte ze in 2010 het Postgraduaat Informatie- en Bibliotheekwetenschappen aan de Universiteit Antwerpen. In november van dat jaar ging ze in de Boomse bib aan de slag als bibliotheekassistent.
44 | META 2012 | 9
Hermione L’Amiral
Sinds 1 januari werkt wi m va n h a e c ke als de archivaris van de gemeente Wezembeek-Oppem. N a z i j n st u d i e s Mo der ne Geschiedenis en Archivistiek deed Wim in 2006 zijn eerste werkervaringen op als projectmedewerker bij Heemkunde Vlaanderen. Daar was hij verantwoordelijk voor Pro Memorie, een project dat lokale vrijwillige erfgoedhouders bijstond in het beheer van hun archief- en documentatiecollecties. Na een korte tijdelijke opdracht bij de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid werd Wim in 2009 tewerkgesteld bij het KADOC als consulent parochiearchieven. Daarbij doorkruiste hij Vlaanderen om parochies te helpen met diverse archiefproblemen. Als de allereerste gemeentearchivaris van Wezembeek-Oppem wil Wim een uitgewerkt archiefbeleid op poten zetten. De prioriteiten zijn selectie, ordening en het opstellen van archiveringsprocedures.
Sinds 1 oktober is nele Provoost aan de slag als coördinator van Heemkunde Vlaanderen. Nele studeerde Geschiedenis en Culturele Studies aan de KU Leuven waar ze in 2011 doctoreerde op een proefschrift over informele sociale netwerken van middengroepen in kleine Brabantse steden in de zeventiende en achttiende eeuw aan de KU Leuven. Nadien werkte ze als wetenschappelijk medewerker bij het Instituut voor Publieksgeschiedenis. Bij Heemkunde Vlaanderen is Nele onder meer het aanspreekpunt voor alle informatie rond regelgeving, beleidsaangelegenheden, subsidies en projectwerking.
zogelezen
Marleen Van Royen:
“Voor mij gaat er niets boven het fysieke boek” Welk boek ligt er nu op je nacht kastje? De kathedraal van de zee van Ildefonso Falcones ben ik aan het lezen op aanraden van een vriendin. Het verhaal speelt zich af in de stad Barcelona tijdens de middeleeuwen. Het boek boeide mij al vanaf de eerste pagina. Het is wel een kanjer (655 p.), maar het ziet er veelbelovend uit. Welk boek mag er altijd in je nacht kastje blijven lig gen? De Santa María del Markerk in Barcelona. De bouw hiervan vormt de achtergrond van de bestseller De kathedraal van de zee, van de De geboorte van Barcelonese jurist en schrijver Ildefonso Falcones uit 2006. Foto: www.flickr.com/photos/valkyrieh116. Venus: liefde en dood in Florence van Sarah Dunant is één van mijn lieve- Ik heb eens een boek gekregen over de lezen. Het was totaal mijn stijl niet. Een lingsboeken. Het speelt zich af in Firenze geschiedenis van de film. Alhoewel dit boek moet bij mij vooral een mooi verin de 16e eeuw. Het is heel mooi geschre- mij interesseert, en ik er al verscheidene haal hebben. ven en schept een goed beeld van de keren doorgebladerd heb, kan ik het toch positie van de vrouw in die tijd, die in de niet opbrengen om erin te lezen. Voor mij Wat zijn je leesgewoontes? Lees je ook schilderkunst geïdealiseerd en aanbeden gaat er niets boven fictie. digitaal? wordt, maar in het maatschappelijk leven Ik lees vooral op de trein, maar ook thuis, beknot. Welk boek ben je begonnen maar onmid in mijn zetel, of als het mooi weer is buidellijk gestopt en waarom? ten op mijn terras. Digitaal lees ik weinig. Welk boek ligt er al een tijdje op je te Ik heb mij ooit eens laten verleiden om E-books zeggen mij niets. Voor mij gaat wachten? een boek van Herman Brusselmans te er niets boven het fysieke boek.
marleen van royen Marleen Van Royen werkt als bibliotheekmedewerker in de bibliotheek van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Haar interesses zijn (uiteraard) lezen, vooral historische romans, wandelen en fietsen in de natuur, concerten bijwonen en films bekijken. Verder heeft ze ook een zwak voor Italië: het land, de cultuur, de taal en natuurlijk ook de Italiaanse keuken.
META 2012 | 9 |
45
aCtiviteiten
Studiedag: Game on! Volgens de rechtbank van eerste aanleg in Gent mogen bibliotheken games uitlenen. BEA (Belgian Entertainment Association) ging tegen die uitspraak in beroep, maar de uitspraak in die beroepsprocedure wordt ten vroegste in het najaar van 2014 verwacht. In tussentijd kunnen bibliotheken dus voluit experimenteren met het aanbieden van games. Wil je in jouw bibliotheek aan de slag gaan met games, maar weet je niet waar te beginnen? Zoek je inspiratie om meer te doen dan enkele games in een rek te zetten? Wil je weten welke games ideaal zijn voor kinderen of jongeren? Ben je benieuwd naar (positieve) ervaringen uit andere bibliotheken? Kom dan zeker naar deze studiedag.
PRAKTISCH Datum
29 januari 2013, 9.30 u. tot 16.15 u. Plaats Bibliotheek Tweebronnen, Rijschoolstraat 4, 3000 Leuven Inschrijven http://www.vvbad.be/ activiteiten
Studiedag: We like to move it De bibliotheekcollectie van een hogeschool vergelijken met een nomadische volkstam die zelden lang op één plaats blijft en voortdurend rondtrekt, is misschien enigszins overdreven. Maar het is een feit dat heel wat hogeschoolbibliotheekcollecties zich vandaag op een andere plaats bevinden dan twintig jaar geleden. Tijdens de fusieoperatie die het gevolg was van het Hogeschooldecreet van 13 juli 1994 verhuisden heel wat bibliotheekcollecties naar een nieuwe locatie. Met de komende overheveling van een aantal academische hogeschoolopleidingen naar de universiteiten zullen er ongetwijfeld opnieuw boeken en tijdschriften verplaatst worden. En dan hebben we het nog niet gehad over de collecties die naar aanleiding van fusies of splitsingen van departementen of nieuwbouw- en renovatieprojecten tijdelijk of definitief op een nieuwe locatie werden ondergebracht of nog zullen verhuizen.
Studiedag: Informatie voor iedereen? Blauwdruk voor een betere informatievoorziening: doelen, prioriteiten en concrete samenwerking
Om ervaringen rond het verhuizen van bibliotheekcollecties uit te wisselen met collega’s uit hogeschoolbibliotheken en andere bibliotheeksectoren, organiseert de sectie Hogeschoolbibliotheken van de VVBAD een studiedag rond dit thema. Verschillende sprekers uit binnen- en buitenland zullen het publiek onderhouden over diverse aspecten van verhuizen. Dit gaat van de planning, over het verhuizen zelf, tot reorganisaties op het vlak van personeel ten gevolge van het samenvoegen van collecties.
PRAKTISCH Datum Plaats
1 februari 2013 Erasmushogeschool Brussel, Campus Dansaert, Zespenningenstraat 70, 1000 Brussel Inschrijven http://www.vvbad.be/ activiteiten
aCtiviteitenkalender 07.12.2012
Het samenwerkingsverband van Nederlandse universiteitsbibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek (UKB) en de Arbeitsgemeinschaft der Universitätsbibliotheken (AGUB) in Nordrhein-Westfalen zijn in hun regio belangrijke katalysatoren voor overleg en samenwerking tussen wetenschappelijke bibliotheken en informatiediensten. De sectie Wetenschappelijke en Documentaire Informatie (WDI) van de VVBAD wil de voorbeelden uit Nederland en Duitsland aangrijpen om na te denken over samenwerking in Vlaanderen: waar liggen de stimuli en de concrete uitdagingen? Wat zijn de grootste noden en kunnen we samen aan de slag om die te lenigen?
Crowdsourcing voor archieven, musea en bibliotheken Picturae
14.12.2012
Geletterde mensen: praktijkuitwisseling LOCUS
14.12.2012
Mondelinge geschiedenistraject in een archief AMVB
VOOR WIE
29.01.2013
Informatiewerkers en beleidsverantwoordelijken uit bibliotheken en documentatiecentra in universiteiten, hogescholen, wetenschappelijke instellingen, bedrijven, overheden, non-profit en uit openbare bibliotheken.
01.02.2013
Studiedag: Game on! VVBAD Studiedag: We like to move it VVBAD
21.02.2013
Studiedag: Informatie voor
PROGRAMMA
iedereen
12.00 u.
VVBAD
13.00 u. 14.00 u. 16.00 u.
Inspirerende uiteenzettingen door Anja Smit, voorzitter UKB (bibliotheeksamenwerkingsverband Nederlandse Bibliotheken) en Erda Lapp, AGUB (bibliotheeksamenwerkingsverband Nordrhein-Westfalen) Lunch en netwerk Workshop met World Café-methodiek rond vragen over doel, methode en middelen Conclusies en netwerk
12.03.2013
Algemene ledenvergadering VVBAD
12-13.09.2013 Informatie aan Zee 2013 VVBAD
Uw activiteit in deze kalender?
PRAKTISCH
Meld ze aan via onze website
Datum 21 februari 2013, 12.00 u. tot 16.30 u. Plaats Zuilenzaal Vlaams Parlement, Hertogstraat 2, 1000 Brussel Inschrijven http://www.vvbad.be/activiteiten
http://www.vvbad.be/activiteiten
META 2012 | 9 |
47
De North Street Arcade in Belfast is een van de weinige historische gebouwen die de bombardementen van WOII en de IRA overleefde. Een aangestoken brand in april 2004 vernielde het art-decogebouw. Foto: www.flickr.com/photos/identity-chris-is