Jaarverslag 2009 W.J.H. Mulier Instituut centrum voor sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
1
Inhoudsopgave
4
Van het bestuur - 2009 - stilte voor de storm
8
In de spotlights:
8
Agnes Elling Tegenstrijdige signalen over homotolerantie Ivo van Hilvoorde Maken medailles de Nederlander trots?
10
12
De organisatie
18
In de spotlights:
18 20
22
Volgen Begrijpen Verspreiden
34
In de spotlights:
34 36
38
2
Jan Boessenkool Verenigingen en vrijwilligers als basis van de sport Marcia de Jong Jaarboek Sport, het visitekaartje van het Mulier Instituut
Paul Hover Nederland naar olympisch niveau Saskia de Groot – Nuijten Sportcongres over “Passion, Practice & Profit”
Publicaties
3
van het bestuur
Het jaar 2009 was voor de sport een bijzonder jaar. Niet alleen de financiële crisis, maar ook de introductie van het Olympisch Plan 2028 maakte heel wat los. De komende jaren zal de enorme impact van dit plan pas echt zichtbaar worden. Koen Breedveld en Paul Verweel blikken terug op 2009, maar kijken ook alvast vooruit.
In de sportwereld zijn de even jaren altijd wat belangrijker dan de oneven jaren. In de even jaren zijn er WK’s, EK’s en Olympische spelen, grote evenementen die veel interesse in de sport genereren. Dat scheelt al gauw een paar honderd uur sportzendtijd op televisie en een serieuze boost voor de handel in consumentenelektronica. 2008 was daarin met ‘Beijing’ een absoluut topjaar. Met ‘Vancouver’ en het WK voetbal is 2010 hard op weg een zelfde status te verkrijgen. In dat opzicht geldt 2009 inderdaad als een tussenjaar. Maar met die titel wordt het afgelopen jaar feitelijk geen recht gedaan. In meer dan één opzicht was 2009 voor de sport een bijzonder jaar, zeker voor het sportbeleid.
2009 - stilte voor de storm Allereerst geldt dat voor de lancering van het Olympisch Plan 2028, zomer 2009, en voor het bijbehorende kabinetsstandpunt. De implicaties van het plan zijn nog nauwelijks te doorgronden en zullen de sport nog jarenlang impulsen bieden. Het hoeft dan ook geenszins verbazing te wekken als sporthistorici terugkijkend het afgelopen jaar zullen typeren als een belangrijk scharnierpunt in het vaderlandse sportbeleid. Daarnaast was 2009 ook een rumoerig jaar, met name vanwege de financiële crisis. Aangekondigd laat in 2008 heeft de mogelijkheid van een recessie het hele jaar als een zwaard van Damocles boven de samenleving en de sport gehangen. Het W.J.H. Mulier Instituut – centrum voor sociaal wetenschappelijk sportonderzoek – was nauw betrokken bij beide gebeurtenissen. Onderzoekers van het MI leverden belangrijke inhoudelijke bijdragen aan de totstandkoming van het Expertrapport Nederlandse Sport naar Olympisch Niveau. De recessie stond centraal tijdens een druk bezocht Mulier debat aan het begin van het jaar en leidde aan het einde van het jaar tot veel publiciteit toen het MI samen met de Vereniging Sport en Gemeenten bekend maakte dat 85 procent van de gemeenten aangaf te moeten gaan bezuinigen.
Het vak van onderzoek brengt van nature een kritische blik met zich mee. Niet zelden moeten onderzoekers roepen dat doelstellingen niet worden gehaald of dat interventies struikelen over praktische problemen of vastgeroeste structuren. Het is dan ook wel eens leuk als organisaties wel goede sier kunnen maken met onderzoeksresultaten. In 2009 overkwam dat de gemeente De Bilt, die bekroond werd met de titel Sportgemeente van het jaar, en alsmede de gemeente ’s-Hertogenbosch, dat de Hein Roethofprijs won voor het project Doelbewust. In beide gevallen was het MI hierbij met onderzoek betrokken. Verder was het Mulier Instituut in 2009 onder andere betrokken bij de afronding van het ’10 punten plan zwemvaardigheid’ van VSG en bij een evaluatie-onderzoek naar de Cruyff Courts. Van laatst genoemde onderzoek werden de uitkomsten tijdens een zonovergoten middag gepresenteerd aan niemand anders dan Johan Cruyff en prinses Maxima. Trots mocht het MI ook zijn op het feit dat het erin slaagde om in de zomer van 2009 vrijwel de voltallige sportsociologische wetenschap naar Utrecht te halen voor het jaarcongres van de International Sport Sociology Association (ISSA). Meer dan 200 sportsociologen uit 40 landen namen deel aan het congres.
5
Koen Breedveld
Topsporters zijn doorgaans bekender en functioneren vaker dan onderzoekers als rolvoorbeelden voor kinderen en volwassenen. Topsport heeft het in zich om mensen te inspireren en mee te slepen in hun emoties. Onderzoek moet het daarentegen meer hebben van distantie. Toch heeft sportonderzoek veel weg van topsport. De (ongewisse) zoektocht naar de juiste cijfers en theorieën is even verslavend en veeleisend als topsport en kan, indien het gewenste eindresultaat uitblijft, even frustrerend zijn. Des te aardiger is het dan als blijkt dat de geleverde inspanningen wel resultaat hebben. In 2009 werd Mulier onderzoeker Ivo van Hilvoorde aangesteld als lector Bewegen, School en Sport aan de Hogeschool Windesheim te Zwolle. Van Hilvoorde behoudt daarnaast zijn aanstelling aan de Vrije Universiteit. Eveneens in 2009 werd Mulier Instituut bestuurslid Maarten van Bottenburg benoemd tot gewoon hoogleraar Sportontwikkeling aan de Universiteit Utrecht. Ook op een meer persoonlijk vlak vormde 2009 voor het MI een productief jaar. Voor een compacte organisatie als het MI – met 30 personen in loondienst en 13 onderzoekers aan de gelieerde universiteiten – vormt de komst van maar liefst drie nieuwgeborenen relatief veel gesprekstof. Die blije gebeurtenissen legden in 2009 wel enige druk op de organisatie. Dat desondanks zoveel projecten doorgang konden vinden, waaronder het grote Meerjaren onderzoek, geldt als een compliment aan de medewerkers van het instituut.
Paul Verweel
Voor 2010 zijn de verwachtingen niet ongunstig. Met de vele nieuwe beleidsinitiatieven groeit ook de vraag naar onderbouwing, monitoring en evaluatie. Naar het zich laat aanzien wegen die krachten in voldoende mate op tegen de noodzaak, bij rijksoverheid en gemeenten, om te bezuinigen. Het Mulier Instituut maakt zich op om zich in de snel professionaliserende wereld van de sport te profileren als een kennis en expertise instituut, te midden van een groeiend leger van onderwijsinstellingen en advies- en onderzoeksbureaus dat zich met sport en sportonderzoek bezighoudt. Het MI ziet voor zichzelf een rol weggelegd als een plaats waar kennis bijeen komt, verrijkt wordt, zinvol vertaald wordt richting de sport en vervolgens duurzaam opgeslagen wordt. Daarbij gaat het niet alleen om inhoudelijke kennis maar ook om meta-kennis (onderzoeksmethoden, gegevensbestanden). Om die rol met verve te kunnen spelen staat voor 2010 een investering op het programma in de verdere professionalisering van het instituut alsmede in gegevensbestanden en in het verder verspreiden van de uitkomsten van zowel het eigen sportonderzoek als dat van anderen. Koen Breedveld Directeur Paul Verweel Bestuursvoorzitter
6
In de spotlights
Agnes Elling Tegenstrijdige signalen over homotolerantie
Kunnen homoseksuele en lesbische sporters binnen hun vereniging en bij wedstrijden inmiddels uit de kast komen zonder op veel weerstand te stuiten? Of is homotolerantie misschien toch wat minder groot dan gedacht? Dat onderzochten Agnes Elling en Remko van den Dool in opdracht van de Stichting Homosport Nederland. In 2003 verscheen een eerste rapport van het Mulier Instituut over de sportdeelname van homoseksuele mannen en vrouwen en hun ervaringen met discriminatie. Via een ander onderzoekspanel, de SportersMonitor, en met deels andere vragen is dit thema in 2008/2009 opnieuw onderzocht. Nieuw is dat nu ook heteromannen en -vrouwen zijn ondervraagd over de homo-intolerantie in de sport.
Uit het onderzoek blijkt onder meer dat homoseksuele mannen veel minder vaak kiezen voor teamsporten en juist vaker voor fitness. Sommige homomannen hebben mannenteamsporten altijd bewust vermeden. De veronderstelde negatieve sfeer rond homoseksualiteit in teamsport nummer één, het voetbal, lijkt er debet aan. Maar het is meer dan een vermoeden. Zowel hetero- als homoseksuelen melden dat ze er in de praktijk mee geconfronteerd worden. ‘De sport in het algemeen in beschouwing nemend is de eerste indruk dat het met de intolerantie meevalt’, zegt Agnes Elling. ‘Het kan natuurlijk altijd zo zijn dat een deel van de mensen sociaal wenselijke antwoorden geeft. Maar de overgrote meerderheid vindt het bijvoorbeeld geen probleem als de trainer van hun kinderen homoseksueel is of om samen met een homoseksuele of lesbische sporter van hetzelfde geslacht na het sporten onder de douche te gaan.’ Tegenstrijdiger zijn de reacties bij een vergelijking van de acceptatie van gedrag. Als een man en een vrouw elkaar in het clubhuis zoenen vindt een kwart van de sporters dat aanstootgevend. Maar als het om twee mannen zou gaan, heeft bijna de helft daar moeite mee. ‘Als het dichterbij komt, ligt het kennelijk gevoeliger’, zegt Elling. ‘Bovendien is het negatieve oordeel over aparte sportverenigingen voor homoseksuelen opmerkelijk. Daar zouden de bonden wel iets aan moeten doen.’ Jongere sporters blijken wat negatiever te reageren op homoseksualiteit. Volgens de onderzoekers is dat wellicht te verklaren uit het feit dat ze in die fase nog druk bezig zijn de eigen (seksuele) identiteit te ontwikkelen. Betekent het overwegend positieve beeld nu dat homoseksualiteit geen taboe meer is? Dat blijkt niet het geval. Een kwart van de ondervraagde homo- en biseksuele sporters zegt negatieve
reacties te verwachten als hun seksuele identiteit bekend zou raken. Elling wijst op de opmerkelijke verschillen tussen homo- en biseksuele sporters: de laatsten zijn minder open, vooral biseksuele mannen. ‘De uitkomsten laten zien dat het relevant is zowel onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen, als tussen homo- en biseksuelen. Ook als het gaat om beleid.’ ‘De acceptatie van homoseksualiteit blijkt groter dan ik vooraf verwachtte’, zegt Elling. ‘Maar de situatie is kwetsbaar. Er is een dubbele moraal als het gaat om zichtbaar gedrag, zeker bij de mannenteamsporten. Daar willen we graag nader, participerend onderzoek naar doen: kijken wat er precies gebeurt en gezegd wordt op het veld en in de kleedkamer. In 2010 meten we ook opnieuw de sportdeelname onder homo- en biseksuele mannen en vrouwen en de mate van homo-intolerantie.’
9
In de spotlights
Ivo van Hilvoorde Maken medailles de Nederlander trots?
Nederland moet in de top-tien van het landenklassement. Het is een vaak herhaalde doelstelling voor olympische ploegen bij Zomer- en Winterspelen. Want medailles maken de Nederlander trots, niet alleen op de “eigen” sporters, maar ook op de samenleving als geheel, zo is de veronderstelling. Maar is dat eigenlijk wel zo? Die intrigerende vraag stond aan de basis van het onderzoek naar de verbinding tussen topsport en nationale trots dat Ivo van Hilvoorde (Vrije Universiteit Amsterdam), samen met Agnes Elling, Remko van den Dool (Mulier Instituut) en Ruud Stokvis (Universiteit van Amsterdam), uitvoert in het kader van het meerjaren onderzoeksprogramma Passie, Praktijk & Profijt.
‘Het Mulier Instituut was betrokken bij de ontwikkeling van het Olympisch Plan’, aldus sportfilosoof Van Hilvoorde. ‘Maar we moeten als wetenschappers kritisch blijven kijken of de aannames in het plan wel juist zijn.’ Het onderzoek naar topsport en nationale trots bestaat uit een literatuurstudie én het volgen van een representatieve groep Nederlanders tijdens de sportzomer van 2008 (met het EK voetbal en de Olympische Zomerspelen), in 2009 en tijdens de Olympische Winterspelen en het WK voetbal in 2010. ‘De eerste uitkomsten bevestigden ons idee dat patriottisme relatief stabiel is. Na de verrassende overwinningen van het Nederlands Elftal in de eerste ronde van het EK was er een lichte stijging, maar die vlakte al snel weer af’, aldus Van Hilvoorde. Hij wijst op landen als Ierland en Nieuw-Zeeland, waar sport een grote plaats heeft in de samenleving en veel nationaal getint enthousiasme losmaakt, zonder dat er over het algemeen sprake is van veel grootse prestaties. De geschiedenis van de DDR laat het omgekeerde beeld zien: een strak sportprogramma leidde tot grote internationale successen, maar de bevolking werd er nauwelijks koud of warm van. Top- en breedtesport stonden bovendien helemaal los van elkaar. De onderzoekers noemen het opmerkelijk dat bij de Olympische Spelen, ook in de media, het landenklassement zo’n grote rol is gaan spelen, terwijl de toeschouwers het evenement niet beleven als een strijd tussen landen om de meeste medailles. ‘Ik heb er wel begrip voor dat de sport zelf de lat hoog wil leggen en dat er een ambitie is om het topsportklimaat te verbeteren’, zegt Van Hilvoorde.
‘Maar het roept ook weerstand op, bijvoorbeeld als de financiële middelen vooral besteed worden aan sporten waar Nederland medailles denkt te kunnen winnen. Dat gaat ten koste van andere sporten en ook dat moeten worden vermeld.’ Voor de sportliefhebber en zeker voor de wat meer afstandelijke toeschouwer spelen heel andere zaken een hoofdrol. Schaatscoach Gerard Kemkers, die verantwoordelijk was voor het missen van een “zekere” gouden medaille van zijn pupil Sven Kramer, verbaasde zich erover dat hij na terugkeer uit Vancouver veel applaus kreeg. Van Hilvoorde begrijpt dat wel. ‘Het gaat in de sport vooral om de aansprekende verhalen, al spelen de prestaties uiteraard wel een rol. Maar sport verbindt vooral doordat je samen kijkt en samen de emoties ervaart. En het gaat om herkenbaarheid. Daarom is schaatsen zo populair, zeker in een winter dat er ook natuurijs is.’
11
Het MI staat midden in de sportwereld met de opdracht om de onderlinge afstemming, coördinatie en diepgang van het sociaalwetenschappelijk sportonderzoek in Nederland te bevorderen. Het verrichten van fundamenteel en toegepast, beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek op het gebied van sport en bewegen vormt de kerntaak van het instituut. Het MI ziet zichzelf daarbij als een onafhankelijk, innovatief en gezaghebbend interuniversitair onderzoeksinstituut. Voor medewerkers en externe onderzoekers wil het een stimulerende en uitdagende werksfeer creëren.
Organisatie
Het Mulier Instituut is ontstaan uit een samenwerkingsverband tussen het onderzoeksbureau Diopter - Janssens & Van Bottenburg bv, de Universiteit van Tilburg, de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam. Het ministerie van VWS, NOC*NSF, KVLO, NISB en VSG zijn betrokken bij de afstemming van het onderzoek en de ontwikkeling van het instituut.
Het werk van het instituut speelt zich af op drie terreinen: volgen, begrijpen en verspreiden. Kerntaken 1. Het instituut wil de trends en ontwikkelingen in de sport en in het sportbeleid volgen en deze in kaart brengen. De bekende Verenigings- en SportersMonitor zijn voorbeelden van instrumenten om deze informatie te verzamelen. 2. Het onderzoek is er vervolgens op gericht actuele vraagstukken en bredere veranderingen te begrijpen door het verdiepen en vernieuwen van de kennis erover. Het instituut ziet sport en hiermee verweven terreinen, waaronder in het bijzonder de lichamelijke opvoeding, altijd als onderdeel van de samenleving en heeft in haar werk oog voor de maatschappelijke context. Het gaat hierbij om hoogwaardig, probleemgestuurd beleidsonderzoek. Daarnaast voorziet het in de theoretische verdieping en in innovatief, longitudinaal en internationaal vergelijkend sportonderzoek. 3. Ook het verspreiden van de resultaten van het onderzoek behoort tot de kerntaken. Dat blijkt onder meer uit de eigen publicaties en uit debatten en bijdragen aan congressen. Voor het uitwisselen en overdragen van kennis en inzicht is ook de communicatie met relevante beleids- en onderwijsinstanties van groot belang. Doelstellingen De genoemde kerntaken zijn ontleend aan de in de statuten vastgelegde doelstellingen: • het verrichten van fundamenteel en toegepast sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek; • het bevorderen van de coördinatie en kwaliteit van het fundamenteel en toegepast sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek; • het bijdragen aan de opbouw, synthese en overdracht aan wetenschappers en beleidsmakers van sociaal-wetenschappelijke kennis op sportgebied; • het bevorderen van de instelling van bijzondere leerstoelen op dit werkgebied; • het ondersteunen van universiteiten bij de opleiding van onderzoekers op dit werkgebied.
13
Het instituut ondersteunt universiteiten ook in hun opleidingsfunctie door: • medewerkers beschikbaar te stellen voor ondersteuning in het universitair onderwijs; • studenten en beginnende onderzoekers de mogelijkheid te bieden werkervaring op te doen in een inspirerende werkomgeving. Meerjarenprogramma 2007-2010 Het ministerie van VWS subsidieert van 2007-2010 een programma van wetenschappelijk onderzoek dat het Mulier Instituut uitvoert. De centrale opdracht is het inventariseren en analyseren van fundamentele processen in de sport. Bij beleidsrelevante thema’s zoals obesitas, integratie, agressie, professionaliteit, welbevinden en commercie ontleedt het onderzoek de relaties tussen maatschappelijke en institutionele structuren, bredere historische processen en handelingsmogelijkheden van het individu. In 2009 is er één gezamenlijke bijeenkomst met alle betrokken onderzoekers geweest, waarin de lopende onderzoeken werden gepresenteerd en bediscussieerd. Ook de klankbordcommissie van het meerjarenonderzoeksprogramma kwam in 2009 één keer bij elkaar. In deze commissie hadden in 2009 op persoonlijke titel zitting Jan-Willem Duyvendak (Universiteit van Amsterdam), Arie de Ruijter (Universiteit van Tilburg), Maarten Koornneef (ministerie van VWS) en Nicolette van Veldhoven (NOC*NSF). Stichting Het Mulier Instituut is een stichting, waarvan het bestuur wordt gevormd door vertegenwoordigers van de participerende universiteiten. Dit bestuur stelt de missie en kerntaken vast. De Raad van Toezicht, bestaande uit afgevaardigden van belanghebbende organisaties in de sportsector met een onafhankelijk voorzitter, treedt op als adviseur van het bestuur. Het instituut wordt geleid door een managementteam bestaande uit de directeur en twee managers die het team van onderzoekers aansturen. Bestuur • Prof. dr. Paul Verweel | voorzitter | Universiteit Utrecht, Utrechtse School voor Bestuursen Organisatiewetenschap • Dr. ir. Hugo van der Poel | secretaris | Universiteit van Tilburg, Faculteit Sociale Wetenschappen, departement Vrijetijdwetenschappen • Prof. dr. Ruud Koning | penningmeester | Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Department of Economics, Econometrics & Finance • Dr. Ruud Stokvis | lid | Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Maatschappijen Gedragswetenschappen, Amsterdam School for Social Science Research • Prof. Dr. Maarten van Bottenburg | lid (vanaf november 2009) | Universiteit Utrecht, Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap Het bestuur heeft in 2009 vier keer vergaderd. Raad van Toezicht • Paul Rosenmöller | onafhankelijk voorzitter • Paul Coppes | Vereniging Sport en Gemeenten • Gert van Driel | Koninklijke Vereniging van Leraren Lichamelijke Opvoeding • Drs. Clémence Ross | Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen • Drs. Theo Straub | Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Directie Sport • Geert Slot | Nederlands Olympisch Comité*Nationale Sport Federatie
De Raad van Toezicht heeft in 2009 twee keer vergaderd.
Medewerkers Het Mulier Instituut had begin 2009 een personeelsformatie van 14 fte (directie, office management en onderzoekers). Eind 2009 was het aantal fte’s toegenomen tot 16. Het percentage ziekteverzuim viel door langdurig ziekteverzuim van één medewerker en zwangerschapsverloven van drie collega’s iets hoger uit dan in andere jaren, maar kan nog steeds erg laag worden genoemd, rond de 2 procent (in 2008 rond de 1 procent). De gemiddelde leeftijd van de medewerkers in 2009 is 36, net als in 2008. Er werkten in 2009 meer vrouwen dan mannen bij het Mulier Instituut, rond de 61 procent (52% in 2008). In 2009 waren er geen werknemers in dienst met een niet-westerse achtergrond. Directie/management team • Dr. Koen Breedveld | directeur | sportdeelname, sportbeleid, monitoringonderzoek, sportsociologie • Dr. Agnes Elling | manager onderzoek en publieke taken | sociale diversiteit, sportkeuzes en biografieën, topsportloopbanen • Drs. Jo Lucassen | manager onderzoek en organisatie | monitoring en beleidsevaluatie, leefstijlsport, fitness, sport en onderwijs, kwaliteitsmanagement, ongewenst gedrag Office management • Elise van Dinther-Schoenmakers | secretarieel medewerker • Drs. Madeleine Frelier | medewerker financiën en onderzoek • Drs. Saskia de Groot-Nuijten | office manager • Maria Vissers-Mathijssen | medewerkster huishoudelijke dienst Onderzoekers • Justus Beth MSc. | junior-onderzoeker | sportpedagogiek, bewegingsonderwijs, sportstimuleringsbeleid, effectieve interventies • Drs. Astrid Cevaal | onderzoeker | sportpedagogiek, openbare sport- en speelruimte, sportverenigingen, ouderensport • Drs. Remko van den Dool | senior-onderzoeker | sportdeelname, dataverzameling, sportbeleving, gehandicaptensport, monitoringonderzoek • Drs. Anneke von Heijden | onderzoeker (vanaf 1 september 2009) | combinatiefuncties, effectieve interventies • Drs. Remco Hoekman | onderzoeker | sportdeelname, ruimtelijke ontwikkeling, sportbeleid, topsport, integratie, monitoringonderzoek • Drs. Paul Hover | senior-onderzoeker | sportmarketing, sporteconomie, sportsponsoring, Olympisch Plan 2028, sportevenementen • Marcia de Jong | junior-onderzoeker | sportverenigingen, sportorganisaties, sportbeleid, gehandicaptensport • Drs. Janine van Kalmthout | onderzoeker | sportverenigingen, monitoringonderzoek, sportbonden, vrijwilligers, ongewenst gedrag • Drs. Fons Kemper | senior-onderzoeker gedetacheerd vanuit Kemper Conseil Publishing | evaluatie en monitoring van (sport)beleid, integratie, sportgeschiedenis, sportsociologie, sportverenigingen • Drs. Caroline van Lindert | senior-onderzoeker | gehandicapten(sport), openbare sport- en speelruimte, effectieve interventies, sport en toerisme, sport en ontwikkelingssamenwerking • Drs. Ger van Mossel | senior-onderzoeker gedetacheerd vanuit SLO | bewegingsonderwijs en schoolsport, sportbeleid van scholen • Niels Reijgersberg MSc. | junior-onderzoeker | topsport en talentontwikkeling, bewegingsonderwijs, leefstijlsport • Jan-Willem van der Roest | trainee | sportsociologie, sport en religie, fitness, voetbalaanbod
15
• David Romijn MSc. | junior-onderzoeker | sportsociologie, openbare sport- en speelruimte, sportdeelname | voetbal • Froukje Smits MSc. | junior-onderzoeker (vanaf 1 november 2009) | leefstijlsport, jeugd, onderwijs • Mirjam Stuij MSc. | junior-onderzoeker | bewegen, gezondheid, school(omgeving), zelfdiscipline, civilisatietheorie, sportbeleid • Ester Wisse MSc. | onderzoeker | etniciteit, sportdeelname, sportbeleving, sport en onderwijs, vechtsport, zwemmen, leefstijlsporten Onderzoeksassistenten • Denise Blauwhoff vanaf 1 augustus 2009 • Stef de Bont vanaf 1 januari tot 31 december 2009 • Talitha Boorsma vanaf 30 januari 2009 • Hans van den Berk MSc. tot 1 juli 2009 • Sanne Houtepen tot 31 augustus 2009 • Patricia Kooij van 1 januari tot 30 maart 2009 • Renskje de Wit vanaf 30 januari 2009 • Steven Wijker vanaf 23 januari 2009 Het Mulier Instituut had in 2009 in totaal 6 stagiaires voor kortere of langere tijd in dienst. Een deel van hen is doorgestroomd naar de functie van onderzoeksassistent en/ of junior-onderzoeker.
Benoemingen Maarten van Bottenburg is op 1 november 2009 benoemd tot hoogleraar Sportontwikkeling aan de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap van de Universiteit Utrecht. Sinds november 2004 was hij reeds bijzonder hoogleraar Sportontwikkeling aan dezelfde universiteit.
Naast alle hierboven genoemde personen waren in 2009 verschillende onderzoekers vanuit een dienstverband bij andere organisaties betrokken bij de onderzoeksprogramma’s. Gelieerde onderzoekers • Dr. Jan Boessenkool | senior-onderzoeker vanuit Universiteit Utrecht, Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap • Dr. Inge Claringbould | onderzoeker vanuit Universiteit Utrecht, Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap • Drs. Marianne Dortants | onderzoeker vanuit Universiteit Utrecht, Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap • Dr. Mark van den Heuvel | senior-onderzoeker vanuit Remarkable Research • Dr. Ivo van Hilvoorde | senior-onderzoeker vanuit Vrije Universiteit Amsterdam, Faculteit Bewegingswetenschappen • Lotte Salome MSc | promovendus vanuit Fontys Economische Hogeschool Tilburg • Drs. Roelien Luijt | junior-onderzoeker vanuit Zeal Sports & Media • Maikel Waardenburg MSc. | junior-onderzoeker vanuit Universiteit Utrecht, Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap
Windesheim heeft zijn aantal lectoren uitgebreid met de benoeming van gelieerd onderzoeker dr. Ivo van Hilvoorde. Als lector binnen de kenniskring Bewegen, School en Sport houdt hij zich, in samenwerking met scholen, gemeenten en instellingen als de VU Amsterdam en het Mulier Instituut, bezig met onderzoek naar de kwaliteit van bewegingsonderwijs en de relatie met de (georganiseerde) sport.
16
In de spotlights
Jan Boessenkool Verenigingen en vrijwilligers als basis van de sport
Wordt het een survival of the fittest? Krijgen de sportverenigingen het zo moeilijk dat een overlevingsstrategie noodzakelijk is? Of is de passie van sporters en vrijwilligers wel bestand tegen alle maatschappelijke veranderingen? Dat zijn de vragen achter het onderzoeksplan dat het Mulier Instituut en het USBO (het Departement Bestuursen Organisatiewetenschap van de Universiteit Utrecht) sinds 2007 uitvoeren. Jan Boessenkool is aan de USBO werkzaam binnen de masteropleiding Sportbeleid en Sportmanagement. Hij schetst de positie van de sportvereniging binnen een driehoek, gevormd door de begrippen passie, profijt en publiek, een onderzoek waar hij samen met Jo Lucassen (Mulier Instituut) aan werkt.
Sport en het besturen van sport heeft te maken met passie, daar weet hij als voetballer én als (oud-) bestuurder van Utrechtse verenigingen en hun koepel VSU alles van. Maar de verenigingen zien zich meer en meer geconfronteerd met de eis als een marktpartij te opereren, in concurrentie met commerciële sportaanbieders. En dan zijn er ook de eisen en verwachtingen van de overheid, die de sportvereniging aanspreekt op maatschappelijke verantwoordelijkheid en allerlei publieke opdrachten in petto heeft, in ruil voor subsidies. Hoe opereren de clubs en hun besturen in dat krachtenveld? Daarover zal in de loop van 2010 een bundel artikelen verschijnen, waaraan in 2009 al hard is gewerkt. ‘We hebben daarbij onder meer gebruik gemaakt van kwantitatieve gegevens uit de Verenigingsmonitor van het Mulier Instituut’, vertelt Boessenkool. ‘En zelf ben ik de man van het kwalitatieve veldonderzoek, waarvoor we ook studenten van deze opleiding hebben kunnen inzetten.’ Uit de eerste teksten voor het onderzoeksverslag blijkt dat er een grote diversiteit aan verenigingen is. Boessenkool: ‘Die moet je erkennen en accepteren. Bij NOC*NSF en de sportbonden is momenteel een grote hang naar professionalisering. De meeste aandacht gaat uit naar de grote, sterke verenigingen, die een soort voortrekkersrol moeten spelen. Maar daarin schuilt het gevaar dat het beleid van boven opgelegd wordt. Veel verenigingen voelen daar helemaal niets voor. Uit de Verenigingsmonitor blijkt bijvoorbeeld dat de meerderheid van de clubs minder dan 200 leden heeft. Die kunnen helemaal niet professionaliseren, tenzij je hen dwingt tot fusies.
En als ik één ding heb geleerd als sportbestuurder, is het wel dat je daar alleen maar weerstand mee oproept.’ Wat er dan wel dient te gebeuren, laat zich niet makkelijk beantwoorden. Boessenkool benadrukt dat de sport van onderaf, vanuit de verenigingen moet denken en opereren. ‘Waarom sporten mensen, waarom zijn mensen bereid vrijwilligerswerk te doen? Dat heeft alles te maken met hun passie, hun emotie. Daar moet je bij aansluiten en niet elders allerlei taken bedenken en opleggen. Die bijna 30.000 verenigingen vormen een stuk van ons cultureel erfgoed. Daar moet je voorzichtig mee omspringen.’ Is er professioneel management nodig voor dat vrijwilligerswerk? ‘Ik ben daar niet bij voorbaat tegen als je de organisatie wilt verbeteren. Maar die managers hebben dan wel de taak om zichzelf zo snel mogelijk weer overbodig te maken.’
19
In de spotlights
Marcia de Jong Jaarboek Sport, het visitekaartje van het Mulier Instituut
Ze vormen een fraaie verzameling in de bibliotheek van het Mulier Instituut: de Jaarboeken Sport die sinds de editie 2000/2001 zijn verschenen. Ze vormen de staalkaart van wat in Nederland verschijnt aan onderzoeksrapporten, beleidsnota’s en andere publicaties op het terrein van de sport. Maar hoewel bijna iedereen het een eer vindt om erin vermeld te staan, kost het Marcia de Jong de nodige moeite om alle bijdragen tijdig binnen te krijgen. ‘Het is leuk werk. Je hebt met veel verschillende mensen contact. Maar het is niet altijd makkelijk om de auteurs hun stukken op tijd te laten aanleveren’, zegt Marcia de Jong.
Het initiatief tot de reeks is genomen door het toenmalige bureau Diopter-Janssens & Van Bottenburg, de voorloper van het Mulier Instituut. Arko Sports Media nam de uitgave op zich. Het boek verschijnt tegenwoordig halverwege het jaar. ‘Veel onderzoeksmateriaal uit een bepaald kalenderjaar is te vinden in rapporten en nota’s die in de eerste helft van het daarop volgende jaar verschijnen. Die willen we er dan nog wel in meenemen’, zo licht De Jong toe. Het Jaarboek biedt meer dan een overzicht van relevante publicaties. Koen Breedveld opende de vorig jaar verschenen editie met een beschouwing over 2008/2009 en noemt het een ‘prachtjaar voor de sport’. Hij duidt dan onder meer op de Spelen van Peking, maar vooral op beleidsontwikkelingen in Nederland en binnen Europa: van de combinatiefunctionaris tot de regelgeving rondom doping. Ook belangrijke veranderingen in de organisaties rond de sport, zoals de positie van NISB, passeren de revue. Redacteuren van Arko verzorgden een chronologisch overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen binnen de sport. ‘Geen uitslagen van wedstrijden’, zegt De Jong. ‘Maar wel nieuwsfeiten, gebeurtenissen en ontwikkelingen die richtinggevend zijn voor de sport.’ Wat het boek tot een echt naslagwerk maakt, is het brede overzicht van publicaties en projecten. ‘In de laatste editie hebben we gekozen voor acht terreinen’, vertelt Marcia de Jong. ‘Dat zijn: sportbeleid en -regelgeving, sportdeelname en -betrokkenheid, sport- en bewegingsstimulering, sportmanagement- en marketing, sportorganisaties, topsport, gezondheid, welzijn en tolerantie.
‘We beschikken over een lijst contactpersonen van organisaties die publicaties uitbrengen over sport. Zij doen voorstellen. We kiezen steeds voor publicaties die voor een groot lezerspubliek interessant zijn of een grote impact hadden, en in het Nederlands zijn uitgegeven. De auteurs daarvan kunnen bij ons een korte samenvatting aanleveren.’ ‘In de toekomst is het de bedoeling een wie-is-wiein-de-sport gids toe te voegen. Er zal steeds meer gedigitaliseerd worden, ook omdat dit het zoeken vergemakkelijkt. De inhoud van de al verschenen Jaarboeken is binnenkort via internet toegankelijk. Via het nieuw opgerichte digitale plein Sport & Kennis, waarvan het Mulier Instituut één van de partners is. Maar zelf hoop ik wel dat er altijd ook een papieren versie zal blijven verschijnen. Het Jaarboek is toch een visitekaartje van onze organisatie.’
21
Begrijpen Verspreiden Volgen
Volgen Begrijpen Verspreiden
Het volgen van trends en ontwikkelingen op sportgebied is een van de kerntaken van het instituut. Voor dit monitoren zijn diverse instrumenten beschikbaar. De onderzoekers benutten de gegevens die ermee worden verzameld zowel voor fundamenteel wetenschappelijke onderzoek, als voor beleidsgericht onderzoek en advisering over sport in Nederland. Het monitoren gebeurt op drie niveaus: dat van de sporters, dat van de sportorganisaties en dat van de functies en effecten van sport.
Om ontwikkelingen in de sport beter te begrijpen en antwoord te kunnen geven op actuele vraagstukken voert het Mulier Instituut fundamenteel en toegepast onderzoek uit. Dit onderzoek vindt plaats in opdracht van overheden, sportorganisaties en anderen. Vanuit meerdere sociaalwetenschappelijke disciplines, theorieën en methoden dragen onderzoekers bij aan de verdieping en vernieuwing van kennis van sport in een maatschappelijke context. Op de volgende pagina’s staan de projecten op het terrein van volgen en verspreiden waaraan in 2009 is gewerkt. Er is daarin onderscheid gemaakt naar type opdrachtgever: ministerie van VWS, gemeenten en provincies, sportkoepels en -bonden en overige opdrachtgevers. De projecten waarvan in 2009 een (eind)rapportage is verschenen, staan afgebeeld.
23
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Sportvereniging: tussen traditie & transitie Kennisagenda sport 2011-2016
Risicomanagement in de sport
Sportdeelname opbouw datasets
sporten gemeten
Niet- en ex-sporters Commerciële actoren in de sport
Lichaamsideaalbeelden
Meerjarenprogramma /
Monitoring en evaluatie Tijd voor Sport
Sport en stedelijke ontwikkeling Benchmark sportdeelname internationaal (Compass)
Looptijd 2007 > 2010 Leefstijlsporters: subculturele eigenheid en incorporatie
Alles voor de sport!? (Gestopte) Topsporttalenten en hun ouders over investeringen, opbrengsten en offers
Bewegingsonderwijs versus verenigingssport
Verenigingssporters: beleving jeugdleden
Meedoen allochtone jeugd door Sport: monitoring en evaluatie
Doorontwikkeling RSO
Roelien Luijt Niels Reijgersberg Agnes Elling
W.J.H. Mulier Instituut | Arko Sports Media
Topsport: nationale trots Inzetten op klantenbehoud loont!
Jo Lucassen Jan Willem van der Roest
W.J.H. Mulier Instituut i.s.m. EFAA
januari 2009
Overige opdrachten
december 2009
Monitoring rijksregelingen sport ‘08-’09
Monitor combinatiefuncties ‘09-’10
Maatschappelijke participatie allochtone vrouwen via sport ‘09-’10
25
Gemeenten en provincies
Behoefte aan sportaccommodaties Houten
'09-'10 Benchmark lokale sportdeelname
Heusden
Ontwikkeling Park Randenbroek. Ruimte voor sport. Naar vitale en ‘brede’ sportverenigingen in Park Randenbroek
'09-'10
'08-'10
Sportdeelname Noordoostpolder
Verenigingsmonitor 2009 Eindhoven
Behoefte zwemwater
Sportdeelname verklaard
Almere
Den Haag
2009
'08-'09
Maatschappelijke rol sportverenigingen: Verenigingsmonitor Tilburg 2009
Sport, een verdiende plek in de wijk. Een onderzoek naar het gebruik en de effecten van sportplekken in Delfshaven, gemeente Rotterdam
Evaluatie brede impuls
Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Rotterdam, Eindhoven, Almere
Gemeenten
Gebruik en effecten van openbare sporten speelruimte gemeente Almere
Sportdeelname De Bilt 2009. Onderzoek naar sportdeelname en golf in de gemeente De Bilt
Noordoostpolder
'09-'10
Eindhoven,
2009 Sportbeleid in de gemeente Leiden: verenigingen aan het woord.
Topsportklimaat in Den Haag. Onderzoek naar het gebruik van en tevredenheid over ondersteuningsmogelijkheden voor topsporters in regio Den Haag
Sportdeelname gemeente Schijndel
'Doelbewust': voetbal als middel voor positief gedrag in de wijk '-Hertogenbosch
'08-'10
Schijndel
'09-'10
januari 2009 Lokale verenigingsmonitor Sportservice Midden Nederland
Provincies Overige opdrachten lokale overheid
'09-'10
december 2009
Ouderen fitness Kompan, Gelderse Sport Federatie, Gemeente Doetinchem
2009 Verenigingsmonitor 2009 Limburg
Samenwerking zwemverenigingen Sportsupport 's-Hertogenbosch
2009
Sportdeelname en actieve leefstijl provincie Flevoland Sportservice Flevoland
Positionering Overijssel binnen het Olympisch Plan 2028
Betekenis van WK voetbal voor regio en provincie Provincie Overijssel
2009
Schoolzwemmen ter discussie. Een onderzoek naar de meerwaarde van schoolzwemmen en vangnetregelingen, uitkomsten
Borstkrabbel leren is leuk!. Een onderzoek naar de beleving van de zwemlessen onder ouders en kinderen, uitkomsten
Huis voor de Sport Limburg
2009 De kansen van het Olympisch Plan 2028 voor Noord-Brabant
Wie zwemt er tegenwoordig? Een beschrijving van actueel zwemgedrag en de attitude over zwemmen
'09-'10 ‘Ik wil wel dat mijn kind leert zwemmen...’ Een onderzoek naar de factoren die de zwemvaardigheid beïnvloeden en de rol van allochtone ouders
Ester Wisse Agnes Elling Remko van den Dool
W.J.H. Mulier Instituut | Arko Sports Media
27
Sportkoepels en -bonden
Monitor en evaluatie ‘zo kan het ook’
Een prachtige tweede plaats. Een studie naar de stand van zaken van het meisjes- en vrouwenvoetbal in Nederlandse amateurvoetbalverenigingen
Gehandicaptensport Nederland
'09-'12
Homotolerantie in de sport Homosport Nederland
Evaluatie spelerspas 2009 KNVB
'09-'10 Evenementenlopers in beeld. Onderzoek naar de succesfactoren van loopevenementen op grond van de motivatie, beleving en waardering van de deelnemers.
Vechtsport en integratie
Verenigingsmonitor 2008
KNKF
De stand van zaken bij sportverenigingen
'07-'10 Janine van Kalmthout Marcia de Jong Jo Lucassen
Streetwise onderzoek NBB
W.J.H. Mulier Instituut | Arko Sports Media
Ontwikkeling Olympische spelen 2028 NOC*NSF
'08-'09
'09-'10
45+ voetbal
Netwerkanalyse aanbod sportonderzoek
KNVB
'09-'10
Recessie in de sport: uitkomsten verenigingsmonitor 2009 NOC*NSF
'09-'10
NOC*NSF
'09-'10
januari 2009
Overige opdrachtgevers Invloed schoolomgeving op beweeggedrag kinderen ZonMw
'08-'10
december 2009
Sportmindedness Universiteit van Amsterdam HvA
'09-'10 Playing for Succes
Effectiviteit interventies Platform Sport, Bewegen en Onderwijs
"It giet Oan!" Beleving van winterse sporten
‘09-’12
KPC
'09-'10
Raming aantal beroepssporters in Nederland
Monitoring en brede analyse beleidskader sport, bewegen en onderwijs Platform Sport, Bewegen en Onderwijs
‘09-’12
29
Verspreiden Volgen Begrijpen
Als maatschappelijke organisatie wil het Mulier Instituut de uit onderzoek verworven kennis en inzichten op een systematische wijze toegankelijk maken voor de sportwereld. De samenleving moet hier bij het vaststellen van sportbeleid over kunnen beschikken, voor uitwisseling en discussie. Daarom is verspreiden de derde van de drie kerntaken, naast en na volgen en begrijpen. Het instituut benut hiervoor diverse mogelijkheden. De belangrijkste is het al dan niet digitaal uitgeven van eigen publicaties. Achteraan in het jaarverslag is een overzicht opgenomen van alle publicaties die in 2009 zijn verschenen. Op de volgende pagina’s staan de overige verspreidingsactiviteiten in 2009 vermeld.
Website en nieuwsbrief Het Mulier Instituut verzamelt niet alleen kennis over sport, maar verspreidt deze ook, met name via publicaties. Daarbij spelen ook de nieuwsbrief en de website een belangrijke rol. Via de website zijn rapporten en/of samenvattingen daarvan toegankelijk. In 2009 is een aantal verbeteringen doorgevoerd om het verspreiden van deze informatie via de website te verbeteren. Naast het publiceren van papieren rapportages stelt het Mulier Instituut ook steeds meer informatie digitaal beschikbaar via de website, zowel samenvattingen als volledige rapporten. Ook is geïnvesteerd in de opmaak en productie van factsheets om de toegankelijkheid van onderzoeksinformatie en resultaten te vergroten. Begin 2009 heeft het Mulier Instituut een nieuwe brochure uitgegeven over de eigen organisatie. Hierin staat beschreven wat het instituut doet op het gebied van sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek, hoe het team is opgebouwd, wat de kerntaken zijn en wat het meerjarenprogramma 2007-2010 inhoudt. Mulier debat en (inter)nationale congressen De Mulier debatten vormen een podium waarop onderzoeksgegevens over actuele ontwikkelingen in de sport kunnen worden gepresenteerd én bediscussieerd. Op 23 maart 2009 vond in de Talent Factory in Den Bosch een bijeenkomst plaats waar het instituut nieuwe gegevens bekendmaakte over de invloed van de kredietcrisis op de sport. Het debat had als centrale thema “Recessie in de sport?”. Het Mulier Instituut organiseerde in juli 2009 het jaarlijkse congres van de International Sociology of Sport Association (ISSA), samen met het internationale bestuur van de ISSA en het congresbureau van de Universiteit Utrecht. Een groot aantal medewerkers en gelieerde onderzoekers van het instituut presenteerde er een paper. Elders in dit jaarverslag vertelt Saskia de Groot-Nuijten meer over deze bijeenkomst. Ook verzorgden veel medewerkers een presentatie bij andere congressen, zoals het EASM congres in Amsterdam, maar ook op congressen in Toronto (Canada), Rome (Italië), Bléd (Slovenië), Kopenhagen (Denemarken), Frankfurt (Duitsland) en Yerevan (Armenië). Lesgeven en begeleiden studenten Studenten van de opleiding Vrijetijdwetenschappen van de Universiteit van Tilburg kregen in de studiejaren september 2008 – juli 2009 en september 2009 – juli 2010 begeleiding van medewerkers van het Mulier Instituut bij het schrijven van hun scriptie. Deze scripties werden vaak ingepast in bestaande onderzoeken van het MI. Tevens gaven diverse medewerkers gastcolleges bij andere opleidingen, waaronder aan de Universiteit van Tilburg, de Fontys Economische Hogeschool Tilburg en Hogeschool InHolland Amsterdam. Gebruik bibliotheek Boeken en andere publicaties in de bibliotheek van het instituut zijn een dankbare bron voor veel studenten die een bachelor- of masterscriptie schrijven over een sportonderwerp. In 2009 werd hier veelvuldig gebruik van gemaakt. Er werden ruim 220 digitale en papieren publicaties aan de collectie toegevoegd.
30
31
Verspreiden
Begeleiden sportdeelnameonderzoeken Remko van den Dool en Remco Hoekman zorgen, samen met andere medewerkers, voor de verspreiding van kennis over de Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO). Zij fungeren als vraagbaak op dit terrein voor diverse onderzoekers bij onder meer gemeenten. Beiden waren in oktober betrokken bij de oprichtingsvergadering van een Platform Sportdeelname Onderzoek.
Volgen Begrijpen
Redacties, besturen en adviescommissies Via verschillende medewerkers was het Mulier Instituut in 2009 vertegenwoordigd in redactieraden en adviescommissies. Daartoe behoren onder meer: Plein Sport en Kennis (Koen Breedveld, Agnes Elling en Saskia de Groot-Nuijten), katern Wetenschap & Onderzoek in Sport & Strategie (Koen Breedveld en Saskia de Groot-Nuijten), Sport Lokaal (Remco Hoekman) en Vrijetijdstudies (Saskia de Groot-Nuijten), Extended Board ISSA (Agnes Elling), technische commissie OBiN (Remco Hoekman), Commissie Kwaliteitsbeleid Fit!vak (Jo Lucassen), Veldadviescommissie opleiding Sport en Bewegen Hogeschool Windesheim (Agnes Elling), adviescommissie universitaire bachelor NHTV (Koen Breedveld), en het Platform Sport, Bewegen en Onderwijs (Jo Lucassen). Remco Hoekman maakte deel uit van de adviescommissie die de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), NOC*NSF en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) adviseerde over de sportgemeente van het jaar. Jaarboek Sport Het Jaarboek Sport wordt ieder jaar in samenwerking met Arko Sports Media uitgegeven en laat een overzicht zien van alle relevante wetenschappelijke en beleidsmatige publicaties op het gebied van sport en van beleidsmatige ontwikkelingen. In 2009 werd een eerste slag gemaakt om het jaarboek te digitaliseren. Meer hierover is te lezen in een interview met Marcia de Jong, elders in dit jaarverslag. In de media Ook gaven medewerkers interviews aan diverse media over of op basis van hun onderzoekswerk. Vermeldenswaardig zijn het optreden van Paul Hover over recessie in de sport in RTL Nieuws (28 februari 2009), het gesprek van Agnes Elling bij BNR Nieuwsradio over homotolerantie in de sport (26 november 2009) en het interview met Jo Lucassen in RTL editie NL over het eerste NK footgolf (3 september 2009). NH 30-10-09 katern 1 pagina 11
Wiskundigen wijzen lopers de weg Het aantal hardlopende vrouwen onder de dertig jaar neemt sterk toe Steeds meer mensen lopen anno 2009 hard. Vooral vrouwen onder de dertig. Logisch gevolg: de recreatielopen bereiken de grenzen van hun groei. Door onze redacteur
Henk Stouwdam
Arnhem, 30 okt. De hardlopende vrouw is sterk in opkomst. Een vaststelling die aansluit bij het straatbeeld, maar nu ook met cijfers wordt onderbouwd. Uit onderzoek van de wetenschappers Maarten van Bottenburg en Paul Hover bij de tien grote loopevenementen in Nederland blijkt onmiskenbaar een toename van vooral jonge vrouwen. De verhouding man-vrouw onder de dertig jaar is 56 versus 40 procent, tegenover 85 versus 15 procent in de categorie 30 tot 55 jaar. Boven de 55 jaar neemt de animo om te hardlopen onder vrouwen snel af. Dan is nog maar zeven procent van de deelnemers aan die tien grote loopevenementen een vrouw. De wat oudere mannen doen het met 16 procent aanzienlijk beter. Naar de oorzaak blijft het gissen, omdat Hover, senior onderzoeker van het W.J.H. Mulierinstituut, en Van Bottenburg, naast zelfstandig onderzoeker ook bijzonder hoogleraar Sportontwikkeling en lector Sportbusiness, dat aspect er niet hebben uitgelicht. De hollende vrouw wordt pas de laatste decennia maatschappelijk geaccepteerd. Tot de jaren zeventig werd een vrouw op hardloopschoenen meewarig of afkeurend bekeken. En minder dan veertig jaar geleden werden vrouwen ge-
weerd bij marathons. Toen de Amerikaanse Katherine Switzer in 1967 een startbewijs voor de Boston Marathon had weten te bemachtigen – door zich als K.V. Switzer in te schrijven en niet haar geslacht te vermelden – trachtten officials haar uit de race te halen, wat werd verhinderd door haar vriend. Vijf jaar later werden vrouwen pas officieel tot de Boston Marathon toegelaten. Tegenwoordig worden de vrouwen allerminst genegeerd. Sterker, de vrouw is voor organisatoren van loopevenementen een dusdanige interessante groep dat er afzonderlijke lopen voor worden georganiseerd. De Marikenloop in
voorbijgangers die hem uitlachten en automobilisten die naar hem toeterden. Het gaat te ver om van een hype te spreken, maar de cijfers tonen aan dat het aantal joggers, trimmers en hardlopers – hoe ze ook mogen worden gekwalificeerd – spectaculair blijft groeien. De acht procent van de bevolking die in 1999 recreatief hardliep, groeide in 2003 tot twaalf procent en steeg in 2007, zo blijkt uit het onderzoek van Hover en Van Bottenburg, naar achttien procent. En het plafond lijkt nog niet bereikt. Dat beeld bevestigt eerder onderzoek, bijvoorbeeld van marktonderzoeksbureau Synovate on-
Een vrouw op hardloopschoenen werd lang meewarig of afkeurend bekeken Nijmegen is daarvan al zeven jaar het beste voorbeeld. Maar ook de zogenoemde Ladies Runs zijn bezig aan een opmars, van Amsterdam tot Rotterdam, van Zeeland tot Groningen en van Zandvoort tot Tilburg. De vrouwen dragen in belangrijke mate bij aan voortzetting van de tweede loopgolf, die eind jaren negentig is ingezet. Daarvoor was er zo’n vijftien jaar een periode van stagnatie, nadat het taboe op hardlopen in de publieke ruimte eind jaren zeventig, begin jaren tachtig was verdwenen. De Amerikaan George Sheehan geldt als de pionier die hardlopen op straat begin jaren zestig salonfähig heeft gemaakt. Pas nadat zijn tuin te klein werd als oefenterrein durfde hij de straat op, wat hem op publieke hoon kwam te staan van
bron: artikel uit NRC Handelsblad, 30 oktober 2009
der 3.500 recreatielopers uit zeven verschillende landen. Daaruit bleek dat 32 procent van de Nederlandse deelnemers aan georganiseerde lopen een jaar ervoor met trainen was begonnen. Dat percentage lag hoger dan in de andere landen, waardoor Nederland een relatief ‘jong’ hardloopland mag worden genoemd. En volgens Hover en Van Bottenburg is van die groep meer dan negentig procent niet voornemens te stoppen. Evenementenlopers zijn geen incidentele lopers. Het profiel van de gemiddelde deelnemer aan de grote Nederlandse loopevenementen is grofweg te betitelen als: autochtone man of vrouw tussen de 30 en 55 jaar, die hoog is opgeleid en betaalde arbeid verricht. De recreatieloper is dus een drukbezet mens die
kiest voor een sport met flexibele trainingstijden. En wat verder opvalt: maar elf procent van de deelnemers is allochtoon. Over de organisatie van loopevenementen zijn de deelnemers ronduit lovend. Als rapportcijfer geven zij een 8,4, wat door onderzoeker Hover uitzonderlijk wordt genoemd – „dat is niet presteren, maar excelleren.” Recreatielopers, zo blijkt uit het onderzoek, zijn allerminst voorspelbare mensen. Zo laat zestig procent zijn keus voor een loop bepalen door de sfeer tijdens het evenement en storen weinigen zich aan (de hygiëne van) toiletgelegenheden of de loopruimte op het parkoers. Dat laatste is opmerkelijk, omdat Hover en Van Bottenburg eveneens vaststellen dat de grenzen van de groei in zicht komen. Parkoersen zijn over grotendeels openbare wegen uitgezet en die kunnen simpelweg niet verbreed worden. De meeste organisaties hanteren intussen een deelnemerslimiet en in enkele gevallen worden wiskundigen ingezet om een vlotte doorstroom van lopers te bewerkstelligen. Hoewel flexibiliteit belangrijk is bij de keus voor hardlopen, hebben veel recreanten de bereidheid zich te binden aan een atletiekvereniging. Volgens Hover en Van Bottenburg is er onder deelnemers aan grote lopen een potentie van ongeveer 40.000 nieuwe leden van de Atletiekunie. Een deel bereidt zich al voor in onafhankelijke loopgroepen. Mocht de bond erin slagen die lopers te binden dan zou het aandeel leden van de Atletiekunie bij de tien grote recreatielopen van 25 naar 60 procent groeien.
32
Cruyff Courts maken veel enthousiasme los bij spelers en bewoners. De Courts dragen daardoor bij aan de dialoog tussen mensen die veel met elkaar te maken hebben zonder dat altijd te willen. Zeker voor allochtone jongens geldt dat de Courts een welkome aanvulling zijn op het huidige sportaanbod. Maar er is ook sprake van processen van verdringing en van vandalisme. Voetbalclubs tonen opvallend weinig belangstelling voor de veldjes en profiteren niet of nauwelijks van de komst van een Cruyff Court. Dat zijn de hoofdlijnen uit het onderzoek dat het Mulier Instituut in opdracht van de Johan Cruyff Foundation de afgelopen jaren deed naar de ervaringen met Cruyff Courts. De bevindingen zijn samengevat in de rapportage Scoren op het Cruyff Court, winnen in de wijk. Deze werden op 2 juni door Prinses Máxima in ontvangst genomen uit handen van Johan Cruijff. Loopevenementen krijgen een hoge waardering van de deelnemers, met gemiddeld een algemeen cijfer van 8,4. Er is vaak sprake van herhalingsbezoek; ruim vier op de vijf evenementenlopers had vaker aan een loopevenement deelgenomen en drie op de vijf was eerder deelnemer van hetzelfde loopevenement geweest. Voor de Atletiekunie en het Platform Loopevenementen biedt dit kansen om zich verder te positioneren. Dat bleek uit de op 28 oktober 2009 gepresenteerde resultaten van het loopsportonderzoek ‘Evenementenlopers in beeld’, uitgevoerd door Universiteit Utrecht en het Mulier Instituut (door prof. dr. Maarten van Bottenburg en drs. Paul Hover m.m.v. Fons Kemper). De Atletiekunie en het Platform waren de opdrachtgevers. De sport in Nederland mag rekenen op brede maatschappelijke steun. 71 Procent van de bevolking vindt sport belangrijk bij de opvoeding van kinderen. 62 procent vindt dat de sport een belangrijke bijdrage levert aan de wijk, 59 procent dat sport een belangrijke waarde levert aan de integratie van etnische minderheden. Dat waren de belangrijkste uitkomsten uit de SportersMonitor 2008, gepresenteerd in juli 2009, een grootschalige tweejaarlijkse peiling van de betrokkenheid bij en het denken over sport in Nederland. Als het gaat om topsport zijn de meningen ambivalenter. Geld voor topsport mag volgens de helft van de bevolking in ieder geval niet ten koste gaan van de breedtesport. Eén op de drie Nederlanders ondersteunt de ambitie om de Spelen naar Nederland te halen zonder meer. Een derde staat ‘enigszins’ achter de plannen, en één op de drie is vooralsnog tegen. Het Mulier Instituut heeft zich in 2009 als een van de partners aangesloten bij Fit for Life Nederland. Dit is een door het VSBfonds geïnitieerd interventienetwerk van organisaties en personen die willen bevorderen dat 50+-ers hun leven lang blijven bewegen en sporten. Door elkaar te inspireren, informeren, te prikkelen en samen te werken kan de beweging versterkt worden. Tijdens het jaarcongres van dit netwerk op 2 december 2009 hebben partijen met de ondertekening van een visiedocument verklaard zich actief te gaan inzetten om de kansen onder de groeiende groep senioren te benutten.
In de spotlights
Paul Hover Nederland naar olympisch niveau
Het is “slechts” een onderdeel van het Olympisch Plan 2028, maar het groeide uit tot een brede en diepgravende analyse van de Nederlandse sport. Het Expertrapport dat het Mulier Instituut mee hielp opstellen voor NOC*NSF geeft inzicht in de potenties van top- en breedtesport en in de maatschappelijke betekenis ervan. ‘Het is het rapport van NOC*NSF, het is hún boodschap. Wij hebben gezorgd voor de onderbouwing door wetenschappelijk materiaal aan te dragen’, zegt Paul Hover, die samen met Koen Breedveld aan het expertrapport werkte.
Hoewel het initiatief bij de sport lag, werd rond de Spelen van Peking al duidelijk dat de ambitie om de Spelen in 2028 naar Nederland te halen bredere implicaties heeft. Het kabinetsstandpunt heeft als motto: ‘Uitblinken op alle niveaus’ en kent ook doelstellingen op het gebied van onder meer welzijn, economie en ruimtelijke ordening. “Olympisch Vuur”, de brede Alliantie rond het OP2028, heeft het initiatief inmiddels overgenomen. ‘Het rapport staat in dienst van dat grote plan’, zegt Hover. Velen zijn onvoldoende op de hoogte van de inhoud van het Olympisch Plan, zo heeft hij gemerkt. Het heeft betrekking op de samenleving en niet op de (top)sport alleen. ‘Het plan heeft drie functies. Het initieert nieuwe ontwikkelingen, zoals die voor de sport in het Expertrapport zijn beschreven. Het is ook een katalysator, omdat is gesteld dat er in 2016 een beslissing genomen moet worden over een mogelijke kandidatuur. Er is dus een deadline. En het plan verbindt mensen en organisaties, zoals binnen de Alliantie is gebleken.’ ‘Tegelijkertijd zegt NOC*NSF dat het belangrijker is ’Nederland naar olympisch niveau’ te brengen dan de realisatie van de Spelen in Nederland. De reis is belangrijker dan de bestemming. Zoals blijkt in Madrid, dat de Spelen van 2016 niet heeft gekregen, maar wel erg tevreden is over het kwaliteitsniveau dat op allerlei terrein is bereikt.’
‘We hebben in het Expertrapport de maatschappelijke betekenis van de sport kunnen verduidelijken en meer richting kunnen geven. Dat neemt niet weg dat er nog werk aan de winkel is om veel veronderstelde maatschappelijke effecten van sport te onderbouwen met empirisch bewijs. Ik vind het ook mooi om te zien hoe breed de ambities van het plan reiken. Tegelijkertijd is er nog de uitdaging om de kracht van het plan buiten de sportsector beter te vermarkten en snel meer daden bij woorden te voegen.’ ‘Binnen de sport is het goed om te zien hoe bijvoorbeeld provincies bezig zijn met het Olympisch Plan. Het werpt zijn vruchten al af. Zo ben ik zelf betrokken bij een onderzoek van de provincie Overijssel naar hun positie binnen het OP2028. Daarbij gaat het er onder meer om kernsporten aan te wijzen waarin juist deze provincie een rol kan spelen, bijvoorbeeld op het gebied van talentontwikkeling.’
35
In de spotlights
Saskia de Groot – Nuijten Sportcongres over “Passion, Practice & Profit”
Het Mulier Instituut was in juli 2009 gastheer voor de ruim 200 deelnemers aan het jaarcongres van de International Sociology of Sport Association (ISSA). Passion, Practice & Profit was het thema van de bijeenkomst, die plaatsvond in het Academiegebouw van de Utrechtse Universiteit. Naast veel Europese deelnemers kwamen er ook wetenschappers uit verre windstreken als Australië, Brazilië, Iran en Taiwan. Het Mulier Instituut kreeg de gelegenheid het congres te organiseren in het jaar dat Nederland zich richtte op het Olympisch Plan 2028. Passie alom dus volgens een van de organisatoren Saskia de Groot-Nuijten. Zeker omdat velen binnen de sport en bij de overheid ervan uitgaan dat de samenleving als geheel zal profiteren van het proces dat mogelijk leidt tot een bid voor de Spelen van 2028.
Sociologen hebben de plicht die hoge verwachtingen en het enthousiasme rond de sport niet zomaar over te nemen, maar met de kritische blik van de onderzoeker de ontwikkelingen te volgen, zo stelde Koen Breedveld duidelijk in zijn voorwoord van het “Book of abstracts”. ‘Naast enkele plenaire lezingen konden de deelnemers kiezen uit meer dan 160 presentaties verdeeld over 38 thematische sessies’, vertelt Saskia de Groot – Nuijten, die samen met Agnes Elling en Jan-Willem van der Roest verantwoordelijk was voor de voorbereiding van en de gang van zaken tijdens het congres. Elling – lid van de extended board van ISSA – werkte nauw samen met het uitvoerend ISSA bestuur (Executive board) aan de inhoudelijke programmering, waaronder een plenair symposium over ‘Sport & Health’ en de selectie van het ingestuurde materiaal op basis van de zogenoemde call for abstracts. ‘Aan de keuze voor Nederland ging een langdurige lobby vooraf’, aldus De Groot. ‘Na afloop van het jaarlijks congres in 2006 in Argentinië stelde Nederland zich via het Mulier Instituut kandidaat. In 2008 ben ik zelf mee gegaan naar het ISSA-congres in Kyoto om te zien aan welke eisen de organisatie moet voldoen. We hebben samenwerking gezocht met het congresbureau van de Universiteit Utrecht en dat bleek een goede, professionele partner. Ik denk dat we mogen concluderen dat het allemaal heel goed is verlopen.’ Het ISSA-congres trekt deelnemers uit alle werelddelen. ‘Lang niet overal is er een instituut zoals wij dat hier in Nederland hebben. Velen van hen zijn verbonden aan een universiteit. De sfeer heeft ook wel iets van een reünie van mensen die elkaar ieder jaar ontmoeten. Daar hebben we op ingespeeld
met het randprogramma, met onder meer keuzes uit een fietstocht in Amsterdam, een kanotocht en uiteraard een rondvaart door de Utrechtse grachten. Een deel van de mensen hebben we ook een rondleiding gegeven in ons eigen instituut.’ ‘Zelf heb ik niet veel van de inhoud van het congres kunnen volgen. Ik was druk met de organisatie’, aldus Saskia de Groot. ‘Maar zo’n ISSA-congres kent een vast verloop en je hoeft weinig te improviseren. Wat dat betreft is een filmfestival zoals we dat in 2008 hadden heel wat hectischer. Maar qua omvang is dit wel het grootste evenement geweest dat het Mulier Instituut tot nu toe heeft georganiseerd.’ En zeer succesvol, als we mogen afgaan op de woorden van de ISSA voorzitter Steve Jackson: “Without a doubt the 2009 ISSA World Congress held in Utrecht was one of the best and most successful in our history. The local organising committee was outstanding offering an excellent scholarly, cultural and social program.”
37
Publicaties
In 2009 verschenen bijna 40 boeken en rapportages. Daarnaast werden er hoofdstukbijdragen in boeken en artikelen voor vakbladen en wetenschappelijke tijdschriften geschreven.
Medewerkers van het Mulier Instituut Boeken en rapporten Bottenburg, M. van & Hover, P. (2009). Evenementenlopers in beeld. Onderzoek naar de succesfactoren van loopevenementen op grond van de motivatie, beleving en waardering van de deelnemers. Utrecht/ ’s-Hertogenbosch: Universiteit Utrecht/ W.J.H. Mulier Instituut. Bottenburg, M. van m.m.v. Elling, A., Hoekman, R. & Dool, R. van den (2009). Op jacht naar goud: het topsportklimaat in Nederland, 1998-2008. Nieuwegein: Arko Sports Media. Breedveld, K. & Tiessen-Raaphorst, A. (2009). Sporten gemeten. Methodologische aspecten van het onderzoek naar sportdeelname. Den Haag/ ‘s-Hertogenbosch: Sociaal en Cultureel Planbureau/ W.J.H. Mulier Instituut. Breedveld, K., Romijn, D. & Cevaal, A. (2009). Scoren op het Cruyff Court, winnen in de wijk. Een studie naar het gebruik en de effecten van moderne trapveldjes. Nieuwegein/ ‘s-Hertogenbosch: Arko Sports Media/ W.J.H. Mulier Instituut. Dool, R. van den, Elling, A. & Hoekman, R. (2009). SportersMonitor 2008. Een beschrijving van actuele sportissues. Nieuwegein/ ‘s-Hertogenbosch: Arko Sports Media/ W.J.H. Mulier Instituut. Dool, R., Wisse, E. & Breedveld, K. (2009). Wie zwemt er tegenwoordig? Een beschrijving van actueel zwemgedrag en de attitude over zwemmen. Oosterbeek/ ‘s-Hertogenbosch: Vereniging Sport en Gemeenten/ W.J.H. Mulier Instituut.
39
Elling, A. & Dool, R. van den (2009). Homotolerantie in de sport. ‘s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut. Elling, A., Jong, M. de, Breedveld, K., Groot-Nuijten, S. de & Rootert, R. (2009). Jaarboek Sport, beleid en onderzoek editie 2008/2009. Nieuwegein: Arko Sports Media. Hoekman, R. (2009). Sportdeelname in Den Haag: sociaal bepaald en gelaagd. ’s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut.
Kalmthout, J. van, Jong, M. de & Lucassen, J. (2009). Verenigingsmonitor 2008. De stand van zaken bij sportverenigingen. Nieuwegein/ ’s-Hertogenbosch: Arko Sports Media/ W.J.H. Mulier Instituut. Kamphuis, C., Dool, R. van den, Broek, A. van den, Stoop, I., Adelaar, P. & Haan, J. de (2009). TBO/eu en TBO/nl. Een vergelijking van twee methoden van tijdbestedingsonderzoek. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Hoekman, R. & Dool, R. van den (2009). Sportdeelname in grote steden: een wereld van verschil? ’s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut.
Kooij, P. (2009). Fit in Charlois. De invloed van een sportactieve basisschool op het sport- en beweeggedrag van leerlingen in de wijk Carnisse in Rotterdam. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam.
Hoekman, R. & Kalmthout, J. van (2009). Sportbeleid in de gemeente Leiden: verenigingen aan het woord. Verslag van de bijeenkomst ‘Evaluatie sportbeleid’ voor verenigingen. ‘s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut.
Lindert, C. van (red.) (2009). Fit for Life: (on)bereikbaar doel? Quick scan Sport, Bewegen en Ouderen, 2009. Nieuwegein/ ‘s-Hertogenbosch/ Leiden: Arko Sports Media/ W.J.H. Mulier Instituut/ TNO Kwaliteit van Leven.
Hoekman, R. & Kalmthout, J. van (2009). Ontwikkeling Park Randenbroek. Ruimte voor sport. Naar vitale en ‘brede’ sportverenigingen in Park Randenbroek. ‘s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut.
Lindert, C. van, Frelier, M. & Nielander, D. (2009). Gebruik en effecten van openbare sport- en speelruimte gemeente Almere. ‘s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut.
Hoekman, R., Romijn, D. & Jong, D. de (2009). Sportdeelname De Bilt 2009. Onderzoek naar sportdeelname en golf in de gemeente De Bilt. ‘s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut. Hover, P. (2009). Positionering Overijssel binnen het Olympisch Plan 2028. ‘s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut. Hover, P. & Breedveld, K. (2009). Koplopers. Grensverleggend samenwerken in sport en bedrijf. Arnhem: Eiffel. Hover, P. & Doesborgh, M. (2009). De kansen van het Olympisch Plan 2028 voor Noord-Brabant. ‘s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut & Sportservice Noord-Brabant/ Olympisch Netwerk Brabant. Hover, P., Reijgersberg, N. & Bottenburg, M. (2009). Raming aantal beroepssporters in Nederland. ‘s-Hertogenbosch/ Drunen: W.J.H. Mulier Instituut/ Van Bottenburg - Onderzoek & Advies. Kalmthout, J. van & Lindert, C. van (2009). Maatschappelijke rol sportverenigingen: Verenigingsmonitor Tilburg 2009. ‘s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut.
Lindert, C. van, Romijn, D. & Cevaal, A. (2009). Sport, een verdiende plek in de wijk. Een onderzoek naar het gebruik en de effecten van sportplekken in Delfshaven, gemeente Rotterdam. ‘s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut. Lucassen, J. & Roest, J.W. van der (2009). Inzetten op klantenbehoud loont! Onderzoek Nationale Fitnessmonitor naar retentiebeleid bij fitnesscentra. Nieuwegein/ ‘s-Hertogenbosch: Arko Sports Media/ W.J.H. Mulier Instituut. Luijt, R., Reijgersberg, N. & Elling, A. (2009). Alles voor de sport!? (Gestopte) Topsporttalenten en hun ouders over investeringen, opbrengsten en offers. Nieuwegein/ ‘s-Hertogenbosch: Arko Sports Media/ W.J.H. Mulier Instituut. Mulier Instituut, W.J.H. (2009). ISSA 2009. Sport: Passion, Practice & Profit. Book of Abstracts. ‘s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut. Reijgersberg, N., Elling, A. & Hoekman, R. (2009). Topsportklimaat in Den Haag. Onderzoek naar het gebruik van en tevredenheid over ondersteuningsmogelijkheden voor topsporters in regio Den Haag. ‘s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut. Romijn, D. & Breedveld, K. (2009). “It giet Oan!” Onderzoek naar de betrokkenheid bij en beleving van winterse sporten in Nederland in de winter van 2008/2009. ‘s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut.
41
Romijn, D & Elling, A. (2009). “Een prachtige tweede plaats”. Een studie naar de huidige stand van zaken in het meisjes- en vrouwenvoetbal in Nederlandse amateurvoetbalverenigingen. ’s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut.
Breedveld, K. (2009). ‘Hoofdstuk 9. Vakantiesport.’ In: K. Breedveld. & A. Tiessen-Raaphorst (red.). Sporten gemeten (pp.86-90). Den Haag/ ‘s-Hertogenbosch: Sociaal en Cultureel Planbureau/ W.J.H. Mulier Instituut.
Smienk, M. (2009). Regulation in the market of Sports agents. Or no regulation at all? Utrecht: Universiteit Utrecht.
Breedveld, K. & Groot-Nuijten, S. de (2009). ‘Congres toont horzelfunctie sportsocialogie. Discussies over een veranderende sportpraktijk’. Sport & Strategie 3/5: 27.
Smits, F. (2009). ‘Wat hangt er in de lucht?!’ Gesponsorde en ongesponsorde kitesurfende jongens onder de 18 jaar: hun betekenisverlening aan de vrijheid discours die kenmerkend is voor lifestyle sporten, gerelateerd aan contextuele factoren. Utrecht: Universiteit Utrecht.
Breedveld, K. & Tiessen-Raaphorst, A. (2009). ‘Hoofdstuk 1. Inleiding.’ In: K. Breedveld. & A. Tiessen-Raaphorst (red.). Sporten gemeten (pp. 11.16). Den Haag/ ‘s-Hertogenbosch: Sociaal en Cultureel Planbureau/ W.J.H. Mulier Instituut.
Tiessen-Raaphorst, A. & Breedveld, K. (2009). Sport in the Netherlands 2009. Den Haag/ ‘s-Hertogenbosch: Sociaal en Cultureel Planbureau/ W.J.H. Mulier Instituut.
Breedveld, K. en Tiessen-Raaphorst, A. (2009). ‘Hoofdstuk 12. Samenvatting, conclusie en aanbevelingen.’ In: K. Breedveld. & A. Tiessen-Raaphorst (red.). Sporten gemeten (pp.108-114). Den Haag/ ‘s-Hertogenbosch: Sociaal en Cultureel Planbureau/ W.J.H. Mulier Instituut.
Wisse, E. (2009). Schoolzwemmen ter discussie. Een onderzoek naar de meerwaarde van schoolzwemmen en vangnetregelingen, uitkomsten werkgroep D meten en registreren. Oosterbeek/ ‘s-Hertogenbosch: Vereniging Sport en Gemeenten/ W.J.H. Mulier Instituut.
Cevaal, A. & Breedveld, K. (2009). ‘Cruyff Courts bieden kansen, tijd ze te benutten!’ SPORT Bestuur & Management 12/3: 16-17
Wisse, E. & Berk, H. van den (2009). Borstkrabbel leren is leuk!. Een onderzoek naar de beleving van de zwemlessen onder ouders en kinderen, uitkomsten werkgroep B meten en registreren. Oosterbeek/ ‘s-Hertogenbosch: Vereniging Sport en Gemeenten/ W.J.H. Mulier Instituut.
Elling, A. (2009). ‘Afscheid nemen van topsport’. In: M. van Bottenburg (red.). Op jacht naar goud. Het topsportklimaat in Nederland 1998-2008 (pp. 101-108). Nieuwegein: Arko Sports Media.
Wisse, E., Elling, A. & Dool, R. van den (2009). “Ik wil wel dat mijn kind leert zwemmen ...” Een onderzoek naar de factoren die de zwemvaardigheid beïnvloeden en de rol van allochtone ouders. Nieuwegein/ ‘s-Hertogenbosch: Arko Sports Media/ W.J.H. Mulier Instituut.
Elling, A. (2009). ‘Sportkeuzes van kinderen: een kwestie van willen, kunnen of mogen. De bepalende invloed van klasse, opleiding, sekse en etniciteit’. In: M. Bultynk (red.) 360°participatie (pp. 143-152). Brussel: Demos vzw.
Artikelen en hoofdstukken in boeken Bisseling, R., Jongert, T., Lucassen, J., Vries, S. de en Zwart, R. (2009). ‘Effectiviteit Interventies’. In: K. van Bijsterveld, P. Geelkerken en B. Brouwer (red.). Uitvoeringsplan Platform Sport, Bewegen en Onderwijs (pp. 105-131). Zwolle: Stichting Leerplan Ontwikkeling. Breedveld, K. (2009). 2008/9. ‘Een prachtjaar voor de sport.’ In: A. Elling, M. de Jong, K. Breedveld, S. de Groot-Nuijten & R. Rootert. Jaarboek Sport, beleid en onderzoek editie 2008/2009 (pp. 12-17), Nieuwegein: Arko Sports Media. Breedveld, K. (2009). ‘Het 18de Sociaal en Cultureel Rapport (boekbespreking).’ In: Vrijetijdstudies 27/1: 53-54.
Elling, A. & Dool, R. van den, (2009). ‘Bevolking nog ambivalent over olympische ambities’. Sport & Strategie 3/4: 27. Elling, A. & Janssens, J. (2009) ‘Negotiating Sporting and Sexual Identities’. In: Ph. Liotard (ed). Sports et Homosexualités (pp.1-29). Te downloaden van: http://www.revue-quasimodo.org Elling, A. & Janssens, J. (2009). ‘Sexuality as a structural principle in sport participation: negotiating sports spaces’. International Review for the Sociology of Sport 44/1: 71-86. Elling, A. & Luijt, R. (2009). ‘Different Shades of Orange? Media Representations of Dutch Women Medallists’. In: P. Markula (ed.). Olympic Women and the Media: International Perspectives (pp. 132-149). Houndmills: Macmillan. Ferez, S., Elling, A. & Liotard, P. (2009). ‘Sport homosexuel et mouvement social: la mise en scène du corps gay et lesbien’. Nouvelles Questions Féministes, 28/1: 84-97.
Breedveld, K. (2009). ‘Een glas half vol duurzaamheid.’ In: Vrijetijdstudies 27/3: 48-51.
43
Groot, S. de & Breedveld, K. (2009). ‘Sfeer en entourage bepalend voor succes loopevenementen’. Sport & Strategie 3/7: 27. Hoekman, R. (2009). ‘Telefoon of toetsenbord; over de effecten van terugvraagperioden en wijze van bevraging in het OBIN-onderzoek’. In: K. Breedveld & A. Tiessen-Raaphorst (red.). Sporten Gemeten (pp.32-42). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Hoekman, R & Poel, H. van der (2009). ‘Sport: speelbal voor ruimtelijke ordening’. In: Rooilijn 42/2: 458-465. Hover, P. & Breedveld, K. (2009). ‘Olympisch doel staat in schaduw van de reis’. Vrijetijdstudies 27/4: 7-15.
Romijn, D. & Hoekman, R. (2009). ‘Mulier Instituut onderzoekt sportdeelname en golfbehoefte in De Bilt’. Sportknowhow XL; adviezen uit de praktijk. Te downloaden van http://www.sportknowhowxl.nl http://www.sportknowhowxl.nl /index.php?pageid=detail&catid=adviezen-uit-de-praktijk&cntid=4163 Stuij, M. (2009). ‘School, Bewegen en Sport: de uitvoering. Verslag vanuit het perspectief van de onderzoeker’. Lichamelijke opvoeding 17: 36-39. Tiessen-Raaphorst, A. & Breedveld, K. (2009). ‘Hoofdstuk 8. Dansen als sport.’ In: K. Breedveld. & A. Tiessen-Raaphorst (red.). Sporten gemeten (pp.81-85). Den Haag/ ‘s-Hertogenbosch: Sociaal en Cultureel Planbureau/ W.J.H. Mulier Instituut.
Hover, P. & Kalmthout, J. van (2009). ‘Groeiambitie sportverenigingen stijgt tot Olympische hoogten’. SPORT Bestuur & Management 12/ 5: 14-15.
Tiessen-Raaphorst, A., Ingen, E. van & Breedveld, K. (2009). ‘Hoofdstuk 10. Gevonden geschatte tijd.’ In: K. Breedveld. & A. Tiessen-Raaphorst (red.). Sporten gemeten (pp.91-97). Den Haag/ ‘s-Hertogenbosch: Sociaal en Cultureel Planbureau/ W.J.H. Mulier Instituut.
Hover, P & Kalmthout, J. van (2009). ‘Hou het hoofd boven water met professionaliteit, lef en creativiteit’. SPORT Bestuur & Management 12/ 2: 49-51.
Tiessen-Raaphorst, A. & Lucassen, J. (2009). ‘Hoe zit het nu werkelijk met onwenselijk gedrag in de sport?’ SPORT Bestuur & Management 12/2: 26-29.
Hover, P. e.a. (2009). ‘De Olympische droom en Nederland: uitdagingen voor de toekomst’. In: NOC*NSF. Expertrapport. Nederlandse sport naar Olympisch niveau. Een nadere uitwerking van het sportgedeelte van Olympisch Plan 2028 (pp. 11-36; 37-62). Deventer: ...daM uitgeverij.
Gelieerde onderzoekers
Ingen, E. van & Breedveld, K. (2009). ‘Hoofdstuk 3. Betrokken sporters. Waarom sporters oververtegenwoordigd zijn in Tijdsbestedingsonderzoek.’ In: K. Breedveld. & A. TiessenRaaphorst (red.). Sporten gemeten (pp.25-31). Den Haag/ ‘s-Hertogenbosch: Sociaal en Cultureel Planbureau/ W.J.H. Mulier Instituut.
Bosscher, V. de, Knop, P. de, Bottenburg, M. van, Shibli, S. & Bingham, J. (2009). ‘Explaining international sporting success: An international comparison of elite sport systems and policies in six countries’. Sport Management Review 12/3: 113-136.
Ingen, E. van, Stoop, I. & Breedveld, K. (2009). ‘Non-response in the Dutch time use surveys: strategies for response enhancement and bias reduction.’ Field Methods 21/1: 69-90.
Bosscher, V. de, Knop, P. de & Bottenburg, M. van (2009). ‘An analysis of homogeneity and heterogeneity of elite sport systems in six nations’. International journal of Sports Marketing and Sponsorship 10/2: 111-131.
Kalmthout, J. van & Veldhoven, N. van (2009). ‘Sportverenigingen op zoek naar maatschappelijke rol’. SPORT Bestuur & Management 12/ 3: 26-29.
Claringbould, I. (2009). ‘Beleidsvragen over de positie van vrouwen in sportbestuursfucnties’. Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 209: 33-35.
Kamphuis, C., Dool, R. van den, Tiessen-Raaphorst, A. & Breedveld, K. (2009). ‘Trends in sportdeelname in Nederland over de periode 1979-2007’. In: J. Westermann (red.), Sport & Geneeskunde. The Flemish/ Dutch journal of sports medicine and sports science 5: 13-19. Nieuwegein: Arko Sports Media.
Heuvel, M. van den & Hoekman, R. (2009). ‘Zonder sport geen leefbaarheid, het toegenomen belang van sport in de stedelijke vernieuwing’. Sport & Strategie 2/1: 46-47
Kemper, F. e.a. (2009). ‘De Olympische droom en De maatschappelijke betekenissen van sport.’ In: NOC*NSF. Expertrapport. Nederlandse sport naar Olympisch niveau. Een nadere uitwerking van het sportgedeelte van Olympisch Plan 2028 (pp. 11-36; 81-108). Deventer: ...daM uitgeverij.
Hilvoorde, I. van (2009). ‘De sprong naar 2028. Meerwaarde en risico’s van een lange aanloop’. Sport & Strategie 3/5: 10-11 Hilvoorde, I. van & Landeweerd, L. (2009). ‘Oscar Pistorius: Towards a Technolympics’. In: I Gevers e.a. (red.). Difference on Display. Diversity in art, science and society (pp.230-237). Rotterdam: NAI Publishers.
Mossel, G. van, Stuij, M. & Wisse E. (2009). ‘Het onderzoek School, Bewegen en Sport’. Lichamelijke opvoeding 17: 11-15.
45
Hilvoorde, I. van (2009). ‘Naar een nieuwe mens?’ In: S. van der Hoek & T. Pieters (2009). Supergenen en Turbosporters. Een nieuwe kijk op doping (pp. 206-218). Amsterdam: Nieuw Amsterdam. Koning, R.H. & Velzen, B. van (2009). ‘Betting Exchanges: The Future of Sports Betting?’ International Journal of Sports Finance 4/1: 42-62. Koning, R.H. (2009). ‘Sport and measurement of competition’. De Economist 157/2: 229-249. Koning, R.H. (2009). ‘Sport en de kredietcrisis’. Sport Knowhow XL. www.sportknowhowxl.nl/index.php?pageid=detail&catid=alleen-op-de-wereld&cntid=2934 Koning, R.H. (2009). ‘Een prikkelend antidopingvoorstel voor de wielersport’. Me Judice. 11 juli 2009. Koning, R.H. (2009). ‘Met data naar het doel’. Sportgericht 63/6: 36-39. McNamee, M., Müller, A., van Hilvoorde, I. & Holm, S. (2009). ‘Genetic testing and Sports Medicine Ethics’. Sports Medicine 39/5: 339-344. Schoots, E. & Hilvoorde, I. van (2009). ‘‘Weldoen’: een ethisch principe belicht aan de hand van een sportgeneeskundige casus’. Sport & Geneeskunde: Flemish/Dutch Journal of sports medicine and sports science 42/2: 30-34. Stokvis, R. (2009). ‘Social functions of high school athletics in the United States. A historical and comparative analysis’. Sport in Society 12/9: 1236-1249 Stokvis, R. (2009). ‘Sport en middelbaar onderwijs in de VS en Nederland’. Sociologie 5/4: 484-501. Vermeulen, J. & Verweel, P. (2009). ‘Participation in sport: bonding and bridging as identity work’. Sport in Society 12/9: 1206 -1219. Verweel, P. (2009). ‘Met sporten ga je dwars door al die hokjes heen’. Mitros forum 2-4, 11/1: 2-4. Verweel, P. ( 2009). ‘Rationalisering brengt de sport niet verder’. Sport Knowhow XL. www.sportknowhowxl.nl/index.php?pageid=detail&catid=SportverenigingEnPassie&cntid=4256.
46
W.J.H. Mulier (1865-1954) W.J.H. (Pim) Mulier kan worden beschouwd als de aartsvader van de Nederlandse sport. Hij richtte de eerste Nederlandse voetbal-, hockey- en bandyclub op, was één van initiatiefnemers van de Elfstedentocht en de Nijmeegse Vierdaagse en stond aan de basis van de oprichting van de Atletiekunie (KNAU), de voetbalbond (KNVB) en de internationale schaatsunie (ISU).
Bezoekadres W.J.H. Mulier Instituut Postelstaat 59 5211 DX ’s-Hertogenbosch Telefoon: 073 612 64 01 Fax: 073 612 64 13 E-mail:
[email protected] Website: www.mulierinstituut.nl
Postadres W.J.H. Mulier Instituut Postbus 188 5201 AD ’s-Hertogenbosch
Colofon Interviews en redactie: Cors van den Brink Eindredactie: W.J.H. Mulier Instituut, ‘s-Hertogenbosch Ontwerp en vormgeving: Yanniek ontwerpers, ‘s-Hertogenbosch Fotografie binnenwerk: Yanniek ontwerpers, ‘s-Hertogenbosch Fotografie omslag: Fotoreportages Anita Riemersma, Almere-Stad Druk: Drukkerij Biblo van Gerwen, ’s-Hertogenbosch © W.J.H. Mulier Instituut, 2010