NOTA Betreffende de controle over Automatique Electrique SA (Atea), Antwerpen, 22 Boomgaardstraat, in de periode van 1 april 1942 tot 3 september 1944. Geschreven door Eugen Merkel in oktober 1944.
Inhoud Inleiding ................................................................................................................................................. 1 De verhoudingen in de Belgische elektrotechnische industrie bij overname van de leiding van de firma. ...................................................................................................................................................... 2 Toestand van de grondstoffen .............................................................................................................. 4 Doelstelling en eerste maatregelen voor het realiseren van een productietoename en een behoorlijke rendabiliteit bij Atea ........................................................................................................... 4 Samenwerking met de Raad van Beheer .............................................................................................. 6 Voorstel door de Raad van Commissarissen van 30/10/1942 om de fabriek te verpachten aan Siemens ................................................................................................................................................. 7 JAARVERSLAG VAN HET BOEKJAAR 1942 ........................................................................................ 8 1) Financieel ........................................................................................................................................ 8 2) Exploitatie ........................................................................................................................................ 9 3) Productiedomeinen .......................................................................................................................... 9 Inkomende opdrachten tijdens het jaar 1942 ...................................................................................... 11 Opmerkingen over de inkomende order ............................................................................................. 11 Prestatie van de fabriek ..................................................................................................................... 12 Personeel en sociale maatregelen ..................................................................................................... 13 JAARVERSLAG VAN HET BOEKJAAR 1943 ...................................................................................... 15 Binnengekomen orders voor 1943 ..................................................................................................... 15 Prestatie van de fabriek ..................................................................................................................... 16 Personeel en sociale maatregelen ..................................................................................................... 17 Begeleiding van de Atea-werknemers door Siemens in Berlijn ........................................................... 18 Technologie en ontwikkeling .............................................................................................................. 19 Uitbreiding van het machinepark ........................................................................................................ 19 Algemene vooruitgang ....................................................................................................................... 19 JAARVERSLAG VAN HET BOEKJAAR 1944 ...................................................................................... 20 Bedrijfsverbeteringen, sociale maatregelen, personeelskwesties. ....................................................... 22 SLOTBEMERKINGEN. ......................................................................................................................... 23
Inleiding De Raad van Beheer van Automatique Electrique S.A. (Autelco-Atea) zag zich in het begin van 1942 geconfronteerd met de vraag de functie van directeur-generaal van de firma opnieuw in te vullen. Door de betrokkenheid van de Verenigde Staten van Amerika in de oorlog kon in het door de Duitse strijdkrachten bezette België de functie van directeur-generaal niet meer waargenomen worden door de Amerikaanse staatsburger E.F. Stehlik. Op verzoek van de Duitse bezetter (“Rüstungsinspektion” in Brussel) werd hij in het begin van 1942 uit zijn ambt ontheven door de Raad van Beheer van de firma. De “Rüstungsinspektion” (bewapeningsinspectie) stelde de firma voor de keuze, de leiding te geven aan een Duitse staatsburger of de aanstelling van een voorlopige commissaris door de Duitse Wehrmacht te aanvaarden.
merkel_nl.doc
1 van 24
13-nov-12
In dit laatste geval zou de Raad van Beheer ontheven worden van zowel zijn wettelijke als statutaire rechten en plichten. Het was de begrijpelijke wens van de raad, om zichzelf niet vrijgesteld te zien van de verantwoordelijkheid voor het lot van het bedrijf en dus de aanstelling van een commissaris zo mogelijk te vermijden. Met de benoeming van een commissaris zou volgens de Raad van Beheer de situatie voor Atea op onvoorspelbare en in sommige gevallen ongewenste wijze kunnen evolueren en zou de firma kunnen worden ingezet voor producties die niet in overeenstemming waren met het bestaande fabricatiedomein. Om een dergelijke ontwikkeling tegen te gaan, leek de voorzetting van de onderneming met een ongewijzigd fabricatieprogramma door aanstelling van een Duitse staatsburger als directeur-generaal van twee kwaden het minst erge. Gezien het feit dat al voor het uitbreken van de vijandelijkheden met de Verenigde Staten van Amerika de hoofdaandeelhouder van de Automatic-Telephone-Company in Chicago, de heer Adams, de overname van de Atea-aandelen aan de firma Siemens had aangeboden, was het duidelijk voor de Raad van Beheer dat de samenwerking met Siemens de beste garantie was voor het vinden van een oplossing waar1 bij rekening werd gehouden met de belangen van de firma. Begin 1942 waren er voorbereidende gesprekken tussen de Raad van Beheer van Atea en Leon Bonifas, directeur van Siemens S.A. in Brussel, die eindigden met de vraag van de Raad van Beheer van Atea aan Siemens om iemand van zijn medewerkers aan te duiden, die de leiding van de onderneming als directeur-generaal zou kunnen overnemen. Hierbij werd verondersteld dat Siemens naar beste vermogen zou proberen om het bestaande productiegamma van de firma veilig te stellen, zijnde de productie van telefoons alsook elektrische meetinstrumenten en tellers. Deze wens van de Raad van Beheer van Atea paste perfect in het plan van het Siemens-huis om de productie voor civiele behoeften of noden die niet rechtstreeks waren gelinkt met de strijdkrachten wanneer mogelijk uit te besteden en daarbij gebruik te maken van de capaciteiten die aanwezig waren in het door Duitsland bezette gebied. Op 19 maart 1942 werd ondergetekende “een leave of absence” toegekend om de leiding van Atea over te nemen, met behoud van zijn positie als algemeen gemachtigde van Siemens & Halske AG. Op deze manier werd elke mogelijkheid tot conflict met betrekking tot een totaal niet-beïnvloede uitvoering bij Atea uit de weg geruimd en werd de basis gelegd voor een fiduciaire behartiging van de belangen van Atea. Anderzijds garandeerde de aanwezigheid van ondergetekende in de unie van Siemens met Atea dat hun beider belangen konden worden waargenomen zoals vooropgesteld door de beide moedermaatschappijen (Autelco en Siemens). Dat hierbij moest rekening worden gehouden met de grenzen, bepaald door verordeningen van de Duitse civiele en militaire machtshebbers, was net zo vanzelfsprekend als het feit dat de capaciteit van Atea hoofdzakelijk moest worden aangewend voor Siemens, dit als natuurlijke tegenprestatie voor de steun van laatstgenoemde aan Atea. Officieel werd de leiding van het bedrijf overgenomen door ondergetekende op 1 april 1942. Dit werd bij het personeel bekendgemaakt door een aanplakking in 3 talen die is blijven hangen in de werkplaatsen tot bij zijn vertrek (zie bijlage 1).
De verhoudingen in de Belgische elektrotechnische industrie bij overname van de leiding van de firma. De Belgische elektro-industrie werkte in het begin van 1942 vrijwel nog alleen voor de behoeften van het eigen land en voor de export. Grote bevoorradingen van allerlei grondstoffen lieten toe, zij het steeds in mindere mate, de activiteiten voort te zetten, zonder aangewezen te zijn op Duitse bestellingen. Deze laatste werden slechts met tegenzin aangenomen. Hierin kwam geleidelijk verandering en uiteindelijk was
1
Dit statement van Dhr. Merkel wordt echter ook tegengesproken door iemand van de “board” van Siemens.
merkel_nl.doc
2 van 24
13-nov-12
het zo dat de grote fabrieken overwegend voor Duitsland gingen produceren. De oorzaak van deze ommekeer was tweeërlei: De beschikbaarheid van materiaal, in het bijzonder van eersteklas metaal, werd steeds kleiner door de afnemende toevoer uit het buitenland En was het niet de bedoeling van de Duitse bezetter om in toenemende mate werkloosheid of inactiviteit te laten ontstaan - Belgische ondernemingen bleven ontslagen arbeiders uitbetalen (soms grote bedragen) om te verhinderen dat zij naar Duitsland zouden trekken. Bedrijven waar de aanwezige productiecapaciteit niet ten volle benut werd, liepen gevaar dat hun arbeiders, in het bijzonder de vaklui, gevorderd werden om ofwel in andere bedrijven in België of in Duitse bedrijven te gaan werken. Het was niet zozeer de wil om met Duitsland te ‘collaboreren’ die zorgde voor een geleidelijke verschuiving van de afnemer(klant)regio’s, maar veeleer de drang tot zelfbehoud van de individuele bedrijven en hun inspanningen om door leveringen aan Duitsland de inlandse arbeidskrachten te behouden en deze daarmee een dienst te bewijzen. De realisatie van deze ideeën verliep echter zo traag dat voorlopig de aftocht van arbeiders en het inzetten ervan in de Duitse industrie niet te voorkomen was. Dit is des te begrijpelijker wanneer we hier vaststellen dat het percentage vakmensen in de Belgische industrie over het algemeen buitensporig hoog was. Diepgaande studies leken te rechtvaardigen dat op vele plaatsen in het hele land het teveel aan goedopgeleide vakmensen kon worden vervangen door laaggeschoolde werkkrachten. Finaal was de vorming van laaggeschoolden een voordeel voor het bedrijf zelf, daar goedkopere arbeidskrachten konden ingezet worden voor werk dat niet door speciaal opgeleide vakmensen diende te gebeuren. De Belgische overwegingen gingen echter een andere richting uit. De Belgische bedrijven waren niet geïnteresseerd in een goedkopere productie noch in een uitbreiding van hun bedrijf. Zij zouden liever lange tijd minder en relatief duur produceren en verkopen om hun materiaalvoorraden te sparen, maar met toch voldoende opbrengst om hun bedrijven te kunnen laten voortleven, dan door het opgeven van dit beleid indirect de Duitse belangen te dienen. Binnen de nationaal-Belgische overwegingen was het ook een ongeschreven wet en werd het als een interessante sport beschouwd om economische verordeningen van de bezettingsmacht, die uitgevaardigd en opgelegd werden om de Duitse belangen te behartigen, met enige handigheid zo te omzeilen dat dit, zonder strafbaar te worden, hun activiteiten sterk zou verminderen en zelfs volledig paralyseren. Voor een bevolking die zich zelfs in vredestijd enthousiast toelegde op het vinden van achterpoortjes in nieuwe wetten om deze te kunnen omzeilen, kon het niet moeilijk zijn om deze tactiek toe passen op een vijandige bezettingsmacht. Zou deze situatie lichtgeraakte geesten ontstemmen, dan heeft de rustige waarnemer de mogelijkheid om vast te stellen hoe vaak op een vrij charmante, naar buiten toe zeer zelden irriterende manier gezocht wordt om de nationale belangen te behartigen. Om vreugde te vinden in een samenwerking heeft de sluwe en handige Belg behoefte aan een gelijkwaardige of een superieure partner. Heeft hij deze gevonden, dan is hij betrouwbaar en stopt hij alle vanaf het begin als nutteloos erkende pogingen tot tegenwerking. Deze opmerking is toegestaan, daar in het vastgestelde feit misschien ook wel een reden te zoeken is, waarom de samenwerking tussen gelijkwaardige contractpartners in de relatie Siemens – Atea vormen aannam en resultaten toonde die in toenemende mate voldoening schonken aan beide partners. Zoals reeds vermeld was de Belgische elektro-industrie in het begin van 1942 vooral bezig met binnenlandse en exportbestellingen (met uitzondering van Duitsland). Hoewel al in 1941 tamelijk belangrijke opdrachten van de Duitse elektro-industrie (en van andere Duitse groothandelszaken) naar de Belgische elektro-industrie werden verschoven, waren de leveringen nog vrij onbeduidend.
merkel_nl.doc
3 van 24
13-nov-12
Maar het zou verkeerd zijn - zelfs als de hierboven beschreven redenen voor de terughoudendheid van de Belgische ondernemers een belangrijke rol spelen - het gebrek aan opbrengstvermeerdering van de door Duitsland toegekende orders uitsluitend te wijten aan onwil van de Belgische ondernemingen. Enerzijds vereisten deze taken een aantal zeer tijdrovende technische voorbereidingen en studies (bv. gereedschapmakerij), anderzijds waren voor de meeste producten materiaalveranderingen nodig, die niet zelden in het begin aanzienlijke bewerkingsmoeilijkheden met zich brachten en uiteindelijk verliep de continue toevoer van materiaal niet altijd volgens het ritme van de productie. Dit laatste was te wijten aan hetzij administratieve belemmeringen, hetzij directe of indirecte gevolgen van de vijandelijkheden. Om de onbelemmerde voortgang van de productie bij Atea te verzekeren, beschouwde ondergetekende het als aangewezen om tot een redelijke omvang in de fabriek Belgische bestellingen te laten uitvoeren om de continuïteit van de werkgelegenheid te garanderen. Deze bestellingen kwamen vooral van de post (Regie des Télégraphes et Téléphones – RTT) en van de spoorwegen (Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen - NMBS). Vanuit deze optiek dacht hij dat het ook van essentieel belang was om aan de Belgische behoeften inzake communicatiemiddelen, meetapparatuur enz. te voldoen voor zover dit in oorlogstijd mogelijk was. De gewenste en ook bereikte toename van de totale productie van de fabriek moest er automatisch voor zorgen dat, bij inachtneming van een bepaalde verhouding tussen de leveringen aan Siemens en die bedoeld voor de Belgische behoeften, deze laatste steeds beter bevredigd werden. De Duitse bewapeningsdiensten waren overtuigd van de juistheid van deze werkwijze en ook Siemens keurde dit goed. Op deze manier konden de belangen van alle partijen met elkaar worden verbonden, zonder dat er voor een ideologisch of zakelijk conflict moest worden gevreesd. Dit beleid van evenwichtige behartiging van de belangen is vanaf het begin van de functie van ondergetekende tot het einde ervan aangehouden. Wanneer de leveringen in sommige periodes overhelden in het voordeel van de ene of de andere partner was dit te wijten aan externe omstandigheden (materiaalaanvoer, voorbereidingstijden voor nieuwe producties, enz.), zonder dat daardoor de basislijn werd verlaten.
Toestand van de grondstoffen Schaarse metalen (koper, messing, tin) werden voornamelijk op de zwarte markt verhandeld of lagen als in het zwart ingekochte voorraden in de fabrieken. Deze voorraden waren nergens geregistreerd en werden ook niet aan de bevoegde instanties gemeld. Bij de meeste ondernemingen ontbrak een bruikbare grondstoffenboekhouding en als ze er dan toch was, beschreef ze enkel de bewegingen van de reglementair verkregen producten. Bijgevolg moest bij de kostprijsberekening rekening worden gehouden met grondstoffen die geen officiële inkoopprijs hadden. Bewijs van reproductie was moeilijk omdat in een gewone berekening, die in bepaalde omstandigheden een overheidscontrole moest doorstaan, geen ruimte voorzien was voor ‘zwarthandelinkoopprijzen’. Anderzijds lieten de in Duitsland geldende voorschriften betreffende een prijsstop alleen de toekenning van deze prijzen toe aan buitenlandse leveranciers, waarbij de elders gefabriceerde goederen in Duitsland aan de gebruikelijke binnenlandse verkoopprijs konden worden verkocht.
Doelstelling en eerste maatregelen voor het realiseren van een productietoename en een behoorlijke rendabiliteit bij Atea Tijdens zijn eerste twee weken op Atea (maart 1942) had ondergetekende zich een goed beeld kunnen vormen van de situatie van de onderneming en ook van haar productiemogelijkheden en zo gaf hij op de jaarlijkse bijeenkomst van de Raad van Beheer op 15/04/1942 in het kantoor van de Generale Maatschappij in Brussel een duidelijke uiteenzetting over zijn plannen (zie bijlage 2). Deze verklaring werd
merkel_nl.doc
4 van 24
13-nov-12
zonder tegenwerpingen aangehoord en voor kennisgeving aangenomen. Als uitvloeisel van deze verklaring werd door hem gevraagd de volgende doelstellingen te bereiken en de hiervoor vereiste maatregelen te treffen: •
Verhoogde omzet per arbeider (betere prestatie) Een productiviteitsverhoging van 50/60 % werd becijferd Dat is geleidelijk aan bereikt.
•
Overgang naar serieproductie over de hele lijn, instellen van stukproductie en bijzondere constructies.
•
Beperken tot een paar types binnen elke productiegroep van centrales, toestellen, meettoestellen enzovoort.
•
Invoering van tijdmetingen om te komen tot de meest gunstige werktijden en ook van aangepaste tarieven voor akkoordwerk.
•
Ombuigen van het niet meer benodigde verkoopapparaat (vertegenwoordigers en agenten) naar productie en inkoopondersteunende taken.
•
Uitdenken van een nieuwe en betere stockstructuur met overzichtelijke magazijnen en van een doelgerichter stockbeheer.
•
Geleidelijke vermindering van de zeer hoge voorraden door gebruik te maken – zelfs ten koste van bepaalde essentiële wijzigingen in het ontwerp - van bestaande materialen met standaardafmetingen.
•
Invoering van verbeterde arbeidsmethoden
Siemens & Halske AG had zich bereid verklaard technische ondersteuning te geven waar nodig en gewenst. Siemens stelde een ervaren, jongere productie-ingenieur en een doorwinterde fabrieksbediende constant ter beschikking van Atea. Deze beide vakmannen hebben van mei 1942 tot begin september 1944 bij Atea gewerkt. Salaris en verblijfskosten werden door Siemens & Halske gedragen. Reeds bij overname van de eerste grote S&H AG-opdrachten voor het produceren van toestellen met Siemens-techniek bleek het handig om bepaalde routines en methodes van Siemens & Halske A.G. toe te passen. De reizen van de fabrieksdirecteur van Atea naar Berlijn en later naar Wenen, het uitzenden van gespecialiseerde vakmannen voor een training van meerdere weken in de Siemens-fabrieken in Berlijn, alsook een regelmatige ideeënuitwisseling tussen permanent in Antwerpen verblijvende Siemensingenieurs, Siemens-werkbazen en andere Siemens-techniekers, inspecteurs, technische revisors enz., zouden in grote mate moeten bijdragen tot het bereiken van het gestelde doel. Siemens & Halske A.G. besloot ook om hiervoor aan Atea geen kosten te factureren, hoewel deze aanwendingen voor beide partijen belangrijk waren. De ondersteuning van Atea door Siemens ging zelfs zo ver, dat de vice-voorzitter van de Raad van Beheer, de heer Bemelmans dit niet anders kon verklaren dan door het in de lente van 1944 aan het adres van ondergetekende geopperde vermoeden, dat de Siemens-groep de aandelen van Atea in New York zou hebben laten opkopen. Dit vermoeden werd de heer Bemelmans ingefluisterd door zijn directeur van de Banque d’Anvers. Het mag gezegd worden dat de inspanningen van Siemens & Halske A.G ten gunste van Atea steeds dankbaar aanvaard werden door de organisatie en ook door de individuele werknemer, wiens werk op deze wijze aangenaam werd verlicht en waardoor heel wat problemen werden opgelost. Zonder twijfel heeft Atea op deze manier vele ontwikkelingen, waarvoor ze jaren zou hebben moeten werken, op een praktische manier gewoon kunnen overnemen Ook hier was deze volledig vanzelfsprekende samenwerking van het grootste belang voor Atea.
merkel_nl.doc
5 van 24
13-nov-12
Samenwerking met de Raad van Beheer De Raad van Beheer, die in essentie enkel was geïnteresseerd in louter financiële aangelegenheden van het bedrijf, beperkte zich ook tot de behandeling van dergelijke problemen en de assistentie bij de oplossing ervan. De Raad bemoeide zich niet met het bedrijfsbeleid, nam alleen heel occasioneel buiten de officiële vergaderingen - waaraan ondergetekende deelnam- kennis van rapporten over de globale situatie en kwam pas tot actie als er gevreesd werd dat een door de directie genomen maatregel na de oorlog aan Belgische of Amerikaanse (aandeelhouders) zijde misverstaan zou kunnen worden of in het nadeel van afzonderlijke leden van de Raad zou kunnen worden geïnterpreteerd. Bij de behandeling van dergelijke moeilijke problemen werd steeds een compromis gevonden, dat eventuele conflicten uitsloot, zowel voor de Raad van Beheer als voor de ondergetekende in zijn hoedanigheid van fiduciair beheerder en leider van het aan hem toevertrouwde bedrijf en ook als verantwoordelijke ten opzichte van de Duitse bezettingsmacht en de Siemens-organisatie, die hem had afgevaardigd. De plaatsvervangende voorzitter van de Raad van Beheer, de heer Bemelmans, had soms bij de uitvoering van contractuele overeenkomsten met Siemens de neiging om deze zo te interpreteren dat het belang van Atea niet voldoende zou beschermd zijn geweest. Hoewel de grootmoedige houding van Siemens ten opzichte van Atea geen aanleiding gaf voor een dergelijke hypothese, bestond nog altijd het gevaar van misverstand tussen beide partijen. In dergelijke moeilijke omstandigheden moest er ook begrip worden getoond voor het feit dat contracten niet alleen in eigenbelang mochten worden bekeken en dat het risico niet enkel mocht worden verschoven naar de zijde van de besteller. Met het groeiende inzicht van de Raad van Beheer en het feit dat die raad steeds heeft kunnen vaststellen dat de ‘goodwill’ van Siemens de uitvoering van de contracten beheerste, week het in eerste instantie gewekte wantrouwen en maakte geleidelijk plaats voor een behandeling die gangbaar is voor een samenwerking onder partners die de bestaande risico’s gezamenlijk moeten dragen. De toentertijd uitgebreide briefwisseling tussen de ondergetekende en de heer Bemelmans bewijst dit feit zeer duidelijk. Als de term “collaboratie” van elke politieke nasmaak wordt ontdaan, kan men hier trouwens spreken van een duidelijk voordeel voor alle betrokken partijen Dat er soms menings- en interpretatieverschillen waren, die niet altijd even gemakkelijk te overbruggen waren, en die kort voor beëindiging van de werkzaamheden van ondergetekende nagenoeg tot een crisis leidden, is begrijpelijk. De wil om moeilijkheden te overwinnen was aan beide kanten duidelijk aanwezig, zodat de samenwerking tot aan het vertrek van ondergetekende op aangename wijze verlopen is. In april 1942 wenste de Raad van Beheer te laten vastleggen dat zijn medewerking nodig was voor elk contract van meer dan 500.000 Belgische frank. Als reden werd de beperking van de financiële middelen van het bedrijf opgegeven. De Raad van Beheer had zich voorgenomen deze situatie niet te laten verslechteren door zijn medewerking te verlenen aan het binnenhalen van bijzonder grote bestellingen. Aangezien bestellingen van die omvang praktisch enkel van Siemens verwacht werden – leveringsbeperkingen vooral voor telefoontoestellen vanwege de RTT en de SNCF, vastgelegd in bepalingen uitgevaardigd door de „Höherer Nachrichtenführer“ en de „Generalbevollmächtigter für technische Nachrichtsmittel“ - , was de toekenning van dergelijke grote bestellingen langs Belgische zijde nauwelijks nog mogelijk en daarom zag de Raad van Beheer af van de beoogde beperking van de volmachten van ondergetekende. De Raad van Beheer had op 23.3.1942 gevraagd om aan ondergetekende, die van Atea geen salaris noch bonus kreeg, een jaarbedrag toe te kennen van DM15. 000 vanwege Siemens & Halske voor het zich ter beschikking stellen van de ondergetekende aan de onderneming en voor de in deze hoedanig-
merkel_nl.doc
6 van 24
13-nov-12
heid geboden ondersteuning. Hiervoor werden tussen de bedrijven de nodige afspraken gemaakt. Overigens nam Atea de cash uitgaven voor de verblijfskosten van ondergetekende in België voor haar rekening. De beëindiging van het contract van de vorige directeur-generaal R.F. Stehlik, die nog tot einde 1942 door de firma werd vergoed, betekende voor deze man en zijn vijfkoppig gezin zware financiële problemen zodra hij deze vergoeding niet meer zou krijgen. Op 8.12.42 had de heer Stehlik dientengevolge contact opgenomen met de Raad van Beheer met het verzoek om hem dezelfde vergoeding vanaf 1.1.1943 te geven. Om deze aangelegenheid te regelen nam de Raad van Beheer contact op met ondergetekende. Hij wees de raad erop dat een antwoord op deze vraag niet kon gegeven worden zonder eerst overleg te plegen met de “Feindvermögungs-Verwaltung”, die door de Duitse bezettingsmacht was opgericht. Het was de wens van de Raad van Beheer dat aan de heer Stehlik maandelijks een bedrag van 20.000 BEF zou worden uitgekeerd, maar er werd gevreesd dat een bespreking met de “FeindsvermögensVerwaltung” tot gevolg zou hebben dat de heer Stehlik hoogstens 5000 BEF per maand zou krijgen. Tegelijk bestond er de kans dat bij deze gelegenheid de vraag tot internering van de heer Stehlik opnieuw op tafel zou worden gelegd. Ondergetekende onderhandelde met de “Feindvermögens-Verwaltung“ en verkreeg de toestemming om vanwege Atea aan de heer Stehlik maandelijks een vergoeding van 20.000 BEF uit te keren. De Heer Stehlik bleef overigens in vrijheid.
Voorstel door de Raad van Commissarissen van 30/10/1942 om de fabriek te verpachten aan Siemens Na voorafgaande mondelinge besprekingen legde de Raad van Commissarissen ondergetekende op 30 oktober 1942 het voorstel voor om de fabriek van Atea met de gehele inventaris, het machinepark, enz. te verpachten aan Siemens & Halske AG., Berlijn, voor een pachtsom van 7.000.000 BEF per jaar. Dit voorstel werd ingegeven door de bezorgdheid van de Raad van Commissarissen dat de financiering van omvangrijke bestellingen van Siemens, die omwille van technische redenen een langere uitvoeringstijd nodig hadden, de onderneming in financiële moeilijkheden zou brengen, indien door onvoorziene gebeurtenissen zoals bijvoorbeeld een snel einde aan de oorlog, de levering van deze bestellingen onmogelijk zou zijn. De financiële beperkingen die sedert jaren bij Atea bestonden jaren was bijgevolg de belangrijkste reden voor het voorstel. Dit project was het voorwerp van een overleg met Siemens & Halske AG in Berlijn, maar werd niet aanvaard, aangezien enerzijds de problemen die zich in dit geval zouden voordoen niet op een voor alle partijen bevredigende manier zouden worden opgelost, en anderzijds het personeel van Atea in dat geval naar Siemens zou moeten worden getransfereerd en Siemens een handelsvestiging in Antwerpen zou moeten oprichten. Hierbij konden bijwerkingen optreden, die zelfs met de oorspronkelijke bedoelingen van de Raad van Commissarissen en de belangen van Atea niet meer in overeenstemming konden worden gebracht. Ondergetekende wees het voorstel op 23/11/1942 dan ook af (zie bijlage 3); Om Atea echter de mogelijkheid te geven de grote Siemens bestellingen uit te voeren zonder hierbij in financiële problemen te geraken, had Siemens een financieringsprogramma voorgesteld, dat beantwoordde aan de door beide partijen beoogde doelstellingen door buitengewone risico’s bij Atea zoveel mogelijk uit te schakelen. In het bijzonder werd door Siemens voorgesteld om de aanbetaling voor bestellingen met een langere fabricagetijd te verhogen tot 40% van de totale bestelde waarde, de lonen tijdens de leertijd voor nieuwe
merkel_nl.doc
7 van 24
13-nov-12
technische productie volledig over te nemen, in grote mate te zorgen voor benodigde onderdelen, bijkomende machines en gereedschappen in bruikleen ter beschikking te stellen en in het geval van vroegtijdige productie-onderbrekingen de door Atea verworven respectievelijk aangekochte grondstoffen en halfafgewerkte fabricaten en eindproducten over te nemen. Dit voorstel, dat elk buitengewoon risico bij Atea uitschakelde en bovendien de behoefte aan werkkapitaal van Atea beperkt hield waardoor er vermoedelijk geen beroep moest worden gedaan op bankkredieten, werd weerspiegeld in een overeenkomst, die op 27/11/1942 tussen Atea en Siemens werd afgesloten. Bijzonder opmerkelijk in deze overeenkomst is de door Siemens overgenomen verplichting om voldoende werk te geven aan Atea in het kader van haar verhoogde productie-capaciteit Deze overeenkomst moest het mogelijk maken dat Atea alle bijkomende ruimten die door de nieuwbouw in 1942 werden in gebruik genomen volledig te benutten (zie overeenkomst in Bijlage 4). Deze overeenkomst was voor Atea ook een verregaande indirecte bescherming tegen het wegtrekken van belangrijke werknemers door de Duitse autoriteiten („Arbeitseinsatzbehörden“), wat voor de onderneming van onschatbare waarde was, omdat zij op deze manier de belangrijke werknemers kon behouden.
JAARVERSLAG VAN HET BOEKJAAR 1942 1 januari - 31 december 1942 (Alle bedragen zijn in Belgische frank aangegeven.) Bij de overname van het bestuur van het bedrijf trof ondergetekende volgende verhoudingen aan:
1) Financieel De liquide middelen van het bedrijf waren sinds jaren zeer beperkt. De in de jaren 1941 en 1942 doorgevoerde uitbreidingswerken van de fabriek, waarvan de kosten de voorlopige berekeningen ver overstegen, droegen hier wezenlijk toe bij. Om toch liquide te blijven, werkte het bedrijf met een bankkrediet van de Westminster Foreign Ltd. Bank, dat ongeveer 4.500.000 Belgische frank bedroeg. De bedrijfsbalans was gezond en de omvang van dit krediet was volledig aanvaardbaar. De volgende verbanden verdienden echter grotere aandacht: De tot dan toe gedane leveringen aan Belgische afnemers, gedeeltelijk aan bijzonder goede prijzen, evenals de winsten uit grote installaties (bouw van centrales), moesten - als gevolg van de oorlogstoestand - noodgedwongen langzamerhand wegvallen. In hun plaats moesten in toenemende mate leveringen aan Duitsland komen, waarvoor weliswaar doorgaans redelijke prijzen toegestaan zouden kunnen worden, maar slechts tot op een niveau dat met vergelijkbare prijzen in Duitsland overeenstemde. De hoog ontwikkelde productiemethodes op het gebied van elektrotechniek in Duitsland hadden in dat land tot voortdurende prijsverlagingen geleid. Als Atea de bovengrens van de prijzen voor verschoven opdrachten zou aanhouden, waren dringende maatregelen voor een nationalisering van de productie absoluut noodzakelijk, temeer omdat de productieaanzet van nieuwe toestellen tengevolge van de toe te passen ontwikkelings- en bijzondere aanloopkosten aanvankelijk tamelijk ongunstige resultaten liet veronderstellen. Elders wordt uitgelegd tot welke maatregelen ondergetekende om die reden zijn toevlucht nam, slechts 2 weken na het opnemen van zijn opdracht. Er moest verder ook gedacht worden aan een vergroting van het machinepark, dat in verhouding tot de productieruimte veel te klein was, tenminste als een dergelijke uitbreiding niet tot een min of meer lege ruimte zou leiden.
merkel_nl.doc
8 van 24
13-nov-12
Verder was de aanbreng van brandpreventie, de inrichting van betere en overzichtelijkere magazijnen, de bouw van schuilkelders tegen luchtaanvallen, de inrichting van een eenvoudige grootkeuken voor arbeiders en bedienden evenals een ruime nieuwe afdeling van de fabriek, wat hand in hand ging met zekere bouwactiviteiten en uitrusting met meubelen en andere inboedel, noodzakelijk om de fabriek in een toestand te brengen, die haar in staat zou stellen de vooropgestelde opdracht te vervullen en daarbij de nodige sociale voorzorgen in een wezenlijk verbeterde omvang te bieden aan de arbeiders en de bedienden. Dat alles kostte veel geld. Dit kon enkel worden gerealiseerd als door hogere prestaties en een zo spaarzaam mogelijk uitgavenbeleid een financieel resultaat kon worden neergezet dat deze bestedingen mogelijk zou maken. Dat is, zoals de jaarlijks gestegen omzet evenals de economische resultaten aantonen, gelukt.
2) Exploitatie De organisatie van de fabriek, die op zich bevredigend draaide, voldeed slechts gedeeltelijk aan de moderne vereisten. Een grondige herinrichting zou echter veel tijd gekost hebben. Het leek voor ondergetekende dan ook meer aangewezen te zijn de aanwezige basis te behouden en geleidelijk verbeteringen in te voeren, daar waar ze zich aandienden, zonder de fundamenten te veranderen. Dat had in ieder geval bepaalde aanpassingen in de organisatiestructuur alsook verschuivingen in de verantwoordelijkheden bij de leidende posities tot gevolg (afdelingsdirecteurs); deze kwamen met de reorganisatie van januari 1943 tot een einde (zie bijlage 6). De aanwezige machines en inrichtingen waren toentertijd erg verouderd. Hier moest in de mate van het mogelijke aan vooruitgang gedacht worden. De aanschaf van bijkomende machines was ook nodig, evenals modernisering van de werkmethodes. De fabriek werd toen nog volledig met transmissie aangedreven. De ombouw naar gemotoriseerde individuele aandrijving werd aangevat en is geleidelijk doorgevoerd (alleen bij de draaierij werd daarvan omwille van de grotendeels 30 tot 40 jaar oude machines afgezien).
3) Productiedomeinen a) Telefonie Atea is na Bell Telephone Mfg. de grootste fabriek in België op het vlak van productie van telecommunicatie over draad. De productie bestond hoofdzakelijk uit telefooncentrales, manuele schakelkasten, posten en veldtoestellen, alles in Autelco-techniek en gedeeltelijk met eigen ontwikkelingen van Atea. Heel wat belangrijke onderdelen, vooral kiesschakelaars, moesten uit bestaande voorraden genomen worden, vermits de eigen productie ervan nog niet of pas gedeeltelijk opgestart was. Vooral de productie van Strowger-kiesschakelaars, waarvan de constructietekeningen in Liverpool zaten en die dientengevolge niet verkrijgbaar waren, kende grote opstartmoeilijkheden. Die noodzaak dwong hier tot vruchtbaar ontwikkelings- en constructiewerk, wat toeliet dat omstreeks midden 1943 de eerste eigen Atea-kiesschakelaars beschikbaar waren. Over de zeer intelligente technische vakmensen, die tot dan wezenlijk eenvoudigere opdrachten te vervullen hadden, - tot 1940 was Atea meer een grote montagewerkplaats dan een fabriek - moet hier een lovende melding gemaakt worden.
b) Meettoestellen Atea is op het gebied van meettoestellen de grootste en toonaangevende fabriek in België. Er werden vooral volt- en ampèremeters (spannings- en stroommeters met draaispoeltechniek) gemaakt voor de
merkel_nl.doc
9 van 24
13-nov-12
meest uiteenlopende toepassingen, schakelbordinstrumenten, schokbestendige meettoestellen voor vrachtwagens en ook draagbare meettoestellen. De productie-inrichtingen en de uitrusting van de montagewerkplaatsen lieten heel vaak te wensen over. Om op dit gebied tot technische prestaties te komen, die aan de hoge eisen konden beantwoorden, waren op vele vlakken maatregelen nodig, die in de loop van ongeveer 2 jaar doorgevoerd werden en die tenslotte tot zeer bevredigende resultaten leidden. De ondersteuning van Siemens was hier voor Atea van ontzettend groot belang.
c) Elektriciteitsmeters Wat de productie van elektriciteitsmeters betrof, stond Atea in België op de derde plaats met ca. 20 % van de binnenlandse productie, na de Société Gaz, Electricité et Applications (EGEA) in Brussel-Ukkel en Contimeter S.A. Compagnie Continentale d'Appareils de Mesure in Brussel-Molenbeek. De productie was goed op dreef, de technische prestaties waren bevredigend.
d) Ritssluitingen Als nevenactiviteit produceerde het bedrijf ook ritssluitingen. Zij gebruikte hiervoor machines van Duitse makelij (Naegele), maar had op basis van Engelse en Duitse modellen ook zelf machines gebouwd en eigen werkposten opgezet. Productiegewijs stond deze afdeling absoluut aan de top. Bovendien was zij van grote economische betekenis voor de onderneming, vermits de productieomvang door de tijdelijk hogere benuttingsgraad van de machines en als gevolg van het langzamerhand groeiende machinepark voortdurend steeg. Op een bepaald ogenblik leverde de afdeling ritssluitingen 20 % en meer van de omzet van de hele fabriek, en dit bij verzekerde, door kartelafspraken vastgelegde prijzen. De omzet van de afdeling ritssluitingen was van bijzondere betekenis in de toenmalige periode, waarin op het vlak van de productie van zwakstroomtoestellen als gevolg van toeleveringsmoeilijkheden (transport) groeiende tekorten aan grondstoffen waren, en waarin door het inzetten van de fabriek op nieuwe toestellen de voor de onderneming noodzakelijke totaalomzet anders slechts moeilijk te bereiken zou zijn geweest. Deze betekenis van een "reddingsboei" had de afdeling ritssluitingen bij Atea overigens al sinds vele jaren. Het was dus het streven van ondergetekende om de productie op de andere domeinen zo te ontwikkelen, dat de afdeling ritssluitingen als een zelfstandige balanswaardige activiteit beschouwd zou kunnen worden, waarbij de andere productieafdelingen niet op de resultaten hiervan aangewezen waren. Over de realisaties in de loop van het jaar 1942 op de verschillende domeinen evenals over de prestaties van de fabriek mag het volgende verklaard worden: 1)
Balanstotaal 1942
87.217.788,62
2)
Startkapitaal van het bedrijf
30.000.000,00
3
Wettelijke Reserves
405.526,35
Vrij opgebouwde Reserves 4)
4.900.000,00
Brutowinst 1942
5.305.526,35 5.061.650,28
Na aftrek van algemene kosten 5)
Naar 1943 overgedragen nettowinst
6)
Waarde van de voorraad
566.194,45 40.844.649,00
De voorraadwaarde was ten opzichte van 1941 met 8,3 miljoen (Belgische frank) gestegen. De verhoging is te verklaren door het verbod van de Duitse overheid op het gebruik van schaarse materialen voor bepaalde producties. De nieuwe materialen moesten aangekocht worden.
merkel_nl.doc
10 van 24
13-nov-12
Ook de overgang naar de productie van zuivere Siemens-toestellen maakte het gebruik van grondstoffen van andere aard en afmetingen noodzakelijk. Ongeveer 50 % van de voorraad per 31.12.42 bevond zich op de fabrieksvloer. De waardeschatting gebeurde uiterst voorzichtig. Moeilijk verkoopbare voorraden, evenals in de oorlogstijd niet valoriseerbare materialen, bijvoorbeeld voor de aanmaak van toestellen waarvan de productie stilgelegd was, zoals installaties voor elektrische straatverlichting, verkeerssignalisatie enz., werden niet in de raming opgenomen. Grondstoffen werden tegen aankoopprijzen, onderdelen (halffabricaten) aan aankoopprijs van het materiaal + loon, + een zeker percentage voor algemene onkosten aangerekend.
Inkomende opdrachten tijdens het jaar 1942 De inkomende opdrachten gedurende het jaar 1942 beliepen in totaal a) Telefonie
43.292.192 26.159.112
Waarvan Siemens
16.145.664
b) Meettoestellen
7.419.907 Waarvan Siemens
c)
Elektriciteitsmeters
d)
Diverse
e)
Ritssluitingen
4.355.578 1.084.138 86.845 8.542.190
In de totale omvang van de bestellingen (zonder de ritssluitingen) bedroeg het aandeel van Siemens dus ongeveer 60 %.
Opmerkingen over de inkomende order a) Telefonie Wat betreft telefonie was de Firma Siemens (Berlijn en Brussel) de grootste opdrachtgever. De tweede grootste opdrachtgever was de RTT (Regie van Telegraaf en Telefoon). Deze bestellingen konden enkel worden toegewezen en door de fabriek worden aangenomen, indien ze door de hogere verbindingsofficier van de radio-eenheid binnen het leger waren goedgekeurd. Men slaagde erin bij de hogere verbindingsofficier van de radio-eenheid binnen het leger de opdracht te laten goedkeuren voor de nieuwbouw van de telefooncentrale van La Louvière (Hoofdtelefooncentrale met 5 ondercentrales) voor een bedrag van rond 16 Miljoen BEF, op voorwaarde dat de fabricatie ervan niet tijdens de oorlog gebeurde. (Met deze bestelling werd daarom geen rekening gehouden in de inkomende orders om deze niet onnodig op te blazen). De technische studies en de aanmaak van de constructietekeningen voor deze bestellingen heeft Ondergetekende vrijgegeven, nadat het werk hiervoor oorspronkelijk verboden was en naderhand met toestemming van de Secretaris Generaal voor technische communicatiemiddelen vrijgegeven om de overgang naar een productie in vredestijd na het wegvallen van de Duitse leveringen te vergemakkelijken. De Belgische Spoorwegen, Societé Nationale des Chemins de Fer – SNCF, – kende bestellingen aan de firma toe binnen de mogelijkheden toegestaan door de bezetter. Atea bekleedde hierbij een voorkeurspositie. In 1942 werd met de SNCF een overeenkomst getroffen over een verdeling van de bestellingen in de naoorlogstijd tussen Atea, Siemens en Bell Telephone Mfg.. Volgens deze overeenkomst zal Atea de fabricatie van automatische centrales op zich nemen, terwijl het plaatsen van lijnen (trekken van kabels) en
merkel_nl.doc
11 van 24
13-nov-12
alle systemen voor lange-afstandsverkeer aan Siemens zal worden toevertrouwd en de leveringen van de verdeelsystemen en de toestellen aan Bell zullen worden toegewezen. Het registreren van bestellingen van klanten uit de privéwereld was onderworpen aan de goedkeuring van de Secretaris Generaal voor technische communicatiemiddelen. Dit was slechts op kleinere schaal mogelijk; toch werden centrales voor belangrijke diensten in België doorgaans goedgekeurd, zoals voor de uitbreiding van industriële gebouwen, voor sociale welvaartsinstellingen, ziekenhuizen, enz.
b) Meettoestellen Ook op dit domein was de firma Siemens de grootste opdrachtgever. Einde 1942 noteerde men bestellingen voor een totale waarde van ca. 9,7 miljoen BEF waarvan alleen al 7,6 miljoen BEF voor rekening van Siemens. Met de technische ondersteuning van Siemens kon de kwaliteit van de geproduceerde toestellen sterk verbeterd worden. Er werden bovendien meettoestellen besteld door belangrijke Belgische diensten zoals bijvoorbeeld de spoorwegen (Societé Nationale des Chemins de Fer – SNCF), electriciteitsondernemingen en gereputeerde grote afnemers zoals Bell Telephone Mfg, S.E.M. (Société d‘ Electricité et de Mécanique S.A.) uit Gent en anderen.
c) Elektriciteitsmeters Er kwamen voornamelijk bestellingen van Belgische elektriciteitscentrales. Vanaf september 1942 werden er geen nieuwe bestellingen voor elektriciteitsmeters meer aanvaard omdat er op dat ogenblik een orderbestand voor 18 maanden was, de toelevering van bepaalde onderdelen (voornamelijk uit Zwitserland) grote moeilijkheden ondervond en in opdracht van het “militair regime in België en Noord-Frankrijk” de levering van de maandelijkse volumes sterk werd afgebouwd met de bedoeling de productie van meters helemaal stop te zetten, omdat er voor jaren voorraden aan reeds geproduceerde meters in het land aanwezig waren.
e) Ritssluitingen De inkomende orders met een waarde van 3,5 Miljoen BEF toont het belang van de afdeling ritssluitingen. Van dit totaal kwamen ongeveer 4,5 BEF miljoen uit Belgische orders, ongeveer 3,5 miljoen BEF uit Duitse bestellingen en ongeveer 0,5 miljoen BEF van exportopdrachten.
Prestatie van de fabriek De gerealiseerde facturatie toont het volgende: Telefonie
28.384.820
Meettoestellen
4.783.018
Elektriciteitsmeters
2.433.581
Ritssluitingen
7.817.031
Diverse Totaal
177.854 43.596.304
Dit totaal komt overeen met de jaarcapaciteit van de fabriek die toen mogelijk was. Ondergetekende hield het voor zinvol niet meer bestellingen te aanvaarden dan in 1 jaar door de fabriek konden worden verwerkt. In andere gevallen zou men leveringstermijnen hebben verkregen die niet met de verwachtingen en vereisten van de opdrachtgevers verenigbaar waren.
merkel_nl.doc
12 van 24
13-nov-12
Wanneer in de periode nadien een kleine verhoging van het orderbestand zou worden toegelaten, dan was dat omdat de levertijden voor toelevering van grondstoffen evenals de toeleveringen door bepaalde externe leveranciers(voor wisselstukken) omwille van de oorlogsomstandigheden vaak alleen al 12 maanden bedroegen en omdat de output van de fabriek om redenen van productiviteitsverhoging steeds moest groeien. Interessant is de vaststelling dat de totale gefactureerde waarde in 1942 de hoogste was sinds het ontstaan van de firma (50 jaar geleden) en de bruto winst per fabricatiegroep in 1942 de hoogste was sinds 1932. Eerdere gegevens zijn niet beschikbaar. (Enkel in 1940 en wellicht als gevolg van uitzonderlijke verkopen, werd er een beter resultaat van 1% bereikt, dat echter zeer moeilijk kan worden vergeleken met andere resultaten). Dit opmerkelijk resultaat kon ondanks een stijging van de productiekost en bevroren verkoopsprijzen bereikt worden. De reden daarvoor ligt in een absolute productiviteitsverbetering van de fabriek en dit ondanks moeilijker wordende oorlogsomstandigheden. Het percentage brutowinst per afdeling ontwikkelde zich (enkel de ontwikkeling in de meest uitgesproken jaren wordt weergegeven) als volgt: 1932
1933
1934
1935
1941
Telefonie
1942 36%
Meettoestellen
33%
37%
Elektriciteitsmeters
44%
48%
Diverse
42%
34%
Ritssluitingen
29%
47%
37%
39%
Totaal
13%
6%
24%
35%
Percentages voor de afzonderlijke productieafdeling in de hierboven vermelde jaren zijn niet bekend.
Personeel en sociale maatregelen Personeel Einde 1942 stelde de fabriek 1282 personen te werk. Tijdens het jaar 1942 was het personeelsaantal tot 1350 personen gegroeid doch door de transfer van arbeidskrachten naar Duitsland is dit teruggelopen naar 1282 in het laatste kwartaal. Het aantal arbeiders (48% mannelijke en 52% vrouwelijke) liep op tot 819, het aantal bedienden (76% mannelijke en 24% vrouwelijke) tot 263 personen. Het aantal leidinggevenden was te hoog De vermindering hiervan kon slechts traag en in relatief bescheiden omvang worden doorgevoerd omdat zowel sociale als ook politieke aspecten hierbij werden gerespecteerd. Een bruikbare verhouding werd pas midden 1944 bereikt. Het aantal verloren uren ten gevolge van afwezigheid door ziekte bedroeg rond 8,5%, een bewijs van de goede gezondheidstoestand van het personeel voor wie Ondergetekende de verzorging van het personeel met goede voeding (ondernemingskantine) steeds ter harte nam evenals voor de familieleden van arbeiders en bedienden door aankoop en verdeling van levensmiddelen. Het werkuurverlies met onverklaarbare reden bedroeg 1%. Dit opmerkelijk lage cijfer is het gevolg van de arbeidsdiscipline. Ondergetekende zette zich er ook voor in om in de winter voldoende hoeveelheden steenkool te laten bezorgen. In geval van gebrek aan steenkool thuis, was het verblijf in een goed verwarmde fabriek een goede reden om niet afwezig te zijn van de arbeidsplaats. Om het personeel te vervangen, dat naar Duitsland was getransfereerd, werd met technische en financiele ondersteuning door Siemens, een opleidingsafdeling bij Atea opgericht. De leider van deze afdeling
merkel_nl.doc
13 van 24
13-nov-12
werd voor langere opleidingstijd naar de Siemens fabrieken in Berlijn gestuurd en bracht vandaar veel ervaring en ideeën uit de praktijk mee waarvoor Atea anders jaren tijd nodig zou hebben gehad. Bovendien werd een leslokaal voor technisch onderricht voorzien. Hier werden cursussen voor machinebedieners georganiseerd, daarnaast schoolden ingenieurs en eerste technici de begaafde arbeiders bij om hen beroepshalve verder op te leiden en kansen te bieden voor hogere functies (voorwerker, adjunct meestergast, meestergast enz.) .
b) Sociale maatregelen Er werd bijzonder veel aandacht besteed aan goede en voldoende voeding van het personeel. Ondergetekende gaf o.a. ook de opdracht een propere kantine voor de arbeiders en bedienden in te richten, de bouw van een nieuwe hygiënische keuken te realiseren en zorgde voor de benoeming van een keukenen voedingscommissie bestaande uit personeelsleden om ervoor te zorgen dat alle door de Duitse bezetter (Veldcommandant) ter beschikking gestelde en op de vrije markt aangekochte levensmiddelen allemaal en volledig ten goede kwamen van de arbeiders. Deze commissie controleerde de correctheid van alle leveringen van levensmiddelen en ook de volledige verwerking ervan in de ondernemingskeuken. Deze maatregelen hadden voor resultaat dat de bestaande keuken, die oorspronkelijk voor ongeveer 200 personen voeding met standaardkwaliteit leverde, werd omgevormd naar een restauratieafdeling die einde 1942 aan tot 1000 personen, dus het merendeel van het personeel, rijkelijk en zeer smakelijk eten gaf. Personen uit openbare diensten die de fabriek bezochten waren steeds lovend over de kwaliteit en hoeveelheid van de aangeboden maaltijden. Het personeel was steeds tevreden over de maaltijden. Bovendien kreeg het personeel voor zichzelf en hun familie van de fabriek 254.000 Kg winteraardappelen en op onregelmatige tijdstippen peulvruchten toebedeeld. Haring enz. werd deels door de veldcommandant ter beschikking gesteld, en kon deels vrij worden aangekocht. Daarnaast werd een belendend stuk grond (met voorkooprecht) extra gehuurd om er een ontspanningsruimte voor de vrije tijd van het personeel op te bouwen. Dit gebouw kon reeds einde 1942 in gebruik worden genomen. Er was een leesruimte, een biljartzaal en een ruimte om tafeltennis te spelen en andere ontspanningsruimten en tevens een kleine restauratief. Het personeel gebruikte deze lokalen en de voor hen aangelegde tuin zo intensief dat de ruimten al snel te klein waren. Het personeel uitte de wens om zich in verschillende sportgroepen te mogen verenigen. De directie ondersteunde deze aanvraag ten volle en zo werden in het jaar 1942 nog volgende sportverenigingen opgericht: Een vereniging voor tennis, een voor voetbal, een voor zwemmen, een voor tafeltennis en een voor biljart. De competitieafdelingen van deze Atea sportgroepen behaalden in 1943 en 1944 verschillende eerste prijzen in wedstrijden tegen andere Belgische sportverenigingen. In de hierboven vermelde ontspanningsruimten was ook het kabinet van de bedrijfsgeneesheer ingericht. Hierdoor werd vermeden dat arbeiders en bedienden de fabriek verlieten om naar de dokter te gaan. De bedrijfsarts was, in functie van de noodzaak, dagelijks een paar uur aanwezig in de fabriek. De arts werd verplicht een gezondheidskaart over elk personeelslid bij te houden en zwakke of kwetsbare personeelsleden op regelmatige tijdstippen te onderzoeken en waar nodig te behandelen. Indien noodzakelijk werden röntgenfoto’s en bloeddrukmetingen genomen. Voor eenvoudige klachten werden door de bedrijfsgeneesheer onmiddellijk geneesmiddelen gegeven. In de gehele fabriek werden nieuwe wasplaatsen en toiletten geïnstalleerd. Om aan de hygiënevoorwaarden te beantwoorden werden hiervoor afwasbare stenen vloeren en wit betegelde muren voorzien. Gedeeltelijk werden nieuwe kleedkamers gebouwd. Voor de veiligheid van de fabriek en haar personeel werd de brandbeveiliging sterk verbeterd. Om voldoende bescherming van zwangere vrouwen te garanderen, die vanzelfsprekend ook gold voor alleenstaande moeders, kregen zwangere vrouwen een vakantie van 2 maanden waarvan 6 weken met
merkel_nl.doc
14 van 24
13-nov-12
2
behoud van de helft van hun salaris. Het was de toekomstige moeders toegestaan, indien gewenst, deze tijd in te korten. Er werden grotendeels nieuwe verduisteringssystemen aangekocht, in 1941 stokte de verkoop omdat de productie pas kon starten bij daglicht en er werd gestopt bij het intreden van de duisternis. Er werd ook een luchtschuilkelder voor 1300-1400 personen gebouwd die aan alle openbare vereisten voldeed en die als een der beste Belgische werkgeverskelders werd aanzien. Er dient nog vermeld te worden dat voor de kinderen van de arbeiders en bedienden met kerstmis het jeugdtheater van de KNS (Koninklijke Nederlandse Schouwburg) werd ingehuurd. Er werd een sprookje vertoond. Aansluitend kregen de kinderen cadeautjes. Het kinderkoor van de werknemers van Atea “De vroolijke Nachtegaaltjes”, bekend bij het Belgische publiek van vele radio-uitzendingen, droeg veel bij tot het succes van dit evenement, dat door jong en oud werd gesmaakt.
JAARVERSLAG VAN HET BOEKJAAR 1943 Nadat in het jaar 1942 de essentiële grondbeginselen en aanpassingen aan de buitengewone tijdsomstandigheden werden doorgevoerd op organisatorisch, economisch, productie-gerelateerd en sociaal vlak (zie hiervoor realisaties in de inleiding van dit document alsook bij het jaar 1942) wordt in wat volgt, buiten het cijfermateriaal nodig voor de beoordeling van de prestatie van het bedrijf, alleen gewezen op bijzonder opvallende samenvattingen. Over de verwachte ontwikkeling van Atea in het jaar 1943 gaf ondertekende in de vergadering van de Raad van Bestuur van de onderneming op 23 maart 1943 een uitleg die in een bijlage is toegevoegd (zie bijlage 6) Voor de resultaten en ook met betrekking tot nieuwe maatregelen die in het jaar 1943 genomen werden, wordt naar onderstaande samenvattingen verwezen. Balanstotaal 1943
76.463.923,49
Grondkapitaal van de onderneming
30.000.000,00
Wettelijke reserve
434.157,90
Vrij opgebouwde reserve
4.900.000,00
Brutowinst 1943 na aftrek van algemene kosten
5.334.137,90 5.545.650,90
Voorraden
41.739.036,66
Nettowinst overgeboekt naar 1944
857.187,05
Binnengekomen orders voor 1943 In de verwachting dat het maandelijkse resultaat van het bedrijf in 1943 met minstens 5 miljoen zou moeten opgevoerd worden, werden orders ten bedrage van ongeveer de grootte van een jaaromzet aanvaard. De aanvaarde bestellingen laten zich als volgt opdelen Orders van het Siemens huis (Telefonie en meetapparatuur)
35.624.905
Telefonie orders van andere klanten
11.171.238
Meetapparatuur orders van andere klanten
8.691.108
2
Opmerking Anne Claes: de Duitse tekst is me niet helemaal duidelijk – ofwel 2 m + 6 w = waarom staat er dan niet 3,5 maand? – ofwel 2 m verlof met 6 weken half salaris?
merkel_nl.doc
15 van 24
13-nov-12
Orders voor Elektriciteitsmeters
57.615
Orders voor ritssluitingen
10.940.669
Totale orderportefeuille
61.485.533
Als men de orders voor ritssluitingen buiten beschouwing laat, dan komen ongeveer 70% van de orders voor elektrotechnisch materiaal van Siemens. De klanten RTT en SNCF verloren op gebied van Telefonie verder terrein daar hun gewenste bestellingen van de kant van het “hogere communicatiebeleid” slechts in bescheiden mate konden gehonoreerd worden. Het aandeel van de private klanten is evenzo op grond van de oorlogsomstandigheden kleiner geworden, nieuwe export orders werden in slechts bescheiden omvang opgenomen. Orders voor meettoestellen, die tot nu toe aan elke klant zonder vergunning van overheidswege verkocht mochten worden, konden nu nog slechts met toestemming van de “algemene gemachtigde voor technische communicatiemiddelen” aanvaard worden. Om de procedure voor vergunningen te vereenvoudigen, werd aan Atea de verkoop van meetapparatuur voor een totaal bedrag van 600.000 BF per jaar toegestaan zonder afzonderlijke vergunning. Omdat de productie van tellers op bevel van de militaire overheid in België en Noord-Frankrijk op 31.3.1944 moest worden beëindigd en op die datum zijn stilgelegd, werden alleen nog zeer weinig, bijzonder dringende eenmalige orders aangenomen. De activiteit op het gebied van ritssluitingen kon nog verhoogd worden daar in plaats van de in België niet meer verkrijgbare katoenen linten deze in rayon vanuit Duitsland zijn geleverd en de omschakeling van de sluitingen uit messing naar zink in het afgelopen jaar is doorgevoerd. Daar de militaire overheid Atea toegelaten heeft om zelf 4 bijkomende ritssluitingsmachines te bouwen om aan de Duitse leveringsvereisten te voldoen, kon het bedrijf, als enige nog in België werkende ritssluitingsfabriek, zijn productie nogmaals met meer dan 15% laten toenemen. In 1943 was het mogelijk ongeveer 700.000 meter bonte(?) ritssluitingen van verschillende types te leveren. Het hoofdaandeel hiervan (5/8) ging naar Duitsland, België behield ongeveer ¼, de rest ging naar Nederland. In 1943 werden de pogingen om in plaats van zink, ijzer voor de sluitingen te gebruiken succesvol afgesloten.
Prestatie van de fabriek Ondanks de moeilijkheid van tijdige materiaalverwerving, die dikwijls de aflevering, op enkele kleinere ontbrekende onderdelen na, van in massa vervaardigde toestellen onmogelijk maakte, is de facturatie in 1943 ongeveer 30% gestegen en overschrijdt zij daarmee opnieuw het hoogste niveau waarop het bedrijf voordien in 1942 kon bogen. Deze ontwikkeling wordt door onderstaande cijfers gestaafd, waarbij het tot dusver beste jaar 1942 als vergelijkingspunt gebruikt wordt.
Facturatie 1943 Telefonie Meettoestellen
Facturatie 1942
34.496.000
28.384.820
8.434.000
4.783.018
Elektriciteitsmeters Ritssluitingen
2.433.581 8.228.000
Diverse en Export
merkel_nl.doc
7.817.031 177.854
16 van 24
13-nov-12
51.158.000
43.596.304
De algemene kosten van de productie zijn, met 240% van de productieve loonkost, tegenover het jaar 1942 onveranderd gebleven. De algemene kosten van de administratie ondervonden een lichte stijging van 22% naar 24%. De algemene onkosten voor de verkoop ondervonden een verdere daling van 20 naar 14%.
Personeel en sociale maatregelen Personeel Het aantal arbeiders en bedienden, 1282 personen, eind december 1942 kende in de loop van 1943 een achteruitgang van ongeveer 100 personen waarvan de transfer naar Duitsland door de bezettingsmacht werd vastgelegd. Door aanwervingen kon het personeelsbestand op 31.12.1943 terug op 1253 personen gebracht worden. De getransfereerde arbeiders, waaronder talrijke vakmensen, werden terug toegewezen aan SiemensWerken in Berlijn, waar zij de reeds vroeger getransfereerde kameraden terugvonden en die Atea gemeenschap daar vergrootten (ong. 200 personen). Bij dit onderwerp dient vermeld dat gedurende het jaar 1943 alle vrouwelijke Atea arbeiders (48 vrouwen en meisjes) door tegemoetkomingen van Siemens voor terugkeer naar Antwerpen werden vrijgegeven. Al deze vrouwen en meisjes reisden terug naar België en vonden terug werk bij Atea. De in het jaar 1943 naar Berlijn getransfereerde arbeidskrachten werden alleen uit mannen gerekruteerd, vrouwen en meisjes werden niet meer bestemd voor een inzet als arbeider in Duitsland. In maart 1943 werden door de Belgische tewerkstellingsdiensten in Antwerpen 70 studenten van allerlei faculteiten aan Atea toegewezen voor het vervullen van de op een half jaar bepaalde dienstplicht als arbeider. Deze toewijzing geschiedde vanuit de overheid met de opmerking dat Atea als de onderneming in Antwerpen beschouwd werd aan wie men het meeste vertrouwen schonk dat die jonge mensen goed geleid en doelmatig behandeld zouden worden en ook in de zin van het idee van een terzelfdertijd indirecte bevordering van hun latere beroepsplannen zouden opgeleerd worden. Die jonge mensen - zij waren de eerste werkstudenten in België – hebben, zoals zij bij hun afscheid verklaarden, een goede en dankbare herinnering aan hun tewerkstelling overgehouden. De Atea werkschool kende een toenemend belang omdat de aanwerving van bruikbare opgeleide arbeidskrachten nauwelijks nog mogelijk was. De gezondheidstoestand van het personeel was ook in 1943 over het algemeen goed, hoewel evenwel de afwezigheidmeldingen wegens ziekte toenamen. Hierbij moet echter niet vergeten worden dat talrijke personen – en vooral vrouwen en meisjes- die pas in dienst zijn genomen vroeger nooit in een bedrijf gewerkt hadden, ook dikwijls van thuis uit geen werklust meebrachten en dikwijls door herhaaldelijke fouten direct hun ontslag wilden afdwingen. Om de arbeidsmoraal, gezien het verdwijnen van heel wat vast personeel in de jaren 1942/43 (ongeveer 18%), op peil te houden moesten steeds weer ongeschikte respectievelijk onwillige personen ontslagen worden en daarvoor nieuwe ingezet worden. Dit had een verhoudingsgewijs hoog percentage van fluctuatie tot gevolg. Dit bedroeg berekend op het ganse personeelsbestand meer dan 30%, berekend op het arbeidersbestand alleen haast 50%. De in verhouding tot de stijgende kosten van levensonderhoud achteroplopende lonen droegen er niet toe bij om de arbeidsvreugde te verhogen. De onderneming, die zonder toestemming van de Belgische overheid (Delegué General du Travail) geen loonsverhoging mocht uitvoeren, stelde die derhalve voor –
merkel_nl.doc
17 van 24
13-nov-12
vooral daar de loonbedragen bij Atea lager waren dan bijvoorbeeld bij Bell Telephone Mfg en vele andere bedrijven. Deze aanvraag werd officieel toegelaten zodat de lonen met ongeveer 15% konden verhoogd worden. Deze maatregelen was vooral ten opzichte van het oude vast arbeidersbestand beslist noodzakelijk.
Sociale maatregelen Om de prestatie van de bedrijfskeuken te verhogen en te verbeteren werd Siemens de bestelling van een elektrische grootkeuken toegekend, die dan in 1944 in dienst ging. Ook werd in 1943 de sociale dienst voor gezinnen verder gehandhaafd. De gezinnen van de medewerkers van het bedrijf ontvingen zoals in 1942 hun aardappelen via bemiddeling van de firma en verkregen op deze wijze hun nodige wintervoorraad in volledig toereikende hoeveelheid. De extra toebedeling van levensmiddelen door de Duitse "Feldkommandantur" werd in versterkte mate verder gezet en daarenboven verstrekte het bedrijf vrij te koop ( of in handel verkrijgbare?) levensmiddelen zoals erwten, bonen, enz.. voor het ganse personeelsbestand.
Begeleiding van de Atea-werknemers door Siemens in Berlijn Van 30 maart tot 6 april 1943 was het hoofd van de personeelsdienst van Atea, de heer Kasteleyn, in Berlijn om de mannelijke en vrouwelijke werknemers te bezoeken, die in overeenstemming met de verordening van de bevelhebber aan het front (Feldkommandatur) in Antwerpen (arbeidsinzet) waren getransfereerd en die door tussenkomst van ondergetekende bij de bezettingsmacht aan Siemens waren toegewezen voor tewerkstelling en begeleiding. De heer E. heeft een gedetailleerd verslag gemaakt van zijn bevindingen in Berlijn, dat in zijn geheel in bijlage is toegevoegd (zie bijlage 7). In dit verslag, dat hoofdzakelijk gaat over de behandeling van de Belgische werknemers in Duitsland, met name bij Siemens, wordt onder andere letterlijk het volgende geschreven: "Mijn eerste bezoek werd gebracht aan het vrouwenkamp in de Großen Frankfurter Straße. Dit bezoek heeft mij werkelijk gesterktI Een ding is zeker: Diegenen die aangeduid werden om hierheen te reizen, begrepen tien keer beter wat voor hun en hun families wordt gedaan als diegenen die in Antwerpen zijn gebleven... De verstandhouding onder het personeel is uitstekend. Er heerst kameraadschap in de ware zin van het woord ... In het geval van ernstige ziekte zijn er plaatsen voorbehouden in de ziekenhuizen en Siemens is op dit ogenblik bezig een eigen ziekenhuis op te richten voor buitenlandse werknemers ... In mijn aanwezigheid werd in een nota vastgelegd dat de getrouwde mannen samen met hun bij Siemens tewerkgestelde vrouwen naar België op vakantie mochten gaan.. Ik kan zeggen dat onze mensen goed zijn opgevangen ... Bij mijn bezoek aan het mannenkamp in Nauen was mijn eerste indruk meteen dat hier orde, discipline, netheid en een goede vriendschap heersen. ... Sommige van onze mensen hebben een jazzband opgericht en entertainen op die manier hun vrienden ... In alle eerlijkheid moet ik meedelen dat Siemens & Halske onze Atea-mensen met de grootste welwillendheid behandelen en dat ze zelfs in de beste betekenis van het woord direct bevoorrecht zijnI Tijdens mijn verblijf heb ik gemerkt dat de heren (van Siemens) zich het welzijn van de Belgische werknemers evenzeer aantrokken alsof het om hun eigen landgenoten ging. We mogen niet vergeten dat deze kleine Atea-groep verloren zou zijn tussen de andere ongeveer 12.000 buitenlandse werknemers, als onze Directeur-Generaal Merkel zich hun lot niet zou hebben aangetrokken. We kunnen hem van harte bedanken voor alles wat hij voor ons reeds heeft gedaan en waarvan ik zelf getuige kon zijn. Ook in de ateliers is de invloed van de heer Merkel duidelijk merkbaar: De meestergasten laten onze werknemers meer vrijheid dan andere buitenlandse werknemers. De andere Belgen profiteren daar ook van, want je kunt niet van hun gezichten aflezen of ze tot de Atea-groep behoren of nietI Om samen te vatten: In alle oprechtheid, "Ere wie ere toekomt." Hoewel we niet konden voorkomen dat onze mensen werden getransfereerd – het aantal is in elk geval beperkt – kunnen we toch zeggen dat ze dankzij de inspanningen van onze Directeur-Generaal als personeelsleden van Siemens & Halske AG worden behandeld .... We kunnen ons gelukkig prijzen en kunnen de gezinnen van onze mensen geruststellen dat hun familieleden bevoordeeld worden.... "
merkel_nl.doc
18 van 24
13-nov-12
Nog in 1943 werd in het Jeugdtheater van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg (KNS) in Antwerpen een kerstfeest georganiseerd voor de kinderen van de werknemers. Voor de kinderen van de werknemers werd een sprookje opgevoerd. Bovendien ontvingen ze praktische geschenken zoals boeken, schriften, enz. De kleinsten kregen speelgoed. De sociale uitgaven (bijna alle vrijwillig) bedroegen 2.700 BEF per kop van het personeel van dat jaar en bereikten het bedrag van 3,3 miljoen BEF. Op basis van een loonsom van 21,5 miljoen BEF is dit een aanzienlijk bedrag voor een maatschappelijk werk dat deel uitmaakt van de organisatie. De sociale uitgaven voor de afzonderlijke doeleinden bedroegen: Ongevallen- en andere verzekeringen ten behoeve van het personeel
356.000
Gezinshulp (voornamelijk toelagen voor het kopen van voedsel)
490.000
Bonussen en vergoedingen
1.895.000
Pensioenen en steun aan individuele personen
336.000
Speciale toelage voor kantine
262.000
Totaal
3.339.000
Technologie en ontwikkeling In 1943 werd de door ondergetekende nagestreefde toestand bereikt, waarbij de overgrote meerderheid van de bestellingen bestond uit seriebestellingen van een inmiddels algemeen ingewerkte technologie. Niettemin werd een continue productie evenals een tijdige levering van toestellen door de verschillende productiegroepen constant gehinderd of althans bemoeilijkt door herhaaldelijke materiaalaanpassingen, die zodra ze uitgevoerd waren vaak alweer plaats moesten maken voor andere wijzigingen. Voor heel wat onderdelen werd er bijvoorbeeld snel overgegaan van messing naar zink en dan naar ijzer, zodat de technische afdelingen en laboratoria intensief bezig waren met studies, proefontwerpen, materiaalproeven, enz. Het is dankzij de intelligentie van de technici bij Atea en hun opmerkelijke flexibiliteit en improvisatievermogen dat hier in een vaak verrassend snelle tijd praktisch bruikbare oplossingen werden uitgewerkt. Er werd aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het maken van telefoontoestellen. De Siemens-kiesschijf evenals de Strowger-kiezer waren productierijp en reeds getest aan de hand van stukken uit de stukproductie. De meetinstrumenten werden voortdurend verbeterd en voldeden aan de nu strengere vereisten.
Uitbreiding van het machinepark Om de prestaties van de fabriek aan te passen aan de bijkomende leveringsvereisten werden 12 extra machines aangeschaft. Siemens stelde bovendien 10 automatische draaibanken ter beschikking. Voor de krachtcentrale werden 2 verplaatsbare drie-fase-condensatoren van 96 kVA evenals 1 transformator van 50 en 100 kW aangekocht. Kleinere machines (vb. as-slijpmachines), andere toestellen van verschillende aard, ijktafels voor meetinstrumenten, enz. werden ontworpen en gebouwd in de eigen ateliers.
Algemene vooruitgang Het controlesysteem voor materialen (inkomende inspectie van aangekochte materialen en tests in de fabriek van verwerkte materialen) was tot nog toe zeer ontoereikend. Door het verwerven van de benodigde testapparatuur en de opleiding van technisch personeel werd dit op een goed niveau gebracht. Het hoofd van het testlaboratorium voor materialen kreeg een speciale training en opleiding bij de SiemensWerken in Berlijn.
merkel_nl.doc
19 van 24
13-nov-12
JAARVERSLAG VAN HET BOEKJAAR 1944 Van het jaar 1944 kan geen volledig jaarverslag worden gemaakt, daar de opdracht van ondergetekende door de inval van de geallieerden en de bezetting van Antwerpen op 04.09.1944 ten einde liep. Tot die datum is het volgende te noteren: De prognose voor het jaar 1944, die op het einde van het jaar 1943 werd opgemaakt voorzag een omzet van 62.384.000 BF. (Omzet van 1943 = 56.156.000) Hierbij zou de onder oorlogsomstandigheden maximale productiecapaciteit bereikt worden, en precies verwezenlijkt geweest zijn wat ondergetekende bij het aanvatten van zijn activiteit als doelstelling vooropgesteld had. Deze omzet moest als volgt worden opgesplitst: Aan Siemens/Berlijn: Telefonie
39.284.000
Meettoestellen
6.500.000
45.784.000
Aan Siemens/Brussel Telefonie
2.600.000
Meettoestellen
800.000
3.400.000
Aan Siemens totaal
49.184.000
Aan NMBS, RTT en privé, (Telefonie)
4.100.000
Aan NMBS, RTT en privé, (Meettoestellen)
1.300.000
Ritssluitingen Duitsland
5.200.000
Holland
1.400.000
België
1.200.000
7.800.000
Groottotaal:
62.384.000
Het bereiken van deze doelstelling werd gehinderd door buitengewone moeilijkheden. Reeds vanaf het begin van het jaar steeg het aantal verloren productie uren door vliegtuigalarm. In 1943 situeerde zich het niveau van verloren productie uren op gemiddeld 3,8%; t/m mei steeg dit tot 4,78%, en vanaf juni steeg dit cijfer tot over 10%. Het inhalen van de verloren uren was slechts sporadisch mogelijk: de arbeiders woonden grotendeels buiten Antwerpen en moesten soms meerdere uren afleggen. Met de bestaande verbindingen was het ondoenbaar het heen en terug vervoer van de arbeiders nog te vermoeilijken, des temeer omdat de 54uur week in de meeste werkplaatsen op Atea in voege was, wat in de Belgische context ongekend was. Daarbij kwam nog dat de sneltreinverbinding Antwerpen-Brussel van mei tot de inval van de geallieerden door luchtaanvallen op dit traject voortdurend onderbroken werd. Er was dus weinig en slechts onregelmatig treinverkeer. Het kunnen rekenen op de bereidwilligheid van de arbeiders in dergelijke omstandigheden is een bewijs van de goede arbeidsdiscipline die er heerste. De arbeiders hebben het beste van hen gegeven, en duidelijk kan dit worden gezien, als tegenprestatie voor de betere sociale omstandigheden waarvan ze, ondanks de oorlogsomstandigheden, binnen het
merkel_nl.doc
20 van 24
13-nov-12
bedrijf konden genieten. Het is overduidelijk dat de arbeidersgemeenschap bedrijfsgebonden was en een voorbeeld was i.v.m. vrijwillige prestaties. Dat door de verkeersellende ook het percentage aan verantwoorde verloren uren steeg is duidelijk. Evenwel was het toch nog maar 3,8%. Het percentage onverantwoorde uren was ook slechts 2,2%. Het totaal aantal verloren uren, te wijten aan te laat komen, verantwoorde afwezigheid, onverantwoorde afwezigheid en ziekte was 11,8%, wat binnen het aanvaardbare blijft. De grootste storingen in het bedrijf werden nochtans veroorzaakt door de regelmatige vertraging in de toelevering van grondstoffen en onderdelen ten gevolge van de oorlogsgebeurtenissen zodat het productieproces voortdurend gestoord en onderbroken werd. De voorraden aan afgewerkte – en half afgewerkte onderdelen en bijna volledig afgewerkte producten stegen voortdurend, de aflevering van volledig afgewerkte producten bleef achter. Tengevolge onderbreking van de spoorlijnen door luchtaanvallen of illegaal optreden van bepaalde Belgische groeperingen die op eigen initiatief handelden en vanaf mei intensiever optraden, werd de levering van kolen aan elektriciteit- en gasproducenten nu en dan bijna tot stilstand gebracht. Deze nutsbedrijven beschikten – niettegenstaande een sterke beperking van de elektriciteit- en gasbedeling zowel aan de bevolking als aan de industrie – een lange tijd slechts over een kolenvoorraad van 1 tot 3 dagen. Het gevolg was dat talrijke bedrijven, ook bedrijven die voor de oorlogsvoering belangrijk waren, op bevel van de Belgische of Duitse administratie moesten sluiten, om tenminste nog aan de bevolking de absoluut noodzakelijke hoeveelheid van elektriciteit en gas te kunnen bezorgen. Deze toestand duurde ongeveer 8 maanden. Atea zelf werd niet getroffen door deze maatregelen van sluiting of beperkingen, evenwel vielen dooreen genomen de meeste Belgische toeleveranciers volledig of gedeeltelijk uit. Het synchroon lopen van het productieproces was volkomen onderbroken, het arbeidsritme zoek. Eerst in de maand augustus liet zich een verbetering voelen, maar al de hiervoor omschreven omstandigheden en de moeilijkheden die zij in de loop van het jaar hebben veroorzaakt, hebben een belangrijke achteruitgang als gevolg gehad. Zo had de fabriek op 31.08.1944 (dus enkele dagen voor de bezetting van België door de geallieerden) slechts 29.400.000 Bf. kunnen factureren. Dat komt overeen met een gemiddelde maandelijkse facturatie van 3.600.000 in 1943. Weliswaar had de fabriek een veel hogere waarde geproduceerd, maar aangezien het meestal ging om niet volledig afgewerkte producten ( ontbrekende onderdelen) konden die niet in rekening gebracht worden voor facturatie. Deze evolutie bleef niet zonder gevolgen voor de financiële toestand van het bedrijf. Het was in 1943 gelukt om zover te geraken dat ondergetekende alle bankkredieten bij de Westminster Foreign Bank Ltd.( laatste rond 6 miljoen.) had kunnen opzeggen op het einde van 1943; nu was de zelffinanciering door de beschreven evolutie onmogelijk geworden. De onderneming moest opnieuw Krediet aanvragen, en gekregen bij de Société Générale de Belgique. De beschreven achteruitgang begon met de voorbereidende maatregelen i.v.m. de invasie (luchtaanvallen op verkeerswegen, sabotage door illegale Belgische milities). De binnenkomende bestellingen waren t/m augustus 1944 onveranderd goed geweest. Er waren op dat ogenblik in 1944 bestellingen voor 42.425.000 bf. genoteerd, die als volgt opgesplitst waren: Aan Siemens/Berlijn
merkel_nl.doc
a) Telefonie
29.925.000
b) Meettoestellen
5.537.500
21 van 24
31.462.500
13-nov-12
Aan Siemens/Brussel a) Telefonie
4.700.000
b) Meettoestellen
637.000
Aan Siemens totaal
5.337.500 38.800.000 30.800.000
Aan NMBS, RTT en privé, a) Telefonie
1.637.500
b) Meettoestellen
550.000
Aan NMBS, RTT en privé, (Meettoestellen) Ritssluitingen Duitsland
3.575.000
Holland
562.500
België
300.000 42.425.000
Siemens stond bijgevolg in voor ca. 93% van de bestellingen in elektrisch materiaal. De totale portefeuille( portefeuille op 31.12.1943 + bestellingen ontvangen in 1944 – leveringen in 1944) bedroeg op 31.08.1944 65.101.000 Bf. Daarmee was de capaciteit van de fabriek die zich in normale omstandigheden op 5,5 miljoen bf. per maand moet situeren, vanaf midden 1944 voor 12 maanden gevuld. De bestellingen kwamen voor het grootste deel van Siemens, en hiervoor waren reeds belangrijke toeleveringen gebeurd op het ogenblik dat ondergetekende zijn activiteit moest stopzetten. Dit materiaal heeft ondergetekende aan Atea voor eigen verbruik vrijgegeven, tegen latere verrekening, in zoverre dit bruikbaar was voor eigen producten of voor het vervolledigen van bijna complete producten. De gereedschappen die aan Siemens behoren werden geïnventariseerd, in kisten verpakt en in zoverre ze niet meer konden afgevoerd worden, aan Atea toevertrouwd ter bewaring tot na de oorlog.
Bedrijfsverbeteringen, sociale maatregelen, personeelskwesties. Het machinepark werd in 1944 nog iets uitgebreid. Om echter het grotere fabricatieprogramma aan te kunnen en tijdig te kunnen leveren werd voor de eerste maal in belangrijke mate van toeleveranciers gebruik gemaakt in productieprocessen die ook op Atea aanwezig waren. Draai –en freesbewerkingen werden uitbesteed. Dit werd vooral gedaan om de productie van telefoontoestellen te verhogen zonder al te veel beslag te leggen op het eigen machinepark. De planning was om tot 5.000 stuk per maand te produceren. Alle nodige maatregelen waren genomen. Alleen de externe gebeurtenissen hebben deze verhoging verhinderd. Door het overschakelen op seriemontage van grote en middelgrote automatische centrales stond de fabriek eveneens voor een niet onbelangrijke verhoging van de productie, daarbij kwam nog de opstelling van nieuwe lijnen voor de verhoging van de productie van meettoestellen. De technische vooruitgang die met de steun van Siemens in deze laatste werd gerealiseerd had voor gevolg dat Siemens in toenemende mate de productie van meettoestellen met hoge technische vereisten aan Atea toevertrouwde
merkel_nl.doc
22 van 24
13-nov-12
Ook op het gebied van veiligheid werden verder verbeteringen verwezenlijkt. Ook werd een bedrijfsbewaking opgericht. De Duitse bezettingsadministratie gaf de toelating (en bezorgde de wapens) om 6 personeelsleden van wapens te voorzien ter bescherming van het bedrijf tegen mogelijk aanvallen wat zich in België sinds 1943 frequenter voordeed. Het personeelsaantal bleef in 1944 quasi onveranderd. De onderbreking van de productie in verschillende werkplaatsen ten gevolge van de hierboven vermelde oorzaken, leidde tot een tijdelijk ontslag vooral van vrouwelijk arbeidsters in de montage. De fabricage liep volop verder, gedeeltelijk met overuren en sms met zondagwerk. Op sociaal vlak werden verder stappen gedaan. Op 11.1.1944 werd de Koninklijke Nederlandse Schouwburg gehuurd en een theatervoorstelling gehouden voor het personeel. Ondergetekende hield voor het begin van de voorstelling een toespraak in het Vlaams en kondigde daarbij volgende sociale maatregelen aan die nog voor zijn vertrek verwezenlijkt werden: 1) Toekennen van een tegemoetkoming voor verloren uren door tijdelijk gebrek aan kolen. 2) Nakende in bedrijf name van de groter fabriekskeuken ( elektrische grootkeuken) 3) Dagelijks aanbieden van een kosteloze stevige maaltijd (“Eintopf”) voor alle arbeiders en bedienden. 4) In bedrijf stellen van een luidsprekerinstallatie in alle werkplaatsen en burelen voor het mededelen van belangrijke informatie van de directie, voor de distributie van radio- en fonoplaten muziek tijdens de pauze in de werkplaatsen en in de schuil kelders tijdens alarm. 5) Toekennen van een premie aan het personeel voor verbeteringsvoorstellen. 6) In groep, bezoek aan de Koninklijke Vlaamse Opera, tussen Pasen en Pinksteren. Deze aankondigingen hadden heel wat bijval en zijn in dankbaarheid aangenomen. Zij zijn alle gerealiseerd. De tegenprestatie: bedrijfsgebondenheid, werkijver en kwaliteit, hogere productiviteit met daaraan gekoppelde verloning werden door het personeel als verantwoord en vanzelfsprekend beschouwd.
SLOTBEMERKINGEN. De fabriek was dank zij het inschakelen van de Duitse bezettingsmacht in maart 1943 met kolen bevoorraad zodat voor de ganse winter terug goed verwarmde werkplaatsen ter beschikking zijn. Het jaar 1944 moest normaal het meest succesvolle jaar worden dat Atea ooit gekend heeft. De oorlogsgebeurtenissen in België zouden dit evenwel kunnen verhinderd hebben. Algemeen bedrijfsmatig, organisatorisch en productietechnisch is sinds 1942 een heel belangrijke vooruitgang gemaakt. Dit evenzeer dank zij de grote interesse die Siemens aan Atea door effectieve ondersteuning op velerlei gebied verleend heeft als door de begripvolle medewerking van de Belgische directie en men mag zelfs zeggen, van alle arbeiders en bedienden. Er moet benadrukt worden dat ieder voorstel tot verbetering dankbaar ontvangen werd. Directie, Leidinggevende bedienden, meestergasten en arbeiders waren fier op belangrijke vooruitgang en verbeteringen in de fabriek. De op zich moeilijke situatie waarin zich een bedrijf bevindt, dat aan de top een Duitser moet aanvaarden is nooit op onvriendelijke wijze geuit. Het wederzijds respect, het streven van ondergetekende ieder lid van het personeel het gevoel te geven dat hij volgens zijn prestatie en naar zijn verknochtheid aan het bedrijf op zich en ook op zijn trouw aan zijne Belgische leiding beoordeeld zou worden; het afstand doen van veranderingen die voor de toekomstige noden van het bedrijf in vredestijd niet nuttig zouden geweest zijn zonder tegelijkertijd onmiddellijk bijzonder nuttig te zijn, dat, samen en in verbinding met de grootst
merkel_nl.doc
23 van 24
13-nov-12
mogelijk zorg voor het verlichten van het lot van het personeel en hun familie zorgde voor een begripvolle, altijd gelijkblijvende goed arbeidssfeer bij alle personen, die met het lot van het bedrijf vertrouwd waren en bij het personeel zelf. Wat ondergetekende bij zijn introductie in april 1942 in een mededeling (zie bijlage 1, punt 8) heeft laten bekendmaken is door allen ten voordele van het bedrijf gevolg aan gegeven. “Alle mensen zijn verschillend en toch kan ieder zich met goed wil aan de andere aanpassen. daar komt het in een bedrijf op aan, juist zoals in het leven. Het gaat altijd om de goede wil.” Oktober 1944 Get. E. Merkel
merkel_nl.doc
24 van 24
13-nov-12