2014
JAARVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2014
Toekomstgericht aan het werk
2014
JAARVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2014
Toekomstgericht aan het werk
Inhoudsopgave
4
Voorwoord Cluster van besturen Bestuur Kerncijfers Premiebeleid Uitvoering Beleggingsbeleid Communicatie
5 6 6 9 10 11 13 15
• J aarverslag Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid • Jaarrekening Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid
17
• •
43
Jaarverslag Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid Jaarrekening Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid
• Jaarverslag Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid • Jaarrekening Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid • Jaarverslag Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid • Jaarrekening Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid Colofon
29
67
81 97
109 123
138
Voorwoord
Toekomstgericht aan het werk
In 2014 is er in de sector Bouwnijverheid sinds de economische crisis van 2007 voor het eerst een stabilisering zichtbaar in bouwvolume en werkgelegenheid. De meeste onderdelen van de bouw lieten een lichte groei zien, alleen de woningbouwproductie liep verder terug. De condities op de woningmarkt zijn inmiddels sterk verbeterd. Toch lijkt het nog te vroeg om te spreken van economisch herstel in de sectoren. De afgelopen jaren van economische neergang hebben ook hun weerslag gehad op de BTER-fondsen.
gang gekomen. Het plan startte in 2013 en is een initiatief van de sociale partners en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het sectorplan bevat tien maatregelen om de werkgelegenheid te stimuleren en het behoud van vakmanschap te waarborgen. Vijf van de maatregelen bestaan uit loonkostensubsidies voor werkgevers. De andere maatregelen hebben onder meer te maken met het behoud van vakmanschap. Het Scholingsfonds en het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds spelen hier een actieve rol in.
Het aantal werknemers dat gebruikmaakt van een uitkering uit het Aanvullingsfonds is aanzienlijk toegenomen terwijl het aantal premiebetalers afneemt. De financiële druk die de toenemende werkloosheid op de tegoeden uit het Aanvullingsfonds legt, wordt met het jaar groter. Daarnaast worden minder vakkrachten in vaste dienst aangenomen. Er wordt meer en meer gebruikgemaakt van tijdelijke en flexibele werkkrachten.
Binnen het Tijdspaarfonds bouwt de werknemer in de bouwnijverheid een persoonlijk tegoed op om vrije dagen en vakantietijd te financieren. De werknemer heeft zelf de regie over het geld dat hij opbouwt. Daarin blijft de bouwnijverheid uniek: werknemers kunnen op elk gewenst moment hun vakantiegeld opnemen.
Er blijft geïnvesteerd worden in continuïteit van de sector. Dat is ook nodig, om de Bouwnijverheid toekomstbestendig te houden. In 2014 is het sectorplan Bouw en Infra goed op
Samenvattend kan gesteld worden dat de Bouwnijverheid moet laveren tussen de afhankelijkheid van de economische markt en het vasthouden aan stabiliteit en zekerheid voor werkgevers en werknemers. De BTER-fondsen dragen daar, ieder met de eigen regelingen, aan bij.
5
Cluster van besturen
6
In het jaar 2001 besloten partijen bij de CAO voor de Bouwnijverheid tot clustering van de fondsbesturen. Deze clustering betreft de volgende bedrijfstakeigen regelingen (BTER): • Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid; • Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid; • Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid; • Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid. Deze fondsen zijn ondergebracht in stichtingen. Deze stichtingen zijn aparte rechtspersonen, maar de bestuursleden van de fondsen zijn dezelfde. Deze groep bestuursleden wordt hierna aangeduid als het ‘clusterbestuur BTER’. De fondsen geven invulling aan de collectieve arbeidsvoorwaardelijke afspraken zoals die door partijen bij de CAO voor de Bouwnijverheid zijn vastgesteld. In de vergaderingen wordt uit praktisch oogpunt een algemeen gedeelte in de agenda gereserveerd voor de behandeling van onderwerpen die voor meer dan één fonds van belang zijn, zoals: • het toetsingskader ter verkrijging van het algemeen verbindend verklaren van cao-bepalingen door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW); • het handhavingsbeleid en naleving van de werkingssfeer van de cao. In het verslagjaar 2014 is het bestuur zes keer in een reguliere vergadering bijeen geweest. De onderlinge samenhang en herkenbaarheid van de fondsen komt terug in de logo’s. Het uitbrengen van één gezamenlijk jaarverslag is een ander voorbeeld van samenhang en eenheid van de fondsen. De fondsen streven naar een zo veel mogelijk gelijk uitvoeringsbeleid.
Bestuur
Samenstelling van besturen Het bestuur is paritair samengesteld uit vijf werkgevers- en vijf werknemersleden. Ieder van de vier fondsbesturen bestaat uit dezelfde tien personen, van wie vijf zijn benoemd door Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven, drie door FNV Bouw en twee door CNV Vakmensen. Per 1 januari 2015 is FNV Bouw met een aantal andere FNV-bonden gefuseerd tot FNV.
Werkgeversbestuursleden (namens Bouwend Nederland) Dhr. W. Ketting, voorzitter Tijdspaarfonds Dhr. A.W.J. Borst Dhr. G.C.J.J. Peek Dhr. N.J. van Til, voorzitter Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, Scholingsfonds en Aanvullingsfonds Dhr. G. Werkhoven1
Werknemersbestuursleden Mw. M.B. van Veldhuizen, fungerend voorzitter alle fondsen (namens FNV Bouw) Dhr. J.G. Crombeen (namens FNV Bouw) Dhr. G. Lokhorst (namens CNV Vakmensen) Mw. S.H. ter Maat (namens FNV Bouw) Dhr. H.A. van der Spek (namens CNV Vakmensen) Het fungerend voorzitterschap wisselt per kalenderjaar tussen de werkgevers- en de werknemersleden. Bestuursleden worden benoemd voor een periode van drie jaar, en zijn herbenoembaar. Bij tussentijds vertrek van een bestuurslid wordt een opvolger benoemd voor de resterende tijd binnen de periode van drie jaar. Het clusterbestuur BTER heeft een rooster van aftreden opgesteld. Mevrouw Ter Maat en de heren Peek, Ketting en Lokhorst zijn per 1 januari 2014 voor een nieuwe termijn van drie jaren benoemd.
Bestuurlijke commissies
Het clusterbestuur BTER heeft uit praktische overwegingen besloten tot de instelling van een aantal bestuurlijke commissies. In deze commissies zijn gelijke aantallen bestuursleden van zowel werkgevers- als werknemerszijde vertegenwoordigd. De commissies doen voorstellen voor besluiten aan het clusterbestuur BTER.
Per 31 december 2014 is de heer Werkhoven afgetreden als bestuurslid. De heer E. Tierolf is benoemd als zijn opvolger en is per 1 januari 2015 aangetreden.
1
Naam commissie
Namens fonds
Toelichting
Jaarverslagen
Cluster BTER
Controleert uitvoerder APG bij samenstellen van de concept jaarverslagen.
Financiën
Cluster BTER
Adviseert het bestuur van het O&O-fonds over zaken die de financiering van subsidienten betreffen.
Erkenningscommissie
Scholingsfonds
Beoordeelt toelating (nieuwe) cursusinstituten en cursussen voor opname in de scholingsfondscatalogus.
Gevalsbehandeling
Aanvullingsfonds
Beoordeelt individuele gevallen waarin de reglementen niet voorzien.
Voorzittersoverleg
Cluster BTER met bpfBOUW
Adviseert het clusterbestuur BTER en het bestuur bpfBOUW over contractonderhandelingen voor de uitvoering van de premie-inning waarna de besturen zelfstandig besluiten.
Werkingssfeer
CAO Bouwnijverheid
Neemt besluiten over het van toepassing verklaren van de cao voor bedrijven.
Naleving
CAO Bouwnijverheid
Neemt besluiten over de juistheid van het toepassen van de cao.
Het Technisch Bureau Bouwnijverheid
Het clusterbestuur BTER laat zich bijstaan en adviseren door het Technisch Bureau Bouwnijverheid, een aparte stichting die op 27 juni 2001 is opgericht. Het Technisch Bureau Bouwnijverheid heeft de volgende taken en verantwoordelijkheden: • beoordeling van alle relevante bestuursstukken; • voorbereiding van contracten met opdrachtnemers; • algehele kwaliteitsbewaking en rapportage over bevindingen; • organisatie, planning en agendering van de bestuursvergaderingen; • voortgangsbewaking van extern geplaatste opdrachten; • het voeren van de bestuurscorrespondentie met instanties en dragende organisaties; • analyse van de gevalsbehandeling aan de hand van voorleggers van de uitvoerder; • uitbrengen van advies aan besturen over de gevalsbehandeling; • het in voorkomende gevallen voeren van gerechtelijke procedures namens het clusterbestuur BTER. Dat is onder meer het geval als uit werkingssfeeronderzoek is gebleken dat de CAO voor de Bouwnijverheid niet juist wordt nageleefd.
Bestuursstatuut
Alle leden van het clusterbestuur BTER hebben zich geconfor meerd aan het bestuursstatuut, ook wel complianceregeling genoemd. Het bestuursstatuut heeft als doel het waarborgen van de integriteit en deskundigheid van bestuursleden. Zo kunnen premiebetalers erop vertrouwen dat de bestuursleden zorgvuldig en deskundig met hun (financiële) verantwoordelijkheden omgaan en dat zij de doelstellingen van de fondsen goed bewaken. Een belangrijk kenmerk van het bestuursstatuut is het vermijden van belangenverstrengeling bij de vaststelling van het beleggingsbeleid.
In het bestuursstatuut zijn bepalingen opgenomen over: • vertrouwelijkheid van informatie; • voorwetenschap; • het privé verhandelen van beleggingen en effecten; • het aanvaarden van geschenken; • het vervullen van andere relevante functies; • het gebruikmaken van diensten van derden tegen marktconforme condities en tarieven; • het hebben van een financieel belang in andere organisaties waarmee de fondsen te maken hebben.
Verklaring omtrent het gedrag In de statuten van alle vier de fondsen is vastgelegd dat van nieuw te benoemen bestuursleden door de benoemende organisatie een verklaring omtrent het gedrag van de kandidaat overgelegd dient te worden.
Besluit Bestuursvergoedingen voor 2015 De vacatiegelden voor het voorbereiden en bijwonen van vergaderingen en de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten voor de clusterbestuursleden zijn gelijk aan de bedragen die Sociaal Economische Raad (SER) voor haar leden heeft vastgesteld. Per 1 januari 2015 is de regeling door de SER versoberd en is de jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor representatieve verplichtingen vervallen. De overige vergoedingen zijn gelijk gebleven aan die voor 2014. De bedragen van de vergoedingsregeling werden doorgaans iedere twee jaren door de SER vastgesteld. Per 1 januari 2015 geldt de regeling tot nader order voor onbepaalde tijd. Het clusterbestuur heeft ingestemd met de aangepaste vergoedingsregeling met ingang van 2015.
Administratie
De administratie van het Tijdspaarfonds, het Scholingsfonds en het Aanvullingsfonds is opgedragen aan APG Rechtenbeheer NV te Amsterdam. De administratie van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds is opgedragen aan het Technisch Bureau
7
8
Bouwnijverheid. APG verzorgt voor alle fondsen, dus inclusief het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, de inning van premies.
Accountant De jaarrekeningen van het Tijdspaarfonds, het Scholingsfonds en het Aanvullingsfonds zijn door Ernst & Young Accountants LLP gecontroleerd. Voor het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds heeft BDO Audit & Assurance bv de controle uitgevoerd. De accountantscontrole van de BTER-fondsen wordt jaarlijks verricht op basis van een controleplan. In het controleplan wordt aandacht besteed aan de reikwijdte van de controle, de controleaanpak en de geïdentificeerde risicogebieden. In overleg met het clusterbestuur BTER wordt jaarlijks vastgesteld of en zo ja welke specifieke zaken aanvullende aandacht behoeven. De controlewerkzaamheden zijn primair gericht op: • de afgifte van de controleverklaring bij de jaarrekening; • de beoordeling of het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening; • de beoordeling of de geïnde BTER-premies rechtmatig zijn besteed in overeenstemming met de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring CAO; • de rapportage van bevindingen in het accountantsverslag. In het accountantsverslag rapporteert de accountant de uitkomsten van zijn werkzaamheden over het verslagjaar aan het clusterbestuur BTER. Na afronding van de accountantscontrole van de jaarrekeningen van de BTER-fondsen worden jaarlijks in de maand juni het accountantsverslag en de overige uitkomsten van de accountantscontrole gepresenteerd aan het clusterbestuur BTER.
Kerncijfers
(Bedragen in miljoenen euro’s)
Tijdspaarfonds
Opleidings- en Ontwikkelingsfonds
Scholingsfonds
Aanvullingsfonds
Totaal 124,9
(Bedragen in miljoenen euro’s) Bijdragen Beleggingsopbrengsten Overige opbrengsten Totale opbrengsten
-
82,1
-
42,8
5,5
2,1
-
0,2
7,8
-
4,5
10,7
0,1
15,3
5,5
88,7
10,7
43,1
148,0
-
69,4
7,2
42,2
118,8
Overige lasten
3,8
8,9
3,5
6,4
22,6
Totale lasten
3,8
78,3
10,7
48,6
141,4
Resultaat
1,7
10,4
-
./. 5,5
6,6
Uitkeringen
9
Premiebeleid
10
Het bestuur stelt de premies vast voor de verschillende fondsen en legt deze ter goedkeuring voor aan Bouwend Nederland, FNV Bouw en CNV Vakmensen. Bij de vaststelling wordt gekeken naar de te verwachten uitgaven, de ontwikkeling van de loonsom en de hoogte van de noodzakelijke reserve. Over het algemeen wordt getracht grote premiefluctuaties van jaar tot jaar te voorkomen. Voor elk van de fondsen wordt een afzonderlijk premiebeleid gehanteerd. Dat komt doordat de fondsen onderling verschillen in hun aard en doelstelling. De betaalperiodiciteit van het fonds bepaalt het beleggingsbeleid per fonds. Voor een aantal fondsen zijn de betaalmomenten vooraf goed te bepalen. Voor andere fondsen is dat niet het geval.
Begroting
In het najaar van het verslagjaar zijn de begrotingen voor 2015 van het Tijdspaarfonds, het Scholingsfonds en het Opleidingsen Ontwikkelingsfonds vastgesteld. Deze begrotingen zijn ter goedkeuring voorgelegd aan de organisaties die de bestuursleden benoemen: Bouwend Nederland, FNV Bouw en CNV Vakmensen.
Tijdspaarfonds
Het Tijdspaarfonds int geen premies: werkgevers betalen per werknemer een ‘loonbedrag’ aan het Tijdspaarfonds. Dit loonbedrag is onder meer bedoeld voor de opbouw van de vakantietoeslagaanspraken en de verlofdagen van werknemers. Op deze bedragen zit geen opslag voor het dekken van de kosten voor het uitvoeren van de regeling. Deze lasten worden betaald vanuit de directe beleggingsopbrengsten.
Opleidings- en Ontwikkelingsfonds
Het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds stelt de premie vast. De verdeling van de premie wordt vastgesteld op basis van de per deelfonds begrote uitgaven en de verwachte inkomsten van de beleggingen. Het uitgangspunt bij het vaststellen van de premie is dat een stijging of daling binnen een bandbreedte van tien procent blijft. Overschotten en/of tekorten in enig jaar worden ten gunste respectievelijk ten laste gebracht van het vermogen.
Scholingsfonds
Het Scholingsfonds heft zelf geen premie. De activiteiten van het Scholingsfonds worden gefinancierd door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds vanuit het S-Fonds.
Aanvullingsfonds
Er wordt door het Aanvullingsfonds geen reserve aangehouden. Een lastendekkende premie is het uitgangspunt.
Uitvoering
Kwaliteitsbewaking
De prestaties en het kwaliteitsniveau van uitvoeringsorganisatie APG worden bewaakt. Hiertoe worden door het clusterbestuur BTER jaarlijks Service Level Agreements (SLA’s) afgesloten met APG. De controle gebeurt door objectieve metingen waarbij de administratieve processen kwalitatief en kwantitatief in beeld worden gebracht. Door middel van Service Level Monitoring (SLM) wordt het niveau van dienstverlening systematisch door het bestuur gevolgd. In de SLM-rapportage wordt per kwartaal verslag gedaan van processen als het vaststellen en innen van premie, beheer en uitbetaling van fondsgelden, communicatie en klachtenafhandeling.
Het innen van premies en incassomaatregelen
Werkgevers moeten hun bijdragen aan cao-fondsen op tijd betalen. Als zij dat niet doen, zijn bijzondere incassomaatregelen nodig. Sinds 2006 werden deze maatregelen uitbesteed aan een extern gespecialiseerd bureau. Hetzelfde bureau verzorgt in voorkomende gevallen ook de incasso voor het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfBOUW). Sinds 1 januari 2011 wordt de bijzondere incassoactiviteit uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van APG. In het incassocontract met APG is de afspraak vastgelegd dat voor de bedrijfstakeigen fondsen extra inkomsten worden verkregen door de zogeheten kickback-fee. In 2012 is een proef gestart met een tweede incassobureau op basis van verdeling in twee gelijkwaardige incassoportefeuilles. De gedachte is dat concurrentie tussen meer bureaus tot betere resultaten leidt en dat het de bureaus scherp houdt die betere resultaten te blijven nastreven. Doel van de proef is objectief meetbaar te kunnen beoordelen in hoeverre de twee bureaus verschillen als het gaat om de behaalde resultaten. Het clusterbestuur heeft in het verslagjaar kennis genomen van de bevindingen gemeten per 1 december 2013, die overigens niet sterk verschillen tussen beide bureaus.
Invoering SEPA in het betalingsverkeer
In 2014 is Europa overgeschakeld op de uniforme betaalmarkt SEPA (Single Euro Payments Area). Dat betekent dat de Nederlandse betaalstandaarden zijn veranderd voor overboekingen en (automatische) incasso’s in euro’s. Eén van de veranderingen is de invoering en het gebruik van het internationale bankrekeningnummer IBAN. In 2012 heeft het clusterbestuur BTER aan uitvoerder APG opgedragen om de noodzakelijke maatregelen te treffen in
het kader van SEPA. In 2013 is het project succesvol afgerond. Met de invoering van SEPA voldoen de BTER-fondsen aan de Europese regelgeving en de uniforme betaalproducten voor het SEPA-gebied. In 2014 heeft het clusterbestuur kennisgenomen van de eindafrekening van het project. Voor de BTER-fondsen is het project afgerekend binnen het overeengekomen budget.
Doorlopende incassomachtigingen
Betaling door middel van een doorlopende incassomachtiging is sneller en vergt minder verwerkingskosten dan betaling met een acceptgiro of overschrijving. Ook de kans op fouten of ‘vergeten’ is kleiner. Door de snellere betaling hebben de fondsen een groter beleggingsrendement en minder kosten. Het clusterbestuur BTER pleit ervoor dat betaling door middel van een doorlopende machtiging wordt gestimuleerd, ook nadat SEPA in 2014 is ingevoerd.
Controle op juiste premieafdracht
Een goed controle- en handhavingsmodel zorgt ervoor dat de rechten van elke werknemer in de Bouwnijverheid zo veel mogelijk gewaarborgd zijn. Dat voorkomt bovendien concurrentievervalsing. Daarom heeft het clusterbestuur BTER samen met het Technisch Bureau Bouwnijverheid en APG een handhavingsmodel ontwikkeld dat sinds mei 2007 gefaseerd is uitgevoerd. In beginsel zijn alle opgaven van loon en premie sinds 1 januari 2006 op tijdigheid, juistheid en volledigheid gecontroleerd.
Nieuw premie-inningsproces (PRINS)
Per 1 januari 2016 wordt voor de BTER in de bouwnijverheid en voor het bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfBOUW) een nieuw proces in gebruik genomen voor de gegevensaanlevering inzake de arbeidsverhoudingen en de premie-inning. Dat proces vervangt het huidige systeem dat sinds 2006 door uitvoerder APG wordt gebruikt. Het nieuwe proces is al in gebruik voor twee andere pensioenfondsen zodat door schaalvoordelen op langere termijn een administratiekostenbesparing per opdrachtgever verwacht wordt. Het nieuwe proces staat bekend onder de naam PRINS. De afkorting PRINS staat voor PRemie- en INnings Systematiek. Dat omvat het totale proces van het door werkgevers periodiek aanleveren en verwerken van gegevens en de afdracht van premies en bijdragen. Het bestuur heeft in het verslagjaar door middel van een presentatie kennisgenomen van de voordelen die het nieuwe proces biedt, zoals:
11
12
• Controle op juistheid en consistentie aanlevering voordat gegevens worden ingestuurd; • Eerdere foutsignalering; • Snellere premie-inning; • Betere service en online sneller inzicht in geregistreerde gegevens; • Wijzigingen in regelingen zijn eenvoudiger en sneller in te regelen; • Door synergievoordelen lagere administratiekosten; • Door digitale correspondentie snellere communicatie tegen lagere kosten. De bedrijfstak wordt in de loop van 2015 tijdig en uitvoerig geïnformeerd over dit nieuwe proces zodat de gegevens verwerking en de premie-inning geen vertraging hoeft op te lopen ten gevolge van aanloopproblemen.
Een belangrijk onderdeel van de zelfstandige BTERpersoonsadministratie is het onderhouden van werknemers machtigingen, die het mogelijk maken de voor bpfBOUW verkregen persoonsgegevens ook te gebruiken voor de BTER. Bijvoorbeeld om via de Wet BRP (basisregistratie personen) de adresgegevens te actualiseren en overlijdensberichten te verwerken. Vanwege de omvang van de verandering van de BTERadministratie is het clusterbestuur BTER nauw betrokken bij dit project. Voor het volgen van het project is een stuurgroep aangesteld waarin onder meer het Technisch Bureau Bouwnijverheid is vertegenwoordigd. Het Technisch Bureau Bouwnijverheid rapporteert over de voortgang van het project aan het clusterbestuur.
Stimuleren digitale gegevensaanlevering
Nieuwbouw administratieve uitvoering
De administratieve processen van de BTER in de bouwnijverheid zijn vele jaren gezamenlijk uitgevoerd met de (vroeg) pensioenregelingen van de sector. Het gemeenschappelijk gebruik en onderhoud van dezelfde technische voorziening voor verschillende regelingen – ook voor andere bouwgerelateerde cao’s - was gebruiksvriendelijk en efficiënt. Door het vertrek van bpfBOUW per 1 januari 2014 naar een nieuw administratief proces (het zogeheten GPS-domein) voor de uitvoering van de pensioenregeling zijn schaalvoordelen vervallen. Bovendien gaan per 1 januari 2016 de gegevensaanlevering en premieinning voor zowel de BTER als voor bpfBOUW over naar PRINS (zie de vorige paragraaf in dit jaarverslag). Voor de toekomstige uitvoering van de BTER heeft het bestuur ingestemd met een vernieuwing van processen en verzelfstandiging van de administratieve systemen. Deze nieuwe processen zijn efficiënter en de systemen voldoen weer aan de actuele automatiseringsstandaards. De uitvoering van de BTER-regelingen blijft meedelen in synergie- en schaalvoordeel met de administratieve processen die met bpfBOUW worden gedeeld. Zo wordt de BTER-persoonsadministratie ook gebaseerd op de gegevenslevering door de werkgever via de periodieke loonopgaven. De verschillende regelingen maken gebruik van generieke voorzieningen, zoals workflow en rapportage maar ook van een gemeenschappelijke financiële administratie en excassovoorziening.
Sinds 2012 is het digitale portaal MijnBTER live. Dit is het resultaat van het in 2011 gestarte project VerBTER2. Het project is erop gericht om gegevensaanlevering digitaal te laten verlopen in plaats van aanlevering door middel van papieren documenten. In MijnBTER kunnen werkgevers: • een declaratie indienen in het kader van de regeling “Extra verlofdagen oudere werknemers” van het Aanvullingsfonds • een vergoeding aanvragen voor cursusdagen van werknemers, uit te betalen door het Scholingsfonds. Bij deze digitale gegevensaanlevering zijn controles op juistheid en volledigheid naar de voorkant van het administratieve proces verplaatst. Voor werkgevers en opleidingsinstituten is het digitale proces eenvoudiger en sneller dan het oude ‘papieren’ proces. De digitalisering van aanvraagprocessen wordt in de loop van 2015 ook benut voor enkele werknemersregelingen.
Mogelijkheid om EVD-declaraties en presentielijsten Scholingsfonds via een webportaal in te dienen, tevens mogelijkheid tot aanlevering via zogeheten XML-toepassing
2
Beleggingsbeleid
Het beleggingsbeleid is afgestemd op de specifieke karakteristieken van elk fonds, onder andere de liquiditeitsbehoefte. Hierbij wordt gestreefd naar een optimaal rendement tegen een voor het fonds aanvaardbaar risico. Conform het huidige debiteuren- en limietenbeleid wordt uitsluitend uitgeleend aan partijen met ten minste een ‘AA’-rating, of partijen die onder toezicht staan van De Nederlandsche Bank.
Tijdspaarfonds
De beleggingsconstructie bij de Rabobank (Rabo Equity Strategie Obligatie, of RESO) is 15 december 2011 aangekocht voor 210 miljoen euro. De garantiewaarde van de belegging is 200 miljoen euro indien deze wordt aangehouden tot einde looptijd (15 december 2016). De belegging bestaat ultimo 2014 uit een vaste component van 159,7 miljoen euro (exclusief opgelopen interest) waar niet mee belegd wordt en een variabele component van 58,3 miljoen euro waarmee belegd wordt in aandelen. De RESO is een gestructureerde obligatie met een aantal bijzondere kenmerken. Het doel van de RESO is het innemen van langetermijnposities op een hefboomprincipe (‘leveraged’) om een positief rendement te behalen. De strategie van de variabele component is om een langetermijnpositie in te nemen in Europese aandelen. De inleg van de RESO bestaat uit twee componenten. De vaste component is de inleg die wordt gebruikt om de terugbetalingen van de gegarandeerde coupons en aflossingen te waarborgen. De variabele component is het gedeelte van de inleg dat gebruikt wordt om in de strategie te beleggen. Aan deze beleggingsstrategie is een kredietfaciliteit gekoppeld van 170,1 miljoen euro. Hierdoor is het mogelijk om de belegging gedurende het gehele jaar in stand te houden. Ook als er in mei uitbetaald moet worden aan de deelnemers.
mei 2014 werd de jaarcoupon ter waarde van drie miljoen euro uitgekeerd. Aan de aan prestaties gerelateerde contingent couponvoorwaarden is niet voldaan en deze is derhalve niet uitgekeerd. Over 2014 werd een gewogen gemiddeld rendement gehaald van 0,3 procent op de liquide middelen. Het gemiddelde saldo van de liquide middelen in 2014 was 8,7 miljoen euro. Ultimo 2014 was de stand van de liquide middelen 7,6 miljoen euro.
Opleidings- en Ontwikkelingsfonds
De op lange termijn beschikbare middelen van het Opleidingsen Ontwikkelingsfonds zijn sinds 2008 belegd in een beleggingsproduct met hoofdsomgarantie van de Rabobank ter waarde van 160 miljoen euro. In voorgaande jaren is in totaal 82,5 miljoen euro aan het product onttrokken ter dekking van de liquiditeitsbehoefte. In 2014 zijn geen middelen aan het product onttrokken. De garantiewaarde bedroeg ultimo 2014: 79,6 miljoen euro. Ultimo 2014 was de waarde van de beleggingen 84,4 miljoen euro. Over 2014 werd een gemiddeld rendement op de beleggingen behaald van 1,9 procent. Over 2014 heeft geen couponuitbetaling plaatsgevonden. In de rentebaten is 1,6 miljoen euro netto koerswinst beleggingen begrepen. De kort beschikbare middelen worden uitgezet op de geldmarkt. Ultimo 2014 was de stand van de liquide middelen 31,8 miljoen euro.
Scholingsfonds
De liquide middelen bestaan in zijn geheel uit gelden op de bankrekening van het fonds. Over 2014 werd een gewogen gemiddeld rendement gehaald van 0,1 procent over het gemiddelde saldo van 1,6 miljoen euro. Ultimo 2014 was de stand van de liquide middelen 1,2 miljoen euro.
Aanvullingsfonds
De ontvangen premies worden tweemaal per maand afgestort naar de rekening van het Tijdspaarfonds bij de Rabobank. Hiermee wordt vanaf mei per storting de rekeningcourantschuld, die is ontstaan door het uitbetalen aan de deelnemers van het Tijdspaarfonds, afgelost. Ultimo 2014 was de reële waarde van de belegging bij Rabobank 218,0 miljoen euro exclusief opgelopen interest. De stand van de rekening-courant bij Rabobank bedroeg ultimo 2014 24,9 miljoen euro negatief. Het totaal van de rentelasten en -baten op de rekening-courant bedroeg 0,1 miljoen euro negatief. In
Gedurende het verslagjaar vonden geldmarktuitzettingen plaats tegen een gemiddeld percentage van 0,7 procent. Ultimo 2014 waren er geen beleggingen in deposito’s en obligaties. Ultimo 2014 was de stand van de liquide middelen 14,5 miljoen euro.
13
Aard van de beleggingen voor het cluster van BTER-fondsen over de afgelopen jaren
14 (Bedragen in miljoenen euro’s)
(Bedragen in miljoenen euro’s)
Tijdspaarfonds
Opleidings- en Ontwikkelings-fonds
Scholingsfonds
Aanvullingsfonds
Totaal
2014 ./.
24,9
Beleggingen - kort
./. 24,9
-
-
-
Beleggingen - lang
218,0
84,4
-
-
302,4
Totaal
193,1
84,4
-
-
277,5
2013 Beleggingen - kort
./. 20,9
-
-
-
./. 20,9
Beleggingen - lang
215,6
82,8
-
-
298,4
Totaal
194,7
82,8
-
-
277,5
2012 6,4
-
-
4,0
./. 2,4
Beleggingen - lang
212,6
81,4
-
5,0
299,0
Totaal
206,2
81,4
-
9,0
296,6
Beleggingen - kort
./.
2011 15,5
-
-
35,1
19,6
Beleggingen - lang
211,4
90,2
-
5,0
306,6
Totaal
195,9
90,2
-
40,1
326,2
Beleggingen - kort
./.
2010 Beleggingen - kort
16,0
-
-
26,0
42,0
Beleggingen - lang
210,1
112,2
-
10,0
332,3
Totaal
226,1
112,2
-
36,0
374,3
Communicatie
Doelgroepen
De BTER-fondsen hebben te maken met de volgende doelgroepen: • Werkgevers • Werknemers: bouwplaatsmedewerkers • Werknemers: UTA-medewerkers • Ex-werknemers (die mogelijk recht hebben op werknemersregelingen) -> via vakbondsconsulenten • Vakbondsconsulenten • Werkgeversorganisaties • Opleidingsinstituten (geldt alleen voor Scholingsfonds)
Communicatiemiddelen
BTER-bouw communiceert via drie websites: • bter-bouw.nl de toegangssite; • tijdspaarfondsbouw.nl met name gericht op werknemers; • scholingsfonds.nl met name gericht op werkgevers en opleidingsinstituten;
Beveiligde webomgeving Ook bieden de BTER-fondsen een aantal beveiligde websites, waar daartoe gemachtigde personen terecht kunnen met behulp van een toegangscode: • MijnBTER, actief sinds 2012, bedoeld voor werkgevers. • Privaat deel op Tijdspaarfonds.nl, bedoeld voor werknemers. Zij kunnen hier hun saldo opvragen. • De portal Netwerken3 op administratienet.nl: via deze beveiligde applicatie kan de administrateur met behulp van een inlogcode de maandelijkse loon- en premieafdracht doorsturen. Gaat ook over bpfBOUW en andere bedrijfstakeigen regelingen. Wijzigt per 2016 naar ander proces: project PRINS.
Helpdesk telefonisch en e-mail Werkgevers en werknemers kunnen bellen naar drie verschillende telefoonnummers, voor het Tijdspaarfonds, het Aanvullingsfonds en het Scholingsfonds. Daarnaast is er voor werkgevers (en administratiekantoren/softwareleveranciers) een helpdesk voor vragen over de opgave loon en premie. Met het Tijdspaarfonds kan ook per e-mail worden gecorrespondeerd via
[email protected]. Het Scholingsfonds heeft een digitaal contactformulier op de website scholingsfonds.nl.
Printuitgave tezamen worden deze drie websites ook wel ‘de BTER-portal’ genoemd.
Online enquête In december 2014 is een online enquête gestart op de drie websites bter-bouw.nl, scholingsfonds.nl en tijdspaarfondsbouw.nl. Via de vragenlijst kunnen bezoekers van de websites hun mening geven over diverse aspecten van de website: gebruiksvriendelijkheid, vindbaarheid van informatie, vormgeving, etcetera. De resultaten zullen medio 2015 aan het clusterbestuur BTER worden gerapporteerd.
Administratienet Er is daarnaast een website die ook over bpfBOUW en andere bedrijfstakeigen regelingen informeert: administratienet.nl Kerntaak is informatie over de opgave loon en premie (OLP) in de Bouwnijverheid. Naast de vier BTER-regelingen gaat het ook om andere regelingen van de sectoren Natuursteen, Mortel en Bikudak. De website is bedoeld voor werkgevers, administratiekantoren en softwareleveranciers in de Bouwnijverheid.
Zes keer per jaar verschijnt de papieren uitgave Bouwpensioen & BTER-post (voorheen Cordares Post). Deze wordt naar alle werkgevers(organisaties) en vakbondsconsulenten verstuurd. De Bouwpensioen & BTER-post bericht niet exclusief over de BTERregelingen, maar ook over het pensioenfonds bpfBOUW .
Overige communicatiemiddelen
Jaarverslag De BTER-fondsen hebben de wettelijke verplichting om een jaarverslag per fonds uit te brengen. Dit wordt in één gezamenlijk jaarverslag uitgegeven.
Brieven Werknemers en werkgevers worden per brief geïnformeerd over toekenning van regelingen die ze hebben aangevraagd. Bij het Tijdspaarfonds ontvangt iedere werknemer een startbrief. Met betrekking tot de premie-inning ontvangen werkgevers facturen.
Jaarboek Tot en met 2013 ontvingen werkgevers de gedrukte versie van het ‘jaarboek’ (voor de pensioen- en bedrijfstakeigen
Vanwege het project PRINS zal de Netwerken-portal in 2016 worden vervangen door een nieuw systeem.
3
15
16
regelingen). Met ingang van 2014 is het jaarboek alleen digitaal beschikbaar in pdf-formaat. Het jaarboek is te downloaden via administratienet.nl. In het jaarboek staat praktische informatie over de bedrijfstakeigen regelingen en de uitvoering ervan. Het jaarboek biedt bovendien contactinformatie aan van relevante instellingen.
Voorlichting via vakbonds- en werkgeversconsulenten Werkgevers- en werknemersorganisaties hebben een cruciale taak in de informatievoorziening. Zij informeren belanghebbenden veelal mondeling. De werknemersorganisaties (vakbonden) hebben een taak bij de tussentijdse opnames van Tijdspaarfonds-tegoeden en verzorgen voor het Aanvullingsfonds de intake van een aantal regelingen. Dit wordt uitgevoerd door vakbondsconsulenten.
2014
JAARVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2014
17
18
Inhoudsopgave
Jaarverslag 2014
Bestuur Doelstelling Kerncijfers Bijdragebeleid Uitvoering Communicatie
Overige gegevens
20 21 23 24 25 28
Jaarrekening 2014
Balans per 31 december 2014 Staat van baten en lasten over 2014 Kasstroomoverzicht over 2014 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans per 31 december 2014 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014
30 31 32 33 35 38
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten Gebeurtenissen na balansdatum Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
40 40 41
19
Bestuur
20
De Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid is gevestigd te Harderwijk. Het bestuur van de stichting is paritair samengesteld uit vijf werkgevers- en vijf werknemersleden. De vijf werkgeversleden zijn benoemd door Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven. Van de werknemersleden zijn er drie afkomstig van FNV Bouw en twee van CNV Vakmensen.
Werkgeversbestuursleden (namens Bouwend Nederland) Dhr. W. Ketting, voorzitter Dhr. A.W.J. Borst Dhr. G.C.J.J. Peek Dhr. N.J. van Til Dhr. G. Werkhoven1
Werknemersbestuursleden Mw. M.B. van Veldhuizen, fungerend voorzitter (namens FNV Bouw) Dhr. J.G. Crombeen (namens FNV Bouw) Dhr. G. Lokhorst (namens CNV Vakmensen) Mw. S.H. ter Maat (namens FNV Bouw) Dhr. H.A. van der Spek (namens CNV Vakmensen)
Per 31 december 2014 is de heer Werkhoven afgetreden als bestuurslid. De heer E. Tierolf is benoemd als zijn opvolger en is per 1 januari 2015 aangetreden.
1
Doelstelling
De Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid bestaat sinds 1 januari 2006. Het Tijdspaarfonds verschaft de werknemer een vergoeding wegens: • de wettelijke 8 procent vakantietoeslag; • loonderving bij bovenwettelijke vakantiedagen; • loonderving voor een aantal van de roostervrije dagen; • loonderving bij kort verzuim; • sinds 2012: loonderving bij discontinuïteit in de bedrijfsvoering; • eventuele andere daarmee verband houdende situaties. Het Tijdspaarfonds biedt de werknemer individuele keuzes voor de opbouw van extra tegoeden. Het opgebouwde saldo van de werknemer wordt ieder jaar in mei op zijn of haar betaalrekening overgemaakt. Tussentijdse opnames zijn onbeperkt mogelijk. De enige voorwaarde is dat de werknemer geen hogere bedragen opneemt dan het saldo toelaat.
Werking van het Tijdspaarfonds
In de CAO Bouwnijverheid is bepaald dat deelname aan het Tijdspaarfonds verplicht is voor bouwplaatswerknemers. Een UTA2-werknemer kan op vrijwillige basis deelnemen. In dat geval is de werkgever verplicht om medewerking te verlenen.
Het Tijdspaarfonds administreert de bedragen voor de vakantietoeslag en de verlof- en verzuimdagen apart. Als de werknemer een aantal dagen werk ‘verzuimt’, hoeft de werkgever voor die verzuimdagen geen loon aan de werknemer te betalen. Daarvoor heeft die werkgever immers al betaald aan het Tijdspaarfonds. De werknemer kan een aanvraag doen om zijn/haar tegoeden uit het Tijdspaarfonds op te nemen wanneer dat hem of haar het beste uitkomt. Dat geldt zowel voor de vakantietoeslag als het tegoed voor de verlof- en verzuimdagen. Alleen in mei wordt het totaal opgebouwde saldo automatisch overgemaakt op de bankrekening van de werknemer zonder dat hij of zij daarvoor een aanvraag hoeft te doen. Volgens artikel 26a van de CAO voor de Bouwnijverheid kan een bouwplaatswerknemer van 55 jaar of ouder kiezen voor een vierdaagse werkweek. In dat geval worden alleen de vakantietoeslag en het tegoed van drie kortverzuimdagen verplicht gestort. Alle overige verlof- en roostervrije dagen zijn namelijk nodig om de vierdaagse werkweek te kunnen realiseren.
Keuzemogelijkheden
De werkgever maakt maandelijks (of vierwekelijks) een bedrag over aan het Tijdspaarfonds dat bestemd is voor de wettelijke 8 procent vakantietoeslag en voor een aantal vrije dagen. In tabel 1 is dit schematisch weergegeven:
Het Tijdspaarfonds kent naast de vaste stortingen nog een aantal individuele keuzemogelijkheden. De gemaakte keuzes gelden slechts zolang de werknemer dat wenst. In overleg met de werkgever kunnen keuzes elke loonperiode weer aangepast worden.
Tabel 1: Vergoedingen en vrije dagen
Extra stortingen
Vergoeding
Bouwplaatswerknemer
UTAwerknemer
Ja
Ja
8 procent wettelijke vakantietoeslag
Aantal dagen
Aantal dagen
• Bovenwettelijke verlofdagen
*5
**5
• Roostervrije dagen
10
5
• Kortverzuimdagen
3
3
Eventuele extra stortingen
Ja
Ja
Optioneel: DO&R
Ja
Nee
Verlof- en verzuimdagen
* Voor werknemers tot 18 jaar wordt de geldswaarde van 9 bovenwettelijke dagen gestort. ** Voor werknemers (UTA) tot 18 jaar wordt de geldswaarde van 7 bovenwettelijke dagen gestort. Uitvoerend, Technisch en Administratief personeel
2
De deelnemer kan met instemming van de werkgever, ook de geldswaarde van andere inkomensbestanddelen op zijn individuele tijdspaarrekening laten storten. Bijvoorbeeld: • overige verlof- en/of roostervrije dagen; • verlof- en/of roostervrije dagen die aan het eind van het jaar niet zijn opgenomen; • reisuren en/of de chauffeurstoeslag.
Vrij beschikken over saldo De werknemer kan steeds vrij beschikken over zowel de gestorte bedragen voor de vakantietoeslag als over de bedragen voor verlof- en verzuimdagen. Het maakt niet uit of en wanneer er daadwerkelijk verlof is opgenomen of dat er sprake is geweest van verzuimdagen. De werknemer wordt geacht zijn tegoed voor Discontinuïteit Overwerk en Reisuren alleen op te nemen ter compensatie van de opname-uren die door de werkgever worden ingezet.
21
Flexibele afdracht 22
De deelnemer kan in een kalenderjaar minder verlofdagen en/of roostervrije dagen opnemen dan waar de werkgever voor heeft betaald aan het Tijdspaarfonds. In dat geval kan hij kiezen voor verlaging van de afdracht in het volgende kalenderjaar met het aantal minder opgenomen dagen. De geldswaarde van dat aantal dagen kan onder voorwaarden worden gebruikt voor een storting in een levensloopregeling3.
Gedeeltelijke storting De deelnemer kan ook kiezen voor een gedeeltelijke storting. In dat geval wordt niet 100 procent maar 55 procent van het per loonbetalingsperiode vastgestelde bedrag afgedragen aan het Tijdspaarfonds. De deelnemer ontvangt het bedrag (= 45 procent van het vastgestelde bedrag) dat niet in het Tijdspaarfonds wordt gestort bij de uitbetaling van het loon. Het nettoloon is dus hoger; de afdracht aan het Tijdspaarfonds wordt met hetzelfde bedrag verlaagd. Per saldo is het totale nettojaarloon van de deelnemer bij de gedeeltelijke storting dus precies gelijk aan de 100 procentvariant. Een uitzondering is de storting inzake Discontinuïteit Overwerk en Reisuren. Die storting betreft altijd de gedeeltelijke storting, dus 55 procent.
Discontinuïteit Overwerk en Reisuren
In 2012 hebben partijen bij de CAO voor de Bouwnijverheid een akkoord gesloten over verplicht overwerk voor bouwplaatswerknemers. Deze werknemers van 18 jaar of ouder met een volledig dienstverband kunnen, ten behoeve van de opvang van discontinuïteit in de bedrijfsvoering, worden verplicht tachtig opname-uren per kalender¬jaar op te bouwen door middel van verplicht overwerk. Om de tachtig opname-uren te realiseren, kunnen werknemers naast overwerkuren ook reisuren aanwenden. De geldswaarde van deze tachtig opname-uren wordt door de werkgever aan het Tijdspaarfonds overgemaakt. Dit gebeurt per loonbetalingsperiode waarin de overuren zijn gemaakt. Over de opname-uren die hier tegenover staan wordt acht procent vakantietoeslag van het vast overeengekomen loon berekend en gestort naar het Tijdspaarfonds. De storting DO&R betreft de gedeeltelijke storting en is dus 55 procent van de brutowaarde. Inhouding van loonheffingen vindt plaats bij storting.
De wettelijke voorwaarden voor de levensloopregeling zijn per 1 januari 2012 gewijzigd.
3
Bij minder drukke periodes zal de werkgever de werknemer juist minder dagen willen laten werken. Dat is dan mogelijk als compensatie voor de overuren die eerder zijn gemaakt. De werknemer kan die dagen betaald krijgen uit het saldo van de 80 opname-uren via het Tijdspaarfonds. Het is de bedoeling dat de werknemer zijn of haar DO&R-tegoed in het Tijdspaarfonds alleen opneemt ter compensatie van niet-gewerkte uren in een minder drukke periode. De werknemer kan voor deze vrije dagen tussentijds bedragen opnemen uit zijn DO&R-saldo via de werknemersorganisatie. Als de werknemer geen gebruikmaakt van de mogelijkheid tot tussentijdse geldopnames, zal het Tijdspaarfonds het spaarsaldo-DO&R op de eerste werkdag na 1 april van ieder kalenderjaar ambtshalve overmaken op de tegenrekening van de werknemer.
Kerncijfers
(Bedragen in miljoenen euro’s)
2014
2013
2012
2011
2010 23
Aantal werkgevers ultimo verslagjaar
7.485
7.785
8.598
9.489
9.868
Aantal deelnemers ultimo verslagjaar4
65.925
74.238
88.448
99.844
106.063
239,8
271,5
317,8
353,8
371,4
1
1,2
0,5
-
-
254,2
301,7
343,5
364,8
383,4
Betaalde bedragen DO&R (in miljoenen euro’s)
1,1
0,7
-
-
-
Administratiekosten (in miljoenen euro’s)
3,2
3,0
3,2
2,9
3,1
Rendement beleggingen (in miljoenen euro’s)
5,5
6,0
4,4
12,6
4,1
Ontvangen bedragen (in miljoenen euro’s) Ontvangen bedragen DO&R (in miljoenen euro’s) Betaalde bedragen (in miljoenen euro’s)
Dit betreft het aantal deelnemers ultimo verslagjaar met een positief saldo.
4
Bijdragebeleid
Uitvoeringskosten
24
Werkgevers betalen voor de opbouw van de tegoeden de desbetreffende nettoloonwaarde aan het Tijdspaarfonds. Op deze betaling zit geen opslag voor het dekken van de uitvoeringskosten van de regeling. De uitvoeringskosten worden betaald uit de beleggingsrendementen. In tabel 2 staat vermeld hoeveel het fonds per rechtjaar heeft ontvangen.
Tabel 2: ontvangen bedragen per rechtjaar Ontvangen bedrag (in miljoenen euro’s) Tijdspaarregeling
Ontvangen bedrag (in miljoenen euro’s) DO&R regeling
2010 - 2011
389,6
-
2011 - 2012
349,1
-
2012 - 2013
306,7
0,6
2013 - 2014
257,0
1,2
2014 - 2015
235,8
1,0
Rechtjaar5
In tabel 3 staat vermeld hoeveel het fonds per kalenderjaar heeft ontvangen:
Tabel 3: ontvangen bedragen per kalenderjaar Ontvangen bedrag (in miljoenen euro’s) Tijdspaarregeling
Ontvangen bedrag (in miljoenen euro’s) DO&R regeling
2009
398,3
-
2010
371,4
-
2011
353,8
-
2012
317,8
0,5
2013
271,5
1,2
2014
239,8
1,0
Kalenderjaar
Uit deze tabellen blijkt dat de bedragen die aan het Tijdspaarfonds worden afgedragen elk jaar minder worden. Dat komt omdat het aantal bouwplaatswerknemers met een dienstverband onder de CAO voor de Bouwnijverheid jaarlijks afgenomen is.
Een rechtjaar voor het Tijdspaarfonds loopt van de maand mei in een betreffend jaar tot de maand mei van het daaropvolgende jaar.
5
Het rechtjaar DO&R 2012 loopt van oktober tot en met maart en vanaf 2012 van april tot en met maart.
Uitvoering
De uitvoering van de Tijdspaarfondsadministratie is uitbesteed aan APG Rechtenbeheer NV.
Tussentijdse opnames van tegoeden
Aanvragen voor tussentijdse opnames van bouwplaatspersoneel lopen via de werknemersorganisaties FNV Bouw of CNV Vakmensen. De werknemer kan op de website tijdspaarfondsbouw.nl inloggen op een beveiligde omgeving. Daar kan hij of zij een vakbondsconsulent kiezen. De aanvraag voor een tussentijdse opname wordt dan via de gekozen vakbondsconsulent in behandeling genomen. UTA-werknemers kunnen via dezelfde webomgeving van het Tijdspaarfonds opdrachten voor tussentijdse opnames geven zonder tussenkomst van een vakbondsconsulent.
Aprilbetaling
Als de werknemer geen of geen volledig gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot tussentijdse geldopnames spaarsaldo DO&R, zal het Tijdspaarfonds het dan aanwezige DO&R-saldo op de eerste werkdag na 1 april van ieder kalenderjaar ambtshalve overmaken op de tegenrekening van de werknemer.
Meibetaling
Tenzij de werknemer anders aangeeft, wordt jaarlijks in de maand mei het totale saldo aan vakantietoeslag en verlof- en verzuimdagen uitgekeerd dat op dat moment op de rekening in het Tijdspaarfonds staat.
Controle op juiste en tijdige afdrachten
De werkgever dient binnen veertien dagen na afloop van elke loonbetalingsperiode van vier weken of een maand de bijdragen aan het Tijdspaarfonds te betalen. Op elke loonstrook van de werknemer staat vermeld welke bedragen aan het Tijdspaarfonds zijn betaald en op welke loonperiode die betaling betrekking heeft. De werknemer kan met zijn saldo-overzichten van het Tijdspaarfonds en zijn loonstroken controleren of de betalingen tijdig en volledig zijn gedaan. Saldo-overzichten worden ieder kwartaal per post toegezonden aan de deelnemers als in dat kwartaal een saldowijziging heeft plaatsgehad. Op de private pagina’s van de website van het Tijdspaarfonds kan de werknemer tussentijds de meest actuele saldi raadplegen.
Correcties op foute betalingen
De werkgever is verantwoordelijk voor tijdige en juiste betaling. Om de rechten van de werknemers te beschermen, ontbreekt de mogelijkheid voor een werkgever om een betaling ongedaan te maken. Als de werkgever een (veel) te hoge storting heeft gedaan, doet hij daarom vaak een beroep op de administratie van het fonds om een correctie uit te voeren. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt op verzoek van een werkgever een (veel) te hoge betaling teruggestort. Dat is alleen aan de orde als van de werkgever redelijkerwijs niet gevraagd kan worden zijn fout binnen redelijke termijn zelf te herstellen met toekomstige verplichtingen aan het Tijdspaarfonds. In voorkomende gevallen wordt het ten onrechte afgedragen bedrag in zijn geheel aan de werkgever teruggestort, waarna de werkgever alsnog de juiste betaling kan doen. Als de werknemer tussentijds zijn (te hoge) saldo heeft opgenomen, of als ambtshalve de uitbetaling in mei heeft plaatsgevonden, dan is terugstorting aan de werkgever niet meer mogelijk. De werkgever moet dan zelf bij de (ex-)werknemer een vordering instellen. Een onjuiste betaling hoeft overigens niet direct een probleem te zijn. De werkgever is zelf mogelijk ook in staat bij een volgende storting een correctie door te voeren. Dit betreft dan doorgaans relatief kleine financiële verschillen die bij het voortduren van het dienstverband (en dus bij nieuwe stortingen aan het Tijdspaarfonds) in korte tijd rechtgezet kunnen worden. Zo kan de werkgever bij een volgende storting zelf een correctie toepassen als hij een keer te veel heeft betaald. Bij een te lage betaling kan de werkgever tussentijds een aanvullende betaling doen of bij de eerstvolgende periodieke storting het tekort aanvullen.
Beslaglegging
De tegoeden die bij het Tijdspaarfonds zijn geregistreerd zijn nettoloonbedragen. Als een werknemer schulden heeft die niet tijdig worden afgelost, dan hebben schuldeisers de mogelijkheid beslag te laten leggen op de Tijdspaarfondstegoeden. De procedure daarvoor is dezelfde als bij loonbeslag die bij werk gevers wordt ingediend. Veelal wordt zowel loonbeslag als beslag bij het Tijdspaarfonds gelegd. In tegenstelling tot bij loonbeslag wordt bij het Tijdspaarfonds geen beslagvrije voet toegepast. Bij een beslaglegging blokkeert het Tijdspaarfonds de tegoeden van de werknemer tot het bedrag waarover beslag is gelegd. De geblokkeerde tegoeden worden aan de beslaglegger overgemaakt bij de uitbetaling in mei of zo veel eerder als de deelnemer heeft verzocht om tussentijdse opname.
25
Beslaglegging in 2014
de gestorte bedragen slechts op één moment in een jaar (in mei) kunnen worden opgenomen. Daarom is met de Belastingdienst afgesproken dat ook vakantietoeslag uit het Tijdspaarfonds tussentijds kan worden opgenomen. De vierweken- of maandtabel kan dan worden toegepast. Verder is afgesproken dat de eerste achttien dagen dat de werkgever geen loon betaalt aan een werknemer niet te beschouwen zijn als onbetaalde verlofdagen in de zin van de wet. Deze achttien dagen worden immers via het Tijdspaarfonds aan de werknemer betaald.
In 2014 zijn 69 nieuwe beslagleggingen geregistreerd. Het bedrag dat in 2014 aan de beslagleggers is overgemaakt bedraagt 367.620 euro. Dat is inclusief beslagen uit voorgaande jaren die doorlopen in 2014. In 2013 werden 98 nieuwe beslagleggingen geregistreerd en werd 387.152 euro aan de beslagleggers overgemaakt.
Fiscale aspecten Omdat over de tegoeden geen rentevergoeding aan de werk nemer wordt verstrekt, is het Tijdspaarfonds niet aangemerkt als een bancaire inrichting.
Als de werknemer een vrije dag opneemt als bedoeld in het Tijdspaarfonds, betaalt de werkgever over die dag geen loon. De werknemer heeft daarvoor immers een tegoed opgebouwd in het Tijdspaarfonds.
Saldo en beleggingen
Voor het toepassen van de vierweken- of maandtabel gedurende het hele jaar is met de Belastingdienst afgesproken dat een mogelijk tijdsverschil tussen betalen aan en uitbetaling door het fonds moet worden voorkomen. Een dergelijk tijdsverschil doet zich voor als de werkgever gedurende het hele jaar inhoudingen doet op de component vakantietoeslag, terwijl
Kredietfaciliteit (KF)
In de hierna volgende grafiek is het verloop aangegeven van de door werkgevers aan het Tijdspaarfonds betaalde bedragen. ‘VD’ is het door het Tijdspaarfonds ontvangen equivalent in geld van de TSF-dagen. ‘VT’ is de ontvangen wettelijke vakantietoeslag van acht procent.
Vakantiedagen (VD)
Vakantietoeslag (VT)
450 400 350 Saldo (in miljoenen euro's)
300 250 200 150 100 50
5 r-1 ap
n15 ja
4 l-1
4
ok t-1 4
ju
ap r-1
n14 ja
3
ok t-1 3
3
Grafiek : verloop van door werkgevers aan het Tijdspaarfonds betaalde bedragen
ju l-1
r-1 ap
n13 ja
2 ju l-1
ok t-1 2
2 ap r-1
n12 ja
1
1
ok t-1 1
ju l-1
r-1 ap
n11 ja
0 l-1
0
ok t-1 0
ju
r-1 ap
n10
0
ja
26
In december 2011 is een beleggingsconstructie aangekocht bij Rabobank met een aankoopsom van 210 miljoen euro en een looptijd van vijf jaar. De beleggingsconstructie heeft een garantiewaarde van 200 miljoen euro indien deze tot einde looptijd wordt aangehouden. Er is voor deze beleggingsconstructie gekozen vanwege de mate van betrouwbaarheid, de gegeven garanties, de flexibiliteit en het betere rendement. Door deze beleggingsconstructie kan een beter rendement worden behaald dan het rendement op geldmarktbeleggingen. Het geld dat is vastgelegd in deze beleggingsconstructie kan niet worden gebruikt voor de jaarlijkse uitbetaling in mei. Dit risico is ondervangen door een kredietfaciliteit van 170 miljoen euro die gekoppeld is aan deze beleggingsconstructie. In de bovenstaande grafiek is te zien in hoeverre de kredietfaciliteit ‘KF’ wordt aangesproken. De naam van deze beleggingsconstructie van de Rabobank heet Equity Strategie Obligatie (RESO). De inleg van de RESO bestaat uit twee componenten. De vaste component is de inleg die wordt gebruikt om de terugbetalingen van de gegarandeerde coupons en aflossingen te garanderen. De variabele component is het gedeelte van de inleg dat gebruikt wordt om te beleggen. De belegging bestaat ultimo 2014 uit een vaste component van 159,7 miljoen euro waar niet mee belegd wordt en een variabele component van 58,3 miljoen euro waarmee belegd wordt in aandelen. Het rendement uit de belegging bestaat uit: • een vaste jaarlijkse rente van 3 miljoen euro • een extra coupon afhankelijk van goede resultaten van de belegging • ongerealiseerde koerswijzigingen indien de marktwaarde onder de kostprijs gedaald is. Het rendement uit deze belegging wordt aangewend voor dekking van de administratiekosten. De belegging van het fonds is onderhevig aan de inherente risico’s die samenhangen met beleggen. Het beleggingsbeleid is gericht op het beperken van deze risico’s. Het belangrijkste risico van de belegging is het risico van koersdaling. Dit risico wordt ondervangen door de garantie dat voor de belegging 200 miljoen euro uitgekeerd wordt indien deze belegging tot einde looptijd wordt aangehouden, en doordat met slechts een deel (de variabele component) van de belegging echt belegd wordt. Hierdoor is het maximale risico beperkt tot 10 miljoen euro. Een onderdeel van de aan de beleggingsconstructie gekoppelde kredietfaciliteit is een aflossingsverplichting op deze faciliteit van 120 miljoen euro per zes maanden voortschrijdend. Sinds
enige jaren lopen de in het fonds gestorte bedragen terug (zie de afname van de spaarsaldi in de grafiek) door het lagere aantal werknemers in de sector. Hierdoor is het voor het Tijdspaarfonds moeilijker de aflossingsverplichting na te komen. Met ingang van oktober 2014 is met de Rabobank een nieuwe aflossingsverplichting van 90 miljoen euro per zes maanden voortschrijdend overeengekomen.
Liquiditeit
Het Tijdspaarfonds heeft leningen van het Aanvullingsfonds en het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds die per 31 december 2015 terugbetaald moeten worden. Het Tijdspaarfonds verwacht in de liquiditeitsbehoefte die in januari 2016 zal ontstaan te kunnen voorzien via verlenging van de leningen of via andere partijen. Het vroegtijdig verkopen van de belegging is eveneens een optie waarmee in de liquiditeitsbehoefte kan worden voorzien.
Begroting
Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op om de kosten van het fonds te monitoren. Deze begroting wordt niet gebruikt om de fondsactiviteiten gedurende het jaar te sturen. Daarom is in het jaarverslag geen begroting opgenomen.
27
Communicatie
28
Met betrekking tot de algemene communicatie van alle BTER-clusterfondsen wordt verwezen naar pagina 15 van het algemene BTER-jaarverslag. Hier volgt een toelichting op de specifieke communicatie middelen van het Tijdspaarfonds:
Startbrief
Zodra van een werkgever een eerste betaling aan het Tijdspaarfonds voor een werknemer is ontvangen, krijgt de werknemer een startbrief. In die brief staat onder meer: • algemene informatie over het Tijdspaarfonds; • de toegangscode voor het beveiligde webportaal met persoonlijke informatie; • informatie over de keuze van een vakbondsconsulent voor tussentijdse opnames van tegoeden.
Website
Het Tijdspaarfonds heeft een eigen website: tijdspaarfondsbouw. nl. De website bestaat uit een publiek deel en een privaat deel. Het publieke deel is voor iedereen toegankelijk en geeft algemene informatie over de tijdspaarregeling. Het private deel is bestemd voor de individuele deelnemer aan het Tijdspaarfonds en is alleen toegankelijk via een persoonlijke toegangscode. Het private deel biedt de werknemer onder meer een actueel overzicht van zijn saldo, de mutaties (betalingen en opnames) en de mogelijkheid een vakbondsconsulent van de werknemersorganisaties te kiezen. Via de vakbondsconsulent kunnen tussentijds bedragen opgenomen worden van het opgebouwde tegoed.
Saldo-overzichten
Ieder kalenderkwartaal ontvangt de werknemer per post een saldo-overzicht met de bij- en afschrijvingen die sinds het vorige saldo-overzicht hebben plaatsgevonden. Met beknopte teksten op dit overzicht wordt de werknemer gewezen op algemene en actuele ontwikkelingen rond het Tijdspaarfonds.
Keuze vakbondsconsulent
Het bestuur heeft geconstateerd dat niet alle deelnemers een vakbondsconsulent hebben gekozen. Daarom is besloten de werknemers in een aparte brief te informeren over de rol
van de vakbondsconsulent in het Tijdspaarfonds. Steeds per kalenderkwartaal worden nieuwe deelnemers aangeschreven die in dat kwartaal nog geen keuze voor een vakbondsconsulent hebben gemaakt. Als men na afloop van het kalenderjaar dan nog steeds geen keuze heeft gemaakt, volgt nogmaals een schriftelijk advies om alsnog een keuze te maken. Vervolgens wordt aan het einde van elk kalenderjaar bezien welke werknemers nog steeds geen keuze hebben gemaakt voor een vakbondsconsulent. Die werknemers worden opnieuw – en zo nodig ieder jaar – per brief geïnformeerd. Eind 2014 zijn 11.011 deelnemers aangeschreven. In 2013 waren dat 11.757 deelnemers. De werknemersorganisaties worden door het Tijdspaarfonds ieder kwartaal geïnformeerd welke werknemers in dat kwartaal voor welke vakbondsconsulent hebben gekozen. De werknemersorganisaties kunnen deelnemers zo rechtstreeks benaderen en informeren over hun dienstverlening.
2014
Jaarrekening 2014
Balans per 31 december 2014 (Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)
Activa
2014
2013
30 193.098
194.688
Vorderingen en overlopende activa (2)
2.923
2.776
Liquide middelen (3)
7.572
7.434
203.593
204.898
2014
2013
Beleggingen (1)
Totaal activa
Passiva
Beschikbaar saldo van baten en lasten (4) Spaarrekening (5) Nog te verwerken bedragen Tijdspaarfonds (6) Overige schulden en overlopende passiva (7) Totaal passiva
23.046
21.340
137.106
151.619
4.689
2.905
38.752
29.034
203.593
204.898
Staat van baten en lasten over 2014 (Bedragen in duizenden euro’s)
(Bedragen Activa in miljoenen euro’s)
2014
2013 31
5.514
5.976
-
118
5.514
6.094
(Bedragen Passiva in miljoenen euro’s)
2014
2013
Administratiekosten (10)
3.202
3.035
606
220
Totaal van de lasten
3.808
3.255
Saldo baten en lasten
1.706
2.839
Beleggingsopbrengsten (8) Overige baten (9) Totaal van de baten
Overige lasten (11)
Kasstroomoverzicht over 2014 (Bedragen in duizenden euro’s)
(Bedragen Baten in miljoenen euro’s)
2014
2013
32 Kasstroom uit tijdspaarfondsactiviteiten Administratiekosten Ingelegde gelden Uitbetaalde gelden Nog te verwerken bedragen Tijdspaarfonds Leningen Aanvullingsfonds en Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Overige ontvangsten en betalingen
./. 3.395
./.
240.804 ./. 255.316
./.
1.595
./.
10.000
302.374 215 20.000
./. 489
./. ./.
Kasstroom uit tijdspaarfondsactiviteiten
3.138 272.678
92
6.801
./.
13.141
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutaties beleggingen
4.007
14.550
Directe beleggingsopbrengsten
2.932
2.918
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie liquide middelen Liquide middelen primo periode Mutatie liquide middelen Liquide middelen ultimo periode
6.939
17.468
138
4.327
7.434
3.107
138
4.327
7.572
7.434
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Algemeen
Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid verschaft aan werknemers die deelnemen aan de CAO voor de Bouwnijverheid een vergoeding wegens loonderving bij vakantiedagen en algemeen erkende feestdagen en daarmee gelijk te stellen dagen, de vakantietoeslag, alsmede eventuele andere daarmee verband houdende uitkeringen. De regeling van de Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid is vanaf 1 januari 2006 in werking getreden. Statutair heeft op 14 november 2006 de oprichting plaatsgevonden. De regeling ‘’Discontinuïteit Overwerk en Reisuren”, afgekort DO&R-regeling, is ten behoeve van de opvang van discontinuïteit in de bedrijfsvoering door verplicht overwerk voor bouwplaatswerknemers. De regeling is vanaf 1 september 2012 in werking getreden. De verantwoording betreft de tijdspaarregeling en de DO&Rregeling van Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid welke bij contract is opgedragen aan APG.
uit het aanhouden van deze belegging, waaronder interest en gerelateerde kosten, worden in de staat van baten en lasten verwerkt. De ongerealiseerde waardeontwikkeling wordt rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. De gerealiseerde waardeontwikkeling bij verkoop of bij einde looptijd wordt rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. De reële waarde is bepaald met behulp van beschikbare marktinformatie.
Vorderingen en overlopende activa De waardering vindt plaats tegen nominale waarde.
Liquide middelen De liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
Spaarrekening Dit betreft het saldo van ingelegde en uitbetaalde gelden van het Tijdspaarfonds voor de vakantiedagen en vakantietoeslag en van de DO&R-regeling. De tegoeden op de spaarrekening worden in mei, respectievelijk in april, uitbetaald of kunnen door de deelnemers tussentijds worden opgenomen.
Overige schulden en overlopende passiva Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 ‘Organisaties zonder winststreven’.
Waardering van activa en passiva
Algemeen Een actief wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen vloeien en de waarde van het actief betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Beleggingen Rabo Equity Strategie Obligatie (RESO) De Rabo Equity Strategie Obligatie wordt opgenomen tegen reële waarde vermeerderd met de direct daaraan toe te rekenen transactiekosten. De Rabo Equity Strategie Obligatie wordt tot het einde van de looptijd aangehouden. Baten en lasten die direct voortvloeien
De overige schulden en overlopende passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
Resultaatbepaling
Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen als een vermeerdering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt als een vermindering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Beleggingsopbrengsten De beleggingsopbrengsten bestaan uit directe beleggingsopbrengsten en indirecte beleggingsopbrengsten. Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt de interest uit de belegging verantwoord. De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardeontwikkelingen.
33
34
Voor het beheer van de Rabo Equity Strategie Obligatie wordt een management fee in rekening gebracht. De betaalde management fee wordt verwerkt in de indirecte beleggingsopbrengsten van de Rabo Equity Strategie Obligatie.
Administratiekosten De administratiekosten worden toegerekend aan de periode waarop het door APG in rekening gebrachte bedrag betrekking heeft.
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
Toelichting op de balans per 31 december 2014 Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Activa 35
1. Beleggingen (Bedragen in miljoenen euro’s)
Zero coupon deposito (vaste component) Buffer (variabele component) Rabo Equity Strategie Obligatie (RESO) Kredietfaciliteit
./.
2014
2013
159.717
165.062
58.298
50.536
218.015
215.598
24.917 193.098
Per 15 december 2011 is de Rabo Equity Strategie Obligatie (RESO) aangeschaft. De garantiewaarde van de RESO wordt na afloop van de gehele looptijd gegarandeerd (15 december 2016) en bedraagt 200 miljoen euro. De RESO is een gestructureerde obligatie met een aantal bijzondere kenmerken. Het beheer van de RESO vindt plaats door de Rabobank. Door middel van financiële instrumenten worden posities ingenomen in Europese aandelen. Het doel van de RESO is het innemen van langetermijnposities op een leveraged basis om een positief rendement te behalen. De strategie van de variabele component is om een langetermijnpositie in te nemen in Europese aandelen. De inleg van de RESO bestaat uit twee componenten. Het zero coupon deposito, de vaste component is de inleg die wordt gebruikt om de terugbetalingen van de gegarandeerde coupons en aflossingen te garanderen. De buffer, de variabele component is het gedeelte van de inleg dat gebruikt wordt om in de strategie te beleggen. Onder de beleggingen bevindt zich een kredietfaciliteit in de vorm van een bankrekening. De kredietfaciliteit is gekoppeld aan de gestructureerde obligatie Rabo Equity Strategie Obligatie (RESO). Betalingen vanaf deze bankrekening mogen alleen gedaan worden voor uitkeringen in het kader van de TSF-regeling.
2. Vorderingen en overlopende activa Dit betreft een vooruitbetaald bedrag, inzake een liquiditeits buffer, aan het Technisch Bureau voor de Bouwnijverheid 430 (2013: 430), opgebouwde interest op de RESO 2.447 (2013: 2.283), rente rekening courant 2 (2013: 2), nog te ontvangen afrekening administratiekosten 0 (2013:20) en een te vorderen bedrag op deelnemers 44 (2013: 41).
./.
20.910 194.688
3. Liquide middelen De liquide middelen ultimo 2014 zijn het eigendom van de stichting. Liquide middelen betreffen de saldi van de bankrekeningen van het fonds. De liquide middelen zijn dagelijks opvraagbaar.
Passiva
36
4. Beschikbaar saldo van baten en lasten Dit betreft het cumulatieve saldo van baten en lasten. Het verloop is als volgt: 2014
2013
21.340
18.501
1.706
2.839
23.046
21.340
2014
2013
136.243
150.643
863
976
137.106
151.619
2014
2013
Stand aan het begin van het jaar
150.643
180.818
Bij: Aangeleverd
239.792
271.476
141.841
168.200
Beschikbaar saldo van baten en lasten aan het begin van het jaar Saldo volgens de staat van baten en lasten Beschikbaar saldo van baten en lasten aan het eind van het jaar
Het beschikbaar saldo van baten en lasten is vrij besteedbaar.
5. Spaarrekening Dit betreft het saldo van ingelegde en uitbetaalde gelden van het Tijdspaarfonds. De tegoeden op de spaarrekening worden in mei uitbetaald of kunnen door de deelnemers tussentijds worden opgenomen. Vanaf 1 september 2012 geldt de DO&R-regeling. Deze tegoeden op de spaarrekening worden in april uitbetaald of kunnen door de deelnemers tussentijds worden opgenomen.
Spaarrekeningen totaal
Tijdspaarregeling DO&R-regeling Stand aan het einde van het jaar
Verloop spaarrekening Tijdsspaarregeling (Bedragen in miljoenen euro’s)
Af: Uitbetaald: - Vakantietoeslag - Roostervrije dagen
62.417
74.139
- Bovenwettelijke vakantiedagen
31.209
37.070
- Kortverzuim
18.725
22.242
136.243
150.643
Stand aan het einde van het jaar
Verloop spaarrekening DO&R 37 2014
2013
976
497
Bij: Aangeleverd
1.012
1.202
Af: Uitbetaald
1.125
723
863
976
2014
2013
28.000
Stand aan het begin van het jaar
Stand aan het einde van het jaar
6. Nog te verwerken bedragen Tijdspaarfonds Dit saldo betreft de gelden die door de werkgevers zijn gestort, maar nog verwerkt moeten worden.
7. Overige schulden en overlopende passiva
Leningen Aanvullingsfonds
18.000
Lening Opleidings- en Ontwikkelingsfonds
20.000
-
Te betalen aan deelnemers Tijdspaarfonds
461
650
Te betalen rente en bankkosten
175
56
92
101
Te betalen administratiekosten
11
205
Te betalen accountantskosten
13
22
38.752
29.034
Te betalen kosten Technisch Bureau Bouwnijverheid
Lening Aanvullingsfonds Deze post bestaat uit een in mei 2013 verstrekte lening van 20 miljoen door Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid met een looptijd tot en met 31 december 2015 en een rentepercentage van 1 procent. Lening Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Deze post bestaat uit een in mei 2014 verstrekte lening van 20 miljoen door Stichting Opleiding & Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid met een looptijd tot en met 1 september 2015 en een rentepercentage van 1 procent.
Niet in de balans opgenomen verplichtingen Het fonds bezit in het kader van de beleggingsconstructie met de Rabobank een kredietfaciliteit. Deze kredietfaciliteit bevat een stortingsverplichting van 90 miljoen euro voor elke voortschrijdende periode van zes aaneengesloten kalendermaanden.
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Baten
38
8. Beleggingsopbrengsten De post directe beleggingsopbrengsten bestaat uit interest op de RESO en de bijbehorende kredietfaciliteit en interest over het saldo liquide middelen. De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen de waardemutatie van de variabele en de vaste component van de RESO. 2014
2013
Directe beleggingsopbrengsten: Interest op deposito’s en kasgeldleningen Interest op RESO
29
5
3.068
2.964
Indirecte beleggingsopbrengsten: 3.211
Waardeontwikkeling Management-fee RESO
./.
794 5.514
9. Overige baten Deze post betrof in 2013 een vrijval van spaarsaldo van 99 en diverse baten van 19.
3.623 ./.
616 5.976
Lasten
10. Administratiekosten Dit zijn de door APG op basis van de administratieovereenkomst in rekening gebrachte kosten 2.731 (2013: 2.508) en fondskosten 471 (2013: 527). De fondskosten bestaan uit accountantskosten 28 (2013: 34) en bestuurskosten 443 (2013: 493).
Beloning bestuurders De leden van het clusterbestuur BTER ontvangen vacatiegelden volgens de SER-normen. Deze worden verdeeld over de BTERfondsen. In 2014 was het aan het Tijdspaarfonds toegerekende bedrag 23 (2013: 27), inclusief vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Het Tijdspaarfonds heeft geen personeel in dienst.
11. Overige lasten Deze post betreft bankkosten 326 (2013: 192), rente lening Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid 150 (2013: 24), rente lening Stichting Opleiding & Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid 129 (2013: 0) en overige lasten 1 (2013: 4).
Ondertekening van de jaarrekening
Harderwijk, 24 juni 2015 Namens het bestuur, W. Ketting M.B. van Veldhuizen
39
Overige gegevens
40
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten
In de statuten zijn geen aanvullende regelingen met betrekking tot de bestemming van het saldo van baten en lasten vastgesteld. Het saldo over 2014 is toegevoegd aan het beschikbaar saldo van baten en lasten.
Gebeurtenissen na balansdatum
Op 13 juni 2015 hebben cao-partijen een akkoord bereikt over een nieuwe CAO Bouwnijverheid met een looptijd van 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2017, waar ook het Tijdspaarfonds deel van uitmaakt. Het individuele budget van het Tijdspaarfonds wordt uitgebreid. Het Tijdspaarfonds heeft leningen van het Aanvullingsfonds en het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds die per 31 december 2015 terugbetaald moeten worden. Het Tijdspaarfonds verwacht in de liquiditeitsbehoefte die in januari 2016 zal ontstaan te kunnen voorzien via verlenging van de leningen of via andere partijen. Het vroegtijdig verkopen van de belegging is eveneens een optie waarmee in de liquiditeitsbehoefte kan worden voorzien.
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2014 van Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid te Harderwijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven en de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao-bepalingen. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden.
Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid per 31 december 2014 en van het Resultaat over 2014 in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Verder zijn wij van oordeel dat de in de jaarrekening weergegeven uitsplitsing van de lasten naar bestedings doelen/activiteiten juist is en aansluit bij de statuten en/of reglementen van het fonds en de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring caobepalingen. Amsterdam, 24 juni 2015 Ernst & Young Accountants LLP w.g. Drs. D.K. Noort RA
41
42
2014
JAARVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2014
43
44
Inhoudsopgave
Jaarverslag 2014
Bestuur Doelstelling Kerncijfers Premiebeleid Uitvoering Begroting 2015
Overige gegevens
46 47 52 63 64 65
Jaarrekening 2014
Balans per 31 december 2014 Staat van baten en lasten over 2014 Kasstroomoverzicht over 2014 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans per 31 december 2014 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014
68 69 70 71 72 75
Gebeurtenissen na balansdatum Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
78 79
45
Bestuur
46
De Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid is gevestigd te Harderwijk. Het bestuur van de stichting is paritair samengesteld uit vijf werkgevers- en vijf werknemersleden; vijf zijn benoemd door Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven, drie door FNV Bouw en twee door CNV Vakmensen.
Werkgeversbestuursleden (namens Bouwend Nederland) Dhr. N.J. van Til, voorzitter Dhr. W. Ketting Dhr. A.W.J. Borst Dhr. G.C.J.J. Peek Dhr. G. Werkhoven 1
Werknemersbestuursleden Mw. M.B. van Veldhuizen, fungerend voorzitter (namens FNV Bouw) Dhr. J.G. Crombeen (namens FNV Bouw) Dhr. G. Lokhorst (namens CNV Vakmensen) Mw. S.H. ter Maat (namens FNV Bouw) Dhr. H.A. van der Spek (namens CNV Vakmensen)
Per 31 december 2014 is de heer Werkhoven afgetreden als bestuurslid. De heer E. Tierolf is benoemd als zijn opvolger en is per 1 januari 2015 aangetreden.
1
Doelstelling
Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid functioneert als thesaurier voor de bedrijfstak. Het fonds voert zelf vrijwel geen activiteiten uit binnen het kader van haar doel stelling, maar subsidieert activiteiten en projecten van andere organisaties die binnen de doelstellingen van het fonds passen. De activiteiten en projecten waarvoor subsidies worden verstrekt door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds dragen bij aan de beleidsdoelstellingen van de sector. Deze beleidsdoelstellingen zijn als volgt geformuleerd: • bevordering van de instroom in de bouw en dan met name instroom in het bouwonderwijs (vmbo, mbo en hbo); • verbetering van de beroepspraktijkvorming in bedrijven; • bevordering van de aansluiting van het onderwijs op de beroepspraktijk; • stimulering en ontwikkeling van om-, bij- en nascholing; • stimulering en ontwikkeling van loopbaan- en certificeringtrajecten; • instandhouding van de landelijke mbo-vakopleiding voor de Infra; • verbetering van arbeidsomstandigheden & veiligheid; • bevordering van arbeidsgezondheid; • realisering van arbeidsgerelateerd onderzoek; • verbetering van de arbeidsverhoudingen in de bedrijfstak; en • uitvoering van de declaratieregeling collectieve ongevallen.
Deelfondsen en bestedingsdoelen
Deelfondsen Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds maakt gebruik van een indeling in verschillende deelfondsen, met per deelfonds een of meer afzonderlijke statutaire doelstellingen of bestedingsdoelen. De laatste statutaire wijziging van de bestedingsdoelen dateert van 1 januari 2011. De doelstellingen per deelfonds luiden in 2014: • A-fonds voor de financiering van verletkosten van leerlingen en de organisatiekosten van de directe opleiders in de beroepsopleiding en van activiteiten gericht op onder meer vak- en beroepsopleidingen, instroombevordering en imagoverbetering, bij-, om- en nascholing, bevordering van arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid, onderzoeksactiviteiten en kennisontwikkeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden en –verhoudingen en voorlichting en kennisoverdracht; • B-fonds voor de financiering/subsidiëring van activiteiten van werkgevers- en werknemersorganisaties gericht op onder meer vak- en beroepsopleidingen, instroombevordering en imagoverbetering, bij-, om- en nascholing, bevordering van arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid,
onderzoeksactiviteiten en kennisontwikkeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden en –verhoudingen en voorlichting en kennisoverdracht; • S-fonds voor de financiering van onder meer het Scholingsfonds, de financiering van kosten van het Loopbaantraject Bouw & Infra, de bedrijfstakinfrastructuur EVC en verletkosten van leerlingen. De kosten van het reglement Scholingsfonds en de kosten verbonden aan scholingsactiviteiten in het kader van het Loopbaantraject Bouw & Infra komen voor rekening van het S-fonds van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. De stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid voert de activiteiten uit in het kader van het reglement Scholingsfonds. Fundeon is uitvoerder van het Loopbaantraject Bouw & Infra en van de bedrijfstakinfrastructuur EVC.
Bestedingsdoelen De bestedingsdoelen zijn als volgt vastgelegd in de statuten van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds: A-Fonds: De financiering/subsidiëring van activiteiten welke tot doel hebben: 1. De financiering van verletkosten van leerling-werknemers en de organisatiekosten van directe opleiders verbonden aan de beroepsopleiding. 2. Het bevorderen van de kwaliteit, organisatie en uitvoering van de vak- en beroepsopleidingen in de bouwnijverheid. 3. Het bevorderen van kwalitatief en kwantitatief voldoende instroom van werknemers in de bouwnijverheid. Hieronder valt ook het verbeteren van het imago van de bedrijfstak en van het beroep van de werknemer door: • het geven van voorlichting en/of publicitaire acties aan (potentieel) nieuwe werknemers en werkgevers ter bevordering van de instroom en/of toetreding; • projecten gericht op het promoten van bedrijfstakberoepen binnen en buiten de bedrijfstak; • projecten gericht op de integriteit van werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid. 4. Het bevorderen van de opleiding, bij-, om- en nascholing van werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid. Bij werknemers gaat het om scholing ter verbetering van hun employability/inzetbaarheid, bij werkgevers om scholing die betrekking heeft op de arbeidsverhouding werkgever/ werknemer. Hieronder valt ook: • het onderzoeken van actuele technologische en voor de bouw relevante algemene en maatschappelijke ontwikkelingen in het belang van het op peil houden van kennis van werkgevers en werknemers, het behoud van werkgelegenheid en het verhogen van de employability/ inzetbaarheid van werknemers;
47
48
• het voorkomen van uitval/uitstroom en het bevorderen van doorstroom van werknemers in verschillende functies en beroepen binnen de bouwnijverheid. 5. Het bevorderen van de bescherming van de gezondheid en veiligheid en van goede arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid. 6. Het bevorderen van onderzoekactiviteiten op het gebied van arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap, arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, werk methoden en technieken, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid en sociale zekerheid in de bouwnijverheid, inclusief het bevorderen van de resultaten van de onder zoekingen door publicaties, vergaderingen en bijeenkomsten. 7. De vervaardiging, uitgifte en verzending van cao-boekjes ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid. 8. De financiering van de kosten van uitkeringen in geval van overlijden of blijvende invaliditeit als gevolg van een ongeval. In het reglement ‘Collectieve Ongevallenregeling’ (III) worden de voorwaarden nader uitgewerkt. B-Fonds: De financiering/subsidiëring van activiteiten van werkgevers- en werknemersorganisaties welke tot doel hebben: 1. Het bevorderen van de kwaliteit, organisatie en uitvoering van de vak- en beroepsopleidingen in de bouwnijverheid. 2. Het bevorderen van kwalitatief en kwantitatief voldoende instroom van werknemers in de bouwnijverheid. Hieronder valt ook het verbeteren van het imago van de bedrijfstak en van het beroep van de werknemer door: • het geven van voorlichting en/of publicitaire acties aan (potentieel) nieuwe werknemers en werkgevers ter bevordering van de instroom en/of toetreding; • projecten gericht op het promoten van bedrijfstakberoepen binnen en buiten de bedrijfstak; • projecten gericht op de integriteit van werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid. 3. Het bevorderen van de opleiding, bij-, om- en nascholing van werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid. Bij werknemers gaat het om scholing ter verbetering van hun employability/inzetbaarheid, bij werkgevers om scholing die betrekking heeft op de arbeidsverhouding werkgever/ werknemer. Hieronder valt ook: • het onderzoeken van actuele technologische en voor de bouw relevante algemene en maatschappelijke ontwikkelingen in het belang van het op peil houden van kennis van werkgevers en werknemers, het behoud van werkgelegenheid en het verhogen van de employability/ inzetbaarheid van werknemers; • het voorkomen van uitval/uitstroom en het bevorderen van doorstroom van werknemers in verschillende functies en beroepen binnen de bouwnijverheid.
4. Het bevorderen van de bescherming van de gezondheid en veiligheid en van goede arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid. 5. Het bevorderen van onderzoekactiviteiten op het gebied van arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap, arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, werkmethoden en technieken, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid en sociale zekerheid in de bouwnijverheid, inclusief het bevorderen van de resultaten van de onderzoekingen door publicaties, vergaderingen en bijeenkomsten. 6. Het ontwikkelen en implementeren van beleid ten behoeve van het uitvoeren van projecten op het gebied van: • arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid; • sociale zekerheid, waaronder preventie en reïntegratie van werkzoekenden en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten afkomstig uit de bouwnijverheid; • medezeggenschap, participatie, personeelsvertegen woordigingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemingsniveau in de bouwnijverheid. 7. Het bevorderen van kennis bij werknemers en werkgevers, alsmede het bevorderen van ontwikkelingen in bedrijven, over sectorrelevante onderwerpen op het terrein van arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap, arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, arbeids omstandigheden, veiligheid en gezondheid, sociale zekerheid (w.o. preventie, reïntegratie, werkgelegenheidsprojecten). Hieronder valt ook het geven van voorlichting, onder meer middels brochures, publicaties, bijeenkomsten, via helpdesken en internet en door het inzetten van consulenten. 8. Het bevorderen van een goede toepassing van en afstemming op de wet- en regelgeving op sociaaleconomisch terrein binnen de bouwnijverheid. 9. Het coördineren en voorbereiden van overleg tussen sociale partners (met uitzondering van het cao-overleg zelf). 10. Het bevorderen van een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de cao. Hieronder valt ook het voeren van juridische procedures en afhandelen van arbeidsgeschillen, voorzover dat tot doel of effect heeft het verkrijgen van een eenduidige interpretatie. 11. Het bevorderen van een kwalitatief goede inzet van arbeid door de ondersteuning van werknemers en werkgevers in de bouwnijverheid bij persoonlijke problemen. 12. Het (deels) bekostigen van activiteiten van werkgevers en werknemers die voortvloeien uit de in de cao opgenomen overlegverplichtingen op ondernemingsniveau, zoals het afsluiten van sociale plannen in het kader van reorganisaties bij bedrijven in de bouwnijverheid.
13. Het (deels) bekostigen van verlof van werknemers voor het bijwonen van congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakorganisaties.
S-Fonds: 1. De financiering van kosten van scholingsactiviteiten ten behoeve van werknemers gericht op het bevorderen van een goede werking van de arbeidsmarkt in de sector en van activiteiten die de employability van werknemers in de sector verhogen. 2. De financiering/subsidiering van de activiteiten van de Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, welke nader zijn uitgewerkt in de statuten en het reglement (IV). 3. De financiering van kosten verbonden aan het Loopbaantraject Bouw & Infra, de bedrijfstakinfrastructuur EVC en andere scholings- en werkgelegenheidsprojecten. 4. De financiering van verletkosten van leerling-werknemers en de organisatiekosten van directe opleiders verbonden aan de beroepsopleiding.
Subsidies en declaraties
Om de doelstellingen in de bedrijfstak te bereiken, subsidieert het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds verschillende projecten en activiteiten (subsidies). Daarnaast worden een aantal activiteiten op factuurbasis uitgevoerd en verantwoord (declaraties).
Subsidies Hieronder wordt een aantal gesubsidieerde projecten en activiteiten in 2014 kort toegelicht.
Tegemoetkomingen Een belangrijke uitgavenpost van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds betreft de subsidie aan Fundeon Fonds ter financiering van de stimuleringssubsidies aan werkgevers voor het in dienst nemen van leerling-werknemers. Hiervoor is een Regeling Tegemoetkomingen van kracht, welke wordt uitgevoerd door Fundeon Fonds. De leerling-werknemer moet dan wel een opleiding in de wettelijk erkende kwalificatiestructuur op mbo niveau 2 of 3 volgen, middels de beroepsbegeleidende leerweg. De subsidies voor tegemoetkomingen worden door Fundeon Fonds verantwoord op basis van instroomtijdvakken. Vanaf 2011 komen de tegemoetkomingen voor de niveau 2 opleiding ten laste van het A-fonds en die voor de niveau 3 opleidingen komen ten laste van het S-fonds. De Tegemoetkomingen voor Externe Opleidingen betreft een afwijkende regeling voor opleidingen van leerling-werknemers die niet onder de bedrijfstakkwalificatiestructuur vallen. Meer informatie over de voorwaarden is te vinden op www.fundeon.nl/werkgever.
Stimuleringsmaatregel Werkgevers die leerling-werknemers op mbo niveau 3 in dienst nemen konden ook in 2014 gebruik maken van een extra subsidieregeling, die bestaat uit een startsubsidie en een diplomasubsidie. De regeling wordt uitgevoerd door Fundeon Fonds. Meer informatie over de voorwaarden is te vinden op www.fundeon.nl/werkgever. Leerlingbouwplaatsen Een leerlingbouwplaats is een volwaardig bouw- of infraproject waar leerling-werknemers zelf alle bouwkundige werkzaamheden uitvoeren. Voor aannemingsbedrijven is een subsidiebedrag per leerling-werknemer per week beschikbaar indien aan de voorwaarden wordt voldaan. De uitvoering van de subsidieregeling is in handen van Fundeon Fonds. Meer informatie over de voorwaarden is te vinden op www.fundeon.nl/werkgever. Instroom bevorderende maatregelen voor doelgroepen Voor de stimulering van de instroom van deelnemers met afstand tot de arbeidsmarkt in de beroepsopleidingen is een subsidieregeling beschikbaar. De uitvoering is in handen van Fundeon Fonds. Meer informatie over de voorwaarden is te vinden op www.fundeon.nl/werkgever. Loopbaantraject Bouw & Infra Werknemers in de bouwnijverheid die van functie willen veranderen, kunnen daarvoor gebruik maken van het door cao-partijen opgezette Loopbaantraject Bouw & Infra. Het vijfjaarlijkse recht op een assessment is in de cao vastgelegd. Het Loopbaantraject Bouw & Infra wordt uitgevoerd door Fundeon, die daarvoor onder meer trajectadviseurs inzet. Meer informatie over de voorwaarden is te vinden op www.loopbaantrajectbouw.nl. Erkenning verworven competenties In de bouwnijverheid hebben bouwplaatswerknemers recht op een traject gericht op diplomering via de erkenning van verworven competenties (EVC). Voor de uitvoering van dit recht hebben cao-partijen een structurele voorziening opgezet. De uitvoering van EVC is in handen van Fundeon. Meer informatie over de voorwaarden is te vinden op www.evc-centra.nl. Vakmanschap in stappen Eind 2013 is het tweejarige pilotproject Vakmanschap in stappen gestart. Dit project heeft als doel om werknemers van 23 jaar en ouder die nog geen vakdiploma hebben op mbo niveau 2 dit alsnog te laten behalen. Zij volgen daarvoor de opleiding in modules en over meerdere jaren. Het project wordt uitgevoerd door Fundeon. Meer informatie is te vinden op www.vakmansschapinstappen.nl.
49
50
Wajong Werkt in de Bouw! In 2014 is aan het project Wajong Werkt in de Bouw! subsidie verstrekt. Het project had tot doel om te zorgen voor banen in de bouwnijverheid voor de doelgroep Wajong. De projectuitvoering is in handen van Fundeon. Meer informatie is te vinden op www.fundeon.nl/wajong. Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid De stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid verzorgt de subsidieregeling scholing voor bouwplaatspersoneel. Werknemers hebben recht op twee scholingsdagen per jaar voor het bijwonen van cursussen met behoud van loon. De voorwaarden zijn opgenomen in het reglement van de Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid. Werkgevers komen onder voorwaarden in aanmerking voor vergoeding van de cursus-, verlet- en reiskosten. De kosten van het Scholingsfonds, die uitsluitend deze activiteit uitvoert, komen in zijn geheel voor rekening van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. Meer informatie is te vinden op www.scholingsfonds.nl. Werkdrukvoorziening uta-werknemers uta-werknemers hebben recht op begeleiding, indien zij als gevolg van werkdruk dreigen uit te vallen of door werkdruk al arbeidsongeschikt zijn. De uitvoering van deze voorziening is in handen van Stichting Arbouw. Meer informatie is te vinden op www.stressuitdebouw.nl. Arbouw De stichting Arbouw (www.arbouw.nl) is een bedrijfstakinstituut (in samenwerking met andere sectoren, zoals de schildersector en de afbouwsector) dat de verbetering van arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid in de bedrijfstak bevordert. Arbouw voert tevens het individugericht pakket preventiezorg uit, waarop alle werknemers in de bouw recht hebben. Aan dit pakket wordt mede uitvoering gegeven door gecertificeerde arbodiensten die voldoen aan de door Arbouw te stellen kwaliteitseisen. Onderdeel van het pakket is een intredekeuring. De kosten van Arbouw en de kosten van de preventiezorg worden jaarlijks gesubsidieerd. Fundeon De stichting Fundeon (www.fundeon.nl) is een kennisen adviescentrum van de bedrijfstak voor het opleiden en ontwikkelen van personeel in de bouwnijverheid. Doel is het bereiken van een goede aansluiting tussen het onderwijs en het bedrijfsleven. Fundeon ontwikkelt lesmethodes voor mbo-opleidingen, adviseert werkgeversen werknemers over scholings- en loopbaanmogelijkheden en maakt voorlichtingsproducten over beroeps- en opleidingsmogelijkheden in de bouwnijverheid. Onderdeel van Fundeon is Fundeon Fonds, dat de subsidieregelingen van de
bedrijfstak uitvoert. De kosten van Fundeon worden jaarlijks gesubsidieerd.
SOMA College De stichting SOMA College (www.soma-college.nl) is de landelijke mbo-vakopleiding voor de infra. Het SOMA College leidt deelnemers op tot machinist grond-, water- en wegenbouw, allround monteur mobiele werktuigen, kaderfunctionaris of straatmaker. Het SOMA College maakt gebruik van praktijklessen met machines op het uitgebreide oefenterrein. De hiermee gepaard gaande kosten kunnen niet met de reguliere bekostiging van het ministerie van OC&W worden gedekt. Deze extra kosten worden jaarlijks gesubsidieerd. SOMA Bedrijfsopleidingen De stichting SOMA Bedrijfsopleidingen (www.somabedrijfsopleidingen.nl) verzorgt een breed scala aan opleidingen en kortdurende cursussen en trainingen voor volwassenen die al enige ervaring in de infrasector hebben. Daar horen ook zgn. niet-kostendekkende opleidingen (of opleidingen voor kleine beroepen) bij. Voor een deel van de kosten van deze opleidingen wordt een beroep gedaan op het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. Daarnaast is via Fundeon Fonds voor enkele opleidingen van SOMA Bedrijfsopleidingen subsidie beschikbaar voor deelnemers en/of hun werkgevers (www.fundeon.nl). Economisch Instituut voor de Bouw De sector laat jaarlijks door het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) onderzoeksprojecten uitvoeren op het gebied van arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap, arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, werkmethoden en technieken, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid en sociale zekerheid in de bouwnijverheid. Het EIB vraagt hiervoor jaarlijks subsidie aan. Implementatieprogramma’s onderzoeksresultaten De sector laat jaarlijks programma’s uitvoeren gericht op de implementatie van onderzoeksresultaten op het gebied van arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap, arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, werkmethoden en technieken, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid en sociale zekerheid in de bouwnijverheid. Voor de uitvoering van deze programma’s, waarover de Programmaraad Bouwnijverheid aan het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds adviseert, vraagt onder meer SBRCURnet subsidie aan. Werkgevers- en werknemersorganisaties Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds subsidieert ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid
opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten binnen de statutaire bestedingsdoelstellingen van het fonds. Werkgevers en werknemersorganisaties – zoals Bouwend Nederland, FNV, Vereniging van Waterbouwers, CNV Vakmensen, Aannemersfederatie Nederland en Het Zwarte Corps – vragen hiervoor subsidie aan.
Kaderopleiding Bouw De Kader- en Ondernemersopleiding in de Bouw (www.kob.nl) verzorgt opleidingen op het gebied van techniek en management voor met name uta-werknemers. Via Fundeon Fonds is subsidie beschikbaar voor deelnemers en/of hun werkgevers (www.fundeon.nl). Overige projecten Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds maakt nog diverse kleinere projecten mogelijk, bijvoorbeeld gericht op instroombevordering en imago van de vakopleiding en het bouwonderwijs of gericht op een specifiek aspect van de vakopleiding. Subsidieontvangers zijn onder meer het Platform vmbo Bouwen Wonen Interieur (www.vmbo-bwi.nl) en de Restauratie Opleidingsprojecten Nederland (www.rop-nederland.nl).
2. stimuleren mobiliteit en voorkomen van werkloosheid van 250 werknemers ouder dan 55 jaar middels een loonkostensubsidie voor werkgevers; 3. behoud kennisoverdracht door leermeesters middels een loonkostensubsidie voor 2.500 leermeesters ouder dan 55 jaar die bbl-2 en bbl-3 leerlingen begeleiden; 4. realiseren 2.500 leerwerkplekken bbl-2 en bbl-3 voor jongeren tot 27 jaar middels een loonkostensubsidie voor werkgevers; 5. realiseren 500 banen voor (langdurig) werklozen tot 55 jaar middels een loonkostensubsidie voor werkgevers; 6. realiseren 250 banen voor langdurig werklozen tot 27 jaar ter vervanging van een vrijwillig vervroegd uitgetreden werknemer middels een loonkostensubsidie voor werkgevers; 7. stimuleren scholing gericht op het behalen van een startkwalificatie voor 750 werknemers; 8. stimuleren erkenning van verworven competenties van 420 werknemers; 9. stimuleren toekomstgerichte scholing, niet zijnde functionele bijscholing, ten behoeve van duurzame technologieën en toekomstgerichte competenties voor 14.000 werknemers; 10. preventieve interventie en begeleiding van 19.600 met uitval bedreigde werknemers.
Declaraties De kosten voor het drukken en verzenden van cao-boekjes zijn voor rekening van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. Daarnaast voldoet het fonds de kosten van de collectieve ongevallenregeling. De collectieve ongevallenregeling voorziet in een vergoeding aan werknemers die bij een ongeval betrokken zijn. De regeling is opgenomen in de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen 2011-2015 (Hoofdstuk 5, III: Collectieve Ongevallenregeling) en wordt uitgevoerd door Aon Hewitt. Meer informatie is ook te vinden op www.bter.nl. De verantwoording van genoemde kosten onderscheidt zich van de subsidieverlening, doordat uitbetaling plaatsvindt op basis van facturatie. Dat geldt ook voor de algemene kosten van het fonds.
Sectorplan Bouw & Infra
Cao-partijen in de bouwnijverheid zijn met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een sectorplan overeengekomen. Het sectorplan bevat tien maatregelen om de werkgelegenheid te stimuleren en behoud van vakmanschap te waarborgen: 1. (inter-)sectorale mobiliteit van werk(loosheid) naar werk middels bemiddeling en scholing van 6.400 werknemers;
Het plan is van een samenwerkingsverband van partijen, waarbij het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid fungeert als hoofdaanvrager van de subsidie. De subsidiebeschikking is op 29 januari 2014 door het Agentschap SZW afgegeven. De looptijd van het sectorplan is van 1 november 2013 tot 1 november 2015, met uitzondering van maatregel 4. Maatregel 4 loopt door tot 29 januari 2017. De financiële consequenties van het sectorplan worden in de jaarverslagen vanaf 2014 zichtbaar. Naar verwachting wordt de eindafrekening opgenomen in het jaarverslag over het boekjaar 2017. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft besloten dat alle uitgaven in het kader van de subsidieregeling sectorplannen worden geacht te vallen onder de doelstellingsbepalingen en de activiteiten van het fonds. De uitgaven die in het jaarverslag zullen worden benoemd als gedaan in het kader van deze regeling, voldoen aan de verantwoordingsvereisten als bedoeld in het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring.
51
Kerncijfers
De baten
52
De baten bedroegen in 2014 in totaal 88,7 miljoen euro. Hieronder volgt een overzicht van de ontwikkeling van baten naar herkomst over een reeks van jaren.
(bedragen in duizenden euro’s)
Totaal baten
Premiebijdrage uta
Premiebijdrage bouwplaats
Subsidie sectorplan
Rente en beleggingen
2014
88.681
17.388
64.700
4.486
2.108
Begroot
89.407
18.088
70.219
-
1.100
2013
93.083
18.143
72.348
-
2.592
2012
107.235
19.644
86.127
-
1.464
2011
116.394
20.340
95.292
-
762
Bij het bouwplaatspersoneel is sprake van twee verschillende loonsommen: een voor de fondsen A en B, en een afwijkende voor het S fonds. Deze tweedeling bestaat, omdat de premie S-fonds niet wordt geheven bij 55-plussers die gebruik maken van de vierdaagse werkweek.
Over 2014 heeft geen couponuitbetaling plaatsgevonden. In de rentebaten is 1,6 miljoen euro netto koerswinst beleggingen begrepen. De rentebate deposito’s en overige rentebaten bedragen 0,6 miljoen euro. De totaal bate valt 0,7 miljoen euro lager uit dan begroot.
Ten laste van het bouwplaatspersoneel leverde het totaal percentage van 3,3455 een bate op van 64,7 miljoen euro. Dit is inclusief de bate S-fonds van 19,9 miljoen euro. Het is 5,5 miljoen euro minder dan begroot. Het premiepercentage ten laste van het uta-personeel bedroeg voor alle deelfondsen tezamen 0,9520. Dit resulteerde in een bate van 17,4 miljoen euro, 0,7 miljoen euro minder dan begroot. De teruggerekende loonsom bouwplaatspersoneel in 2014 is 2,0 miljard euro en de loonsom uta-personeel bedraagt 1,8 miljard euro. De loonsom S-fonds in 2014 is 1,9 miljard euro. De loonsommen bedroegen in 2013 2,2 miljard euro voor bouwplaatspersoneel, 1,9 miljard euro voor uta-personeel en 2,1 miljard euro S-fonds. De subsidie voor het sectorplan bedroeg 4,5 miljoen euro. De subsidiebate sectorplan was niet begroot. Een deel van het vermogen is belegd in een beleggingsproduct van Rabobank ter waarde van 84,4 miljoen euro ultimo 2014. Dit product kent een looptijd van tien jaar, een hoofdsomgarantie, de mogelijkheid van een jaarlijks vrij opneembaar bedrag en een faciliteit voor liquiditeitsvoorziening. De garantiewaarde ultimo 2014 bedraagt 79,6 miljoen euro.
Premiepercentages 2014
De premiepercentages naar draagvlak, dat wil zeggen uta- en bouwplaatspersoneel, en naar deelfonds waren in 2014 als volgt: uta
bouwplaats
A- fonds
0,4121
1,9443
B- fonds
0,3399
0,3399
S- fonds
0,2000
1,0613
Totaal
0,9520
3,3455
Sinds 2011 is sprake van een werknemersdeel van de premie S-fonds. Het werknemersdeel bedraagt in 2014 voor bouwplaatspersoneel en uta-personeel 0,2000%.
A-fonds
B-fonds
S-fonds
Totaal 53
Bouwplaatspersoneel 1,9443
0,3399
0,8613
3,1455
-
-
0,2000
0,2000
1,9443
0,3399
1,0613
3,3455
0,4121
0,3399
-
0,7520
-
-
0,2000
0,2000
0,4121
0,3399
0,2000
0,9520
A-fonds
B-fonds
S-fonds
Totaal
2014
0,4121
0,3399
0,2000
0,9520
2013
0,5351
0,2169
0,2000
0,9520
2012
0,5195
0,2325
0,2000
0,9520
2011
0,5181
0,2339
0,2000
0,9520
A-fonds
B-fonds
S-fonds
Totaal
2014
1,9443
0,3399
1,0613
3,3455
2013
2,0673
0,2169
1,0613
3,3455
2012
2,0517
0,2325
1,0613
3,3455
2011
2,0503
0,2339
1,0613
3,3455
Werkgeversdeel Werknemersdeel Totaal Uta-personeel Werkgeversdeel Werknemersdeel Totaal
Hieronder volgt een overzicht van de ontwikkeling van het heffingspercentage over alle deelfondsen tezamen naar draagvlak over een reeks van jaren.
Premiepercentages uta-personeel per deelfonds
Premiepercentages bouwplaatspersoneel per deelfonds
De lasten
54
In het jaar 2014 werd voor 69,4 miljoen euro aan subsidies en declaraties verstrekt. De algemene kosten, inclusief de kosten voor de premie-inning, van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, bedroegen 4,4 miljoen euro. De lasten sectorplan bedroegen 4,5 miljoen euro. Het totaal van de lasten bedroeg 78,3 miljoen euro. Hieronder volgt een overzicht van de ontwikkeling van de bestedingen per bestedingscategorie. (bedragen in duizenden euro’s)
2014
Begroot
2013
2012
2011
2.633
9.400
610
14.150
43.132
Opleiding en instroombevordering
22.692
18.357
21.403
24.582
21.906
Scholing en loopbaanbeleid
40.374
Tegemoetkomingen
20.450
28.667
24.212
31.235
Onderzoek en onderzoeksinstellingen
3.323
4.500
3.472
4.398
6.362
Arbeidsomstandigheden, gezondheid en veiligheid
8.193
11.300
9.206
10.259
11.886
742
900
1.327
1.105
713
Overige uitgaven
15.728
16.249
14.710
14.875
15.286
Totaal
73.761
89.373
74.940
100.604
139.659
Collectieve ongevallenverzekering
Eenmalige bate schattingswijziging Lasten sectorplan Totaal
0
0
0
26.900
0
4.486
0
0
0
0
78.247
89.373
74.940
73.704
139.659
./.
De uitgaven voor tegemoetkominggelden zijn lager dan begroot. Dat komt onder meer door de enorme daling van de instroomcijfers in de bouw en infra.
Instroom
Bouw Infra Totaal
Prognose 2014/2015
Realisatie 2013/2014
Realisatie 2012/2013
Realisatie 2011/2012
Realisatie 2010/2011
Realisatie 2009/2010
1.378
1.271
1.664
2.894
3.558
3.722
326
424
527
738
1.308
1.791
1.704
1.695
2.191
3.632
4.866
5.513
De nieuwe Regeling Tegemoetkomingen is ingegaan op 1 januari 2011. Een van de wijzigingen is dat werkgevers zelf actief de subsidie moeten aanvragen en tevens dat ze de benodigde bewijslast moeten verstrekken. Dit leidt er onder meer toe, dat niet alle werkgevers de subsidie aanvragen of toegezegd krijgen. Vanaf 2013 wordt daar bij het inschatten van de lasten rekening mee gehouden.
Bij de tegemoetkomingen is sprake van drie subsidie betaalmomenten. Behalve het uiteindelijke slagingspercentage, moet ook ingeschat worden welk percentage van de leerlingen na instroom in aanmerking zullen komen voor de tussentijdse subsidie. Dit percentage is in 2014 op basis van ervaringscijfers aangepast. Onderdeel van de bestedingscategorie tegemoetkomingen is ook de stimuleringsmaatregel. In de begrote last zit ook 1,3 miljoen euro voor een diplomabonus, waarvan besloten is om hem niet in te voeren. De last in 2014 voor de tegemoetkomingen valt hierdoor uiteindelijk 5,5 miljoen euro lager uit dan begroot. Onder opleiding en instroombevordering vallen veel projecten en activiteiten. Bij een aantal activiteiten vallen de uitgaven behoorlijk mee, zoals bij de subsidies voor vak en kaderscholing, leerlingbouwplaatsen en doelgroepen. Veel hoger is de subsidie aan Fundeon. In 2014 is 6,0 miljoen euro aan extra lasten genomen voor reorganisatiekosten van Fundeon als gevolg van het verdwijnen van de wettelijke taken per 1 augustus 2015. De uitgaven voor scholing en loopbaanbeleid zijn veel lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door veel lagere deelname, met name bij het Scholingsfonds. De kosten Scholingsfonds zijn daardoor 4,2 miljoen euro lager dan begroot. Maar ook bij het Loopbaantraject Bouw & Infra (2,3 miljoen euro lager) en EVC (0,3 miljoen euro lager) zijn de kosten flink lager dan begroot. De uitgaven voor onderzoek en onderzoeksinstellingen zijn net als in 2013 lager dan begroot (1,2 miljoen euro) door vertraging van het implementatieprogramma bouwarbeidsmarkt. Op het gebied van arbeidsomstandigheden en gezondheid vallen de uitgaven mee door lagere deelnemersaantallen en daardoor lagere kosten van de individu- en bedrijfstakgerichte bedrijfsgezondheidszorg. Lager is ook de subsidie uitgave aan Arbouw. Opgeteld gaat het om 3,1 miljoen euro. Bij de overige uitgaven zit in de begroting nog een post onvoorzien van 1,5 miljoen euro. De algemene kosten van het fonds zijn 1,0 miljoen euro hoger dan begroot door met name hogere kosten van de premie-inning. De totaaluitgaven zijn uiteindelijk 11,1 miljoen euro lager dan begroot.
55
Lasten verdeeld naar declaraties en subsidies
56
De lasten (exclusief de lasten sectorplan) van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds zijn te verdelen in subsidielasten en kosten die worden verantwoord op factuurbasis, declaraties genoemd.
(bedragen in duizenden euro’s)
2014
Begroot
2013
5.172
4.500
4.942
Subsidies
68.589
84.874
69.998
Totaal lasten
73.761
89.374
74.940
2014
Begroot
2013
1.327
Declaraties
Specificatie lasten declaraties naar bestedingsdoelen
De declaratielasten van het O&O-fonds zijn als volgt gespecificeerd: (bedragen in duizenden euro’s)
Bestedingsdoel
Regeling Collectieve Ongevallen
A-8
743
900
Druk- en verzendkosten cao
A-7
48
200
22
Algemene kosten
Alle doelen
4.381
3.400
3.593
5.172
4.500
4.942
Totaal lasten
De algemene kosten van het O&O-fonds worden naar rato van de lasten exclusief algemene kosten per bestedingsdoel verdeeld over de bestedingsdoelen.
Specificatie lasten subsidies naar bestedingsdoelen en verantwoordingen
De subsidielasten 2014 zijn in onderstaande tabel gespecificeerd naar subsidieontvanger, project en de bestedingsdoelen (kolom A, B en C). De lasten van de projecten zijn gespecificeerd in de lasten die in voorgaande jaarrekeningen genomen zijn t/m 2013 (kolom I) en de lasten in deze jaarrekening (kolom I). Kolom I sluit aan bij de staat van baten en lasten over 2014. In kolom H staat de totaal in de jaarrekeningen t/m 2014 ingeschatte last per project. Deze totaallast is gesplitst in de reeds met gespecificeerde verantwoordingen voorzien van controleverklaringen verantwoorde last in voorgaande jaarrekeningen (kolom D), bij deze jaarrekening behorende verantwoordingen (kolom E) en de resterende ingeschatte en nog te verantwoorden last in toekomstige jaarrekeningen
(kolom F). In kolom G staat de subsidiebate sectorplan. Alle bedragen in de tabel zijn in duizenden euro’s. Subsidies over oudere jaren zijn toegezegd en worden verantwoord op basis van de oude nummering en indeling van de bestedingsdoelen. In onderstaande tabel wordt uitgegaan van de nieuwe indeling en nummering vanaf 2011. Fundeon Fonds verantwoordt de tegemoetkomingen tot instroomtijdvak 2011/2012 ten laste van bestedingsdoel A-1. Vanaf 2011 worden de tegemoetkomingslasten echter verdeeld over het A-fonds (bestedingsdoel A-1) en het S-fonds (bestedingsdoel S-4). Beide doelstellingen zijn aan elkaar gelijk. Aan A-1 worden de tegemoetkomingen niveau 2 toegerekend, aan S-4 de tegemoetkomingen niveau 3. Ook over oudere jaren wordt deze verdeling gehanteerd waarbij 70 procent van de lasten toegerekend wordt aan het A-fonds en 30 procent aan het S-fonds. In de hierna volgende tabel ziet u een totaaloverzicht, waarbij geldt: Kolom
Toelichting
D:
Verantwoording tot en met 2013
E:
Verantwoording tot en met 2014
F:
Schatting verplichtingen
G:
Subsidie sectorplan
H:
Totale last
I:
Lasten tot en met 2013
J:
Lasten tot en met 2014
57
Tabel: Specificatie lasten subsidies naar bestedingsdoelen en verantwoordingen. Bedragen in duizenden euro’s. 58
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
Naam ontvanger
Omschrijving
Bestedingsdoel
e
e
e
e
e
e
e
e
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2009/2010
A-1
24.207
9
1 ./. 4.418
-
19.799
19.879 ./.
80
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2010/2011
A-1
-
-
16.893
-
16.893
17.877 ./. 984
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2011/2012
A-1
-
-
12.442
-
12.442
12.338
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2012/2013
A-1
-
-
3.345
-
3.345
2.490
856
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2013/2014
A-1
-
-
1.687
-
1.687
559
1.128
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2014/2015
A-1
-
-
574
-
574
-
574
Fundeon Fonds
Tegem. Externe Opleidingen 2014
A-1
-
7
-
-
7
-
7
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2009/2010
A-1
-
31.301
3 ./ .6.199
-
25.101
24.944
157
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2010/2011
A-1
-
-
16.904
-
16.904
18.054 ./. 1.150
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2011/2012
A-1
-
-
5.124
-
5.124
5.384 ./. 260
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2012/2013
A-1
-
-
2.076
-
2.076
1.681
395
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2013/2014
A-1
-
-
1.440
-
1.440
414
1.026
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2014/2015
A-1
-
-
315
-
315
-
315
Fundeon Fonds
Leerlingbouwplaatsen 2014
A-2
-
139
4
-
-
139
-
139
Fundeon Fonds
Vak- en kaderscholing 2014
S-1
-
447
5
-
-
447
-
447
Fundeon Fonds
Crisismaatregelen bbl-3
A-1
-
-
4.569
-
4.569
4.024
545
Fundeon Fonds
Subsidie Doelgroepen 2013
A-2
-
73
6
-
-
73
Fundeon Fonds
Subsidie Doelgroepen 2014
A-2
-
-
114
-
114
-
114
Fundeon
Fundeon 2014
A-2
-
11.786
7
2.969
-
14.755
3.463
11.292
Fundeon
Subsidie frictielasten 2014
A-2
-
-
6.012
-
6.012
-
6.012
Fundeon
Loopbaantraject Bouw & Infra 2014
S-3
-
10.308
8
-
1.097
9.211
-
9.211
Fundeon
Erkenning verworven competenties 2014 S-3
-
1.391
9
-
100
1.292
-
1.292
Fundeon
Vakmanschap in stappen
S-3
-
-
467
93
374
246
128
Fundeon
Subsidie Wajong
A-3
-
37
10
-
-
37
Fundeon
Platform vmbo bouwtechniek 2014
A-2
-
89
11
-
-
89
-
89
Fundeon
Restauratieopleidingen Nederland 2014
A-2
-
114
12
-
-
114
-
114
SOMA College
SOMA College 2014
A-2
-
3.907
13
881
-
4.788
830
3.958
SOMA Bedrijfsopleiding
SOMA Bedrijfsopleidingen 2014
A-4
-
424
14
-
-
424
-
424
St. Wegenbouw-museum
Project Weg en Bouw-museum 2014
A-3
-
175
15
-
-
175
-
175
SBRCURnet
SBRCURnet 2014
A-4
-
1.833
16
-
-
1.833
-
1.833
Arbouw
Arbouw 2014
A-5
-
8.905
17
1.007
975
8.937
1.120
7.817
Arbouw
Werkdrukvoorziening uta 2014
A-5
-
376
18
-
-
376
-
376
EIB
EIB 2014
A-6
-
1.490
19
-
-
1.490
-
1.490
Bouwend Nederland
Bouwend Nederland 2014
B-1, B-2, B-4 t/m B-11
-
4.845
20
4.845
Bouwend Nederland
Functieonderhoud & impactanalyse
A-6
-
-
Aannemers-federatie Ned. Aannemersfederatie Nederland 2014
B-6
-
552
Ver. van Waterbouwers
Vereniging van Waterbouwers 2014
B-1 t/m B-5
-
CNV Vakmensen
CNV Vakmensen 2014
B-2 t/m B-12
-
FNV Bouw
FNV Bouw 2014
B-1, B-2, B-4 t/m B-8, B-10, B-12
-
Het Zwarte Corps
Het Zwarte Corps 2014
B-7, B-10
-
Scholingsfonds
Scholingsfonds 2014
S-2
Subtotaal
2
183 ./. 110
37
-
-
4.845
-
495
-
495
195
300
21
-
-
552
-
552
48
22
-
-
48
-
48
1.397
23
-
-
1.397
-
1.397
4.109
24
-
-
4.109
-
4.109
74
25
-
-
74
-
74
-
10.612
26
-
793
9.819
-
9.819
24.207
94.422
66.696
3.058
182.268
113.679
68.589
-
Fudeon Fonds
Maatregel 2 t/m 6
nvt
-
-
896
896
-
-
CNV Vakmensen
Maatregel 1
nvt
-
-
144
144
-
-
FNV Bouw
Maatregel 1
nvt
-
-
Subtotaal Overige kosten sectorplan
Totaal
Overhead
nvt
104
-
-
26
26
-
-
1.066
1.066
-
-
-
362
362
-
-
-
95.851
4.486
182.268
113.679
68.589
Toelichting op de subsidieverantwoordingen 59
Subsidieregelingen Fundeon Fonds Fundeon Fonds voert een aantal subsidieregelingen uit ten behoeve van de beroepsopleidingen in de bouwnijverheid. De uitbetaalde subsidies worden door Fundeon Fonds per tijdvak verantwoord. Elk tijdvak wordt door het O&O-fonds geadministreerd als individueel project en door Fundeon Fonds afzonderlijk verantwoord middels een gespecificeerde verantwoording voorzien van een controleverklaring. Doordat de subsidie uit hoofde van de Regeling Tegemoetkomingen afhankelijk is van het aantal ingestroomde, afgevallen en gediplomeerde leerling-werknemers in een opleidingstijdvak, is er een lange doorlooptijd van de subsidieverantwoording. Met verantwoorden wordt gewacht tot het grootste deel van de ingestroomde leerling-werknemers de opleiding weer heeft verlaten. Hierdoor vindt de verantwoording van de Tegemoetkomingen instroomtijdvak 2009/2010 pas definitief plaats in 2014. Bij de Tegemoetkomingen Bouw zijn dan in de twee voorgaande boekjaren wel tussentijdse en gecontroleerde verantwoordingen ontvangen, bij de Tegemoetkomingen Infra is dit niet het geval. De lasten van een instroomtijdvak worden in de jaarrekening naar rato verdeeld over de nominale opleidingsduur van de opleiding (twee jaar). In 2014 wordt van het instroomtijdvak 2012/2013 25 procent van de totaal ingeschatte subsidielasten in de jaarrekening als last genomen. Van instroomtijdvak 2013/2014 is dat 50 procent en van instroomtijdvak 2014/2015 is dat weer 25 procent. De lasten in de jaarrekening worden jaarlijks gecorrigeerd met de actuele verwachting op basis van tussentijdse rapportages van Fundeon Fonds over instroomaantallen, leeftijden en slagingspercentages.
Ontvanger
Project
Verantwoording in boekjaar
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2010/2011
2015
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2011/2012
2016
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2012/2013
2017
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2013/2014
2018
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2014/2015
2019
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2010/2011
2015
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2011/2012
2016
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2012/2013
2017
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2013/2014
2018
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2014/2015
2019
Fundeon Fonds
Subsidie Doelgroepen 2014
2015
60
Overige meerjarige projecten Een aantal subsidies heeft betrekking op meerjarige projecten. Door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds worden de kosten toegerekend aan de looptijd van het meerjarige project op basis van de toegekende subsidie. Afwijkingen van de toekenning worden verwerkt zodra deze blijken uit tussentijdse rapportages of in het jaar waarin de eindverantwoording plaatsvindt. Meerjarige projecten worden door de subsidieontvanger verantwoord na afloop van de looptijd van het project. In onderstaande tabel een overzicht van de meerjarige projecten en het verwachte boekjaar waarin de verantwoording zal worden ontvangen. Ontvanger
Project
Verantwoording in boekjaar
Bouwend Nederland
Onderzoek functie-onderhoud
2015
Fundeon
Vakmanschap in stappen
2015
Fundeon
Stimuleringsmaatregel mbo niveau 3
2017
Sectorplan Bouw & Infra 61
De subsidiebaten van het sectorplan en de daarvoor verantwoorde lasten worden in de jaarrekening separaat gepresenteerd. De lasten betreffen de ultimo 2014 werkelijk gerealiseerde kosten van de maatregelen volgens opgave van de uitvoerders.
2014
Baten 4.486
Subsidie sectorplan Lasten Maatregel 1
1.267
Maatregel 2
48
Maatregel 3
224
Maatregel 4
536
Maatregel 5
88
Maatregel 6
0
Maatregel 7
93
Maatregel 8
100
Maatregel 9
793
Maatregel 10
975
Subtotaal Overheadkosten Totaal lasten Saldo
4.124 362 4.486 0
De omvang van het fonds
62
Resultaat Het saldo van baten en lasten over 2014 van alle fondsen gezamenlijk bedroeg 10,4 miljoen euro. Hieronder volgt een overzicht van de ontwikkeling van het resultaat over een reeks van jaren. (bedragen in duizenden euro’s)
Totaal baten
Resultaat
2014
88.681
10.434
Begroot
89.412
38
Subsidies en declaraties
Sectorplan
78.247
69.380
4.486
4.381
89.373
85.973
0
3.400
Totaal lasten
Algemene kosten
2013
93.083
18.144
74.940
71.346
0
3.593
2012
107.235
33.531
73.704
70.345
0
3.359
2011
116.394
23.265
139.659
135.696
0
3.963
./.
Het resultaat is 10,4 miljoen euro hoger dan begroot.
Vermogen Het vermogen bedraagt ultimo 2014 124,2 miljoen euro. De ontwikkeling van de omvang van het totaal van alle fondsen over de afgelopen jaren was als volgt: (bedragen in duizenden euro’s)
Omvang van de deelfondsen
2014
124.239
2013
114.905
2012
97.712
2011
64.181
De specificatie per deelfonds is als volgt: (bedragen in duizenden euro’s)
Totaal
A-fonds
B-fonds
S-fonds
2014
124.239
93.789
./.
572
31.022
2013
114.905
86.165
./.
2.493
31.233
./.
2012
97.712
67.296
2011
64.181
32.840
407
30.823
538
30.803
Premiebeleid
Premie en bestemmingsfondsen
De uitgaven van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds moeten passen binnen de statutaire doelstellingen van het fonds. Bestedingen worden daarom per deelfonds begroot en uiteindelijk per doelstelling verantwoord. Het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds stelt de premie vast en de verdeling daarvan over de deelfondsen op basis van de per deelfonds begrote uitgaven en de verwachte inkomsten van de beleggingen. Het uitgangspunt is bij premievaststelling dat een stijging of daling van de premie binnen een bandbreedte van tien procent blijft. Overschotten en/of tekorten in enig jaar worden ten gunste respectievelijk ten laste gebracht van het vermogen. Het premiepercentage en de verdeling daarvan wordt jaarlijks door het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds vastgesteld en vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan Bouwend Nederland, FNV Bouw en CNV Vakmensen.
63
Uitvoering
Subsidieverstrekking en -verantwoording
64
Het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds beslist over de toekenning van subsidie en ziet toe op de verantwoording van subsidiegelden. De verantwoording van verstrekte subsidie moet plaatsvinden binnen de kaders van de eigen statuten en reglementen en het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao-bepalingen (Toetsingskader AVV) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit Toetsingskader AVV bepaalt onder meer dat het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds zijn doelen moet omschrijven en dat er een limitatieve omschrijving moet zijn van de bestedingsdoelen en activiteiten welke door het fonds mogen worden gefinancierd. De statuten en het Toetsingskader AVV bepalen ook dat subsidieontvangende instellingen een begroting en verantwoording moeten indienen, welke zijn gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. Tenslotte is een belangrijke eis dat de subsidieverantwoordingen moeten zijn voorzien van een controleverklaring, afgegeven door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, waaruit blijkt dat de subsidie is aangewend conform de statutaire bestedingsdoelen van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. In de jaarrekening wordt de verdeling van lasten naar bestedingsdoelen gespecificeerd. De eisen omtrent aanvraag en verantwoording van subsidiegelden zijn door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds vastgelegd in de Leidraad Administratieve Voorwaarden respectievelijk de Leidraad Administratieve Voorwaarden inzake het B-fonds. Deze zijn in september 2014 op grond van de laatste inzichten aangepast. Onderdeel van deze eisen is een door het bestuur vastgesteld controleprotocol. De gangbare werkwijze is dat het bestuur besluit over een toezegging van subsidie op basis van een subsidieaanvraag die aan de eisen conform de Leidraad Administratieve Voorwaarden voldoet. Op basis van deze toezegging ontvangt de subsidieontvanger voorschotbetalingen. Standaard is daarbij een maximale bevoorschotting van 80% van het toegezegde subsidiebedrag. De subsidie wordt pas definitief betaalbaar gesteld na ontvangst en goedkeuring door het bestuur van een gespecificeerde verantwoording voorzien van een controleverklaring. Op basis van deze verantwoording vindt de definitieve eindafrekening en –betaling plaats. Het jaarverslag, de jaarrekening, de controleverklaring en de verantwoordingen liggen vanaf 1 juli 2015 ter inzage bij het Technisch Bureau Bouwnijverheid te Harderwijk én bij de Directie UAW van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De gedrukte versie van dit jaarverslag is vanaf 1 oktober 2015 digitaal beschikbaar via www.tbbouw.nl.
Beleggingen
De belegging van het fonds is onderhevig aan de inherente risico’s die samenhangen met beleggen. Het beleggingsbeleid is gericht op het beperken van deze risico’s. Het belangrijkste risico van de belegging is het risico van koersdaling. Dit risico wordt ondervangen door de garantie dat voor de belegging op einde looptijd 79,6 miljoen euro (de inleg, verminderd met de nominale onttrekkingen in de afgelopen jaren) uitgekeerd wordt, en doordat met slechts een deel (de variabele component) van de belegging echt belegd wordt. Door de belegging kan een deel van de middelen van het fonds niet gebruikt worden voor de subsidiebetalingen. Daarom is met Rabobank een kredietfaciliteit afgesloten waardoor het fonds altijd de beschikking heeft over voldoende liquide middelen. Bovendien bestaat de mogelijkheid om jaarlijks boetevrij middelen aan de belegging te onttrekken.
Begroting 2015 (bedragen in duizenden euro’s)
(Bedragen Baten in miljoenen euro’s)
2015 65
Bijdrage ingevolge cao 49.319
A-fonds B-fonds
12.642
S-fonds
25.015 86.976 pm
Subsidie sectorplan Rentebaten
1.500
Totaal baten
88.476
(Bedragen Lasten in miljoenen euro’s)
2015
Subsidies ten laste van A-fonds
37.788
B-fonds
10.999
S-fonds
27.469 76.256 pm
Lasten sectorplan
4.280
Algemene kosten Saldo naar de fondsen 10.584
A-fonds
1.013
B-fonds S-fonds
./.
3.657 7.940
Totaal lasten
88.476
66
2014
Jaarrekening 2014
Balans per 31 december 2014 (Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)
(Bedragen Activa in miljoenen euro’s)
2014
2013
84.406
82.848
451
451
68 Vaste Activa
Beleggingen Beleggingen Overige leningen Vlottende activa
Vorderingen Rekening-courant APG
1.553
Rente van beleggingen
243
929
7.561
9.358
20.000
0
Premiebijdragen Overige vorderingen
Liquide middelen Totaal activa
(Bedragen Passiva in miljoenen euro’s)
Stichtingskapitaal
4.593
29.357
14.880
31.846
34.307
146.060
132.486
2014
2013
1
1
Omvang van de fondsen 93.789
A-fonds B-fonds S-fonds
./.
86.165
572
./.
31.022
2.493 31.233
124.239
114.905
Kortlopende schulden Nog te betalen subsidies en declaraties Overige schulden en overlopende passiva
Totaal passiva
13.703
17.146
8.117
434 21.820
17.580
146.060
132.486
Staat van baten en lasten over 2014 (bedragen in duizenden euro’s)
(Bedragen Baten in miljoenen euro’s)
2014 Realisatie
2014 Begroting
2013 Realisatie 69
Bijdrage ingevolge cao A-fonds
45.635
49.243
B-fonds
12.870
13.698
8.895
S-fonds
23.582
25.366
26.004
Subsidie sectorplan
55.592
82.087
88.307
90.491
4.486
0
0
Rentebaten Beleggingsopbrengsten Overige rentebaten
1.558
1.100
2.247
550
-
345
Totaal baten
(Bedragen Lasten in miljoenen euro’s)
2.108
1.100
2.592
88.681
89.407
93.083
2014 Realisatie
2014 Begroting
2013 Realisatie
Subsidies ten laste van A-fonds
36.306
43.057
B-fonds
10.998
10.999
35.083 10.985
S-fonds
22.076
31.917
25.278
69.380
85.973
71.346
Lasten sectorplan
4.486
0
0
Algemene kosten
4.381
3.400
3.593
Saldo naar de fondsen A-fonds
7.624
5.316
B-fonds
1.921
2.244
S-fonds
889
Totaal lasten
./.
19.820 ./.
7.526
2.086 410
10.434
34
18.144
88.681
89.407
93.083
Kasstroomoverzicht over 2014 (bedragen in duizenden euro’s)
2014
(Bedragen in miljoenen euro’s)
2013
70 Kasstroom uit regelingen Bijdragen bouwplaatspersoneel
66.225
72.618
Bijdragen uta-personeel
17.660
17.981
5.772
Bijdrage sectorplan Betaalde subsidie, declaraties en algemene kosten
./.
0
76.392
./.
75.085
13.265
Kasstroom uit regelingen
15.514
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten 20.000
0
Overige rentebaten
447
242
Directe beleggingsopbrengsten
788
0
Lening Tijdspaarfonds
./.
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
./.
18.765
242
Kasstroom uit financieringsactiviteiten 0
Vermogensonttrekking Mutatie liquide middelen
./.
Liquide middelen primo Mutatie liquide middelen Liquide middelen ultimo
De liquide middelen in het overzicht betreffen de rekening-courant verhoudingen met APG, het saldo van de bankrekeningen en depositorekeningen bij Rabobank en ABN AMRO.
./.
./.
950
5.500
14.806
38.898
24.092
5.500
14.806
33.398
38.898
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Algemeen
De Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid is een stimuleringsfonds voor de bedrijfstak die subsidies verstrekt voor activiteiten en projecten van andere organisaties die bijdragen aan de sectorale beleidsdoelstellingen op het gebied van opleiding en ontwikkeling. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 ‘Organisaties zonder winststreven’.
Waardering van activa en passiva
Algemeen Een actief wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen vloeien en de waarde van het actief betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Beleggingen Het beleggingsproduct van Rabobank wordt gewaardeerd op de marktwaarde van de onderliggende beleggingsstrategieën. Daarbij is de garantiewaarde, als onvoorwaardelijk recht op minstens het ingelegde bedrag, in de marktwaarde verwerkt.
Vorderingen
Bijdrage ingevolge cao De bijdragen zijn toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen in januari t/m april 2014 die betrekking hebben op 2014 en eerder.
Subsidie sectorplan De subsidie sectorplan betreft de subsidiebijdrage van het ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid voor kosten te maken voor de maatregelen in het sectorplan Bouw & Infra.
Rentebaten De belegging- en rentebaten zijn naar rato van de omvang over de fondsen verdeeld. De beleggingsopbrengsten bestaan uit directe beleggingsopbrengsten en indirecte beleggings opbrengsten. Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt de interest uit de belegging verantwoord. De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardeontwikkelingen. Voor het beheer van de Rabo Multi Strategy Note wordt een management fee in rekening gebracht. De betaalde management fee wordt verwerkt in de indirecte beleggingsopbrengsten van de Rabo Multi Strategy note.
Subsidies ten laste van De door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds verstrekte subsidies komen ten laste van de fondsen op basis van de bestedingsdoelen waaraan zij zijn besteed. In de lasten zijn schattingen opgenomen voor subsidies die zijn verstrekt voor meerdere jaren, zoals de tegemoetkomingsgelden. Verschillen ten opzichte van de (eerste) schatting, voortvloeiend uit nieuwe schattingen op basis van actuele informatie of bij definitieve afwikkeling, worden verwerkt zodra deze blijken.
De waardering vindt plaats tegen nominale waarde.
Lasten sectorplan Liquide middelen De liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
De lasten sectorplan betreffen de kosten van de tien maatregelen uit het sectorplan Bouw & Infra, alsmede de overheadkosten.
Kortlopende schulden
Algemene kosten
De kortlopende schulden en overlopende passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
De algemene kosten worden aan de subfondsen toegerekend op basis van de vermogensverhouding van de subfondsen aan het begin van het boekjaar.
Resultaatbepaling
Kasstroomoverzicht
Algemeen De baten worden verantwoord in het jaar waarin deze zijn gerealiseerd. De lasten worden verantwoord in het jaar waarin deze zijn uitgegeven en/of voorzienbaar zijn.
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgende de directe methode.
71
Toelichting op de balans per 31 december 2014 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Activa
72
middelen aan de belegging onttrokken ter dekking van de liquiditeitsbehoefte. In eerdere jaren werd in totaal 82,5 miljoen euro onttrokken. De garantiewaarde bedraagt ultimo 2014 79,6 miljoen euro.
Beleggingen Verloopoverzicht beleggingen Het verloop is als volgt te specificeren:
Boekwaarde per 1 januari Onttrekking(en) Waardeontwikkeling Management fee Uitbetaling coupon Boekwaarde per 31 december
./.
2014
2013
82.848
81.389
0
0
1.866
2.619
308
./.
0
./.
84.406
372 788 82.848
De geldmarktfaciliteit heeft een omvang van maximaal 80,0 miljoen euro, het overeengekomen rentepercentage bedraagt Eonia plus 8 basispunten. Het rendement van het beleggingsproduct bedroeg in 2014 1,9 procent, zijnde het waardeverschil ten opzichte van de waarde ultimo 2013. Op de waardeontwikkeling van 1,6 miljoen euro is de management fee van 0,34 miljoen euro reeds in mindering gebracht.
Overige leningen Dit betreft een lening aan het Technisch Bureau Bouwnijverheid. De lening is renteloos en afgesloten voor onbepaalde tijd.
Het bestuur heeft in 2008 een deel van het vermogen belegd in een Rabo Multi Strategy Note ter waarde van oorspronkelijk 160,0 miljoen euro. De doelstelling is het behalen van een duurzaam hoger rendement boven depositorente gedurende een periode van tien jaar. Het product kent een looptijd van tien jaar, een hoofdsomgarantie, de mogelijkheid van een jaarlijks vrij opneembaar bedrag, een voorwaardelijke couponbetaling, een ‘lock-in’ instrument en een faciliteit voor liquiditeitsvoorziening.
Vorderingen
Rekening-courant APG Rente lopende rekeningen en deposito’s Coupon beleggingen Premiebijdragen uta-personeel
De garantiewaarde van de Rabo Multi Strategy Note wordt na afloop van de gehele looptijd gegarandeerd. Bij elke 5 procent stijging (‘performance trigger’) van de waarde van de Rabo Multi Strategy Note vindt een ‘lock-in’ plaats. De waarde van de hoofdsomgarantie wordt dan met 1 procent verhoogd. Tevens vindt dan een couponuitbetaling van 1 procent van de garantiewaarde plaats. In 2014 is de ‘performance trigger’ niet gehaald en heeft geen ‘lock-in’ en geen couponuitbetaling plaatsgevonden.
2014
2013
1.553
4.593
243
141
0
788
1.544
1.815
6.017
7.543
Lening Tijdspaarfonds
20.000
0
Totaal
29.357
14.880
Premiebijdragen bouwplaatspersoneel
Aan het Tijdspaarfonds is in 2014 een rentedragende lening van 20,0 miljoen euro verstrekt met een looptijd tot 31 december 2015 en een rente van 1,0 procent op jaarbasis. De lening is opgenomen onder de ‘overige vorderingen’.
De Rabo Multi Strategy Note heeft twee deelstrategieën: een Commodity strategy en Risk Adjusted Equity strategy. In elke deelstrategie wordt de helft van de hoofdsom belegd. De Rabo Commodity Alpha beleggingsstrategie wordt gemanaged door Rabobank. Het betreft vooral de handel in futures van vijf grondstoffen: olie, gas, tarwe, koper en suiker. De ‘Risk Adjusted Equity beleggingsstrategie wordt eveneens gemanaged door Rabobank. Het betreft investeringen in een mandje liquide Europese aandelen (Eurostoxx).
Liquide middelen
Jaarlijks is 15 procent van de waarde van de Rabo Multi Strategy Note kosteloos opneembaar. Het bestuur besluit in februari van elk jaar over het op te nemen bedrag. In 2014 zijn geen
De post depositorekeningen betreft depositorekeningen van ABN AMRO en Rabobank. De lopende rekeningen zijn twee rekeningen bij Rabobank en ABN AMRO.
2014
2013
Depositorekeningen
26.412
22.034
Lopende rekeningen
5.434
12.273
31.846
34.307
Totaal
Passiva 73
Verloop van de fondsen in 2014 Totaal
A-fonds
114.905
86.165
./.
2.108
1.581
./.
Bijdrage ingevolge cao 2014
82.087
Lasten 2014 Resultaat 2014
Saldo per 31 december 2013 Rentebaten 2014
Vermogensoverdracht Saldo per 31 december 2014
./.
B-fonds
S-fonds
2.493
31.233
46
573
45.635
12.870
23.582
73.761
39.591
10.903
23.267
10.434
7.624
1.921
1.100
0
0
124.239
93.789
De lang beschikbare middelen van de deelfondsen worden belegd in een beleggingsproduct van Rabobank. De beleggingsen rentebaten zijn naar rato van de omvang van de fondsen aan het begin van het jaar over de fondsen verdeeld. Ter dekking van de kosten in de eerste jaren van het Loopbaantraject Bouw & Infra heeft in 2010 een overdacht plaatsgevonden van 16,8 miljoen euro van het Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid naar het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid ten gunste van het S-fonds. In de drie jaar na 2010 zijn 15,7 miljoen euro aan kosten gemaakt voor de organisatie van het Loopbaantraject Bouw & Infra. Besloten is om het verschil van 1,1 miljoen euro ultimo 2014 terug te storten naar het Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid.
./.
572
889 ./.
1.100 31.022
Kortlopende schulden 74 2014
2013
Nog te betalen subsidies en declaraties Inzake A-fonds
12.389
13.238
Inzake B-fonds
2.214
3.242
Inzake S-fonds
./. 900
666
13.703
17.146
Tussentelling Sectorplan
1.743
0
Algemene kosten
1.305
434
Overige schulden
5.069
0
Totaal te betalen
21.820
17.580
De schuld inzake het sectorplan bestaat uit een schuld aan het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1,3 miljoen euro (saldo ontvangen voorschotten en de gerealiseerde subsidielast) en uit nog te betalen subsidies aan de uitvoerders van het sectorplan van 0,5 miljoen euro. De overige schulden bestaan uit de nog te betalen vermogensoverdracht aan het Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid en een terug te betalen bedrag aan het Technisch Bureau Bouwnijverheid.
Niet in de balans opgenomen verplichtingen Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds staat tot 2040 borg tot een bedrag van 4,3 miljoen euro inzake een door de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid aan Bouw & Infra Park bv verstrekte hypothecaire geldlening. Ten name van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwsector en de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Infrasector zijn garanties afgegeven in het kader van aangevraagde en beschikte ESF-subsidies. De maximale subsidie bedraagt 3,4 miljoen euro. In 2014 zijn subsidietoezeggingen gedaan voor 2015 en verder van in totaal 50,6 miljoen euro. Deze zijn niet in de balans opgenomen.
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Baten 75
Bijdragen ingevolge cao 2014 Realisatie
2014 Begroting
2013 Realisatie
uta
bouw
uta
bouw
uta
bouw
A-fonds
7.527
38.109
7.830
41.414
10.192
45.402
B-fonds
6.208
6.662
6.458
7.240
4.131
4.763
S-fonds
3.653
19.929
3.800
21.566
3.820
22.183
Totaal
17.388
64.700
18.088
70.220
18.143
72.348
Ten gunste van
De premiebijdrage van bedrijven ingevolge de BTER-cao worden geïncasseerd door APG. De premiebijdragen worden verantwoord in het jaar waarop de heffing betrekking heeft. Het S-fonds kent voor het bouwplaatspersoneel een andere loonsom dan de overige deelfondsen. Dit komt doordat voor werknemers die gebruik maken van de vierdaagse werkweek geen premie is verschuldigd. De verdeling van de bijdragen over de deelfondsen A, B en S vindt plaats in de verhouding van de voor elk jaar vastgestelde verdeling per deelfonds.
Rente- en beleggingen 2014
2013
1.558
2.247
Deposito’s
230
245
Rekening-courant APG
190
100
Overige rentebaten
130
0
2.108
2.592
Indirecte beleggingsopbrengsten
Totaal
De indirecte beleggingsopbrengst betreft het koersresultaat van het beleggingsproduct van de Rabobank.
Lasten
76
Algemene kosten 2014
2013
Administratiekosten APG
3.122
2.703
Fondskosten
1.259
890
Totaal
4.381
3.593
De leden van het clusterbestuur BTER ontvangen vacatiegelden volgens de SER-normen. Deze worden verdeeld over de BTER-fondsen. In 2014 was het aan het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds toegerekende bedrag 54.574 euro (2013: 51.630 euro), inclusief vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds heeft geen personeel in dienst. De administratie van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, alsmede het secretariaat, wordt gevoerd door het Technisch Bureau Bouwnijverheid. Het Technisch Bureau Bouwnijverheid is onder rechtstreeks toezicht van het bestuur ook verantwoordelijk voor de beleggingen.
Verdeling lasten naar fondsen en bestedingsdoelen 77 2014
A-fonds
A-1
1.580
4.508
A-2
23.599
17.263
A-3
193
213
A-4
2.482
2.663
A-5
8.931
9.851
A-6
1.952
1.619
A-7
49
24
A-8
805
1.418 39.591
Totaal B-fonds
80
222
B-2
153
701
B-3
146
73
B-4
374
118
B-5
1.289
1.568
B-6
877
840
B-7
3.432
3.548
B-8
267
244
B-9
849
532
B-10
2.586
2.378
B-11
766
602
B-12
84
475
645
S-2
10.367
12.427
S-3
11.224
12.878
S-4
1.201
Totaal besteed
Ondertekening van de jaarrekening
Namens het bestuur, N.J. van Til M.B. van Veldhuizen
10.970
S-1
Sectorplan
Harderwijk, 24 juni 2015
148 10.903
Totaal
37.559
B-1
Totaal S-fonds
2013
461 23.267
26.411
4.486
0
78.247
74.940
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum
78
Op 31 maart 2015 hebben de werkgeversorganisaties in de bouw en infra die partij zijn bij de CAO Bedrijfstakeigenregelingen (CAO-BTER), deze cao opgezegd. De CAO-BTER heeft een looptijd tot en met 31 december 2015. Op 13 juni 2015 hebben cao-partijen een akkoord bereikt over een nieuwe CAO-BTER met een looptijd van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019.
ontroleverklaring van de onafhankelijke C accountant
Aan: het bestuur van Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2014 van Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid te Harderwijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 “Organisaties zonder winststreven”. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de
interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014 in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 “Organisaties zonder winststreven”.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/ of voorschriften van regelgevende instanties Voorts zijn wij van oordeel dat de in de jaarrekening weergegeven uitsplitsing van de baten en lasten naar bestedingsdoelen juist is en aansluit bij de statuten en reglementen van het fonds, in overeenstemming met de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring CAO-bepalingen. Den Haag, 24 juni 2015 BDO Audit & Assurance B.V. namens deze, J.C. Lankhuijzen RA
79
80
2014
JAARVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2014
82
Inhoudsopgave
Jaarverslag 2014
Bestuur Doelstelling Kerncijfers Financiering Uitvoering Gegevens over het verslagjaar Communicatie
Overige gegevens
84 85 86 87 88 92 96
Jaarrekening 2014
Balans per 31 december 2014 Staat van baten en lasten over 2014 Kasstroomoverzicht over 2014 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans per 31 december 2014 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014
98 99 100 101 102 104
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten 106 Gebeurtenissen na balansdatum 106 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 107
83
Bestuur
84
De Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid is gevestigd te Harderwijk. Het bestuur van de stichting is paritair samengesteld uit vijf werkgevers- en vijf werknemersleden. De vijf werkgeversleden zijn benoemd door Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven. Van de werknemersleden zijn er drie afkomstig van FNV Bouw en twee van CNV Vakmensen.
Werkgeversbestuursleden (namens Bouwend Nederland) Dhr. N.J. van Til, voorzitter Dhr. W. Ketting Dhr. A.W.J. Borst Dhr. G.C.J.J. Peek Dhr. G. Werkhoven1
Werknemersbestuursleden Mw. M.B. van Veldhuizen, fungerend voorzitter (namens FNV Bouw) Dhr. J.G. Crombeen (namens FNV Bouw) Dhr. G. Lokhorst (namens CNV Vakmensen) Mw. S.H. ter Maat (namens FNV Bouw) Dhr. H.A. van der Spek (namens CNV Vakmensen)
Per 31 december 2014 is de heer Werkhoven afgetreden als bestuurslid. De heer E. Tierolf is benoemd als zijn opvolger en is per 1 januari 2015 aangetreden.
1
Doelstelling
Het Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid bestaat sinds 1988 en is uitvoerder van de bedrijfstakeigen regeling voor de stimulering van scholing van bouwplaatswerknemers. De regeling is opgenomen in artikel 62a van de CAO voor de Bouwnijverheid. In dit cao-artikel is geregeld dat werkgevers de taak hebben in hun onderneming een opleidings- en scholingsbeleid te voeren. Elk jaar moet de werkgever een scholingsplan maken, waarin rekening gehouden wordt met de scholingswensen van hun werknemers.
Statutaire doelstelling
De statutaire doelstelling van de stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid luidt (artikel 3): De stichting Scholingsfonds heeft ten doel: 1. Uitvoering te geven aan de vergoedingsregeling voor de vergoeding van verlet-, cursus- en reiskosten aan de werkgever wiens werknemer deelneemt aan de scholingsactiviteiten als bedoeld in artikel 62a van de CAO voor de Bouwnijverheid. 2. Uitvoering te geven aan de erkenningsregeling voor opleidingsinstituten die scholing aanbieden waarvoor de vergoedingsregeling van toepassing is. 3. Uitvoering te geven aan scholingsactiviteiten ten behoeve van werknemers gericht op het bevorderen van goede werking van de arbeidsmarkt in de sector en van activiteiten die de employability van werknemers in de sector verhogen. Bij de ontwikkeling van een scholingsplan kunnen werkgevers advies inwinnen bij de opleidingsinstituten die zijn vermeld in de digitale catalogus ‘Opleidingen CAO voor de Bouwnijverheid’. Vooral de wat grotere instituten hebben hiervoor speciale opleidingsadviseurs in dienst. Het clusterbestuur stimuleert werkgevers een gericht scholingsbeleid te voeren. Het Scholingsfonds is vooral toegespitst op vaktechnische bijscholing. Wettelijk verplichte cursussen maken geen deel uit van de werkingssfeer van het Scholingsfonds, zodat die cursussen niet zijn opgenomen in de Scholingsfondscatalogus. Voor die cursussen is geen stimulering nodig doordat de wet hierin dwingend voorziet.
Artikel 62a van de CAO voor de Bouwnijverheid
In artikel 62a van de CAO voor de Bouwnijverheid is vastgelegd dat de bouwplaatswerknemer per kalenderjaar recht heeft op gemiddeld twee dagen scholing met behoud van loon. Als voorwaarde geldt dat het scholing betreft voor de huidige functie van de werknemer of voor een toekomstige, onder de CAO voor de Bouwnijverheid vallende functie als bouwplaatswerknemer. Het Scholingsfonds verstrekt de werkgever een vaste vergoeding voor verlet- en reiskosten van de werknemer. De werkgever betaalt het werkelijke loon door aan de werknemer op de dagen dat de werknemer scholing heeft gevolgd. Naast die vergoedingen betaalt het Scholingsfonds aan de werkgever een vaste bijdrage in de cursuskosten. De werkgever betaalt de werkelijke cursuskosten aan het opleidingsinstituut. In bepaalde gevallen kan een werknemer gebruikmaken van een zelfstandig scholingsrecht. Die situatie kan zich voordoen als de werkgever geen opleidings- en scholingsbeleid heeft ontwikkeld of als hij een werknemer twee jaar of langer niet in de gelegenheid heeft gesteld om een cursus in het belang van zijn functie te volgen. De werknemer kan dan bij vakorganisaties informeren naar geschikte cursussen. Het Scholingsfonds vergoedt de verlet-, reis- en cursuskosten dan rechtstreeks aan de werknemer en brengt die in rekening bij de nalatige werkgever. In het verslagjaar is er geen gebruikgemaakt van het zelfstandig scholingsrecht.
Beleidsdoelstellingen en vergoedingenstructuur
Het bestuur van het Scholingsfonds heeft uit zijn midden een paritaire erkenningscommissie aangesteld. Deze bestuurlijke erkenningscommissie van het Scholingsfonds volgt de ontwikkelingen op scholingsgebied in het algemeen en in de bedrijfstak bouwnijverheid in het bijzonder. De commissie laat zich bijstaan door het Centrum voor Innovatie van Opleidingen (CINOP). Aan de hand van de volgende onderwerpen beziet de commissie samen met cao-partijen of de beleidsdoelstellingen van het Scholingsfonds en de vergoedingenstructuur aanpassing behoeven: • economische teruggang landelijk en specifiek in de bouwsector; • verminderde inkomsten voor het fonds; • vergrijzing van de beroepsbevolking; • instroombehoefte aan jonge vakmensen; • carrière en doorstroombehoefte van werknemers.
85
Kerncijfers
2014
2013
2012
2011
2010
Aantal werkgevers ultimo verslagjaar2
7.485
7.785
8.598
9.489
9.868
Aantal werknemers ultimo verslagjaar
62.687
66.948
79.301
94.273
100.647
Aantal gevolgde scholingsdagen
24.146
30.048
41.921
38.371
52.139
Uitkeringen (in miljoenen euro’s)
7,2
8,7
11,7
11,0
15,0
(Bedragen in miljoenen euro’s)
86
Aantallen werkgevers en werknemers die onder de CAO voor de Bouwnijverheid vallen.
2
Financiering
Het Scholingsfonds wordt gefinancierd door het Opleidingsen Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid, vanuit het zogenaamde S-fonds. Werkgevers en werknemers betalen een procentuele bijdrage over het vast overeengekomen loon aan het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. Bouwend Nederland, FNV Bouw en CNV Vakmensen keuren de hoogte van de bijdrage jaarlijks goed na vaststelling door het clusterbestuur BTER.
87
Uitvoering
Vergoedingsregeling
88
Een cursus komt alleen voor vergoeding in aanmerking als die cursus is erkend door het Scholingsfonds. Deze cursussen staan vermeld in de catalogus op de website scholingsfonds.nl. Het opleidingspakket van het Scholingsfonds is toegespitst op vaktechnische bijscholing. Wettelijk verplichte cursussen vallen niet onder de reikwijdte van het Scholingsfonds.
werd 3,1 miljoen euro (2013: 3,4 miljoen) uitgegeven; aan samengestelde praktijktoetsen 0,3 miljoen euro (2013: 0,3 miljoen). Het Scholingsfonds draagt bij in de kosten van het afleggen van Samengestelde Praktijkexamens (SPT’s) voor leerling-werknemers in de sector Bouw. De SPT’s worden afgelegd bij een opleidingsbedrijf.
Regeling vierdaagse werkweek voor 55-plussers
De hoogte van de vergoedingen is de laatste jaren niet gewijzigd. De kosten van de leermeestercursussen worden op grond van cao-afspraken volledig vergoed.
De CAO voor de Bouwnijverheid kent een bijzondere regeling voor werknemers die 55 jaar of ouder zijn. Dit staat in artikel 26a. Zij kunnen 32 uur per week werken bij een voltijds arbeidsovereenkomst van 40 uur. Hiervoor hebben deze werknemers onder meer hun roostervrije dagen inclusief twee scholingsdagen per jaar ingeleverd. De werkgever is voor hen geen bijdrage aan het S-fonds verschuldigd. Voor deze werknemers is een afwijkende vergoedingsregeling door het Scholingsfonds vastgesteld. Over de eerste twee cursusdagen per kalenderjaar worden alleen de cursuskosten vergoed. Vanaf de derde cursusdag worden zowel de cursuskosten als de reisen verletkosten vergoed.
Vergoeding van verlet- en reiskosten
Maximering van het aantal te vergoeden scholingsdagen
Als verlet- en reiskostenvergoeding keert het Scholingsfonds aan de werkgever een vast bedrag als tegemoetkoming in de loonkosten per werknemer per cursusdag uit. De werkgever betaalt het werkelijke vast overeengekomen loon door aan de werknemer. De vergoeding van het Scholingsfonds aan de werkgever is afhankelijk van de leeftijd van de werknemer op de datum waarop de cursus is gevolgd:
Sinds 2009 heeft de bouwnijverheidssector te lijden onder de economische crisis. Hoewel er sinds 2014 landelijk sprake is van een voorzichtig herstel en stijgende huizenprijzen, heeft dat nog geen positieve invloed op de werkgelegenheid in de sector. Het bestuur kan moeilijk inschatten in welke mate de teruggang in de werkgelegenheid invloed heeft op het beroep op de vergoedingsmogelijkheden die het Scholingsfonds biedt. Het bestuur is van mening dat een terugloop van werkgelegenheid niet gecompenseerd moet worden door extra scholing. Het bestuur volgt de ontwikkelingen op dit gebied daarom nauwkeurig via de kwartaalrapportages.
Vergoeding cursuskosten De vergoeding per werknemer geldt voor cursussen op het terrein van de volgende thema’s: • vaktechniek: € 113,• kwaliteitszorg en milieu: € 74,• communicatie en samenwerking (inclusief leermeester): € 89,• organisatie, planning en automatisering: € 113,-
(Bedragen in miljoenen euro’s) Vergoeding reis- en verletkosten in 2014
Leeftijd
Staffel (in procenten)
Vergoeding (in euro)
22
100
160
21
87,5
140
20
75
120
19
65
104
18
55
88
17
45
72
16
40
64
Uitkeringen in 2014
In 2014 heeft het Scholingsfonds 7,2 miljoen euro (2013: 8,7 miljoen) uitgekeerd. Hiervan had 3,8 miljoen euro (2013: 5,0 miljoen) betrekking op verletvergoedingen en 3,4 miljoen (2013: 3,7 miljoen) op cursuskosten. Aan reguliere cursussen
In artikel 62a van de CAO voor de Bouwnijverheid is geregeld dat de bouwplaatswerknemer per kalenderjaar recht heeft op gemiddeld twee dagen scholing met behoud van loon.
Maximeringsbepaling Het maximum aantal te vergoeden cursusdagen moet in overeenstemming zijn met de cao-bepalingen. Sinds juli 2010 worden per werknemer niet meer dan zes cursusdagen per jaar per dienstbetrekking vergoed. Per werkgever worden per jaar niet meer cursusdagen vergoed dan tweemaal het aantal bouwplaatswerknemers dat bij hem of haar in dienst is. De uitgangspunten van de regeling zijn zo geformuleerd dat rekening gehouden wordt met parttimedienstverbanden, kleine werknemersbestanden, gebroken dienstverbanden en het feit dat een personeelsbestand in één jaar sterk in grootte kan schommelen. Het gemiddelde van twee cursusdagen per werknemer per jaar wordt in de praktijk overigens niet gehaald.
Overige bepalingen: • de maximering heeft steeds betrekking op één kalenderjaar; • een niet-benut saldo gaat niet over naar een volgend kalenderjaar; • bij een wisselende personeelsgrootte in de loop van het jaar mag met het grootste aantal werknemers gerekend worden; • als er slechts één of twee werknemers in dienst zijn, dan is de jaarruimte voor die werkgever ook maximaal zes dagen; • vergoeding van de cursusdagen vindt plaats in volgorde van binnenkomst van de deelnamelijsten, totdat de maximumruimte is bereikt. Specifiek voor de werknemers: • een cursus van tien dagen mag wel gevolgd worden, maar er worden maximaal zes dagen vergoed; • parttimefactoren zijn niet van belang; • bij gebroken dienstverbanden (een werknemer heeft in een jaar meer dienstbetrekkingen) geldt het maximum van zes dagen bij elke werkgever ongeacht de duur van het dienstverband. In de erkenningsregeling ligt vast dat een cursus niet langer mag duren dan tien dagen. Bij een langere cursus zal eerder sprake zijn van een opleiding dan van bijscholing. Extra scholing boven de maximeringsruimte is uiteraard wel mogelijk, maar niet met een vergoeding door het Scholingsfonds. De gedachte is dat de maximeringsbepalingen zo veel mogelijk uniform toegepast moeten worden voor alle werkgevers in de bedrijfstak. Uitzonderingen op de maximale vergoedingsruimte zijn tot en met het verslagjaar niet toegestaan.
Controle
De toets op deze maximeringsbepalingen is niet altijd eenvoudig doordat het kalenderjaar de maatstaf is. In januari is (nog) niet bekend hoe groot het personeelsbestand in de loop van het resterende jaar wordt. Toch kan er al in januari om een vergoeding gevraagd worden. Die aanvraag moet dan al afgehandeld worden. In dat geval is de grootte van het personeelsbestand van het voorgaande kalenderjaar voorlopig de maatstaf. Daardoor kan de situatie zich voordoen dat er al vroeg in het kalenderjaar meer dagen vergoed worden dan op basis van het (te bereiken) werknemersbestand mogelijk is. Het bestuur heeft besloten in voorkomende situatie geen terugvordering in te stellen.
Leerlingen Leerling-werknemers volgen doorgaans geen cursus uit de Scholingsfondscatalogus. Zij zullen immers eerst opgeleid moeten worden voor een bouwplaatsberoep wil
er sprake kunnen zijn van bijscholing en vergroting van de vakbekwaamheid als bedoeld door het Scholingsfonds. Voor de leerlingen is echter wel een bijdrage aan het Scholingsfonds verschuldigd. Sinds 2000 kunnen leerbedrijven daarom een bijdrage vragen in de kosten voor het door leerlingen afleggen van de Samengestelde Praktijktentamens (hierna: SPT). Daarnaast ontvangt het leerbedrijf of het opleidingsbedrijf waar de leerling in dienst is een leeftijdsafhankelijke tegemoetkoming in de loonkosten van het Scholingsfonds. De SPT’s worden afgelegd bij een daartoe erkend opleidingsbedrijf. Fundeon is de instantie die de vergoeding aanvraagt bij het Scholingsfonds. De vaste vergoeding per SPT is 148 euro, oftewel twee dagen van 74 euro. Deze vergoeding wordt door het Scholingsfonds op declaratiebasis aan Fundeon betaald. Een leerling-werknemer kan meer dan één opleiding tegelijk volgen. Daardoor is het afleggen van meer SPT’s per kalenderjaar mogelijk. Er worden maximaal zes dagen per leerling vergoed. Op werkgeversniveau geldt ook hier maximaal het aantal bouwplaatswerknemers maal twee op jaarbasis, waarbij leerlingen ook tot werknemers worden gerekend.
Erkenningsregeling
Het Scholingsfonds kent een erkenningsregeling voor opleidingsinstituten. De erkenningsregeling toetst en waarborgt dat de kwaliteit van de opleidingsinstituten hoog genoeg is. Verder wil het bestuur met deze regeling een aanvaardbare prijs-kwaliteitverhouding bij de opleidingsinstituten stimuleren. Bovendien is het bestuur ervan overtuigd dat de erkenningsregeling leidt tot een transparante markt van opleiders en cursusaanbod. Sinds 2009 is erkenning steeds mogelijk vanaf de eerste dag van een kalenderkwartaal. De erkenning geldt, steeds voor een periode van maximaal twee jaren. Zodra een opleider is erkend, worden de door het Scholingsfonds erkende cursussen van die opleider in de digitale catalogus opgenomen. Het cursusaanbod kan door de opleiders steeds per de eerste van het kalenderkwartaal geactualiseerd en uitgebreid worden.
Erkenningsaudit De zogeheten erkenningsaudit wordt afgenomen door het Centrum voor Innovatie van Opleidingen (CINOP). CINOP is een onafhankelijk adviesbureau op het gebied van leren, opleiden en ontwikkelen. Op basis van de adviezen van CINOP besluit de bestuurlijke erkenningscommissie welke instituten erkend worden door het Scholingsfonds.
89
90
Als een instituut na twee jaar voortzetting van de erkenning wenst, dan wordt voor de volgende tweejaarstermijn een periodieke audit gehouden door CINOP. De bestuurlijke erkenningscommissie besloot in 2012 om de periodieke audit tijdelijk op te schorten. Per 1 januari 2014 is de periodieke audit weer in uitvoering genomen.
Monitoren op cursusprijs Het bestuur acht het van belang dat de erkende cursussen tegen een aanvaardbare en marktconforme prijs worden aangeboden. In beginsel heeft het Scholingsfonds geen invloed op de hoogte van de cursusprijs. Die wordt door het opleidingsinstituut vastgesteld. Bij de herhalingsaudits wordt door CINOP gerapporteerd hoe de hoogte van de cursusprijs zich verhoudt tot vergelijkbare cursussen van andere aanbieders.
Bestuurlijke erkenningscommissie Het bestuur heeft uit zijn midden vier leden aangesteld die tot taak hebben het bestuur te adviseren over de erkenning van instituten en erkenning van het cursusaanbod. Deze commissie, ook bekend als de “Commissie Scholingsfonds”, bestaat uit twee werkgevers- en twee werknemersleden. De twee werknemersleden komen van FNV Bouw en van CNV Vakmensen. De erkenningscommissie laat zich bijstaan door het Technisch Bureau Bouwnijverheid, CINOP en APG Rechtenbeheer N.V.
Kosten De kosten van een eerste erkenningsaudit en een herhalingsaudit worden doorbelast aan het opleidingsinstituut dat erkend wil worden. Het tarief hiervoor was in 2014: 1.100 euro, exclusief btw. Na goedkeuring van de gewijzigde of nieuwe cursus door de bestuurlijke erkenningscommissie wordt aan de opleider per cursus die in de catalogus is opgenomen steeds per 1 januari en per 1 juli 35 euro, exclusief btw, in rekening gebracht. Het bestuur heeft besloten opleidingsinstituten niet langer te erkennen en te schrappen uit de catalogus als dat opleidingsinstituut – ook na herhaalde aanmaningen – weigert de auditkosten en/of de cataloguskosten te betalen. Ook na intrekking van de erkenning blijft de betalingsverplichting bestaan. In het verslagjaar is geen opleidingsinstituut om die reden uit de catalogus gehaald.
Beroepscommissie Erkenningsregeling
Als een opleidingsinstituut na een audit niet erkend wordt door het bestuur, dan kan het opleidingsinstituut daartegen in beroep gaan. Ook als het bestuur een erkenning intrekt,
kan het betrokken opleidingsinstituut een beroep instellen. De onafhankelijke Beroepscommissie Erkenningsregeling behandelt de beroepschriften. Deze commissie bestaat uit drie leden, één afkomstig uit de advocatuur, één afkomstig uit het onderwijs en één afkomstig uit de (bouwrelevante) wetenschap. In het verslagjaar zijn geen beroepschriften ingediend.
Digitale aanlevering van presentielijsten
De opleidingsinstituten moeten via presentielijsten aan het Scholingsfonds doorgeven welke cursisten aanwezig zijn geweest. Dit vormt de basis voor de vergoedingen aan de werkgever. Sinds 2011 kunnen presentielijsten online worden aangeleverd net als aanlevering op papier. In de loop van 2015 is aanlevering op papier niet meer mogelijk. Sinds het verslagjaar is het ook mogelijk om de presentielijsten aan te leveren via een XML-bestand. Dat is met name handig bij aanlevering van grotere hoeveelheden gegevens. In 2014 ontving het Scholingsfonds 7.714 presentielijsten. In 2013 waren dit er 14.987.
Sectorplan 2013-2015
Sociale partners in de bouw- en infrasector richten zich samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op bevordering van werkzekerheid en het zo veel mogelijk voorkomen van werkloosheid in de sector. Bouwtechniek ontwikkelt zich voortdurend, wordt complexer, evenals de daarmee samenhangende regelgeving. De vakbekwaamheidseisen die aan bouwplaatsmedewerkers worden gesteld ontwikkelen zich in gelijke mate. De sector staat voor de uitdaging de duurzame inzetbaarheid van de werknemers te vergroten, zodat de werknemers op langere termijn behouden blijven. Daarom investeren zij samen via een sectorplan in de arbeidsmarkt. Het sectorplan Bouw & Infra heeft een looptijd van twee jaar. Het sectorplan bestaat uit verschillende thema’s met in totaal 10 maatregelen. Het Scholingsfonds is betrokken bij de maatregel tot stimuleren van toekomstgerichte scholing ten behoeve van duurzame technologieën en toekomstgerichte competenties. Door het Scholingsfonds erkende cursussen die tussen 1 november 2013 en 31 oktober 2015 zijn gevolgd onder de Scholingsfondsthema’s ‘Duurzaam bouwen’, ‘Isolatietechniek’ en ‘Communicatie’ komen voor cofinanciering [50/50] door SZW in aanmerking. Het sectorplan beoogt 14.000 werknemers per jaar een cursus te laten volgen uit die thema’s.
Klachtenregeling
Het Scholingsfonds kent een klachtenregeling. Wie vindt dat de vergoedingsregeling niet goed wordt uitgevoerd of dat de statuten of het reglement niet correct zijn geïnterpreteerd, kan een klacht indienen bij het Scholingsfonds. Klachten over de werkingssfeer van het Scholingsfonds of de aard en inhoud van de reglementaire voorwaarden zijn niet-ontvankelijk. Het bestuur heeft een klachtencommissie benoemd, bestaande uit één medewerker van het Technisch Bureau Bouwnijverheid en twee medewerkers van APG Rechtenbeheer N.V, die niet bij de uitvoering zijn betrokken. De klachtencommissie neemt klachten in behandeling van: • werkgevers die de CAO voor de Bouwnijverheid toepassen; • werknemers die onder dezelfde cao vallen; • anderen die rechtstreeks in hun belang worden getroffen. In het verslagjaar is er geen klacht bij het Scholingsfonds ingediend.
Begroting
Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op om de kosten van het fonds te monitoren. Deze begroting wordt niet gebruikt om de fondsactiviteiten gedurende het jaar te sturen. Daarom is in het jaarverslag geen begroting opgenomen.
Continuïteit
Op 31 maart 2015 hebben de werkgeversorganisaties in de bouw en infra die partij zijn bij de CAO Bedrijfstakeigenregelingen (CAO-BTER), deze cao opgezegd. De CAO-BTER heeft een looptijd tot en met 31 december 2015. Op 13 juni 2015 hebben cao-partijen besloten de activiteiten van het Scholingsfonds in 2016 te gaan beëindigen. Er zullen dan geen vergoedingen voor scholingsdagen en verlet meer worden uitbetaald aan de werkgever.
91
Gegevens over het verslagjaar
Scholingsgraad
92
Het gemiddeld aantal gevolgde scholingsdagen per werknemer, de zogeheten scholingsgraad, bedroeg in 2010 0,45. De scholings graad daalde in 2011 naar 0,40 en steeg vervolgens in 2012 naar 0,47. In 2013 was de scholingsgraad 0,41 en in 2014 is de scholingsgraad gedaald naar 0,37. De hierna volgende grafiek toont het gemiddelde aantal gevolgde scholingsdagen per kalenderjaar.
1,00 0,90 0,80 0,70 0,60 0,50 0,40 0,30 0,20 0,10 0,00 20
09
20
10
20
11
20
Scholingsgraad
12
20
13
20
14
Aantal scholingsdagen per onderwerp 93
Het hiernavolgende overzicht laat het aantal gevolgde scholingsdagen per cursusonderwerp zien. (Bedragen in miljoenen euro’s) Onderwerp
2014
2013
2012
2011
2010
4.881
2.672
1.482
6.886
6.835
Betontechnieken
558
831
524
304
600
Buisleidingen
430
652
2.191
2.235
2.734
Isolatietechnieken
125
233
478
501
513
Maatvoeren en uitzetten
570
569
708
345
701
89
134
62
27
97
1.043
1.373
2.022
1.540
2.327
Transportmiddelen
218
210
394
478
340
Wegenbouw
367
488
734
1.274
1.421
Arbeidsmiddelen
168
256
306
168
1.365
Dakwerken
497
823
619
693
1.995
73
70
212
293
634
777
912
967
882
2.469
Afwerkingstechnieken
Onderhoud, renovatie, restauratie en slopen Steigerbouw
Installatietechnieken Lassers, machinisten, monteurs
650
1.445
967
847
1.763
Bestraten
1.138
1.291
1.891
2.037
1.928
Timmeren en houtbewerken
1.670
2.290
1.355
1.899
2.054
Verticaal transport
1.802
3.180
1.160
323
964
23
30
50
44
38
758
1.208
694
638
886
Communicatie en samenwerking
4.245
4.871
7.779
7.169
7.874
Organisatie, planning en automatisering
3.396
3.489
3.906
2.592
5.817
SPT
2.877
4.211
8.016
7.247
10.738
24.146
30.048
41.921
38.371
52.139
Metselen en voegen
Werken op hoogte Kwaliteitszorg en milieu
Totaal
Aantal werknemers en werkgevers
94
Het volgende overzicht geeft het aantal werknemers en werkgevers weer waarvoor in 2014 scholingsdagen zijn vergoed. Het overzicht is onderverdeeld naar afzonderlijke regio’s. Regio
Aantal werknemers
Aantal werkgevers
Groningen
557
85
Leeuwarden
599
74
Enschede
1.630
208
Nieuwegein
3.228
174
Apeldoorn
1.388
170
Arnhem
1.305
193
Zaandam
1.500
138
647
75
Leiden
1.453
186
Rotterdam
1.530
183
Breda
1.459
218
Alkmaar
Roermond
482
72
Den Bosch
2.673
119
Eindhoven
677
104
Maastricht
429
42
19.557
2.041
Totaal
Cursusperiode
Het volgende diagram laat zien dat de scholingsdagen vooral in de eerste maanden van het kalenderjaar worden gevolgd.
16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 ja n
b fe
mr
t
2014
ap
r
me
i
2013
ju n
jul
2012
au
g
se
2011
p
ok
t
no
2010
v
de
c
Aantal gevolgde scholingsdagen per cursusthema
Hierna volgt een diagram van het aantal in de afgelopen vijf jaar per thema gevolgde scholingsdagen. De leermeestercursussen maken deel uit van thema 3, communicatie en samenwerking, maar worden volgens cao-afspraken voor 100 procent vergoed. Voor andere cursussen van thema 3 betaalt het Scholingsfonds een vergoeding van 89 euro per cursusdag.
Bedrijfsomvang
In het hierna getoonde diagram is de verdeling weergegeven van de deelname in de afgelopen vijf jaar aan scholingsdagen van bedrijven met verschillende aantallen werknemers. Scholingsdagen gevolgd door werknemers in het midden- en kleinbedrijf (tot en met negentien werknemers) omvatten 15,1 procent van het totale aantal gevolgde cursussen in 2014. In 2013 was dit 16,9 procent.
40.000 30.000 30.000
35.000
25.000 25.000
30.000 25.000
20.000 20.000
20.000
15.000 15.000
15.000
10.000 10.000
10.000
5.000 5.000
5.000
0 0
0
2014 Thema 1
2013 Thema 2
2012 Thema 3
2011 Thema 4
Thema 1 = vaktechniek; Thema 2 = kwaliteitszorg en milieu; Thema 3 = communicatie en samenwerking; Thema 4 = organisatie, planning en automatisering.
2014 2014
2013 2013
2012 2012
2011 2011
2010 tot 5 tot 5 20 tot 49 20 tot 49
5 tot 9 5 tot 9 50 tot 99 50 tot 99
10 tot 19 10 tot 19 100 en meer 100 en meer
2010 2010
95
Communicatie
96
Voor een overzicht van de communicatie (doelgroepen, middelen, activiteiten) wordt verwezen naar het algemene BTER-jaarverslag, op pagina 15. Scholing en opleiding leveren een belangrijke bijdrage aan de persoonlijke ontwikkeling van werknemers. Een vergoedingsregeling voor bouwplaatswerknemers onder de CAO voor de Bouwnijverheid vormt daarvoor een stimulans. Voor het bestuur is dit het uitgangspunt van het beleid. Dit beleid wordt verder voor een belangrijk deel bepaald door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het terrein van arbeidsmarktpolitiek en wet- en regelgeving. Met zijn communicatieactiviteiten wil het Scholingsfonds werkgevers goed informeren over de mogelijkheden tot scholing van werknemers. In afwachting van de uitkomsten van het overleg over een nieuwe arbeidsvoorwaarden-cao voor de Bouwnijverheid heeft het bestuur in het verslagjaar geen besluit genomen over bijzondere promotieactiviteiten in het jaar 2015.
2014
Jaarrekening 2014
97
Balans per 31 december 2014 (Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)
Activa
2014
2013
Te vorderen uitkeringen
18
11
Te vorderen op instituten
10
-
307
307
15
53
350
371
Liquide middelen (2)
1.168
1.048
Totaal activa
1.518
1.419
2014
2013
-
-
98 Kortlopende vorderingen (1)
Vooruitbetaalde kosten TBB Overige vorderingen Som der kortlopende vorderingen
Passiva
Eigen vermogen (3) Beschikbaar saldo van baten en lasten Kortlopende schulden (4) Overige schulden en overlopende passiva
Totaal passiva
1.518
1.419 1.518
1.419
1.518
1.419
Staat van baten en lasten over 2014 (Bedragen in duizenden euro’s)
Baten
2014
2013 99
Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds (5) Interest (6) Overige baten (7) Onttrekking voorziening dubieuze vorderingen (8)
10.612
11.890
2
1
95
95
-
31
Totaal baten
Lasten
10.709
12.017
2014
2013
Uitkeringen (9)
7.212
8.707
Administratiekosten (10)
3.496
3.309
1
1
Overige lasten (11) Totaal lasten Onttrokken aan het beschikbaar saldo van baten en lasten
10.709
12.017
-
-
Kasstroomoverzicht over 2014 (Bedragen in duizenden euro’s)
2014
2013
100 Kasstroom uit scholingsactiviteiten Uitgekeerde scholings- en verletvergoedingen
./.
7.124
./.
Administratiekosten
./.
3.503
./.
Overige inkomsten
10.745
8.473 3.321 10.095
118
Kasstroom uit scholingsvergoedingen
./.
1.699
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Directe beleggingsopbrengsten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie liquide middelen Liquide middelen primo periode Mutatie liquide middelen Liquide middelen ultimo periode
2
1 2 120
1 ./.
1.048 120 1.168
1.698 2.746
./.
1.698 1.048
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Algemeen
Liquide middelen De waardering vindt plaats tegen nominale waarde.
Het Scholingsfonds vergoedt verlet-, reis- en cursuskosten wegens scholingsdagen in de bouwnijverheid in Nederland. De administratie van het Scholingsfonds is bij contract opge dragen aan APG. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Kortlopende schulden De kortlopende schulden worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
Resultaatbepaling
Going concern Algemeen
Vanaf 2006 is de scholingsfondsregeling een subfonds van de stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid (het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds). Vanuit deze hoedanigheid worden er geen premies meer ontvangen in het Scholingsfonds doch wel uitkeringen verstrekt en kosten gemaakt. Alle uitkeringen en kosten in het kader van de scholingsfondsregeling (S-fonds) worden gedekt middels een subsidie vanuit het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds en toegekend aan het Scholingsfonds. De jaarrekening van het Scholingsfonds is voor het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds de subsidieverantwoording. Op basis van de jaarrekening wordt de subsidie definitief toegekend door het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds.
Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen als een vermeerdering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt als een vermindering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds staat garant voor alle uitgaven die gedaan worden in het kader van de scholings fondsregeling. Zodoende is er bij het opstellen van de jaarrekening gebruikgemaakt van het going concern-principe. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving 640 ‘Organisaties zonder winststreven’.
Waardering van activa en passiva
Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds subsidieert de administratie kosten, de uitkeringslasten en de overige lasten van het fonds. Het negatieve saldo van de staat van baten en lasten wordt als gevolg van het feit dat de scholingsfondsregeling valt in een subfonds van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, in zijn geheel gesubsidieerd.
Uitkeringen De uitkeringen betreffen gederfde loonkosten en reis- en cursuskosten en zijn aan de periode toegerekend waarop zij betrekking hebben. Hierbij is rekening gehouden met de uitkeringen in januari en februari 2015 die betrekking hebben op 2014 en eerder.
Algemeen Een actief wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen vloeien en de waarde van het actief betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Kortlopende vorderingen Voor vorderingen wordt op de nominale waarde een voorziening voor mogelijke oninbaarheid in mindering gebracht. Deze voorziening is gerelateerd aan de uitstaande vorderingen.
Administratiekosten De administratiekosten worden toegerekend aan de periode waarop het door APG in rekening gebrachte bedrag betrekking heeft.
Verstrekte subsidies In de statuten van het fonds staat vermeld dat het fonds de mogelijkheid heeft om subsidies te verstrekken aan derden. In dit boekjaar heeft het fonds geen subsidies verstrekt.
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
101
Toelichting op de balans per 31 december 2014 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Activa
102
1. Kortlopende vorderingen Te vorderen uitkeringen Dit betreft vorderingen op werkgevers 18 (2013: 11). Vorderingen op instituten
Nog te innen op instituten
2014
2013
10
2
Af: voorziening dubieuze vorderingen 2
- stand begin boekjaar - afgeboekte bedragen - onttrekking voorziening dubieuze vorderingen - stand einde boekjaar Stand einde boekjaar van de vorderingen op instituten
De vorderingen op instituten ultimo 2014 zijn niet voorzien omdat wordt verwacht dat deze volledig worden geïnd.
Vooruitbetaalde kosten TBB Dit betreft een vooruitbetaald bedrag, inzake een liquiditeitsbuffer, aan het Technisch Bureau voor de Bouwnijverheid. Overige vorderingen Dit betreft de afrekening administratiekosten 15 (2013: 53).
2. Liquide middelen Liquide middelen betreffen het saldo van de bankrekening van het Scholingsfonds 1.168 (2013: 1.048). De middelen staan ter vrije beschikking.
./.
4
2
-
-
./.
2
-
2
10
-
Passiva 103
3. Eigen vermogen Het beschikbaar saldo van baten en lasten is nihil. Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds zal de administratiekosten en de lasten als gevolg van de scholingsregeling dekken.
4. Kortlopende schulden Overige schulden en overlopende passiva De overige schulden kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Nog te betalen administratiekosten Nog te betalen uitkeringen Nog te betalen omzetbelasting
2014
2013
86
122
852
757
2
-
Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Toegekende subsidie boekjaar
./.
Correctie subsidie boekjaar
./.
Dekking uitkeringen boekjaar, regeling 61-a
./.
Reeds ontvangen voorschotten
3.201
./.
3.352
./.
8.581
295
43
7.116 11.190
12.430 578
540
1.518
1.419
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Baten
104
5. Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds zal de administratiekosten 2014 van het Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid subsidiëren. De bijdragen zijn als volgt te specificeren: 2014
Toegekende subsidie (S2) Correctie subsidie (S2) Dekking uitkeringen, regeling 61-a (S2)
De werkelijke administratiekosten over 2014 zijn hoger uitgevallen dan vooraf begroot en het verschil is als correctie subsidie opgenomen. Doordat er geen premieopbrengsten zijn maar wel uitkeringslasten is er een negatieve stand van baten en lasten. Voor dit negatieve saldo (7.116) is een subsidieaanvraag gedaan aan en toegezegd door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds.
6. Interest Dit betreft de interest over het saldo liquide middelen.
7. Overige baten Dit betreft de facturatie inzake het vermelden van de opleidingen in de Catalogus van het Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid 95 (2013: 95).
8. Onttrekking voorziening dubieuze vorderingen Dit betreft de onttrekking voorziening dubieuze vorderingen inzake uitkeringen 0 (2013: 29) en op instituten 0 (2013: 2). Als gevolg van het bestuursbesluit om de teveel uitgekeerde SFOdagen niet terug te vorderen, is het bedrag dat in 2012 was voorzien (29) in 2013 vrijgevallen uit de voorziening.
2013
3.201 295
3.352 ./.
43
7.116
8.581
10.612
11.890
Lasten 105
9. Uitkeringen De uitkeringen betreffen gederfde loonkosten, reis- en cursuskosten. Hieronder zijn de lasten gespecificeerd: 2014
2013
Loonvergoeding en toeslagen
3.811
4.958
Cursuskosten
3.401
3.749
7.212
8.707
2014
2013
1.382
1.208
10. Administratiekosten De administratiekosten zijn als volgt te specificeren:
Administratiekosten APG Fondskosten Kosten convenant Informatie- en Verwijstaken
De leden van het clusterbestuur BTER ontvangen vacatiegelden volgens de SER-normen. Deze worden verdeeld over de BTERfondsen. In 2014 was het aan het Scholingsfonds toegerekende bedrag 36 (2013: 38), inclusief vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Het Scholingsfonds heeft geen personeel in dienst.
11. Overige lasten Deze post betreft bankkosten 1 (2013: 1).
Ondertekening van de jaarrekening
Harderwijk, 24 juni 2015 Namens het bestuur, N.J. van Til M.B. van Veldhuizen
301
311
1.813
1.790
3.496
3.309
Overige gegevens
106
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten
In de statuten zijn geen aanvullende regelingen met betrekking tot de bestemming van het saldo van baten en lasten vastgesteld. Het saldo over 2014 is nihil.
Gebeurtenissen na balansdatum
Op 31 maart 2015 hebben de werkgeversorganisaties in de bouw en infra die partij zijn bij de CAO Bedrijfstakeigen regelingen (CAO-BTER), deze cao opgezegd. De CAO-BTER heeft een looptijd tot en met 31 december 2015. Op 13 juni 2015 hebben cao-partijen besloten de activiteiten van het Scholingsfonds in 2016 te gaan beëindigen. Er zullen dan geen vergoedingen voor scholingsdagen en verlet meer worden uitbetaald aan de werkgever.
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2014 van Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid te Harderwijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven en de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao-bepalingen. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden.
Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid per 31 december 2014 en van het Resultaat over 2014 in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Verder zijn wij van oordeel dat de in de jaarrekening weergegeven uitsplitsing van de lasten naar bestedingsdoelen/activiteiten juist is en aansluit bij de statuten en/of reglementen van het fonds en de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao-bepalingen. Amsterdam, 24 juni 2015 Ernst & Young Accountants LLP w.g. Drs. D.K. Noort RA
107
108
2014
JAARVERSLAG OVER HET BOEKJAAR 2014
110
Inhoudsopgave
Jaarverslag 2014
Bestuur Doelstelling Kerncijfers Premiebeleid Uitvoering Communicatie
Overige gegevens
112 113 114 115 116 121
Jaarrekening 2014
Balans per 31 december 2014 Staat van baten en lasten over 2014 Kasstroomoverzicht over 2014 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans per 31 december 2014 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014
124 125 126 127 129 133
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten 135 Gebeurtenissen na balansdatum 135 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 136
111
Bestuur
112
De Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid is gevestigd te Harderwijk. Het bestuur van de stichting is paritair samengesteld uit vijf werkgevers- en vijf werknemersleden. Vijf zijn benoemd door Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven, drie door FNV Bouw en twee door CNV Vakmensen.
Werkgeversbestuursleden (namens Bouwend Nederland) Dhr. N.J. van Til, voorzitter Dhr. W. Ketting Dhr. A.W.J. Borst Dhr. G.C.J.J. Peek Dhr. G. Werkhoven1
Werknemersbestuursleden Mw. M.B. van Veldhuizen, fungerend voorzitter (namens FNV Bouw) Dhr. J.G. Crombeen (namens FNV Bouw) Dhr. G. Lokhorst (namens CNV Vakmensen) Mw. S.H. ter Maat (namens FNV Bouw) Dhr. H.A. van der Spek (namens CNV Vakmensen)
Per 31 december 2014 is de heer Werkhoven afgetreden als bestuurslid. De heer E. Tierolf is benoemd als zijn opvolger en is per 1 januari 2015 aangetreden.
1
Doelstelling
Het Aanvullingsfonds heeft als doel uitvoering te geven aan bepalingen in de cao Bouwnijverheid die gaan over zieke en/ of werkloze bouwplaatswerknemers. De gedachte is dat zij recht moeten hebben op financiële ondersteuning vanwege hun lagere inkomsten. Ook wordt de re-integratie van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers door het Aanvullingsfonds gestimuleerd. Tot slot voorziet het Aanvullingsfonds in een financiële tegemoetkoming in de loonkosten voor oudere bouwplaatswerknemers die minder werken.
113
Kerncijfers
2014
2013
2012
2011
2010
8.219
8.485
9.317
10.171
10.521
100.411
105.645
121.748
140.503
147.422
Bijdragen (in miljoenen euro’s)
42,8
45,1
45,0
30,4
32,1
Aanvullingen (in miljoenen euro’s)
17,0
21,1
18,5
16,4
17,8
114 Aantal werkgevers ultimo verslagjaar Aantal werknemers ultimo verslagjaar
Premiebeleid
Het premiepercentage wordt jaarlijks door het bestuur van het Aanvullingsfonds vastgesteld en vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan werkgeversorganisatie Bouwend Nederland en de vakbonden FNV Bouw en CNV Vakmensen.
115
Bij de vaststelling wordt gekeken naar de te verwachten uitgaven, de ontwikkelingen van de loonsom en de hoogte van de noodzakelijke reserve. Over het algemeen wordt getracht grote premiefluctuaties van jaar tot jaar te voorkomen. In tabel 1 (hieronder) zijn de premies van de afgelopen vijf jaar weergegeven.
Tabel 1: Premies Aanvullingsfonds in percentages van het vast overeengekomen loon van de werknemer: Bouwplaats
2014
2013
2012
2011
2010
% werkgeversdeel
1,32
1,39
1,185
1,04
1,04
% werknemersdeel
0,31
0,24
0,205
0,00
0,00
% totaal
1,63
1,63
1,39
1,04
1,04
UTA
2014
2013
2012
2011
2010
% werkgeversdeel
0,285
0,24
0,195
0,00
0,00
% werknemersdeel
0,285
0,24
0,195
0,00
0,00
0,57
0,48
0,39
0,00
0,00
% totaal
Uitvoering
116
Sinds 1 januari 2006 is de administratie en de communicatie van het Aanvullingsfonds opgedragen aan APG Rechtenbeheer N.V.
Overzicht van de aanvullingsregelingen
Om uitvoering te geven aan de – bij cao Bouwnijverheid bepaalde – doelstellingen van het Aanvullingsfonds, zijn er diverse regelingen van kracht. Deze zijn in te delen in twee soorten: • werknemersregelingen, waarbij de uitkering rechtstreeks wordt uitbetaald aan de werknemer. • werkgeversregelingen, waarbij de werkgever declaraties kan indienen en subsidies kan aanvragen.
Werknemersregelingen
In tabel 2 (hieronder) zijn alle werknemersregelingen van het Aanvullingsfonds opgenomen.
Tabel 2: Werknemersregelingen Type uitkering
Aan wie
Wijzigingen in verslagjaar
1.
Eindejaarsuitkering wao
wao-gerechtigden
geen
2.
Eindejaarsuitkering iva
iva- gerechtigden
geen
3.
Eenmalige uitkering
Werknemer die werkloos is geworden.
geen
4.
Doorbetaling ouderdomspensioenpremie (max 6 maanden).
Werknemers met een ww- en/of ziektewetuitkering.
geen
5.
Doorbetaling pensioenpremie zieke werklozen.
Tijdelijke, uitzonderlijke regeling voor zieke werknemers die werkloos raakten in 2005-2012.
Aanvragen kon tot 1 juli 2014.
6.
Vergoeding pensioenpremie bij werkloosheid wegens bedrijfseconomische redenen.
Tijdelijke regeling. Werknemers die ontslag op economische gronden hebben gekregen.
In juli 2014 is deze regeling gestopt.
7.
Bonus bij re-integratie in het 2e ziektejaar2.
Zieke werknemers die weer (deels) aan het werk gaan in 2e ziektejaar.
geen
Toelichting bij de werknemersregelingen
Op de hierna volgende pagina’s wordt per regeling van tabel 2 een toelichting gegeven en wordt aangegeven of er wijzigingen zijn geweest in het verslagjaar.
1. Eindejaarsuitkering wao Een ex-werknemer met recht op wao moet de eindejaars uitkering zelf aanvragen. Maar zodra bekend is dat iemand recht heeft op een wao-eindejaarsuitkering, dan krijgt die
Deze regeling valt formeel onder de werkgeversregelingen. De werkgever betaalt aan de werknemer een deel van de verkregen bonus.
2
betreffende persoon in november schriftelijk bericht van het Aanvullingsfonds. In het bericht wordt men geïnformeerd over de rechten, wanneer de eindejaarsuitkering wordt betaald en op welk rekeningnummer de uitkering wordt overgemaakt. De werknemer aan wie voor 1 januari 2006 een wao-uitkering is toegekend, heeft bij voortduring van die uitkering recht op een eindejaarsuitkering. In de regel is de hoogte van de eindejaarsuitkering afhankelijk van de arbeidsongeschiktheids klasse op 1 november van het kalenderjaar waarop de einde jaarsuitkering betrekking heeft. Als de wao-uitkering in de loop van het kalenderjaar is beëindigd, bestaat er recht op de eindejaarsuitkering naar rato.
117
2. Eindejaarsuitkering iva en wga Personen die recht hebben op de eindejaarsuitkering omdat ze iva- of wga-uitkeringsgerechtigd zijn, moeten zich jaarlijks aanmelden om in aanmerking te komen voor de eindejaarsuitkering. Een ex-bouwplaatswerknemer moet zich bij een van de werknemersorganisaties melden. De ex-UTAwerknemer kan zich ook direct bij uitvoerder APG aanmelden.
Indexatie De eindejaarsuitkeringen worden sinds 2008 ieder jaar geïndexeerd. De indexatie wordt berekend op basis van de percentuele jaarlijkse stijging van de cao-lonen in de Bouwnijverheid. Peildatum is 1 juli van ieder kalenderjaar. In 2014 is er niet geïndexeerd omdat de cao-lonen niet gestegen zijn. Tabel 3: overzicht uitgekeerde (afgeronde) bedragen eindejaarsuitkeringen wao/ iva/ wga (in euro’s) AO-klasse
2014
2013
2012
2011
2010
80-100% incl. iva en wga
706,00
706,00
701,00
694,00
685,00
65-80%
565,00
565,00
561,00
555,00
548,00
55-65%
459,00
459,00
455,00
451,00
445,00
45-55%
388,00
388,00
385,00
382,00
377,00
35-45%
318,00
318,00
316,00
313,00
309,00
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Minder dan 35%
3. Eenmalige uitkering bij werkloosheid Het Aanvullingsfonds verstrekt aan de werkloos geworden werknemer een eenmalige uitkering van 425 euro bruto. In 2014 zijn 4.454 eenmalige uitkeringen verstrekt. In 2013 waren dit er 7.536.
Aanvraagprocedure De bouwplaatswerknemer die werkloos raakt, moet de eenmalige uitkering via de vakbondsconsulent aanvragen. UTAmedewerkers die werkloos worden, kunnen dit zelf aanvragen, maar het kan ook via de vakbondsconsulent.
118
Om in aanmerking te komen voor de eenmalige uitkering moet de aanvrager twee documenten meesturen: • een inschrijfbewijs als werkzoekende bij UWV WERKbedrijf; • een ontslagbewijs. De eenmalige uitkering is niet bedoeld voor mensen die direct na hun ontslag ander werk hebben gevonden. Daarom is het verplicht om een inschrijfbewijs van de UWV bij de aanvraag te voegen. Omdat het lang kan duren voordat de ww-uitkering is verkregen, heeft het bestuur besloten de aanvraagprocedure aan te passen. De aanvrager hoeft nu alleen te verklaren dat hij of zij achteraf een bewijs van toekenning van de WW-uitkering zal insturen.
4. Doorbetaling van ouderdomspensioenpremie bij werkloosheid De werkloos geworden werknemer heeft maximaal zes maanden recht op doorbetaling van de ouderdomspensioenpremie. Deze vergoeding moet hij of zij zelf aanvragen. Dit kan zodra de wwuitkering is beëindigd. Duurt de werkloosheid langer dan zes maanden, dan kan de aanvraag gedaan worden na de eerste zes maanden van werkloosheid. Sinds 1 juli 2012 geldt deze regeling ook voor werknemers die op hun ontslagdatum ziek zijn en direct daarna een Ziektewetuitkering krijgen.
regeling bepaalde dat oudere werknemers die om bedrijfseconomische redenen werden ontslagen een vergoeding voor de pensioenopbouw kregen. Met de vergoeding werd voorkomen dat deze werknemers pensioenaanspraken uit de aanvullingsregelingen van bpfBOUW zouden verliezen. De vergoeding bestond uit de pensioenpremies voor de aanvullingsregelingen 55- én 55+ van bpfBOUW. De vergoeding werd verstrekt zolang de aanvrager nog werkloos was én nog niet de leeftijd van 60 jaar (bouwplaatswerknemers) of 62 jaar (UTA-medewerkers) had bereikt. Het Aanvullingsfonds controleerde steeds na afloop van elke zes maanden van werkloosheid of de aanvrager nog aan de voorwaarden voldeed. Aanvankelijk was de regeling van toepassing op werknemers die tussen 1 juli 2009 en 1 april 2011 werkloos waren geworden. De regeling is tussentijds een paar maal verlengd. De laatste verlenging gold voor werkloosheid ontstaan op uiterlijk op 31 december 2014. De regeling zou ook eindigen op het moment dat het budget van 10 miljoen volledig was besteed. Dit budget was zowel bestemd voor de pensioenpremies als voor de uitvoeringskosten. Partijen bij de CAO voor de Bouwnijverheid hebben in december 2013 een extra budget van 1 miljoen euro beschikbaar gesteld. In januari 2014 volgde opnieuw een verhoging van 1 miljoen euro.
5. Doorbetaling pensioenpremie voor zieke werklozen Tot 1 januari 2006 kende het Aanvullingsfonds een bepaling die voorzag in een vergoeding van pensioenpremie voor ‘zieke werklozen’. Dat zijn werknemers die ziek zijn geworden tijdens hun dienstverband en op de ontslagdatum nog steeds ziek zijn. Zij ontvangen dan na ontslag een ziektewetuitkering. De vergoedingsbepaling is per 1 januari 2006 vervallen bij het Aanvullingsfonds. In juni 2012 is de vergoedingsregeling voor zieke werklozen door cao-partijen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006 vastgesteld en is de regeling door het clusterbestuur BTER in uitvoering genomen. De regeling betreft een vergoeding van ouderdomspensioenpremie voor zieke werklozen waarvan de eerste Ziektewet dag ligt na 31 december 2005 en voor 1 juli 2012. Dit betreft een uitzonderlijke regeling die een ruime mate van terugwerkende kracht kent voor een afgebakende doelgroep. Aanvragen voor deze regeling konden tot 1 juli 2014 ingediend worden. Per 1 juli 2012 zijn de reglementen van het Aanvullingsfonds aangepast en kennen ook de zieke werklozen in de toekomst een vergoeding ouderdomspensioenpremie over maximaal 6 maanden gedurende ZW- of WW-uitkering.
Regeling in 2014 stopgezet Het in totaal beschikbaar gestelde budget van 12 miljoen euro is in de loop van het verslagjaar volledig benut of gereserveerd voor reeds toegekende aanvragen. Sinds juli 2014 worden geen nieuwe aanvragen meer in behandeling genomen.
6. Vergoeding pensioenpremie bij werkloosheid wegens bedrijfseconomische redenen
1. Extra verlofdagen (EVD-regeling)
Cao-partijen kwamen op 16 juni 2009 een tijdelijke regeling overeen. De regeling werd ingevoerd op 20 oktober 2009 met terugwerkende kracht tot 1 juli 2009. Deze tijdelijke
7. Bonus bij re-integratie in het tweede ziektejaar Als een zieke werknemer re-integreert in zijn tweede ziektejaar bestaat er recht op een re-integratiebonus uit het Aanvullings fonds. De werknemer ontvangt zijn bonus van zijn werkgever als volgt: de werkgever vult het loon van de werknemer aan tot 100 procent over de periode vanaf de eerste dag van het tweede ziektejaar tot en met de laatste dag van zijn re-integratie.
Werkgeversregelingen
Bij de werkgeversregelingen van het aanvullingsfonds ontvangt de werkgever een vergoeding van het Aanvullingsfonds. Er zijn twee werkgeversregelingen.
De EVD-regeling zorgt voor tegemoetkoming in loonkosten voor de extra verlofdagen van bouwplaatswerknemers van 55 jaar en ouder.
In de CAO voor de Bouwnijverheid is vastgelegd dat bouwplaatswerknemers van 55 jaar en ouder recht hebben op tien extra doorbetaalde verlofdagen. Werknemers van 60 jaar en ouder hebben recht op dertien extra doorbetaalde verlofdagen. De werkgever krijgt een tegemoetkoming in de loonkosten voor dit extra verlof, zodat de oudere werknemer voor de werkgever niet duurder is dan de werknemer tot 55 jaar. UTA-personeel kent ook extra verlof bij hogere leeftijden, maar dit valt niet onder de declaratieregeling van het Aanvullingsfonds.
Toeslagpercentage en aantal gedeclareerde dagen De werkgever krijgt naast de vergoeding voor het dagloon ook een vergoeding in de vorm van een toeslag op het dagloon voor alle werkgeverslasten die aan de loondoorbetaling gekoppeld zijn. Het toeslagpercentage wordt elk halfjaar opnieuw vastgesteld op basis van het loon van een zogenoemde ‘maatman’. Eind 2013 is het toeslagpercentage voor het eerste halfjaar van 2014 vastgesteld op 56 procent. Dit percentage behoefde geen aanpassing voor het tweede halfjaar.
Gedeclareerde EVD dagen + Uitgekeerd bedrag In dagen
In miljoenen
180.000
35
160.000
30
140.000
25
120.000
20
100.000
25
80.000
20
60.000
15
40.000
10
20.000
5
0
2014
2013
Gedeclareerde dagen
2012
2011
2010
0
Uitgekeerd bedrag in miljoenen
In 2014 zijn 126.748 extra verlofdagen gedeclareerd. In 2013 waren dat er 140.235. Het uitgekeerde bedrag bedroeg in 2014 25,8 miljoen euro. In 2013 was dat 28,5 miljoen euro.
Digitale verwerking declaraties extra verlofdagen (EVD) oudere werknemers Het bestuur heeft in het najaar van 2011 ingestemd met de mogelijkheid tot digitale inzending van declaraties EVD. De papieren declaratiemogelijkheid is per 1 juli 2014 vervallen. Sinds die tijd kan de werkgever de declaratie uitsluitend digitaal indienen via het beveiligde webportaal MijnBTER. Inmiddels is de bedrijfstak voldoende vertrouwd met de digitale declaratieprocedure. Het Aanvullingsfonds heeft in 2014 de mogelijkheid geboden de declaraties aan te leveren via een XML-bestand. Deze mogelijkheid is vooral interessant voor grotere aanleveringen (van grote werkgevers) of voor administratiekantoren, die voor meer werkgevers de declaratieindiening verzorgen.
Werking van de digitale procedure Als niet aan alle voorwaarden is voldaan voor vergoeding wordt de declaratie-aanvraag niet geaccepteerd. De reden daarvoor wordt direct teruggekoppeld aan de aanvrager. Bij een juiste declaratie beschikt de werkgever sneller over de vergoeding. De handtekening van de werknemer op het papieren declaratieformulier is uiteraard niet meer mogelijk. Ter controle op juistheid van de gedeclareerde EVD wordt aan alle bouwplaatswerknemers die ouder zijn dan 55 jaar eenmaal per jaar een brief gestuurd met algemene EVD-informatie en wordt de werknemer geïnformeerd over welke dagen zijn werkgever EVD heeft gedeclareerd. De werknemer wordt daardoor meer bewust van zijn EVD-rechten. Dat proces is voor het eerst in mei 2013 uitgevoerd. Medio februari 2014 hebben 12.559 werknemers de brief ontvangen. In februari 2015 betrof dat 12.135 werknemers.
2. Bonus bij re-integratie De werkgever3 ontvangt een bonus bij re-integratie van de werknemer in zijn tweede ziektejaar. In afzonderlijke reglementen van het Aanvullingsfonds is geregeld welke voorwaarden gelden voor de toekenning van een uitkering of een vergoeding. Hieronder volgt een beknopte toelichting van de regelingen en of er wijzigingen zijn geweest in het verslagjaar.
Bonus Als een zieke werknemer re-integreert in zijn tweede ziektejaar bestaat er recht op een re-integratiebonus uit het Aanvullingsfonds. De werkgever ontvangt deze bonus van het
De werknemer ontvangt van de werkgever een aanvulling tot 100 procent van het loon vanaf de eerste dag van het tweede ziektejaar tot en met de laatste dag van de
3
tweede maand na re-integratie.
119
120
Aanvullingsfonds. Hij heeft bij succesvolle re-integratie van zijn werknemer recht op een eenmalig bedrag van 2.500 euro. De werknemer ontvangt zijn bonus via de werkgever. De werkgever vult het loon van de werknemer aan tot 100 procent over de periode vanaf de eerste dag van het tweede ziektejaar tot en met de laatste dag van de tweede maand van zijn re-integratie.
Succesvolle re-integratie Er is sprake van succesvolle re-integratie als de werknemer minimaal twee loonbetalingsperioden van vier weken of een maand onafgebroken weer aan het werk is voor minimaal 50 procent van het voorheen geldende arbeidspatroon. Als er al in het eerste ziektejaar sprake is van re-integratie van 50 procent of meer bestaat geen recht op de bonus. Er is dan immers al sprake van re-integratie van een zeer grote omvang. In 2014 zijn 60 verzoeken voor een re-integratiebonus afgehandeld. In 2013 waren dat er 91. In 2014 zijn 51 bonussen bij succesvolle re-integratie uitbetaald door het Aanvullingsfonds. In 2013 waren dat er 77. De hiernavolgende figuur geeft een overzicht van de afgelopen jaren.
de vergadering van het clusterbestuur BTER. De commissie is in het verslagjaar vier keer in vergadering bijeen geweest. Een vast agendapunt van de commissievergaderingen is de gevalsbehandeling. Als een werknemer of een werkgever op reglementaire gronden niet of niet volledig in aanmerking komt voor een toekenning van een regeling, kan men een beroep doen op de zogenoemde hardheidsclausule van het reglement. Termijnoverschrijding is een vaak voorkomende grond om een aanvraag op reglementaire gronden af te wijzen. Maar er kunnen bijzondere of onvoorziene omstandigheden aan de orde zijn die toekenning alsnog rechtvaardigen. Het bestuur heeft aan de bestuurlijke commissie de bevoegdheid gemandateerd in voorkomende gevallen een gunstiger besluit te nemen indien daarvoor naar de mening van de commissie aanleiding bestaat.
Beleggingen
Het fonds had in 2014 geen beleggingen. De overtollige liquide middelen stonden op een spaarrekening. Het belangrijkste risico van de beleggingen is het kredietrisico. In 2014 was er van dit risico dus geen sprake.
Begroting
120
Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op om de kosten van het fonds te monitoren. Deze begroting wordt niet gebruikt om de fondsactiviteiten gedurende het jaar te sturen. Daarom is in het jaarverslag geen begroting opgenomen.
100
80
60
Continuïteitsanalyse
40
20
0 2014
2013
Afgehandeld
2012
2011
2010
Uitbetaald
Bestuurlijke commissie Aanvullingsfonds
Het bestuur van het Aanvullingsfonds heeft uit zijn midden een paritaire commissie aangesteld. In deze commissie worden vooral praktische en uitvoeringstechnische aangelegenheden besproken. De commissie vergadert veelal op dezelfde dag aansluitend aan
Het bestuur stelt de begroting op, uitgaande van een evenwicht tussen baten en lasten. De realisatie in 2013 en 2014 wijkt echter af van de begroting waardoor er over 2013 en 2014 een negatief beschikbaar saldo van baten en lasten is ontstaan. Het bestuur heeft het beschikbaar saldo van baten en lasten in 2014 gedeeltelijk aangezuiverd met vermogensoverdrachten vanuit twee andere fondsen. Het bestuur zal in 2015 structurele maatregelen nemen om de inkomsten en uitgaven in balans te brengen zodat de exploitatie vanaf 2016 weer een positief beeld zal tonen. Verdere aanzuivering tot een positief beschikbaar saldo van baten en lasten voorziet het bestuur in het besluit van cao-partijen waarbij het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds het exploitatietekort zal aanvullen. Het fonds beschikt over voldoende middelen om de activiteiten voor ten minste 12 maanden voort te zetten waardoor de continuïteit is gewaarborgd.
Communicatie
Met betrekking tot de algemene communicatie van alle BTER-clusterfondsen wordt verwezen naar pagina 15 van het algemene BTER-jaarverslag. Specifiek voor het aanvullingsfonds geldt het volgende:
Informatie en begeleiding door de werknemersorganisaties
Voorlichting over de aanvullingsregelingen is belangrijk voor de werknemers die binnen de cao Bouwnijverheid vallen. Financiële regelingen zijn vaak ingewikkeld en geen dagelijkse kost voor de werknemer. Welke regelingen zijn er, welke voorwaarden gelden er, hoe en wanneer moet een aanvraag ingediend zijn? Vragen waarop de werknemersorganisaties goed antwoord kunnen geven. Naast informatie over de aanvullingsregelingen kunnen de werknemersorganisaties de werknemers ook verder begeleiden en informeren en helpen bij het invullen van de aanvraagformulieren.
121
122
2014
Jaarrekening 2014
Balans per 31 december 2014 (Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)
Activa
2014
2013
124 Belegde middelen (1) Kasgeldleningen
18.000
28.000 18.000
Som der belegde middelen
28.000
Vlottende activa (2) Vorderingen op werkgevers
4.093
4.800
Overige vorderingen
2.345
346
26
60
Nog te ontvangen interest
6.464
5.206
Liquide middelen (3)
14.523
13.782
Totaal activa
38.987
46.988
2014
2013
Som der vlottende activa
Passiva
./.
Beschikbaar saldo van baten en lasten (4)
505
./.
1.452
Kortlopende schulden (5) 33.034
33.814
Te betalen loonheffing
3.169
3.650
Nog te betalen uitkeringen
1.940
3.492
-
4.500
1.349
2.984
Te betalen vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers
Lening o/g Overige schulden Som der kortlopende schulden
39.492
48.440
Totaal activa
38.987
46.988
Staat van baten en lasten over 2014 (Bedragen in duizenden euro’s)
Baten
2014
2013 125
Bijdragen (6) Beleggingsopbrengsten (7) Overige baten (8)
42.759
45.106
259
186
94
71
Totaal baten
Lasten
Vergoedingen extra verlofdagen oudere werknemers (9)
43.112
45.363
2014
2013
25.061
22.359
Eindejaarsuitkeringen (10)
9.029
9.970
Aanvullingen ww-uitkeringen (11)
7.928
11.098
Re-integratiebonus (12) Administratiekosten (13) Overige lasten (14)
128
193
6.013
5.743
419
314 48.578
Totaal lasten Saldo van baten en lasten
./.
5.466
49.677 ./.
4.314
Kasstroomoverzicht over 2014 (Bedragen in duizenden euro’s)
2014
2013
126 Kasstroom uit loopbaan- en aanvullingsactiviteiten 43.467
Bijdragen van werkgevers Aanvullingen
./.
Uitgekeerde extra verlofdagen
./.
Administratiekosten
./.
./.
25.841
./.
6.132
19.597
./.
28.536
-
Lening o/g Stichting Risicofonds Overige
44.495
20.770
./.
276
./. ./.
Kasstroom uit aanvullingsactiviteiten
5.232 4.500
260
9.552
./.
4.630
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Aankoop beleggingen Verkoop en aflossingen van beleggingen Directe beleggingsopbrengsten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie liquide middelen Liquide middelen primo periode Mutatie liquide middelen Liquide middelen ultimo periode
-
./.
20.000
10.000
9.013
293
192 10.293 741
./.
10.795
./.
./.
13.782 741 14.523
15.245 29.207 15.425 13.782
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Algemeen
Het Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid (verder Aanvullingsfonds) verstrekt aanvullingen op uitkeringen en/of eenmalige uitkeringen aan werknemers die werkloos zijn of een ziektewetuitkering ontvangen. De administratie van het Aanvullingsfonds is bij contract is opgedragen aan APG.
Aanvullingen bij werkloosheid • Een eenmalige uitkering van 425 euro voor de werkloos geworden werknemer; • Een aanvulling pensioenpremie om een volledige pensioenopbouw tijdens het eerste halfjaar van de ww-uitkering te realiseren.
Aanvullingen bij werkloosheid tijdens ziekte • Een eenmalige uitkering van 425 euro voor werkloos geworden zieke werknemer; • Een vergoeding van de ouderdomspensioenpremie voor zieke werkelozen.
Andere doelstellingen van het Aanvullingsfonds De verstrekking van eindejaarsuitkeringen aan werknemers met een wao- of iva-uitkering. Het Aanvullingsfonds betaalt ook kosten voor opleiding, begeleiding en bemiddeling als een werknemer gebruik maakt van het zelfstandig recht op inschakeling van een re-integratiebedrijf. Het Aanvullingsfonds verstrekt tegemoetkomingen aan werkgevers voor de kosten die zij moeten maken op basis van hun plicht het loon door te betalen over extra verlofdagen waarop werknemers van 55 jaar en ouder recht hebben. In de reglementen van het Aanvullingsfonds is geregeld welke voorwaarden gelden voor toekenning van een aanvulling of uitkering.
Waardering van activa en passiva
Algemeen Een actief wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen vloeien en de waarde van het actief betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Belegde middelen Kasgeldleningen Kasgeldleningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
Vlottende activa Vorderingen op werkgevers Voor vorderingen op werkgevers wordt op de nominale waarde een voorziening voor mogelijke oninbaarheid in mindering gebracht. Deze voorziening is gerelateerd aan de uitstaande vorderingen met betrekking tot bijdragen die vermoedelijk buiten incasso worden gesteld. Overige vorderingen De waardering vindt plaats tegen nominale waarde.
Liquide middelen De liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
Kortlopende schulden Te betalen vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers Deze post betreft de nog te betalen vergoeding van extra verlofdagen aan werknemers van 55 jaar en ouder. De post is opgebouwd door de opgebouwde, nog niet opgenomen extra verlofdagen van werknemers met een dienstbetrekking ultimo boekjaar te vermenigvuldigen met een gemiddeld dagtarief.
Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 ‘Organisaties zonder winststreven’. Voor opstelling van de jaarrekening is uitgegaan van continuïteitsveronderstelling.
De overige kortlopende schulden worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
127
Resultaatbepaling
128
Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen als een vermeerdering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt als een vermindering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Bijdragen De bijdragen zijn toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen in januari, februari en maart 2015 die betrekking hebben op 2014 en eerder.
Beleggingsopbrengsten De beleggingsopbrengsten bestaan uit directe beleggingsopbrengsten en indirecte beleggingsopbrengsten. Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt de interest van de beleggingen en de liquide middelen verantwoord. De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen zowel de ongerealiseerde als gerealiseerde waardeontwikkelingen. Vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers Deze vergoeding betreft de lasten van tien of dertien extra verlofdagen, toegekend aan werknemers van 55 jaar en ouder, respectievelijk 60 jaar en ouder.
Administratiekosten De administratiekosten worden toegerekend aan de periode waarop het door APG in rekening gebrachte bedrag betrekking heeft.
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
Toelichting op de balans per 31 december 2014 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Activa 129
1. Belegde middelen Kasgeldleningen Onderstaand is het verloop van de leningen aan Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid (verder Tijdspaarfonds) weergegeven. 2014
Stand begin boekjaar Uitgeleend Afgelost
./.
Stand einde boekjaar
2013
28.000
8.000
-
20.000
10.000
-
18.000
28.000
2014
2013
5.020
7.002
Deze post bestaat uit een in mei 2013 verstrekte lening aan het Tijdspaarfonds van 20 miljoen (looptijd tot en met 31 december 2015, rente 1 procent) waarvan ultimo 2014 een nog terug te betalen bedrag resteert van 18 miljoen.
2. Vlottende activa Vorderingen op werkgevers
Nog te innen bijdragen van werkgevers Af: voorziening dubieuze vorderingen 2.202
- stand begin boekjaar - afgeboekte bijdragen - toevoeging voorziening dubieuze vorderingen - stand einde boekjaar Stand einde boekjaar van de vorderingen op werkgevers
Voor de vorderingen op in faillissement verkerende werkgevers is een 100 procent voorziening getroffen. De vorderingen op werkgevers die in surseance van betaling verkeren en werkgevers vallend onder de Wet schuldsanering natuurlijke personen zijn voor 60 procent voorzien.
Overige vorderingen Dit betreft een vordering op Stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid (verder Risicofonds) betreffende een vermogensoverdracht 813 (2013: 0), een vordering op Stichting
./.
1.851
1.653
55
378
296 927
2.202
4.093
4.800
130
Opleiding & Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid (verder Opleidings- & Ontwikkelingsfonds) 1.100 (2013: 0), een vooruitbetaald bedrag betreffende een liquiditeitsbuffer aan het Technisch Bureau voor de Bouwnijverheid 310 (2013: 310), nog te vorderen administratiekosten 100 (2013: 7) en nog te vorderen overige bedragen 22 (2013: 29).
Nog te ontvangen interest Dit betreft nog te ontvangen interest op de belegde middelen.
3. Liquide middelen De liquide middelen betreffen het saldo van de bankrekeningen van het Aanvullingsfonds en staan ter vrije beschikking van het fonds. Het saldo bevat voor 12,0 miljoen (2013: 8,2 miljoen) aan liquide middelen die op een private banking spaarrekening staan met een hoger rendement dan een reguliere bankrekening.
Passiva 131
4. Beschikbaar saldo van baten en lasten Dit is het cumulatieve saldo van lasten en baten. Het verloop is als volgt: 2014
Stand begin boekjaar
./. 1.452
Saldo van de staat van baten en lasten
./. 5.466
2013
2.862 ./.
4.314
Vermogensoverdracht Risicofonds
5.313
-
Vermogensoverdracht Opleidings- & Ontwikkelingsfonds
1.100
-
Stand einde boekjaar
Het beschikbaar saldo van baten en lasten is vrij besteedbaar. De vermogensoverdracht Risicofonds van 5.313 bestaat uit de omzetting van de verstrekte lening van 4.500 in een vermogensoverdracht en een additionele vermogensstorting van 813.
Continuïteitsanalyse Het bestuur stelt de begroting op, uitgaande van een evenwicht tussen baten en lasten. De realisatie in 2013 en 2014 wijkt echter af van de begroting waardoor er over 2013 en 2014 een negatief beschikbaar saldo van baten en lasten is ontstaan. Het bestuur heeft het beschikbaar saldo van baten en lasten in 2014 gedeeltelijk aangezuiverd met vermogensoverdrachten vanuit twee andere fondsen. Het bestuur zal in 2015 structurele maatregelen nemen om de inkomsten en uitgaven in balans te brengen zodat de exploitatie vanaf 2016 weer een positief beeld zal tonen. Verdere aanzuivering tot een positief beschikbaar saldo van baten en lasten voorziet het bestuur in het besluit van cao-partijen waarbij het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds het exploitatietekort zal aanvullen. Het fonds beschikt over voldoende middelen om de activiteiten voor ten minste 12 maanden voort te zetten waardoor de continuïteit is gewaarborgd.
5. Kortlopende schulden Te betalen vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers Dit bedrag betreft de per 31 december 2014 te betalen extra verlofdagen die tot uiterlijk 31 december 2019 kunnen worden opgenomen. Te betalen loonheffing Deze post omvat de nog af te dragen loonheffing over uitkeringen 3.169 (2013: 3.650).
./.
505
./.
1.452
132
Nog te betalen uitkeringen Dit betreft nog te betalen aanvullingen 1.940 (2013: 3.492). Lening o/g Dit betreft een lening van 4.500 van het Risicofonds met een looptijd van 19 december 2013 tot en met uiterlijk 30 april 2015. Het rentepercentage betreft 1,0%. De lening is conform het bestuursbesluit van het Risicofonds van 20 november 2014 omgezet in een vermogensoverdracht. Overige schulden Deze post omvat te betalen pensioenpremies 1.112 (2013: 2.764), nog te betalen administratiekosten 192 (2013: 218), nog te betalen rente lening Risicofonds 41 (2013: 2) en nog te betalen overige kosten 4 (2013: 0).
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Baten 133
6. Bijdragen Sinds 1 januari 2006 zijn de bij het fonds aangesloten werkgevers verantwoordelijk voor het aanleveren van de loongrondslag ten behoeve van de premieberekening. Over deze grondslag wordt vervolgens de premie voor het fonds vastgesteld. Dientengevolge worden de premiebaten voor de jaarrekening bepaald op de door werkgevers aangegeven loongrondslag en de daarop vastgestelde premie tot en met drie maanden na afloop van het boekjaar. Per cao bedraagt het gemiddelde bijdragepercentage voor: 2014
2013
Bouwbedrijf
1,630
1,630
UTA-personeel in de Bouwbedrijven
0,570
0,480
De bijdragen voor Bouwbedrijf, respectievelijk UTA-personeel in de Bouwbedrijven, betreffen in het jaar 2014 32,340 miljoen (2013: 35,945 miljoen), respectievelijk 10,419 miljoen (2013: 9,161 miljoen).
7. Beleggingsopbrengsten Dit betreft de rente over de beleggingen en het saldo van de liquide middelen.
8. Overige baten Dit betreft baten incassokosten 60 (2013: 39) en overige incidentele baten 34 (2013:32).
Lasten
9. Vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers Deze vergoeding betreft de lasten van tien of dertien extra verlofdagen, toegekend aan werknemers van 55 jaar en ouder, respectievelijk 60 jaar en ouder.
10. Eindejaarsuitkeringen Deze post betreft de verstrekking van eindejaarsuitkeringen aan werknemers met een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
11. Aanvullingen ww-uitkeringen Deze post betreft de aanvulling op werkloosheidsuitkeringen van 7.928 (2013: 11.098).
12. Kosten re-integratie 134
Deze kosten betreffen de vaste bonus aan de werkgever van 2.500 euro per werknemer. De bonus is een tegemoetkoming in de extra loonkosten en de kosten voor re-integratie ten behoeve van de werknemer die in zijn tweede ziektejaar voor tenminste 50 procent van zijn gebruikelijke arbeidspatroon het werk heeft hervat.
13. Administratiekosten De administratiekosten zijn als volgt te specificeren:
Administratiekosten APG Fondskosten Kosten convenant Informatie- en Verwijstaken
2014
2013
4.192
3.934
616
619
1.205
1.190
6.013
5.743
2014
2013
377
296
42
18
419
314
De leden van het clusterbestuur BTER ontvangen vacatiegelden volgens de SER-normen. Deze worden verdeeld over de BTERfondsen. In 2014 was het aan het Aanvullingsfonds toegerekende bedrag 44 (2013: 41), inclusief vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Het Aanvullingsfonds heeft geen personeel in dienst.
14. Overige lasten Dit betreft overige resultaatposten. Deze post is als volgt te specificeren:
Toevoeging voorziening oninbaarheid Overige incidentele lasten
Ondertekening van de jaarrekening
Harderwijk, 24 juni 2015 Namens het bestuur, N.J. van Til M.B. van Veldhuizen
Overige gegevens
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten
In de statuten zijn geen aanvullende regelingen met betrekking tot de bestemming van het saldo van baten en lasten vastgesteld. Het saldo over 2014 is toegevoegd aan het cumulatief saldo van baten en lasten.
Gebeurtenissen na balansdatum
Op 31 maart 2015 hebben de werkgeversorganisaties in de bouw en infra die partij zijn bij de CAO Bedrijfstakeigenregelingen (CAO-BTER), deze cao opgezegd. De CAO-BTER heeft een looptijd tot en met 31 december 2015. Op 13 juni 2015 hebben cao-partijen een akkoord bereikt over een nieuwe CAO-BTER met een looptijd van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019, waarbij enkele regelingen worden versoberd.
135
136
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2014 van Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid te Harderwijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven en de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao-bepalingen. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden.
Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014 in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Verder zijn wij van oordeel dat de in de jaarrekening weergegeven uitsplitsing van de lasten naar bestedingsdoelen/activiteiten juist is en aansluit bij de statuten en/of reglementen van het fonds en de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao-bepalingen. Amsterdam, 24 juni 2015 Ernst & Young Accountants LLP w.g. drs. D.K. Noort RA
137
138
Uitgave APG Basisweg 10 1043 AP Amsterdam Postbus 637 1000 EE Amsterdam
Vormgeving en productie Communigators, Nieuwegein
139
140