JAARVERSLAG 2014 CLUSTER RADIOTHERAPIE
Antoni van Leeuwenhoek
In dit jaarverslag 2014 van het cluster Radiotherapie van het Antoni van Leeuwenhoek presenteren wij onze visie, doelstellingen en ambities op het gebied van patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs. Tevens treft u een aantal van onze kerngegevens aan die een indruk geven over de organisatie, werkwijze en resultaten van het cluster. Het Antoni van Leeuwenhoek koos ruim 100 jaar geleden al voor de grensverleggende weg door onderzoek en specialistische zorg samen te voegen met één scherp gedefinieerd doel: de beste behandelingen bieden aan kankerpatiënten. Daarvoor is doordringen tot in de kern van kanker de enige weg. Het Antoni van Leeuwenhoek. In de kern van kanker.
INHOUDSOPGAVE
1
MISSIE, VISIE EN STRATEGIE
4
2
SAMENWERKING
7
3
PATIËNTENZORG EN ZORGONTWIKKELING
9
4
KWALITEIT EN VEILIGHEID
14
5
ONDERWIJS EN OPLEIDING
17
6
ONDERZOEK & INNOVATIE
21
7 KERNGEGEVENS CLUSTER RADIOTHERAPIE 8
APPARATUUR
25 47
3
HOOFDSTUK 1 MISSIE, VISIE EN STRATEGIE Een significante bijdrage leveren aan de bestrijding van kanker door het verlenen van topklinische radiotherapeutische zorg waarbij de patiënt centraal staat, dat is de missie van het cluster Radiotherapie van het Antoni van Leeuwenhoek. Medisch clusterhoofd Marcel Verheij en Sandra Timmermans, manager Zorg en Bedrijfsvoering, leggen uit hoe zij deze missie verwachten te volbrengen. “Toen ik hier begon als clusterhoofd,” herinnert Verheij zich, “had ik een ideaal dat ik heel graag wilde verwezenlijken. Ik sprak de ambitie uit dat het cluster Radiotherapie the place to be moest worden. Dat bedoelde ik zowel voor patiënten als medewerkers. Of je nu op zoek bent naar een mooie carrière of de beste behandeling, hier gebeurt het, hier moet je zijn.” Innovatie moest daarin een centraal begrip worden. “Daar ligt onze kracht, daarin onderscheiden wij ons van andere afdelingen in Nederland of daarbuiten. Het ontwikkelen van nieuwe technieken en behandelmethoden en deze snel - en aantoonbaar veilig - in de praktijk brengen, daar zijn we in het Antoni van Leeuwenhoek toonaangevend in. Wij bepalen de richting. We zijn practice changing, veranderen letterlijk de praktijk.”
Nieuwe ontwikkelingen Inmiddels heeft het ideaalbeeld van Verheij steeds concreter vorm gekregen. Ook het afgelopen jaar werd zijn ambitie op verschillende punten verwezenlijkt. “We waren al leidend 4
in beeldgestuurde radiotherapie”, licht hij toe, “nu zetten we de volgende stap. Denk daarbij aan adaptieve radiotherapie, waarbij je de beeldinformatie kunt gebruiken om het behandelplan tussentijds aan te passen, of aan dosimetrische verificatie, waarbij de werkelijk afgegeven dosis gemeten wordt. Of aan een behandeling als brachytherapie, die maar in enkele medische centra wordt gegeven.”
Translationeel onderzoek Dat laatste is volgens Verheij volledig in lijn met de kenmerken van een Comprehensive Cancer Centre (CCC), dat het Antoni van Leeuwenhoek is. “Klinische zorg gaat hand in hand met excellent onderzoek én onderwijs. Die combinatie is belangrijk. Juist binnen de radiotherapie kunnen we bruggen slaan. Ik doel dan op allerlei vormen van translationeel onderzoek, niet alleen in bijvoorbeeld de radiobiologie, maar ook in het ontwikkelen van nieuwe software, die direct toepasbaar is op de versnellers.” Samenwerking is hierbij het toverwoord, samenwerking op allerlei gebieden. Verheij: “Wij hebben speciale implementatiegroepen die de schakel zijn tussen zorg en onderzoek. Zij moeten er structureel voor zorgen dat de nieuwste ontwikkelingen vlot en verantwoord in de kliniek geïntroduceerd kunnen worden.”
Verwijzers en patiënten
“Of aan de samenwerking met bedrijven als Elekta en Philips”, vult zijn collega Timmermans aan. “Nog voordat co-creatie een modewoord werd, was dat bij ons al heel gebruikelijk. Wij dragen met onze expertise bij aan het ontwikkelen van nieuwe producten. Het gaat ons niet om het commerciële belang, waar het ons om gaat is dat hier straks duizenden patiënten op de hele wereld mee bestraald kunnen worden.”
In 2014 werd extra energie gestopt in de verwijzers. “De relatie met hen is zeer belangrijk”, weet Timmermans, “daar hebben we dan ook hard aan gewerkt. Wij willen onze verwijzers service bieden, en gemak. Ik hoop dat de communicatie verbeterd is en nu veel sneller verloopt, bijvoorbeeld dankzij de geautomatiseerde brieven waarmee we de verwijzers informeren. Wat wij in ons cluster hebben gedaan, willen we nu ziekenhuisbreed gaan doen.” Ten slotte noemt zij service en gastvrijheid. “Patiënten worden steeds kritischer. Vooral van ons verwachten ze meer. De hoge kwaliteit van zorg en onderzoek willen ze bijvoorbeeld ook terugzien in ambiance, bejegening, informatievoorziening en punctualiteit. En daar luisteren we ook naar, want op alle punten willen we sterk zijn. Het voelt dus soms als jongleren, maar in jongleren kun je goed worden. Het is onze ambitie om daar héél goed in te worden.”
5
HOOFDSTUK 2 SAMENWERKING Verwijzersbeleid Meer samenwerken met de omliggende ziekenhuizen wordt steeds belangijker, ook voor een specialistisch instituut als het Antoni van Leeuwenhoek. Een betere relatie met verwijzers is van levensbelang om te kunnen blijven werken aan zorg en onderzoek op het allerhoogste niveau. In een speciaal daartoe opgerichte taskforce inventariseerde radiotherapeut Floris Pos de relaties met de verwijzers en bracht hij in kaart wat er beter kon. Vanwege de door de overheid opgelegde kwaliteits eisen en volumenormen, zijn kleinere streekziekenhuizen steeds afhankelijker geworden van de grotere medische centra. “De specialisten van deze centra, waar op het gebied van kanker ook het Antoni van Leeuwenhoek toe behoort, worden een soort consulenten”, licht Pos toe. “Ze geven adviezen over hoe bijvoorbeeld een bepaalde vorm van kanker het best te behandelen is.” Hoewel de omliggende ziekenhuizen het Antoni van Leeuwenhoek dus nodig hebben, is het omgekeerde volgens Pos eveneens waar. “Zij hebben niet alleen ons nodig, wij hebben hen ook nodig. In ruil voor onze adviezen verwijzen zij weer patiënten naar ons door. Deze patiënten zijn voor ons belangrijk, omdat wij zo nog beter kunnen worden in onze behandelingen, maar ook om bijvoorbeeld voldoende deelnemers te hebben voor een klinische studie.”
Goede relatie Om deze redenen spande het cluster Radiotherapie zich de afgelopen jaren bijzonder in om een goede relatie op te bouwen met verschillende externe verwijzers. “Daar zijn wij in 2013 mee begonnen en we willen er blijvend aandacht aan besteden.
Het afgelopen jaar hebben Houke Klomp (chirurg), Annemarie Kapteijns (medewerker Marketing & Relatiebeheer) en ik in opdracht van de Raad van Bestuur geïnventariseerd wat de verwijzers van ons instituut vinden en wat we kunnen doen om de relatie te verbeteren. Als taskforce brachten we tevens in kaart hoeveel tijd het ons kost en wat de winst is van onze inspanningen.” De zorg voor kankerpatiënten is de laatste jaren steeds specialistischer geworden. “Dat betekent ook dat onze specialisten steeds vaker geraadpleegd worden,” merkte Pos, “en dat is een uitdaging voor de toekomst. Aan de andere kant waren besprekingen vroeger op locatie, waardoor deze veel reistijd kostten. Tegenwoordig kan een consult prima plaatsvinden via een videoverbinding. Dat scheelt al gauw enkele uren per week.”
Verbeteren communicatie Toch, zo bleek uit de inventarisatie, zorgde juist die videoverbinding soms voor onnodige miscommunicatie. “Vanuit één ziekenhuis kregen we te horen dat ze onze consulten onoverzichtelijk vonden en voor verbetering vatbaar. Onze antwoorden kwamen niet altijd over. Wat wij echter niet wisten, was dat zij in een volle zaal zaten. Op het beeld konden wij niet iedereen zien en door de vele geluiden al helemaal niet horen…” Op basis hiervan werd de opstelling van de consulten aangepast. Pos: “Zulke misverstanden zijn vrij eenvoudig op te lossen. Maar als je het van elkaar niet weet, kunnen ze eveneens tot een slechte relatie leiden. Hieruit blijkt ook hoe belangrijk het is dat je elkaar regelmatig laat weten wat er beter kan.”
Partnerschap De afgelopen jaren werden allerlei vormen van partnerschap opgezet of onderzocht. “Zo hebben we een nevenvestiging Radiotherapie gerealiseerd bij het Spaarne Ziekenhuis in Hoofddorp. Hieruit volgt haast vanzelf een intensievere samenwerking met de lokale artsen. De lijnen zijn immers veel korter. Er zijn tevens plannen voor een tweede nevenvestiging Radiotherapie, in samenwerking met Tergooi in Hilversum.” 7
Ook met het Kennemer Gasthuis, dat onlangs met het Spaarne Ziekenhuis gefuseerd is tot het Spaarne Gasthuis, hoopt Pos een goede samenwerking op te zetten. “Daarnaast zijn er gesprekken met enkele Amsterdamse ziekenhuizen, het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, het Lucas Andreas en het BovenIJ Ziekenhuis. Door die innigere relatie hopen wij straks ook hun patiënten van goede adviezen te kunnen voorzien, of zelf te kunnen helpen. Want, zoals ik al zei, in deze tijd van steeds specialistischere zorg kunnen we niet meer zonder elkaar.”
Terugkoppeling verwijzers Uit de inventarisatie die Floris Pos deed naar de relatie van het Antoni van Leeuwenhoek met de omliggende ziekenhuizen, volgden verschillende verbeterpunten. Karen Geukers, stafadviseur Procesinnovatie en projecten, legt uit hoe deze punten zijn opgepakt en uitgewerkt. Dat leverde en passant ook nog een veel efficiëntere manier op van het aanmaken van verwijzersbrieven. “We weten nu dat verwijzers voor radiotherapie over het algemeen tevreden zijn met het contact dat zij met de mensen uit ons cluster hebben”, vertelt Geukers. Maar dat wil niet zeggen dat er niets beter kan. Vooral op het gebied van de communicatie kan er veel beter, leerden we. Hiermee zijn we direct aan de slag gegaan.” Op voorstel van het projectteam werden er enkele zogenaamde terugkoppelmomenten gecreëerd. “Meteen al aan het begin stellen we de verwijzer op de hoogte van het feit dat zijn of haar patiënt bij ons zal worden behandeld en dus goed terecht is gekomen. Het tweede terugkoppelmoment is wanneer het behandelplan bekend is. Dit terugkoppelen gaat op beide momenten per brief, zoals dat officieel moet. Mocht er later nog iets in dat behandelplan veranderen, dan geven wij dat telefonisch aan de verwijzer door.”
Behandelplan In de brieven wordt zoveel mogelijk informatie uit het behandelplan met de verwijzer gedeeld. Geukers: “Wij willen graag beknopt zijn, maar tegelijkertijd 8
zo volledig mogelijk als het gaat om het delen van belangrijke informatie. Denk daarbij aan het doelgebied van de bestraling, de dosis en, vooral belangrijk voor de verwijzer, de mogelijke klachten en bijwerkingen. De brieven zijn in eerste instantie bedoeld om verwijzers te informeren over wat we hier gaan doen. En zo hoort dat natuurlijk ook.”
Efficiëntie Ook het proces van de brieven kon een stuk beter - en vooral efficiënter. “Tot voor kort moesten ze allemaal eerst gedicteerd worden,” legt Geukers uit, “vervolgens uitgewerkt door een secretaresse, dan ondertekend door de arts en weer terug naar de secretaresse.” Sinds eind 2014 worden de brieven automatisch aangemaakt op basis van de aanwezige informatie uit het elektronisch patiëntendossier. Deze efficiënte vorm van het aanmaken van brieven zorgt voor een enorme versnelling. “Met als grootste voordeel dat de verwijzers alle informatie tijdig hebben. Dat is onze belangrijkste doelstelling”.
HOOFDSTUK 3 PATIËNTENZORG EN ZORGONTWIKKELING Patiëntenzorg Patiënten die in het Antoni van Leeuwenhoek worden behandeld zijn in goede handen. Ze kunnen er zeker van zijn dat ze behandeld worden volgens de nieuwste wetenschappelijke inzichten, waarbij state-of-the-art versnellers worden ingezet met de modernste software. Ook in 2014 waren er weer verschillende grote ontwikkelingen. Radiotherapeut Luc Moonen brengt er enkele voor het voetlicht. Het doel is duidelijk, vindt Moonen, werken aan steeds betere behandelingen voor de patiënt. “Zo hebben we onlangs een werkgroep opgericht die onze afdeling beter moet maken in stereotaxie. Bij deze bestralingsvorm kun je een relatief kleine tumor heel precies een hoge dosis geven. Die hoge dosis wordt vanuit verschillende richtingen gegeven, terwijl het omliggende weefsel nauwelijks geraakt wordt.” Stereotactische radiotherapie wordt met name bij kleine of moeilijk bereikbare tumoren ingezet, zoals in de hersenen. “De bestraling zelf kan iets langer duren,” weet Moonen, “maar het grote voordeel is dat de patiënt minder vaak hoeft terug te komen. De nieuwe werkgroep Stereotaxie moet ervoor zorgen dat wij ook in deze bestralingsvorm koploper worden.”
Adaptieve radiotherapie Koploper is het cluster Radiotherapie al als het gaat om beeldvorming en beeldgestuurde radiotherapie. Moonen: “Een nieuwe ontwikkeling daarin is de adaptieve radiotherapie. Normaal gesproken maak je eerst beelden van de tumor op de CT-scanner. Op basis van die beelden wordt een behandelplan gemaakt. In werkelijkheid weten we dat ook tijdens de
periode van behandeling de tumor nog kan groeien of juist afnemen. Ook verandert de tumor soms van plaats.” Met andere woorden, het behandelplan zou dan eigenlijk veranderd moeten worden? “Inderdaad, en dat gaan we nu doen. Bij adaptieve radiotherapie worden tijdens de behandeling nieuwe beelden gemaakt, op basis waarvan het individuele behandelplan zo nodig tussentijds wordt aangepast.”
Library of plans Een andere innovatie die hierop aansluit is de zogenaamde library of plans, een bibliotheek van plannen. “Bij radiotherapie is het fijn als je reproduceerbare situaties hebt”, legt Moonen uit. “Je wilt dat de tumor zich liefst op exact dezelfde plaats bevindt, zodat je weet waar je de stralingsdosis af moet leveren. Op bepaalde gebieden, zoals de longen, de blaas, de endeldarm of de baarmoederhals, is een reproduceerbare situatie niet altijd te garanderen. Ga zelf maar na…” Ook voor deze situaties is een oplossing bedacht. “Voor verschillende situaties, ook de meest extreme, maken we een behandelplan. Deze plannen samen vormen onze library of plans. Elke bestralingsdag wordt vooraf bepaald hoe de situatie van die dag is. In een werkoverleg beoordelen we welk plan daar het best op aansluit. Dat plan voeren we dan uit. Deze aanpak zorgt ervoor dat de marges kleiner kunnen worden, waardoor je minder schade toebrengt aan het gezonde weefsel rondom de tumor. Dit is voorlopig uniek in Nederland.”
Datamining Trots is Moonen ook op andere ontwikkelingen, zoals in de brachytherapie; bestraling van dichtbij (inwendig). Daarnaast ziet hij grote winst in digitale registratie van patiëntgegevens. “We hebben tegenwoordig zoveel gegevens van onze patiënten. We weten welke behandelingen ze hebben ondergaan, hoe de processen verliepen en wat de uitkomsten daarvan zijn. Er is precies te zien op welke punten wij onszelf nog kunnen verbeteren.” Maar het verzamelen van patiëntengegevens biedt meer voordelen. “Uit deze schat aan informatie wordt het 9
als arts of onderzoeker steeds eenvoudiger om de juiste antwoorden op je vraag te krijgen. Zo kun je aantonen dat een bepaald middel of een bepaalde behandeling voor een afgebakende groep patiënten goed werkt, of juist niet. Deze vorm van datamining zou het onderzoek, zo verwacht ik, in een ware stroomversnelling kunnen brengen.”
Patiënttevredenheid Hoe kun je de kwaliteit van de patiënten zorg het beste meten? Door de patiënt er zelf naar te vragen. Dat moet dan wel in een relevante vragenlijst waarvan de resultaten goed vergelijkbaar zijn. De CQ-index (Consumer Quality Index) Radiotherapie is zo’n vragenlijst. In april 2014 werden de eerste uitkomsten van een pilot gepresenteerd. En wat bleek? Met gemiddeld een 9,2 scoorde de kwaliteit van de radiotherapie in heel Nederland uitzonderlijk goed. Ervaringen Radiotherapeut Baukelien van Triest is landelijk projectleider en dacht namens het Antoni van Leeuwenhoek mee over hoe de vragenlijst er moest uitzien. “Daar zijn we al in 2010 mee begonnen,” vertelt ze, “in een samenwerking tussen het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (NIVEL) en de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO). In 2014 werden de vragenlijsten uitgezet en hier deden zeventien radiotherapeutische centra in Nederland aan mee.” In totaal werden bijna drieduizend patiënten ondervraagd naar hun ervaringen. “Opvallend is dat de radiotherapie in het hele land zeer hoog gewaardeerd wordt. Nergens werd er lager gescoord dan een 8,7. En dat is heel goed nieuws, al blijven er uiteraard genoeg elementen over die nog beter kunnen. Want ook dat is een doel van de CQ-index, de kwaliteit verbeteren.”
Verbeterpunten Kwaliteit van de zorg is slechts één aspect van de vragenlijst. Van Triest: “Het gaat er niet alleen om 10
dat afdelingen een rapportcijfer krijgen voor de zorgkwaliteit. Natuurlijk is dat belangrijk, ook omdat patiënten op basis van zulke cijfers hun keuze voor een bepaald ziekenhuis kunnen laten afhangen, maar het gaat om veel meer. Denk ook aan aspecten als informatievoorziening of de bejegening door de artsen.” Het doel is dat de ziekenhuizen met de mogelijke verbeterpunten aan de slag gaan met de uitkomsten van de CQ-index als extra argument. “Voor ons instituut, dat met een 9,1 zeer goed gewaardeerd werd, kwamen er drie punten uit die vaak genoemd werden. Allereerst is dat de voorlichting. Patiënten willen vooral meer informatie over welke behandelmogelijkheden er zijn. Ze willen de achtergrond kennen, weten waarom de arts voor een bepaalde behandeling kiest. Dat is heel terecht.”
Voorkeurtijdstip Een tweede verbeterpunt betreft de bestraling zelf. “Veel patiënten vinden het fijn om enige invloed te hebben op het moment dat ze bestraald zullen worden”, weet Van Triest. “Uiteraard kan niet iedereen
exact op hetzelfde tijdstip worden geholpen. Wat wel kan en wat we in het Antoni van Leeuwenhoek ook doen is dat we de patiënt een voorkeurtijdstip laten aangeven. Hier proberen we dan in de planning zoveel mogelijk rekening mee te houden. En dat wordt gewaardeerd.”
Nazorg Ten slotte bleek uit de vragenlijst dat de nazorg nog een stuk beter kan. “Wat we merken is dat veel informatie waarover patiënten in een eerdere fase wel voorgelicht zijn, niet onthouden wordt. Denk bijvoorbeeld aan informatie over eventuele bijwerkingen of andere mogelijke gevolgen van de bestraling. Of over het revalidatietraject. Daar zijn patiënten op dat moment kennelijk nog niet zo mee bezig, de behandeling gaat op dat moment voor.” Nu dit bekend is, werkt het Antoni van Leeuwenhoek aan patiëntenvoorlichting op maat. “Een goed moment is om in de laatste week van de behandeling nog een gesprek te hebben waarin deze informatie nogmaals verstrekt wordt. Daarnaast denken we aan een extra voorlichtingsfolder. Ook willen we ervoor zorgen dat patiënten een vast aanspreekpunt krijgen voor als ze later nog vragen hebben. Goede nazorg is immers minstens zo belangrijk als goede zorg.” Wat Van Triest betreft is de CQ-index dus zeker voor herhaling vatbaar. “Niet alleen om de voorzieningen continu te blijven verbeteren, maar ook om na te gaan of de patiënten onze verbeteringen ook echt als verbeteringen zien.”
Implementatiegroepen Koploper worden en blijven in zoveel vormen van beeldvorming en bestraling, dat kan alleen als je bruggen bouwt, concrete verbindingen legt tussen zorg en onderzoek. Binnen het cluster Radiotherapie zijn het de klinische implementatie groepen die deze verbindingen faciliteren. Zij brengen de samen werking tot stand tussen onderzoekers, medisch specialisten, klinisch fysici, laboranten, softwaremakers en soms ook de industrie.
Ontwikkelplan “Het begint bij ambitie”, meent Corine van VlietVroegindeweij. Als hoofd van de afdeling Klinische Fysica en Instrumentatie schrijft zij mee aan het ontwikkelplan dat aan het begin van elk jaar wordt gepresenteerd. “Hierin staan de ambitieuze plannen van onze afdeling. We formuleren concrete, realiseerbare doelen, zowel voor de korte als de lange termijn. Op deze wijze willen we onze leidende positie consolideren en waar mogelijk verder uitbouwen.” Per tumorsoort is er binnen het cluster een klinische werkgroep. Van Vliet: “Deze klinische werkgroepen denken na over de vraag in welke richting de ontwikkelingen voor hun specifieke tumor moeten gaan. Op basis van hun klinische ervaringen bekijken ze welke aanpassingen aan behandeltechnieken nodig zijn. Ook brengen ze de verschillende knelpunten in kaart.”
Nieuwe technieken Naast de klinische werkgroepen is er binnen het cluster een zevental klinische implementatiegroepen. “Hun doel is het implementeren van nieuwe ontwikkelingen in de kliniek”, legt Van Vliet uit. “Zij faciliteren en coördineren de invoering van nieuwe technieken in het hele cluster. Samenwerking is daarbij vereist. Het is namelijk belangrijk dat de technieken uit de verschillende werkgroepen goed op elkaar worden afgestemd. Of die technieken ook voldoen, dat wordt vervolgens door de klinische werkgroepen getest.”
Brachytherapie en EPID-dosimetrie Een goed voorbeeld van hoe succesvol deze aanpak kan zijn is de EPID-dosimetrie. “Mede dankzij de inzet van de klinische implementatiegroep EPID-dosimetrie behoren we op dit gebied tegenwoordig tot de wereldtop. Bij EPID-dosimetrie signaleert een detector wat de stralingsdosis in de patiënt is en of die gelijk is aan de dosis die we wilden geven. Zo checken we of onze planning overeenkomt met de werkelijkheid. In heel de kliniek is dit sinds 2008 de standaardtool geworden. En we zijn goed op weg om ditzelfde niveau ook te bereiken voor de brachytherapie, waarbij de patiënt van binnenuit wordt bestraald.”
FAST-planning Het verhogen van de kwaliteit en veiligheid staat volgens Van Vliet voortdurend centraal. “We werken aan een betere en liefst ook efficiëntere behandeling voor de patiënt. Een concreet voorbeeld daarvan is het automatiseren van de dosisberekening. Deze berekening kan tegenwoordig snel en eenvoudig door de computer worden gedaan. Hetzelfde geldt 11
voor de planning en de intekening van de tumor. In 2014 hebben we een nieuwe techniek hiervoor, FAST-Planning, in enkele tumorwerkgroepen geïntroduceerd.” Wat verwacht Van Vliet hiervan? “Ik verwacht dat we zo veel tijd en mankracht zullen winnen, tijd en mankracht die we beter kunnen inzetten voor moeilijkere zaken die niet door computers kunnen worden gedaan. En voor extra controle. De arts of laborant checkt de planning en de intekening en vraagt zich af: is dit plan het ultiem haalbare voor deze patiënt? Het is nog niet voor elke tumorsoort mogelijk, maar de eerste resultaten zijn goed. Er is een hoog percentage van geslaagde intekeningen.” 12
Meerwaarde Ook in de MR- en CT-technieken zijn het afgelopen jaar grote stappen gezet. “De grootste winst zit in het feit dat we allerlei informatie bij elkaar brengen. Zo kunnen we de tumor steeds beter in beeld brengen. We kunnen nu zelfs de activiteit van de tumor meten. Daardoor is nog beter te zien wat kankercellen en wat gezonde cellen zijn.” Er is volgens Van Vliet echter één probleem: soms hebben radiotherapeuten te veel informatie. “Daar werken we nu aan. We laten ze zien hoe ze al die gegevens moeten interpreteren en hoe die gegevens hen kunnen helpen om tot het beste behandelplan te komen. Want wij geloven erin dat die betere informatie een duidelijke meerwaarde heeft.”
MR Linac Een kenmerk van een Comprehensive Cancer Centre zoals het Antoni van Leeuwenhoek is het delen van kennis en ervaring op het gebied van zorg en onderzoek. Een goed voorbeeld daarvan is het internationale MR Linacconsortium, waarin zeven topinstituten en twee bedrijven samenwerken aan een nieuwe bestralingsvorm, waarbij MRI en radiotherapie geïntegreerd zijn. Klinisch fysicus en groepsleider Uulke van der Heide vertelt wat op dit gebied het afgelopen jaar de nieuwste ontwikkelingen waren. Driedimensionale beeldvorming “Het is een idee afkomstig uit het Universitair Medisch Centrum Utrecht,” legt Van der Heide uit, “maar het sluit goed aan op het onderzoek dat ons instituut al jaren doet. Driedimensionale beeldvormingstechnieken combineren we met de modernste versnellers. Op deze wijze kun je de stralingsdosis nog nauwkeuriger richten en kun je ook kleinere zekerheidsmarges aanhouden. Met andere woorden, je kunt meer gezond weefsel sparen zonder dat het risico groter wordt dat je een deel van de tumor achterlaat.” Veel controle dus en minder bijwerkingen? “Inderdaad, doordat we tijdens de bestraling plaatjes en zelfs filmpjes van de tumor kunnen maken. Dankzij de MR Linac kunnen we bijvoorbeeld de ademhaling volgen, die is rechtstreeks te zien, en controleren of de dosis wel op de goede plek terechtkomt. Hier verwachten we veel van.”
topinstituten hun krachten. “Het zijn instituten uit Nederland, Engeland, Canada en de Verenigde Staten. Door samen te werken in plaats van te concurreren voorkomen we dat we dingen dubbel doen. Alle kennis delen we. Samen kom je sneller aan een bepaald aantal patiënten dat nodig is voor een studie of trial. Zo kun je het onderzoek flink versnellen.” Daarnaast werkt het consortium samen met Elekta en Philips. “We hebben elkaar nodig,” legt Van der Heide uit, “we kunnen niet zonder elkaar. Op deze wijze kunnen we bovendien een succesvol product ontwikkelen dat straks voor alle patiënten op de wereld beschikbaar is, niet alleen voor die van onze eigen instituten.”
Open voor alle ideeën Als projectleider overziet Van der Heide het hele project. “Deze nieuwe ontwikkeling is echt anders,” weet hij, “tot voor kort was namelijk niet live te zien wat er bestraald werd. Puur door positioneringstechnieken, waarin we heel goed zijn geworden, konden we ervoor zorgen dat de straling toch op de juiste plek terecht kwam. Nu we wel live kunnen kijken, schept dat nieuwe mogelijkheden. We staan open voor alle ideeën. Waarom zouden we patiënten bijvoorbeeld niet meer comfort geven, nu dat kan?” Ook de procedures, voor als straks de eerste patiënten komen, worden in kaart gebracht. “We zijn inmiddels bezig met de verbouwing. Als de MR Linac wordt geleverd, zullen we eerst uitgebreide tests uitvoeren. Daarna kunnen we patiënten gaan behandelen. Met de MR Linac kunnen we dan nauwkeuriger bestralen en dus ook een hogere dosis geven. Bovendien kunnen we direct controleren of die dosis wel op de goede plek terechtkomt. Wellicht kan hierdoor het aantal bestralingen flink naar beneden. En dat is vooral ook goed nieuws voor de patiënt.”
Internationale top Het afgelopen jaar kreeg het project volgens Van der Heide pas werkelijk vorm. “We hebben een projectgroep samengesteld die twee doelen heeft. Als eerste willen we verkennen en inventariseren voor welke klinische toepassingen de MR Linac het beste te gebruiken is. Daarnaast werkt de werkgroep aan het opzetten van verschillende researchprojecten. Daarbij werken we intensief samen met onze collega’s uit Utrecht en de andere instituten uit het consortium.” In dit consortium bundelen zeven internationale 13
HOOFDSTUK 4 KWALITEIT EN VEILIGHEID Kwaliteit en veiligheid staan hoog op de agenda van het cluster Radiotherapie. Medewerkers zijn zich er voortdurend bewust van. Samen werken ze aan allerlei projecten die ervoor moeten zorgen dat de kwaliteit en/of de veiligheid van de zorg nóg groter wordt. Corine van Vliet-Vroegindeweij, hoofd Klinische Fysica en Instrumentatie, licht enkele van die projecten uit. “Radiotherapie is een zeer complexe behandeling,” stelt Van Vliet, “dat betekent dus dat je alle stappen in de hele keten, van de aanmelding van de patiënt tot en met de daadwerkelijke bestraling, continu in de gaten moet houden en verbeteren. Juist omdat bij radiotherapie de gevolgen groot kunnen zijn als er iets misgaat, controleer je de hele keten op alle niveaus. Zelfs de kleinste aanpassing wordt getest om te controleren of die ook echt een verbetering is. Plan, do, check en act.” Sinds eind 2014 gebeurt dit testen in een zogenaamde edustraat, die de hele keten omvat, inclusief twee versnellers, en die volledig losgekoppeld is van de patiëntendata. “Fouten maken mag hier, in deze edustraat,” legt Van Vliet uit, “daar leren we juist van. Als er iets misgaat met een fantoom is dat niet erg, maar bij een patiënt kan dat uiteraard niet.”
Onze tweede natuur Het kost Van Vliet weinig moeite om haar collega’s te overtuigen van het belang van veiligheid. “Veiligheid is onze tweede natuur. Nadenken over veiligheid gaat hand in hand met het nadenken over zorginnovaties. Bij elke nieuwe ontwikkeling staan we erbij stil. Dat doen we sinds het afgelopen jaar projectmatig. We maken alle taken concreet en leggen vast wie waarvoor verantwoordelijk is. Dat is niet omdat anders niemand zich verantwoordelijk voelt, integendeel zelfs, het is vooral om te voorkomen dat iedereen zich verantwoordelijk voelt en dan elkaars werk gaat doen. Bovendien is een duidelijke afbakening ook overzichtelijk voor het management.”
Veilig Incident Melden Dergelijke beleidsstukken zijn er volgens Van Vliet vooral om te verbinden en het veiligheidsgevoel nog te 14
versterken. “We brengen verschillende instrumenten, zoals risico-inventarisaties, bij elkaar. Zo komt de commissie Veilig Incident Melden (VIM) driemaal per jaar met een adviesrapport. Dat is zeker niet nieuw, maar wel buitengewoon belangrijk. Alle risico’s en bijna-incidenten worden gemeld en komen zo dus boven tafel. In de praktijk gaat het gelukkig om zeer weinig incidenten en mocht er toch iets zijn, dan werken we aan passende oplossingen. Soms richten we er zelfs een aparte werkgroep voor op. Op deze wijze is bijvoorbeeld de hulpmiddelenregistratie het afgelopen jaar sterk verbeterd.”
Signalen uit het veld Van Vliet rekent voor kwaliteit en veiligheid vooral op signalen uit het veld zelf. “Natuurlijk vinden er allerlei externe audits plaats, zoals de audits voor de NIAZ-accreditatie, maar veel belangrijker vinden wij de interne audits. Er zijn, denk ik, weinig ziekenhuizen waar de medewerkers zo kritisch zijn op zichzelf. Alle signalen nemen wij serieus. Vooral op het gebied van communicatie hebben wij gewerkt aan verbetering. Zo wisten we tot voor kort niet altijd van elkaar wanneer bepaalde belangrijke visitaties zouden plaatsvinden. Nu wel, dus houden we daar rekening mee.”
Actuele documenten Ten slotte noemt Van Vliet nog het documentbeheer. “In de radiotherapie wordt met allerlei richtlijnen en protocollen gewerkt. Zulke essentiële documenten vereisen dat ze op elk moment toegankelijk zijn en bovendien altijd actueel. Een speciale iProvawerkgroep ziet er op toe dat dit het geval is - en blijft. En dit zijn nog maar enkele voorbeelden van hoe onze medewerkers voortdurend met kwaliteit en
document iemand verantwoordelijk te maken. “In eerste instantie is de auteur van het document ook de beheerder. Hij draagt zorg voor het up-to-date houden van zijn document.” Maar, zo weet ook zij, dat vergt de nodige discipline. “Elk jaar organiseren wij, samen met de medewerkers uit de ‘documentwerkgroep’, twee rondes: een auteursronde en een gebruikersronde. In de eerste dragen we de auteurs op om hun eigen document te controleren, in de tweede, een half jaar later, laten we dit door gebruikers van zijn document doen. Het kost misschien wat moeite, maar het levert ons enorm veel op. Alle documenten zijn zo altijd actueel.”
Documentbeheer
veiligheid bezig zijn. Zoals ik al zei, in het Antoni van Leeuwenhoek is het onze tweede natuur.”
iProva & interne audits Kwaliteit en veiligheid vereisen regelmatige controle en zelfcontrole. Belangrijke documenten moeten altijd up-to-date en toegankelijk zijn en diverse interne audits zorgen ervoor dat medewerkers van het cluster Radiotherapie voortdurend bezig zijn om de werkprocessen - en zichzelf - te verbeteren. Rina Bouwman en Aline van Giersbergen leggen uit hoe zij dit alles aanpakken. Werkinstructies, richtlijnen, protocollen, het zijn maar enkele voorbeelden van de belangrijke documenten die op de afdeling gebruikt worden. De grote vraag is hoe men ervoor kan zorgen dat ze altijd zo actueel mogelijk zijn. Rina Bouwman geeft het antwoord: door voor elk
In het documentenbeheerssysteem, iProva, wordt de datum bijgehouden van de laatste controle of wijziging. “Wie naar een bepaald document zoekt, vindt de meest actuele versie”, vertelt ze. Documenten die niet langer nodig zijn, worden uit het systeem gehaald. Bovendien maakt dit het printen van documenten overbodig. Een uitgeprint document is immers zo weer achterhaald of niet meer te vinden, terwijl in iProva alle documenten actueel en overal direct beschikbaar zijn.” Sinds 2014 is een functioneel beheerder aangesteld, die de indeling van het systeem heeft aangepast naar de wensen van de gebruikers, in dit geval de medewerkers van het cluster Radiotherapie. Bouwman: “Wij zijn erg blij met deze veranderingen. Er is nu een overzichtelijke startpagina met meest gelezen documenten, algemene informatie en speciale informatie per thema. Een handige zoekfunctie maakt alle documenten snel vindbaar. Het is, kortom, een enorme vooruitgang.”
NIAZ-accreditatie Het beheer van documenten is slechts een van de verbeterpunten die afgelopen jaar zijn aangepakt. Om op zoek te gaan naar dergelijke verbeterpunten, worden in het cluster verschillende interne en externe audits gehouden. “Een van die externe audits is van het Nederlands Instituut voor Accreditatie in de Zorg (NIAZ),” licht Aline van Giersbergen toe, “in 2012 was de laatste. De verbeterpunten die hieruit zijn voortgekomen zijn inmiddels afgerond. Deze toetsen we periodiek.” In 2016 zal de her-accreditatie plaatsvinden. Externe accreditatie is echter zeker niet de enige reden dat er aan die punten gewerkt wordt. “In het Antoni van Leeuwenhoek hebben we echt een verbetercultuur, een cultuur waarin medewerkers het heel normaal vinden om kwaliteit en veiligheid voortdurend te vergroten. We willen niet alleen aan 15
de nationaal verplichte normen voldoen, maar ook aan onze eigen normen, die zelfs nog strenger zijn.”
Interne audits Om deze reden worden er binnen het cluster elk jaar verschillende interne audits gehouden, verdeeld over gebieden als medisch, paramedisch en management. Er zijn audits per thema en nalevingsaudits om werkinstructies te controleren. Een maandelijks uitgevoerde interne audit is de APK, de Analyse Proces Kwaliteit. Van Giersbergen: “Hierbij kijken we naar het gehele traject. We hebben alle processen in kaart gebracht, van de CT-scan tot de bestraling, van het moment dat de patiënt bij ons binnenkomt tot het moment dat de behandeling is afgerond. Doordat bij deze auditvorm meerdere medewerkers betrokken zijn, leeft het echt, zo merken we, iedereen weet waarvoor we het doen.”
Hulpmiddelenregistratie Voor een optimale positionering van de patiënt tijdens de bestraling worden allerlei hulpmiddelen gebruikt. Uit verschillende meldingen van de VIMcommissie bleek dat deze niet altijd even goed geregistreerd werden, hetgeen de bestraling negatief kan beïnvloeden. De commissie adviseerde een project te starten om deze situatie bij de CTscanner te verbeteren. Onder begeleiding van stafmedewerker Minke Sluis is dit project in 2014 gestart. Een van de punten die hieruit voortvloeiden is dat de hulpmiddelenregistratie nu een extra controlestap vormt in de Quality Checklist binnen MOSAIQ. Hulpmiddelen Fixatiemaskers, hoofdsteunen, matrassen en ondersteuningskussens, het zijn enkele voorbeelden van hulpmiddelen bij de bestraling. Sommige van deze hulpmiddelen, zoals de maskers, worden zelfs per patiënt op maat gemaakt. “Deze hulpmiddelen bepalen de houding van de patiënt tijdens de bestraling,” legt 16
Sluis uit. Het is volgens haar van belang dat een patiënt tijdens elke bestraling in dezelfde houding ligt en dat hulpmiddelen op dezelfde wijze gebruikt worden. “Als dat niet gebeurt, is er een groter risico dat organen een hogere of lagere dosis straling krijgen dan nodig is. De bestraling is tegenwoordig immers zo gericht dat kleine verschillen daarbij al van vrij grote invloed kunnen zijn.”
Extra controlestap Toch kwam het voor dat niet alle hulpmiddelen in het digitale patiënten informatiemanagement systeem MOSAIQ geregistreerd werden. Sluis: “Soms vergat men het in te vullen of op te slaan, of werden de verkeerde hulpmiddelen geregistreerd. Collega’s controleerden elkaar niet op dit punt. En dat moest anders.” Daarom zijn door het projectteam, bestaande uit drie laboranten en hun procesleider Imaging en Voorbereiding, nieuwe werkafspraken gemaakt. “Aanvullend daarop hebben we een extra controlestap gecreëerd: op de Quality Checklist (QCL), locatie CT, moet ook de hulpmiddelenregistratie worden afgevinkt.”
Dagstart In 2014 is deze extra check ingevoerd en volgens Sluis werkt het. “Er worden al veel minder hulpmiddelen vergeten, al kan het altijd nóg beter. Elke ochtend nemen laboranten bij de CT-scanner het programma, de afspraken en specificaties van patiënten van die dag met elkaar door. De dagstart geeft de laboranten een goed overzicht van de dag en zorgt voor een goede onderlinge afstemming en communicatie. Dit komt de veiligheid ten goede. En de veiligheid van onze patiënten staat tenslotte voorop.”
HOOFDSTUK 5 ONDERWIJS EN OPLEIDING Artsen in opleiding tot specialist Het overdragen van kennis aan collega’s zowel binnen als buiten het eigen instituut heeft een centrale plaats binnen het cluster Radiotherapie. Alle specialisten hebben een taak als opleider. Daarnaast hebben zeven specialisten sinds 2014 formeel een extra verantwoordelijkheid. Als ‘opleiding dedicated specialist’ (ODS) zijn zij voor elke AIOS (arts in opleiding tot specialist) het aanspreekpunt voor hun deelspecialisme. Ook werden het afgelopen jaar verschillende opleidingsaudits uitgevoerd, waarvan één voor het eerst. Aan het woord zijn opleiders Rick Haas en Joost Knegjens. Zeven competenties De laatste jaren is er op opleidingsgebied veel veranderd, signaleerde radiotherapeut Rick Haas. “Tot voor kort was het zo dat er weinig getoetst werd op specifieke vaardigheden. Maar in de huidige tijd wordt er natuurlijk veel meer van een arts verwacht dan dat hij of zij alleen maar goed is in zijn of haar vak.” Uit een Canadees onderzoek kwamen zeven kerncompetenties naar voren, die ook in het Antoni van Leeuwenhoek omarmd worden. Haas: “Deze zogenaamde CanMEDScompetenties laten zien dat je als toekomstig arts niet alleen je medische handelingen moet beheersen, maar bijvoorbeeld ook moet kunnen organiseren, communiceren en samenwerken. Ook zaken als integriteit en professionaliteit horen hierbij.”
Opleiding dedicated specialist Volgens Haas had dit nieuwe denken grote consequenties voor de manier van hoe de opleidingen georganiseerd werden. “Ze worden veel individueler. Elke AIOS krijgt een opleiding op maat. Om hieraan vorm te geven hebben wij in 2014 voor alle thema’s binnen de opleiding een specialist benoemd tot opleiding dedicated specialist. Zij zijn als het ware de verlengstukken van de opleiders.” De functie van ODS werd in het Antoni van Leeuwenhoek bedacht. “Een AIOS heeft één vaste opleider die de regie houdt,” legt Haas uit, “maar omdat een AIOS zich ook in allerlei andere onderdelen moet bekwamen, bijvoorbeeld via stages, is het belangrijk dat er ook per thema iemand is die overzicht houdt. Deze supervisor is de ODS. Mede dankzij de ODS zijn we op onze afdeling in staat om elke AIOS aantoonbaar in alle competenties op te leiden.”
Evaluatie en feedback Niet alleen de competenties van de AIOS worden onderzocht. Het moderne opleiden vraagt ook om regelmatige evaluatie en feedback op de opleiders zelf en het opleidingsklimaat. Haas’ collega Joost Knegjens legt uit dat hier verschillende methoden voor zijn. “We hadden het net al over de zeven competenties waarin een AIOS moet worden opgeleid. Een aantal van die competenties is heel goed te beoordelen door de opleiders. Het functioneren op de werkplek kan echter het best beoordeeld worden door degenen met wie hij of zij samenwerkt, directe collega’s dus, maar ook laboranten en patiënten. Dat deden we afgelopen jaar voor het eerst door middel van Multi Source Feedback (MSF), een 360-gradenbeoordeling. Ondanks dat deze vorm van evaluatie vrij arbeidsintensief is, zijn de resultaten zo goed dat we dit elke twee à drie jaar willen blijven doen.”
17
Opleidingsklimaat Een tweede audit die plaatsvond was SETQ, een door het Academisch Medisch Centrum (AMC) ontwikkeld meet- en verbetersysteem. Knegjens: “Met behulp van dit instrument beoordelen we de opleiders zelf. Hoe goed zijn hun opleidingskwaliteiten? Elk staflid van onze afdeling heeft een taak als opleider, die taak moet je serieus nemen. Dat betekent dat je, als een AIOS met een vraag naar je toe komt, die vraag moet helpen beantwoorden.” Ten slotte werd in 2014 ook het opleidingsklimaat gemeten, door middel van de Dutch Residents Educational Climate Test (DRECT). Volgens Knegjens moesten veel specialisten eerst nog wennen aan het moderne opleiden. “Toch zien zij uiteindelijk wel in dat reflectie ook hen een betere specialist maakt.” Bovendien, zo vult Haas aan, kun je daar niet vroeg genoeg mee beginnen. “Als je het continu werken aan verbetering al in je opleiding vanzelfsprekend vindt, neem je dit je hele verdere carrière mee.”
Klinisch fysici in opleiding Parallel aan de opleiding voor artsen die specialist willen worden, is er een vier jaar durende opleiding voor klinisch fysici. Christoph Schneider, zelf eveneens klinisch fysicus, is als opleider verantwoordelijk voor deze klifio’s (klinisch fysici in opleiding). Een competentiegericht curriculum en goede feedback zijn volgens hem onmisbaar. “Het gaat al lang niet meer alleen om kennis uit boeken,” zegt Schneider over het nieuwe opleiden, “en klinisch fysici zijn absoluut geen nerds die de hele dag naar hun computerscherm staren. Integendeel, zij vervullen een steeds centralere rol in het ziekenhuis, waarvoor samenwerking met veel verschillende collega’s een vereiste is. Goede communicatie, zowel mondeling als schriftelijk, is een van de belangrijkste vaardigheden die ze moeten leren beheersen.” Net zoals dat geldt voor een AIOS, moet ook een klifio de zeven Canadese kerncompetenties onder de knie krijgen. Schneider: “Daarbij gaat het om het aanleren van concrete en toepasbare vaardigheden. Natuurlijk hebben zij bijvoorbeeld minder patiëntencontact dan 18
een arts, maar ze werken mee in allerlei projecten. Binnen het hele cluster Radiotherapie hebben we daarom ook gekozen voor een curriculum dat gericht is op het aanleren van competenties.”
Feedback Om te toetsen of de aankomende klinisch fysici bepaalde vaardigheden beheersen, is structurele feedback noodzakelijk. “Voor specialisten was er al een goede vragenlijst, maar voor deze specifieke groep nog niet. Veel vragen bleken namelijk niet van toepassing op de klinisch fysici. Daarom hebben we die bestaande vragenlijst grotendeels herschreven. Sinds begin 2014 hebben we nu een goede lijst in gebruik om de competenties in de praktijk te kunnen laten beoordelen,” aldus Schneider. Deze korte praktijkbeoordelingen (KPB’s) bleken volgens Schneider onverwachts een extra meerwaarde te hebben: het starten van open evaluatiegesprekken met collega’s. “Daar leer je heel veel van, zo gaven de klifio’s aan, juist zo kun je werken aan verbeterpunten.”
Veelzijdige respons Naast de KPB’s bestaat er ook nog een anonieme vorm van feedback, de Multi Source Feedback (MSF), waarbij de klifio’s door vele uiteenlopende collega’s beoordeeld worden. “Zo’n veelzijdige respons blijkt uiterst waardevol,” meent Schneider, “want wie een andere bril op heeft, heeft vaak ook een andere kijk. Deze vorm van evaluatie willen we dan ook om de twee jaar herhalen, zodat elke klifio in zijn of haar opleiding minstens tweemaal optimaal beoordeeld wordt.” Ook het lesprogramma voor klifio’s werd het afgelopen jaar geëvalueerd. “Dat programma organiseert het Antoni van Leeuwenhoek samen met AMC en VUmc. Er zijn verschillende themablokken die door collega-artsen en fysici worden ingevuld. Als opleider vind ik het belangrijk dat ook degenen die onderwijs geven zelf kritisch beoordeeld worden.”
VMAT-cursus Een van de in 2014 geëvalueerde cursussen is de VMAT-cursus. VMAT is een nieuwe bestralings techniek, die al sinds 2009 in het Antoni van Leeuwenhoek wordt toegepast en gedurende de laatste jaren in vele andere bestralingsafdelingen zijn intrede doet. “Om de voordelen van deze nieuwe techniek optimaal te benutten, is veel ervaring nodig,” verduidelijkt Schneider, “waarbij het wisselspel tussen computersimulaties en verificaties veel inzicht vereist. Sinds de introductie is er op onze afdeling veel ervaring opgebouwd, die we graag op een compacte manier willen delen. Vandaar dat we samen met onze collega’s van VUmc in 2012 een cursus hebben opgezet die openstaat voor deelnemers van buiten ons instituut.” Aan de cursus doen radiotherapeuten en klinisch fysici uit heel Europa mee. Schneider: “Juist het feit dat wij zoveel collega’s, ook uit andere ziekenhuizen, bij elkaar brengen wordt door de deelnemers zeer gewaardeerd. Wij geloven namelijk dat de VMAT-techniek grote voordelen heeft en zien het dan ook als onze taak om onze kennis over deze techniek onder andere instituten te verspreiden.” En dat sluit helemaal aan bij de visie die het cluster Radiotherapie heeft.
Radiotherapeutisch laboranten Sinds 2010 bestaat er een kwaliteits register voor paramedici. Daaronder vallen onder meer de radiotherapeutisch laboranten. Als zij geregistreerd willen blijven, moeten ze zich voortdurend bewijzen door middel van deskundigheid bevorderende activiteiten. Paula de Boer legt uit waarom dit zo belangrijk is. Ook gaat zij in op de competentiegerichte onderwijsmethodiek die geldt voor het inwerken van reeds gediplomeerde collega’s. Sinds 1993 is de wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) van kracht. Veel gezondheidswerkers vallen onder de verplichte artikel 3-registratie en daarmee wordt hun beroep officieel erkend. “Het doel was om zo hun deskundigheid voor iedereen herkenbaar te maken”, legt De Boer uit. “Wie niet aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet wordt niet ge(/her)registreerd. Verschillende beroepen vielen echter niet onder artikel 3 van het BIG-register, waaronder dat van radiotherapeutisch laborant.” Betekent dit dat iedereen dit beroep mag uitoefenen? De Boer: “In zekere zin wel, registratie is immers niet verplicht. En dat was een stap terug, want al vanaf 1976 was het wél een erkend beroep. Om onze deskundigheid alsnog aan te tonen - en om het kaf van het koren te scheiden - richtten de laboranten samen met enkele andere buiten de BIG-registratie vallende paramedische beroepen een eigen kwaliteitsregister op. In ons instituut vinden wij aantoonbare kwaliteit namelijk erg belangrijk.”
Kwaliteit aantonen Kwaliteit aantonen is gemakkelijker gezegd dan gedaan, geeft De Boer toe. “Toch heeft de stichting ADAP (Accreditatie Deskundigheidsbevorderende Activiteiten voor Paramedici) er iets op gevonden. Dat werkt als volgt: om de vijf jaar moet elke radiotherapeutisch laborant zich laten herregistreren. Dat kan alleen als ze jaarlijks een bepaald aantal punten hebben gehaald. Punten krijg je bijvoorbeeld voor het geven van presentaties, het bijwonen van 19
congressen enzovoorts. Je moet er dus echt iets voor doen.” Zeker in het begin waren er volgens De Boer nog laboranten die het onzin vonden. “Zij snapten niet dat zij moesten laten zien dat ze iets konden waar ze immers al een diploma voor hadden gehaald. Toch zagen zij het nut wél van voortdurende bijscholing. De radiotherapie verandert zo snel!” Daarom alleen al staat het cluster volledig achter het verplicht (blijven) leren van nieuwe technieken. “De afdeling betaalt de herregistratie en externe bijscholingen. Het streven is dat in 2017 alle laboranten die minimaal vijf jaar in dienst zijn in het kwaliteitsregister staan ingeschreven. Wij verwachten ook dat zorgverzekeraars en patiënten hier uiteindelijk naar gaan vragen.”
Vier processen Sinds het voorjaar van 2013 wordt er in het cluster met vier processen gewerkt: behandelen, imaging, planning en brachytherapie, waarbinnen men zich kan ontwikkelen. De meeste MBB’ers - MBB staat voor medische beeldvormer en bestralingsdeskundige, hier vallen ook de radiotherapeutisch laboranten onder - werken
20
verplicht minimaal twee dagen bij de versnellers binnen het proces behandelen en daarnaast nog binnen een van de andere processen. “Zo zijn zij bekwaam binnen het proces behandelen,” motiveert De Boer deze keuze, “en kunnen zij zich, door middel van een nieuwe onderwijsmethodiek, tevens binnen een ander proces ontwikkelen. In 2014 zijn we hiermee gestart en we hopen te bereiken dat MBB’ers na het doorlopen van een leerpakket, over dezelfde kennis en vaardigheden beschikken en dat de niveauverschillen hierdoor minimaal zullen zijn.”
Samenwerking Als onderwijsmethodiek werd gekozen voor het competentiemodel dat ook in de medische groep wordt gebruikt. “Op deze wijze kunnen vaardigheden, kennis én gedrag worden getoetst”, legt De Boer uit. “Sinds ongeveer twee jaar werken we op het gebied van opleiden bovendien intensiever samen met artsen en klinisch fysici in opleiding. Elke zes weken komen we samen in een grote werkgroep Opleiding Radiotherapie. In 2015 willen we ook de physician assistants (PA) hierbij betrekken, dat is de volgende stap.”
HOOFDSTUK 6 ONDERZOEK & INNOVATIE Protonentherapie In februari 2014 verleende het ministerie van VWS het Amsterdam Proton Therapy Center (APTC) de vergunning voor het bestralen met protonen. Het APTC is een samenwerking tussen AMC, Antoni van Leeuwenhoek en VUmc. De drie medische centra bundelen de krachten om de aanwezige kennis en expertise op dit gebied te vergroten via opleiding en onderzoek. Protonen zijn kerndeeltjes van atomen en kunnen gebruikt worden voor de bestraling van tumoren. Ze hebben verschillende voordelen ten opzichte van de huidige hoog energetische röntgenstraling, waarbij fotonen gebruikt worden, weet onderzoeker en groepsleider Jan-Jakob Sonke. “Bij bestraling met fotonen neemt de dosis geleidelijk af, als de bundel dieper in het lichaam doordringt, waardoor ook weefsel dat voor of achter de tumor ligt aan een aanzienlijke dosis wordt blootgesteld. Bij protonen, elektrisch geladen deeltjes, kan de dosis op een specifieke diepte worden afgegeven. Op deze wijze kan het omliggende weefsel beter worden gespaard.” Volgens Sonke heeft een aanzienlijke groep patiënten hier baat bij. “Dit betekent namelijk dat de totale hoeveelheid dosis waaraan risicoorganen worden blootgesteld een stuk kleiner wordt. Denk bij risico-organen aan gebieden als de longen of de speekselklieren, maar ook voor kinderen met kanker is protonentherapie een uitstekende vorm van behandeling.”
Adaptieve interventie Voordat de eerste patiënten in Nederland behandeld kunnen worden, is goed onderzoek van belang. Een van de onderzoeken van het afgelopen jaar richtte zich op patiënten met longkanker. Sonke: “Longtumoren
zijn lastig te bestralen. De longen liggen immers in een gebied met allerlei weefseldichtheden, zoals spieren en ribben, en ook het longweefsel zelf is zeer variabel. Daarbij komt nog dat door de ademhaling en de respons op de behandeling deze weefsels voortdurend van vorm en positie veranderen, waarmee ook de diepte waar de protonen hun dosis afgeven voortdurend verandert.” Als gevolg hiervan kan de tumor te weinig straling krijgen en gezond weefsel juist te veel. “Dit probleem willen we tackelen door de anatomie van de patiënt continu in beeld te brengen, de impact van de veranderingen op de afgegeven dosis door te rekenen en het behandelplan zo nodig aan te passen. Adaptieve interventie heet dit. Op dit moment zijn we deze adaptieve interventies, op basis van scans van patiënten die met conventionele radiotherapie behandeld zijn, aan het optimaliseren.”
Interplay-effect Sonke en zijn groep onderzochten in 2014 ook het zogenaamde interplay-effect dat zich voordoet bij ademhaling. “Bij protonenbestraling wordt de tumor met een zeer smalle protonenbundel door snelle magneten gescand, waardoor de dosis als het ware in 3D ‘geprint’ wordt. Als tijdens dit scannen de tumor echter ook beweegt, dan wordt de afgegeven dosis door het samenspel van bundel en tumorbeweging verstoord.” Uit de literatuur was dit fenomeen al bekend, maar tot nu toe alleen nog bestudeerd met behulp van artificiële, regelmatige ademhalingspatronen. “Bij realistische ademhalingspatronen en gefractioneerde therapie blijkt dit effect minder sterk te zijn. Dus hoeven we minder complexe strategieën toe te passen om het effect te corrigeren. En dat is goed nieuws voor de patiënt.”
Vooruitblik Ook voor de komende jaren blijven Sonke en zijn team onderzoek doen naar een zo goed en zo veilig mogelijke behandeling door middel van bestraling met protonen. Dat alles met als doel om in 2018 de eerste patiënten in Amsterdam met protonentherapie te kunnen behandelen. 21
Radiobiologie Al sinds de oprichting van het Antoni van Leeuwenhoek, inmiddels meer dan honderd jaar geleden, gaan kankeronderzoek en zorg voor kankerpatiënten hand in hand. Dat dit niet twee gescheiden werelden zijn, bewijst onder meer het werk van moleculair radiobiologisch onderzoeker Conchita Vens. Als geen ander probeert zij resultaten uit het lab naar de kliniek te brengen en concrete vragen uit de radiotherapeutische praktijk door fundamenteel onderzoek te beantwoorden. Translationeel onderzoek “Naast het doen van mijn eigen onderzoek, heb ik nog een tweede functie binnen de Radiotherapie”, vertelt Vens. “Ik geef advies naar aanleiding van heel specifieke vragen op radiobiologisch gebied. Dat kunnen vragen zijn over problemen die radiotherapeuten in hun trials tegenkomen, maar ook meer patiëntgerichte vragen. Ze willen van mij weten wat ik in een bepaald geval zou adviseren, bijvoorbeeld bij patiënten met een specifieke genetische afwijking.” Op deze wijze slaat Vens, wiens kamer zich op een van de Researchafdelingen bevindt, een brug tussen de beide werelden, die van het onderzoek en die van de zorg. “Als translationeel onderzoeker moet je veel samenwerken en beide werelden kennen”, zo stelt ze. “Zo werk ik veel samen met bestralingsfysici, zoals Jan-Jakob Sonke, en met de promovendi van de afdeling Radiotherapie.”
Slimme medicijnen Voor een van de meest interessante onderzoeken van het afgelopen jaar werkte Vens ook samen met hoofd-halschirurg Michiel van den Brekel. “Door een combinatie van slimme medicijnen, in dit geval zogenaamde PARP-inhibitors (PARP-remmers), en bestraling kun je de tumor een extra slag toebrengen. Weliswaar heeft het ook een effect op gezonde cellen, maar in verhouding veel minder.” In deze Fase I-studie was de belangrijkste vraag: welke dosis kun je de patiënt op een veilige wijze geven? 22
Dus zonder te veel bijwerkingen of schade aan de gezonde cellen. “Je begint dan met een heel kleine dosis,” legt Vens uit, “die je steeds iets opvoert. Wat wij ontdekten: waarschijnlijk heb je aan een zeer lage dosis al genoeg.” Dat is dus goed nieuws voor de patiënt? “Zeker. Het bijzondere is dat de dosis zo laag is dat je je bijna niet kunt voorstellen dat die effectief zal zijn. Dat gebeurt pas wanneer de werking van de PARP-remmers door de bestraling wordt versterkt, wel honderd maal. Een combinatietherapie lijkt voor deze patiëntengroep dus de beste behandeling.”
Werkzame dosis Een tweede aspect van het onderzoek betreft een samenwerking tussen het cluster Radiotherapie en internist Jan Schellens. Vens: “Vaak kijken we in trials in de eerste plaats naar hoe je een bepaald middel veilig kunt toedienen, toxiciteit wil je daarbij voorkomen. De veilige dosis is in veel gevallen echter niet gelijk aan de werkzame dosis, de dosis dus waarbij het middel aanslaat. Die dosis kan hoger zijn, maar ook lager, zoals bij aspirine, en is afhankelijk van het doel. Dus stelden wij de vraag: wanneer werkt het eigenlijk? Vooral ook omdat wij ontdekt hadden dat PARP-remmers al bij zo’n lage dosis blijken te werken.”
Ex vivo Om op deze vraag een antwoord te krijgen keken beide onderzoekers naar wat de effecten van het medicijn waren in bloedcellen van verschillende kankerpatiënten. Ze begonnen met bloedcellen van gezonde mensen. Door deze ex vivo (buiten het lichaam) te bestralen, was het mogelijk om de effecten van de PARP-remmers, eveneens ex vivo aan de cellen toegevoegd, ook bij een heel lage dosis duidelijk aan te tonen. Na de bestraling bleken de PARP-remmers de celrespons inderdaad te beïnvloeden. De volgende stap is daarom om te kijken of hetzelfde effect zich ook voordoet in patiënten die PARP-remmers slikken, in vivo dus, of ook daar een lage dosis voldoende is om de PARP-activatie door bestraling, of bijvoorbeeld chemotherapie, te remmen. In de loop van 2015 hopen Vens en Schellens op deze vraag een antwoord te kunnen geven.
Beeldgestuurde radiotherapie en chirugie Dankzij nieuwe technieken kunnen er steeds meer betere beelden gemaakt worden. Binnen de radiotherapie is dit al jaren heel gewoon. Toepassingen uit de image guided of beeldgestuurde radiotherapie blijken echter ook grote mogelijkheden te bieden voor andere vakgebieden, zoals de chirurgie. Onderzoeker Jasper Nijkamp ontwikkelde een driedimensionale landkaart van de patiënt, waarop de chirurg ook tijdens de operatie exact kan volgen waar de tumor zich bevindt.
Softwareplatform “Een plaatje maken is tegenwoordig niet meer zo moeilijk”, stelt Nijkamp. “De uitdaging is om er ook echt iets mee te kunnen doen. Zeker binnen de radiotherapie zijn er talloze technieken beschikbaar om tumoren in beeld te brengen, voor, na en sinds kort ook tijdens de bestraling. We hebben een groot softwareplatform op de afdeling en werken eraan om de nieuwe beeldvormingstechnieken om te zetten in concrete toepassingen voor patiënten.” Maar, zo realiseerde Nijkamp zich, tot nu toe bleef veel van die kennis binnen het vakgebied. Terwijl dat niet hoeft. Allerlei toepassingen die in de radiotherapie heel gewoon zijn, zijn volgens hem ook naar andere vakgebieden te vertalen. Naar de chirurgie bijvoorbeeld.
TomTom Uiteraard hebben chirurgen niet per se een Cone-Beam CT-scanner nodig om te kunnen zien waar een tumor zich bevindt. “Toch kan het een handig hulpmiddel zijn,” beweert Nijkamp, “zodat je als chirurg niet
23
alleen op gevoel hoeft te werken. Tijdens een operatie is het vooral handig als je een navigatietool hebt, een soort TomTom dus. En die kan ik ze leveren.” Nijkamp ontwikkelde een driedimensionale landkaart van de patiënt. “Hierop is alles aangegeven, het gebied van de tumor natuurlijk, maar ook het omliggende weefsel. De chirurg kan hier voor de operatie al op zien waar hij moet snijden, maar - en dat is de grootste vooruitgang - ook tijdens de operatie. Dat is vooral handig wanneer de tumor iets verplaatst wordt, bijvoorbeeld doordat de buikwand wordt opengesneden om erbij te kunnen.”
Markers Voor zijn driedimensionale landkaart maakt Nijkamp gebruik van een magnetisch veld. “Dat gaat dwars door je lichaam heen en is dus altijd beschikbaar. Het magnetisch veld ‘vindt’ de zogenaamde tracking markers. Dit zijn drie kleine, in de tumor te plaatsen capsules die met een dunne naald daar ingebracht kunnen worden. Ook het mes van de chirurg is zo’n marker. Op deze wijze weet de chirurg tijdens de operatie exact waar zijn mes zich bevindt ten opzichte van de tumor.” Dit heeft grote voordelen. “Zo kun je voorkomen dat je een stukje tumor achterlaat of dat
24
je per ongeluk een bloedvat of zenuw raakt. Vroeger kon je pas achteraf bekijken of de operatie geslaagd was, nu kun je eventueel gemiste stukjes tumor alsnog verwijderen zolang de patiënt nog open ligt.”
Wereldprimeur In 2014 werden de eerste patiënten op deze wijze geopereerd door chirurg Theo Ruers, waarmee Nijkamp samenwerkt in dit project, en daarmee had het Antoni van Leeuwenhoek een wereldprimeur. Nijkamp: “In de nieuwe operatiekamers zullen dergelijke technieken steeds vaker gebruikt worden, zo voorspel ik. Image guided chirurgie heeft immers de toekomst, zeker als we die software kunnen integreren met de operatierobots. De beeldtechnieken zijn al beschikbaar, waarom zou je ze dan niet gebruiken?” Met een subsidie die Ruers en Nijkamp ontvingen van de stichting Alpe d’HuZes verwacht Nijkamp de komende jaren deze technieken te perfectioneren en het onderzoek uit te breiden naar andere tumortypes. “Wellicht kunnen we daarnaast nog meer toepassingen vinden, ook buiten deze beide vakgebieden. Want, zo geloof ik, steeds meer samenwerking zal leiden tot steeds betere behandelmogelijkheden.”
HOOFDSTUK 7 KERNGEGEVENS CLUSTER RADIOTHERAPIE Profiel van het cluster Radiotherapie Het cluster Radiotherapie is onderverdeeld in vier afdelingen. Deze zijn opgebouwd uit de primaire disciplines: de Medische afdeling, de afdeling Klinische Fysica en Instrumentatie, de Paramedische afdeling en de Research afdeling.
Beleidsorganen
Kerntaken van het CB ≈ eindverantwoordelijk voor de beleid- en
Cluster Bestuur (CB)
begrotingscyclus
Het Cluster Bestuur bestaat uit de clusterleiding (Medisch clusterhoofd en Manager Zorg en Bedrijfsvoering), afdelingshoofden en een vertegenwoordiger van het Clusterteam Research. In het Cluster Bestuur wordt maandelijks het beleid van het cluster besproken en bepaald. De Clusterleiding rapporteert namens het Cluster Bestuur rechtstreeks aan de leden van de Raad van Bestuur. Het Cluster Bestuur wordt ondersteund door het staf secretariaat.
≈ eindverantwoordelijk voor het behalen van productieafspraken
≈ toezien op wettelijke kaders, indicatoren vanuit overheden en Inspectie.
Clusterteam Patiëntenzorg (CPZ) Afstemming over de patiëntenzorg vindt plaats in het Clusterteam Patiëntenzorg. Deelnemers aan dit overleg zijn het afdelingshoofd Medische Afdeling, manager Zorg en Bedrijfsvoering, hoofd Afdeling Klinische
Manager Zorg en Bedrijfsvoering Mw. drs. S. Timmermans
Medisch Clusterhoofd Prof. dr. M.Verheij
Sectieleider sectie IX research Prof. dr M. Verweij
Medisch vakgroephoofd Dr. L.M.F. Moonen
Medisch fysisch vakgroephoofd Mw. dr. ir. C. van Vliet-Vroegindeweij
Afdelingshoofd van de paramedische afdeling Dhr. H. Obdam
25
Fysica en Instrumentatie en het afdelingshoofd van de Paramedische Afdeling. Het CPZ adviseert de clusterleiding over de concrete invulling van de beleidsbepaling van de patiëntenzorg.
Kerntaken van het CPZ
Realisatie 2014 Teletherapie A0
120
geleverde zorg
A1
1.845
rondom de patiënt
A2
278
A3
0
A4
1.482
A5
754
A6
479
A7
209
A8
197
≈ verantwoordelijk voor de kwaliteit van de ≈ verantwoordelijk voor alle logistieke processen ≈ stimuleert nieuwe ontwikkelingen en is verant woordelijk voor implementatie.
Clusterteam Research (CR) Het Clusterteam Research bestaat uit het Medisch Clusterhoofd, de sectieleider Research, groepsleiders en een deel van de projectleiders.
Kerntaken van de CR ≈ verantwoordelijk voor het vormgeven aan, beoor-
deling en uitvoering van het wetenschappelijk programma van de afdeling en de overige wetenschappelijke activiteiten van het cluster ≈ stimuleert en geeft richting aan nieuwe research projecten ≈ verantwoordelijk voor een optimale besteding van de voor het wetenschappelijk onderzoek beschikbare gelden en andere activiteiten.
Patiënttevredenheid 2014 Via de mini-enquête worden continu de ervaringen van onze patiënten gemeten, wat betreft de door het cluster aangeboden radiotherapeutische zorg. De score in 2014 voor de algemene tevredenheid kwam uit op 9,02 en wijkt nauwelijks af van de score van 2013. Wanneer de patiënt via het formulier verbeterpunten aangeeft, wordt daar waar mogelijk aan de wens van de patiënt voldaan. In een enkel geval kan de gegeven feedback leiden tot een speciaal verbetertraject.
360 graden feedback Met 360°-feedback of Multi Source Feedback (MSF) wordt het professionele gedrag van de AIOS getoetst. Een aantal mensen uit de omgeving van de arts-assistenten wordt gevraagd om via vragenformulieren een terugkoppeling te geven op de houding en het gedrag van de arts-assistenten. De beoordelingen worden geanalyseerd en tijdens een evaluatiegesprek met de betrokkenen besproken. Voor de art-assistenten in het Antoni van Leeuwenhoek is eind 2013 een eerste MSF ronde opgestart via een web-based programma (‘Multisourcefeedback.nl’). In 2014 zijn de resultaten van deze ronde individueel 26
Productiecijfers 2014
totaal
5.244
Brachytherapie B1
76
B2
0
B3
52
B4
64
B5
86
totaal
1.388
Personeel 2014 Aantal medewerkers per 31 december 2014 Aantal fte’s
332 personen 292 fte
Aantal man/vrouw
122 mannen en 210 vrouwen
Aantal fulltime/ parttime
183 fulltime en 149 parttime
besproken, waarna vervolgafspraken zijn gemaakt en vastgelegd. Deze gegevens worden opgenomen in het portfolio van de arts-assistent. Om de kwaliteitscyclus in stand te houden, is het de bedoeling MSF regelmatig te laten plaatsvinden. Een landelijk initiatief hiervoor, vanuit de NVRO, wordt uitgewerkt.
Externe bestuurlijke werkzaamheden van personeelsleden van het cluster Radiotherapie Prof. dr .M. Verheij (hoofd cluster Radiotherapie) ≈ Bijzonder hoogleraar Vrije Universiteit Amsterdam ≈ Voorzitter NVRO ≈ Secretaris SONCOS ≈ Bestuurslid Landelijk Platform Protonen Therapie, NVRO ≈ Lid Commissie voor Beroepsaangelegenheden, NVRO ≈ Lid Commissie Bijzondere Bestralingstechnieken, NVRO ≈ Nederlandse Vertegenwoordiger UEMS, Section and Board of Radiotherapy ≈ Lid NFU project groep Oncologische Zorg ≈ Lid IKNL werkgroep Gastro-Intestinale Tumoren ≈ Lid Bestuurlijk Overlegorgaan van de Federatie van Medisch Specialisten ≈ Lid NOCI Executive Committee EORTC ≈ Lid Scientific Audit Committee EORTC ≈ Lid ESMO Faculty for Principles of Clinical Trials and Systemic Therapy ≈ Lid Fellowship Committee UICC ≈ Lid Wetenschappelijke Commissies ESTRO, ECCO, ICTR ≈ Lid Scientific Board Onco Update Europe ≈ Lid Scientific Advisory Board, Gray Institute, University of Oxford ≈ Lid External Scientific Advisory Board, CCC Tübingen ≈ Lid Site visit committee AERES/INSERM, Institut Gustave Roussy ≈ Lid Scientific Advisory Board INSERM Nantes ≈ Sectieredacteur Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde ≈ Lid Redactieraad Nederlands Tijdschrift voor Oncologie ≈ Voorzitter Wetenschappelijke Adviesraad Oncologie Up-to-date ≈ Lid Redactieraad Radiotherapy & Oncology ≈ Lid Redactieraad Radiation Oncology ≈ Lid Redactieraad Frontiers in Pharmacotherapy of Neoplastic Diseases ≈ Lid Raad van Advies Elekta ≈ Lid Raad van Advies SPKS ≈ Lid Pfizer Gastric Cancer Advisory Board
Dr. B.M.P. Aleman ≈ Lid LPRGE (Landelijk Platform Radiotherapie voor Gastroenterologische tumoren) ≈ Lid IKNL werkgroep Gastro-Intestinale Tumoren ≈ Lid Executive Committee EORTC Lymphoma Group and chairman radiotherapy subcommittee EORTC Lymphoma Group ≈ Lid Steering Committee International Lymphoma Radiation Oncology Group
Dr. A. Al-Mamgani
≈ Lid LPRHHT (Landelijk Platform Radiotherapie Hoofdhasltumoren)
≈ Lid LPDWHHT (Landelijk Platform Diffusionweighted MRI Hoofdhasltumoren)
≈ Lid LPRO (Landelijk Platform Radiotherapie bij Ouderen)
≈ Lid LPRT (Landelijk Platform Protonen Therapie)
Lid Protocol Toetsings Commissie van het NKI-AVL
Dr. J.S.A. Belderbos (radiotherapeut-oncoloog)
≈ Voorzitter LPRL (Landelijk Platform Radiotherapie bij Longtumoren)
≈ Bestuurslid DLCRG (Dutch Lung Cancer Research Group)
≈ Voorzitter van de werkgroep voor de evaluatie van de richtlijnen NSCLC en SCLC ( IKNL)
≈ Lid werkgroep consensus based revisie richtlijn NSCLC (IKNL)
≈ Voorzitter Dutch Lung Radiotherapy Audit (DLRA) ≈ Lid IKNL werkgroep Long Tumoren ≈ Lid Raad van advies Continuum Longoncologie ≈ Lid EORTC Lung Cancer Group ≈ Lid ELEKTA Lung Consortium ≈ Docent ESMO/ESTRO masterclass in Radiation Oncology
Mw. C.W.M. Bloemers (radiotherapeut-oncoloog)
≈ Lid LPGRT (Landelijk Platform Radiotherapie Gynaecologische Tumoren, NVRO)
≈ Lid IKA-werkgroep Gynaecologische Tumoren ≈ LPRGT-vertegenwoordiger in CRGO, (Commissie
Richtlijnen Gynaecologische Oncologie) onderdeel van de WOG (Werkgroep Oncologische Gynaecologie) ≈ Vertegenwoordiger radiotherapie voor de IKA region in De Dutch Gynaecological Oncology Group (DGOG)
28
Dr. G.R. Borst ≈ Lid Commissie yESTRO
Mw. O. Hamming (radiotherapeut-oncoloog) ≈ Lid van het landelijk platform hoofd-hals tumoren ≈ Lid Landelijk Platform Protonen Therapie
Dr. P.H.M. Elkhuizen
≈ Lid CBO-richtlijncommissie mammacarcinoom ≈ Lid LPRM (Landelijk Platform Radiotherapie voor Mammacarcinomen)
≈ Lid Neoadjuvant werkgroep BOOG Mw. Y.G. van der Geld
≈ Lid Landelijk Platform Palliatie en Radiotherapie ≈ Lid PAZORI (Palliatieve Zorg Richtlijnen Platform) als afgevaardigde namens de NVRO
Dr. R.L.M. Haas (radiotherapeut-oncoloog)
≈ Opleider Radiotherapie ≈ Lid Concilium Radiotherapeuticum NVRO ≈ Lid van de Nederlandse Weke Delen Werkgroep ≈ Voorzitter Centrale Opleidingscommissie ≈ Lid Werkgroep Sarcomen IKNL ≈ Voorzitter Landelijk Platform Radiotherapie bij
Dr. E.P.M. Jansen (radiotherapeut-oncoloog)
≈ Bestuurslid van de Dutch Gastric Cancer Group ≈ Lid multidisciplinaire expertgroep Slokdarm-, cardia- en maagcarcinoom van het IKNL
J.L. Knegjens (radiotherapeut-oncoloog)
≈ Lid LPRL (Landelijk Platform Radiotherapie bij Longtumoren)
≈ Lid IKNL werkgroep Long Tumoren ≈ Lid EORTC Lung Cancer Group ≈ Docent InHolland ≈ Docent Avans+ Dr. L.M.F. Moonen (radiotherapeut-oncoloog)
≈ Lid IKNL urologie werkgroep ≈ Lid EORTC urology group
Sarcomen
≈ Lid Medische Adviesraad Sarcoma NL ≈ Lid Non Hodgkin lymfomen werkgroep IKNL ≈ Lid Registratie Commissie Geneeskundige
Specialismen (RGS) ≈ Voorzitter Local Treatment Subcommittee van de EORTC Soft Tissue and Bone Sarcoma Group ≈ Faculty Member of the ESMO initiated World Sarcoma Network ≈ Lid SPAEN (Sarcoma Patients Euronet) Medical Advisory Board ≈ Voorzitter Transatlantic Target Volume Delineation Task Force of the EORTC-STBSG and CTOS ≈ Lymphoma Field Expert ≈ Lid van de Editorial Board of Case Reports in Pathology ≈ Lid van de Editorial Board van the New Journal of Science ≈ Lid van de Editorial Board van of Sarcoma Research International ≈ Lid van de Editorial Board van Cancer Prevention & Current Research ≈ Lid International Advisory Board of the International Journal of Radiation, Oncology, Biology & Physics ≈ Lid van de Board of Directors van de Connective Tissue Oncology Society (CTOS)
Mw. H.M.U Peulen (radiotherapeut-oncoloog)
≈ Lid LPRL (Landelijk Platform Radiotherapie bij Longtumoren)
≈ Lid IKNL werkgroep Long Tumoren ≈ Lid EORTC Radiation Oncology Group Gast docent InHolland
Dr. F.J. Pos (radiotherapeut-oncoloog)
≈ Voorzitter LPRU (Landelijk Platform Radiotherapie Urologische tumoren, NVRO)
≈ Bestuurslid DUOS (Stichting Dutch Uro-Oncology
Studygroup, een multidisciplinaire studiegroep van 34 aangesloten ziekenhuizen, voor investigator initiated en door de farmacie geïnitieerde studies bij vroeg en laat prostaatcarcinoom, blaascarcinoom en zaadbalkanker) ≈ Lid IKNL werkgroep Urologische Tumoren ≈ Lid EORTC-GU cancers group
29
Dr. N.S. Russell (radiotherapeut-oncoloog) ≈ Lid van de stralingscommissie (Radiation protection committee) ≈ Lid van de Protocol Toetsings Commissie van het NKI-AVL. ≈ Lid van de stuurgroep van de EORTC Radiation Oncology Group. ≈ Lid werkgroep voor CBO richtlijnen lymfoedeem en lipoedeem. ≈ Lid wetenschappelijk comité European Breast Cancer Conference 2016 ≈ Lid wetenschappelijk programma commissie European Radiation Reseach conference (2016) ≈ Lid Commissie Kwaliteit van LPRM van de NVRO
Dr. U.A. van der Heide (klinisch fysicus) ≈ Secretaris NVRO Wetenschapscommissie ≈ Cursusleider ESTRO cursus Advanced imaging for physicist ≈ Lid scientific advisory group for Radiation Physics ESTRO ≈ Lid scientific committee van het 3e MR in RT symposium, Lund, Zweden
Dr. A.N. Scholten (radiotherapeut-oncoloog) ≈ Lid LPRM (Landelijk Platform Radiotherapie voor Mammacarcinomen) ≈ Lid LPRS (Landelijk Platform Radiotherapie voor Sarcomen) ≈ Lid accreditatiecommissie NVRO (sinds 1 december 2014 voorzitter)
≈ Voorzitter Nederlandse Commissie
Dr. T.M. Janssen
≈ Gastdocent InHolland ≈ Lid commissie Kwaliteit NVKF Dr. J.B. van de Kamer (klinisch fysicus) Stralingsdosimetrie (NCS)
≈ Lid platform ‘Stralingsbescherming in het ziekenhuis’ NCS
≈ Lid NCS subcommissie BT-TBI/TSI ≈ Lid NCS subcommissie VMAT-QA ≈ Lid LPRHHT (Landelijk Platform Radiotherapie voor hoofdhals tumoren)
Dr. B. van Triest (radiotherapeut-oncoloog)
≈ Lid Landelijk platform Radiotherapie Gynaecologische Tumoren, NVRO
≈ Projectleider CQindex radiotherapie, NVRO ≈ Committee member Dutch Urology Oncology Studygroup.
≈ Redactielid Oncollectie Mw. F.E.M. Voncken (radiotherapeut-oncoloog)
≈ Bestuurslid IKNL werkgroep Gastro-Intestinale Tumoren
≈ Bestuurslid DUCA (Dutch Upper GI Cancer Audit) ≈ Lid LPRGE (Landelijk Platform Radiotherapie voor Gastroenterologische tumoren)
≈ Lid Landelijk Platform Palliatie ≈ Docent Avans+
≈ Lid International Advisory Board tijdschrift Physics in Medicine and Biology
≈ Gastdocent NVRO ≈ Gastdocent InHolland
Dr. F. Koetsveld (klinisch fysicus
≈ Lid Commissie Kwaliteit NVRO
Dr. ir. A. Mans (klinisch fysicus)
≈ Lid NVRO commissie kwaliteit ≈ Lid LPPR - Landelijk Platform Palliatie en Radiotherapie
≈ Voorzitter NCS subcommissie VMAT QA Mevr. M. Milder (klinisch fysicus)
≈ Lid commissie kwaliteit NVKF
Dr. R.W. de Boer (klinisch fysicus)
≈ Lid NVKF Visitatiecommissie
Dr. E. Damen (klinisch fysicus)
≈ Bestuurslid LPRL (Landelijk Platform Radiotherapie bij Longtumoren, NVRO)
≈ Gastdocent InHolland 30
Dr. A. van Mourik (klinisch fysicus)
≈ Gastdocent InHolland ≈ Lid van LPRG (Landelijk Platform Richtlijnen GE
tumoren), Platform Stereotaxie Levermetastasen
Dr. P. Remeijer (klinisch fysicus) ≈ Lid NVRO sponsorcommissie ≈ Voorzitter NCS subcommissie Cone-beam CT quality assurance ≈ Docent ESTRO Dr. C.J.F. Schneider (klinisch fysicus)
≈ Lid Consilium OKF (Stichting Opleiding Klinische Fysica)
≈ Bestuurslid NVKF Kring RKF (Radiotherapie Klinische Fysica)
≈ Lid NVKF werkgroep Combo (Commissie BeroepsOntwikkeling)
Dr. ir. F.W. Wittkämper (klinisch fysicus) ≈ Bestuurslid NCS ≈ Voorzitter NCS subcommissie Elektronen Audit ≈ Lid subcommissie NCS Protonen ≈ Lid QA groep EORTC Prof. dr. M.B. van Herk (groepsleider research)
≈ Technisch-wetenschappelijk leider Instituut Quantivision
Prof. dr. G.M.M. Bartelink (emeritus hoogleraar klinische experimentele radiotherapie) ≈ Lid van het uitvoerende comité van EUSOMA ≈ Lid van European Academy of Cancer Sciences ≈ Lid Raad van Toezicht Maastro Clinic ≈ Lid van de adviesraad INCa ≈ Supervisory board member Agendia N.V. ≈ Member of advisory board SIRIC Institut Curie ≈ Member of scientific board Institut Gustave Roussy Hr. H.G. Opdam (hoofd paramedici)
≈ Lid Landelijk overleg paramedische hoofden radiotherapie
≈ Lid van de Stuurgroep Ortello Mw. P.M.L. de Boer (coördinator opleidingen)
≈ Lid van de Regionale Werkveldadviescommissie van de MBRT/Gezondheid, Sport en Welzijn
≈ Lid van de examencommissie van het College Zorg Opleidingen (CZO)
≈ Lid van de projectgroep Ortello Mw. M. Rossi (senior MBB’er)
≈ Workpackage leader CTMM AirForce ≈ Adviseur Skion-Later ≈ Deeltijdhoogleraar AMC (0-uren aanstelling) ≈ Workpackage leader CITE APTC ≈ Lid van organisatie comitee EPI - Electronic Portal
≈ Lid van de Commissie Buitenslands Gediplomeerden
≈ Elekta Software Change Control Board ≈ Adviserende rol Elekta XVI and Portal dosimetry
≈ Docent Inholland MBRT
Imaging worhop
Volksgezondheid (CBGV)
≈ Lid van de EORTC ROG RTT section board Hr. W. van der Kamp (teamleider)
products
≈ Docent InHolland ≈ Docent ESTRO ≈ Docent BIR ≈ Docent TU Delft ≈ Lid Wetenschappelijke Raad KWF Dr. J.J. Sonke (groepsleider research)
≈ Lid International Association for the Study of Lung Cancer (IASLC) Advanced Radiation Technology Committee ≈ Lid internationale Raad van Advies Physics, Medicine and Biology ≈ Associate editor Medical Physics Docent ESTRO
Mw. E. Lamers MSc (senior MBB’er)
≈ Kenniskring lid Lectoraat Medische Technologische Hogeschool InHolland
Mw. W.S. Perryck (MBB’er)
≈ Lid sectie Radiotherapie NVMBR Mw. J.P. de Jong (MBB’er)
≈ Lid van de projectgroep Ortello
31
Promoties en prijzen Mila Donker: “Improvements in locoregional treatment of breast cancer”, 24 oktober 2014 Het proefschrift van Donker bestaat uit drie delen. In het eerste deel beschrijft zij onderzoek naar het lange termijn effect van adjuvante radiotherapie op het ontstaan van lokale recidieven bij patiënten bij wie een DCIS kleiner dan vijf centimeter is verwijderd. De adjuvante radiotherapie blijkt, gemeten over 15 jaar, zowel het risico op een invasief als een DCIS recidief met ongeveer 50 procent te verlagen ten opzichte van patiënten die geen adjuvante radiotherapie hebben ondergaan. Het tweede deel van het proefschrift beschrijft de resultaten van de internationale AMAROSstudie. Binnen deze studie kregen ruim 1.400 vrouwen met borstkanker en een tumor-positieve schildwachtklier ofwel de standaardbehandeling van de oksel (waarbij alle lymfeklieren in de oksel chirurgisch werden verwijderd) ofwel alleen radiotherapie op deze okselklieren. In beide groepen bleek de kans op het terugkeren
van de kanker zeer laag. De vrouwen die radiotherapie ontvingen hadden echter wel maar half zo veel kans op armproblemen door lymfoedeem, een bijwerking die bij het chirurgisch verwijderen van de okselklieren zo’n dertig procent van de vrouwen treft. Tenslotte wordt in het derde deel van het proefschrift gekeken naar verschillende aspecten van neoadjuvante chemotherapie bij borstkanker. Donker toont hierin onder meer aan dat het geven van neoadjuvante chemotherapie geen nadelig effect geeft ten aanzien van wondcomplicaties na een huidsparende mastectomie met een directe reconstructie met een prothese. Ook beschrijft zij hoe neoadjuvante chemotherapie samengaat met twee technieken om vlak voor de operatie de tumor te lokaliseren (de ROLL-methode en het gebruik van radioactieve jodiumbronnen) en een pathologische lymfeklier te markeren met een radioactieve jodiumbron.
Elis Bevren Award 2014 Groepsleider adaptieve radiotherapie, Jan-Jakob Sonke, heeft op 20 maart 2014 in Zweden de Elis Bevren Award 2014 in ontvangst genomen. Deze prijs wordt jaarlijks uitgereikt door de Zweedse vereniging voor oncologie. Sonke kreeg deze
eervolle award voor zijn “buitengewone bijdrage op het gebied van radiotherapie en de vertaling van fysisch onderzoek naar de dagelijkse klinische praktijk”.
33
Eva Schaake: “Multimodality Approach towards Individualized Non-Small Cell Lung Cancer Treatment”, 20 juni 2014 Het onderzoek van Schaake richtte zich op verschillende aspecten van de multidisciplinaire behandeling van patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). Ongeveer 80 procent van de longkankerpatiënten heeft dit type tumor, dat in de meeste gevallen gerelateerd is aan het roken van tabak. De ziekte wordt vaak pas gediagnosticeerd als er al uitzaaiingen zijn. De levensverwachting is dan minder dan een jaar. Er zijn dus nog veel uitdagingen wat betreft het verbeteren van de behandeling. In het eerste deel van haar proefschrift beschrijft Schaake experimenten met de nieuwe anti-kankermiddelen erlotinib en cetuximab, beide EGFR remmers. Het Antoni van Leeuwenhoek was het eerste ziekenhuis waar erlotinib getest is in een neoadjuvante setting, voor de operatieve verwijdering van vroeg stadium NSCLC. Schaake beschrijft de toxiciteit en het behandelresultaat van deze toepassing. Ook onderzocht en beschrijft zij verschillende voorspellende markers, waarmee kan worden bepaald welke patiënten het meeste baat hebben bij deze behandeling. Cetuximab werd
toegevoegd aan gelijktijdige chemotherapie en bestraling in een feasibility studie. In het tweede deel van het proefschrift staat de bewegelijkheid van lymfeklieren die zich tussen de longen bevinden centraal. Deze lymfeklieren zijn vaak niet goed zichtbaar op Cone Beam CT-scans, waarmee in de bestralingsruimte de positie van de patiënt ten opzichte van het bestralingstoestel geoptimaliseerd wordt en anatomische veranderingen in kaart gebracht worden. In twee verschillende studies heeft Schaake gebruik gemaakt van goud markers in de lymfeklieren, om een indruk te krijgen van de bewegelijkheid van de lymfeklieren tijdens de behandeling. Het plaatsen van de markers bracht geen complicaties met zich mee. Dankzij de markers kon een grote mate van bewegelijkheid van deze lymfeklieren worden aangetoond die met de standaard behandeling onvoldoende gecompenseerd werd. Inmiddels is de voorgestelde correctie strategie ter compensatie van de bewegelijkheid van de lymfeklieren klinisch in gebruik genomen.
Lilia Raquel Cordeiro Pedrosa: “Liposomal nanomedicine with short chain sphingolipids modulate tumor cell membrane permeability and improve chemotherapy”, 10 september 2014 Het onderzoek van Lilia Pedrosa richtte zich op de toepassing van nanotechnologie ter verbetering van geneesmiddelafgifte aan tumorcellen. Het verpakken van cytostatica in nanoliposomen, verlengt de circulatietijd en geeft vaak minder bijwerkingen. Door kortketenige sfingolipiden, zoals C8-glucosylceramide, toe te voegen aan liposomaal doxorubicine of liposomaal mitoxantrone, neemt
34
de intracellulaire concentratie en daarmee de effectiviteit van deze middelen toe. Een belangrijk deel van het onderzoek was gewijd aan het optimaliseren van deze nieuwe formuleringen, het ophelderen van het mechanisme dat verantwoordelijk is voor deze verbeterde afgifte, en in vivo effectiviteit studies.
Wilma Uyterlinde: “Prediction of toxicity in concurrent chemoradiation for non-small cell lung cancer”, 31 oktober 2014 Het onderzoek van Uyterlinde focuste zich op concurrente (gelijktijdige) chemo- en radiotherapie als behandeling van lokaal gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). De prognose voor deze patiëntengroep is slecht: maar 33 procent is na drie jaar nog in leven. Dat maakt het extra belangrijk om een goede afweging te maken van de effectiviteit versus toxiciteit van de behandeling en om de kwaliteit van leven zo veel mogelijk te houden. Uyterlinde bespreekt in haar proefschrift diverse parameters die mogelijk kunnen worden gebruikt om patiënten met een verhoogd risico op toxiciteit te selecteren. Zo toont zij aan dat het percentage van de slokdarm dat bestraald wordt met 50Gy een goede voorspeller is voor de kans op acute ernstige slikklachten bij gelijktijdige behandeling met Cisplatin en
radiotherapie. Ook de performance status van de patiënt bleek hierop van invloed, maar de leeftijd en de Charlson Comorbidity Index Score niet. Het proefschrift beschrijft ook een gerandomiseerde fase 2 klinische studie waarbij patiënten werden behandeld met chemo-radiotherapie en hierbij al dan niet de EGFR-remmer Cetuximab ontvingen. Het toedienen van Cetuximab als extra medicijn gaf geen verbeterde ziektevrije overleving. In een andere studie bleek dat het dagelijks intraveneus hydrateren van patiënten die chemo-radiotherapie ontvangen acute slokdarmtoxiciteit en renale toxiciteit verlaagt en zorgt voor minder uitval tijdens de behandeling. Tot slot beschrijft Uyterlinde in haar zesde hoofdstuk welke patiënten een verhoogde kans hebben op een wervelfractuur ten gevolge van de radiotherapie.
Matthijs Kruis: “Motion Compensation for 4D PET/CT”, 18 december 2014 Het onderzoek van Kruis draaide om het nauwkeuriger maken van PET/CT-scans, door te corrigeren voor de adembeweging. Met behulp van gecorrigeerde scans kan de locatie en activiteit van de tumor beter worden bepaald bij patiënten die radiotherapie moeten ondergaan, zodat er doelgericht bestraald kan worden en gezond weefsel zo veel mogelijk kan worden gespaard. Om te kunnen corrigeren voor de ademhaling, wordt er een 4D PET/CT opgenomen, waarbij voor de diverse fases van de ademhaling aparte scans gemaakt worden. Met de 4D CT-scan, wordt een bewegingsmodel gemaakt dat wordt gebruikt voor het combineren van de ademhalingsfases tot één bewegingsgecorrigeerde scan. 4D PET/CT-scans en bewegingscorrectie worden meestal ingezet om de positie van longtumoren te meten. Andere
organen kunnen echter ook beïnvloed worden door de adembeweging. Daarom zocht Kruis onder meer uit hoe de deze beweging de lever beïnvloedt. De lever is een groot orgaan, met weinig zichtbare interne structuur op CT-scans. Kruis liet echter zien bij een groep patiënten met duidelijk zichtbare geïmplanteerde markers dat het op basis van 4D CT mogelijk is om een correct bewegingsmodel van de lever te maken zonder de noodzaak van markers. Vervolgens beschrijft hij hoe, voor de lever, met behulp van dit bewegingsmodel een correctie kan worden gemaakt op de 4D PET en CT-data die een betere PET/CT oplevert. Verder beschrijft Kruis onder meer een methode om de gemiddelde positie van een tumor correct te bepalen uit 4D amplitude data, en een methode om de kwaliteit van 4D CT-scans te bepalen.
35
Emmanuel van der Schueren Award De afdeling Radiotherapie van het Antoni van Leeuwenhoek heeft in 2014 de Emmanuel van der Schueren Award in ontvangst genomen. De award, ingesteld door de European School of Oncology, wordt uitgereikt aan instituten of afdelingen die zich onderscheiden op het gebied van translationeel onderzoek binnen de radiotherapie. Medisch clusterhoofd Marcel Verheij nam de award namens de gehele afdeling op 13 februari 2014 in ontvangst tijdens de ICTR-PHE (International Conference on Translational Research in Radiation Oncology) conferentie in Genève. De Emmanuel van der
Schueren Award wordt uitgereikt sinds 2000. In het verleden is de award uitgereikt aan:
≈ 2000: Department of Experimental Clinical Oncology, University of Aarhus
≈ 2003: Gray Laboratory, Northwood ≈ 2006: Institute Gustave Roussy, Villejuif ≈ 2009: Memorial Sloan-Kettering Cancer Center, New York
≈ 2012: MD Anderson Cancer Center, Houston ≈ 2014: Department of Radiation Oncology, Netherlands Cancer Institute Amsterdam
Science Award Prof. dr. G.M.M. Bartelink heeft op 19 maart 2014 de EBCC (European Breast Cancer Conference) Science Award ontvangen. Deze prijs wordt
36
uitgereikt aan mensen die een buitengewone bijdrage hebben geleverd in de strijd tegen borstkanker.
Publicaties 2014 01 Aleman BMP, Moser EC, Nuver J, Suter TM, Maraldo MV, Specht L, Vrieling C, Darby SC. ≈ Cardiovascular disease after cancer therapy. European Journal of Cancer Supplements. 2014;12:18–28
02 Aleman BM, Specht L, Chen MH. Heart. ≈ Coronary arteries, Aorta and Great Vessels, Arteries and Veins, Microcirculation. In: Rubin P, Constine L, Marks L, Williams JP, Hansen JT. Medical Radiology - Radiation Oncology Volume on ALERT (Adverse Late Effects of Cancer Treatment). 2014; Volume 1
03 Al-Mamgani A, van Rooij PH, Mehilal R, Verduijn GM, Tans L, Kwa SL. ≈ Radiotherapy for T1a glottic cancer: the influence of smoking cessation and fractionation schedule of radiotherapy. Eur Arch Otorhinolaryngol. 2014;271:125-32
04 Arteaga de Castro CS, Boer VO, Luttje MP, van der Velden TA, Bhogal A, van Vulpen M, Luijten PR, van der Heide UA, Klomp DW. ≈ Temporal B0 field variation effects on MRSI of the human prostate at 7 T and feasibility of correction using an internal field probe. NMR Biomed. 2014;27:1353-60
05 Bartelink H, Maingon P, Poortmans P, Weltens C, Fourquet A, Jager J, Schinagl D, Oei B,Rodenhuis C, Horiot JC, Struikmans H, Van Limbergen E, Kirova Y, Elkhuizen P, Bongartz R, Miralbell R, Morgan D, Dubois JB, Remouchamps V, Mirimanoff RO, Collette S, Collette L; on behalf of the European Organisation for Research and Treatment of Cancer Radiation Oncology and Breast Cancer Groups. ≈ Whole-breast irradiation with or without a boost for patients treated with breast-conserving surgery for early breast cancer: 20-year follow-up of a randomised phase 3 trial. Lancet Oncol. 2014 (in press)
06 Bellera CA, Penel N, Ouali M, Bonvalot S, Casali PG, Nielsen OS, Delannes M, Litière S, Bonnetain F, Dabakuyo TS, Benjamin RS, Blay JY, Bui BN, Collin F, Delaney TF, Duffaud F, Filleron T, Fiore M, Gelderblom H, George S, Grimer R, Grosclaude P, Gronchi A, Haas R, Hohenberger P, Issels R, Italiano A, Jooste V, Krarup-Hansen A, Le Péchoux C, Mussi C, Oberlin O, Patel S, PipernoNeumann S, Raut C, Ray-Coquard I, Rutkowski P, Schuetze S, Sleijfer S, Stoeckle E, Van Glabbeke M, Woll P, Gourgou-Bourgade S, Mathoulin-Pélissier S. ≈ Guidelines for time-to-event end point definitions in sarcomas and gastrointestinal stromal tumors (GIST) trials: results of the DATECAN initiative (Definition for the Assessment of Time-to-event Endpoints in CANcer trials). Ann Oncol. 2014 (in press)
07 Boekel NB, Schaapveld M, Gietema JA, Rutgers EJ, Versteegh MI, Visser O, Aleman BM, van Leeuwen FE. ≈ Cardiovascular morbidity and mortality after treatment for ductal carcinoma in situ of the breast. J Natl Cancer Inst. 2014;106:1-9
08 Borren A, Groenendaal G, Moman MR, Boeken Kruger AE, van Diest PJ, van Vulpen M, Philippens ME, van der Heide UA. ≈ Accurate prostate tumour detection with multiparametric magnetic resonance imaging: dependence on histological properties. Acta Oncol. 2014;53:88-95
09 Cats A, Verheij M, van Grieken NCT, van de Velde CJH. Maagcarcinoom. ≈ In: Leerboek Oncologie. 2014 (in press)
10 Chen W, Gilhuijs K, Stroom J, Bartelink H, Sonke JJ. ≈ A simulation framework for modeling tumor control probability in breast conserving therapy. Radiother Oncol. 2014;111:289-95
37
11 Chordoma Global Consensus Group. ≈ Building a global consensus approach to chordoma: a position paper from the medical and patient community. Lancet Oncol. 2014 (in press)
12 Cutter DJ, Schaapveld M,Darby SC, Hauptmann M, van Nimwegen FA, Krol ADG, Janus C, van Leeuwen FE, Aleman BMP. ≈ Risk of Valvular Heart Disease after Treatment for Hodgkin Lymphoma. J Natl Cancer Inst. 2014 (in press)
13 De Cortie K, Russell NS, Coppes RP, Stewart FA, Scharpfenecker M. ≈ Bone marrow-derived macrophages incorporate into the endothelium and influence vascular and renal function after irradiation. Int J of Radiat Biol. 2014;90:769-77
14 Dikken JL, Coit DG, Baser RE, Gonen M, Goodman KA, Brennan MF, Jansen EP, Boot H, van de Velde CJ, Cats A, Verheij M. ≈ Performance of a nomogram predicting diseasespecific survival after an R0 resection for gastric cancer in patients receiving postoperative chemoradiation therapy. Int J Radiat Oncol Biol Phys. 2014;88:624-9
15 Dores GM, Curtis RE, van Leeuwen FE, Stovall M, Hall P, Lynch CF, Smith SA, Weathers RE, Storm HH, Hodgson DC, Kleinerman RA, Joensuu H, Johannesen TB, Andersson M, Holowaty EJ, Kaijser M, Pukkala E, Vaalavirta L, Fossa SD, Langmark F, Travis LB, Fraumeni JF, Jr., Aleman BM, Morton LM, Gilbert ES. ≈ Pancreatic cancer risk after treatment of Hodgkin lymphoma. Ann Oncol. 2014;25:2073-9
16 Drukker CA, Elias SG, Nijenhuis MV, Wesseling J, Bartelink H, Elkhuizen P, Fowble B, Whitworth PW, Patel RR, de Snoo FA, van ‘t Veer LJ, Beitsch PD, Rutgers EJ. ≈ Gene expression profiling to predict the risk of locoregional recurrence in breast cancer: a pooled analysis. Breast Cancer Res Treat. 2014;148:599-613 38
17 EBCTCG (Early Breast Cancer Trialists’ Collaborative Group), McGale P, Taylor C, Correa C, Cutter D, Duane F, Ewertz M, Gray R, Mannu G, Peto R, Whelan T, Wang Y, Wang Z, Darby S. ≈ Effect of radiotherapy after mastectomy and axillary surgery on 10-year recurrence and 20-year breast cancer mortality: meta-analysis of individual patient data for 8135 women in 22 randomised trials. Lancet. 2014;383:2127-35
18 Eil R, Voncken F.E.M., Torres-Roca J., Thomas C.R. ≈ Decision tools for radiation oncology, prognosis, treatment response and toxicity. Book chapter: Esophageal Cancer. 2014; 107-126 - ISBN 978-3642-37102-8
19 ESMO/European Sarcoma Network Working Group. ≈ Soft tissue and visceral sarcomas: ESMO Clinical Practice Guidelines for diagnosis, treatment and follow-up. Ann Oncol. 2014(in press)
20 Haas RL. ≈ Present and future of Radiotherapy before and after surgery for sarcoma patients. Eur J Surg Oncol. 2014;40:1595-7
21 Hanson IM, Hansen VN, Olaciregui-Ruiz I, van Herk M. ≈ Clinical implementation and rapid commissioning of an EPID based in-vivo dosimetry system. Phys Med Biol. 2014;59:N171-9
22 Harris E, Mukesh M, Jena R, Baker A, Bartelink H, Brooks C, Dean J, Donovan E, Collette S, Eagle S, Fenwick JD, Graham P, Haviland J, Kirby A, Ma P les H, Mitchell R, Perry R, Poortmans P, Poynter A, Shentall G, Titley J, Thompson A, Yarnold J, Coles C, Evans on behalf of the IMPORT Trials Management Group. ≈ A multicentre observational study evaluating imageguided radiotherapy for more accurate partial-breast intensity-modulated radiotherapy: comparison with standard imaging technique. Efficacy Mech Eval. 2014;1(3)
23 Hart A, Baars JW, Kersten MJ, Brandsma D, van Tinteren H, de Jong D, Spiering M, Dewit L, Boogerd W. ≈ Outcome of patients with primary central nervous system lymphoma treated outside clinical trials. Neth J Med. 2014;72:218-23
24 Hauptmann M, Fossa SD, Stovall M, van Leeuwen FE, Johannesen TB, Rajaraman P, Gilbert ES, Smith SA, Weathers RE, Aleman BM, Andersson M, Curtis RE, Dores GM, Fraumeni JF, Hall P, Holowaty EJ, Joensuu H, Kaijser M, Kleinerman RA, Langmark F, Lynch CF, Pukkala E, Storm HH, Vaalavirta L, van den Belt-Dusebout AW, Travis LB, Morton LM. ≈ Increased stomach cancer risk following radiotherapy for testicular cancer. Br J Cancer 2014 (in press)
25 Heemsbergen WD, Al-Mamgani A, Slot A, Dielwart MF, Lebesque JV. ≈ Long-term results of the Dutch randomized prostate cancer trial: impact of dose-escalation on local, biochemical, clinical failure, and survival. Radiother Oncol. 2014;110:104-9
26 Henneman D, Dikken JL, Putter H, Lemmens VE, Van der Geest LG, van Hillegersberg R, Verheij M, van de Velde CJ, Wouters MW. ≈ Centralization of Esophagectomy: How Far Should We Go? Ann Surg Oncol. 2014 Dec;21(13):4068-74
27 Henneman D, ten Berge M, Verheof C, Ploegmakers M, Bussink J, Tissing-Tan C, Vonk E, van der Wel A, Verheij M, Dekker A, Belderbos J. ≈ De Dutch Lung Radiotherapy Audit (DLRA): resultaten van een landelijke pilot. Ned Tijdschr Oncol. 2014;11:231-8
28 Kasper B, Baumgarten C, Bonvalot S, Haas RL, Haller F, Hohenberger P, Moreau G, van der Graaf WTA. ≈ Management of sporadic desmoid-type fibromatosis:
a European consensus approach based on patients’ and professionals’ expertise - a European Organisation for Research and Treatment of Cancer / Soft Tissue and Bone Sarcoma Group (STBSG) and Sarcoma Patients Euronet (SPAEN) initiative. Eur J Cancer. 2014 (in press)
29 Kestin L, Grills I, Guckenberger M, Belderbos J, Hope AJ, Werner-Wasik M, Sonke JJ, Bissonnette JP, Xiao Y, Yan D, Elekta Lung Research G. ≈ Dose-response relationship with clinical outcome for lung stereotactic body radiotherapy (SBRT) delivered via online image guidance. Radiother Oncol. 2014;110:499-504
30 Knopf A, Nill S, Yohannes I, Graeff C, Dowdell S, Kurz C, Sonke J-J, Biegun AK, Lang S, McClelland J, Champion B, Fast M, Wölfelschneider J, Gianoli C, Rucinski A, Baroni G, Richter C, van de Water S, Grassberger C, Weber D, Poulsen P, Shimizu S, Bert C. ≈ Challenges of radiotherapy: Report on the 4D treatment planning workshop 2013. Phys Med. 2014;30:809-15
31 Koolen BB, van der Leij F, Vogel WV, Rutgers EJ, Vrancken Peeters MJ, Elkhuizen PH, Valdes Olmos RA. ≈ Accuracy of 18F-FDG PET/CT for primary tumor visualization and staging in T1 breast cancer. Acta Oncol. 2014;53:50-7
32 Korhonen J, Kapanen M, Sonke JJ, Wee L, Salli E, Keyrilainen J, Seppala T, Tenhunen M. ≈ Feasibility of MRI-based reference images for image-guided radiotherapy of the pelvis with either cone-beam computed tomography or planar localization images. Acta Oncol. 2014;18:1-7
33 Kraaijenga SA, van der Molen L, Jacobi I, Hamming-Vrieze O, Hilgers FJ, van den Brekel MW. ≈ Prospective clinical study on long-term swallowing function and voice quality in advanced head and neck cancer patients treated with concurrent chemoradiotherapy and preventive swallowing exercises. Eur Arch Otorhinolaryngol. 2014 (in press) 39
34 Kruis MF, van de Kamer JB, Belderbos JS, Sonke JJ, van Herk M. ≈ 4D CT amplitude binning for the generation of a time-averaged 3D mid-position CT scan. Phys Med Biol. Phys Med Biol. 2014;59:5517-29
40 Marres CC, de Ridder M, Hegger I, van Velthuysen ML, Hauptmann M, Navran A, Balm AJ. ≈ The influence of nodal yield in neck dissections on lymph node ratio in head and neck cancer. Oral Oncol. 2014;50:59-64
35 Kupelian P, Sonke JJ. ≈ Magnetic resonance-guided adaptive radiotherapy: a solution to the future. Semin Radiat Oncol. 2014;24:227-32
41 Mast M, Coerkamp E, Heijenbrok M, Scholten A, Jansen W, Kouwenhoven E, Nijkamp J, de Waard S, Petoukhava A, Struikmans H. ≈ Target volume delineation in breast conserving radiotherapy: are co-registered CT and MR images of added value? Radiat Oncol 2014;9:65:1-7
36 Kwint M, Conijn S, Schaake E, Knegjens J, Rossi M, Remeijer P, Sonke J-J, Belderbos J. ≈ Intra thoracic anatomical changes in lung cancer patients during the course of radiotherapy, Radiother Oncol. 2014;113:392-7
37 Lindsay PE, Granton PV, Gasparini A, Jelveh S, Clarkson R, van Hoof S, Hermans J, Kaas J, Wittkamper F, Sonke JJ, Verhaegen F, Jaffray DA. ≈ Multi-institutional dosimetric and geometric commissioning of image-guided small animal irradiators. Med Phys. 2014;41:031714-12
38 Lodder WL, Vogel WV, Lange CA, Hamming-Vrieze O, Van Velthuysen ML, Pameijer FA, Balm AJ, Van Den Brekel MW. ≈ Detection of extranodal spread in head and neck cancer with [18F]FDG PET and MRI: improved accuracy? Q J Nucl Med Mol Imaging. 2014 (in press)
39 Luttje MP, Italiaander MG, Arteaga de Castro CS, van der Kemp WJ, Luijten PR, van Vulpen M, van der Heide UA, Klomp DW. ≈ (31) P MR spectroscopic imaging combined with (1) H MR spectroscopic imaging in the human prostate using a double tuned endorectal coil at 7T. Magn Reson Med. 2014;72:1516-21
40
42 Mavroidis P, Giantsoudis D, Awan MJ, Nijkamp J, Rasch CR, Duppen JC, Thomas CR Jr, Okunieff P, Jones WE 3rd, Kachnic LA, Papanikolaou N, Fuller CD, Southwest Oncology Group Radiation Oncology Committee. ≈ Consequences of anorectal cancer atlas implementation in the cooperative group setting; Radiobiologic analysis of a prospective randomized in silico target delineation study. Radiother Oncol 2014;112:418-24
43 Ménard C, van der Heide UA. ≈ Introduction: Systems for magnetic resonance image guided radiation therapy. Semin Radiat Oncol. 2014;24:192
44 Ménard C, van der Heide UA. ≈ Introduction: Magnetic resonance imaging comes of age in radiation oncology. Semin Radiat Oncol. 2014;24:149-50
45 Mencarelli A, van Beek S, Zijp LJ, Rasch C, van Herk M, Sonke JJ. ≈ Automatic detection system for multiple region of interest registration to account for posture changes in head and neck radiotherapy. Phys Med Biol. 2014;59:2005-21
46 Mencarelli A, van Kranen SR, Hamming-Vrieze O, van Beek S, Nico Rasch CR, van Herk M, Sonke JJ. ≈ Deformable image registration for adaptive radiation therapy of head and neck cancer: accuracy and precision in the presence of tumor changes. Int J Radiat Oncol Biol Phys. 2014;90:680-7
52 Polders DL, Steggerda M, van Herk M, Nichol K, Witteveen T, Moonen L,Nijkamp J, van der Heide UA. ≈ Establishing Implantation Uncertainties for Focal Brachytherapy with I-125 seeds for the treatment of localized Prostate Cancer. Acta Oncol. 2014 (in press)
47 Meulendijks D, Dewit L, Tomasoa NB, van Tinteren H, Beijnen JH, Schellens JH, Cats A. ≈ Chemoradiotherapy with capecitabine for locally advanced anal carcinoma: an alternative treatment option. Br J Cancer. 2014;111:1726-33
53 Rhoda A, Smith M, Putman K, Mpofu R, DeWeerdt W, Dewit L. ≈ Motor and functional recovery after stroke: a comparison between rehabilitation settings in a developed versus a developing country. BMC Health Serv Res. 2014;14:82
48 Meulepas JM, Ronckers CM, Smets AM, Nievelstein RA, Jahnen A, Lee C, Kieft M, Laméris JS, van Herk M, Greuter MJ, Jeukens CR, van Straten M, Visser O, van Leeuwen FE, Hauptmann M. ≈ Leukemia and brain tumors among children after radiation exposure from CT scans: design and methodological opportunities of the Dutch Pediatric CT Study. Eur J Epidemiol 2014;29:293-301
49 Morton LM, Gilbert ES, Stovall M, van Leeuwen FE, Dores GM, Lynch CF, Hall P, Smith SA, Weathers RE, Storm HH, Hodgson DC, Kleinerman RA, Joensuu H, Johannesen TB, Andersson M, Holowaty EJ, Kaijser M, Pukkala E, Vaalavirta L, Fossa SD, Langmark F, Travis LB, Lamart S, Simon SL, Fraumeni JF, Jr., Aleman BM, Curtis RE. ≈ Risk of esophageal cancer following radiotherapy for Hodgkin lymphoma. Haematologica 2014;99:e193-6
50 Pedrosa LR, Ten Hagen TL, Suss R, van Hell A, Eggermont AM, Verheij M, Koning GA. ≈ Short-Chain Glycoceramides Promote Intracellular Mitoxantrone Delivery from Novel Nanoliposomes into Breast Cancer Cells. Pharm Res. 2014 (in press)
51 Peulen H, Belderbos J, Rossi M, Sonke JJ. ≈ Mid-ventilation based PTV margins in Stereotactic Body Radiotherapy (SBRT): a clinical evaluation. Radiother Oncol. 2014;110:511-6
54 Rooswinkel RW, van de Kooij B, de Vries E, Paauwe M, Braster R, Verheij M, Borst J. ≈ Antiapoptotic potency of Bcl-2 proteins primarily relies on their stability, not binding selectivity. Blood 2014;123:2806-15
55 Rozendaal RA, Mijnheer BJ, van Herk M, Mans A. ≈ In vivo portal dosimetry for head-and-neck VMAT and lung IMRT: Linking gamma-analysis with differences in dose-volume histograms of the PTV. Radiother Oncol. 2014;112:396-401
56 Ruhé HG, Koster M, Booij J, van Herk M, Veltman DJ, Schene AH. ≈ Occupancy of serotonin transporters in the amygdala by paroxetine in association with attenuation of left amygdala activation by negative faces in major depressive disorder. Psychiatr Res 2014;221:155-61
57 Sahebjavaher RS, Frew S, Bylinskii A, ter Beek L, Garteiser P, Honarvar M, Sinkus R, Salcudean S. ≈ Prostate MR elastography with transperineal electromagnetic actuation and a fast fractionally encoded steady-state gradient echo sequence. NMR Biomed. 2014;27:784-94
41
58 Schaake EE, Rossi MMG, Buikhuisen WA, Burgers JA, Smit AAJ, Belderbos JSA, Sonke JJ. ≈ Differential Motion Between Mediastinal Lymph Nodes and Primary Tumor in Radically Irradiated Lung Cancer Patients, Int J Radiat Oncol Biol Phys. 2014;90:959-66
59 Scharpfenecker M, Floot B, Russell NS, Coppes RP, Stewart FA. ≈ Thalidomide ameliorates inflammation and vascular injury but aggravates tubular damage in the irradiated mouse kidney. Int J Radiat Oncol Biol Phys. 2014;89:599-606
60 Scheenstra AE, Rossi MM, Belderbos JS, Damen EM, Lebesque JV, Sonke JJ. ≈ Alpha/beta ratio for normal lung tissue as estimated from lung cancer patients treated with stereotactic body and conventionally fractionated radiation therapy. Int J Radiat Oncol Biol Phys. 2014;88:224-8
61 Schippers MG, Bol GH, de Leeuw AA, van der Heide UA, Raaymakers BW, Verkooijen HM, Jurgenliemk-Schulz IM. ≈ Position shifts and volume changes of pelvic and para-aortic nodes during IMRT for patients with cervical cancer. Radiother Oncol. 2014;111:442-5
62 Sierink JC, de Castro SM, Russell NS, Geenen MM, Steller EP, Vrouenraets BC. ≈ Treatment strategies in elderly breast cancer patients: Is there a need for surgery? Breast 2014 (in press)
63 Slotman BJ, van Tinteren H, Praag JO, Knegjens JL, El Sharouni SY, Hatton M, Keijser A, Faivre-Finn C, Senan S. ≈ Use of thoracic radiotherapy for extensive stage small-cell lung cancer: a phase 3 randomised controlled trial. Lancet 2014 (in press)
42
64 Skripcak T, Belka C, Bosch W, Brink C, Brunner T, Budach V, Büttner D, Debus J, Dekker A, Grau C, Gulliford S, Hurkmans C, Just U, Krause M, Lambin P, Langendijk JA, Lewensohn R, Lühr A, Maingon P, Masucci M, Niyazi M, Poortmans P, Simon M, Schmidberger H, Spezi E, Stuschke M, Valentini V, Verheij M, Whitfield G, Zackrisson B, Zips D, Baumann M. ≈ Creating a data exchange strategy for radiotherapy research: Towards federated databases and anonymised public datasets.Radiother Oncol. 2014;113:303-309
65 Stankovic U, van Herk M, Ploeger LS, Sonke JJ. ≈ Improved image quality of cone beam CT scans for radiotherapy image guidance using fiber-interspaced antiscatter grid. Med Phys. 2014;41:061910-12
66 Stiekema J, Trip AK, Jansen EP, Aarts MJ, Boot H, Cats A, Ponz OB, Gradowska PL, Verheij M, van Sandick JW. ≈ Does Adjuvant Chemoradiotherapy Improve the Prognosis of Gastric Cancer After an R1 Resection? Results from a Dutch Cohort Study. Ann Surg Oncol. 2014 (in press)
67 Stiekema J, Trip AK, Jansen EP, Boot H, Cats A, Ponz OB, Verheij M, van Sandick JW. ≈ The prognostic significance of an R1 resection in gastric cancer patients treated with adjuvant chemoradiotherapy. Ann Surg Oncol. 2014;21:1107-14
68 Stiekema J, Vermeulen D, Vegt E, Voncken FE, Aleman BM, Sanders J, Boot H, van Sandick JW. ≈ Detecting interval metastases and response assessment using 18F-FDG PET/CT after neoadjuvant chemoradiotherapy for esophageal cancer. Clin Nucl Med. 2014;39:862-7
69 Stoker SD, Wildeman MA, Fles R, Indrasari SR, Herdini C, Wildeman PL, van Diessen JN, Tjokronagoro M, Tan IB. ≈ A prospective study: current problems in radiotherapy for nasopharyngeal carcinoma in Yogyakarta, Indonesia. PLoS One 2014;9:1-7
70 Stroom J, Gilhuijs K, Vieira S, Chen W, Salguero J, Moser E, Sonke JJ. ≈ Combined recipe for clinical target volume and planning target volume margins. Int J Radiat Oncol Biol Phys. 2014;88:708-14
75 Timmermans AJ, Lansaat L, Kroon GV, Hamming-Vrieze O, Hilgers FJ, van den Brekel MW. ≈ Early oral intake after total laryngectomy does not increase pharyngocutaneous fistulization. Eur Arch Otorhinolaryngol.2014;271:353-8
76 Trip AK, Nijkamp J, van Tinteren H, Cats A, Boot H, Jansen EP, Verheij M. ≈ IMRT limits nephrotoxicity after chemoradiotherapy for gastric cancer. Radiother Oncol. 2014;112:289-94
71 Swellengrebel HA, Bosch SL, Cats A, Vincent AD, Dewit LG, Verwaal VJ, Nagtegaal ID, Marijnen CA. ≈ Tumour regression grading after chemoradiotherapy for locally advanced rectal cancer: A near pathologic complete response does not translate into good clinical outcome. Radiother Oncol. 2014;112:44-51
77 Trip AK, Poppema BJ, van Berge Henegouwen MI, Siemerink E, Beukema JC, Verheij M, Plukker JT, Richel DJ, Hulshof MC, van Sandick JW, Cats A, Jansen EP, Hospers GA. ≈ Preoperative chemoradiotherapy in locally advanced gastric cancer, a phase I/II feasibility and efficacy study. Radiother Oncol. 2014;112:284-8
72 Timmermans AJ, van Harten MC, Remmelts AJ, Hamming-Vrieze O, Klop WM, Lohuis PJ, van den Brekel MW. ≈ Complications after transoral excision in previously irradiated head and neck cancer patients: our experience in a retrospective cohort study of fifty-two patients. Clin Otolaryngol. 2014;39:245-51
78 Uhl M, Herfarth K, Eble MJ, Pinkawa M, van Triest B, Kalisvaart R, Weber DC, Miralbell R, Song DY, DeWeese TL. ≈ Absorbable hydrogel spacer use in men undergoing prostate cancer radiotherapy: 12 month toxicity and proctoscopy results of a prospective multicenter phase II trial. Radiat Oncol. 2014;9:96
73 Timmermans AJ, de Gooijer CJ, Hamming-Vrieze O, Hilgers FJ, van den Brekel MW. ≈ T3-T4 laryngeal cancer in the Netherlands Cancer Institute; 10-year results of the consistent application of an organ-preserving/-sacrificing protocol. Head Neck. 2014 (in press)
79 Uyterlinde W, Chen C, Nijkamp J, Obbink MG, Sonke JJ, Belderbos J, van den Heuvel M. ≈ Treatment adherence in concurrent chemoradiation in patients with locally advanced non-small cell lung carcinoma: results of daily intravenous prehydration. Radiother Oncol. 2014;110:488-92
74 Timmermans AJ, Lansaat L, Theunissen EA, Hamming-Vrieze O, Hilgers FJ, van den Brekel MW. ≈ Predictive factors for pharyngocutaneous fistulization after total laryngectomy. Ann Otol Rhinol Laryngol. 2014;123:153-61
80 Van Beek S, Mencarelli A, Remeijer P, Sonke JJ, Rasch CR. ≈ Local interfractional setup reproducibility for 2 individual head and neck supports in head and neck cancer patients. Pract Radiat Oncol. 2014;4:448-54
43
81 Van de Water W, Bastiaannet E, Scholten AN, Kiderlen M, de Craen AJ, Westendorp RG, van de Velde CJ, Liefers GJ. ≈ Breast-conserving surgery with or without radiotherapy in older breast patients with early stage breast cancer: a systematic review and meta-analysis. Ann Surg Oncol. 2014;21:786-94
85 Van Eggermond AM, Schaapveld M, Lugtenburg PJ, Krol AD, de Boer JP, Zijlstra JM, Raemaekers JM, Kremer LC, Roesink JM, Louwman MW, Aleman BM, van Leeuwen FE. ≈ Risk of multiple primary malignancies following treatment of Hodgkin lymphoma. Blood. 2014;124:319-27
82 Van den Heuvel MM, Uyterlinde W, Vincent AD, de Jong J, Aerts J, Koppe F, Knegjens J, Codrington H, Kunst PW, Dieleman E, Verheij M, Belderbos J. ≈ Additional weekly Cetuximab to concurrent chemoradiotherapy in locally advanced non-small cell lung carcinoma: efficacy and safety outcomes of a randomized, multi-center phase II study investigating. Radiother Oncol. 2014;110:126-31
86 Van Harten MC, de Ridder M, Hamming-Vrieze O, Smeele LE, Balm AJ, van den Brekel MW. ≈ The association of treatment delay and prognosis in head and neck squamous cell carcinoma (HNSCC) patients in a Dutch comprehensive cancer center. Oral Oncol. 2014;50:282-90
83 Van der Kaaij MA, van Echten-Arends J, Heutte N, Meijnders P, Abeilard-Lemoisson E, Spina M, Moser EC, Allgeier A, Meulemans B, Lugtenburg PJ, Aleman BM, Noordijk EM, Ferme C, Thomas J, Stamatoullas A, Fruchart C, Eghbali H, Brice P, Smit WG, Sebban C, Doorduijn JK, Roesink JM, Gaillard I, Coiffier B, Lybeert ML, Casasnovas O, Andre M, Raemaekers JM, Henry-Amar M, Kluin-Nelemans JC, European Organisation for R, Treatment of Cancer Lymphoma G, the Groupe d’Etude des Lymphomes de lA. ≈ Cryopreservation, semen use and the likelihood of fatherhood in male Hodgkin lymphoma survivors: an EORTC-GELA Lymphoma Group cohort study. Hum Reprod. 2014;29:525-33
84 Van der Leij F, Elkhuizen PH, Janssen TM, Poortmans P, van der Sangen M, Scholten AN, van Vliet-Vroegindeweij C, Boersma LJ. ≈ Target volume delineation in external beam partial breast irradiation: less inter-observer variation with preoperative- compared to postoperative delineation. Radiother Oncol. 2014;110:467-70
44
87 Van Hell AJ, Klymchenko A, Gueth DM, van Blitterswijk WJ, Koning GA, Verheij M. Membrane organization determines barrier properties of endothelial cells and short-chain sphingolipidfacilitated doxorubicin influx. Biochim Biophys Acta. 2014;1841:1301-7
88 Van Hezewijk M, Smit DJ, Bastiaannet E, Scholten AN, Ranke GM, Kroep JR, Marijnen CA, van de Velde CJ. Feasibility of tailored follow-up for patients with early breast cancer. Breast. 2014;23:852-8
89 Van Mourik AM, Sonke JJ, Vijlbrief T, Dewit L, Damen EM, Remeijer P, van der Heide UA. ≈ Reproducibility of the MRI-defined spinal cord position in stereotactic radiotherapy for spinal oligometastases. Radiother Oncol. 2014;113:230-4
90 Van Nimwegen FA, Schaapveld M, Janus CP, Krol AD, Raemaekers JM, Kremer LC, Stovall M, Aleman BM, van Leeuwen FE. ≈ Risk of diabetes mellitus in long-term survivors of hodgkin lymphoma. J Clin Oncol. 2014;32:3257-63
91 Verbrugge I, Gasparini A, Haynes NM, Hagekyriakou J, Galli M, Stewart TJ, Abrams SI, Yagita H, Verheij M, Johnstone RW, Borst J, Neefjes J. ≈ The curative outcome of radioimmunotherapy in a mouse breast cancer model relies on mTOR signaling. Radiat Res. 2014;182:219-29
92 Verheij M, Moolenaar WH, Blitterswijk WJ. ≈ Combining anti-tumor alkyl-phospholipid analogs and radiotherapy: rationale and clinical outlook. Anti-cancer Agents Med Chem. 2014;14:618-28
98 Waddell T, Verheij M, Allum W, Cunningham D, Cervantes A, Arnold D, European Society for Medical O, European Society of Surgical O, European Society of R, Oncology. ≈ Gastric cancer: ESMO-ESSO-ESTRO clinical practice guidelines for diagnosis, treatment and follow-up. Eur JSurg Oncol. 2014;40:584-91
99 Wilbers J, Hoebers FJ, Boogerd W, van Werkhoven ED, Nowee ME, Hart G, Bartelink H, van Dijk EJ, Kappelle AC, Dorresteijn LD. ≈ Prospective Cohort Study of Carotid Intima-media Thickness after Irradiation. J Stroke Cerebrovasc Dis. 2014;23:2701-7
93 Verheij M, Leer JW. ≈ Obituary: Adrian C. Begg. Radiother Oncol. 2014;110(3):562-3 100 Witte M, Sonke J-J, van Herk M. ≈ PlanJury: probablistic plan evaluation revisted. J Phys. Conf Ser. 2014;489 012062 94 Verheij M, Leer JW. ≈ De rol van radiotherapie bij de behandeling van kanker. In: Leerboek Oncologie. 2014 (in press)
95 Verheij M, Sonke JJ. ≈ The ART of translation: from research to clinical application. In: Multimodality imaging towards individualized radiotherapy treatments.Summer. 2014:86-9
96 Voet PW, Dirkx ML, Breedveld S, Al-Mamgani A, Incrocci L, Heijmen BJ. ≈ Fully automated volumetric modulated arc therapy plan generation for prostate cancer patients. Int J Radiat Oncol Biol Phys. 2014;88:1175-9
97 Waddell T, Verheij M, Allum W, Cunningham D, Cervantes A, Arnold D. ≈ Gastric cancer: ESMO-ESSO-ESTRO Clinical Practice Guidelines for diagnosis, treatment and follow-up. Radiother Oncol. 2014;110:189-94
101 Wortel RC, Incrocci L, Pos FJ, Lebesque JV, Witte MG, van der Heide UA, van Herk M, Heemsbergen WD. ≈ Acute toxicity after image-guided intensitymodulated radiotherapy (IG-IMRT) compared to 3D-conformal radiotherapy (3D-CRT) in prostate cancer patients. Int J Radiat Oncol Biol Phys. 2014 (in press)
102 Zerp SF, Vens C, Floot B, Verheij M, van Triest B. ≈ NAD(+) depletion by APO866 in combination with radiation in a prostate cancer model, results from an in vitro and in vivo study. Radiother Oncol. 2014;110:348-54
103 Zhang H, Tan W, Sonke JJ. ≈ Effect of compressed sensing reconstruction on target and organ delineation in cone-beam CT of head-and-neck and breast cancer patients. Radiother Oncol. 2014;112:413-7
45
HOOFDSTUK 8 APPARATUUR In onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de apparatuur die beheerd wordt door het cluster Radiotherapie ten behoeve van patiëntbehandeling en R&D. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste dosimetrie apparatuur voor de patiëntbehandeling en kwaliteitscontroles.
Lineaire versnellers Bestralings Leverancier Type ruimte
MLC
In gebruik sinds
Energieën
Beeldvormende systemen
A1
Elekta
Synergy Sli 20
MLCi-1
2006
6, 10 MV fotonen 6, 8, 10, 12, 15, 18, 20 MeV elektronen
ASi detector (Elekta) Cone-beam CT
A2
Elekta
Synergy Sli 20
Agility
2010
6, 10 MV fotonen 6, 10 MV FFF
ASi detector (Elekta) Cone-beam CT
A3
Ontwikkeltoestel in gebruik tbv testen nieuwe hardware en software, onderzoek en opleiding
Agility
2012
6 MV, 10 MV, 6 ASi detector (Elekta) MV-FFF, 10 MV-FFF Cone-beam CT
A4
Elekta
Synergy Sli 20
MLCi-1
2007
6, 10 MV fotonen
ASi detector (Elekta) Cone-beam CT
A5
Elekta
Synergy Sli 15
MLCi-1
2008
6, 10 MV fotonen
ASi detector (Elekta) Cone-beam CT
B1
Elekta
Synergy Sli 20
MLCi-1
2005
6, 10 MV fotonen
ASi detector (Elekta) Cone-beam CT
B2
Elekta
Synergy Sli 20
MLCi-1
2005
6, 10 MV fotonen 6, 8, 10, 12, 15, 18, 20 MeV elektronen
ASi detector (Elekta)
B3
Elekta
Synergy Sli 20
MLCi-1
2004
6, 10 MV fotonen
ASi detector (Elekta) Cone-beam CT
B4
Ontwikkel toestel
Precise SLi 15
MLCi-1
2003
6, 10 MV fotonen
ASi detector (Elekta)
S2
Elekta
Synergy Sli 20
Agility
2013
6, 10 MV fotonen 6, 10 MV FFF
ASi detector (Elekta) Cone-beam CT
S3
Elekta
Synergy Sli 20
Agility
2013
6, 10 MV fotonen
ASi detector (Elekta) Cone-beam CT
47
Orthovolt apparatuur Toestel naam
Leverancier
Type
In gebruik sinds
Energieën
Orthovolt
XStrahl
300
2012
80 kV en 250 kV
Toestel naam
Leverancier
Type
In gebruik sinds
CT-04
Siemens
SOMATOM Sensation Open
2004
CT-08
Siemens
SOMATOM Sensation Open
2008
CT-10
Toshiba
Aquilion 460
2010
CT-scanners
Brachytherapie apparatuur Toestel naam
Leverancier
Type
In gebruik sinds
Bron
μ-HDR-V2
Nucletron
Micro selectron HDR
2002
Ir cilinder bron
μ-PDR-V2
Nucletron
Micro selectron PDR
2004
Ir cilinder bron
Planning systemen
48
Naam systeem
Leverancier
Type
In gebruik sinds
Pinnacle
Philips
3-D planning systeem voor fotonen bundels 2005
Variseed
Varian
Brachytherapie planning systeem
2002
Oncentra
Nucletron
Brachytherapie planning systeem
2010
Dosimetrie apparatuur Naam systeem
Leverancier
Type
In gebruik sinds
3D water fantoom
PTW
MP3
2003
3D water fantoom
PTW
MP3
2012
3D water fantoom
PTW
MP3
2012
Secundaire Standard PTW dosimetrie system
1999
Opmerkingen
In gebruik voor kalibratie van veld meetsystemen
2D array + Octavius fantoom
PTW
729
2005
2D array + Octavius 4D fantoom
PTW
1000 SRS
2014
SLA 48
PTW
SLA + LA48
2005
Vloeibare detector array (48)
Starcheck
PTW
2-D chamber array
2008
2-D array voor bundel en veldgrootte controles
Starcheck
PTW
2-D chamber array
2008
2-D array voor bundel en veldgrootte controles
Starcheck maxi
PTW
2-D chamber array
2012
2-D array voor bundel en veldgrootte controles
Starcheck maxi
PTW
2-D chamber array
2012
2-D array voor bundel en veldgrootte controles
Starcheck maxi
PTW
2-D chamber array
2012
2-D array voor bundel en veldgrootte controles
49
STAFLEDEN CLUSTER RADIOTHERAPIE
Radiotherapeuten
Klinisch Fysici
≈ Prof. dr. M. Verheij (hoofd cluster Radiotherapie) ≈ Dr. L.M.F. Moonen (hoofd Radiotherapeuten) ≈ Dr. B.M.P. Aleman ≈ Dr. A. Al-Mamgani ≈ Dr. J.S.A. Belderbos ≈ C.W.M. Bloemers ≈ Dr. G.R. Borst ≈ Dr. L.G.H. Dewit ≈ J.N.A. van Diessen ≈ Dr. P.H.M. Elkhuizen ≈ Y.G. Van der Geld ≈ Dr. R.L.M. Haas (opleider) ≈ O. Hamming-Vrieze ≈ Dr. E.P.M. Jansen ≈ J.L. Knegjens (opleider) ≈ A. Navran ≈ H.M.U. Peulen ≈ Dr. F.J. Pos ≈ Dr. N.S. Russell ≈ J.G. Salverda ≈ Dr. A.N. Scholten ≈ Dr. B. van Triest ≈ F.E.M. Voncken ≈ Th. Witteveen
≈ Dr. Ir. C. van Vliet-Vroegindeweij
50
(hoofd Klinische Fysica en Instrumentatie / plaatsvervangend opleider) ≈ Dr. R.W. de Boer ≈ Dr. E. Damen ≈ Dr. U.A. van der Heide (groepsleider) ≈ Dr. J.B van de Kamer ≈ Dr. A.M. van Mourik ≈ Dr. P. Remeijer ≈ Dr. C.J.F. Schneider (opleider) ≈ M. Frantzen-Steneker MSc ≈ Dr. Ir. F.W. Wittkämper
Research ≈ Prof. dr. M.B. van Herk
(senior groepsleider research)
≈ Dr. U.A. van der Heide (groepsleider) ≈ Dr. Ir. J.J. Sonke (groepsleider) ≈ Prof. dr. M. Verheij (groepsleider) ≈ Dr. C. Vens (radiobioloog)
Colofon Voor meer informatie over het Antoni van Leeuwenhoek verwijzen wij ook graag naar onze websites: www.avl.nl en www.nki.nl. Redactie en samenstelling: Vera Reijnders, cluster Radiotherapie Teksten en interviews: Bart de Haas, Hasius Tekst & Advies Eindredactie en begeleiding vormgeving: Nathalie Grotenhuis, afdeling PR & Communicatie Fotografie: Audioviseel Centrum Antoni van Leeuwenhoek, DigiDaan (cover, pagina’s 3, 6, 27, 32, 46), Jason Harris (pagina 4), Martin Hogeboom (pagina 15), Rene Tielenburg (pagina’s 5, 16) Ontwerp: Aryen Bouwmeester, Finnmedia Juli 2015 www.avl.nl www.nki.nl
Antoni van Leeuwenhoek Plesmanlaan 121 1066 CX Amsterdam 020 512 9111 www.avl.nl