JAARVERSLAG 2012
EXPERIMENTELE VASCULAIRE GENEESKUNDE
ACADEMISCH MEDISCH CENTRUM AMSTERDAM
INHOUDSOPGAVE
Pagina 1. Voorwoord
3
2. Taak en plaats EVG
5
3. Opbouw van het EVG
7
4. Personeel
9
5. Opleiding en Scholing
11
6. Onderwijs
16
Gegeven presentaties en cursussen door stafleden 7. Diagnostiek
18
8. Onderzoek
24
9. Kwaliteit
38
10. Veiligheid, ARBO, milieu
41
11. ICT
43
12. Wetenschappelijke activiteiten
46
Publicaties Deelname stafleden aan congressen, symposia en cursussen Lidmaatschappen en bestuurlijke functies stafleden Bijlagen:
Medewerkers + functies
54
Realisatie 2012 Studies Diagnostiek Experimentele Vasculaire Geneeskunde
57
2
1 Voorwoord
3
2012 was een bewogen jaar voor de Experimentele Vasculaire Geneeskunde. Na het vertrek van een staflid naar Groningen, werd een nieuw staflid aangesteld, Willem Mulder. Willem, ook verbonden aan het Mount Sinai in New York, zal zich toeleggen op de ontwikkeling van nanotechnologie als nieuwe vorm van behandeling voor atherosclerose.
Verder werd in de loop van het jaar duidelijk dat de STOEH eind 2013 definitief zal stoppen. Dit zal mogelijk consequenties hebben voor het MEVG, hier komt eind 2013 meer duidelijkheid in. In 2012 zijn er in totaal 39 wetenschappelijke artikelen gepubliceerd in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften en de doelstellingen werden ruimschoots gehaald. Inzet en enthousiasme van de medewerkers van het EVG hebben alle successen in 2012 mogelijk gemaakt.
4
2 Taak en plaats van het EVG
5
Het EVG is een afdeling binnen de divisie Laboratoriumspecialismen en bevindt zich in het AMC op G1. Het EVG verricht speciële bepalingen voor stollingsdiagnostiek t.b.v. patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs binnen en buiten het AMC. Hiernaast voert het genetische en biochemische bepalingen uit voor patiënten met stoornissen van het lipoproteïnemetabolisme.
Het EVG is betrokken bij diverse soorten onderwijs, zowel binnen als buiten het AMC.
De afdeling voert toegepast en basaal wetenschappelijk onderzoek uit op het gebied van de vasculaire geneeskunde (hemostase, trombose en atherosclerose). Bovendien geeft het EVG ondersteuning aan klinisch-wetenschappelijk en basaal onderzoek van de klinische afdeling Vasculaire Geneeskunde, maar ook andere afdelingen zoals de Neurologie en Inwendige Geneeskunde.
6
3 Opbouw van het EVG
7
Het EVG kent de volgende secties: • DEVG (Diagnostiek Experimentele Vasculaire Geneeskunde) • MEVG (Moleculaire diagnostiek Experimentele Vasculaire Geneeskunde) • REVG (Research Experimentele Vasculaire Geneeskunde)
Het EVG kent diverse ondersteunende personen: • Kwaliteitsfunctionaris • Logistiek medewerker • Secretaresse
De organisatiestructuur van het EVG is weergegeven in de figuur 1.
HOOFD AFDELING EVG
LOGISTIEK MEDEWERKER A
SECRETARESSE C
KWALITEITSFUNCTIONARIS
STAF VG
MANAGER C
STAFLID
STAFLID
ADMINISTRATIEF MEDEWERKER
ANALISTEN B EN C
ANALISTEN B EN C
DEVG
MEVG
POST-DOC’S
AIO’S
RESEARCH ANALISTEN B EN C
REVG
Figuur 1: Organisatiestructuur EVG 8
4 Personeel
9
Mutaties EVG 2012
In dienst in 2012
Uit dienst in 2012
V.L. Knaup
C. Foe A Man
S. Udayappan
J. Sierts
W.J.M. Mulder
C. Mandolini
D. Schulte
Tabel 1. Medewerkers die in 2012 in dienst kwamen van het EVG en degenen die uit dienst traden.
Zitting promotiecommissies Prof.dr. J.C.M. Meijers:
Sara Roshani
Venous and arterial thrombosis, Associations and risk factors Universiteit Leiden
Julian Borissoff
The “coagulation-inflammation Axis in Atherosclerosis” Universiteit Maastricht
Janine van Loon
Genetic determinants of von Willebrand Factor and the risk of Cardiovascular Disease, Universiteit van Rotterdam
Ilze Dienava
Novel determinants in coagulation pathophysiology: reappraising the role of β2-glycoprotein I, factor seven activating protease and protein S. Universiteit van Utrecht
Zitting promotiecommissies Dr. G.M. Dallinga-Thie
Stefan Pilz
Adiponectin and Vitamin D Deficiency as risk factors for Cardiovascular Disease, Vrije Universiteit Amsterdam
10
5 Opleiding en scholing
11
GEVOLGDE OPLEIDINGEN/CURSUSSEN
Vree, A.M.
Cursus CAE
Bakhtiari, K.
AMSTOL symposium NVTH symposium Mini symposium “Virologie en Stolling, i.s.m. ErasmusMC te Rotterdam
Kopatz, W.F.
AMSTOL symposium 8th ECAT Participants meeting Mini symposium “Virologie en Stolling, i.s.m. ErasmusMC te Rotterdam
DEVG
EVG
NAAM
Leverink, L.M.
Weijne, M.A.
Werkgroep NVTH NVTH symposium Mini symposium “Virologie en Stolling, i.s.m. ErasmusMC te Rotterdam AMSTOL symposium Anatomische les AMSTOL symposium ECAT symposium Mini symposium “Virologie en Stolling, i.s.m. ErasmusMC te Rotterdam
Klaaijsen, L.N.
het instrument AMSTOL symposium Anatomische les
Platje, E.J.M.
RSI netwerkbijeenkomst Lean training: 'Lean thinking' bij The Lean Six Sigma Company
Rijpkema, H.S.
BHV vervolgcursus
Wichers, H.H.
Het instrument
Cunha, M.
DNA Technology, AMC Graduate School Genetic Epidemiology of the AMC Graduate School NVTH course 5th Benelux next-generation sequencing meeting Annual Bio-IT Europe Conference & Expo
REVG
Kerkhof, L. van de
AMSTOL symposium Anatomische les Het instrument
Dallinga-Thie, G.M.
Levels, J.H.M.
IAS symposium Sydney HDL conference Kearnes ELC Tutzing symposium; NVDO Noordwijkerhout CVC conference Noordwijkerhout cursus GX (onderhouden AMCwebsite) CVC Noordwijkerhout IAS symposium Sydney NVDO
12
Knaup, V.L.
Marquart, J.A.
REVG
Montfoort, M.L. van
Motazacker, M.M.
Peter, J.
Plug, T.
Schimmel, A. Surendran, R.P.
Gevolgd op het Li ka Shing institute, te Toronto Canada: SAH model Training Course - Survival Rodent Surgery Training Course – Mouse model NVTH symposium Mini symposium “Virologie en Stolling, i.s.m. ErasmusMC te Rotterdam Amstol symposium Anatomische les Het instrument Het Instrument Congres "Label-Free Technologies" Mini symposium “Virologie en Stolling, i.s.m. ErasmusMC te Rotterdam NVTH congres ASH symposium(poster presentatie) 3e Rembrandt symposium (poster presentatie) Amstol symposium Amsterdam Vascular Medicine Cursus Practical Biostatistics Anatomische les Mini symposium “Virologie en Stolling, i.s.m. ErasmusMC te Rotterdam Anatomische les Am J Human Genetics San Francisco; CVC Noordwijkerhout Amstol symposium BHV cursus cursus GX (onderhouden AMCwebsite) NVTH symposium Amstol symposium ISFP Brighton Cursus Reference manager Cursus Scientific writing Mini symposium “Virologie en Stolling, i.s.m. ErasmusMC te Rotterdam CVC Noordwijkerhout CVC Noordwijkerhout, ELC Tutzing, RT-PCR cursus, NVDO Oosterbeek
Tabel 2. Gevolgde opleidingen/congressen door de medewerkers van het EVG in 2012.
13
Stages op het EVG in 2012:
Naam stagiaire
Femke de Heij
Soort stage
bachelorproject Bio-medische wetenschappen
Stageperiode
01/02/2012 – 30/06/2012
Begeleider(s)
J.C.M. Meijers
School/Universiteit
Universiteit van Amsterdam
Titel project/verslag
Designing an assay to detect the open conformation of β2-Glycoprotein I in APS plasma
Naam stagiaire
Liza Botros
Soort stage
Bio-medische wetenschappen
Stageperiode
26/03/2012 – 30/06/2012
Begeleider(s)
J.C.M. Meijers
School/Universiteit
Universiteit van Amsterdam
Titel project/verslag
Effects of polyphosphates on coagulation
Naam stagiaire
Massih Azim
Soort stage
Bio-medische wetenschappen
Stageperiode
17/7/2012 - 17/10/2012
Begeleider(s)
G.M. Dallinga-Thie
School/Universiteit
Universiteit van Amsterdam
Titel project/verslag
Effect of insulin on GPIHBP1 expression in HMVECs
Naam stagiar
Wing Kit Man
Soort stage
Scriptie Biomedische wetenschappen
Stageperiode
04/06/2012 – 25/07/2012
Begeleider(s)
J.C.M. Meijers
School/Universiteit
Universiteit van Amsterdam
Titel project/verslag
Inhibition of coagulation factor IX as novel antithrombotic strategy
14
Naam stagiaire
Shanthadevi Udayapan
Soort stage
pre-PhD
Stageperiode
30/07/2012 – 31/06/2013
Begeleider(s)
G.M. Dallinga-Thie
School/Universiteit
Alagappa University, India
Titel project/verslag
Effect of Sulodexide on triglyceride clearance in DM2 subjects proposal for an in vitro and in vivo study investigating beneficial effects on triglyceride metabolism.
Naam stagiaire
Odysa Petronilla
Soort stage
HLO stage, Biologie & Medisch laboratoriumonderzoek
Stageperiode
19/11/2012 – 08/02/2013
Begeleider(s)
J.H.M. Levels
School/Universiteit
Hogeschool Leiden
Titel project/verslag
Zuivering van β2-Glycoproteine I
15
6 Onderwijs
16
In 2012 is er door de medewerkers een bijdrage geleverd aan de volgende cursussen:
Dr. G.M. Dallinga-Thie
Onderwijs assistenten Vasculaire Geneeskunde
Bachelors cursus Medische Biochemie 8 oktober
Mastercursus Biochemie
Cursus Van Ginniken
Assistenten Interne Geneeskunde
Prof.dr. J.C.M. Meijers
KNMP Wetenschapsdag 13 maart 2012 te Utrecht, Bloedstolling
FNT nascholingsdag, 24 maart te Apeldoorn - Nieuwe medicatie, het onderzoek
NVTH Symposium, april 2012
ISFP Brighton, Laboratory tests in DIC including D-dimer, 4 juli
NVHP Hemofilie cursus, 26 september
AMSTOL symposium, 28 september
Gastcollege Hogeschool van Utrecht, Bloedstollingsziekten 2 oktober
Bachelorcursus Medische Biochemie, AMC, 8 en 10 oktober
Mastercursus Medische Biochemie, AMC, 5 november
FNT cursus Noordwijkerhout, 20 september en 15 november
NVML, 21 november
17
7 DIAGNOSTIEK
18
DEVG patiëntenzorg
Het DEVG voert routine bepalingen uit voor de diagnostiek van een bloedings- en tromboseneiging. Ten opzichte van 2011 zijn er geen verschuivingen in de aantallen en de type bepalingen geweest. Alleen voor de bepaling van de PAI activiteit zijn er voor een externe aanvrager op verzoek eenmalig 28 monsters bepaald. Hierdoor heeft er ten opzichte van 2011 een lichte stijging plaatsgevonden. De productie van het laboratorium van de diagnostiek is samengevat in tabel 3.
Realisatie 2012 Diagnostiek Experimentele Vasculaire Geneeskunde Bepalingsnaam:
Aantal bepalingen in 2012:
Protrombine fragment 1 + 2
56
PF4 in plaatjes
14
PF4 in plasma
14
ß-Tromboglobuline in plaatjes
14
ß-Tromboglobuline in plasma
14
Serotonine
19
Factor VIII antigeen
3
Von Willebrand factor multimeren
17
ADAMTS13 activiteit
22
ADAMTS13 remmer
15
TAFI activiteit
5
Trombine-antitrombine complex
57
PAI-1 antigeen
2
PAI-1 activiteit
28
Factor XIII activiteit
45
PIVKA II
18
Factor VII antigeen
1
TOTAAL
344
Tabel 3: De productie op het DEVG in 2012 19
De doorlooptijd van de bepalingen die regelmatig worden aangevraagd en die met een bepalingsfrequentie in het labboekje van het AMC vermeld staan, is ten opzichte van 2011 niet aanmerkelijk veranderd. De norm van 90% van de aanvragen bepaald binnen de gestelde termijn is niet voor alle bepalingen gehaald. Vanwege leveringsproblemen van de Asserachrom kits voor de ßTG/PF4 en de PIVKA bepalingen konden een aantal monsters niet binnen de gestelde termijn bepaald worden. Een overzicht van de doorlooptijden is weergegeven in tabel 4.
bepaald binnen
gem doorlooptijd
gestelde termijn %
in dagen
ADAMTS 13 activiteit
95
9
Protrombine fragment 1 + 2
93
15
Factor XIII activiteit
100
9
Von Willebrand factor multimeren
94
31
PF4/ßTG
79
25
PIVKA II
83
15
Serotonine
95
15
Trombine-antitrombine complex
93
15
Tabel 4: Doorlooptijden patiëntenaanvragen DEVG.
DEVG studies In 2012 werden in het DEVG vele klinische wetenschappelijke onderzoeken ondersteund. Een overzicht van de in 2012 afgeronde studies met aantallen en type bepalingen is weergegeven in bijlage 2. In 2012 totaal zijn er in 19 studies afgerond.
20
DEVG-ontwikkeling Voor het bepalen van de ADAMTS13 activiteit is er overgestapt op Innovance VWF AC reagens. Dit reagens bevat polystyreen partikels die gecoat zijn met glycoproteine Ib en is daardoor stabieler en minder lotnummer afhankelijk dan het BC von Willebrand reagens,
Voor de SMILE studie is de von Willebrand factor Cleavage Assay, zoals ontwikkeld door Ester Löwenberg van het REVG, geschikt gemaakt voor het bepalen van grote series. Voor deze bepaling is een SOP geschreven.
Poolprikken De jaarlijkse poolprikscreening is een samenwerking van medewerkers van het DEVG, medewerkers van andere afdelingen en het UMC Utrecht. In de screenweek van 24 t/m 27 september was er opnieuw een record opkomst van 370 vrijwilligers, die werden gescreend op antistoffen tegen hepatitis B, C en HIV. De opkomst op de pooldag 6 november van 250 vrijwilligers leverde iets meer dan 5 liter poolplasma op, dat werd uitgevuld in 9000 epjes. De hoeveelheid plasma is verzameld en verwerkt door 35 vrijwilligers.
21
MEVG
Het MEVG voert bepalingen uit voor erfelijke afwijkingen binnen het gehele gebied van de Vasculaire Geneeskunde. Het zwaartepunt ligt echter bij de genetische diagnostiek van het lipoproteïne metabolisme. Het MEVG richt zich op de identificatie van afwijkingen in de genen die verantwoordelijk o.a. zijn voor Familiaire Hypercholesterolemie (FH). Deze speurtocht wordt complexe diagnostiek genoemd. De resultaten van dit onderzoek worden voorts gebruikt voor het screenen van familieleden van indexpatiënten op deze aandoening. Dit wordt enkelvoudige diagnostiek genoemd. Het rekruteren van deze familieleden wordt verzorgd door de Stichting Opsporing Erfelijke Hypercholesterolemie (StOEH) en gemonitord door het Centrum voor Bevolkingsonderzoek van het RIVM. Het aantal verrichtingen die voor declaratie in aanmerking kwamen voor de StOEH kwam in 2012 met 3560 verrichtingen lager uit dan de productie van 2011(4330 verrichtingen). Deze teruggang is te verklaren uit het feit dat de StOEH haar werkzaamheden per 31 december 2013 zal beëindigen waardoor een geleidelijke afbouw van de activiteiten van de STOEH al in 2012 is ingezet.
In 2012 zijn er 6847 DNA-extracties door het MEVG uitgevoerd (zie tabel 6 hieronder voor verdere specificatie). Voor de StOEH werden 3446 aanvragen verwerkt. Voor de complexe diagnostiek werden 2568 aanvragen en bloedmonsters ontvangen. Van het totaal aantal aanvragen voor complexe DNA diagnostiek waren er 485 afkomstig van huisartsen en 360 afkomstig uit het buitenland. Het grootste deel van de aanvragen uit het buitenland (346) was in het kader van een 3-tal klinische trials waarmee in 2012 een begin is gemaakt. Van het totaal aantal declarabele aanvragen voor complexe DNA-diagnostiek (1818) waren er 164 voor andere aandoeningen dan FH. Voor afdelingen binnen het AMC werden 833 bloedmonsters verwerkt voor opslag. Externe aanvragen niet voor opslag werden door het Laboratorium voor Genoom Analyse uitgevoerd.
22
DNA extracties voor Enkelvoudige Complexe diagnostiekdiagnostiek Waarvan buitenlandse Extern MEVG-opslag complexe diagnostiek Extern MEVG-geen totaal opslag
2012 3446 2568 360 833 6847
2011 4067 1898 46 907 6872
2010 4424 1858 80 804 7086
2009 4507 1980 32 778 7297
2008 4243 1938 46 1350 789 8320
2007 4950 1814 70 1352 3469 11655
2006 6145 1793 53 1342 3436 12769
2005 4901 1883 106 353 895 8138
Tabel 6: overzicht uitgevoerde DNA isolaties door MEVG. De getallen geven aantal patiënten aan, niet het aantal verrichtingen.
Het totaal aantal gekarakteriseerde gen mutaties in het LDL-receptor gen (LDLR), het PCSK9-gen (PCSK9) en het APOB-gen (APOB) in patiënten met FH bedroeg eind 2012 668 (zie ook www.jojogenetics.nl). In totaal werd er bij 2141 patiënten een mutatie vastgesteld.
Ook in 2012 werd DNA-analyse uitgevoerd voor afwijkingen van het HDL- en triglyceridenmetabolisme in het kader van routinematige DNA-diagnostiek voor patiëntenzorg. Voor het HDL-metabolisme zijn assays operationeel voor apolipoproteïne A1 (APOA1), cholesterylester transfer proteïne (CETP), lecithinecholesterylester:acyl transferase (LCAT) en ATP-binding cassette A1 (ABCA1), scavenger receptor B1 (SR-B1) en endotheliaal lipase (EL), en voor het triglyceridenmetabolisme voor lipoproteïne lipase (LPL), apolipoproteïne C2 (APOC2), lipase maturation factor-1 (LMF1), GPI-HDL binding protein-1 (GPIHBP1) en apolipoproteïne E (APOE). In deze genen werden al bekende maar ook een aantal nieuwe mutaties gedetecteerd. Voor het LDL-metabolisme werd ook APOB in relatie tot hypobetalipoproteïnemie in het routine pakket opgenomen. Daarnaast werden bij een klein aantal patiënten moleculaire diagnoses uitgevoerd ten behoeve van diagnostiek voor hemofilie, trombose, hyperhomocysteïnemie, dysbetalipoproteïnemie, cerebrotendineuze xanthomatose, partiële familiaire lipodystrofie, familiaire amyloïde polyneuropathie en autosomaal recessieve hypercholesterolemie.
23
8 Onderzoek
24
Het onderzoek binnen de Experimentele Vasculaire Geneeskunde valt onder twee “Principal Investigators”, Prof.dr. J.C.M. Meijers en dr. W.J.M. Mulder. Tevens wordt er veel onderzoek verricht voor Prof. Dr. E.S. Stroes, Dr M. Nieuwdorp en Dr G.K. Hovingh. Deze studies worden in het laboratorium begeleid door dr. G.M. DallingaThie
PI Meijers
In 2010 is Maurits van Montfoort zijn onderzoek gestart naar het verbeteren van antistollingsmedicijnen. Anticoagulantia vormen een belangrijke categorie medicijnen die wereldwijd door vele miljoenen mensen worden gebruikt. Er zitten echter grote nadelen aan deze medicijnen. De bestaande middelen hebben een klein therapeutisch venster. Dit betekent dat onderdosering (leidend tot verminderde effectiviteit en dus verhoogde kans op trombose) en overdosering (leidend tot een toename in het bloedingsrisico) regelmatig voorkomen. De ontwikkeling van een medicijn met een beter veiligheidsprofiel is dan ook wenselijk. Stollingsfactor XI (FXI) is een attractief “target” voor de ontwikkeling van stollingsremmende therapie met een breder therapeutisch venster vanwege de belangrijke rol die het speelt in trombose in tegenstelling tot de slechts geringe rol in normale bloedstolling. Met behulp van monoklonale antistoffen en recombinante eiwitten wordt geprobeerd om stollingsfactor XI zo effectief en veilig mogelijk te remmen. In 2012 heeft Maurits twee nieuwe remmende antistoffen tegen factor XI gekarakteriseerd in vitro en in vivo. De antistoffen bleken verschillende functies van factor XI te remmen: een van de antistoffen remde de activatie van factor XI door factor XIIa, terwijl de andere antistof de factor IX activatie door factor XIa remde. Beide antistoffen werden in een in vivo model getest in muizen. Aangezien de antistoffen niet kruisreageerden met muis factor XI moest hiervoor een truc worden toegepast: factor XI knockout muizen werden gebruikt die met toediening van humaan factor XI werden ‘gehumaniseerd’. Hierdoor kon de werking van de antistoffen worden getest in een veneus trombosemodel. Beide antistoffen stelden het trombose proces uit en zorgden niet voor een bloedingsneiging.
25
Tevens heeft Maurits een interessante nieuwe lijn van onderzoek uitgevoerd, namelijk het identificeren van zogenaamde NETs, neutrofiele extracellulaire traps, en nucleosomen op deze NETs. Deze componenten zijn recent ontdekt en dragen bij aan stollingsactivatie en het ontstaan van trombose in diermodellen. Echter, er was nog geen beschrijving of NETs en nucleosomen betrokken waren bij trombose in mensen. Hiervoor heeft Maurits in samenwerking met dr. Sacha Zeerleder (AMC/Sanquin) in een case-control studie bij mensen met veneuze trombose en controles gekeken naar de niveaus van circulerende nucleosomen en neutrofiel elastase-alpha1-antitrypsine complexen. Hoge spiegels van deze parameters zijn geassocieerd met een drievoudig verhoogd risico op veneuze trombose. Aangezien NETs en nucleosomen al mechanistisch in verband waren gebracht met het optreden van trombose, en nu dus ook bij mensen geassocieerd zijn met de ziekte geeft dit interessante mogelijkheden voor behandeling en preventie.
Kamran Bakhtiari heeft in samenwerking met Ton Lisman (UMCG) een studie uitgevoerd met patiënten met acute leverbeschadiging of leverfalen (ALI/ALF). Het was al bekend dat de hemostatische balans bij patiënten met een chronische leverziekte in evenwicht blijft als gevolg van de gelijktijdige daling van zowel de proen anticoagulante factoren. De hemostatische veranderingen bij patiënten met ALI/ALF zijn vergelijkbaar maar niet identiek aan de veranderingen bij patiënten met een chronische leverziekte. Kamran heeft verder een studie uitgevoerd naar de antifibrinolytische effecten van recombinant factor VIIa met betrekking tot trombinegeneratie en de hemostatische parameters in plasma van hemofilie A patiënten met remmers. In deze multi-center studie (met Utrecht, Maastricht en Milaan) namen 19 patiënten met hemofilie A en remmers deel. Kamran voerde clot lysis- en trombinegeneratie testen uit en onderzocht de belangrijkste determinanten die betrokken zijn bij stolling, antistolling en fibrinolyse. De clot lysis test onderscheidde twee groepen patiënten: een groep met een normale, en een groep met verstoorde anti-fibrinolytische response op rFVIIa. De toevoeging van rFVIIa zorgde voor een dosisafhankelijke toename van de trombinegeneratie in alle individuen. Er was een significant verschil in tissue factor (TF)-onafhankelijke trombine generatie parameters tussen de patiënten met een normale en patiënten met een verstoorde anti-fibrinolytische response. Daarnaast was er een kleine maar 26
significante verlenging van de protrombinetijd die gedeeltelijk verklaard zou kunnen worden door hogere niveaus van stollingsfactoren V, X en VII in de patiëntengroep met de normale response. Verder was soluble trombomoduline verlaagd in de patiënten met verstoorde anti-fibrinolytische response. In vervolgonderzoek zal vastgesteld moeten worden of de clot lysis test de klinische efficiëntie van rFVIIa kan voorspellen bij deze patiënten.
In 2010 werd een subsidie verkregen van de Trombosestichting Nederland om onderzoek te doen naar de pathogenese van microtrombose in het ontstaan van een ischemische complicatie na een aneurysmatische subarachnoidale bloeding (een bepaald soort hersenbloeding). In de afgelopen decennia werd verondersteld dat deze complicatie veroorzaakt werd door vernauwingen van slagaders in het hoofd (vaatspasmen). Echter, er is in toenemende mate bewijs dat activatie van de stolling en remming van de fibrinolyse tot microtrombose leidt, wat uiteindelijk tot 'delayed cerebral ischemia' leidt. Het doel van het onderzoek is om de rol van microtrombose bij deze ziekte verder te onderzoeken. Genetisch gemanipuleerde muizen worden vergeleken met gewone muizen om te onderzoeken wat de rol is van bepaalde factoren (op het gebied van stolling, stolsel oplossend vermogen, ontstekingsactiviteit, en slecht functionerende binnenbekleding van de vaatwand) in het ontstaan van microtrombose. Bij het opzetten van een muismodel waarbij bloed wordt ingespoten in de subarachnoide ruimte in de hersenen, was er aanvankelijk een onverwacht hoge sterfte van proefdieren. Bij inspuiten van het bloed trad er cardiorespiratoire decompensatie op. Om het model te optimaliseren is Veronique Knaup begin 2012 gedurende 6 weken in Toronto geweest in het laboratorium van Prof. R. Loch Macdonald. Na terugkomst is er nieuwe apparatuur aangeschaft (beademingsapparaat voor muizen, transcraniele Doppler). Hiermee lukte het om het model in het eigen lab met minimale sterfte te reproduceren. Ook de fibrinogeenkleuring werd geoptimaliseerd, waardoor eind 2012 alles in gereedheid was om de geplande experimenten uit te voeren.
27
Het door het CTMM (Center for Translational and Molecular Medicine) gesponsorde onderzoek is in volle gang. De focus van het onderzoek van Maayke Kok ligt op de zoektocht naar microRNAs als biomarkers voor de ontwikkeling van atherosclerose. In 2011 en 2012 zijn patiënten met hart- en vaatziekten en gezonde controles geïncludeerd, waarvan inmiddels door micro-arrays de microRNA profielen van bloedplaatjes en witte bloedcellen onderzocht zijn. Momenteel is Maayke bezig met het valideren in een prospectief cohort van de "kandidaat microRNAs" afkomstig van bloedplaatjes, die zouden moeten voorspellen of iemand hart- en vaatziekten krijgt. De microRNA profielen van de witte bloedcellen worden nog geanalyseerd. Tevens heeft de micro-array analyse van de bloedplaatjes laten zien dat er verschillen zijn in microRNA profielen na aspirine gebruik. Een nieuw cohort gezonde vrijwilligers is in 2012 verzameld om deze resultaten te reproduceren en om, door middel van bloedplaatjes functietesten, te onderzoeken of deze verschillen in microRNA profielen na aspirine gebruik correleren met de effectiviteit van de aspirine op de bloedplaatjes.
In het kader van een Rembrandt project, een samenwerking van LUMC en AMC, is Marisa Cunha in 2011 gestart met haar promotieonderzoek waarin zij probeert nieuwe genen te vinden die aanleiding geven tot veneuze trombose. Hiervoor heeft zij in de GENES studie, een verzameling families waarin veneuze trombose veel voorkomt zonder dat de bestaande (genetische) risicofactoren aanwezig zijn, twee families uitgekozen waar zij in 10 individuen het hele exoom heeft bepaald. Analyse van de data gaven meerdere kandidaten in elke familie, en validatie van deze kandidaten in en buiten de familie gaven twee interessante genen per familie. Deze 4 genen zijn daarna getest in de bijna 200 cases van de ACT, een Amsterdamse studie van individuen met veneuze trombose. Mutaties in drie van de vier genen werden niet teruggevonden in deze studie. Van het vierde gen was een mutatie gevonden in 1 case, maar met een andere nucleotide verandering dan die in de oorspronkelijke GENES familie. Om het belang van de vier gevonden genen verder uit te zoeken bij veneuze trombose zullen we in een later stadium naar een grotere populatie moeten gaan in samenwerking met de collega’s in Leiden.
28
Arnoud Marquart heeft vele interacties tussen eiwitten bestudeerd op de Biacore met de techniek surface plasmon resonance. Hiervoor ondersteunt hij ook het werk van andere afdelingen, in 2012 bijvoorbeeld van Pathologie (Jan Aten) en het Centrum voor Experimentele en Moleculaire Geneeskunde (Tim Schuijt). Daarnaast geeft Arnoud ondersteuning aan studenten en AIO's van de afdeling. Hoogtepunt van 2012 was het bijwonen van een congres over het gebied van ‘label free technologies’ in Amsterdam.
Tom Plug heeft zijn onderzoek aan TAFI voortgezet. Met behulp van peptiden, gebaseerd op de TAFI sequentie, heeft hij gevonden welk deel van TAFI bindt aan trombine en welk deel aan trombomoduline. Hij heeft deze peptiden verder gekarakteriseerd en gekeken naar het effect van deze peptiden op proteïne C activatie door trombine en trombomoduline. Daarnaast is hij doorgegaan met het ontwerpen en maken van TAFI mutanten met een extra zwavelbrug met als doel het onstabiele TAFIa te stabiliseren. Toevoeging van een zwavelbrug bleek inderdaad de halfwaardetijd van TAFIa te verlengen, maar minder sterk dan al bekende mutaties. Nu heeft Tom deze zwavelbrug toegevoegd aan de, tot nu toe, meest stabiele TAFI mutanten TAFI-IIYQ en TAFI-CIIYQ. Dit leverde nog stabielere TAFIa mutanten op maar vervolgonderzoek zal dat nog moeten bevestigen. Daarnaast heeft Tom een assay opgezet om goedkoop muis TAFIa activiteit te kunnen meten in hele kleine hoeveelheden muisplasma. Vervolgens heeft hij deze assay gebruikt om voor Barry Mook en Merche Valls Séron van de afdeling Neurologie de TAFIa activiteit te meten in een muizenstudie voor een onderzoek naar meningitis. Verder heeft Tom onderzocht wat de functie is van een, voorheen onbekende, trombine knipplaats in het activatiepeptide van TAFI. Eerst heeft hij met behulp van een peptide, waar deze knipplaats inzit, aangetoond dat trombine hier daadwerkelijk kan knippen. Daarna heeft hij een TAFI mutant gemaakt zonder deze trombine knipplaats en deze mutant vergeleken met wild-type TAFI. Hieruit bleek dat deze trombine knipplaats van groot belang is bij TAFI activatie door het trombine/trombomoduline complex maar dat er geen verschil is bij activatie door trombine alleen. Dit onderzoek zal in 2013 worden afgerond.
29
Han Levels heeft met behulp van de SELDI-TOF MS techniek onderzoek gedaan naar de eiwitsamenstelling van lipoproteïnen om zo meer inzicht te krijgen in de rol en dynamiek van deze eiwitten bij het vet-metabolisme en/of initiatie en regulatie van de bloedstolling. In 2012 zijn de metingen m.b.v. SELDI-TOF op Highdensity Lipoprotein (HDL) proteoom afgerond. Verder massa-spectrometrisch onderzoek zal in de toekomst gefaciliteerd worden door de afdeling Medische Biochemie waar nu MALDI-TOF, ORBI-trap en MSE als methodieken beschikbaar zijn. Han Levels zal in veel gevallen als tussenpersoon optreden voor metingen die de EVG met deze technieken wil laten uitvoeren. Han Levels heeft het samenwerkingsverband met de afdeling reumatologie van het academisch ziekenhuis van de Vrije Universiteit en de polikliniek READE in 2012 gecontinueerd. Het verzamelde plasma is mede onderzocht op veranderingen in de HDL lipiden- en eiwitcompositie. Er zijn metingen uitgevoerd m.b.v. SELDI TOF MS op materiaal van verschillende groepen reuma patiënten die behandeld werden met B-cel remmers en 2 verschillende typen TNF blokkers. Verder werd de HDL eiwitcompositie onderzocht van een kleine groep Bechterew patiënten die op statine therapie zaten. Twee hypothesen werden getoetst met het volgende resultaat: 1. Nagaan of er markers te vinden zijn in het HDL proteoom op “baseline” (voor interventie) die een eventueel voorspellende waarde zouden kunnen hebben m.b.t. de effectiviteit van de therapie. Het bleek dat er wel veranderingen waren op baseline maar dat er geen enkele marker significant was m.b.t. voorspellende waarde in deze specifieke groep patiënten. Een deel van dit onderzoek heeft Han Levels gepresenteerd op het ISA congres te Sydney in de vorm van een poster presentatie.
2. Nagaan of er markers in het HDL proteoom zijn die op basis van therapie significant veranderen in de tijd. Seriële veranderingen werden aangetoond in de groep patiënten behandeld met TNF blokkers en deze resultaten zijn voor publicatie aangeboden aan het tijdschrift “Reumatoid Arthritis”. Ook zijn er duidelijke seriële veranderingen in het HDL proteoom aangetoond in de groep behandeld met B-cell blokkers. Deze gegevens zullen in 2013 worden gepubliceerd.
30
Verder is er een pilot studie gedaan bij een roep Bechterew patiënten die op statine therapie zaten. Ook hier waren er duidelijke veranderingen op het HDL proteoom aangetoond maar deze samples zijn in samenwerking met de afdeling Medische Biochemie verder onderworpen worden aan LC-MS/MS (MSE) voor kwantificatie en identificatie van de markers. Deze resultaten waren tot nu toe niet eenduidig en verder onderzoek is nodig voordat publicatie mogelijk is. Han heeft ook het onderzoek naar β2-Glycoproteine-I (β2GPI) voortgezet. Dit is een plasma eiwit dat o.a. een grote rol speelt bij de auto-immuunziekte het antifosfolipidensyndroom (APS). APS is een ziekte waarbij antistoffen zich richten tegen eiwitten die kunnen binden aan fosfolipiden. Het gevolg is het ontstaan van een groot risico op het krijgen van trombose. Om de eigenschappen van β2GPI verder te kunnen onderzoeken is er een goede isolatie methode nodig om voldoende gezuiverd materiaal in handen te krijgen. Een robuuste isolatie methode was binnen de EVG niet voorhanden en er is door HLO stagiaire Odyssa Petronilla een 3-staps isolatiemethode opgezet. Hierdoor werd zuiver β2GPI verkregen, echter met een lage opbrengst. Verder onderzoek zal nodig zijn voor optimalisatie van de zuiveringsopbrengst van β2GPI.
31
PI Mulder
Het Nanomedicine Lab, Mount Sinai New York City, is opgericht in 2006 en heeft met behulp van nanogeneeskunde een verscheidenheid aan preklinische successen in diermodellen van hart- en vaatziekten bewerkstelligd. Na een snelle groei te hebben doorgemaakt zijn de onderzoeksactiviteiten van het Nanomedicine Lab uitgebreid naar het Academisch Medisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam.
Ondanks de nieuwe ontwikkelingen en therapeutische successen in kanker patiënten wordt nanogeneeskunde nauwelijks toegepast in de vasculaire geneeskunde. Willem Mulder, de oprichter en het hoofd van het Nanomedicine Lab, bekleedt sinds januari 2012 een positie binnen de afdeling Experimentele Vasculaire Geneeskunde. Vanuit die positie - en in samenwerking met de afdeling Vasculaire Geneeskunde - zijn de eerste nanotherapeutische patiënten trials gerealiseerd om vaatwand inflammatie veroorzaakt door hart- en vaatziekten te behandelen.
In oktober 2012 heeft Mulder met succes een NWO vidi aanvraag ingediend. Deze grant zal worden ingezet om de Nanomedicine Lab activiteiten op het AMC uit te breiden. Verder is het Nanomedicine Lab betrokken bij een groot Europees initiatief (FP7 – NanoAthero: using nanomedicin to treat cardiovascular diseases) dat als doel heeft om nanogeneeskunde in te zetten tegen hart- en vaatziekten.
32
G.M.Dallinga-Thie in samenwerking met E.S.Stroes (PI), M Nieuwdorp (PI) en GK Hovingh (allen afdeling Vasculaire Geneeskunde)
Onze groep heeft een aantal verschillende onderzoekslijnen: 1. Onderzoek naar het vinden van nieuwe genen die betrokken zijn bij afwijkingen in lipoproteinen metabolisme zoals, hoog en laag LDL cholesterol, hoog en laag HDL cholesterol en extreem hoge triglyceriden. 2. Onderzoek naar de oorzaak en gevolg van afwijkingen in triglyceriden metabolism. 3. In samenwerking met Max Nieuwdorp van de Vasculaire Geneeskunde wordt een nieuwe onderzoekslijn opgezet naar de invloed van darm microbiota op glucose en lipiden metabolisme. 4. In samenwerking met Erik Stroes wordt gekeken naar de mogelijkheid om met behulp van nanotechnologie medicatie specifiek in de plaque te krijgen, zodat er nieuwe opties ontwikkeld kunnen worden voor additionele behandeling van atherosclerose.
1. Genetica van hart- en vaatziekten Sinds steeds meer technologie beschikbaar komt om een complete genetische blauwdruk te maken van het humane genoom van patiënten met bijzondere afwijkingen in het lipiden metabolisme heeft het genetisch onderzoek een ware gedaantewisseling ondergaan. Werden tot voor kort zogenaamde “genomewide association studies” (GWAS) gedaan waarbij in een grote populatie veel voorkomende genetische variaties over het hele genoom worden bepaald gevolgd door associatie studies met biomarkers gemeten in het plasma of cardiovasculaire eindpunten, kan nu het hele genoom gesequenced worden. Dit maakt het mogelijk om in families met een bijzonder fenotype op zoek te gaan naar nieuwe mutaties die mogelijk het ziektebeeld veroorzaken. Vanuit de Vasculaire Geneeskunde wordt dit onderzoek begeleid door Kees Hovingh. Sigrid Fouchier (postdoc) is druk bezig met het vinden van nieuwe genen betrokken bij het ontstaan van laag en hoog LDL 33
cholesterol niveaus in het plasma, wat een sterke risico factor is voor het krijgen van hart- en vaatziekten. Wij weten al lang dat een mutatie in de LDL receptor leidt tot ophoping van LDL in de bloedbaan. Deze patiënten (FH= familiaire hypercholesterolemie) hebben een sterk verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Echter een groot deel van de patiënten die verwezen worden voor nader onderzoek naar de genetische achtergrond van hun hoog LDL cholesterol niveau heeft geen mutatie in de LDL receptor. Dit betekent dat andere genen een belangrijke rol spelen. Recent werden mutaties in PCSK9 ontdekt maar ook mutaties in APOB leiden tot een vergelijkbaar ziektebeeld. Echter nog steeds blijkt dat in een substantieel deel van de patiënten geen mutatie wordt gevonden in een van deze genen. Whole exome sequencing in combinatie met kandidaat gen sequencing moet hopelijk leiden tot de ontdekking van nieuwe genen. Een van de nieuwe kandidaten is bv IDOL. In nauwe samenwerking met Noam Zelcer (Medische Biochemie) is aangetoond dat mutaties in IDOL leiden tot een verandering van de LDL receptor expressie wat weer leidt tot verhoogde LDL cholesterol niveaus in de patiënten. Mahdi Motazacker (postdoc) is vooral bezig met onderzoek naar nieuwe genen betrokken bij afwijkingen in het HDL metabolisme. Voor dit project werd DNA van 40 mensen met extreem hoog HDL en 40 mensen met extreem laag HDL getest op de aanwezigheid van genetische variaties in 200 kandidaat genen, die geselecteerd zijn op betrokkenheid in verschillende pathways die mogelijk leiden tot veranderingen in lipiden metabolisme. Hiervoor heeft hij algoritmen ontwikkeld om selectief mutaties te kunnen selecteren die mogelijk tot een verlies van functie van het eiwit leiden. Een eerste artikel is in 2012 gepubliceerd. Van de nieuwe kandidaatgenen wordt nu gekeken of functionaliteit kan worden aangetoond. Verder wordt gewerkt aan de ontrafeling van de genetische afwijking in families met vroegtijdig optreden van atherosclerose (PAS cohort). Dit project wordt ondersteund door Kees Hovingh en Mieke Trip. Steffi Maiwald is de aio die hoopt in 2014 op dit onderzoek te promoveren. In 3 verschillende families zijn zowel aangedane familieleden als ook niet aangedane familieleden onderzocht. De hierin gevonden kandidaatgenen worden momenteel onderzocht op functionaliteit zowel in cellijnen als ook in muizenmodellen. Hopelijk leidt dit onderzoek tot nieuwe inzichten in de pathophysiologie van hart- en vaatziekten en leidt dit tot de ontwikkeling van 34
nieuwe therapeutische targets. Jorge Peter, analist REVG, heeft een belangrijke bijdrage aan deze projecten geleverd. Veel genetische variaties werden door hem gevalideerd. In het kader van genetische studies wordt de karakterisering van de patiënt erg belangrijk. Op het REVG is vooral Alinda Schimmel, analist REVG, een onmisbare persoon hierin. Zij is verantwoordelijk voor alle bepaling in het bloed zoals lipiden, apolipoproteinen, inflammatoire markers etc.
2. Onderzoek naar de oorzaak en gevolg van afwijkingen in het triglyceriden metabolisme Verhoogde triglyceride (TG) waarden in het bloed zijn geassocieerd met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Het enzym Lipoproteine Lipase (LPL) speelt een belangrijke rol in de klaring van TG. Verlies van normale LPL functie leidt tot ernstige hypertriglyceridemie. Patiënten met dit ziektebeeld hebben een verhoogd risico op het krijgen van pancreatitis. Algemeen werd aangenomen dat LPL op de vaatwand bindt aan proteoglycanen. Echter, in 2008 werd een nieuw eiwit gevonden dat als platform dient voor LPL en lipoproteïne binding aan het celoppervlak: GPIHBP1. Wij hebben laten zien dat patiënten met een compleet verlies van functie van GPIHBP1, door een homozygote mutatie, een vergelijkbaar ziektebeeld ontwikkelen als patiënten met een mutatie in LPL. Patiënten met type 2 diabetes, een steeds groter wordende groep patiënten in Nederland, ontwikkelen een milde hyperTG. De precieze oorzaak hiervoor is nog onbekend. In 2011 is Preethi Surendran begonnen als aio om te kijken naar de regulatie van GPIHBP1 in diabetes. Hierbij maken wij gebruik van verschillende diabetische muis modellen (db/db; ob/ob en DIO), maar ook cellijnen die worden gekweekt onder insuline resistente condities. Verder wordt een ‘ongebonden’ vorm van GPIHBP1 gemaakt, die gekoppeld kan worden aan een biochip zodat in vitro proeven mogelijk worden naar de interactie tussen GPIHBP1 en lipoproteïne partikels op de Biacore. Daarnaast wordt onderzoek uitgevoerd aan een ander eiwit wat verhoogd voorkomt in diabetische muizen maar ook in mensen met type 2 diabetes: Sulf2. Samen met Carlijne Hassing (aio, vasculaire geneeskunde) hebben wij laten zien dat inhibitie van 35
Sulf2 in de lever leidt tot een verbetering van plasma TG waarden. Sulf2 is een extracellulair werkend eiwit wat de negatieve lading van de proteoglycanan afhaalt die op de celwand zitten. Als gevolg hiervan kunnen TG-rijke remnant partikels niet meer opgenomen worden in de lever en ontwikkeld zich een hyperTG. In vervolg onderzoek met Preethi zal het onderliggende mechanisme verder worden onderzocht.
Heparansulfaat proteoglycanen (HSPG) functie en diabetes Door Hans Mooij (aio vasculaire geneeskunde), Jeroen Sierts, analist REVG, en Shanti Udayappan werd gekeken naar het effect van verlies van functie van de genen EXT1 en EXT2 die betrokken zijn bij HSPG synthese. Patiënten met mutaties in EXT1 en EXT2 hebben mogelijk een verhoogd risico op diabetes en andere metabole complicaties. Door in vivo studies in patiënten maar ook door in vitro studies met humane micro-vasculaire endotheelcellen onder flow, waarbij de expressie van de genen EXT1 en EXT2 worden uitgeschakeld met siRNA, wordt het het mechanisme verder ontrafeld. Al dit werk wordt uitgevoerd met Max Nieuwdorp.
3. De rol van darm microbiota in glucose en lipiden homeostase Darm bacteriën spelen een belangrijke rol bij de vertering van voedingsbestanddelen. Er waren aanwijzingen dat de darm bacterie samenstelling in dikke (obese) mensen anders is dan in magere (niet-obese) mensen en dat dit mogelijk een effect heeft op de energie huishouding. Om dit fenomeen te onderzoeken heeft Max Nieuwdorp een faeces transplantatie studie gedaan. Hierbij werden darmbacteriën geoogst uit een gezonde proefpersoon en teruggezet in een obese proefpersoon. Als controle kreeg een tweede groep obese mensen hun eigen bacteriën teruggeplaatst. Uit deze ‘proof of concept’ studie, waarbij Alinda Schimmel vele analyses heeft gedaan, bleek inderdaad dat ‘lean’ faeces transplantatie leidt tot een verbetering van insuline gevoeligheid. Deze resultaten zijn in 2012 gepubliceerd in Gastroenterology. Tevens werd een grote studie gedaan in muizen om te kijken of 36
suppletie met de bacterie E.Hallii leidt tot verbetering van metabole parameters. Bovendien gaf deze studie aan dat deze bacterie veilig gegeven kan worden.
4. ontwikkeling van nieuwe therapeutica verpakt in liposomen die de specifiek macrophaag functie verbeteren Een nieuwe onderzoekslijn op het lab is in gang gezet met de komst van Dominik Schulte, een postdoc uit Kiel, die een jaar in EVG onderzoek zal doen. Zijn onderzoeksvraag is gebaseerd op de waarneming dat liposomaal verpakte geneesmiddelen specifiek naar de plaque gaan alwaar ze effectief kunnen opereren om het atherogene milieu te veranderen. Proeven werden opgezet om m.b.v. THP1 cellen een modelsysteem te creëren waarin dit mechanisme kon worden onderzocht, maar ook de mogelijkheid biedt om (nieuwe) geneesmiddelen te kunnen testen op hun anti-atherogene functie,
Helaas hebben wij in september 2012 afscheid moeten nemen van Jeroen Sierts, research analist bij het REVG sinds 2001. Hij heeft een prachtige baan gekregen dichter bij huis bij MSD in Oss.
37
9 Kwaliteit
38
Interne audits Voor de controle van het kwaliteitssysteem worden regelmatig interne audits uitgevoerd op de afdeling. In 2012 zijn er 8 interne audits uitgevoerd. Naar aanleiding van de bevindingen van deze steekproeven zijn plannen van aanpak opgesteld die tijdens het jaar zijn uitgevoerd en opgevolgd.
Meldingen In 2012 zijn er op de afdeling 58 meldingen gemaakt, wat een lichte daling is ten opzichte van het jaar daarvoor. De meldingen van de medewerkers worden gebruikt om de uitvoering van de werkzaamheden of de communicatie binnen de afdeling te verbeteren.
Procesvalidatie In 2012 is de procesvalidatie wetenschappelijk onderzoek afgerond. Hierin is gekeken of alle handelingen die betrekking hebben op het wetenschappelijk onderzoek geborgd zijn door procedures en op elkaar aansluiten. Van de bevindingen is een plan van aanpak opgesteld.
Documentbeheer In 2012 zijn er 75 procedures, bijlagen en delen van het handboek gereviseerd in het kader van de voorgeschreven 2-jaarlijkse revisie. Tevens zijn er 12 nieuwe SOP’s en bijlagen geschreven:
1. MEVG-AP-09
ProXima
2. MEVG-AP-10
Trinean
3. REVG-AP-14
Chemidoc MP imaging system
4. REVG-AP-14-B1
Stains that can be measured
5. REVG-AP-15
Use of autoclave “TIMO”
6. REVG-PR-04-B1
Switching on and off the flow cabinet
7. REVG-PR-04-B2
Cleaning the flow cabinet
8. REVG-PR-04-B3
Picture of the gas burner
9. REVG-PR-04-B4
RCF calculation 39
10. REVG-PR-04-B5
Warning stickers
11. REVG-PR-04-B6
Refilling the humidity pan
12. REVG-PR-04-B7
Changing and ordering CO2 gas
De kwaliteitsfunctionaris en manager C hebben in 2012 deelgenomen aan het 6maandelijkse kwaliteitsoverleg, Qcie, van de divisie Laboratoriumspecialismen onder leiding van Prof. dr. A. Sturk. Hier werden ‘afdelingsoverstijgende’ zaken, zoals het schrijven van algemene procedures, besproken.
De uitvoering van het kwaliteitsbeleid werd bewaakt in het kwaliteitsoverleg met het hoofd, de stafleden, manager C, de kwaliteitsfunctionaris en de ARBO en milieu functionaris. Thoni Vliegenthart van Kerteza was bij deze besprekingen als extern adviseur aanwezig.
40
10 Veiligheid, ARBO & Milieu
41
Het EVG heeft één milieucontactpersoon. Deze heeft in 2012 vier keer overleg gehad met collega’s, de divisie en de milieucoördinator in een door de divisie Laboratoriumspecialismen georganiseerd Arbo-, Milieu en Veiligheidsoverleg.
In 2012 is opnieuw een volledige ronde van IPP en de arbo- en milieu audits uitgevoerd. Punten van aandacht waren de plattegronden, etiketteren van oplossingen, opslag van giftige chemicaliën in vriezers en koelkasten, en het beleid rond de groene jassen in de ML-II ruimte. Deze punten zijn in de loop van 2012 opgelost.
Er is door de milieucoördinator een Milieu audit gelopen bij de afdeling Biochemie.
Ook de wettelijk verplichte registratie van gevaarlijke stoffen is in 2012 uitgevoerd.
42
11 ICT
43
Onderhoud De EVG heeft twee ICT-coördinatoren. Zij lossen kleine IT problemen op of fungeren als contactpersoon tussen de werkvloer en de afdeling ICT indien er zich grotere problemen voordoen. In 2012 is er standaard onderhoud gepleegd aan de back-up server en de individuele werkstations zoals het: 1) het up-to-date houden van de software (Windows besturingssystemen en virus beveiliging software) en 2) het verwijderen en het vrijwaren van PC’s van spyware. In 2012 is het hele PC “park” van de afdeling gemigreerd naar het nieuwe AMC netwerk in de “Open-PC” configuratie. Een Open-PC is een standaardwerkstation (laptop of desktop) nieuwe stijl voor een gebruiker die zelf de eigen werkplek wil inrichten. Alle data die op deze computers staan worden via een automatische backup procedure van de afdeling ICT opgeslagen op de zogenaamde H of G netwerkschijven. In 2012 is de migratie van alle apparaat gekoppelde PC’s naar de zgn. “Lab-PC“ configuratie voltooid. Deze configuratie is vergelijkbaar met de Open-PC, maar heeft beperkte intranet en geen internet toegang. Alle Lab-PCs zullen worden ondergebracht in een speciaal netwerkcluster, het “LABNET 2.0”. Hiervan wordt de back-up centraal geregeld via de afdeling ICT op de netwerkschijven. Toegang tot dit type PC is mogelijk via het functioneel account van de afdeling EVG. Door de overgang naar centrale backup van de ICT afdeling is het gebruik van de eigen back-up server in 2012 beëindigd.
Papierloos Laboratorium In het kader van de overstap van een papieren naar een digitaal archief- en data management zijn er twee items binnen het EVG opgepakt: •
De inventarisatie gestart in 2011 m.b.t. de mogelijkheden te werken met een
elektronisch labjournaal is dit jaar voortgezet. Twee software pakketten zijn bekeken op haalbaarheid. Het betrof: “I-labber” van de firma Contur en “Slims” van de firma Genohm. Na overleg met het divisiebestuur Laboratoriumspecialismen is besloten om dit AMC breed op te zetten, en zal worden ondersteund door de afdeling ICT, die hiervoor een intern rapport zal opstellen.
44
•
In 2012 is er gestart met de digitalisering van patiëntenformulieren van het
MEVG. Deze worden ingescand met het aangeschafte pakket iFile van de firma “Digi-ID”. De database wordt centraal weggezet op serverruimte van de afdeling ICT van het AMC waardoor beveiliging van patiëntgevoelige gegevens en data backup optimaal geregeld is.
45
12 Wetenschappelijke activiteiten
46
In 2012 verschenen publicaties van het EVG:
1. R.A. Douma, C.E.U. Oduber, V.E.A. Gerdes, O.M. van Delden, B.L.F. van Eck-Smit, J.C.M. Meijers, E.J. van Beers, B.J. Bouma, C.M.A.M. van der Horst, P. Bresser. Chronic pulmonary embolism in klippel-trenaunay syndrome. J Am Acad Dermatol 2012; 66:71-77 2. A. Relan, K. Bakhtiari, E.S. van Amersfoort, J.C.M. Meijers, C.E. Hack. Recombinant C1-inhibitor. Effects on coagulation and fibrinolysis in patients with hereditary angioedema. Biodrugs 2012; 26:43-52 3. F.M. Wensveen, I.A.M. Derks, K.P.J.M. van Gisbergen, A.M. de Bruin, J.C.M. Meijers, H. Yigittop, M.A. Nolte, E. Eldering, R.A.W. van Lier. BH3-only protein noxa regulates apoptosis in activated B cells and controls high-affinity antibody formation. Blood 2012; 119:1440-1449 4. M. Souri, M. Sugiura-Ogasawara, S. Saito, B. Kemkes-Matthes, J.C.M. Meijers, A. Ichinose. Increase in the plasma levels of protein Z-dependent protease inhibitor in normal pregnancies but not in non-pregnant patients with unexplained recurrent miscarriage. Thromb Haemost 2012; 107:507-512 5. P.G. de Groot, J.C.M. Meijers, R.T. Urbanus. Recent developments in our understanding of the antiphospholipid syndrome. Int. J. Lab Hem. 2012; 34:223-231 6. C. Agar, P.G. de Groot, J.C.M. Meijers. Nieuwe inzichten in Beta2glycoproteïne I en het antifosfolipidensyndroom. Ned Tijdschr Klin Chem Labgeneesk 2012; 37:196-200 7. K. Dik, J. de Bruijne, R.B. Takkenberg, J.J. Roelofs, M.J. Tempelmans, M.G.W. Dijkgraaf, H.C. Gelderblom, H.W. Reesink, J.C.M. Meijers, P.L. Jansen, M. Levi. Factor XIII Val34Leu mutation accelerates the development of fibrosis in patients with chronic hepatitis B and C. Hepatology Res.2012; 42:668-676 8. L.M. Kager, W.J. Wiersinga, J.J.T.H. Roelofs, J.C.M. Meijers, M. Levi, C. van ’t Veer, T. van der Poll. Endogenous tissue-type plasminogen activator impairs host defense during severe experimental gram-negative sepsis (melioidosis). Crit Care Med 2012; 40:2168-2175
47
9. T. Lisman, K. Bakhtiari, J. Adelmeijer, J.C.M. Meijers, R.J. Porte, R.T. stravitz. Intact thrombin generation and decreased fibrinolytic capacity in patients with acute liver injury or acute liver failure. J Thromb Haemost 2012; 10:1312-1319 10. M.B. Brito, R.A. Ferriani, J.C.M. Meijers, A.A. Garcia, S.M. Quintana, M.F. Silva de Sá, C.S. Vieira. Effects of the etonogestrel-releasing contraceptive implant inserted immediately postpartum on maternal hemostasis: A randomized controlled trail. Thromb Res 2012; 130:355-360 11. E. Vercauteren, M. Peeters, M.F. Hoylaerts, H.R. Lijnen, J.C.M. Meijers, P.J. Declerck, A. Gils. The hyperfibrinolytic state of mice with combined thrombinactivatable fibrinolysis inhibitor (TAFI) and plasminogen activator inhibitor-1 gene deficiency is critically dependent on TAFI deficiency. J Thromb Haemost 2012; 10:2555-2562 12. F.C. Kimberley, A.M. van der Sloot, M. Guadagnoli, K. Cameron, P. Schneider, J.A. Marquart, M. Versloot, L. Serrano, J.P. Medema. The design and characterization of receptor-selective APRIL variants. J Biol Chem 2012; 287:37434-37446 13. M.L. van Montfoort, F. Stephan, M.N. Lauw, B.A. Hutten, G.J. van Mierlo, S. Solati, S. Middeldorp, J.C.M. Meijers, S. Zeerleder. Circulating nucleosomes and neutrophil activation as risk factors for deep vein thrombosis. Arterioscler Thromb Vasc Biol 2013; 33:147-151 14. M. Goeijenbier, M. van Wissen, C. van de Weg, E. Jong, V.E.A. Gerdes, J.C.M. Meijers, D.P.M. Brandjes, E.C.M. van Gorp. Review: Viral infections and mechanisms of thrombosis and bleeding. J Med Virol 2013; 84:1680-1696 15. A.Q. Reuwer, B.M. Sondermeijer, S. Battjes, R. van Zijderveld, D.J.F. Stuijver, P.H. Bisschop, M.Th.B. Twickler, J.C.M. Meijers, R.O. Schlingemann, E.S. Stroes. Microcirculation and atherothrombotic parameters in prolactinoma patients: a pilot study. Pituitary 2012; 15:472-481 16. R.P. Surendran, M.E. Visser, S. Heemelaar, J. Wang, J. Peter, J. Defesche, J.A. Kuivenhoven, M. Hosseini, M. Peterfy, J.J.P. Kastelein, C.T. Cohansen, R.A. Hegele, E.S. Stroes, G.M. Dallinga-Thie. Mutations in LPL, APOCII, APOA5, GPIHBP1 and LMF1 in patients with severe hypertriglyceridemia. J Int Med 2012; 272:185-196 48
17. R.S. Kootte, A. Vrieze, F. Holleman, G.M. Dallinga-Thie, E.G. Zoetendal, W.M. de Vos, A.K. Groen, J.B. Hoekstra, E.S. Stroes, M. Nieuwdorp. The therapeutic potential of manipulating gut microbiota in obesity and type 2 diabetes mellitus. Diabetes Obes Metab 2012; 14:112-120 18. R.P.F. Dullaart, M. Vergeer, R. de Vries, P.J.W.H. Kapelle, G.M. DallingaThie. Type 2 diabetes mellitus enhances effects of obesity and common variations in PLTP on circulating phospholipid transfer protein activity. J Intern Med 2012; 271:490-498 19. H.C. Hassing, R.P. Surendran, H.L. Mooij, E.S. Stroes, M. Nieuwdorp, G.M. Dallinga-Thie. Pathophysiology of hyertriglyceridemia. Biochim Biophys Acta 2012; 1821:826-832 20. H.C. Hassing, H.L. Mooij, S. Guo, P.B. Monia, K. Chen, W. Kulik, G.M. Dallinga-Thie, M. Nieuwdorp, E.S. Stroes, K.J. Williams. Inhibition of hepatic Sulf2: a novel strategy to correct diabetic dyslipidemia. Hepatology 2012; 55:1746-1753 21. A. Orsoni, E.F. Villard, E. Bruckert, P. Robillard, A. Carrie, D. BonnefontRousselot, M.J. Chapman, G.M. Dallinga-Thie, W. Le Goff, M. Guerin. Impact of LDL apheresis on atheroprotective reverse cholesterol transport pathway in familial hypercholesterolemia. J Lipid Res 2012; 53:767-775 22. B.M. Sondermeijer, C.F. Klein Twennaar, J.J. Kastelein, E.J. Fransen, B.A. Hutten, G.M. Dallinga-Thie, E.S. Stroes, E. Fliers, E.T. Twickler, M.J. Serlie. Infusion of a lipid emulsion in healthy men decreases the serotonergic response. NeuroEndo 2012; 95:325-331 23. R. Franssen, A.W. Schimmel, S.I. van Leuven, S.C. Wolfkamp, E.S. Stroes, G.M. Dallinga-Thie. In vivo inflammation does not impair ABCA1-mediated cholesterol efflux capacity of HDL. Cholesterol 2012; 6:610741 24. A. Vrieze, E. van Nood, F. Holleman, J. Salojarvi, R.S. Kootte, J.F.M.W. Bartelsman, G.M. Dallinga-Thie, M.T. Ackermans, M.J. Serlie, R. Oozeer, M. Derrien, A. Druesne, J.E.T. van Hylckema Vlieg, V.W. Bloks, A.K. Groen, H.G.H.J. Heilig, E.G. Zoetendaal, E.S. Stroes, W. de Vos, J.B.L. Hoekstra, M. Nieuwdorp. Transfer of intestinal microbiotica from lean donors increases insulin sensitivity in subject with metabolic syndrome. Gastroenterology 2012; 143:913-916 49
25. M. Olivier, M.W. Tanck, R. Out, E.F. Villard, B. Lammers, L. Bouchareychas, E. Frisdal, A. Superville, T. van Berkel, J.J. Kastelein, J.M. van Eck, W. Jukema, M.J. Chapman, G.M. Dallinga-Thie, M. Guerin, W. Le Goff. Human ABCG1 controls macrophage LPL bioavailability and promotes foam cell formation. Arterioscler Thromb Vasc Biol 2012; 32:2223-2231 26. R. de Vries, B.D. Dikkeschei, W.J. Sluiter, G.M. Dallinga-Thie, A. van tol, R.P. Dullaart. Statin and fibrate combination does not additionally lower plasma cholesteryl ester transfer in type 2 diabetes mellitus. Clin Lab 2012; 58:12311239 27. A.E. Bochem, D.F. van Wijk, A.G. Holleboom, R. Duivenvoorde, M.M. Motazacker, G.M. Dallinga-Thie, E. de Groot, J.J. Kastelein, A. Nederveen, G.K. Hovingh, E.S. Stroes. ABCA1 mutation carriers with low high-density lipoprotein cholesterol are characterized by a larger atherosclerotic burden. Eur Heart J 2012; 34:286-291 28. M.E. Visser, G.M. Dallinga-Thie, S.J. Pinto-Sietsma, J. Defesche, E.S. Stroes, P.R. van der Valk. APOE1 mutation in a patient with type III hyperlipoproteinemia: detailed genetic analysis required. Neth J Med 2012; 70:278-280 29. L. Abbasi-Moheb, S. Mertel, M. Gonsior, L. Nouri-Vahid, K. Kahrizi, S. Cirak, D. Wieczorek, M.M. Motazacker, S. Esmaeeli-Nieh, K. Cremer, R. Weißmann, A. Tzschach, M. Garshasbi, S.S. Abedini, H. Najmabadi, H.H. Ropers, S.J. Sigrist, A.W. Kuss. Mutations in NSUN2 cause autosomal-recessive intellectual disability. Am J Hum Genet 2012; 90:847-855 30. M.M. Motazacker, J. Pirruccello, R. Huijgen, R. Do, S. Gabriel, J. Peter, J.A. Kuivenhoven, J.C. Defesche, J.J. Kastelein, G.K. Hovingh, N. Zelcer, S. Kathiresan, S.W. Fouchier. Advances in genetics show the need for extending screening strategies for autosomal dominant hypercholesterolaemia. Eur Heart J 2012; 33:1360-1366 31. C. Steiner, A.G. Holleboom, R. Karuna, M.M. Motazacker, J.A. Kuivenhoven, R. Frikke-Schmidt, A. Tybjaerg-Hansen, L. Rohrer, K.M. Rentsch, A. von Eckardstein. Lipoprotein distribution and serum concentrations of 7α-hydroxy4-cholesten-3-one and bile acids: effects of monogenic disturbances in highdensity lipoprotein metabolism. Clin Sci 2012; 122:385-396 50
32. R. Huijgen, I. Kindt, J.C. Defesche, J.J. Kastelein. Cardiovascular risk in relation to functionality of sequence variants in the gene coding for the lowdensity lipoprotein receptor: a study among 29,265 individuals tested for 64 specific low-density lipoprotein-receptor sequence variants. Eur Heart J 2012; 33:2325-2330 33. R. Huijgen, B. Sjouke, K. Vis, J.S. de Randamie, J.C. Defesche, J.J. Kastelein, G.K. Hovingh, S.W. Fouchier. Genetic variation in APOB, PCSK9, and ANGPTL3 in carriers of pathogenic autosomal dominant hypercholesterolemic mutations with unexpected low LDL-CI levels. Hum Mut 2012; 33:448-455 34. Z. Dastani, M.F. Hivert, N. Timpson, S.W. Fouchier et al. Novel loci for adiponectin levels and their influence on type 2 diabetes and metabolic traits: a multi-ethnic meta-analysis of 45,891 individuals. PLoS Genet 2012; 8:e1002607 35. R. Huijgen, S.W. Fouchier, M. Denoun, B.A. Hutten, M.N. Vissers, G. Lambert, J.J. Kastelein. Plasma levels of PCSK9 and phenotypic variability in familial hypercholesterolemia. J Lipid Res 2012; 53:979-983 36. M.E. Lobatto, C. Calcagno, J.M. Metselaar, G. Storm, E.S. Stroes, Z.A. Fayad, W.J. Mulder. Imaging the efficacy of anti-inflammatory liposomes in a rabbit model of atherosclerosis by non-invasive imaging. Methods Enzymol 2012; 508:211-228 37. J. Tang, M.E. Lobatto, J.C. Read, A.J. Mieszawska, Z.A. Fayad, W.J. Mulder. Nanomedical theranostics in cardiovascular disease. Curr Cardiovasc Imaging Rep 2012; 5:19-25 38. A.G. Holleboom, G. Daniil, X. Fu, R. Zhang, G.K. Hovingh, A.W. Schimmel, J.J. Kastelein, E.S. Stroes, J.L. Witztum, B.A. Hutten, S. Tsimikas, S.L. Hazen, A. Chroni, J.A. Kuivenhoven. Lipid oxidation in carriers of lecithin:cholesterol acyltransferase gene mutations. Arterioscler Thromb Vasc Biol 2012; 32:30663075 39. B. van den Bogaard, A.G. Holleboom, R. Duivenvoorden, B.A. Hutten, J.J. Kastelein, G.K. Hovingh, J.A. Kuivenhoven, E.S. Stroes, B.J. van den Born. Patients with low HDL-cholesterol caused by mutations in LCAT have increased arterial stiffness. Atherosclerosis. 2012; 225:481-485 51
Deelname stafleden aan congressen, symposia en cursussen:
Dr. ir. J.C. Defesche
International Atherosclerosis Society, Manly Beach, Sydney
European Atherosclerosis Congress. Milaan
First International Conference on Familial Hypercholesterolemia in Children and Adolescents. Athene
European Joint Congress of EFLM and UEMS and 7th Congress of the Croatian Society of Medical Biochemistry and laboratory Medicine (CSMBLM): Laboratory Medicine at the Clinical Interface. Dubrovnik
The World Congress of Lipidology. Budapest
Dr Ir G.M.Dallinga-Thie
Nederlandse Vereniging voor Diabetes Onderzoek, Oosterbeek
Cardio Vasculaire Conferentie, Noordwijkerhout
European Lipoprotein Club, Tutzing
International Symposium on Atherosclerosis, Sydney
High-density lipoproteins: biology and therapeutics Satellite Symposium, Cairns
Prof.dr. J.C.M. Meijers
CCKL cursus auditor, Utrecht
Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, Utrecht
Nederlandse Vereniging voor Thrombose en Hemostase symposium, Koudekerke
Serpin meeting, Chapel Hill
International Congress on Fibrinolysis & Proteolysis, Brighton
AMSTOL symposium, Amsterdam
Bij- en nascholing voor auditoren CCKL, deskundigheidsbevordering, Utrecht
Anatomische les, Amsterdam
American Society of Hematology Annual Meeting and Exposition, Atlanta
52
Lidmaatschappen en bestuurlijke functies stafleden
Dr. Ir. J.C. Defesche Voorzitter InterChol, the International Cholesterol Foundation (fusie van MEDPED International en HEART EU) Voorzitter International FH Foundation
Dr Ir G.M.Dallinga-Thie Associate editor Atherosclerosis WAR-lid Diabetes Fonds Member of the International Scientific Board ISA 2012 American Heart Association, European Atherosclerosis Society, Dutch Atherosclerosis Society Dutch Lipoprotein Club European Lipoprotein Club Dutch Genetic Association
Prof.dr. J.C.M. Meijers AAAS, American Association for the Advancement of Science ISTH, International Society for Thrombosis and Haemostasis ISFP, International Society for Fibrinolysis and Proteolysis (council member/treasurer) NVTH, Nederlandse Vereniging voor Trombose en Hemostase ASH, American Society for Hematology ASBMB, The American Society for Biochemistry and Molecular Biology KNCV, Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging NVB, Nederlandse Vereniging voor Biochemie LSBR, Landsteiner Stichting voor Bloedtransfusie Research, lid WAR AMC, Supportgroep Vidi en ERC AMC, Supportgroep NWO – Groot en Middelgroot
53
Bijlage 1
54
Bijlage 1. Medewerkers in dienst van het EVG per 31 december 2012:
Totaal aantal medewerkers: 34 Totaal fte: 29,6
Naam
Functie of taak
A.C.M. den Baas
Logistiek Medewerker A
J.C. Defesche
Klinisch Academisch medewerker D/Staflid
J.C.M. Meijers
Hoogleraar / Afdelingshoofd
W.J.M. Mulder
Staflid
A.M. Vree
Secretaresse C
S.J. Heijnen-Van Eijk
Kwaliteitsfunctionaris A
Diagnostiek Experimentele Vasculaire Geneeskunde K. Bakthiari
Analist C
W.F. Kopatz
Analist B
L.M. Leverink
Manager C / Hoofdanalist
M.A. Weijne
Analist B
Moleculaire Diagnostiek Experimentele Vasculaire Geneeskunde D.A. van den Berg - Sluis
Administratief medewerker C
J. de Randami
Analist B
E.E.G. van der Graaf-Appelman
Analist B
J.P.G. Jansen
Analist B/Arbo-Milieufunctionaris/ Bedrijfshulpverlener
L. de Jong-van de Kerkhof
Analist B
L.N. Klaaijsen
Analist B
E.J.M. Platje
Analist C
H.S. Rijpkema
Analist C / Bedrijfshulpverlener
H.H. Wichers
Analist B
55
Research Experimentele Vasculaire Geneeskunde M. Cunha
AIO
G.M. Dallinga-Thie
Senior onderzoeker
S.W. Fouchier
Post-doc
J.H.M. Levels
Research Analist C / ICT Coördinator
S. Maiwald
AIO
J.A. Marquart
Research Analist B
M. van Montfoort
AIO
M.M. Motazacker
Post-doc
J. Peter
Research Analist B / ICT Coördinator/BHV
T. Plug
Research Analist B
A.W.M. Schimmel
Research Analist B
V.L. Knaup
Research Analist B
R.P. Surendran
AIO
S.D. Udayappan
research assistent
D. Schulte
post-doc
56
Bijlage 2
57
Realisatie 2012 Studies Diagnostiek Experimentele Vasculaire Geneeskunde
Studienaam Inpact-PC
Aantal Samples 1462
Bepalingen Proteïne C activiteit
Cobra Light
83
Geactiveerde partiële tromboplastinetijd Protrombinetijd Factor VIII activiteit D-Dimeren Protrombine fragment 1+2 Plasminogeen activator inhibitor-1 antigeen von Willebrand factor antigeen Endogene Trombine Potentiaal
Rhino Co
112
IDAHO ext 2
205
Trombine-antitrombine complex von Willebrand factor antigeen D-Dimeren Plasmine-α2-antiplasmine complex Plasminogeen activator inhibitor-1 antigeen Clot Lysis Tijd +/- CPI
PAS ETP
392
Protrombine fragment 1+2 Endogene Trombine Potentiaal (1 pM TF)
ACT ETP
28
Low TF
111
Endogene Trombine Potentiaal (1 pM TF) Endogene Trombine Potentiaal (5 pM TF) Trombine-antirombine complex
ACTH studie
40
Hypo vWF-2
116
Geactiveerde partiële tromboplastinetijd Protrombinetijd Fibrinogeen activiteit Factor VIII activiteit Factor IX activiteit D-Dimeren von Willebrand factor antigeen von Willebrand factor activiteit Protrombine fragment 1+2 Plasminogeen activator inhibitor-1 antigeen Endogene Trombine Potentiaal (1 pM TF) Endogene Trombine Potentiaal (5 pM TF) Geactiveerde partiële tromboplastinetijd Protrombinetijd Factor VIII activiteit von Willebrand factor antigeen von Willebrand factor activiteit Endogene Trombine Potentiaal (5 pM TF) 58
Torrent
80
Geactiveerde partiële tromboplastinetijd Protrombinetijd Factor VIII activiteit Factor IX activiteit D-Dimeren von Willebrand factor antigeen von Willebrand factor activiteit Protrombine fragment 1+2 Plasminogeen activator inhibitor-1 antigeen Endogene Trombine Potentiaal (1 pM TF) Endogene Trombine Potentiaal (5 pM TF) Clot Lysis Tijd
VM
70
Geactiveerde partiële tromboplastinetijd Protrombinetijd D-Dimeren von Willebrand factor antigeen P-selectine
Plato longen
126
Geactiveerde partiële tromboplastinetijd Protrombinetijd Factor VIII activiteit Factor II activiteit von Willebrand factor activiteit Proteïne S antigeen totaal en vrij Proteïne C activiteit
DIPRA
181
Trombine-antitrombine complex Plasmine-α2-antiplasmine complex D-Dimeren
Mega TAFI ext
115
Trombine-activeerbare fibrinolyse inhibitor activiteit
Rhinoco Ext
56
Endogene Trombine Potentiaal (5 pM TF)
Muis Meningitis
183
Trombine-antitrombine complex D-Dimeren
N7 Pig
112
Geactiveerde partiële tromboplastinetijd Protrombinetijd Factor VIIa activiteit
PS-Diabetes 3
167
Proteïne S antigeen totaal en vrij C4b Bindingseiwit
Melioidose APC high
60
Antitrombine activiteit
59