Magazine voor voortgezet onderwijs / november 2013 / jaargang 8
MAGAZINE 2 k Paul Rosenmöller zoekt de verbinding k Dossier: ondernemend onderwijs k Hoe werkt de lobby van de VO-raad? k Onderwijsjournalist Anja Vink breekt lans voor vmbo
IN DIT NUMMER
PAUL ROSENMÖLLER
PIONIERS
VMBO XPERIENCE
Een persoonlijk interview met de nieuwe voorzitter van de VO-raad. Over bekostiging en het gesprek met de bonden, over maatwerk en frisse lucht, en vooral: over onder wijs dat ertoe doet.
Samenwerkingsverband Sterk VO is al begonnen met passend onderwijs. ‘Was de inkt van het een net droog, was het ander alweer een feit.’
Begrip en respect: hoe een training van United World Colleges de levens van jongeren verandert.
8
14
DOORDECENTRALISATIE Aan doordecentralisatie zitten veel haken en ogen, maar in Harderwijk zijn alle partijen er samen uitgekomen.
24
2
VO-magazine 2 / november 2013
18
VOORWOORD ACHTER DE SCHERMEN Hoe werkt de lobby van de VO-raad in de Eerste en Tweede Kamer?
30
SCHOOL IN BEDRIJF Ondernemend onderwijs is inspirerend voor leerlingen en leraren. En het is méér dan het opzetten van bedrijfjes. Verhalen uit de praktijk en theorie van educatief ondernemerschap.
34
‘STEUN DEZE SCHOLEN’ Onderwijsjournalist Anja Vink liep een jaar mee op een grotestads-vmbo. ‘We moeten om het vmbo heen gaan staan.’
40
EN VERDER 4 Kort 5 Mijn inspiratie 22 VO in beeld 28 De werkgever: inwerktrajecten 33 VO in debat 39 Column Hendrik-Jan van Arenthals 42 Wie werkt waar / Agenda / Colofon
SJOERD SLAGTER / VOORZITTER Nu de ALV’s van alle ondertekenaars hebben ingestemd met het Nationaal Onderwijsakkoord, is het zaak snel te komen tot een Sectorakkoord VO. Hierin maken we, in ruil voor de extra investeringen, prestatieafspraken met de bewindslieden over onder andere de functiemix, governance en leermiddelen. Maar ook over onderwijstijd, een al jaren slepend dossier dat met een sector akkoord hopelijk voor eens en voor altijd gesloten wordt. De komende weken moet blijken of het ons lukt er met het kabinet uit te komen. Onze inzet is om dit akkoord te laten aansluiten op het bestaande Bestuursakkoord. Het Sectorakkoord moet dus leiden tot een doorontwikkeling van de sector en niet tot een nieuwe focus met weer een set nieuwe indicatoren. Als het aan ons ligt, krijgen scholen hierin belangrijke beleidsruimte voor eigen keuzes. De akkoorden komen regelmatig terug in mijn gesprekken met leden. In die gesprekken klinkt vooral realiteitszin door. Nee, de akkoorden bieden geen structurele oplossing voor de financiële situatie van scholen, maar ze maken de bezuinigingen van vorige kabinetten wel grotendeels ongedaan. Dus zijn we blij met wat voor het vo is bereikt. Onlangs kwam daar bovenop het goede nieuws van het begrotings akkoord. In 2014 kan het onderwijs een investering van 650 miljoen euro tegemoet zien. Naar schatting gaat het om een bedrag van 173 miljoen euro voor het vo. Voor 2014 betekent dit in ieder geval een extra financiële meevaller die in combinatie met het Nationaal Onderwijsakkoord echt perspectief biedt. Het is ook een investering die past bij de ambities van de bewindslieden en bij de ambities van het veld. Als we werkelijk willen stijgen op de PISA-ladder en als we werkelijk hogere leeropbrengsten willen bewerkstelligen, zal er geïnvesteerd moeten worden. Ook dit geld lost niet alle problemen van scholen op, maar het zorgt er wel voor dat scholen met name meer jonge docenten in dienst kunnen houden. En meer werkgelegenheid betekent minder werkdruk, kleinere klassen en meer maatwerk. Ik sluit daarom met een goed en optimistisch gevoel mijn op één na laatste voorwoord voor dit magazine af. Voor het volgende nummer ben ik voor mijn eigen ‘slotakkoord’ gevraagd de rol van gasthoofdredacteur te vervullen. En dat beschouw ik als een prachtige kans.
VO-magazine 2 / november 2013
3
KORT
k KIJK VOOR HET LAATSTE NIEUWS OP WWW.VO-RAAD.NL
AKKOORD OVER BEGROTING 2014 Het kabinet, de coalitiepartijen VVD en PvdA en oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP bereikten vrijdag 11 oktober een akkoord over de begroting van 2014. Onderdeel van de afspraken is een investering van 650 miljoen euro voor het onderwijs in 2014, voor alle sectoren. Naar schatting gaat het in 2014 om een bedrag van 173 miljoen euro voor het voortgezet onderwijs. Ook is in het akkoord afgesproken dat de ‘gratis’ schoolboeken in het voortgezet onderwijs behouden blijven. Dit betekent dat scholen hiervoor een over heidsbijdrage in de lumpsum blijven ontvangen. Daarnaast is de VO-raad verheugd dat de voor genomen bezuiniging die gepaard ging met het onderbrengen van LWOO en PRO in passend onderwijs, wordt teruggedraaid. Dit betekent dat samenwerkingsverbanden, in tegenstelling tot wat eerder is afgesproken, vanaf 2015 alsnog over deze middelen kunnen beschikken. Structureel gaat het om 50 miljoen euro. Het enige negatieve element uit het akkoord is dat de prijsbijstelling 2014 niet wordt uitgekeerd. Wel blijkt uit de regeling materiële bekostiging dat de materiële bekostiging in 2014 met 7,7 procent wordt opgehoogd. Het gaat hier om prijsbijstellingen voor de jaren 2011 en 2013. www.vo-raad.nl/dossiers/politiek/akkoordover-begroting-2014
WEBSITE GESCHILLEN PASSEND ONDERWIJS Begin oktober is een nieuwe website over geschillen passend onderwijs gelanceerd. Scholen, samen werkingsverbanden en ouders kunnen hier infor matie vinden die kan helpen bij het voorkomen of oplossen van een geschil. Kijk op geschillenpassendonderwijs.nl
4
VO-magazine 2 / november 2013
LEZING BETROKKENHEIDS FINANCIERING Op 7 november organiseert de VO-academie een lezing in Driebergen over ‘betrokkenheid financiering’. De lezing geeft bestuurders en directies van vo-instellingen kennis, inzicht en vaardigheden ten aanzien van filantropie als inkomstenbron. Filantropie betreft vrijwillige particuliere bijdragen uit eigen middelen aan het algemeen nut op basis van betrokkenheid. De grootste groei in financiering van non-profit instellingen zal de komende jaren van filantropie afkomstig zijn. De lezing maakt duidelijk hoe het maatschappelijk draagvlak van participerende non-profits kan worden vergroot. Fundraising gaat immers niet om geld, maar om een andere schoolorganisatie: het veranderen van zowel de schoolcultuur als de schoolstructuur. Het creëren van draagvlak is het doel van het fundraisingbeleid. Inhoudelijke onderwerpen die aan bod komen, zijn onder andere: motieven van gevers (particulieren, fondsen, bedrijven), de non-profit sector in Nederland: het professioneel-bureaucratische model, theorieën van fundraising, en waaraan een fundraisingbeleid moet voldoen. De lezing wordt gehouden door prof. dr. Theo Schuyt, die aan de VU in Amsterdam de leerstoel Filantropische Studies bezet. Schuyt was ook voor zitter van de Taskforce ‘Geven voor Weten’ en deed voor de Europese Commissie onderzoek naar hoe EU-universiteiten extra inkomsten kunnen verkrijgen. De lezing vindt plaats op 7 november van 14.30 tot 17.30 op Landgoed de Horst in Driebergen. U kunt zich inschrijven via www.vo-academie.nl/betrokkenheidfinanciering
MIJN INSPIRATIE
LERARENAGENDA BIEDT GOEDE BASIS De VO-raad is op hoofdlijnen positief over de Lerarenagenda die op 4 oktober werd gepresenteerd. Het is een goede zaak dat de bewindslieden meer samen hang proberen aan te brengen in het beleid rondom het opleiden van leraren. De agenda biedt een goede basis om verder te investeren in wat de belang rijkste succesfactor is voor het onderwijs: de (professionaliteit van de) leraar. De VO-raad is op verschillende manieren betrokken geweest bij de totstandkoming van de Lerarenagenda en is blij op belangrijke punten de eigen inbreng terug te zien. Zo is het goed dat de Lerarenagenda 2013-2020 – De leraar maakt het verschil – aansluit bij lopende initiatieven in het onderwijs en ingaat op voorbeelden die navolging verdienen. In de agenda wordt bijvoor beeld het succes van (academisch) op leiden in de school onderstreept en ingezet op de verdere verankering daarvan. Daarnaast is er in de agenda terecht veel aandacht voor de versterking van de samenwerking tussen leraren opleidingen en het afnemend veld. De VO-raad vindt wel dat de (regionale) problematiek ten aanzien van het lerarentekort in deze agenda wordt onderschat. Er is te weinig aandacht voor grote knelpunten op de onder wijsarbeidsmarkt en de tekortvakken. www.vo-raad.nl/dossiers/ professionalisering-docenten/ lerarenagenda-biedt-goede-basis
Natuurlijk streef je naar goede resultaten. Maar een lichtend voorbeeld kan je net die extra zet geven om er écht iets moois van te maken. Door wie laten schoolleiders en -bestuurders zich inspireren? In deze aflevering: Katja Stoker, vestigings manager van het Dr. Nassaucollege in Beilen.
‘ALS DE KINDEREN ZICH PRETTIG VOELEN, GAAN HUN LUIKJES OPEN’ “De kinderen zijn mijn inspiratiebron. Dat is waarvoor ik het doe en waaruit ik al mijn energie haal. Als zij zich prettig voelen op school, gaan hun luikjes open om nieuwe informatie toe te laten. Dit is mijn derde jaar op deze school. Toen ik hier binnenkwam, was er veel onvrede, zowel onder ouders, personeel als leerlingen. Het gebouw was oud, lelijk en kleurloos en de onderwijsresul taten waren beneden peil. We hebben heel hard gewerkt om alles op orde te krijgen. We hebben nieuw meubilair gekocht en veel kleur aangebracht in de school, en met volhouden en doorbijten onze resultaten verbeterd. Daarbij zijn de kinderen onze toetssteen. Zij hebben geen idee wat ‘activerende didactiek’ betekent. Maar als je elementen daarvan in vragen verwerkt, blijkt dat zij ervaren dat wij hen op allerlei manieren benaderen. Onze resultaten zijn inmiddels gemiddeld en bovengemiddeld en de examenresultaten stegen meer dan een halve punt. De tevredenheidsonderzoeken onder leerlingen, ouders en personeel waren goed. Dat laatste is wel opmerkelijk, want het team ervaart de werkdruk als gigantisch. Maar alle vernieuwingen worden echt door hen gedragen en zij werken keihard om goed onderwijs te leveren. De kinderen laten mij zien of het klopt. Een meisje uit de tweede klas zei: ‘Ik moet altijd een half uur fietsen. Dat vind ik helemaal niet erg, want als ik binnenkom, word ik altijd zo blij.’ Bij het leerlingtevredenheidsonderzoek van de Kwaliteitsscholen staan wij op de eerste plaats, vergeleken met de benchmarkscholen. Daar ben ik blij mee, want ik wil dat kinderen met veel plezier naar school gaan en hier meedenken. Als je hen de ruimte geeft om zich te ontplooien, krijg je blije, tevreden kinderen.”
VO-magazine 2 / november 2013
5
KORT
1 MINUUTJE
Managers, onderzoekers, zelfs een sportcoach: via Dagjelesgeven komen ze zomaar langs op school. Dat ontdekte directielid Gerardine Maréchal van Scholengemeenschap Lelystad toen ze op zoek was naar een positieve manier om leerlingen over hun toekomst te laten nadenken. Nu is ze lid van de Raad van Toezicht van Dagjelesgeven. Waarom verdient Dagjelesgeven meer aandacht? “Hoewel scholen veel tijd en geld steken in beroepsvoorlichting en loopbaanoriëntatie en -begeleiding, bestaat er een kloof tussen de realiteit en het beeld dat leerlingen van de beroepspraktijk hebben. Gastdocenten van Dagjelesgeven vertellen het echte verhaal van hun loopbaan aan leerlingen. De databank is heel gevarieerd en bevat een paar honderd gastdocenten die het leuk vinden om dit te doen. Managers, product ontwikkelaars, onderzoekers, zelfs een sportcoach. Door hun verhalen ervaren leerlingen hoe je jezelf kunt ontwikkelen en je loopbaan kunt beïnvloeden. Het effect in de klas is dat leerlingen aandachtige toehoorders worden. De verhalen wekken hun nieuwsgierigheid op naar hoe het je later kan vergaan.” Wat doen de verhalen van gastdocenten met leerlingen? “De loopbaanverhalen hebben een groot effect op hun bewustwording. De gastdocenten komen uit verschillende achtergronden en hebben vaak een grillige loopbaan achter de rug, maar door hun passie hebben ze nu werk waarin ze zich helemaal thuis voelen. Hun verhalen verminderen bij kinderen de angst dat verkeerde keuzes negatieve consequenties hebben voor je toekomst. De gastdocenten zijn het levende bewijs dat je met elke keuze verschillende kanten op kunt en dat ook een omweg naar de best mogelijke plek kan leiden. Dat is enorm geruststellend. Het geeft het vertrouwen dat je je toekomst op allerlei manieren in de hand kunt nemen en aan de hand van je capaciteiten kunt bijsturen. Natuurlijk speelt toeval een rol, maar dat toeval kun je best een handje helpen.” En wat hebben scholen aan gastdocenten? “De gastlessen helpen met name om in de mentorles de begeleiding richting de profiel keuze goed aan te zwengelen. Loopbaanverhalen zijn vaak ontzettend leuk. Ze laten zien dat je vanuit allerlei situaties goed terecht kunt komen, mits je zelf het heft in handen neemt, passie toont en je ambities koestert. In deze tijd, met alle ‘emo-tv’, zijn dergelijke begrippen voor leerlingen belangrijk jargon. Gast docenten maken het makkelijker om leerlingen ook de waarde van die begrippen te laten ervaren.” Profs met passie in de klas? www.dagjelesgeven.nl 6
VO-magazine 2 / november 2013
PILOT LEERGANG STRATEGISCH HRM De VO-academie heeft samen met de Universiteit van Utrecht en de Universiteit van Tilburg een HRMopleiding op maat ontwikkeld. De pilot leergang Strategisch HRM behandelt de uitgangspunten van goed HRMbeleid, past ze toe op de praktijk van het voortgezet onderwijs en besteedt aandacht aan de rol van verschillende betrokkenen. De leergang is getoetst bij een grote groep schoolleiders en bestuurders, zodat deze aansluit bij de vraag van de sector en een kwaliteitsslag op HRM-gebied mogelijk maakt. Doel van de leergang is om bestuurders en schoolleiders te versterken in hun rol en in de onderlinge samenwerking, met als opbrengst beter onderwijs te realiseren met inzet van bekwaam en gemotiveerd personeel. De leergang is speciaal ontwikkeld voor schoolleiders en bestuurders die eindverantwoordelijk zijn voor het HRM-beleid in hun school. De leergang vindt plaats op 27 november 2013, 30 en 31 januari, 13 en 14 maart en 16 april 2014. De kosten bedragen 2500 euro per deelnemer. Toelating vindt plaats op volgorde van inschrijving. Er zijn 50 plaatsen beschikbaar en op 15 november 2013 sluit de inschrijving. Kijk voor meer informatie en aanmelden op vo-academie.nl/hrm
ONDERWIJSAKKOORD DEFINITIEF BEKRACHTIGD
LOB-CAFÉ
De achterbannen van de sociale partners in het onderwijs hebben ingestemd met het Nationaal Onderwijsakkoord. Dit heeft de Stichting van het Onderwijs op 14 oktober in een brief aan minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker laten weten. De Algemene Ledenvergadering van de VO-raad stemde op 26 september in met het Nationaal Onderwijsakkoord. Het akkoord is inmiddels ook bekrachtigd door de PO-Raad, MBO Raad, Vereniging Hogescholen, VSNU, CNV Onderwijs, CNV Publieke Zaak en FvOv. De vakbonden van FNV hebben het Nationaal Onderwijsakkoord niet ondertekend. In het Nationaal Onderwijsakkoord zijn de belangrijkste punten van de inzet van de VO-raad terug te vinden: financiële lucht voor scholen, modernisering van de arbeidsvoorwaarden en flexibilisering van de onderwijstijd. Nu de achterbannen voor hebben gestemd, worden de afspraken uit het Nationaal Onderwijsakkoord voor elke onderwijs sector verder uitgewerkt in sectorakkoorden en aan de cao-tafels.
Het LOB-café op donderdag 31 oktober in Utrecht staat in het teken van jongeren en social media. Wat doe je als school aan social media? Denk mee en wissel ervaringen uit.
www.vo-raad.nl/dossiers/onderwijsakkoord/ onderwijsakkoord-definitief-bekrachtigd
Vanaf dit schooljaar worden alle zendingen met examenpakketten door een koerier op de scholen bezorgd. Er worden geen zendingen meer per aangetekende post verstuurd.
KAMER DEELT ZORGEN OVER REKENTOETS Alle partijen in de Tweede Kamer maken zich zorgen over de haalbaarheid en implementatie van de rekentoets in het voortgezet onderwijs. Dat bleek tijdens het Algemeen Overleg over de referentieniveaus taal en rekenen. De gezamenlijke zorgen van het onderwijsveld en de fracties gaan over de resultaten die leerlingen in de pilot haalden - gemiddeld 70 procent van de leerlingen haalt een onvoldoende in het voortgezet onderwijs – en over de haalbaarheid van het invoeringstraject en de taligheid van de toets. De VO-raad stuurde samen met de andere sectorraden in aanloop naar het debat een brief met zorgpunten naar de Tweede Kamer. In het Kamerdebat ging veel aandacht uit naar de vraag of de reken toets wel meet wat die zou moeten meten. Vrijwel alle partijen vrezen dat de rekentoets meer het niveau van begrijpend lezen meet, dan dat van rekenen. De partijen in de Tweede Kamer, aangevoerd door D66, hebben gevraagd om een (volledige) voorbeeldtoets, hetgeen de staatssecretaris heeft toegezegd. www.vo-raad.nl/dossiers/taal-en-rekenen/kamer-deeltzorgen-over-rekentoets
Aanmelden kan via www.lob-vo.nl
LERAAR VAN HET JAAR 2013 Geschiedenisdocent Jan Willem van den Bos van het Jan van Egmond Lyceum in Purmerend is uitgeroepen tot Leraar van het Jaar 2013 in het vo. Samen met de winnaars in het basisspeciaal en mbo is hij een jaar ambassadeur voor alle leraren. www.vo-raad.nl/dossiers/professionaliseringdocenten/leraar-van-het-jaar-2013-bekend
AFLEVERING EXAMENPAKKETTEN 2014
www.vo-raad.nl/dossiers/centraal-eindexamen/ aflevering-examenpakketten-2014
BESLISREGELS VAN INSPECTIE BEKEND De Inspectie van het Onderwijs heeft in de eerste helft van 2013 op 130 scholen ‘proefgedraaid’ met het nieuwe toezichtskader VO 2013. Op basis van de verzamelde data en de opgedane gebruikerservaring is het kader bijgesteld. www.vo-raad.nl/dossiers/onderwijsinspectie/ beslisregels-van-inspectie-bekend
MELD U AAN! Wilt u op de hoogte blijven van het laatste nieuws in het vo? Meld u dan nu aan voor onze digitale nieuwsbrief! Ga naar www.vo-raad.nl voor het aanmeldformulier.
VO-magazine 2 / november 2013
7
INTERVIEW
DE BEGEISTERUNG VAN PAUL ROSENMÖLLER
‘IK WIL ZORGEN VOOR VERBINDING’ 8
VO-magazine 2 / november 2013
Op 28 november neemt Paul Rosenmöller de voorzittershamer van de VO-raad over van Sjoerd Slagter. Interviews geeft hij eigenlijk nog niet, maar voor VO-magazine maakt hij een uitzondering. “Ik denk niet in concurrentieverhoudingen. We moeten het samen doen.” Tekst: Suzanne Visser / Fotografie: Josje Deekens
Op de minuut af om kwart over elf komt hij binnen gelopen; energiek, maar niet gehaast. Een vriendelijke groet voor de dames bij de receptie, een handdruk voor iemand die passeert en dan de trap op naar boven, waar het gesprek zal plaatsvinden. Paul Rosenmöller is als aankomend voorzitter van de VO-raad nog net zo benaderbaar als de vakbondsman, de politicus en de televisiemaker van weleer. Op het moment van het interview heeft hij net de eerste week van zijn inwerkperiode erop zitten. Eind november volgt hij officieel Sjoerd Slagter op. Tot die tijd bezoekt hij scholen, vooral veel scholen. “De helft van de tijd toch zeker.” De andere helft besteedt hij aan een rondje langs politici, vakbondsmensen, wetenschappers en andere externe relaties. En natuurlijk aan een nadere kennis making met zijn naaste collega’s, de mensen van het bureau. Tot voor kort was u voor de IKON regelm atig degene die de kritische vragen stelde. Bevalt het om weer aan de andere kant van de tafel te zitten?
“Jawel. Ik heb natuurlijk in de afgelopen jaren ook met enige regelmaat aan de ‘antwoordkant’ gezeten. Als commissievoorzitter, als bestuurder bij het Rode Kruis, en zeker ook als voorzitter van de stuurgroep Convenant Gezond Gewicht. Maar inderdaad, een mooi, kritisch gesprek voeren, zoals ik tien jaar lang voor de IKON heb gedaan, dat vind ik heel erg leuk. Dat zal ik best nog eens missen.”
meegemaakt, ben ik vergeten, maar niet wie de leuke en populaire leraren waren. En was de leraar leuk, dan vond je het vak ook leuk; van mijn kinderen hoor ik ook dat dit zo werkt. In mijn geval gold dat voor wiskunde, gym en Frans. En altijd als ik voor de IKON in Franstalige landen interviews deed, moest ik weer denken aan die docente Frans. Het leuke was: zij kende mijn ouders en sprak hen aan op die programma’s! Overigens bleek de eerste vrouwelijke bestuurder die mij – na een lange rij heren – tijdens de ALV met mijn benoeming feliciteerde, de rector van mijn oude school te zijn. Meteen ging het gesprek over: zit die er nog, zit die er nog? Want het leeftijdsverschil tussen hen en mij was natuurlijk helemaal niet zo groot. Een jaar of zeven vind je als leerling enorm, maar tussen 57 en 64 maakt het weinig uit.”
‘Wat ik mijn hele leven meedraag, is dat ik oog wil hebben en houden voor kwetsbare mensen’ Uw loopbaan begon letterlijk te midden van de arbeiders in de Rotterdamse haven. Zit er nog iets van die uiterst principiële vakbondsman in Paul Rosenmöller?
“Ja… dat wil zeggen… wat ik mijn hele leven meedraag, is dat ik oog wil hebben en houden voor kwetsbare mensen. Dat heeft mijn hele loopbaan getypeerd en dat trekt mij ook weer in deze functie aan. In het onderwijs Uw eigen middelbareschooltijd speelde zich af op gaat het om maatwerk voor leerlingen. Dat heb ik de het Lyceum Sancta Maria in Haarlem. Was u toen al afgelopen week diverse keren bevestigd gezien. Zo was ik even actief als later in de vakbeweging en de op het praktijkonderwijs van Reggesteyn, in Nijverdal. politiek? Wat ik daar mooi vind, is dat al die leerlingen in één “Nee, eigenlijk niet. Ik had een vriendenclub, was bezig gebouw zitten. Ook een leerling van het praktijkonder met voetbal en tennis, en dat was het. Ik was op een wijs kan dus zeggen: ‘Ik ga naar Reggesteyn’. En wat ik bepaalde manier actief, maar niet in de schoolkrant of die leerling nou verder nog zou gunnen, is dat hij ook de leerlingenraad. Wel heb ik op Sancta Maria een hele zou kunnen zeggen: ‘en daar krijg ik straks mijn diploma’. leuke tijd gehad. Veel van wat ik veertig jaar geleden heb Maar leerlingen van het praktijkonderwijs krijgen geen
VO-magazine 2 / november 2013
9
INTERVIEW
‘Wat ik eigenlijk onbestaanbaar vind, is dat een grote vakbond in Nederland geen ondertekenaar is van de lopende cao’
diploma, die krijgen een getuigschrift. Daar zou ik graag iets aan doen. Erkenning, juist voor deze leerlingen.” De AOb heeft het Onderwijsakkoord niet onder tekend. Gaat het u, als oud-vakbondsman, lukken om meer bruggen te slaan tussen werknemers en werkgevers?
Niet alleen de omgeving, ook de achterban van de VO-raad is gemêleerd. De bekende kruiwagen vol kikkers misschien wel. Hoe gaat u daar voor verbinding zorgen?
“Als het een kruiwagen met kikkers is, dan toch wel een hele grote, met heel veel kikkers. Ik leer ze allemaal kennen. Deze week heb ik bijvoorbeeld overleg met “Dat is echt een van de dingen waaraan ik veel aandacht vertegenwoordigers van alle zuilen. Wat mij opvalt, wil besteden. Verbinding is een centraal woord voor mij. is dat zij heel goed afwegen welke belangen de VO-raad En wat mensen me tijdens schoolbezoeken vertellen – voor hen kan behartigen en welke niet. Met andere niet alleen bestuurders, ook leraren – is dat de verhou woorden: hoe blijven we in de kruiwagen en kunnen we dingen in het onderwijs soms wel een beetje in beton tegelijkertijd onze achterban bedienen. Zijn ze tevreden gegoten lijken. Wat ik… nee, niet onwenselijk… wat ik over die balans, dan houd je de kikkers in de kar.” eigenlijk onbestáánbaar vind, is dat een grote vakbond in Nederland geen ondertekenaar is van de lopende cao. U hebt in veel maatschappelijke sectoren gewerkt, maar niet in het onderwijs. Wat vindt u: voordeel of Natuurlijk heeft elke bond die keuze, daar gaat het niet nadeel? om, maar ik zou in zo’n geval toch willen kijken hoe ik zo’n vakorganisatie aan boord kan krijgen. Wat is voor “Om te beginnen vind ik het een groot voorrécht dat ik de AOb van belang om weer te kunnen aansluiten? Als deze functie kan gaan vervullen. En voor de essentie van ik in mijn toekomstige rol als voorzitter iets kan doen wat ik moet doen, is mijn achtergrond heel relevant: ik om dat mogelijk te maken, dan doe ik dat graag, dat is moet zicht houden op de belangen van de sector en die uiteindelijk ook in ons belang. Het gesprek met de behartigen. AOb is al geagendeerd. Het is, denk ik, op goede gronden dat de raad juist op dit moment iemand van buiten heeft gevraagd. De raad ‘Het zou goed zijn om de buitenwereld is de kinderschoenen ontgroeid, de samenwerking met anderen wordt intensiever – denk aan de andere sector meer naar binnen te laten, frisse lucht raden – en dan komt die andersoortige expertise goed op te snuiven’ van pas. Natuurlijk moet ik inzicht krijgen in de onderwijstopics Kijk, als het om primaire arbeidsvoorwaarden gaat: die spelen. Ik ben me bewust van mijn beperkingen. dat het onderwijs drie, vier jaar lang op de nullijn zou Maar ik ambieer niet om kennis te verwerven op het moeten zitten, dat was hopeloos. Maar wat ik verder uiterste detailniveau dat in de sector voorhanden is. tijdens mijn bezoeken bij leraren ‘ophaal’, is vooral Waar het om gaat, is dat ik zicht moet hebben op de dat ze meer ruimte willen om zelf hun werk te kunnen hoofdlijnen. En verder gaat het om Begeisterung. Passie inrichten. Kijk naar het Onderwijsakkoord, daar zit die voor onderwijs, voor jongeren, voor schoolleiders, voor flexibiliteit in. Je moet nog wel doorpraten over de leraren en voor bestuurders, die gepositioneerd en consequenties, maar dit is iets waarmee onderhandelaars gefaciliteerd moeten worden om goed onderwijs naar hun achterban kunnen. Want dát een onderhande mogelijk te maken. Aanvoelen dat goed onderwijs er laar dat wil, dat snap ik heel goed. Maar ruimte, invloed, voor jongeren heel veel toe doet. Daar komt die rode zeggenschap, dat zijn toch sleutelbegrippen die ook in draad uit mijn loopbaan weer terug.” het nationaal Onderwijsakkoord zitten en waarmee je tegemoet kunt komen aan de wensen van leraren, zonder dat je alles op zijn kop zet.”
10
VO-magazine 2 / november 2013
CV PAUL ROSENMÖLLER Geboren
1956, Den Helder
Opleiding 1974 – 1978 sociologie, Universiteit van Amsterdam (onvoltooid) 1968 - 1974 atheneum B, Lyceum Sancta Maria, Haarlem Werkervaring 2003 – heden programmamaker en presentator IKON tv en radio 1989 – 2003 fractielid GroenLinks, Tweede Kamer (fractievoorzitter 1994 -2002) 1985 -1989 Vakbondsbestuurder Vervoersbond FNV in de havens van Rotterdam en Amsterdam 1978 – jaar Stuwer, havenbedrijf Müller Thomson, Rotterdam Nevenfuncties 2005 – heden voorzitter stuurgroep Convenant Gezond Gewicht 2005 – heden lid raad van commissarissen CSU 2007 – heden lid raad van commissarissen NS 2003 – 1 december 2013 bestuurslid Rode Kruis, sinds 2012 vice-voorzitter Eerder Voorzitter commissie Pavem (participatie vrouwen etnische minderheden), voorzitter commissie onderzoek Curaçao (integriteit bestuurders), lid en Nederlands voorzitter Werk groep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen, voorzitter AKO Literatuurprijs, voorzitter raad van toezicht Mulier Instituut (sportwetenschappelijk onderzoek), lid raad van commissarissen APG, lid raad van advies UWV. Paul Rosenmöller werd in 1988 Havenman van het jaar, in 1995 Politicus van het jaar en won in 1998 de Thorbecke prijs voor politieke welsprekendheid. In 2003 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Hij heeft drie boeken op zijn naam staan. Paul Rosenmöller is gehuwd en heeft vijf kinderen.
VO-magazine 2 / november 2013
11
Kwaliteitscholen
Van data naar kennis Door Bert Both, Kwaliteitscholen
De laatste maanden heeft Kwaliteitscholen flink geïnvesteerd in de
meerdere locaties. En met de koppeling met AFAS staan de teams direct
ontwikkeling van een aantal zaken: de Webapplicatie Waarderings-
goed ingericht.
kader Inspectie 2013, de Pestindicator, het Bekwaamheidsdossier, een verdiepende export van resultaten en een drietal koppelingen,
Tot slot: we leggen de laatste hand aan de koppeling met Qlik View en
namelijk met AFAS, Qlik View en Magna View.
Magna View. Dan beschikt u niet alleen over informatie op maat, maar wordt het ook mogelijk bijvoorbeeld rendementsgegevens te koppelen
Klanten van Kwaliteitscholen zijn ermee bekend dat we allerlei koppe-
aan allerlei factoren van uw school, zoals veiligheid, mentoraat, compe-
lingen hebben. Met Magister, met SOM, maar ook met Vensters en met
tenties van docenten en leidinggevenden. Of u volgt de ontwikkelingen
LAKS. Scholen die zowel Vensters als LAKS willen uitzetten kunnen dat
van de evaluatiegesprekken. Al die gegevens kunnen worden geëxpor-
heel eenvoudig realiseren met Kwaliteitscholen. De leerlingen kunnen
teerd uit Kwaliteitscholen. De schakel van data – informatie – kennis
per mail worden uitgenodigd. Ze kunnen de vragenlijst thuis of in de
– gedrag krijgt dan echt vorm en betekenis.
klas invullen. U kunt monitoren hoeveel leerlingen de vragenlijst hebben ingevuld. De Venster-resultaten van leerjaar 3 worden geïmporteerd in Kwaliteitscholen en als u voldoende respons hebt, kunt u die met 1 druk op de knop naar Vensters verzenden. Een andere koppeling is met Effectory.. Effectory gebruikt de benchmarkresultaten van de Quickscan Medewerkersonderzoek voor een brancherapportage. Als u een verdiepend onderzoek wilt uitzetten, gebruikt Effectory de actuele benchmark. De nieuwste koppeling is met AFAS.. U kunt zowel de medewerkers als de teamindeling uit AFAS importeren in Kwaliteitscholen. Alle rechten staan dan direct goed in het Bekwaamheidsdossier. U kunt bovendien een export maken van een evaluatiegesprek naar AFAS. Op deze manier combineert u de sterke punten van beide softwarepakketten. Bij een aantal vragenlijsten van Kwaliteitscholen is een speciale Pestindicator toegevoegd. U kunt de uitslag schoolintern communiceren, dat kan ook in Vensters, bij de pagina Schoolklimaat en Veiligheid. U kunt het een plaats geven in de vernieuwde Webapplicatie Waarderingskader Inspectie 2013.. Daarmee kunnen besturen en scholen het waarderingskader permanent actualiseren. U ziet bij bijna alle aspecten van de inspectie verwijzingen naar bronnen in Kwaliteitscholen. De export van resultaten is weer uitgebreid. Ik noem als voorbeeld dat teamleiders in één overzicht de resultaten van alle docenten van een leerlingevaluatie kunnen exporteren. Met het rapport Early Warning kunt u een rapport exporteren van sterke en zwakke klassen en sterke en zwakke leerlingen, gebaseerd op een combinatie van cijfers en zelfevaluatie. Het beheer van het Bekwaamheidsdossier is op onderdelen gebruikersvriendelijker gemaakt. Zo hebben besturen en scholen nu de beschikking over een eigen `bibliotheek` van formulieren, die men naar eigen inzicht kan activeren voor
Meer weten? Bel: 010 511 19 06
[email protected] www.kwaliteitscholen.nl
INTERVIEW
‘Als je de talenten van leerlingen centraal stelt, is een maatwerkdiploma eigenlijk het logische gevolg’
Inmiddels bent u op zijn minst een ‘boveng emiddeld geïnformeerde’ buitenstaander. Als u vanuit die positie de sector inkijkt, wat valt u dan op?
“Ten eerste dat de VO-raad heel herkenbaar de belangen behartigt op een aantal wezenlijke topics zoals financiën, professionalisering en gepersonaliseerd leren. Ten tweede dat het onderwijs als sector een gesloten omgeving is. Het zou goed zijn om de buitenwereld meer naar binnen te laten, frisse lucht op te snuiven. In het onderwijs vertellen we jongeren hoe het moet, maar kunnen wij ook openstaan voor maatschappelijke ontwikkelingen? Heel illustratief vind ik hoe scholen omgaan met smart phones. Ze moeten uit. Ze moeten in de tas. In een kluisje. Of zelfs thuis op het bureau. Nou snap ik wel dat een leerling tijdens de les niet met zijn vrienden kan gaan whatsappen. Maar wat een tegenstelling! Want het eerste wat een jongere doet als hij opstaat, is zijn tele foon pakken. Dat is ook het eerste wat hij doet als hij weer thuiskomt uit school. En op school heeft dat apparaat geen plaats?! Je kunt je ook oriënteren op hoe je de mogelijkheden goed kunt benutten. Gelukkig zijn er steeds meer scholen die dat al doen. Het wordt een trend die onvermijdelijk is en het onderwijs ook heel veel kan gaan opleveren.”
Leest u de kranten anders als aankomend voorzitter van de VO-raad?
“Goeie vraag. Het antwoord is ja. Vanaf het moment dat ik me erin ging verdiepen, viel me op hoeveel er over onderwijs wordt geschreven. Zeker over het vo. Dat vind ik wel een eye opener. Het geeft aan wat een belangrijke spil het is, verbonden met alle andere sectoren. De teneur van de berichtgeving vind ik vaak kritisch, ook naar de overheid. Over de bekostiging bijvoorbeeld. Terwijl ik dan denk: in zijn totaliteit bezien komt het onderwijs er niet het slechtst vanaf in deze periode van financiële krapte.” Maar er zijn toch veel scholen die het financieel zwaar hebben?
“Zeker, dat hoor ik ook tijdens schoolbezoeken. Het enige is dat iedereen bij financiële krapte geneigd is meteen naar de inkomstenkant te kijken: er moet geld bij. Maar je kunt ook kijken naar de uitgavenkant en efficiënter met de euro’s omgaan, bijvoorbeeld door meer te gaan samenwerken. Dat neemt niet weg dat schoolbesturen moeten kunnen rekenen op een toe reikende bekostiging. Daar zullen we dus ook aandacht voor moeten blijven vragen. Dat is en blijft een absolute prioriteit.”
Nog meer impressies uit de schoolb ezoeken?
“De vraag hoe je omgaat met diversiteit, die is me bijgebleven. Door passend onderwijs wordt de diversiteit alleen maar groter, maar minder dan in het basisonderwijs zijn docenten in het vo gewend om aandacht te hebben voor verschillen en die te honoreren. Soms zit het ook in de regelgeving. Als een havoleerling goed is in bètavakken maar stukloopt op de tweede vreemde taal, waarom mag hij of zij daarin dan niet op vmbo-niveau eindexamen doen? En de vmbo-leerling die uitblinkt in wiskunde, het havo-examen voor dat vak? Niemand is overal goed in. Als we willen dat leerlingen hun specifieke talenten ontwikkelen, moeten we het wel organiseren. Natuurlijk tegen de achtergrond van de bredere kennis, vaardigheden en houding die kenmerkend is voor het funderend onder wijs. Maar als je de talenten van leerlingen centraal stelt, is een maatwerkdiploma eigenlijk het logische gevolg.”
Tot slot: u bent gepokt en gemazeld in het politieke spel. Bewindslieden, onderwijsb onden en andere stakeholders krijgen aan u een geduchte tegenspeler.
“Zo kijk ik daar zelf niet tegenaan. Mijn benadering is: als het voor het hele onderwijs goed is, dan is de kans groot dat het ook voor onze sector goed is. Ik denk niet in concurrentieverhoudingen, maar in verbinding. En al helemaal als het gaat om de relatie met het primair onderwijs. Wij worden samen publiek bekostigd, dan is samenwerken noodzakelijk. We moeten het samen doen, maar mijn primaire belang ligt bij de bestuurders van onze sector.”
BIJPRATEN
IN UTRECHT EN STICHTSE VECHT IS INVOERING EEN FEIT
PIONIEREN MET PASSEND ONDERWIJS Over een klein jaar moet de landelijke invoering van passend onderwijs een feit zijn. De schoolbesturen vo/vso in de gemeenten Utrecht en Stichtse Vecht lopen precies een jaar op de zaken vooruit. Pionierend in het samenwerkings verband (swv) Sterk VO hebben de scholen de overgang naar passend onderwijs al gemaakt. Wat ging daaraan vooraf? Tekst: Martijn Laman / Fotografie: Dirk Kreijkamp
“Op 1 augustus 2013 waren we vooral in organisa torische zin klaar om aan de slag te gaan met passend onderwijs. Er stond een werkende ondersteuningsstruc tuur volgens de visie die we in ons ondersteuningsplan hebben verwoord”, vertelt Harriët Smit, programma leider passend onderwijs van Sterk VO. De ‘magische’ overgangsdatum 1 augustus was vooral een formele: “De overgangsperiode bestond uit maanden van experimenteren met de nieuwe werkwijze. Onze scholen werken inmiddels bijvoorbeeld allemaal met een kern team van vier ondersteuners. Terwijl de tafel vroeger vaak voller zat, bij een vergadering van een zorgadvies team. Het grote verschil sinds 1 augustus is wel, dat het nu voor het ‘echie’ is, wat betreft het toekennen van arrangementen en geldstromen vanuit het swv naar de scholen. Scholen merken dat er vanuit ons geld komt.” Dat de schoolbesturen uit de gemeenten Utrecht en Stichtse Vecht in Sterk VO zijn samengevoegd, heeft een logische reden: “Sterk VO heeft vo-scholen in beide regio’s.” Meer sporen
“De ontwikkeling van passend onderwijs loopt nu anderhalf jaar. In januari 2013 is het samenwerkings verband officieel opgericht en is alles sneller gaan lopen. De projectplanning hebben we uitgestippeld door vanaf 1 augustus 2013 terugtellend te bepalen welke mijlpalen we in elk geval moesten realiseren, zoals de bestuurlijke oprichting van het samenwerkingsverband, het onder steuningsplan, de ondersteuningsplanraad, een model voor de meerjarenbegroting en als grootste spoor: de
14
VO-magazine 2 / november 2013
inhoudelijke kant van passend onderwijs. Wat in het ontwikkelingstraject ontzettend hielp, is dat we eerst een gemeenschappelijke visie hebben geformuleerd. In één zin: ‘een sterke basis, steun waar nodig en speciaal als het moet’. Die visie vormt in alles wat we doen de rode draad en is een toetssteen voor de vraag of we nog het goede doen vanuit het perspectief van de kinderen om wie het gaat. Dat staat bij iedereen voorop. Wat ook hielp, was dat de vso-besturen vanaf het begin aan tafel zaten en we de koers echt gezamenlijk konden bepalen. Bestuurlijk was het swv door die eenheid snel opgericht.
‘Eén kind, één plan, voor de gezinssituatie én voor het onderwijs’ Het loopt nu prima. Vanwege de harde deadline en beperkte ontwikkeltijd zijn we met veel energie en in hoog tempo te werk gegaan. Over meer sporen tegelijk: naast de bestuurlijke inrichting liep ook al het andere. Dat ging soms best snel. Was de inkt van het ene net droog, was het andere alweer een feit. Daarom hebben we veel contact met scholen, besturen, gemeenten en ondersteuners over de vraag hoe we van een signaal dat een leerling hulp nodig heeft, kunnen komen tot een adequaat aanbod in of buiten de klas. De begeleiders passend onderwijs van het swv hebben daar een belang rijke rol in: zij bieden de scholen extra handen en kunnen hen ontlasten in deze fase van veranderingen. Om ervoor te zorgen dat we elkaar goed informeren, hebben we regelmatig schoolleidersoverleg. En ondanks de onzekerheden die de pioniersstatus soms oplevert,
Harriët Smit, programmaleider passend onderwijs van Sterk VO
vinden we bij de scholen bereidheid en durf om in het onbekende te springen. Dat was en is heel fijn.”
erin, omdat ze eraan hadden meegewerkt en er zich in de voorbereiding al aan hadden verbonden.” Typisch ‘Sterk VO’ aan het ondersteuningsplan is de Ondersteuningsplan visie op wat passend onderwijs voor kinderen en jongeren In het ondersteuningsplan beschrijft het samenwerkings betekent, benadrukt Smit. “Het draait om het versterken verband de visie op passend onderwijs, de (voorberei van de basis op scholen en steun bieden als dat nodig is. dende) activiteiten, welke opbrengst het dit jaar Van een beweging ‘naar buiten’, naar een grotere gericht gerealiseerd wil hebben, en wat daarvoor de indicatoren heid op de basis.” Het ondersteuningsplan beschrijft ook zijn. Het gaat er uiteindelijk om dat iedere leerling een hoe Sterk VO wil bijdragen aan doorgaande schoolloop passende plek heeft en, als dat nodig is, zo goed mogelijk banen; van po en vo naar een vervolgopleiding of werk: wordt ondersteund. “Hierin werken we nauw samen met de gemeente Utrecht.” Smit: “Het ondersteuningsplan laat zien hoe we ons op passend onderwijs voorbereiden, wat onze koers is, ‘Was de inkt van het ene net droog, welke keuzes we maken. Het jaarverslag wordt daar was het andere alweer een feit’ straks ook een rapportage van. Hebben we gedaan wat we wilden doen, wat leverde dat op en wat betekent Verder beschrijft het ondersteuningsplan hoe de basis dat voor het nieuwe ondersteuningsplan?” ondersteuning is georganiseerd, die op alle vestigingen Het ondersteuningsplan zelf kwam werkenderwijs tot van scholen in het samenwerkingsverband wordt stand, tegelijk met de invoering van passend onderwijs. geboden. Deze basisondersteuning is vastgelegd in een Smit: “De hoofdstukken in het ondersteuningsplan zijn schoolondersteuningsprofiel en moet voldoen aan de vooral deelopbrengsten van werkgroepen, bestuurlijke eisen van de Inspectie. “Passend onderwijs gaat niet uit processen en samenwerking met partners zoals de van wat een kind heeft, maar van wat een kind nodig gemeente. Twee ontwikkelgroepen hebben zich elk heeft – en van wat de school kan bieden. Binnen ons een half jaar gefocust op een belangrijk onderwerp. samenwerkingsverband hebben alle reguliere vo-scholen Ten eerste de zorgtoewijzing – alles wat met arrangeren een basisplus-profiel. Dat betekent dat ze allemaal te maken heeft – en als tweede de integratie van de minimaal de ondersteuning bieden die leerlingen met expertise van de ‘oude’ ambulante begeleiding in het een ‘oude’ cluster 3- of 4-beschikking nodig hebben. samenwerkingsverband. Dat leverde twee adviezen op. Dat ze voor hen een ontwikkelingsperspectiefplan De bestuurlijke inrichting kon worden beschreven zodra maken en daarnaast werken met coaches of mentoren, de inrichting zelf een feit was. Groot voordeel van deze coördinatie op de ondersteuning en deskundigheids werkwijze: toen het plan er lag, herkende iedereen zich bevordering. De scholen bieden dus veel ondersteuning,
VO-magazine 2 / november 2013
15
ADVERTENTIE
Ook een gezonde schoolkantine? Meer dan driekwart van de Nederlanders vindt de school geen plek om te snoepen en snacken. Ook jongeren willen graag gezonder eten in de schoolkantine. Zij vinden het vaak moeilijk verleidingen te weerstaan en vinden een steuntje in de rug wel prettig. Uit onderzoek blijkt dat kleine verbeteringen in het aanbod al zorgen voor een direct effect.
gratis!
Maak het jezelf gemakkelijk! Schakel de Schoolkantine Brigade in! Dan komen we langs om je persoonlijk van advies te voorzien over het aanbod in de kantine en eventueel de automaten. Je ontvangt een rapport met hele praktische suggesties en gemakkelijke verbeterstappen. Onze ervaring is dat vrijwel alle scholen hiermee aan de slag gaan.
Bel ons voor een afspraak:
070 306 8875 Eddy Zoëy checkt hoe gezond schoolkantines zijn Eddy Zoëy heeft samen met zijn filmcrew en de Schoolkantine Brigade een kijkje genomen in de keuken van een paar schoolkantines... bekijk de filmpjes op www.voedingscentrum.nl/gezondeschoolkantine
Mail:
[email protected] Twitter: @GezondeBrigade www.voedingscentrum.nl/gezondeschoolkantine
BIJPRATEN
maar er zijn voor hen allerlei hulpbronnen.” Het ondersteuningsplan moest vóór mei 2013 worden goedgekeurd door de ondersteuningsplanraad (opr). “Op 1 januari 2013 hadden we nog geen opr, geen statuut, geen reglement, maar wel een aantal kandidaten. Flinke tijdsdruk dus, maar het is gelukt. We vlogen de ontwikkeling heel pragmatisch in, samen met het Steunpunt medezeggenschap passend onderwijs. Onze opr heeft een afvaardigingsmodel. Twee zetels per schoolbestuur; een voor ouders/leerlingen, een voor personeel.” Vanaf dit seizoen wordt de opr echt een zelfstandig orgaan: “Met de opr hebben we een heel nuttig klankbord voor onze koers en onze activiteiten.” Minimum aan schakels
“De manier waarop we nu arrangeren, moet straks weer goed aansluiten bij de toewijzing van andere zorg vanuit de gemeente.” Smit werkt daarom nauw samen met haar collega-beleidsadviseur onderwijs bij de Gemeente Utrecht en de collega’s die bezig zijn de jeugdzorg onder verantwoordelijkheid van de gemeente te brengen (de ‘transitie jeugdzorg’, red.). “We trekken samen op. Eén kind, één plan, voor de gezinssituatie én voor het onderwijs. Met leerling, ouders, school en een minimum aan schakels. Dat is de gedachte. De hoofdzaak is dat we de invoering van passend onderwijs, van de Participatie wet én de transitie van de jeugdzorg dichtbij elkaar houden. Dat is een flinke zoektocht. Maar dit moment biedt wel dé kans om drie decentralisaties tegelijkertijd zo te organiseren dat ondersteuning voor jeugdigen en gezinnen eenvoudiger en beter wordt.”
‘Het aantal thuiszitters is in een halfjaar tijd sterk teruggebracht’ De praktijk levert gelukkig al voorbeelden van ‘één kind, één plan’. “Neem de Buurtteams Jeugd en Gezin. Daarmee werkt de Gemeente Utrecht in een pilot rond de transitie jeugdzorg. Die buurtteams hebben dezelfde buurtgerichtheid als basisscholen en voeren nu het schoolmaatschappelijk werk voor basisscholen uit. We bespreken of en hoe buurtteams ook in het voortgezet onderwijs een rol kunnen spelen.” Zoiets is makkelijker gezegd dan gedaan, weet Smit: “Onze vo-scholen werken nu met een kernteam van een leerplichtambtenaar, jeugdverpleegkundige, schoolmaatschappelijke werker en de begeleider passend onderwijs van het swv. Hun inzet heeft een sterk preventieve kant, die bewaard moet blijven.” Na overleg tussen de gemeenten Utrecht en Stichtse Vecht en Sterk VO over het concept-ondersteuningsplan en de nota ‘zorg voor jeugd’, hebben gemeenten en het swv een bestuurlijke samenwerkingsagenda gemaakt. “Die bevat de onderwerpen die voor alle partijen spelen, zoals preventie en signalering, voorkomen dat jongeren
thuiszitten, een samenhangende aanpak in ondersteuning. In de uitwerking staat wie wat doet, waarin we elkaar nodig hebben en kunnen versterken. We moeten voor komen dat we langs elkaar heen werken.” De samenwerking verloopt overigens goed. “Samen met de afdeling leerplicht werken we bijvoorbeeld aan het voorkomen dat leerlingen thuiszitten, wat een hoofd opdracht van passend onderwijs is. Die aanpak wordt steeds meer gekenmerkt door direct handelen: ‘niet de deur uit voordat dit kind een plan en een plek heeft’. Mede daardoor is het aantal thuiszitters hier in een halfjaar tijd sterk teruggebracht.”
VO-raad ondersteunt scholen met Steunpunt Passend Onderwijs VO Steunpunt Passend Onderwijs adviseert, informeert en begeleidt scholen en samenw erkingsverbanden bij de invoering van passend onderwijs. Samen met u bekijkt het steunpunt aan welke ondersteuning er behoefte is, bijvoorbeeld enkele dagen onder steuning van experts, een bestuurlijk consult of een praktijkgerichte clinic. Tijdens onze bijeen komsten staat kennisuitwisseling centraal. Op steunpuntpassendonderwijs-vo.nl staat wat de invoering van passend onderwijs voor scholen en samenwerkingsverbanden betekent. De site geeft een overzicht van de wettelijke kaders en bijbehorende acties. Instrumenten bieden hand vatten om zelf aan de slag te gaan. Tevens vindt u er praktijkvoorbeelden van voorlopende samen werkingsverbanden.
Praktijktoets
“We hebben alles volgens planning kunnen doen, maar zo’n vernieuwing implementeren lukt niet in anderhalf jaar. Daarom zullen we de komende jaren nog veel moeten doen. Uit een recente praktijktoets, waarmee we konden zien hoe we er als samenwerkingsverband voor staan, bleek bijvoorbeeld dat we het leren van elkaar nog verder kunnen ontwikkelen. Er is zóveel expertise aanwezig bij de scholen in ons samenwerkings verband, daar kan over en weer nog meer gebruik van worden gemaakt. Een voorbeeld is het orthopedagogisch en -didactisch centrum Utrecht, dat leerlingen die tijdelijk de aansluiting met het reguliere onderwijs niet kunnen maken, traint, ondersteunt en weer terugleidt naar het reguliere onderwijs. Een tweede punt is de communicatie met ouders. Zij zijn niet primair de doelgroep van het samenwerkings verband, maar wij kunnen wel met scholen meedenken. Ik hoop dat we in de casuïstiek gaan terugzien dat we het samen voor leerlingen, ouders en scholen écht eenvoudiger aan het maken zijn.”
VO-magazine 2 / november 2013
17
IN DE PRAKTIJK
UWC vmbo Xperience trekt het land in
‘DE MAATSCHAPPIJ ZIT OP JE TE WACHTEN’ Meer zelfvertrouwen, een betere omgang tussen jongeren en minder uitval uit school: dat zijn de doelen van de landelijke pilot vmbo Xperience. Dit initiatief van United World Colleges (UWC) en de VO-raad werd onlangs gelanceerd op het Rotterdamse Carré College. ‘We hebben dingen over elkaar geleerd die we niet wisten. Daardoor ga je anders tegen mensen aankijken en met ze meeleven.’ Tekst: Marijke Nijboer / Fotografie: Janine Dudok van Heel (UWC)
Er was nog één plekje vrij in de trainingsweek van UWC in Limburg, in de zomer van 2012. Sjoerd Slagter belde Roel Schrauwen, de directeur van het Rotterdamse Carré College. Had hij misschien een leerling die hiervoor zou voelen? Zo kwam het dat Osas, een vierdeklasser uit de basisberoepsgerichte leerweg, volkomen onverwacht afreisde naar Limburg. “Mijn zomers zagen er altijd hetzelfde uit”, vertelt hij, “maar dit was helemaal anders. Ik stond versteld van de communicatie die er die week was, en de band die we opbouwden, al vanaf de eerste dag. Zoiets heb ik niet eerder meegemaakt. We waren allemaal jong en het maakte niet uit waar je vandaan kwam. We hadden allemaal een beetje dezelfde ideeën en kwaliteiten. Daar kom je normaal niet achter.” Osas komt uit Nigeria en is nu zeven jaar in Nederland. “Ik dacht niet dat ik ook hier zo’n intieme band met leeftijds genoten kon hebben”, zegt hij. De Summer Xperience die Osas bezocht, was als het ware een voorproefje voor de UWC vmbo Xperience. De aftrap hiervan vond op 19 september plaats op Osas’ school, het Carré College. Alle derdeklassers kregen een eendaagse training in persoonlijke ontwikkeling, communicatie en in- en uitsluiting. De leerlingen deden samen veel praktische oefeningen. Zo werkten ze aan hun zelfvertrouwen en communicatievaardigheden. Het achterliggende doel is om meer onderling begrip en respect te kweken. Ook leren de deelnemers de gevolgen van hun handelingen beter in te schatten. De training wordt afgestemd op de behoeften van de school en
18
VO-magazine 2 / november 2013
wordt door de hele klas gevolgd. Jonge trainers van UWC komen naar de school om de trainingen te geven. Stoerheid
Directeur Roel Schrauwen van het Carré College vertelt waarom zijn school besloot om mee te doen. “Osas kwam helemaal gelukkig terug uit Limburg. Hij heeft door UWC zichzelf beter leren kennen. Dat gunnen wij ook onze andere leerlingen. Wij zijn een binnenstads school. Veel van onze leerlingen lijken zelfverzekerd, maar ze weten vaak nog niet waar ze goed in zijn. Jongeren in de binnenstad hebben een bepaalde manier van zich manifesteren. UWC levert het gereedschap waarmee je die stoerheid kan doorbreken. Wij willen op school de echte talenten en kwetsbaarheid van onze jongeren ontdekken, zodat ze in het vervolgtraject van scholing de juiste keuzes kunnen maken.”
‘UWC levert het gereedschap waarmee je de stoerheid van jongeren in de binnenstad kan doorbreken’ De persoonlijke ontwikkeling en het voorkómen van schooluitval zijn niet de enige speerpunten. De UWC vmbo Xperience streeft er ook naar om het school klimaat veiliger te maken. Dat sluit aan bij de wens van veel scholen om het pesten tegen te gaan. De VO-raad wil scholen hierbij met deze pilot ondersteunen. Osas, inmiddels zeventien jaar, ging zich door de
UWC-director Celine Blom en directeur Roel Schrauwen van het Carré College
training daadwerkelijk veiliger voelen. Hij vertelt: “Je gaat beseffen dat je allemaal iets gemeen hebt, dat je kunt samenwerken. Ik voel me daardoor goed, ik zit in een veilige zone. Ook in omstandigheden die ik niet gewend ben.” Daarmee doelt hij bijvoorbeeld op de mbo-school waar hij inmiddels aan een nieuwe opleiding is begonnen. “Ik weet nu dat er veel verbanden zijn tussen leerlingen. Ze zien mij zoals ik ben.” Dit jaar zullen er op verschillende vmbo-scholen in het land trainingen worden gegeven. Naar schatting 1200 vmbo-leerlingen krijgen de kans om mee te doen. De trainingsdag maakt deel uit van een traject op maat
met voorgesprekken, een meting en nameting en een evaluatie met blik op de toekomst. Scholen die daarna nog meer willen doen, krijgen die mogelijkheid. Zo’n vervolgtraject wordt op maat samengesteld. Wereldburgerschap
De gemeente Rotterdam heeft besloten om geld beschik baar te stellen voor UWC-trainingen op Rotterdamse scholen. Na het Carré College is het Libanon Lyceum aan de beurt. Wethouder Korrie Louwes, aanwezig bij de aftrap, benadrukt het belang van ‘wereldburgerschap’. “De wereld is groot en het is belangrijk dat je daarin
WAT IS UWC? United World Colleges ontstond tijdens de Koude Oorlog, in 1962. Initiator was Kurt Hahn, een Duits‑Joodse onderwijsdeskundige die tijdens het Hitler-regime naar Engeland was gevlucht. Hahn geloofde dat het mogelijk was om religieuze, culturele en rassenmisverstanden te overwinnen en conflicten te voorkomen door jonge mensen vanuit de hele wereld bij elkaar te brengen. De gedachte was dat leerlingen in de leeftijd van zestien tot achttien jaar enerzijds genoeg geaard zijn in hun eigen cultuur en anderzijds nog vatbaar genoeg om van elkaar te leren. In 1962 opende het UWC Atlantic College in Wales. Inmiddels zijn er twaalf UWCscholen en -colleges verspreid over vijf continenten. Eén staat in Nederland: UWC Maastricht.
Bijna 40.000 leerlingen uit meer dan 180 landen (waaronder ruim 700 Nederlandse jongeren) hebben gestudeerd op een UWC-school of -college en er zijn meer dan 130 nationale comités. Het internationale hoofdkantoor staat in Londen. De organisatie wordt geheel door vrijwilligers gerund. Bij de aftrap van de vmbo Xperience in Rotterdam vertelde UWC-trainer Lidewij over haar ervaringen met de Summer Xperience en het tweejarige programma op het UWC College in Bosnië. “Ik ben dichter bij mezelf gekomen. Je gaat zien: hier ben ik goed in, hier wil ik beter in worden. Ik heb daar ook hele mooie vriendschappen opgebouwd. We zijn allemaal beter naar elkaar gaan luisteren.”
VO-magazine 2 / november 2013
19
ADVERTENTIE
IN DE PRAKTIJK UWC en onderwijs De missie van UWC is, onderwijs als bron van kracht te gebruiken om mensen, landen en culturen samen te brengen voor een vreedzame en duurzame wereld. De UWC-scholen en -programma’s willen een diverse groep leerlingen een uitdagende en transform atieve onderwijservaring bieden. De waarden die UWC in zijn activiteiten wil leggen, zijn onder meer: internationaal en intercultureel begrip; persoonlijke verantw oorde lijkheid en integriteit; en wederzijdse verantwoordelijkheid en respect. In 2014 kunnen er weer trainingen op nieuwe scholen van start gaan. Belang stellenden kunnen contact opnemen met Céline Blom,
[email protected].
goed je weg kan vinden. Maar je zult het als leerling zelf moeten doen. Deze school bewijst de kracht van diversiteit. Uit al die verschillen kun je kansen halen.” Frans Lavooij, de voorzitter van UWC Nederland, zegt dat precies die diversiteit de reden was om de vmbo Xperience op een Rotterdamse school te lanceren. “Hier vind je een gigantische variatie aan mensen, overal vandaan. De stad telt zo’n 170 nationaliteiten. Het is belangrijk dat die mensen elkaar aankijken en met elkaar werken, zodat ze na afloop weer sterker verder kunnen.” Lavooij vertelt de aanwezige leerlingen dat zij in goed gezelschap verkeren: koning Willem-Alexander, tot voor kort beschermheer van UWC Nederland, deed als prins mee aan activiteiten van UWC. Hij zei later dat deze ervaring zijn leven had veranderd. Ook daar kan Osas een eind in meekomen. Na afloop van die week in Limburg deed hij iets wat hij eerder onvoorstelbaar zou hebben gevonden. Hij liet zich over halen om mee te doen aan een debatwedstrijd in het provinciehuis van Zuid-Holland, en hij won. Osas: “Ik had die ervaring in Limburg echt nodig voor mijn persoonlijke ontwikkeling.” Schrauwen vindt het een goede zaak dat de UWC Xperience-trainingen zich specifiek richten op het vmbo. “Zestig procent van de leerlingen in Nederland zit op het vmbo. Sommige ouders vinden het erg dat hun kind naar het vmbo gaat. Maar via het mbo worden die jongeren verpleegkundige of technicus, en zulke vakmensen zijn erg gewild.” Zich wendend tot zijn leerlingen: “Laat je niets wijsmaken op straat. Je hebt talenten en je gáát ervoor. De maatschappij zit op je te wachten.”
‘Normaal praten we wel met elkaar, maar niet over dit soort dingen’ Een paar leerlingen komen naar voren om te vertellen over de training die zij hebben gevolgd. Ze hebben onder andere in groepjes besproken hoe de ideale school eruit zou moeten zien. Dat leverde een aantal heel praktische ideeën op, zoals: meer kleur in het schoolgebouw en kussens op de stoelen. Andere wensen betreffen de omgangsvormen: respectvoller met elkaar omgaan, niet discrimineren.
Elkaar steunen
“We hebben elkaar beter leren kennen”, vertelt Halima. “Er zijn dingen verteld die we niet wisten van elkaar. Bijvoorbeeld over ziekten in je familie. Dat was emotio neel. Normaal praten we wel met elkaar, maar niet over dit soort dingen.” Najat: “Omdat je dingen over elkaar leert waar je niks van wist, ga je anders tegen mensen aankijken en meeleven met ze.” Een klasgenote: “We steunen elkaar, want anders zouden we heel zwak zijn.” Volgens directeur Schrauwen zitten op zijn school relatief veel leerlingen die thuis moeten zorgen voor een familielid. Dat blijkt ook tijdens de aftrap van de UWC vmbo Xperience. Er wordt in kleine groepjes gediscussieerd. Schrauwen zegt na afloop over de leerlingen in zijn groepje: “Ik had drie mantelzorgers aan tafel. Ga eens na hoeveel jongeren er op deze school zitten die thuis moeten zorgen voor iemand. En zij doen het vaak ook nog eens goed op school: geweldig!”
‘Laat je niets wijsmaken op straat. Je hebt talenten en je gáát ervoor’ Tijdens de training vertelden de leerlingen onder andere wie zij bewonderen. Trainer Ralph Schreinemachers: “Diverse jongeren bewonderden een van hun ouders, omdat die hen en hun broertjes en zusjes alleen opvoedt.” Ingrid Dekker, docent en mentor, was erbij. Zij zegt: “Deze dag heeft ongelooflijk veel indruk op mij gemaakt. Ik heb mooie dingen gezien en gehoord. Ik zag bijvoor beeld dat een jongen die zichzelf normaal gesproken een hele bink vindt, zich nu heel kwetsbaar opstelde. Alleen al daarom was deze dag voor mij waardevol.” Het Carré College organiseert als brede school verschil lende buitenschoolse activiteiten. Dekker: “Via kunst, cultuur en sport stimuleren wij dat leerlingen zich verder ontwikkelen. In die lessen zullen wij de lijn van de UWC-training verder doortrekken. En natuurlijk zijn we daar als mentoren ook mee bezig in onze klassen.” Directeur Schrauwen hoopt dat het effect van de vmbo Xperience zal beklijven. “Ik hoop dat onze leerlingen, doordat ze meer zelfkennis en zelfvertrouwen opdoen, er straks beter uit kunnen halen wat er in zit, in hun scholing en hun leven.” Meer informatie: www.uwc.nl VO-magazine 2 / november 2013
21
22
VO-magazine 2 / november 2013
VO IN BEELD Waar Thomas a Kempis College in Zwolle Wanneer Donderdag 17 oktober, 11.45 uur Waarom De kantine biedt leerlingen een gezonde lunch in het kader van het project Gezonde Schoolkantine Zwolle. Fotografie: Josje Deekens
VO-magazine 2 / november 2013
23
MAAT WERK(T)
Doordecentralisatie onderwijshuisvesting Harderwijk
ZELF BOUWEN Een specifieke onderwijssituatie vraagt soms om een eigen oplossing. Maatwerk kan een groot verschil maken. In deze aflevering van Maat werk(t): doordecentralisatie. Er zitten veel haken en ogen aan, maar het voordeel is dat schoolbesturen zelf nieuwbouw en renovatie kunnen plannen. In Harderwijk zijn alle partijen er samen uitgekomen.
Tekst: Truus Groenewegen / Fotografie: Dirk Kreijkamp
De overheid stort in het Gemeentefonds per leerling een bedrag dat is bestemd voor onderwijshuisvesting. Dat geld is echter niet ‘geoormerkt’: een gemeente kan het ook uitgeven aan riolering of lantaarnpalen. Bij door decentralisatie hevelt de gemeente dit geld over aan de scholen. Maar dat is minder simpel dan het klinkt. In Harderwijk zijn alle scholen voor voortgezet onderwijs vele malen met elkaar en de gemeente om tafel gaan zitten (zie kader). Complex
Van de vier scholen wilde praktijkschool Mijn School in eerste instantie niet meedoen. Bestuurder Wally Marchand: “Doordecentralisatie betekent dat je als stichting deskundigheid nodig hebt op het gebied van bouwen en financiën. Daar zaten we niet op te wachten. Maar de gemeente wilde doordecentraliseren met álle scholen of niet, en wij wilden het niet voor de andere scholen blokkeren.” Marchand ontdekte dat de bedragen per leerling in het praktijkonderwijs tweemaal zo hoog zijn en in het speciaal onderwijs driemaal. Dat gaf de doorslag.
‘Het is nu minder bureaucratisch’ Voor het christelijk vmbo in Harderwijk was door decentralisatie juist een aantrekkelijke optie, vertelt Arend Runia, lid van het college van bestuur (cvb) van Landstede. “Omdat we ook mbo in Harderwijk hebben, wilden we in de huisvesting al lang iets doen met de
24
VO-magazine 2 / november 2013
combinatie vmbo-mbo.” Een bestuur dat zelf over het budget beschikt, kan gemakkelijker nieuwbouw realiseren. Daar gaat wel een complex proces aan vooraf. Eenpitters of kleine scholen lopen grotere financiële risico’s dan een grote scholen groep; bovendien kan de staat van de gebouwen erg wisselend zijn. De ene school heeft net een ingrijpende nieuwbouw achter de rug, terwijl de andere in een verouderd gebouw is gehuisvest. Een derde heeft een monumentaal pand dat kostbare aanpassingen vraagt om an moderne eisen te kunnen voldoen. Voeg hierbij tegenstrijdige belangen, zoals scholen die zich richten op hetzelfde type leerlingen, en het is duidelijk dat door decentralisatie vraagt om bereidheid van alle partners. Vertrouwen
Van concrete toenadering tussen de partijen is de praktijkschool in Harderwijk een mooi voorbeeld. Als scholen geld per leerling krijgen, zijn schommelingen in leerlingenaantallen een bedreiging, zeker voor zo’n kleine school. Marchand: “Wij vangen leerlingen op voor het reguliere onderwijs en ik vroeg andere scholen daarom of ze bereid waren ons te steunen als zich bij ons problemen zouden voordoen. Dat hebben we goed doorgesproken. Afspraken hebben we niet vastgelegd, het was een gentlemen’s agreement. Het vertrouwen groeide en uiteindelijk stonden we niet meer tegenover elkaar, maar samen voor goed onderwijs in Harderwijk.” Afspraken maken op hoofdlijnen was volgens Runia het begin van de oplossing: “Hoe meer je in de details gaat,
Christelijk vmbo Harderwijk, locatie Spectrum
hoe verder je uit elkaar raakt.” De vier scholen in Harderwijk Aan wat later een onderhandelingstafel werd, schoven • Christelijk College Nassau-Veluwe (havo/vwo en gymnasium, ruim 1200 leerlingen), monumentaal regelmatig externe adviseurs aan. Voor doordecentralisa pand, bijna honderd jaar oud, waar enkele keren tie zijn geen algemene regels opgesteld en specialisten vleugels aan zijn toegevoegd. kunnen helpen een goede afweging te maken. Zij rekenen financiële consequenties door en maken scenario’s van • Christelijk vmbo Harderwijk (900 leerlingen), één gebouw van het vmbo moest wijken voor een mogelijk- en onmogelijkheden. De gemeente Harderwijk brandweerkazerne, nieuwbouw volgt. Christelijk vmbo liet zich adviseren door een extern bureau, net als sommige Harderwijk is onderdeel van de Landstede-Groep, scholen, en Jan Schraven van Ruimte-OK (zie kader) waaronder vijf schoolbesturen in de regio vallen (met was betrokken bij het opstellen van de definitieve negentien vestigingen) en twee mbo-instellingen. overeenkomst. • RSG Slingerbos/Levant (2400 leerlingen) heeft gebouwen in Harderwijk en Zeewolde; het gebouw in Harderwijk (1710 leerlingen) is ongeveer dertig jaar Na doordecentralisatie kunnen schoolbesturen zelf oud, heeft een aanbouw van twaalf jaar geleden en beslissen over nieuw- of verbouw. Daarover zijn alle een vijf jaar oude vleugel, waarin kantoren zijn scholen in Harderwijk positief. “Zodra je weet dat het gehuisvest. geld komt, kun je investeringen doen”, zegt Runia. “Van ons oude vmbo hebben we de entree aangepast. Al kostte • Praktijkschool MijnSchool (180 leerlingen), behoort tot stichting Educare, gebouwd halverwege de jaren het door de crisis wel veel meer om geld te lenen, omdat zeventig, is in 2006 volledig gerenoveerd en schatkistbankieren niet meer kon.” uitgebreid, bij gelijkblijvende leerlingenaantallen (en En Inge Vaatstra, sinds januari 2013 voorzitter cvb van prognoses wijzen daarop) voldoet dat. RSG Slingerbos, zegt: “Door een groeiende instroom Vrijheid
van leerlingen zaten we al een tijd te krap in ons gebouw, dus we zijn direct grootscheeps gaan renoveren. Boven dien biedt doordecentralisatie ons de mogelijkheid om binnen het bestaande gebouw een nieuwe leeromgeving te realiseren.” Net als Vaatstra heeft Olchert Brouwer het proces vanaf de zijlijn meegemaakt. Hij is sinds juni lid van het cvb van Christelijk College Nassau-Veluwe. “Voor een
eenpitter is doordecentralisatie heel wat. Je bent financieel toch kwetsbaar, maar je hebt wel de vrijheid je eigen lijn te trekken”, zegt Brouwer. De duidelijkheid spreekt hem aan: “Scholen realiseren hun nieuwbouw nu binnen hun eigen budget en je hebt geen scheve ogen meer. Onze school heeft aan nieuwbouw geen behoefte. Als uitbreiding noodzakelijk is, kunnen we volstaan met
VO-magazine 2 / november 2013
25
ADVERTENTIE
Van all round manager naar onderwijskundig leider De opleiding Schoolleider in het Voortgezet Onderwijs is de eerste integrale opleiding voor middenmanagers in het VO die is opgezet volgens de nieuwe standaard. Ze biedt team- en afdelingsleiders en andere middenkaderfunctionarissen de mogelijkheid zich verder te ontwikkelen tot onderwijskundige leiders. Belangrijke kenmerken van de opleiding zijn: • Praktijkgericht U kunt het geleerde meteen toepassen in uw eigen werksituatie • Flexibel Voor iedere cursist is maatwerk mogelijk (o.a. vrijstellingen) • Blended learning, wat onder meer betekent: Een goede mix van (de toepassing van) theorie én leren van en met collega’s • Gebaseerd op het competentieprofiel en bijbehorende bekwaamheidseisen voor schoolleiders VO • Officieel erkend diploma Ga voor meer informatie naar www.viavinci.net
think different, teach new ways Roo-AVS advertentie ISO 179,5x131_- 12-04-11 14:42 Pagina 1
Bent u op zoek naar een professionele partner voor management in het onderwijs?
m a n ag e m e n t & a dv i e s
De Roo biedt: ■ Interim-management: ervaren managers voor crisisen veranderopdrachten. ■ Mobiliteitspool: ervaren schoolleiders bij tijdelijke afwezigheid van de leiding, overbruggingscapaciteit en het waarborgen van de continuïteit van het management.
■ Herplaatsing: intensieve begeleiding van schoolleiders naar een functie buiten de eigen organisatie. ■ Werving en Selectie: gebruikmakend van het eigen netwerk, zoeken en selecteren van onderwijsmanagers. ■ Teambuilding en cultuurverandering met behulp van managementdrives.
www.deroo.nl
De Roo is ISO gecertificeerd en m a n ag e m e n t & a dv i e s aangesloten bij de Raad voor Interim Management (RIM) Koos van den IJssel, 06 51 16 21 92,
[email protected] Arno Janssen, 06 26 34 83 34,
[email protected] De Roo Management & Advies Oorsprongpark 1 3581 ES Utrecht Tel: 088 - 55 22 999 Fax: 088 - 55 22 900
MAAT WERK(T)
De wethouder ‘Kwaliteit, geen vierkante meters’ “Toen ik in 2009 onderwijs in mijn portefeuille kreeg, had de raad het college net opgeroepen om in overleg met het voortgezet onderwijs tot verbetering van de onderwijshuisvesting te komen. De opdracht was: een integraal huisvestingsplan maken of doordecentraliseren”, vertelt Pieter Teeninga, wethouder in Harderwijk. Teeninga trof grote verschillen van mening aan, tussen de gemeente en de scholen en tussen de vier scholen onderling. “Een belangrijke eerste stap was tot betere verhoudingen komen en daarvoor ben ik met het onderwijs en zijn de scholen onderling intensief in gesprek gegaan. Toen we dat hadden bereikt, moesten we eerlijk onder ogen zien wat haalbaar was.” Door het verzilveren van Nuon-aandelen kon de gemeente Harderwijk op dat moment een substantieel bedrag reserveren voor onderwijshuisvesting, maar toen alle scholen hun plannen voor een integraal huisvestings plan hadden aangedragen, bleek dat tweemaal zoveel te kosten als de gemeente beschikbaar had. Teruggrijpen
op de bestaande verordening was geen optie. Doordecentralisatie dus. Teeninga: “Gaandeweg werd steeds helderder dat we het beste het principe van ‘gelijke monniken, gelijke kappen’ konden hanteren. Elke school krijgt een bepaald bedrag per leerling per jaar. De besturen hebben de schoolgebouwen in eigen dom genomen, uitgaande van de waarde op de balans van de gemeente.” De overeenkomst is ingegaan op 1 januari 2012. Ondanks het lastige proces bleef Teeninga geloven dat gemeente en schoolbesturen eruit zouden komen. “We hielden steeds opnieuw voor ogen dat het gaat om goede gebouwen voor goed onderwijs, in het belang van alle leerlingen in Harderwijk. Niet elke school realiseert even snel nieuwbouw en met de crisis heeft het ook niet mee gezeten, maar ik zie dat het werkt. Tegenwoordig gaan onze gesprekken over kwaliteit en niet meer over vierkante meters.”
een nieuwe vleugel. Dat is in het verleden ook gebeurd. Met het huidige aantal leerlingen kunnen we het in dit gebouw nog een hele tijd uitzingen.” Het budget dat scholen bij doordecentralisatie krijgen, is bestemd voor kwaliteitsverbetering van school gebouwen. De gemeente blijft wel aanspreekbaar op de kwaliteit van de onderwijshuisvesting. In Harderwijk is daarom afgesproken dat schoolbesturen in hun jaar verslag verantwoording afleggen over investeringen. De gemeente kijkt ook mee bij huisvestingsplannen. Daar is het even wennen dat het niet om het goed- of afkeuren van bouwplannen gaat. Onlangs zijn scholen uitgenodigd om hun plannen te presenteren in een raadscommissie. Runia: “Mentaal vraagt het van beide partijen aanpassing. Scholen zijn nu ondernemende partij ten opzichte van de gemeente. We zijn zelf verantwoordelijk voor aanpassingen, maar we hebben er geen belang bij dat onze leerlingen les krijgen in slechte gebouwen.”
Veluwe ligt de financiële planning bij het cvb, terwijl het hoofd facilitaire dienst ‘ter zake kundig is en goed in het onderhandelen met externe partijen zoals aannemers’. Ad hoc huurt de school een architect of bouwbedrijf in. Marchand van de praktijkschool overweegt een stafmedewerker financiën en beheer toe te voegen aan het bestuur. Dat is mogelijk omdat Educare groeit. Een ander gebouw van Educare, waar zeer moeilijk lerende jongeren tot twintig jaar zitten, is hard aan nieuwbouw toe en Marchand ziet steeds meer voordelen van door decentralisatie. “In het verleden kreeg je een bedrag van de gemeente en daar moest je het voor doen. Bovendien is het nu minder bureaucratisch”, zegt hij. “Het is erg leuk om het ontwikkelen en bouwen zelf in de hand te hebben. Je kunt creatiever met geld omgaan. Binnen de juiste grenzen, want we zijn natuurlijk geen vastgoed beheerders. We zullen sober maar doelmatig moeten bouwen en geen megalomane projecten opzetten.”
Onderhandelen
Als besturen zelf voor planning en bouw van scholen verantwoordelijk zijn, is het belangrijk dat ze over voldoende expertise beschikken. RSG Slingerbos heeft die kennis bij het proces van doordecentralisatie ingehuurd. “De komende jaren kunnen we nog toe met de berekeningen van de geldstromen en ruimtebehoefte die toen gemaakt zijn, en de prognoses”, zegt Vaatstra. “Onze eigen controller is financieel deskundig en we werken met een financiële commissie.” Landstede heeft een eigen beheerdienst. Bij Christelijk College Nassau-
Informatie, advies en kennisdag Ruimte-OK Alle kennis over onderwijshuisvesting – ontwikkeling, financiering en organisatie – is gebundeld bij Ruimte-OK. Scholen kunnen hier terecht voor ondersteuning, advies en instrumenten zoals rekenmodellen. Ruimte-OK is een initiatief van de VO-raad, PO-raad, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Waarborgfonds Kinder opvang. Op 27 november organiseert Ruimte-OK de kennisdag ‘Grip op kwaliteit’. Daar is veel informatie te halen en staan praktijkvoorbeelden centraal. Voor meer informatie: www.ruimte-ok.nl
VO-magazine 2 / november 2013
27
DE WERKGEVER
UITVAL BEGINNENDE LERAREN KAN FORS LAGER Het zijn alarmerende cijfers: van de beginnende leraren verlaat 30 procent binnen drie jaar het vak. Maar met goede begeleidingstrajecten valt veel winst te behalen. De komende jaren kunnen vo-scholen aan de ontwikkeling van dergelijke inwerkprogramma’s meedoen. Tekst: Jacq Zinken
Onvoldoende startvaardigheden en ineffectieve begeleiding: dat zijn volgens onderzoekster dr. Michelle Helms-Lorenz van de Rijksuniversiteit Groningen twee belangrijke oor zaken van de uitval onder beginnende leraren. Het goede nieuws is dat betere begeleiding helpt. Bij scholen zonder intensief begeleidingsprogramma hield 17 procent het na het eerste onderzoeksjaar voor gezien; bij scholen waar de begeleiding gestructureerd werd aangepakt, was dat nog geen 10 procent. Helms-Lorenz is nu nauw betrokken bij een programma dat in een traject van vier jaar de begeleiding van startende leraren op vo-scholen op een hoger niveau moet brengen. Met betere begeleiding kunnen de beginners sneller groeien in hun vak. Helms-Lorenz: “We bekijken of we de stijgende lijn die ver band houdt met ervaringsjaren, steiler kunnen krijgen. Met name in de eerste periode van het beroep, van nul tot drie jaar, willen we een sterkere groei zien. Er zijn experimenten in het primair onderwijs gedaan waaruit is gebleken dat leer krachten bij twee jaar intensieve begeleiding gigantische stappen zetten. Maar of het daarna beklijft en of het ook voor het vo werkt, moet allemaal nog blijken.”
De grootste pijn zit bij de onbevoegden Helms-Lorenz wijst er nadrukkelijk op dat de grootste pijn zit bij de onbevoegden. Terwijl de uitval onder alle beginners in de eerste drie jaar zo’n 30 procent bedraagt, ligt dat bij de bevoegden op ‘slechts’ 9 procent. “We vinden een heel sterk verband tussen het vaardigheidsniveau en uitval. Vooral daar valt dus veel winst te behalen. Maar ook voor degenen die wel het goede niveau hebben, is een goed beginnerstraject nuttig om hun ontwikkeling te versnellen.”
28
VO-magazine 2 / november 2013
Inwerkprogramma’s
De komende jaren kunnen de meeste vo-scholen via de lerarenopleidingen en hogescholen meedoen aan het ontwikkelen van inductiearrangementen (inwerkprogramma’s) voor beginnende leraren. In oktober verschijnt voor school begeleiders van de lerarenopleidingen een handreiking met informatie en richtlijnen voor de begeleiding van scholen. Die geeft inzicht in randvoorwaarden waar werkgevers in dit kader mee te maken krijgen.
Als toppers geen gehoor vinden, is dat voor hen vaak een reden om weg te gaan Momenteel is er op een school meestal wel één persoon aangewezen als begeleider van beginnende leraren, maar Helms-Lorenz benadrukt dat een projectgroep moet worden samengesteld. Daarin moeten de volgende mensen zitten: iemand van het managementteam (MT) in verband met de beleidslijnen; een roostermaker, want roostering is vaak een belemmerende factor voor lesbezoek; de persoon die verant woordelijk is voor de beginners; minstens één vakcoach, en een beginnende docent. “Zonder zo’n projectgroep wordt het heel lastig”, zegt de onderzoekster. “Wisselingen van de wacht komen vaak voor. Naarmate zo’n groep beter bezet is, kunnen die beter opgevangen worden. Bovendien: doordat iemand van het MT in die groep zit, is er al mandaat en kunnen er besluiten genomen worden.” Ook doet de schoolleiding er goed aan specifieke vakcoaches (langdurig) aan te stellen voor begeleiding in de klas. “Zo’n vakcoach moet voldoende uren krijgen. In de praktijk wordt een beginnende leraar vaak wel één jaar begeleid, maar niet drie.” Verder verdient de communicatie aandacht. “Mensen moeten op de hoogte raken van wat de projectgroep aan het doen is. Als een groep altijd onvoorbereid naar een bijeenkomst komt, de agenda niet heeft gezien, de stukken niet gelezen, dan weet je dat er geen eigenaarschap is. Dan moet je er als school
Uit experimenten in het po is gebleken dat leerkrachten bij twee jaar intensieve begeleiding gigantische stappen zetten
begeleider heel hard aan trekken om ervoor te zorgen dat jíj niet de brenger van het heil bent, maar dat de groep dat heil zelf vindt en dat je ze daarbij helpt.” Bij dat alles moet de werkgever ook oog hebben voor wat er ‘onder water’ speelt. Helms-Lorenz: “Als een school van zichzelf weet wat voor cultuur er heerst, des te beter. Maar ik denk dat een school zelf vaak niet door heeft welke ongeschreven regels er zijn, en welke belangen. Wij proberen op scholen inwerktrajecten te creëren waardoor dergelijke zaken aan het licht komen. Onze insteek is niet om veel aan de schoolcultuur te veranderen, maar die moet wel onderwerp van gesprek zijn. Beginners moeten ook mogen uitspreken als ze ergens tegenaan lopen. Dan is het aan de schoolleiding om er iets mee te doen.” Dat is des te meer van belang omdat, aldus Helms-Lorenz, met name de toppers heel veel last kunnen hebben van een belemmerende cultuur. “Als je daar geen gehoor aan geeft, is dat voor hen dikwijls een reden om weg te gaan. Op een school die zich hiervan bewust is, vormt dit vaak een begin van een verandering. We willen een zaadje planten dat hopelijk wortel schiet en verder groeit.”
Landelijk inductieproject Onder de titel ‘Begeleiding van beginnende leraren’ verschijnt in december een kader voor de ontwik keling van school-specifieke inductiea rrangementen. Deze handleiding voor schoolbegeleiders geeft zowel informatie over het landelijk inductieproject als richtlijnen om scholen te helpen bij het ontwikkelen van inductiearrangementen (inwerkprogramma’s). Na de afronding van het eerste onderzoek is inmiddels een vervolgonderzoek van start gegaan, waarbij behalve de RUG ook andere universitaire lerarenopleidingen en hogescholen betrokken zijn. Uiteindelijk is het de bedoeling dat na drie jaar 80 procent van de vo-scholen bediend is. Deel nemende scholen krijgen per beginnende leraar subsidie (1000 euro aan het begin en 1000 euro aan het eind). Meer informatie: www.rug.nl/education/ lerarenopleiding/onderzoek/inductie/inductielandelijk
Draaiboeken
In het eerste onderzoek, dat nu is afgerond, zijn voorbeelden naar voren gekomen die voor alle scholen inspirerend kunnen zijn. Helms-Lorenz: “We hebben bijvoorbeeld draaiboeken gezien voor driejarige inwerkprogamma’s voor beginnende docenten op school. Vervolgens hebben we gemeten of de doelstellingen gehaald werden. Daar waar ze gehaald zijn, noemen we dat best practice. Die draaiboeken kunnen als model dienen voor scholen die daarin geïnteresseerd zijn.” In het kader van het nieuwe project zullen zo veel mogelijk goede voorbeelden beschikbaar komen, in eerste instantie op de centrale website, die nu ingericht wordt.
VO-magazine 2 / november 2013
29
IN DEN HAAG
DE HAAGSE LOBBY VAN DE VO-RAAD
SPELERS IN HET CENTRUM VAN DE MACHT In Den Haag gebeurt het. Met heldere communicatie, gezonde realiteitszin, gedegen kennis en perfecte timing kunnen lobbyisten veel bereiken in de Eerste en Tweede Kamer. Ook de VO-raad probeert met een uitgekiende lobbystrategie de politieke besluitvorming te beïnvloeden. Denk aan gesprek ken met politici en beleidsmakers over de onderwijsbegroting, de rekentoets, de urennorm en de overgang van po naar vo; thema’s waarover de VO-raad uitgesproken standpunten heeft. Tekst: Eva van Teeseling / Fotografie: Dirk Kreijkamp en Willem Jan Ritman
Nieuw beleid, wet- en regelgeving, de begroting voor komend jaar: politiek en bestuurlijk Nederland wikt en beschikt. De impact op de financiële en bestuurlijke ruimte van scholen is groot. Voor een effectieve lobby zijn eenheid en duidelijkheid belangrijk. Als sector één lijn trekken richting politiek en bestuur, betekent dat je in de politieke arena gemakkelijker gehoord en erkend wordt.
‘Je komt niet aan met een dik pak rapporten, maar met steekwoorden en argumenten op een A4-tje’
lieden en beleidsmedewerkers zijn belangrijk om het onderwijs op de juiste manier op de kaart te zetten.” Dat een goede lobby nuttig is, blijkt volgens Blokland wel uit het recente begrotingsakkoord, dat gunstig uitpakt voor de scholen. Ook de bestuursakkoorden zijn (onder andere) het resultaat van slim lobbywerk. Blokland meent dat de politiek een gemakkelijk beïnvloedbaar bolwerk is. “Politici hebben enerzijds hun eigen programma. Anderzijds staan zij open voor de content die lobbyisten hen leveren. Het is waarde volle munitie voor hen tijdens het debat, voor Kamer vragen of amendementen.” Focus op inhoud
De wens om een krachtige stem te hebben in Den Haag, was een belangrijke reden voor de oprichting van de VO-raad in 2006. “Het belang voor de onderwijssector is te groot om het aan toeval over te laten”, stelt Kees Blokland, bestuurslid van de Landstede Groep in Zwolle. “Goede contacten met Kamerleden, bewinds
30
VO-magazine 2 / november 2013
Goede contacten hebben in Den Haag is belangrijk voor lobbyisten. Daarbij is de lobbystrategie van de VO-raad sterk inhoudelijk gericht. Het gaat om kennis overdragen op een manier die voor politici goed hanteerbaar is. “Het is van belang dat je je in een Kamerlid kunt verplaatsen”, vertelt Ménalde Moojen, adviseur public affairs voor de
Eerste Kamerlid Jan Anthonie Bruijn: ‘In het polderland schap heeft de lobbyist van de VO-raad een spilfunctie’
VO-raad. Op de achtergrond vormt zij de spil van de lobby van de VO-raad in het parlement. “Welke doelen streeft een politicus na? Welke inhoudelijke input heeft hij daarbij nodig? We moeten de belangen van onze achterban op een goede manier vertalen naar de politieke realiteit, zodat de standpunten op het juiste moment bij de juiste persoon landen.” Voorzitter Sjoerd Slagter voert regelmatig gesprekken met Kamerleden en bewindslieden. Beleidsmedewerkers van de VO-raad leveren informatie en gegevens aan fracties en formuleren voorstellen. Bestuursleden en schooldirecteuren nemen op uitnodiging deel aan ronde tafelgesprekken in de Tweede Kamer. “Een groot deel van mijn tijd besteed ik aan de voorbereiding van het eigenlijke lobbywerk: overleg met beleidsmedewerkers over inhoudelijke zaken, standpunten helder krijgen en onze strategie verder verfijnen”, zegt Moojen. Lobbyisten moeten een diepgaand inzicht hebben in de diverse fasen van het parlementaire proces, zodat ze op het juiste moment de input kunnen leveren die het verschil maakt. Timing is een sleutelwoord. “Kamerleden hebben altijd tijdgebrek”, schetst Moojen. “Elke dag moeten ze grote hoeveelheden informatie verwerken. Als je je dat realiseert, kom je niet met een dik pak onderzoeksrapporten aan, maar liever met een aantal steekwoorden of argumenten op een A4-tje. Het Kamer lid maakt vervolgens zelf de inschatting of hij deze informatie wil gebruiken of niet.” Betrouwbare informatie
Hoogleraar public affairs Arco Timmermans: ‘Een drukloze lobby is te vrijblijvend’
het thema onderwijs. Hij vervolgt: “In het polderland schap heeft de lobbyist van de VO-raad een spilfunctie: iemand die meedenkt, terugkoppelt, filtert, met voor stellen komt en betrouwbare informatie verstrekt over wat er speelt in het onderwijsveld. Goede lobbyisten zijn professionals met kennis van zaken. Daarnaast zijn er andere bronnen waar ik gebruik van maak. Denk aan cijfers van CBS en CPB, adviezen van de Onderwijsraad en rondetafelgesprekken. Het is mijn verantwoordelijk heid om op basis van die – soms tegenstrijdige geluiden – zelf een afweging te maken, in het volle besef van de belangen die de organisaties vertegenwoordigen.”
Het gaat om kennis overdragen op een manier die voor politici goed hanteerbaar is De Eerste Kamer heeft een eigen taak bij het beoordelen van wetsvoorstellen. Dit parlementaire huis vormt een machtsfactor van betekenis, zeker in een periode dat het kabinet er geen meerderheid heeft. Neem de verplichte eindtoets in groep 8 van het basisonderwijs. “In de senaat wordt kritisch gekeken naar de uitvoerbaarheid van zo’n wetsvoorstel”, vertelt Bruijn. “Omdat het tijdstip van de toets in de Tweede Kamer naar achteren is verplaatst, wil ik weten wat dit in praktische zin betekent voor scholen. Hiervoor ben ik te rade gegaan bij Ménalde Moojen en haar collega Onika Pinkus van de PO-raad. Beide lobby isten hebben een goede link met hun achterban. Dit heeft uiteindelijk geleid tot vragen over en mogelijk nog aanpassing van het wetsvoorstel, in het bijzonder het moment dat de toets wordt afgenomen.”
Hoe gaan de Kamerleden om met deze stemmen uit de maatschappij? In hoeverre luisteren zij naar lobbyisten en waarderen ze hun inbreng? “Als senator heb ik in principe met honderden groeperingen, koepelorganisaties Politieke agenda en verenigingen te maken”, zegt Jan Anthonie Bruijn, De VO-raad streeft ernaar om belangrijke onderwijs Eerste Kamerlid voor de VVD en nauw betrokken bij thema’s op de politieke agenda te krijgen. “Aandacht
VO-magazine 2 / november 2013
31
IN DEN HAAG
‘Fractiespecialisten hebben de lobbyisten hard nodig’
genereren is niet eenvoudig, want in pers en politiek is sprake van aandachtsconcurrentie. Onderwerpen concurreren voortdurend om in het vizier van politici en beleidsmakers te komen.” Aan het woord is Arco Timmermans, sinds 1 september hoogleraar public affairs aan de Universiteit Leiden. Als wetenschapper kijkt hij met enige distantie naar het politieke krachten spel en de invloed van lobbyisten. “Onderwijs is een zogenaamd ‘valence issue’: niemand kan het redelijker wijs oneens zijn met de doelstellingen en het belang van goed onderwijs wordt breed onderschreven. De discussie gaat meer over het ‘hoe’ en de beschikbare middelen.” Ook als er even iets minder aandacht voor onderwijs is, zijn er overigens volop mogelijkheden voor lobbyisten om belangen te behartigen. “Misschien is het juist wel een voordeel: je kunt dan in de schaduw opereren en er is minder druk.” Fractiespecialisten hebben de lobbyisten hard nodig. Zij kampen met een informatieachterstand ten opzichte van de bewindpersonen, die immers door een goed ingevoerde staf worden ondersteund. Belangenorganisaties als de VO-raad hebben veel kennis in huis. Bovendien staan ze in contact met adviesorganisaties als APS. “Zij ont wikkelen oplossingen en dragen argumenten aan waar de politiek weer iets mee kan”, aldus de hoogleraar. Vroeger dan vroegst
Een vakbekwame lobbyist heeft een groot netwerk, legt overal zijn oor te luisteren en zorgt ervoor in een vroeg stadium op de hoogte te zijn van plannen en voornemens. Timmermans: “Het is de kunst om de relevante ideeën op te vangen voordat ze naar buiten komen. Daarom wordt er ook achter de schermen gewerkt.” Vroeger dan vroegst betekent: als een punt op de agenda opduikt, maar nog niet voor iedereen zichtbaar is. “Hoe verder je bent in de pijplijn, hoe meer de plannen vastliggen en hoe lastiger het is om er nog iets aan te veranderen.” Startpunt van dat proces is het moment dat de politieke partijen hun verkiezingsprogramma’s opstellen, stelt VVD-senator Bruijn. Zelf was hij in 2010 en 2012 voorzitter van de commissie die het landelijke VVDverkiezingsprogramma ontwikkelde. “Organisaties en bedrijven weten dit ook en dus werd er intensief gelobbyd.” Juist in deze fase worden veel knopen doorgehakt en besluiten genomen die in een later stadium het beleid bepalen. Tijdens de formatie
32
VO-magazine 2 / november 2013
VAN KOFFIEKAMER TOT PRESSIEGROEP Het woord ‘lobby’ komt uit het Engels en betekent ‘wandelgang’. Oorspronkelijk werd hiermee de koffiekamer van het Britse Lagerhuis bedoeld; een ruimte waar in het begin van de vorige eeuw al druk gelobbyd werd. ‘Lobbyen’ is het stelselmatig beïnvloeden van de formele besluitvorming van politiek en bestuursorganen. Lobbyisten proberen voor hun organisatie bepaalde ideeën en belangen voor het voetlicht te brengen en dragen argumenten aan. De lobby van de VO-raad heeft als algemeen doel meer financiële ruimte en beleidsruimte voor de scholen in het voortgezet onderwijs te realiseren.
vinden punten uit de verkiezingsprogramma’s van de coalitiepartijen hun weg naar het regeerakkoord. Vervolgens voeren de ministeries dit regeerakkoord uit. “Tijdens dat laatste deel van het traject zijn de mogelijk heden om nog invloed uit te oefenen een stuk beperkter”, aldus Bruijn. Naast timing, goede communicatie en kennis van zaken is realisme voor lobbyisten van belang. Weten waar nog ruimte is, en bereid zijn om – in overleg met politici – te zoeken naar een redelijk compromis. “Je inzet hangt mede af van de kracht van je achterban en het vermogen van de organisatie om die achterban te mobiliseren. Maar je moet zeker je hand niet overspelen”, zegt Timmermans. Druk
Het lobbywerk in de Eerste en Tweede Kamer verloopt in nauwe samenhang met de andere vormen van belangenbehartiging door de VO-raad. Nieuws en stand punten zijn openbaar en worden gepubliceerd op de website. De VO-raad informeert de leden en neemt deel aan onderhandelingen, bijvoorbeeld over het Onderwijs akkoord. Ook in de media laat de VO-raad zijn stem horen. Druk vanuit de sector is een voorwaarde voor een effectieve lobby, benadrukt Timmermans. “Een drukloze lobby is te vrijblijvend. Je hebt dan te weinig slagkracht. Als over een voorstel veel weerstand is bij de scholen en er veel aandacht aan wordt besteed in de media, neemt de druk op politici toe. Recent gebeurde dit bijvoorbeeld bij de discussie over de 1040-urennorm. Voor politici lopen de politieke ‘kosten’ om zo’n issue te negeren, op. Uiteindelijk moeten ze wel reageren. Mogelijk komt er dan beweging in de standpunten en worden plannen aangepast. Zo heeft de lobby resultaat in combinatie met andere vormen van belangenbehartiging.”
VO IN DEBAT
‘DE SUPERSCHOOL IS DÉ SLEUTEL TOT GOED ONDERWIJS’ ‘Geweldig, die focus op de kinderen zelf’ Erica Mansholt, teamleider onderwijs en kwaliteits zorg Reitdiep College, vestiging Kamerlingh Onnes, Groningen
“Ik ben heel enthousiast over de cultuur op de Hugo de Groot in Rotterdam. De zesjesmentaliteit eruit, het uiterste van leerlingen vragen: prima. Die focus op de kinderen zelf in een probleemwijk, daar krijg ik kippen vel van. Ik bewonder directeur Eric van ’t Zelfde erom dat hij daarvoor vecht. Ik vind hun aanpak echter wel rigoureus. Ik zou de stelling liever veranderen in: de Superschool is één sleutel tot goed onderwijs. Je kunt die doelen ook op andere manieren nastreven. Ik vind het bijvoorbeeld goed om sterk te letten op de kwaliteit van de docenten. Maar of die nou per se univer sitair geschoold moeten zijn… Universitair geschoolden hebben een link met de wetenschap. Daarom is het goed om in de school een aantal universitair geschoolde docenten te hebben. Maar het is niet zo dat deze mensen per definitie een stimulerend effect hebben op het onder wijsproces en collega’s. Daarnaast: mensen kunnen bij binnenkomst goed zijn, maar je moet ze ook op dat niveau zien te houden. Je moet dus eisen stellen aan hun ontwikkeling en scholing. Wat ik een heel rake opmerking vind van de directeur: hoe verder je van het onderwijsproces afzit, hoe meer je verdient. Dat klopt wel. Maar volgens mij is nóg belangrijker dan een goed salaris, dat je docenten meer tijd geeft om hun lessen voor te bereiden en leerlingen te begeleiden. Ik merk dat basisscholen niet altijd in de gaten hebben wat er op het vo van kinderen wordt verwacht. Maar het gaat wel ver om de basisschool letterlijk binnen je eigen muren te halen. Misschien werkt dat uitstekend; je hebt dan het hele onderwijs in één hand. Maar het nadeel is dat kinderen nooit eens in een andere setting komen. Je kunt het ook anders oplossen, door als po en vo nauwer te gaan samenwerken. Dat gebeurt gelukkig ook al op veel plekken.”
‘Problematische leerlingen worden te makkelijk wegge stuurd’ Gijsbert van der Beek, rector Altena College, Sleeuwijk
“Ik vind dit een te boude stelling, al zie ik zeker sterke punten. De Hugo de Groot toont echt lef door zonder eerst te kijken naar wat allemaal kan en mag, vanuit het belang van kinderen te bepalen wat goed is. Deze school brengt de overgang po-vo goed in beeld en bekijkt hoe je de taalachterstand van kinderen snel kan aanpakken. Ze gaan van de gebaande paden af, dat vind ik heel positief. Maar wat deze school doet wordt wel erg opgeblazen. Er zijn heel veel initiatieven om de onderwijskundige aansluiting tussen po en vo te verbeteren, taalachterstand in te lopen en een betere overdracht van leerlingen te regelen. Verder heb ik de indruk dat de Hugo de Groot leerlingen die niet in hun profiel passen, iets te makkelijk over de schutting gooit. Ik begrijp dat je een leerling die bepaalde grenzen overschrijdt, de wacht moet aanzeggen. Maar als je zoals deze school tientallen leerlingen wegstuurt, ben je dan niet doorgeslagen? Je hebt als gezamenlijke scholen in een gemeente de verantwoordelijkheid om leerlingen, óók de problematische, aan onderwijs te helpen. Elke keer wanneer dat niet lukt, zou je dat als school moeten ervaren als een verlies. Als elke Rotter damse school zich op dit punt zo zou opstellen, zou een pool van honderden leerlingen als hete aardappels worden doorgeschoven en uiteindelijk in het afvalputje terecht komen. De Hugo de Groot wil leerlingen al in groep 7 voor sorteren voor het vo. Ik vind dat te vroeg; ik betwijfel of kinderen uit een achterstandssituatie dan wel een optimale kans krijgen om hun talenten te benutten. Ik ben het met directeur Van ’t Zelfde eens dat leraren veel kwaliteit in huis moeten hebben, maar ik betwijfel of dat altijd moet betekenen dat ze academisch zijn opgeleid. Een leraar moet niet alleen z’n vak beheersen, maar ook pedagogisch-didactisch bekwaam zijn. Dat leer je vaak beter in een lerarenopleiding.”
VO-magazine 2 / november 2013
33
360˚
ONDERNEMEND ONDERWIJS
EEN MEER DAN GOEDE ZAAK Ondernemend onderwijs staat op de agenda. Leuk en inspirerend voor leerlingen en leraren, zo blijkt. Maar wat leren de leerlingen nu precies van een bedrijfje opzetten? Of is ondernemend onderwijs meer dan dat? En waar kun je als school het best mee beginnen als je het onderwijs ondernemender wilt maken? Verhalen uit de praktijk en theorie van ondernemerschap. Tekst: Carolien Nout / Illustratie: Matthias Giessen
“Ieder mens is een ondernemer: van zijn eigen bestaan. Zo zie ik dat”, zegt Leny van der Ham, projectdirecteur van het International Business College (IBC) van het Willem van Oranje College in Waalwijk. “Het begint als je in de wieg ligt: een baby geeft een signaal af, lachen of huilen, en daarmee krijgt hij verzorging of aandacht. Later heb je natuurlijk meer keuzes. Hoe ondernemend kun jij je dag maken? Dat betekent risico’s durven nemen, proactief zijn. Op onze school krijgen leerlingen de kans te ontdekken wat ze leuk vinden en welke competenties ze hebben. Als ze dat op vijftienjarige leeftijd kunnen benoemen, hebben ze een voorsprong. Het hoeft niet altijd op een eigen bedrijf uit te draaien, maar dat maakt het wel concreet. Vooral voor havoleerlingen is dat prettig.” Op het IBC kunnen havoleerlingen met een E&Mprofiel het reguliere programma in vier dagen per week volgen. Ze moeten daar wel officieel voor solliciteren en aangenomen worden. Eén dag per week draaien ze een apart programma. Zo werken ze aan sociale vaardig heden met etiquettelessen, krijgen ze psychologie, boekhouden of lessen over maatschappelijk verantwoord ondernemen of de Chinese taal en cultuur. Bedrijfsbezoeken horen er ook bij, evenals het opzetten van een (bedrijfs)plan. Alles draait die ene dag per week om intern of extern ondernemen. Het doel van het zogeheten 20-80 learning is om leerlingen uit te dagen beter te presteren, ondernemender te zijn en een betere keuze voor een vervolgopleiding te maken.
34
VO-magazine 2 / november 2013
Ontsaaiing
“Kom op jongens, maak wat van je leven!” Van der Ham zegt het vanuit de grond van haar hart. Het onderwijs heeft dringend behoefte aan ‘ontsaaiing’ zoals zij het noemt. Het mede door haar ontwikkelde 20-80 learningconcept ging in 2008 op de havo van start. Het vmbo kent een vergelijkbare variant. Naar alle waarschijnlijk heid gaat volgend jaar de versie voor het vwo beginnen, het International Business and Research College, met een verdiepend programma. Leerlingen volgen vakken uit andere profielen en leren wetenschappelijk te denken. Het streven is 25 procent van de vwo-leerlingen te plaatsen. “Ambitieus, ja,” zegt Van der Ham, “rooster technisch is het niet gemakkelijk. Maar ik denk dat het haalbaar is.”
‘Scholen vinden het leuk, er is enthousiasme en plezier, een positieve flow’ Ondernemerschap staat op veel scholen in de belang stelling en dat is niet toevallig (zie de kaders voor enkele aansprekende voorbeelden). In 2006 benadrukte de Europese Commissie de noodzaak van ondernemend onderwijs. Het gaat niet alleen om een bedrijfje opzetten, maar om de houding en vaardigheden die mensen nodig hebben in de netwerksamenleving. In het kort omschrijft de commissie het als het vermogen om ideeën in daden om te zetten, om creativiteit, innovatie en het nemen
van risico’s. Plannen hoort erbij en ook het vermogen om projecten op te zetten om doelen te verwezenlijken. Ondernemerschap helpt werknemers zich bewust te worden van hun arbeidsomgeving en kansen te grijpen. In 2008 besloot de Nederlandse regering met het Actie programma Onderwijs en Ondernemen een groot aantal activiteiten in alle onderwijssectoren te steunen om ondernemend onderwijs op grotere schaal vlot te trekken. Het Agentschap NL zorgt voor de praktische begeleiding en subsidietoekenning in zeven actielijnen, waarvan het Onderwijs Netwerk Ondernemen er een is. Bijna tachtig projecten gingen daarin van start, met als doel onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven dichter bij elkaar te brengen en ondernemersvaardigheden in het onderwijsprogramma onder te brengen. Het IBC in Waalwijk had een van die projecten. Het was dermate interessant dat het vorig jaar, met zeven andere, werd benoemd als ‘best practice’. Er kwam extra geld beschikbaar om het (beschermde) concept ‘uit te rollen’ naar andere scholen. Er zijn nu veertien scholen die volgens het 20-80-concept werken en dat aantal moet de komende tijd jaren uitgroeien naar honderd. Leny van der Ham is de enthousiaste trekker van het project. Ondernemend onderwijs is ook voor docenten een verrijking, vindt zij. “Het is toch heerlijk om een dag per week iets heel anders te doen. Het onderwijs is al jaren hetzelfde: het gebouw, de vakken en de bel die elk uur gaat. Nu kunnen docenten zelf meer invulling geven: bedrijven bezoeken, contact leggen met hboinstellingen, of een project opzetten. De buitenwereld
kijkt wel eens neer op docenten. Maar vergeet niet hoe zwaar het vak is: zij hebben hun ‘klant’ de hele dag om zich heen. Ondernemend onderwijs geeft leraren meer ruimte om zelf ook ondernemender te worden.” Die docenten hebben wel steun en bijscholing nodig om ondernemend onderwijs vorm te geven en daarvoor zijn verschillende mogelijkheden. Een ervan is ‘Grijp de buitenkans’, waar docenten trainingen kunnen volgen. Begin dit jaar kreeg dit programma extra budget om ook docenten op de pabo’s en lerarenopleidingen te trainen en bewust te maken van de mogelijkheden van ondernemerschap. Deze ambassadeurs kunnen de onder nemende boodschap als een olievlek verspreiden, zo is het idee. Resultaten
Bij presentaties of evenementen is het enthousiasme eenvoudig af te lezen van de gezichten van de onder nemende leerlingen in Waalwijk, of op de Entreprenasia, een groep scholen in Oost-Nederland, een ander aan sprekend voorbeeld uit het rijtje uitrolprojecten. Maar zijn er ook andere resultaten zichtbaar? AgentschapNL concludeert uit een representatieve steekproef dat het aantal scholen dat ondernemerschap heeft opgenomen in zijn missie en in het curriculum, tussen 2007 en 2012 is gegroeid tot 33 procent. Contacten met het bedrijfsleven zijn aangehaald: er staan bijvoorbeeld vaker gastdocenten voor de klas. Docenten zelf krijgen op scholen in het voortgezet onderwijs vaker aanvullende trainingen op het gebied van ondernemer
VO-magazine 2 / november 2013
35
360˚
schap (22 procent in 2012 ten opzichte van 17 procent in 2010). Het agentschap keek ook of de resultaten van de leer lingen zijn verbeterd. Dat blijkt lastig te meten. Er wordt wel iets meer getoetst op ondernemerschap dan bij de eerste meting in 2007, maar slechts een op de vijf scholen toetst competenties, talenten of prestaties rond onder nemerschap tijdens de schoolloopbaan. Nu is dit ook niet zo eenvoudig. SLO, het instituut voor leerplan ontwikkeling, heeft de afgelopen jaren wel gewerkt aan een beoordelingsinstrument dat speciaal is gericht op ondernemerschap, maar het bevindt zich nog in een pril stadium en zou breder toepasbaar moeten worden gemaakt. De meeste scholen doen overigens wel aan evaluaties van ondernemerschapsprojecten, met de leerlingen en betrokken docenten en bedrijven bijvoor beeld. En de website van 20-80 learning laat voorzichtige tekenen van groei zien bij de ondernemende IBCleerlingen in Waalwijk. Zij scoren ongeveer 10 procent beter op het eindexamen dan hun klasgenoten die het gewone programma volgen. Er lijkt ook minder uitval te zijn in het hbo, maar precieze cijfers zijn er nog niet.
ENTREPRENASIUM Veertien vo-scholen werken samen in de coöperatie Entreprenasium en bieden hun leerlingen uitdagend onderwijs met de kans om zelf voor een deel hun eigen leerlijn vorm te geven. Ondernemend gedrag is een vast onderdeel van het curriculum in alle klassen. Het begint met een eerste verkenning in de brugklas. In het programma ‘Jij de baas’ maken alle leerlingen kennis met ondernemerschap. Een aantal leerlingen kan (na een sollicitatieprocedure) zich verder specialiseren en een apart programma naast het reguliere onderwijs volgen. Het Hondsrug College in Emmen heeft het onderwijsconcept als eerste in de praktijk gebracht en is voorhoedeschool. www.entreprenasium.nl
ADVERTENTIE
Bezoek
www.voion.nl Voor iedereen in het vo op zoek naar kennis en ervaringen op het gebied van: • Arbeidsmarkt & mobiliteit • Opleiding & professionalisering • Veilig, gezond & vitaal werken Voion, kennis en advies van en voor het voortgezet onderwijs
www.voion.nl
36
VO-magazine 2 / november 2013
Visitatie
Matthijs Hammer, hoofddocent en onderzoeker Onder nemerschap bij Saxion Hogeschool, visiteerde op verzoek van Agentschap NL een aantal vo-scholen die als ‘best practice’ gelden. Zijn bevindingen presenteert hij in november. Wat kwam hij zoal tegen? “Heel veel positieve energie. Scholen vinden het leuk, er is enthousiasme en plezier, een positieve flow. Ik zie dat ‘bedrijfje spelen’ in het onderwijs heel goed is. Leer lingen leren er enorm veel van en worden onderne mender. Niet alles wat je doet, hoeft binnen gebaande paden of systemen te passen. Ondernemend onderwijs daagt leerlingen juist uit om buiten hun kaders te denken en ze zo voor te bereiden op volwassenheid. Ze leren eigen waarden en doelen te ontwikkelen.” Hammer benadrukt dat het niet alleen gaat om een bedrijf opzetten, hoewel veel mensen dat wel denken. “Ondernemend zijn is in alle sectoren van de maat schappij belangrijk. Het gaat om het creatieve en inno vatieve proces. Scholen kunnen zich onderscheiden met ondernemend onderwijs: het is uitdagend voor leer lingen. Je kunt het zien als talentontwikkeling. Het onderwijsprogramma biedt genoeg ruimte voor buiten curriculaire activiteiten. Er is dus geen reden voor scholen om er niet mee aan de slag te gaan!”
‘Kom op jongens, maak wat van je leven!’ Wat kunnen scholen het beste doen als ze ondernemend onderwijs een plaats willen geven? Een breed draagvlak creëren en een bestuur dat het uitdraagt, zijn vereisten, blijkt uit de rapportage van Agentschap NL. “En natuur lijk enthousiaste docenten als trekker kiezen en hen ook
BEDRIJFSLEVEN IN DE SCHOOL MET JINC In Amsterdam, Utrecht, Kennemerland en Rotterdam draait JINC. Dit programma wordt mogelijk maakt door zo’n 730 bedrijven en ondersteund door gemeenten. JINC richt zich op basisscholen en scholen voor vmbo, en dan met name op achterstandsleerlingen. Jongeren maken kennis met bedrijven en beroepen en leren sociale en communicatieve vaardigheden die ze nodig hebben als ze later gaan werken. Hiermee worden jaarlijks alleen al in Amsterdam ruim 14.000 leerlingen van de basisschool en het vmbo bereikt. Voor vo‑leerlingen is er bij voorbeeld het programma ‘Ondernemen doe je zo!’ Vmbo-leerlingen krijgen in acht bijeen komsten een realistisch beeld van de dagelijkse praktijk van het ondernemen. Ondernemen betekent immers in de praktijk soms ook dat je je vrije tijd moet opgeven; startende onder nemers verdienen vaak minder dan het mini mumloon en het runnen van een eigen zaak is een grote verantwoordelijkheid. De leerlingen maken kennis met theorie en praktijk, krijgen workshops in de klas over ondernemerschap, interviewen een ondernemer bij hen in de buurt, maken een bedrijfsanalyse en stellen een ver beterplan op. Ze presenteren hun bevindingen tijdens een feestelijke slotbijeenkomst. Coaches uit het bedrijfsleven en zelfstandig ondernemers begeleiden de leerlingen tijdens het programma. www.jinc.nl
VO-magazine 2 / november 2013
37
360˚ JONG ONDERNEMEN Iedere leerling moet een keer met ondernemen in aanraking zijn gekomen; dat is de missie van Jong Ondernemen. Gedurende één schooljaar runnen leerlingen, onder leiding van een docent, een eigen onderneming: een praktische toepassing van de vakken economie, wiskunde en management & organisatie. In de zogeheten Junior Company werken leerlingen met echte producten en doen ze zaken met echte leveranciers en afnemers. De leer lingen kiezen zelf een product of dienst waar een markt voor is, schrijven een ondernemingsplan en regelen de inkoop, productie, marktbewerking en verkoop. Ze vergaren hun eigen startkapitaal door de verkoop van aandelen. Jong Ondernemen ondersteunt leerlingen door aandelen te verstrekken en formats aan te bieden voor een aandeelhoudersregister. De jonge ondernemers beginnen met een startkapitaal van maximaal € 500,-. Net als echte ondernemers ontvangen ze loon voor de gewerkte uren en betalen ze belastingen. Aan het einde van de Junior Company keren de leerlingen dividend uit aan de aandeelhouders en wordt het bedrijf opgeheven. www.jongondernemen.nl
trainen in ondernemend onderwijs”, voegt Hammer toe. Hij wijst er wel op dat het niet alleen de economiedocent moet zijn die de kar trekt. Die stort zich vaak, wat voor de hand ligt, op de businesskant en dat kan juist rem mend zijn voor andere docenten, die zich meer richten op ondernemend gedrag. “Het is dus beter om er meer docenten bij te betrekken, ook omdat je dan niet afhankelijk bent van één enthousiaste trekker.”
vindt gaan, kan het best klein beginnen, aldus Hammer. Een bedrijf bezoeken, een ondernemer voor de klas uitnodigen bijvoorbeeld, of er in het kader van een projectweek aandacht aan besteden. Snelkookpan
Zo’n mogelijkheid biedt Dreamstorm, een jonge onder neming van Thijs Vochteloo, die zelf onlangs afstudeerde aan de Team Academy, een internationale school voor ‘De regeldrift van de overheid botst met entrepreneurship. Hij zette het programma Dreamstorm van de Team Academy om in een eendaagse activiteit ondernemend zijn’ voor vo-scholen. Leerlingen leren in teamverband een Regeldrift eigen bedrijf op te zetten en doorlopen alle fases waar Hammer signaleert dat ondernemende scholen tegen be een beginnende ondernemer mee te maken heeft. Elk lemmeringen aanlopen en zou daar graag veranderingen bedrijfsplan moet origineel, duurzaam, commercieel en in zien. “Hoe ondernemend je als school ook wilt zijn, realistisch zijn. Aan het einde van de intensieve dag de kwaliteitskaders van de Inspectie zijn dat niet! En dat pitchen de leerlingen hun idee. Het winnende team mag is jammer. De regeldrift van de overheid – die examen naar de finale in april 2014 en kan een masterclass onderwerpen en normering vaststelt – botst met onder ondernemen als hoofdprijs winnen. Vochteloo: “ Zo’n nemend zijn. De landelijke examens gaan over heel dag is vaak een eye opener voor leerlingen. Het is een andere dingen. Als de resultaten van leerlingen achter begin, om ze wakker te schudden. Er was bijvoorbeeld blijven, kan een concept als 20-80 learning ter discussie een meisje met een passie voor kunst. Zij zag zichzelf komen te staan. Scholen moeten kunnen laten zien dat later wel kunst maken en verkopen. Op de Dreamstormze goed zijn, maar ondernemendheid wordt nergens ge dag kwam ze erachter dat ze daar veel meer mee zou toetst. En leerlingen zien dat niet terug in hun diploma. kunnen. In gesprek met anderen kon ze iets toevoegen Zij kunnen weliswaar een certificaat krijgen, maar ook aan haar ideeën, kreeg ze feedback en groeiden haar dat zie je niet terug in de rankings van scholen.” plannen.” Hoe dan ook moeten scholen die echt willen inzetten op De jonge ondernemer denkt niet dat een dag te kort is ondernemend onderwijs, fundamentele keuzes maken en om aan een ondernemende houding te werken. “Het is het hele onderwijssysteem aanpakken. Wie dat te ver een begin. Als school is het goed om je leerlingen steeds
38
VO-magazine 2 / november 2013
• Op donderdag 21 november, tijdens de Global Entrepreneurshipweek, organiseert Agentschap NL een netwerkbijeenkomst ‘Ondernemend Onderwijs in het vo en po’. Tijdens deze bijeenkomst – bedoeld voor wie belangstelling heeft voor ondernemer schapsonderwijs – hoort u ervaringen van de ’koplopers’. Kijk op www.gewnederland. nl/agenda/0-4-515#bm • Meer over International Business College op www.20-80learning.nl • Informatie over het Actieprogramma Onderwijs en ondernemen is te vinden op www.agentschapnl.nl bij subsidies en regelingen (zoek op ‘Actieprogramma onderwijs en ondernemen’.) • Het programma Dreamstorm is te bereiken via Facebook of via e-mail op
[email protected] • Meer over ‘Grijp de buitenkans’ op www.grijpdebuitenkans.nl
uit te dagen. Je kunt wel een hele middag brain stormen over de naam of slogan van je bedrijf, maar het blijkt dat je in een uur vaak op precies hetzelfde uitkomt. Als in een snelkookpan. Natuurlijk hoeven niet alle leerlingen er verder mee. Ze zijn in elk geval wel een mooie ervaring rijker.” Belangrijker dan ooit
Het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen loopt af. Zal de aandacht voor ondernemend onderwijs blijven? Dat is wel te hopen, vindt de Onderwijsraad. In een advies benadrukt het adviescollege van de overheid dat een ondernemende houding op de huidige dynamische arbeidsmarkt belangrijker dan ooit is. “Het aantal flexibele arbeidscontracten groeit; de vanzelfsprekendheid van een vaste aanstelling neemt af. Het aantal zzp’ers is toegenomen, deels als gevolg van reorga nisaties, deels als gevolg van bewuste eigen keuzes. Het ondernemerschap, zelfstandig of in samen werking met anderen, ontwikkelt zich zo als een maatschappelijk relevante vorm voor het verwerven van inkomen. Maar ook vragen bedrijven in toe nemende mate van hun werknemers een onder nemende houding”, zo schrijft de raad aan de Tweede Kamer. Het stelt scholen voor de opdracht te blijven werken aan ondernemend onderwijs.
COLUMN
MEER INFORMATIE
H ENDRIK-JAN VAN ARENTHALS WHEN I’M SIXTY-FOUR Straks als ik oud ben – niet meer zo snel – menig jaar na nu Sta ik dan nog voor hetzelfde klaslokaal? Breng ik nog hetzelfde verhaal? Ben ik nog trots als ik een oud-leerling zijn jongste zoon herken? Ben ik er blij mee – ga ik met mijn tijd mee – als ik zestig ben? Een jaar of vijftien geleden schreef ik dit, op de melodie van Lennon & McCartney. Inmiddels zijn we bezig met ‘levensfase bewust personeelsbeleid’. U weet wel: met die vijf fases in elke loopbaan. In strikt vertrouwen wil ik kwijt, dat mijn vrouw en ik geen ‘starter’ meer zijn, soms naar adem happen in de ‘spitsuur’fase, bij komen in een zekere ‘stabilisatie’, ons nog geen ‘senior expert’ zouden willen noemen en nog lang niet toe zijn aan ons ‘zicht op pensioen’. Dat laatste perspectief is natuurlijk niet eenvoudig in deze tijd. Dan heb ik het niet over de onduidelijkheid rondom het pensioen akkoord of de schijnzekerheid van ons aller ABP. Ik doel op het gezond en gelukkig als onderwijsprofessional de eindstreep halen. Discussiëren of docent een zwaar beroep is of niet, heeft weinig nut meer. De pensioenleeftijd schuift nu in rap tempo op naar zevenen zestig. De FPU was al afgeschaft, de BAPO wordt omgeturnd. Wisselen we daarmee de ene financiële molensteen in voor een volgende: de oplopende vervangingskosten? Gaat dit voor jonge docenten meer zoden aan de dijk zetten dan de bescheiden ambitie uit het Onderwijsakkoord? Konden we onze ‘senior experts’ met ‘zicht op pensioen’ maar allerlei taken geven in plaats van lessen; taken in begeleiding, coaching en ontwikkeling. Maar de middelen ontbreken. Vast staat voor mij dat, hoe soft dat ook moge klinken, het antwoord ligt in het positief benaderen van mensen, uitgaan van wat mensen wél kunnen. Dat is iets anders dan het problematiseren van ouderen door een ‘seniorenbeleid’ dat hen generiek minder taken geeft, vrijstelt van bepaalde vergaderingen of, nog erger, van scholing. We moeten mensen aanspreken op wie ze zijn en, wanneer ze dat waar maken, ook als senior docent belonen. Het is geen kant-en-klaar recept, wel een richting, om het vol te houden… ‘when I’m sixty-four.’ Straks als ik oud ben – is het maar schijn – slechts de buitenkant ‘k Weet nog wat mij jarenlang voldoening gaf: Kennis neemt geen mens je meer af Ik zie dan nog steeds iedere leerling als een uniek talent Prachtige jaren – alleen meer ervaren – als ik zestig ben VO-magazine 2 / november 2013
39
BLIK VAN BUITEN
‘REGEL ONDERWIJS OP LOKAAL NIVEAU’ Naam k Anja Vink (50) Achtergrond k freelance onderwijsjournalist voor onder meer NRC en Vrij Nederland; docent; won twee keer de Prijs voor de Onderwijsjournalistiek Gespreksonderwerp k haar boek ‘Van deze kinderen ga je houden. Een schooljaar in klas 1d van een vmbo’ Standpunt k de samenleving moet zich het lot van het vmbo aantrekken. Tekst: Emmanuel Naaijkens / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Als onderwijsjournalist schrijf je veel over het vmbo. Op wat voor middel bare school zat je zelf? “Ik zat in 1976 in de brugklas op een school Amsterdam-Zuid toen we ver huisden naar Drenthe. Mijn vader kreeg een baan als leraar wiskunde aan een lts in Hoogeveen. Voor mij was dat een enorme cultuurshock. Drenthe was heel conservatief, het verschil met het Amsterdam van de jaren zeventig was toen nog groot. Op de scholengemeen schap waar ik terecht kwam, ben ik nooit gelukkig geweest. Ik ben zelfs twee keer in 4 vwo blijven zitten, absurd natuur lijk. Ik heb er uiteindelijk mijn havo diploma gehaald en ben vervolgens linea recta naar Amsterdam teruggekeerd. Op de toenmalige moedermavo heb ik op 22-jarige leeftijd alsnog mijn atheneumdiploma gehaald. Dankzij de oudere vrouwen die er zaten, zij hebben mij gedisciplineerd.” Je hebt een jaar meegelopen in een brugklas van het vmbo Gijsbert Karel van Hogendorp (GKH) in de Rotter damse wijk Delfshaven en daar een boek over geschreven. Waarom wilde je dat? “Ik wilde het dagelijkse leven in een school vangen. Als onderwijsjournalist
40
VO-magazine 2 / november 2013
loop je een school na een paar uur weer uit en heb je slechts een oppervlakkig beeld. Ik wilde doordringen tot de essentie wat onderwijs is, in het bijzonder vmbo. Het vmbo is verwaarloosd, en dan bedoel ik de beroepsgerichte leer wegen: basis, kader en gemengd. Het krijgt een hoop lippendienst, maar er wordt geen invulling aan gegeven. Beleidsmakers hebben geen idee van dit soort scholen. In de grote steden is dit vmbo een steeds groter probleem. Het gaat niet alleen over het feit dat scholen verdwijnen, maar vooral ook over wat er op die scholen met de kinderen gebeurt. Tachtig procent van de kinderen kan veel meer. Ze zitten op het vmbo omdat ze een taalachterstand hebben. Daar worden ze al op afgerekend op de basis school. Dat zie je trouwens ook in bijvoorbeeld Zuid-Limburg, NoordoostGroningen en Zuidoost-Drenthe. Daar gaat het over blanke leerlingen met een taalachterstand. Ik wilde met mijn boek laten zien wat er in een klas van zo’n vmbo-school gebeurt waar het wel goed gaat.” Wat voor een vmbo-school is de G.K. van Hogendorp? “Het is een vmbo voor economie en ICT, vroeger heette dat de leao. In de
brugklas zitten leerlingen van de leer wegen basis, kader en gemengd, van wie de helft met een lwoo-indicatie. De gemengde leerweg is op de GKH een ontsnappingsroute; leerlingen kunnen dan doorstromen naar niveau 3 en 4 van het mbo. De school heeft geen theoretische leerweg. Dat zie je op steeds meer plekken in het land, daar zijn mavo’s aan havo en vwo geplakt. En je hebt enkele categorale mavo’s.”
‘Tachtig procent van de kinderen kan veel meer’ Wat is het perspectief voor deze kinderen? “Een heleboel leerlingen gaan hele andere dingen doen. Sommigen gaan alsnog naar verzorging. Er zijn pogingen om leerlingen naar de haven te krijgen. Maar de arbeidsmarkt is voor deze leer lingen niet rooskleurig, zeker niet richting administratief. Ook niet als de economie weer aantrekt. Je ziet dat functie-eisen omhoog gaan, zowel in de administra tieve sector als in zorg en techniek. Daar kunnen deze leerlingen niet aan voldoen. Ik plaats ook grote vraagtekens bij het idee van het beroepsgerichte vmbo. Voor kinderen op die leeftijd is een beroep heel ver weg en abstract. Zeker voor deze
leerlingen die in hun omgeving nauwe lijks voorbeelden hebben. Toch moeten ze heel jong al een keuze maken.”
Vincent slaagt erin die leerlingen omhoog te trekken, ik heb het zien gebeuren. Leerlingen die anders misschien uit zouden vallen, gaan in Hoe zou het vmbo moeten veranderen? zichzelf geloven. Van huis uit krijgen “Taalachterstand haal je op die leeftijd deze kinderen geen sociale skills mee. nooit helemaal meer in. Maar je kunt ze Dat doet de school, die voedt ze op. wel onderwijs bieden dat ze breder vormt. Die opent een wereld voor ze. Deze Die kinderen hebben geen referentie aanpak zou ook voor andere vmbo’s kader, zoals onze kinderen van de midden heel goed kunnen werken. De kwaliteit klasse. Ze weten niet hoe de wereld eruit van de docent is, meer nog dan op ziet, ze komen nauwelijks buiten hun andere scholen, doorslaggevend.” eigen wijk Delfshaven. Een wijk met een zeer complexe problematiek. Met veel ‘We moeten om het vmbo ouders die vooral bezig zijn met overleven, heen gaan staan’ die hun kind niet kunnen steunen. De functie van het vmbo zoals dat ooit is Ondanks dat succesvolle concept bedacht, is er hooguit nog voor een kleine heeft de school het moeilijk; groep. In 2020 gaat nog maar 20 procent het leerlingenaantal loopt terug. van de leerlingen naar beroepsgericht.” De Inspectie was kritisch over resultaten van de gemengde leerweg Wat maakt de G.K. van Hogendorp in de bovenbouw. Hoe komt dat? dan anders? “Het gaat erg mis in de buurt, dat raakt “Eind jaren negentig is daar in de onder de school hard. Delfshaven is voor veel bouw het concept van de kerndocent bewoners een doorgangshuis. De sterken ingevoerd. Eén docent, meestal afkomstig trekken weg en de zwakken blijven achter. uit het basisonderwijs, geeft meerdere En wat je in heel Rotterdam ziet, is een vakken. In ‘mijn’ klas was dat Vincent vlucht naar scholen buiten de stad. van der Pas, een geweldige leerkracht. Met de metro ben je er zo. Het gaat om Kinderen die op deze school zitten, vijfduizend leerlingen per dag! Aan de weten al sinds groep 6 verdomd goed ene kant van de stad lopen scholen leeg, dat ze onderaan bungelen. aan de andere kant worden er scholen
gebouwd. Dat is een enorme geldverspil ling. Het is de perverse bijwerking van vrije schoolkeuze.” Hoe is de negatieve spiraal te doorbreken? “Scholen als de GKH staan er alleen voor. Het vorige bestuur, dat het veld heeft moeten ruimen, keek er nauwelijks naar om. De samenleving moet om dit soort scholen hen gaan staan. Ik vind het absurd dat wij een aantal regels hebben voor onderwijs die gelden zowel voor Rotter dam als voor Aerdenhout, terwijl de omstandigheden zo verschillend zijn. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat je onderwijs op lokaal niveau moet regelen, bijvoorbeeld door een lokale onderwijs autoriteit in te voeren. Geen wethouder van onderwijs, maar een autoriteit waarin schoolbesturen, gemeente, ouders en bedrijven een stem hebben.” Wat is jouw boodschap aan bestuurders? “Beconcurreer elkaar niet, werk samen. Help elkaar. Zorg als schoolbestuur of als gemeente dat er goede leraren worden opgeleid, en goede directeuren. Hou ze vast, zorg goed voor ze. Kijk naar wat Amsterdam onder wethouder Asscher op dit gebied heeft gedaan. En vooral, steun deze scholen. Laat ze niet langer in de steek.”
VO-magazine 2 / november 2013
41
WIE WAT WAAR
WIE WERKT WAAR
AGENDA
STEDELIJK GYMNASIUM
5-11 Ver volgsessie modernisering ziektewet Wie Schoolleiders en bestuurders Waar Amersfoort
Leiden
Hans Buijze is de nieuwe rector van de vestiging Socrates van het Stedelijk Gymnasium in Leiden. Hij was sinds augustus al interimrector van de dependance aan de Nieuwe Marnixstraat. Buijze was eerder rector van het Christelijk Gymnasium Utrecht en het St. Ignatiusgymnasium in Amsterdam.
THORBECKE VOORTGEZET ONDERWIJS Locatie Prinsenlaan, Rotterdam
Remco Hulsbergen is de nieuwe directeur van de locatie Prinsenlaan van Thorbecke Voortgezet Onderwijs. Hulsbergen (42) is sinds drie jaar als directielid verbonden aan Thorbecke Voortgezet Onderwijs. Hulsbergen begon als directeur van het vmbo beroepsonderwijs, waarna hij vorig jaar tijdelijk directeur algemene bedrijfsvoering was. Hulsbergen volgt Gerdi Lambers op, die vlak voor de zomervakantie benoemd is tot rector van heel Thorbecke Voortgezet Onderwijs.
14-11 Conferentie opleiden leraren Wie Schoolleiders en bestuurders Waar Amsterdam 19-11 Training LOB en doorstroomcijfers Wie Schoolleiders en LOB-coördinatoren Waar Utrecht 22-11 Workshop: aanbesteding leer middelen? Wie Schoolleiders Waar Utrecht 25-11 Onderwijsconferentie NL2025 Wie Schoolleiders en bestuurders Waar Den Haag 28-11 Algemene Ledenvergadering (ALV) Wie Leden VO-raad Waar Utrecht 6-2 Havo-congres: trots op havo Wie Schoolleiders Waar Amersfoort
Meer informatie en inschrijven: R www.vo-raad.nl/agenda
42
Colofon VO-magazine is een uitgave van de
Koos Roos en Eva van Teeseling.
Druk Roto Smeets GrafiServices, Utrecht
VO‑raad, de sectororganisatie van het voortgezet
Redactieadres VO-raad, Postbus 8282,
Advertenties Uitgeverij Recent Amsterdam,
onderwijs. VO‑magazine verschijnt 7 keer per jaar
3503 RG UTRECHT, T 030 232 48 00,
T 020 330 89 98 (Ray Aronds), www.recent.nl.
in een oplage van 4.500 exemplaren.
[email protected], www.vo-raad.nl.
Issn 1873-1163
Redactie Cindy Curré, Ingrid Janssen, Suzanne
Fotografie Josje Deekens (ook voorpagina),
Abonnementen Besturen en de daarbij horende
Visser (eindredactie), Linda Zeegers. Medewerkers:
iStockphoto, Dirk Kreijkamp, Rogier Veldman,
scholen, die lid zijn van de VO-raad ontvangen het
Hendrik-Jan van Arenthals, Truus Groenewegen,
Willem Jan Ritman
VO-magazine gratis. Een abonnement kost € 75,-
Hanneke van der Linden, Emmanuel Naaijkens,
Illustraties Matthias Giesen
per jaar. Beëindiging van het abonnement dient
Marijke Nijboer, Carolien Nout, Martijn Laman,
Ontwerp OSAGE / communicatie en ontwerp, Utrecht
schriftelijk te geschieden voor 1 juli.
VO-magazine 2 / november 2013
ADVERTENTIE
1e Landelijke�Kennisdag ‘Grip�op�Kwaliteit’
Voor�en�door�het�onderwijs,�kinderopvang�en�gemeenten
Kom�op�27�november� spijkers�met�koppen� slaan�op�de�Ruimte�OK� kennisdag!
ondersteuningspartners
ondersteuningspartners
‘Wat�kunt�u�op�het�gebied�van� huisvestingskwaliteit�van�anderen�leren?’ ‘Hoe�geeft�u�op�een�professionele�manier� invulling�aan�uw�werk?‘
Programma
‘Welke�tools�kunt�u�gebruiken�om�daarbij�de� regie�in�handen�te�houden?’
WELKOM 12:15��13:00��Ontvangst�met�kleine�lunch/�high�tea;��Welkom�door�dagvoorzitter��� Marco�van�Zandwijk
IMPULSPRESENTATIES 13:15�Wat�nodig�voor�goed�opdrachtgeverschap?�� Martijn�Arts��(Ruimte�OK)� 13:30�Belang�van�goed�opdrachtgeverschap?�� Liesbeth�van�der�Pol��(Voormalig�Rijksbouwmeester)� 13:45�Belang�opdrachtgeverschap�voor�Onderwijs�en�Kinderopvang?�� René Peters�(Wethouder�Almere)
KENNISRONDE�1 14:45�laat�u�inspireren en�informeren,�inhoudelijke�verdieping�door�keuze�uit�ca.�tien�deelsessies
OK imte @Ru
KENNISRONDE�2���
Op #Grip eit it Kwal
15:40�laat�u�inspireren en�informeren,�inhoudelijke�verdieping�door�keuze�uit�ca.�tien�deelsessies
REFLECTIE 16:20�Gezamenlijke�terugkoppeling�kennisrondes 16:40�Prijsuitreiking�Groene�Giraf�(duurzaam�ondernemerschap�in�de�Kinderopvang) 17:00�Hapje�en�Sapje;�afsluitende�netwerkborrel
Datum: Woensdag�27�november�van�12:00�tot�17:00�uur Locatie: Groenhorst�College�Almere�Poort� Deelname: € 75,� (vroege�vogeltarief�tot�1�november) en�anders�€ 100,�
Aanmelden:��www.ruimte�ok.nl Voor wie betrokken is bij het ontwikkelen, financieren en organiseren van huisvesting voor kinderen van 0 tot 18 jaar
Kenniscentrum Ruimte-OK is een initiatief van;
ADVERTENTIE
en belangrijk in deteamkamer, maar ook in de beet klaslokaal. Ik wil reflecteren en mijn stijl van gelen Mijn wens voor het komende jaar? Dat leraWelkom! met bezieling naar school komen Hoe ga ik van Programma van spireren? Op tijd en eerlijk communiceren, luiste16:00 – 19:30 uur (inclusief buff et) plaats zijn! Sturen op ruimte en vertrouwen in n control Een professionele cultuur isenniet alleen Meer info inschrijven op www.onderwijs amkamer, maar ook in de bestuursruimte en het vraagtleiderschap.nl reflecteren en mijn stijl van leidinggeven spiegelen Geheel kosteloos Ik wil met mijn leraren en leerlinHoe ga ik van motiveren Op tijd en eerlijk communiceren, luisteren en er ren op ruimte en vertrouwen in plaats van op planen professionele cultuur is niet alleen belangrijk in aar ook in de bestuursruimte en het klaslokaal. Ik Mijn wens jaar? Dat leraren en leerlingen met bezieling naar Op tijd en Sturen op ruimEen professiet alleen belangrijk in deteamkamer, maar ook in Ik wil reflecteren en mijn stijl
BENT U EEN GOEDE LEIDER?
isbn 978 90 5594
887 1
druk
herziene
Onderwijs vraagt leiderschap!
Zwolle do 6 maart 2014
• 2e
Dick Both & Alex de Bruijn (redactie)
scriptum
www.scri ptum twit ter .com/ .nl Faceb ook.c scrip tumn l om/U itgev erijS cript um
leiderschap!
Kom naar de regiobijeenkomst bij u in de buurt Maak kennis met dit thema op de regiobijeenkomst bij u in de buurt. Naast een praktische inleiding wordt tijdens workshops ook ingezoomd op twee aspecten van leiderschap bij docenten, leidinggevenden of bestuurders en toezichthouders.
Onderwijs vra agt
Leiderschap is cruciaal. Zeker in het onder wijs, zaken en papier waar het niet gaat en maar om mense om zorgt voor profes n en manieren. Goed leiderschap sionele groei en bloei van mense lende niveaus in de school. n op de versch ilLeiderschap begin t bij de basis, de plaats waar plaatsvindt. Dat het primaire proce is in het klaslo kaal, s en de leerling. in de interactie De interactie tussen de leraar op de andere dinggevende niveau en de leraar en s, die tussen de leide bestuurder staan in dienst en de leidinggeve van het prima nde, ire proces: het onder wijs. Het geven van uitste is nodig dat mense kend n zich op alle niveau de leerlingen beter worden s afvragen wat van hun werk, draagt aan goed wat hun leider onder wijs. Dat schap bijzorgt voor verbin verschillende niveaus en voork ding tussen de omt het ontsta ‘wereldjes’ in an van versch de school. illende Leiderschap is een complex en moeilijk af bestaan veel opvat te bakenen thema tingen over wat . Er (goed) leiderschap effectieve leider s doen. Wat de inhou dt en wat vele literatuur geval duidelijk over dit thema maakt is dat hoe in ieder we leiders en ven in belangrijke leiderschap omsch mate afhangt van rijauteurs van dit het perspectief boek kiezen voor dat we kiezen. De acht aspecten goed leiderschap als het repertoire in een school. voor Deze acht aspec ontleend aan de ten zijn groten inhoud van het deels boek Leidinggeven Niet doen! van Mathieu Wegg aan professional eman. s? Met behulp van deze acht leider een praktische schapsaspecten handreiking aan doen de auteu rs leiders (leraren, bestuurders) in het onder wijs leidinggevenden en om (meer) werk leiderschap op te maken van school. In het goed belang van de allemaal draait mensen om wie : de leerlingen! het daar
Roden ma 13 januari 2014
Dick Both Alex de Bruijn
Onderwijs vraagt leiderschap Leiderschap is in veel gevallen doorslaggevend. Zeker in het onderwijs, waar het niet gaat om zaken en papieren maar om mensen en manieren. Goed leiderschap zorgt voor professionele groei en bloei van mensen op de verschillende niveaus in de school.
Sprekers Rottier, o.a. Rens , Dick Both n en ij u r Alex de B oppe. Willem P
Rijssen ma 12 mei 2014
met een voorwo ord van Mathieu Weg geman
Barneveld ma 7 april 2014
Driestar managementadvies
Gouda ma 25 november 2013 ma 16 juni 2014
TA L E N T I N O N T W I K K E L I N G
Goes do 31 oktober 2013