Magazine voor voortgezet onderwijs / april · mei 2014 / jaargang 8
MAGAZINE 6 k Harald Mertz (Graaf Huyn): teamleider op het snijvlak k Eerste opbrengsten Project Leerling 2020 k Dossier gezonde school k Tanja Jadnanansing (PvdA): ‘Rekentoets nog niet meetellen’
IN DIT NUMMER
LEERLING 2020
ALLES OP DE SCHOP
VISSEN IN EIGEN VIJVER
Wat hebben leerlingen in de nabije toekomst nodig? Project Leerling 2020 verbindt scholen die daar onderzoek naar doen. De eerste opbrengsten zijn nu beschikbaar.
Het móest beter, op het veel kleurige Mundus College in Amsterdam-West. Ditmaal lijkt het te gaan lukken.
Acht scholen in Zuid-Holland stimuleerden leerlingen te kiezen voor het leraarschap. Het project gaf een impuls aan de hele stage- en docentenbegeleiding op De Goudse Waarden.
16
12
24
HARALD MERTZ Elke dag loopt anders, daar moet je wel tegen kunnen. Harald Mertz, teamleider vwo bovenbouw op het Graaf Huyn College in Geleen, vertelt over zijn werk als middenmanager. Altijd flexibel, altijd op het snijvlak tussen beleid en uitvoering. “Het is onmogelijk om dit in een 9 tot 5-baan te doen.”
8
2
VO-magazine 6 / april · mei 2014
VOORWOORD IN DEN HAAG Iets doen aan het slechte imago van het vmbo, dat is de drive van Tanja Jadnanansing. De onderwijswoordvoerder van de PvdA geeft één dag per week les in het vmbo op Open Schoolgemeenschap Bijlmer.
30
DOSSIER: GEZONDE SCHOOL Een gezonde geest in een gezond lichaam: er schuilt waarheid in dit oude motto. Reden genoeg om een gezonde school te willen worden. Een overzicht van initiatieven en middelen die kunnen helpen.
32
HOUVAST VOOR PROFESSIONALISERING De basiscompetenties voor schoolleiders zijn vertaald in bekwaamheidseisen. Een bruikbaar, duidelijk en niet knellend instrument, vindt schoolleider Elly Kamminga.
38
LEREN VOOR HET LEVEN De grenzen van het leerstofjaarklassensysteem zijn bereikt, zegt prof.dr. Monique Volman. ‘Zelfsturing is géén onzin.’
40
EN VERDER 4 Kort 5 Inspiratie 21 VO in debat 22 VO in beeld 28 De werkgever: taakbeleid herzien 37 Column Hendrik-Jan van Arenthals 42 Wie werkt waar / Agenda / Colofon
PAUL ROSENMÖLLER / VOORZITTER AKKOORDEN AKKOORD? Het waren spannende weken. Weken waarin een onder handelaarsakkoord over de cao en een sectorakkoord tot stand kwamen. Op het moment dat onderhandelingen écht ergens over gaan, is er spanning, onvoorspelbaarheid, irritatie, dramatiek, teamspirit en bovenal heel veel adrenaline. De koersen wisselden soms met het uur. Zeker aan de cao-tafel. De kunst is en blijft je uitgangspunten goed voor ogen te houden om vervolgens, zo nodig, hard op de inhoud, maar altijd zacht op de relatie te zijn. Het sectorakkoord – waarmee onze ledenvergadering op het moment dat u dit leest naar ik hoop heeft ingestemd – betekent niet alleen een flinke financiële impuls voor de sector. Het is in belangrijke mate gebaseerd op de uitgangs punten die de sector formuleerde tijdens de VO2020-tour. Aan de basis ervan ligt meer ruimte en flexibiliteit voor scholen, waarmee zij de regie kunnen nemen over de verdere verbetering van ons onderwijs. En die ruimte kan door nog beter opgeleide docenten, met de beschikking over moderne leermiddelen, benut worden om de verschillende talenten van al die leerlingen nog beter te ontwikkelen en benutten. Met de gemaakte afspraken komen zowel docenten als scholen meer in een rol waarin ze van elkaar leren. En als de vreemde ogen tussen de scholen dwingend genoeg zijn, zal het verticale toezicht van de inspectie afnemen. Veel kansen dus, die voor het oprapen liggen. Aan de cao-tafel is door de delegatie onder leiding van Marc Mittelmeijer met enorme inzet een bijzondere prestatie geleverd. Een akkoord met alle bonden, hoe lang is dat geleden? Een akkoord zonder BAPO en waarin de afschaffing van het entreerecht over een jaar is opgenomen. Een akkoord bovendien met een forse investering in de professionalisering van docenten, dat betaalbaar is en op termijn fors bespaart. Ja; een akkoord met concessies. Maar wel een dat recht doet aan onze uitgangspunten. Een akkoord kortom, dat we graag aanbevelen. Ik zou er niet aan moeten denken wat er zonder die akkoorden was gebeurd. Maar het woord is nu aan u. Krijgen de akkoorden ook uw akkoord?
VO-magazine 6 / april · mei 2014
3
KORT
KLAAR VOOR DE TOEKOMST Hoe kunnen de schoolleiders en bestuurders van nu
sluiten bij ontwikkelingen in de maatschappij en de
ervoor zorgen dat de jongvolwassenen van straks klaar
individuele behoeften van leerlingen. Dat was de centrale
zijn voor hun toekomst? Die vraag stond centraal op het
boodschap van voorzitter Paul Rosenmöller. “De toekomst
VO-congres ‘Klaar voor de toekomst’ op 20 maart jl. in
kennen we maar ten dele. Daarom is ons pleidooi: houd
het NBC in Nieuwegein.
het onderwijs breed. Kennis én vaardigheden, dus.”
De vo-sector moet ruimte krijgen én nemen om het
In het aansluitende middagprogramma werd verder
onderwijs te moderniseren, om sneller aan te kunnen
doorgesproken over onderwijsmoderniseringen in de
4
VO-magazine 6 / april · mei 2014
MIJN INSPIRATIE
Natuurlijk streef je naar goede resultaten. Maar een inspiratiebron kan je net die extra zet geven om er écht iets moois van te maken. Door wie laten schoolleiders en ‑bestuurders zich inspireren? In deze aflevering: Alle van Steenis, rector van het Kaj Munk College in Hoofddorp.
‘HET GAAT OM DE ONTMOETING’ “Volgens mij gaat het in het onderwijs simpelweg om ontmoeting. De Franse filosoof Emmanuel Levinas zegt: in de ontmoeting gebeurt het. Dat geldt ook voor het onder wijs. We zijn de tijd ver voorbij dat de leraar de boodschap verkondigde en de leerling die met gebogen hoofd aannam. Leerlingen zijn heel goed in staat om zelf te denken. Aan ons de opdracht om hen nog zelfbewuster te maken. We moeten ons openstellen voor hun vragen, gedachten en oplossingen. Als leraar moet je je elke keer weer laten verrassen door de ontmoeting met de leerling. Je gaat steeds weer in dialoog; stelt vragen en daagt leerlingen uit om zelf te denken. Ik praat regelmatig met de tien mensen van onze schoolleiding over hoe we het onderwijs van morgen willen vormgeven. Dan bespreken we ook inspirerende boeken, zoals het prachtige The beautiful risk of education van Gert Biesta. Hij beschrijft drie doeldomeinen voor het onderwijs: persoonsvorming, socialisatie en kwalificatie. Wij gaan voor de persoonsvorming en stellen ons open voor de ontmoeting. Met ‘the beautiful risk’ bedoelt Biesta dat dat je kwetsbaar maakt, want er kunnen verrassende dingen uit voortkomen. Als je echter steeds opnieuw de ontmoeting met leerlingen durft aan te gaan, komen de socialisatie en kwalificatie vanzelf. diverse workshops en lezingen. Lector Public Management Henno Theisens sprak over trends die de toekomst van het Nederlandse onderwijs bepalen. Internetondernemer Alexander Klöpping nam de aanwezigen mee in de oneindige mogelijkheden van digitale technologische ontwikkelingen.
Paul Rosenmüller schreef onlangs: het gaat om ruimte in het onderwijs, om de autonomie van de docent. Ik vind dat er ook meer trots in de sector moet komen. Ons huidige onder wijs past namelijk heel goed bij wat leerlingen nodig hebben. We hebben alleen het lef nodig om de vraag van de leerling te verstaan. Wij vinden het elke keer heel inspirerend om met elkaar het gesprek te voeren over hoe we het morgen anders gaan doen dan vandaag.”
VO-magazine 6 / april · mei 2014
5
KORT
1 MINUUTJE
Het nieuwe Steunpunt Opleidingsscholen, een gezamenlijk initiatief van VO- en PO-Raad, werkt in zijn eerste fase toe naar de startbijeenkomst op 10 juni 2014. Projectleider Judith de Ruijter is verantwoordelijk voor de invulling van het steunpunt voor het voortgezet onderwijs: Waarom dit steunpunt? “Onder opleidingsscholen is er een sterke behoefte aan onderlinge dialoog, vooral om eigen perspectieven en ideeën uit te wisselen. De rol van het steunpunt daarin is faciliterend en vraaggestuurd. We willen vooral een platform bieden waarop opleidingsscholen kunnen bekijken hoe andere opleidingsscholen bepaalde thema’s aanpakken en hoe van elkaar geleerd kan worden. Denk aan het invulling geven aan onderzoek binnen academische opleidingsscholen en de inrichting van de kwaliteitscyclus. We gaan niet vertellen hoe scholen dat kunnen invullen; wel brengen we opleidingsscholen met elkaar in gesprek en verzamelen we praktijkvoorbeelden. In mei organiseren we hiervoor de eerste groepssessies voor projectleiders, voorzitters en coördinatoren van opleidingsscholen. En met onze startbijeenkomst op 10 juni gaat het steunpunt officieel van start.” Wat houdt die startbijeenkomst in? “10 juni wordt vooral een kennismakings bijeenkomst: we laten zien wat we als steunpunt kunnen betekenen voor het veld. En men kan daar meteen aan proeven, omdat we tijdens de startbijeen komst al workshops ‘voor en door opleidingsscholen’ aanbieden. Leuk is dat ook staatssecretaris Dekker aanwezig zal zijn en we opleidingsscholen de mogelijk heid kunnen bieden om met hem in gesprek te gaan. Opleiden in de school is een opleidingsroute waar steeds meer scholen werk van maken. Het gaat tegenwoordig ook verder dan puur het opleiden van nieuwe leraren. Denk aan verbindingen met strategisch HRM, de begeleiding van beginnende leraren, maar ook de professionalisering van meer ervaren leraren binnen scholen.”
REKENTOOL FUNCTIEMIX BESCHIKBAAR Het ministerie van OCW, de onderwijsvakbonden AOb, CNVO en FvOv en de VO-raad hebben gezamenlijk een rekentool voor de functiemix in het vo ontwikkeld. De rekentool geeft een school inzicht in welk functiemixpercentage realiseerbaar is. Dit is mede afhankelijk van de huidige personele samenstelling en het toegekende functiemixbudget. Als blijkt dat de school de vastgestelde groeipercentages niet kan realiseren, dan kan zij de gegevens uit het rekenmodel gebruiken voor een maatwerkafspraak. Deze maatwerk afspraak komt tot stand in overleg met de P(G)MR of de vakbonden. De rekentool, alle informatie over de tool en de procedure voor het maken van maatwerkafspraken zijn te vinden op de website rekentoolfunctiemixvo.nl. Zie ook het dossier Functiemix op www.vo-raad.nl
Wat merken we komende tijd nog van het project? “We gaan de uitwisseling tussen opleidingsscholen op gang brengen en zorgen voor goede mogelijk heden om te netwerken. Juist dat kunnen we als steunpunt goed oppakken:
MELD U AAN!
door jaarlijks een congres te organiseren, maar ook met themabijeenkomsten,
Wilt u op de hoogte blijven van het laatste nieuws in het vo? Meld u dan nu aan voor onze digitale nieuwsbrief! Ga naar www.vo-raad.nl voor het aanmeldformulier.
werkbezoeken aan opleidingsscholen, of het creëren van intervisiemogelijk heden. Op 10 juni presenteren we ook onze website als centraal punt dat relevante informatie toegankelijk maakt voor opleidingsscholen, zoals praktijkvoorbeelden en het onderzoek dat op de academische opleidings scholen plaatsvindt.” Iedereen die betrokken is bij opleiden in de school is van harte welkom op de startbijeenkomst. Aanmelden kan bij
[email protected]. Meer informatie over het steunpunt vindt u op www.vo-raad.nl/steunpunt opleidingsscholen.
6
VO-magazine 6 / april · mei 2014
INVESTEREN IN KWALITEIT SCHOOLLEIDERS Voor beter onderwijs zijn nog betere schoolleiders nodig. Dat stelt de Inspectie van het Onderwijs op basis van een onder zoek onder 298 schoolleiders en 269 schoolbesturen in het (speciaal) basis onderwijs en het voortgezet onderwijs. De verdere professionele ontwikkeling van schoolleiders is cruciaal en besturen spelen daarbij een belangrijke rol, concludeert de inspectie in het rapport ‘De kwaliteit van schoolleiders’, dat op 31 maart werd gepubliceerd. Voor de VO-raad onder streept dit rapport de noodzaak om te blijven investeren in de verdere professio nalisering van schoolleiders en bestuurders via programma’s als de VO-academie. Zie ook het dossier Professionali sering docenten op www.vo-raad.nl
BEELD ONDERWIJSVERSLAG HERKENBAAR De VO-raad herkent zich in de constatering in het Onderwijsverslag 2012–2013 dat Nederlandse leerlingen onvoldoende gemotiveerd en actief betrokken zijn bij het onderwijs. Dit was ook een belangrijke conclusie in de VO2020-tour die de VO-raad onlangs organiseerde met schoolleiders, bestuurders en docenten. De belangrijkste ontwikkeling die de sector heeft ingezet om het tij te keren, is naar een systeem waarin de structuur de talenten van leerlingen volgt en niet andersom.
ONDERWIJSRAAD OVER TOEGEVOEGDE WAARDE Het bepalen van de ‘leerwinst’ en ‘toegevoegde waarde’ kan waardevol zijn voor een school om het eigen onderwijs te verbeteren, maar is niet geschikt voor een oordeel over de kwaliteit van de school. Dat stelt de Onderwijsraad in het advies ‘Toegevoegde waarde: een instrument voor onderwijsverbetering – niet voor beoordeling’ dat op 7 april is aangeboden aan minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker. De Onderwijsraad hanteert het begrip ‘leerwinst’ voor de groei die leerlingen doormaken en het begrip ‘toegevoegde waarde’ voor de bijdrage die de school levert aan de gemiddelde groei van hun leerlingen. In het rapport doet de Onderwijsraad twee aanbevelingen. Ten eerste adviseert de raad om scholen meer eigenaarschap te geven over de instrumenten leerwinst en toegevoegde waarde en de gegevens hierover niet mee te nemen in de (inspectie)beoordeling. Als scholen op de gegevens over leerwinst en toegevoegde waarde zouden worden afgerekend, werkt dat volgens de raad in de hand dat de aandacht vooral uitgaat naar een beperkt aantal goed toetsbare vaardigheden. Het zou ook betekenen dat extra aandacht voor bijvoorbeeld zorgleerlingen niet op waarde wordt geschat. De VO-raad onderschrijft dit advies en ondersteunt ook de tweede aanbeveling van de Onderwijsraad: richt het toezicht op méér dan wat opbrengstindicatoren meten, dus op de brede kwaliteit van het onder wijs. Het is belangrijk om bij het beoordelen van een school niet alleen te kijken naar cognitieve opbrengsten, maar ook naar de brede bijdrage die een school levert aan de groei van leerlingen. Zie ook het dossier Toezicht op www.vo-raad.nl
WIJZIGING TOELATINGS EISEN PABO
SEKSUELE VOORKEUR
Per 1 augustus 2015 wijzigen naar verwachting de toelatingseisen voor de Pabo. Scholen worden hier binnenkort nader over geïnfor meerd door OCW.
Scholen mogen personeel niet meer weigeren of ontslaan vanwege hun seksuele voorkeur. In de Tweede Kamer is een ruime meerder heid voor het schrappen van de ‘enkele-feitconstructie’.
Zie ook het dossier Havo-vwo op www.vo-raad.nl
Zie ook het dossier Seksuele diversiteit op www.vo-raad.nl
Zie ook het dossier Toezicht op www.vo-raad.nl
VO-magazine 6 / april · mei 2014
7
INTERVIEW
HARALD MERTZ, TEAMLEIDER GRAAF HUYN COLLEGE
‘FUNCTIE OP HET SNIJVLAK’ 8
VO-magazine 6 / april · mei 2014
De teamleider staat overal tussenin. Tussen directie en docenten, tussen beleid en praktijk, tussen de grote lijnen en de calamiteiten van alledag. Harald Mertz, sinds vier jaar teamleider op een middelgrote havo/vwo-school in het Limburgse Geleen, weet erover mee te praten. ‘Teamleider is een enorm breed begrip.’ Tekst: Hanneke van der Linden / Fotografie: Josje Deekens
Ben je als teamleider de eerste onder gelijken (docenten) of een middenmanager?
Hoe ziet het schoolplan eruit en welke doelen zijn daarin geformuleerd?
“Daar zit het grote verschil tussen teamleiders onderling. Er zijn teamleiders die voortkomen uit het mentoraat of die leerlingencoördinator zijn geweest, die zullen eerder neigen naar het onder gelijken-principe. Daar staan mensen zoals ik tegenover, die vanuit de onderste managementlagen zijn doorgegroeid. Ik kies bewust voor middenmanager. Daarin heb ik mezelf bijgeschoold. Het was de keuze tussen eerstegraads economie, of de masteropleiding onderwijsmanagement bij de Nederlandse School voor Onderwijsmanagement in Amsterdam. Omdat ik uit het management meer voldoening haal dan uit voor de klas staan – ik was docent economie en informatica – heb ik voor het laatste gekozen.
“We hebben drie leerdoelen van onze school vastgelegd. De eerste is een doorlopende leerlijn ontwikkelen, waarin onder- en bovenbouw beter op elkaar aansluiten bijvoorbeeld. De tweede is versterking van het mentoraat. De mentor willen we duidelijker positioneren als begeleider van de leerling en het leerproces. Als laatste hebben we gekozen voor talentontwikkeling, met name voor de bovenlaag, bijvoorbeeld door versterkt talen onderwijs aan te bieden. We hebben deze doelen in 2011 geformuleerd en voor vier jaar vastgelegd. Het is een helder plan en ik kan er goed mee werken. Omdat het in gezamenlijk overleg met onder meer docenten is gemaakt en uitgewerkt, is het makkelijker om eraan vast te houden. Een schoolplan helpt om focus te houden op gestelde doelen. Zo kan ik kleine conceptjes gebruiken om die doorlopende leerlijn en het versterkte mentoraat in de praktijk te brengen. Daarbij hebben we bijvoorbeeld bevindingen van de Universiteit van Maastricht kunnen gebruiken over het brein en leren, maar ook kennis van andere partijen zoals Brainstudio, met de methode ‘Leer als een speer’.”
‘Wat betreft salaris, werkdruk en spanningen kun je beter docent blijven’ Vier jaar geleden heb ik op de functie van teamleider vwo bovenbouw van het Graaf Huyn College gesollici teerd en zodoende ben ik hier binnengekomen. Dat is misschien makkelijker dan wanneer een teamleider vanuit het eigen docententeam doorgroeit. Het kan lastig zijn om na jarenlange samenwerking ineens leiding gevende van je collega’s te zijn, zeker nu docenten meer op de resultaten worden beoordeeld. Voor mij is dat makkelijker omdat ik er zakelijker insta. Wat niet wil zeggen dat het teamleiderschap een ‘koude’ taak is. Ik voer het ‘warm’ uit, door veel tijd en aandacht te geven aan persoonlijk contact en ik houd ervan om iemand persoonlijk te laten groeien. Dat hoort ook in een lerende organisatie, vind ik. Maar zowel die lerende organisatie, als de persoonlijke groei van docenten, bekijk ik vanuit een helikoptervisie. Met het schoolplan als leidraad.”
Wat houdt jouw taak als teamleider hier op het Graaf Huyn College in?
“Als locatiedirectie bepalen we de koers van deze locatie op strategisch niveau. Dat gaat heel gelijkwaardig en in goede harmonie. Het is maar een klein team van zes mensen. Eén locatiedirecteur en vijf teamleiders, van wie ik er een ben. Als projectleider zit ik veel verschillende groepjes op de school voor; ik heb onder andere enkele ICT-projecten onder mijn hoede genomen. Dan ben ik zowel strategisch als praktisch samen met de werkgroep voorzitter, ICT-coördinatoren en docenten bezig om te laten zien hoe de geformuleerde doelen doorwerken in de school. Door bijvoorbeeld een kleine presentatie te geven, laat ik zien hoe inhoudelijk geformuleerde strategie praktisch toepasbaar wordt in de klas. Met dit
VO-magazine 6 / april · mei 2014
9
INTERVIEW
‘Mensen beter laten worden in wat ze doen, die menselijke kant vind ik een groot pluspunt van de functie’
soort voorzetjes probeer ik te laten zien dat het kan. Ik geef geen les meer. Normaal is dat hier op school wel de afspraak. Alle teamleiders zouden acht uur les geven, maar omdat er twee directeuren zijn weggevallen en ik een gedeelte van hun taken heb overgenomen, is er geen tijd meer om zelf voor de klas te staan. In totaal heb ik 24 docenten onder me. Ook zitten we in een veranderingsproces waarin het ondersteunend personeel niet meer onder de centrale directie gaat vallen, maar ook onder de locatiedirectie. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe dat gaat lopen. Ik heb de mediatheek inmiddels al min of meer geadopteerd.” Wat is kenmerkend voor het teamleiderschap?
“Teamleider is een enorm breed begrip. Er komt enorm veel bij kijken en het is belangrijk kennis te hebben van de meest uiteenlopende zaken, zoals financiën, personeelsbeleid, arbeidsvoorwaarden, juridische zaken, noem maar op. Daarom vind ik het een goede zaak dat teamleiders een passende opleiding krijgen. Ik kwam binnen met een master in schoolmanagement en de overige teamleiders binnen onze stichting krijgen een opleiding tot teamleider. Het is niet zo dat een goede docent per definitie een goede teamleider is. Elke dag loopt anders, want het vak is heel breed en heel divers. Daar moet je tegen kunnen. Van een leerling die bij je komt omdat-ie thuis wordt mishandeld tot een docent met een vraag over een nieuwe leermethode die net uit is: alles is mogelijk. Ik heb een planning en behoor de lange termijn in de gaten te houden en tegelijkertijd gebeurt er altijd wat en moet ik á là minute brandjes blussen. Want je kunt het zo gek niet bedenken of het komt op mijn bord. Dat is een spanningsveld en daar moet je tegen kunnen.”
dan een eerstegraads docent, een verhaal dat bij docenten niet bekend is. Bovendien is het onmogelijk om de functie in een 9 tot 5-baan te doen. Zeker niet in een tijd waarin er veel verandert in de organisatie, het onderwijs, de eisen die eraan worden gesteld, enzovoort. Met ouderavonden loopt het uit de hand: dan zit ik van acht uur ’s ochtends tot elf uur ’s avonds op school. Formeel draagt de directeur van de locatie eindverant woordelijkheid, maar praktisch gezien is dat vaak de teamleider. Er is één keer per week directieoverleg en tussendoor als het nodig is. Toen ik vier jaar geleden hier binnenkwam, waren er lange lijnen. Nu de organisatie structuur platter is geworden, werkt dat prettiger. Samen met het managementteam kunnen we behoorlijk zelfstandig en inhoudelijk de locatie besturen en dat heeft mijn functie er interessanter op gemaakt. Mijn invloeds sfeer is groeiende. Wij zijn hier met zijn vijven op elkaar aangewezen. De locatiedirecteur is erg betrokken en geeft teamleiders veel ruimte om zelfstandig dingen op te pakken en te doen. Dat helpt en ja, ik voel me gesteund door de directie.” Hoe is de relatie met docenten?
“Ik probeer alleen daar te sturen waar het nodig is en probeer de persoon te bereiken. Over het algemeen begint het per team nu beter te werken. Het zijn alle maal eigengereide professionals en dat vind ik er leuk aan. In het eerste half jaar van mijn aanstelling heb ik met iedereen persoonlijk contact gemaakt en me niet veel met de inhoud bemoeid. Vanuit het contact ben ik verder gaan bouwen. De cultuur binnen onze school is heel langzaam aan het veranderen. We zijn een fusieschool waar in de loop der jaren vele scholen in zijn opgegaan, en omdat het een ouder docententeam is – de gemiddelde leeftijd is bijna Is de teamleider per definitie de ‘kop van jut’ vijftig jaar – is deze integratie soms nog actueel. binnen de school? Didactiek is een andere uitdaging. Deze docenten zijn “Het is een functie op het snijvlak. Je zit er altijd tussenin. altijd op zichzelf aangewezen geweest en hebben zichzelf Mensen boven ons droppen nieuwe kaders en mensen staande moeten houden. Dat is dertig jaar goed gegaan, onder ons komen met de problemen die dat geeft. Het is terwijl je elkaar in deze tijd meer nodig hebt. Teams op als teamleider belangrijk om flexibel te zijn, want als je het vwo hebben elkaar nu nodig om goed te kunnen té vast in een patroon zit, kun je dit vak niet uitoefenen. functioneren, want leerlingen vragen meer, ouders Een teamleider balanceert continu tussen belangen. Dat vragen meer, er zijn doorlopende leerlijnen ontwikkeld, lukt me door te relativeren. Wat betreft salaris, werkdruk enzovoort. Docenten moeten zich meer verantwoorden en spanningen kun je beter docent blijven. en dat is niet altijd makkelijk voor ze. Dat teamleider een functie op het snijvlak is, is ook te Om dat allemaal in goede banen te leiden, zijn er zaken merken aan de beloning. Een teamleider verdient minder veranderd. Secties waren redelijk zelfsturend, maar ik
10
VO-magazine 6 / april · mei 2014
CV HARALD MERTZ Geboren
15 januari 1977 te Maastricht
Opleiding 2009 - 2011 Master of Educational Management NSO. Meesterproef: Organisatieleren 2.0 2002 - 2004 Eerstegraads lerarenopleiding informatica (codi), Universiteit Utrecht 1995 - 1999 Tweedegraads lerarenopleidingen bedrijfseconomie en algemene economie, Fontys Sittard 1989 - 1995 Havo, SSG Maastricht Loopbaan 2010 - heden Teamleider vwo bovenbouw Graaf Huyn college 2008 - 2010 Leermiddelencoördinator Connect College 2002 - 2008 ICT-manager Connect College 2002 - 2008 Docent informatica Connect College 2001 - 2010 ICT-economie-auteur ThiemeMeulenhoff Nevenfuncties Lid regiobestuur VO-raad Lid onderzoekscommissie Academische Opleidingsschool Limburg Voorzitter Stichting Henri Dunant-Florence Nightingale (scoutinggroep met 200 leden) Harald Mertz is gehuwd en heeft twee kinderen.
ben er korter op gaan zitten door onder andere structureel gesprekken in te plannen. Met hen ben ik over de inhoud, PTA-opbouw en dergelijke gaan praten en dat was voor heen not done. Er worden echter van overheidswege meer eisen gesteld. Die probeer ik aan de ene kant weg te houden, zodat docenten zo veel mogelijk vrijheid houden. Aan de andere kant zijn er zaken die gewoon moeten. De teamleider is dan de buffer.
‘Mensen boven ons droppen nieuwe kaders en mensen onder ons komen met de problemen die dat geeft’ Ik probeer bijvoorbeeld administratieve last bij docenten weg te houden, maar ja, ik kan ook niet alles. Met betrekking tot het entreerecht wordt het nog spannend. De voorwaarden ter beoordeling daarvan komen, als ik de uitkomst van het cao-overleg goed voorspel, bij de teamleider te liggen. Tegelijkertijd is het leukste aan dit vak dat ik mensen zie groeien in hun taak. Mensen beter laten worden in wat ze doen, die menselijke kant vind ik een groot pluspunt van de functie.”
Heb je als teamleider voldoende middelen ter beschikking?
“Nee, ik heb geen kistje met mogelijkheden. Helaas. Financieel heb ik aan docenten weinig te bieden. In het vwo-bovenbouwteam zit iedereen aan de top van zijn salaris. Ik kan persoonlijke aandacht bieden en attent zijn. Dat doe ik dan ook. Daarnaast is er op de lange termijn misschien wat te bieden in taakbeleid, urenverdeling en bijscholing. Maar wat we nu doen als managementteam, is aandacht en zorg bieden. Meer is niet mogelijk.” Wat voor eigenschappen heeft de ideale teamleider?
“De ideale teamleider is flexibel, kan afstand bewaren als het nodig is en heeft tegelijkertijd een groot empathisch vermogen voor leerlingen, ouders en docenten. Je moet goed kunnen communiceren met de meest uiteenlopende groepen mensen. Aan de ene kant heel betrokken en met een hands on-mentaliteit midden in de praktijk staan en aan de andere kant afstand bewaren om het grote belang te kunnen dienen. Ja, daar is weer een snijvlak. Het tekent de functie.”
VO-magazine 6 / april · mei 2014
11
BIJPRATEN
DE OPBRENGSTEN VAN ‘LEERLING 2020’ Stap voor stap geven scholen vorm aan gedifferentieerd en gepersonaliseerd leren. Aan de hand van vijf ‘koplopers’ inventariseerde Project Leerling 2020 wat er al gebeurt en wat scholen nog nodig hebben. De opbrengsten van de eerste fase zijn nu voor iedere school beschikbaar. Op maat, natuurlijk. Tekst: Martijn Laman / Fotografie: Dirk Kreijkamp
“Uiteindelijk staat me een schoolomgeving voor ogen met werkelijke ruimte voor leerrijke opdrachten. Opdrachten waarin docenten hun creativiteit kwijt kunnen; opdrachten die van leerlingen creativiteit vragen en waarmee zij vaardigheden vrijuit kunnen gebruiken en toetsen. Als we leerlingen met digitale hulpmiddelen sneller op een bepaald kennisniveau kunnen brengen, creëren we daarvoor vanzelf tijd. Dat vind ik het mooie aan deze ontwikkeling. Die kan zelfs het signaal op groen zetten voor het doorbreken van klas- en jaarlagen.”
Een mix van gepersonaliseerde leersituaties lijkt het meest kansrijk en effectief Aan het woord is Erwin Lutteke, directeur-bestuurder van het Isendoorn College, een eenpitter uit het Gelderse Warnsveld. Isendoorn is lid van de iScholen groep, een van de koplopers van Leerling 2020 en bezig met een initiatief rond differentiëren op maat. Lutteke: “We zijn bezig met een speurtocht naar wat werkt en niet werkt op digitaal gebied. We kijken goed om ons heen, zijn blij met voorstellen van docenten en sluiten op voorhand niets uit. We zullen dingen goed en fout doen, maar we boeken in elk geval vooruitgang.” Rens van den Boogaard is projectleider van Leerling 2020. Dit project is een gevolg van de wet van de remmende voorsprong, zegt hij. “Verschillende initiatieven proberen vorm te geven aan maatwerk
12
VO-magazine 6 / april · mei 2014
en differentiërend onderwijs. En scholen kunnen veel zelf bereiken, maar bij sommige innovaties loop je op tegen de benodigde schaalgrootte. Dan heb je verbinding met andere scholen nodig.” Dat was een reden waarom begin 2013 verschillende scholen aanklopten bij de VO-raad. Het werd een katalysator voor de eerste fase van Leerling 2020, die afgelopen september begon en in maart is afgerond. Van den Boogaard: “We wilden ervoor zorgen dat de beweging richting 2020 op gang kan komen. De koploperscholen delen een visie over wat de leerling in 2020 nodig heeft, waar het heen gaat met het onderwijs, en waarom zij in actie moeten komen. Wat verschilt, is het pad ernaartoe. Het project heeft verbinding tussen activiteiten gezocht, bekeken wat de koplopers nodig hebben om verder te komen, en vooral: hoe andere scholen in de sector erbij kunnen aanhaken.” Mooiste resultaat
De resultaten van Leerling 2020 worden gedeeld via www.leerling2020.nl. Daar is te zien dat de koplopers gehoor hebben gegeven aan vragen uit de sector om goede voorbeelden en meer verbinding. Van den Boogaard: “In de gebruikersgeschiedenissen op de website maken ze hun proces inzichtelijk, in filmpjes vertellen koploperscholen heel open over bijvoorbeeld het omgaan met devices, en ze stellen gratis materialen beschikbaar. Voor scholen in een oriënterende fase kan een visiedocument bijvoorbeeld erg handig zijn.” De eerste fase kent nog een mooie opbrengst, vervolgt hij:
“Als je de ‘menukaart’ op de website invult, geeft dat een resultaat op maat, met informatie die past bij wat jouw school nodig heeft voor een volgende stap of keuze.” Het Isendoorn College heeft al stevige keuzes gemaakt, vertelt Lutteke: “Alle leerlingen en docenten beschikken over een tablet. Dan moet je die gebruiken ook. We willen dat devices uiteindelijk echt een hulpmiddel vormen voor het middenstuk van de les: dat we ermee kunnen differentiëren, gepersonaliseerder kunnen werken, leerlingen individueler kunnen aanspreken.” Net als de andere scholen van de iScholengroep doet het Isendoorn College momenteel ervaring op met het programma iTunes U: “We willen de meerwaarde naast andere lesactiviteiten onderzoeken. Het idee is dat docenten er zelf cursussen mee kunnen samen stellen en het lijkt snel te werken. Ik geloof niet zo in olievlekwerking, maar hier zie ik dat een beetje gebeuren: docenten die iets gaan proberen omdat ze ervaren dat anderen er succes mee hebben.” Blended learning
Het Isendoorn is zich op meerdere initiatieven gaan richten. Naast iTunesU zijn drie docenten nu aan de slag met pilots rondom PulseOn (zie kader) voor wiskunde en Engels. Met het oog op de toekomst volgt de school Zo.Leer.Ik!, een experiment van Nederlandse scholen dat is gebaseerd op een Zweeds model. “Vooral de leerrijke opdrachten triggeren ons”, zegt Lutteke.
WWW.LEERLING2020.NL Deze website brengt de opbrengsten van de eerste fase van Leerling2020 in beeld met themafilmpjes, verhalen van koploperscholen en achtergrondinformatie. Informatie over implementatie, wetten en regels, initiatieven, digitale leermiddelen, kansen en valkuilen, plus uitkomsten van een onderzoek naar gepersonaliseerd en gedifferentieerd leren dat is uitgevoerd door Kennisnet.
Isendoorn zoekt dus letterlijk naar een mix van leer situaties die kunnen helpen bij gepersonaliseerd leren. Van den Boogaard vindt dat een mooie ontwikkeling: “Dit ligt in lijn met de resultaten van ons onderzoek naar wat er in de wetenschap bekend is over gedifferen tieerd en gepersonaliseerd leren. Er is niet één aanpak die voor iedere leerling en iedere leersituatie geschikt is.” Een mix van gepersonaliseerde leersituaties lijkt voorals nog het meest kansrijk en effectief. ICT kan een voorname rol spelen in het zelfstandig en zelfgeorganiseerd leren van de leerling en bij het leveren van maatwerk door de docent. Een voorbeeld is serious gaming, waarbij de (re)acties van de leerling tijdens een ‘spel’ de leersituaties sturen. Volgens Erwin Lutteke zal digitaal werken oplossingen voor veel vraagstukken
VO-magazine 6 / april · mei 2014
13
BIJPRATEN
creëren. “Ik vind het fijn dat het docenten de ruimte kan geven om creatiever met leerstof om te gaan. Nu botst dat nog met hun taakstelling: het boek moet uit. Ik geloof in blended learning. Een twaalfjarige is tenslotte anders dan een achttienjarige; tweetalig onderwijs anders dan regulier onderwijs.”
DE VIJF KOPLOPERS VAN LEERLING 2020: k
De iScholenGroep is een onafhankelijk netwerk en platform van scholen die ervaringen delen op het gebied van informatietechnologie. Voor de verdere digitalisering van leermiddelen kiest de iSG onder andere voor het onderwijskundig concept van iTunes U. De iSG organiseert ook zogenoemde ‘iTunesU bootcamps’, waar docenten digitaal lesmateriaal leren maken, delen en arrangeren.
k
Khan Academy NL/TTO is een Nederlandse versie van de Amerikaanse Khan Academy. Om zijn nichtje te helpen met wiskunde, maakte Salman Khan Youtube-instructiefilmpjes. Ze werden zo’n succes dat het idee werd uitgebreid naar andere vakken. Inmiddels zijn vrijwilligers in Nederland aan het vertalen geslagen. Voor tweetalig onderwijs is Khan meteen bruikbaar. Stichting LOOT (topsport-talentscholen) zet vooral in op een
k
adaptief platform (PulseOn) waarmee scholen hun topsportleerlingen passend, tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs kunnen aanbieden. Doel: een zo hoog mogelijk onderwijsniveau behalen, in combinatie met topsport. Samen met SLO werkt LOOT aan ‘slanke’ leerlijnen voor het nieuwe platform. PulseOn ontwikkelt een gelijknamig adaptief platform dat leerlingen op de persoon gedifferentieerd lesmateriaal aanbiedt.
k
Het lesmateriaal wordt in zo klein mogelijke eenheden opgeknipt om bouwstenen voor les of curriculum te creëren. De scholen in dit koploperinitiatief zijn een co-creatievereniging gestart om de ontwikkeling te kunnen sturen. Zo.Leer.Ik! is een samenwerkingsverband van scholen die een Nederlandse toepassing van het Zweedse Kunskapsskolan-model onderzoeken. Kernbegrippen: hoge leeropbrengsten, onderwijstijd
k
14
efficiënt benutten en het talent van leerlingen als uitgangspunt nemen.
VO-magazine 6 / april · mei 2014
De VO-raad wil afspraken maken met het ministerie en de Inspectie om zoveel mogelijk drempels weg te nemen
ADVERTENTIE
Doorbraak
“Dit project gaat in alle opzichten uit van de scholen zelf, van wat ze al doen en van wat ze nog nodig hebben”, zegt Van den Boogaard. “Samen met de koplopers hebben we bekeken welke belemmeringen in wet- en regelgeving zij ervaren. De VO-raad wil afspraken maken met het ministerie en de Inspectie om zoveel mogelijk drempels weg te nemen. De afgelopen tijd hebben we via regio bijeenkomsten, persoonlijke gesprekken met besturen en sessies met docenten en leerlingen, de wensen voor ‘fase twee’ in kaart gebracht. Ons conceptplan voor de volgende stap ligt nu bij de VO-raad.”
‘Onze docenten hebben nu het gevoel dat ze niet alleen staan’ Leerling 2020 wil zich in elk geval gaan richten op die grote groep scholen net achter de koplopers. Zij hebben de beweging naar ‘2020’ al in gang gezet, maar zoeken nog verbinding om elkaar verder te kunnen helpen. Erwin Lutteke hoopt sowieso op een tweede fase voor Leerling 2020: “Door dit project merken we dat veel meer scholen zo’n zoektocht op touw hebben gezet. Dat maakt het makkelijker om dilemma’s en barrières met elkaar te bespreken. Onze docenten hebben nu het gevoel dat ze niet alleen staan en dat ze misschien de goede weg zijn ingeslagen.” Hij heeft nóg een wens voor de korte termijn: “Een snelle door braak in de leermiddelenmarkt. Zodat docenten een boek straks niet meer van kaft tot kaft hoeven te volgen, maar een basis hebben die flexibiliteit biedt zonder dat ze alles zelf moeten creëren. Een basis die hen aanspreekt op hun creativiteit, bij het arrangeren en vormgeven van hun lessen. Niet door alles zelf te schrijven, maar door het her en der vandaan te halen.” Leerling 2020 wordt uitgevoerd door Schoolinfo in opdracht van de VO-raad.
Professionaliseren oP masterniveau Meesterschap verlangt continue bijleren. U zoekt daarbij nascholing die direct aansluit bij uw beroepspraktijk en uw persoonlijke situatie.
Wellicht overweegt u een masteropleiding of gaat uw voorkeur juist uit naar het volgen van een of meer afzonderlijke modules uit die master. Beide vormen zijn bij ons mogelijk.
Het volgen van losse modules kan bijvoorbeeld op de volgende gebieden: vakkennis, didactiek, toetsing of onderzoek.
Graag nodigen wij u uit voor een gesprek om te kijken welke opleiding of juist module bij uw situatie past. U kunt ons bereiken op het telefoonnummer: 088 481 7313. Mailen kan uiteraard ook:
[email protected].
www.ca.hu.nl Ook voor teamtrainingen, cursussen en individuele coaching.
ER VALT NOG GENOEG TE LEREN
MAAT WERK(T)
Straatcultuur eruit, schoolcultuur erin
MUNDUS COLLEGE GOOIT HET ROER OM Een specifieke onderwijssituatie vraagt soms om een eigen oplossing. Maatwerk kan een groot verschil maken. In deze aflevering van Maat werk(t): het Mundus College in Amsterdam-West, waar letterlijk alles op de schop ging. Doel: de leerlingen ‘pakken’ met optimale lessen, en ze een houding bijbrengen waarmee ze in de maatschappij verder komen. Tekst: Marijke Nijboer / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Het Mundus College, onderdeel van Esprit Scholen groep, staat in een naoorlogse flatwijk. De twaalf honderd leerlingen komen uit 52 verschillende landen. Een kwart bezoekt eerst de internationale schakelklas om Nederlands te leren. Bijna allemaal zitten ze in het praktijkonderwijs of vmbo met leerwegondersteunend onderwijs. Er zit slechts een handvol autochtone leerlingen op de school. Het is een plaatje dat je niet direct associeert met succes. “Dit is ook in de ogen van onze eigen ouders geen eerste keusschool”, zegt directeur Dyane Brummelhuis. “Zij zien hun kind liever niet op het praktijkonderwijs of vmbo.” Maar verdienen deze leerlingen niet ook gewoon het beste?
Alle docenten ondergingen een assessment en iedereen werd ingedeeld in een leergang Vóór de grote verandering was dit het Nova College, een zwakke school die diverse pogingen deed om uit het dal te klimmen. De huidige, meest ingrijpende ommezwaai lijkt echter wortel te schieten. Sinds november 2013 is de school niet meer zwak. Docenten, management en onderwijsondersteuners hebben samen nagedacht over wat deze leerlingen nodig hebben. Dat leidde tot vier ‘merkwaarden’, die richtinggevend moeten zijn voor alles wat er op school gebeurt. Ze staan in een kleurrijke folder die ouders en leerlingen
16
VO-magazine 6 / april · mei 2014
meekrijgen op de open dag. “En wij mogen erop worden afgerekend”, zegt Brummelhuis. Verbinding, daadkracht, kaders, bevlogen: die begrippen bepalen samen de nieuwe koers. Harde conclusies
Het begon allemaal met een analyse door het advies bureau Van Beekveld & Terpstra. Hun conclusies logen er niet om: de docenten waren weliswaar betrokken, maar sommigen waren didactisch zwak. Het bureau plaatste vraagtekens bij de sturing door de schoolleiding, die geen duidelijke koers en profiel wist neer te zetten. Assessments leidden tot de conclusie dat zes van de acht leden van de schoolleiding niet pasten bij het nieuwe leiderschapsprofiel van de school. Onvermijdelijk, zegt Brummelhuis: “Ook de docenten moesten worden beoordeeld, maar sommigen hadden onvoldoende vertrouwen in de teamleider die dat moest gaan doen.” Zelf maakte zij destijds al deel uit van de schoolleiding, en werd als uitkomst van dit proces vorig jaar directeur. Ook alle docenten ondergingen een assessment en iedereen werd op basis van zijn ontwikkelingsniveau ingedeeld in een leergang. De bijscholing is verplicht. Na schooltijd bekwamen mensen zich binnen de school in zaken als ‘de basis op orde’, samenwerkend leren, differentiatie, werkvormen of het instructiemodel. Dat is best zwaar, erkent de directeur. “Vooral mensen die al twintig jaar op dezelfde manier werken, worden overvraagd. Een aantal is met ziekteverlof.”
Anja Beemster, docent Nederlands, en directeur Dyane Brummelhuis
Anja Beemster, docent Nederlands: “Vroeger werd er nogal eens gemopperd over de school. Nu gaat het meer over de werkdruk. Mensen merken echter wel dat ze wat hebben aan de scholing. Ze ervaren zelf dat de lessen verbeteren en dat dit hen en de leerlingen iets oplevert.” Brummelhuis: “Ook de Inspectie merkte op dat de lessen zijn veranderd.” Meedenken
Beemster: “Eerdere projecten om verbetering in te zetten, zijn niet gelukt. Dit keer is goed naar alle afdelingen gekeken en zijn alle docenten en onderwijsondersteuners uitgenodigd om hun verwachtingen uit te spreken en mee te denken. Vandaaruit zijn aanbevelingen gedaan, dat vind ik heel krachtig. Toen bleek ook dat iedereen behoefte had aan een betere school.” Brummelhuis: “Het urgentiebesef was er. Het hielp ook dat de bevindingen van de Inspectie en het adviesbureau naadloos op elkaar aansloten.”
‘Wie nu ’s morgens binnenstapt, doet z’n pet af en oordopjes uit’ De vier merkwaarden leidden tot ideeën voor ver nieuwing. Die werden en worden verder uitgewerkt in ontwikkelgroepen. Maar liefst honderd collega’s denken op die manier actief mee. Een voorbeeld is de ontwikkelgroep voor de Mundusles, waar Beemster in zit. “Er werd hier op allerlei manieren lesgegeven; er zat te weinig lijn in”, vertelt zij. De ene docent
slaagde er beter in om leerlingen te boeien dan de ander. De school vond dat liefst élke les geslaagd moet zijn. Brummelhuis: “Kinderen leren 80 procent buiten de les, dus die 20 procent moet je goed organiseren.” De ontwikkelgroep bedacht een optimale lesopbouw, waar voortaan elke les aan moet voldoen. Dat begint al bij de binnenkomst: de docent staat bij de deur en begroet elke leerling. Beemster: “We benoemen een helder, concreet en meetbaar doel van de les. Liefst zo, dat leerlingen snappen waar ze die kennis voor nodig hebben. We geven een korte instructie, daarna volgt een toegepaste leeractiviteit, liefst met differentiatie. Een les eindigt altijd met reflectie.” Een goede reflectie, zegt zij, maakt de les helemaal af. “Dat mag ook op een creatieve manier. Je doet bijvoorbeeld een quiz, of laat de leer lingen zelf vragen maken voor een toets die je daarna ook echt afneemt. Dat motiveert.” De ontwikkelgroep onderzocht of de Mundusles voor verbetering zorgt. De conclusie, zegt Beemster: “Je ziet docenten opleven. Ze geven veel leukere lessen en de leerlingen beoordelen de lessen ook positiever.” De cultuur op de school is aan het veranderen. De docenten bezoeken elkaars lessen om te kijken in hoe verre het al lukt om op de nieuwe manier te doceren. Regelmatig organiseren de ontwikkelgroepen workshops en andere activiteiten voor alle collega’s om de nieuwe kennis en inzichten levend te houden. Brummelhuis: “De mensen in de ontwikkelgroepen zijn van de werkvloer; die zijn daar heel fel op.”
VO-magazine 6 / april · mei 2014
17
MAAT WERK(T)
Straat wordt school
Maar ook het gedrag van de leerlingen en hun omgangsvormen vroegen om aandacht. De meesten kenden eigenlijk maar één cultuur: die van de straat. Een masterclass, gegeven door de socioloog Ilias el Hadioui, was een eyeopener voor de teams. Brummelhuis: “We leerden van hem dat we onderscheid moeten maken tussen de cultuur thuis, op straat en op school. Wij corrigeerden leerlingen bij ongewenst gedrag, maar vertelden niet wat we wél wilden. We moesten hen dus actief de schoolcultuur bijbrengen.” Wie nu ’s morgens binnenstapt, doet z’n pet af en oordopjes uit. En er worden bij taallessen géén raps meer geschreven. Sinds vorig jaar lopen er in het gebouw schoolcoaches rond, docenten die hiervoor deels zijn vrijgesteld. Zij hebben als taak om gewenst gedrag te stimuleren. Brummelhuis: “We spreken leerlingen aan op hun gedrag, maar wel op een positieve manier.” Het is belangrijk, zegt de directeur, dat alle volwassenen in de school voorspelbaar gedrag tonen. Iedereen moet dezelfde regels hanteren. De afgesproken merkwaarden dienen daarbij als ruggensteuntje. Beemster: “Gezien het niveau van de kinderen kun je niet duidelijk genoeg zijn.”
18
VO-magazine 6 / april · mei 2014
Van drie tot vijf uur ’s middags is er Mundus & More: een programma vol activiteiten, gericht op talentontwikkeling. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld kiezen voor koken, sport, dans, journalistiek of huis werkbegeleiding. De school heeft ter aanvulling van Mundus & More ook jongerenwerkers in huis gehaald. Zij voeren onder andere het zakgeldproject uit, waarin jongeren worden geholpen bij het vinden van een bijbaantje. Ze krijgen sollicitatietraining en ondersteuning bij het behouden van hun werk.
Schoolcoaches hebben als taak om gewenst gedrag te stimuleren De aansluiting met het mbo krijgt eveneens aandacht. Er is een doorlopende leerlijn naar het roc, en een warme overdracht. Het Mundus College voert samen met het roc een Vakmanschapsroute techniek uit. De vernieuwing, die in 2012 is ingezet, is nog in volle gang. De kracht ervan, zegt Anja Beemster, is dat hij leeft bij de teams. “Toen ons allemaal naar onze beleving van de school en ideeën werd gevraagd, dacht ik: de school neemt dit echt serieus. Iedereen is erbij betrokken en achterover leunen is er niet meer bij. Het is hard werken, maar we zien ook resultaat.”
ADVERTENTIE
Master Special Educational Needs Bent u die leraar, docent, intern begeleider, remedial teacher, zorgcoördinator of leidinggevende die zich verder wil professionaliseren in het werken met of voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften? Vanuit 11 lesplaatsen verzorgen wij de masteropleiding Special Educational Needs.
Mastermodules Wilt u zich verder professionaliseren op het gebied van gedrag, leren of begeleiden, maar niet direct een masteropleiding volgen? Dan zijn onze mastermodules wellicht geschikt voor u. HAJAR, 14, TWEEDE KLAS VMBO BASISBEROEPS:
‘IK GEEF DE SCHOOL VAN NU EEN 9’ “De pauzes zijn het meest veranderd. We zitten nu met alle vriendinnen bij elkaar in een zitje,
Een greep uit het aanbod: • dyslexie • dyscalculie • probleemgedrag: preventie en interventie
en dan praten we gezellig. Er zijn posters met
• handelingsgericht werken
regels, en dat helpt. Als iets niet goed gaat,
• leidinggeven aan samenwerkende teams
bijvoorbeeld over respect, dan zegt de juffrouw dat.
• zorgbeleid en passend onderwijs
De lessen zijn interessant, je leert veel. Ze duren
• autisme
korter: vroeger anderhalf uur, nu een uur. Dat
• orthopedagogiek
vind ik prettig. De juf schrijft het lesdoel op het smartboard. Bijvoorbeeld dat wij de lidwoorden leren herkennen. Ik vind het wel handig; zo kan
Informatiebijeenkomsten
ik zien wat we gaan doen en als ik het niet snap
Wij nodigen u van harte uit op een van onze informatie-
kan ik het aan de juffrouw vragen.
bijeenkomsten in de regio.
Magister is ook handig. Je kunt met je ouders kijken wat je vandaag hebt gedaan. Je ouders kunnen ook zien of jij afwezig was. Mijn ouders
Kijk voor data en een kantoor bij u in de buurt op:
kijken in Magister naar mijn cijfers. Ik geef de
www.seminarium.hu.nl
school van vorig jaar een 6, en de school van nu een 9.”
ER VALT NOG GENOEG TE LEREN
ADVERTENTIE
Brite Wireless & OGD ict-diensten: partners in onderwijs
s
a l k e
e
er s i l a
it g i td
e m g
d n i n beleid
b in r en n één a g n v i i r et Er gen rva mo ij
e 00 stellin u over e 2 t jk m in Rui erwijs s waar cesvol n beki . c e ond el. Lee om su klas anten l e d mo enken n in d onze k e nad taliser n van js e i i dig beeld w r r e d voo on
ogd
.nl/
infrastructuur
devices
draadloos netwerk
software
ondersteuning
VO IN DEBAT
‘EEN BEGINNEND DOCENT HEEFT EEN PRIMA BAAN’ Gizem Koç, 23, lerares Engels op Sint Montfort College, Rotterdam
‘‘Ik was in 2012 klaar met m’n opleiding en geef les sinds september 2012. Ik ben het wel met de stelling eens, maar ik snap ook goed waarom sommige docenten het niet volhouden in het onderwijs. Ik moest zelf in mijn eerste jaar ook voor zó veel dingen vechten. De begeleiding vanuit de opleiding richt zich eigenlijk alleen op de mooie kanten. Ze vertellen niet dat je naast het lesgeven allerlei extra taken krijgt. Ik werd bijvoorbeeld gevraagd om het mentoraat op me te nemen, en bij de begeleiding van leerlingen komen allerlei verschillende taken kijken. Tijdens je stage draai je misschien twee of drie klassen. Maar zodra je fulltime gaat werken heb je ineens zeven klassen, en moet je ook opdrachten maken en huiswerk nakijken. En daar komen nog besprekingen en nascholing bij. Ik keek daar echt van op. Maar hoe langer je meedraait, hoe meer je je eigen manier van lesgeven ontwikkelt. Na enige tijd wordt het allemaal gemakkelijker. Ik heb dit jaar al een heel ander perspectief op lesgeven dan verleden jaar. Ik houd van mijn vak en wil dat graag overbrengen. Met de huidige werkdruk kan ik goed leven. Ik werk ook vaak in privétijd, maar ik vind dat niet zo drastisch dat ik ervoor het onderwijs zou uitstappen. Het maakt ook enorm uit wanneer je waardering krijgt van leerlingen, ouders en collega’s. Ik zie zeker manieren om door te groeien. Ik ben inmiddels bezig om mijn eerstegraadsbevoegdheid te halen. Je kan ook altijd nog teamleider of decaan worden. Ik wil al vanaf mijn kindertijd leraar worden. Je begeleidt kinderen, zorgt dat ze hun zelfvertrouwen terugkrijgen wanneer ze het moeilijk hebben. Ik voel me op m’n plaats in het docententeam en dit werk geeft mij het gevoel dat ik ertoe doe in de maatschappij. Ik ben hartstikke tevreden met hoe het gaat en denk zeker dat ik in het onderwijs blijf.’’
Monika Bogdan, 23, lerares Engels op het Pleincollege in Nuenen
‘‘Ik heb na de docentenopleiding een master gedaan in Engeland. Afgelopen september was ik klaar en in november ging ik via een detacheringsbureau aan de slag als docent. Op een roc in Helmond verzorgde ik vijf maanden zwangerschapsvervanging. Na enige tijd ging ik daarnaast lesgeven op mijn huidige school in Nuenen. Ik heb bij het detacheringsbureau nu een vast dienstverband. In het begin vond ik het leraarschap zwaar. Op het roc had men ervoor gekozen om zonder lesmethode te werken. Ik gaf les op opleidingen voor zo’n zeven verschillende beroepen en moest maatwerk leveren; dat was echt een hele klus. Bij het uitzoeken van al die dingen had de begeleiding wel wat beter gemogen. Op mijn allereerste werkdag zou ik alleen maar observeren. Ik werd echter gelijk voor de leeuwen gegooid. Gelukkig ging het goed. Ik kan me voorstellen dat mensen in zo’n situatie afhaken, zeker wanneer zij nog onzeker zijn. Dit is ook geen makkelijk beroep. Het vergt enorm veel energie en je komt soms echt uitgeput thuis. Je moet voldoening halen uit de goede momenten en als je een rotdag hebt gehad, de volgende dag met een schone lei opnieuw beginnen. Bij mij hielp het dat ik sterk in mijn schoenen sta. Ik laat niet over me heen lopen en heb inmiddels ook geleerd dat je als docent niet altijd lief gevonden hoeft te worden. Ik kreeg op die eerste school in het begin de vervelende klusjes, maar ik rolde positiever uit de beoordelingen door collega’s en leerlingen, dan sommige docenten die er al jaren werkten. Ik zie wel perspectief in het onderwijs. Ik heb een goed cv, en carrière maken kan volgens mij wel degelijk. Ik vind dat je als beginner een net salaris krijgt. En het groeit elk jaar. Ik ga nu m’n eerstegraadsbevoegdheid halen. In de toekomst wil ik graag nog een doctoraal studie doen en hbo-docent worden.’’
VO-magazine 6 / april · mei 2014
21
22
VO-magazine 6 / april · mei 2014
VO IN BEELD Waar Christelijk College de Populier in Den Haag Wanneer Donderdag 10 april 2014 Waarom Leerlingen uit de brugklas van de Science-stroom presenteren hun zelfgebouwde brug en hangen er gewichten aan. De combinatie van de presentatie en het gewicht dat de brug kan dragen, vormen het cijfer. Fotografie: Josje Deekens
VO-magazine 6 / april · mei 2014
23
IN DE PRAKTIJK
Opleiden oud-leerlingen heeft De Goudse Waarden veel opgeleverd
‘STAGIAIRS BRENGEN KENNIS DE SCHOOL IN’ Het project ‘Opleiden met perspectief’ van acht scholen in Zuid-Holland loopt af. De Goudse Waarden heeft mede dankzij het project de structuur en cultuur van het begeleiden verbeterd. Die kwaliteit komt alle stagiairs en docenten ten goede. ‘Je kunt ongelooflijk veel van elkaar leren.’ Tekst: Truus Groenewegen / Fotografie: Dirk Kreijkamp
“Zo’n eerste jaar is snuffelen, dan moet je nog leerling-af worden”, zegt Sophie de Wit (22), die dit jaar afstudeert als leraar wiskunde. Na haar eerste stage op een vmboschool kwam zij terecht op het havo/lyceum van De Goudse Waarden in Gouda en dat klikte meteen. Al snel kreeg ze eigen uren en dat werd in haar derde en vierde studiejaar alleen maar meer. “Sophie is een natuurtalent. Ze heeft goed contact met de leerlingen en met collega’s”, zegt schoolopleider Marja Hoogen dam. “Het is geweldig om haar aan het werk te zien.” Hoogendam coördineerde en begeleidde de afgelopen jaren, samen met haar collega van het Kalsbeek College in Woerden, het project ‘Opleiden met perspectief’ (zie kader). De ervaringen met oud-leerlingen die terugkomen als stagiair, waren overwegend positief. Er waren er meer die al snel eigen uren kregen, één zelfs al in haar eerste studiejaar. Cultuur
“Wij hebben veel profijt van deze studenten”, vindt Hoogendam. “Ze hebben heel bewust voor het onder wijs gekozen.” De screening en intake hebben daar ongetwijfeld een rol in gespeeld. Leerlingen schreven zelf een motivatie en docenten gaven aan waarom zij hen geschikt achtten voor het leraarsvak. Tijdens het intakegesprek en de presentatie van de leerlingen passeerden alle punten de revue. Zo was goed in te schatten wat hun kwaliteiten zijn en of zij passen binnen de cultuur van het protestants-christelijk onderwijs op De Goudse Waarden.
24
VO-magazine 6 / april · mei 2014
Sectordirecteur Klaas Clements is overtuigd voorstander van het opleiden van oud-leerlingen. “Natuurlijk voelen andere stagiairs zich ook wel eens heel snel thuis, dat heeft vooral te maken met persoonlijkheid. Maar oudleerlingen voelen de cultuur vaak beter aan en dat loopt toch soepeler. Heb je het eerste lesuur een stageklas, dan doe je een dagopening en een oud-leerling hoor je niet vragen wat dat is.”
‘Oud-leerlingen voelen de cultuur vaak beter aan’ Ter sprake komt dat goede stagiairs een school toch ook in het algemeen veel kunnen opleveren. De havo/ lyceum-locatie van de Goudse Waarden heeft er jaarlijks zo’n 25. Clements: “Wij volgen onze stagiairs heel goed en zo kun je een inschatting maken of iemand het gaat redden, of hij hier op z’n plek is dan wel meer competenties heeft voor het vmbo en of hij potentie heeft om richting eerstegraads te gaan. Natuurlijk hoor je ook hoe het loopt in de klas, dus je doet heel veel extra informatie over iemand op. Vergelijk dat eens met een sollicitatiegesprek!” Loslaten
Sinds ze schoolopleider werd, spant Hoogendam zich in om de kwaliteit van de begeleiding op De Goudse Waarden te verbeteren. ‘Opleiden met perspectief’ was daarvoor een extra impuls. Intussen is de structuur voor de begeleiding stevig verankerd. Vakdocenten zijn als
Lerares Sophie de Wit, sectordirecteur Klaas Clements en schoolopleider Marja Hoogendam
werkplekbegeleider de eerst verantwoordelijke voor het begeleiden van een stagiair. Werkplekbegeleiders haalden afgelopen jaren een certificaat. “Ze weten waar ze het over hebben, wat begeleiden, toetsen en beoordelen inhoudt”, zegt Hoogendam. “Dat ze stagiairs niet moeten overladen met tips en tops, niet in de eerste plaats moeten overdragen hoe ze het zelf doen, maar uitgaan van de competenties voor leraren en van de stagiair zelf. Uiteindelijk draait het erom dat een student weet wat hij doet en waarom hij dat zo doet. Begeleiden is ook durven loslaten.” De Goudse Waarden verwierf het keurmerk ‘Opleidingsschool’ van de Hogeschool Utrecht. Dat borgt de kwaliteit en trekt studenten aan.
vonden dat geweldig.” Ook Hoogendam merkt dat zittende collega’s meer openstaan voor leren. “Als ik vraag of ik een les mag bijwonen, krijg ik nooit nul op het rekest. We vinden het steeds normaler worden dat er iemand achter in de klas zit.”
‘Begeleiden is ook durven loslaten’ Verhaal vertellen
“Stage hier is superleuk”, vindt De Wit. “Je moet veel mazzel hebben met je stagebegeleider, maar ik zit met haar heel erg op één lijn en heb heel veel van haar geleerd. Didactisch vind ik haar onwijs goed. Ze kan de leerlingen een verhaal vertellen alsof het over alles Digitale didactiek behalve wiskunde gaat.” De Goudse Waarden heeft haar Docenten die hun bevoegdheid nog moeten halen, volop kansen geboden, vindt De Wit. Na drie maanden vragen Hoogendam advies en haar kennis van opleiden kreeg ze al een tweede eigen havo 2-klas. Dat die klassen en begeleiden komt ook ten goede aan andere collega’s. op één ochtend waren ingeroosterd, bood haar optimale Dat past bij de ontwikkelingen op De Goudse Waarden. mogelijkheden om te leren. “De eerste les deed ik wat ik Clements schetst: “Wij zeggen: je mag fouten maken, gepland had en in de tweede les paste ik aan wat in de kom ze alsjeblieft vertellen, nobody’s perfect.” Stagiairs eerste niet goed ging. Daarna besprak ik de lessen met maken volwaardig deel uit van deze lerende cultuur. mijn stagebegeleider en keek ik hoe zij het in haar havo “Het overgrote deel van onze docenten ziet de meer 2-klas uitlegde. Ik zag ook hoe verschillend de ene of de waarde van stagiairs en zoekt het contact. Sommigen andere klas iets oppakte.” Dat ze op De Goudse denken ‘Wat kan ik, ervaren docent, nou van een stagiair Waarden bleef, kwam ook omdat ze elk jaar meer eigen leren?’ Daar zijn we met elkaar erg mee bezig, want je uren aangeboden kreeg. “Ik vind het heel bijzonder dat kunt ongelooflijk veel van elkaar leren. Stagiairs brengen het zo gebeurd is. Al vrij vroeg krijg je de bevestiging dat kennis de school in. Twee stagiairs gaven bijvoorbeeld je op een manier lesgeeft die de school kan waarderen.” een workshop over digitale didactiek en oudere docenten Vooral in het derde studiejaar leerde De Wit voor haar
VO-magazine 6 / april · mei 2014
25
2061064_Comeet_VO_april2014:2061064_Comeet_VO_april2014 ADVERTENTIE02-04-2014
09:56
Pagina 1
ificaat ngscert li o h c s nten Met udiepu t s w u t.b.v.
Professionalisering financieel schoolmanagement
2014-2015
Bezuinigingen, onderwijsvernieuwingen en horizontale verantwoording stellen nieuwe eisen aan de onderwijsmanager. Om bovenschools managers, schooldirecteuren, bestuurders, beleidsadviseurs en beleidsmedewerkers een handreiking te bieden bij het vormgeven van het financieel schoolmanagement organiseert Comeet de leergang onderwijsfinanciën. In deze leergang worden alle facetten van het financieel management behandeld. De leergang bestaat uit 4 modules van elk 2 cursusdagen. U kunt per module inschrijven.
De cursusdata en -plaatsen voor het cursusjaar 2014-2015 zijn inmiddels vastgesteld. U kunt zich inschrijven via onderstaand adres. Module 1: Elementaire financiële kennis 2014 dinsdag 11 en woensdag 12 novemberin Ede: Zalencentrum ROVC 2014 dinsdag 25 en woensdag 26 november in Zwolle 2015 donderdag 22 en vrijdag 23 januari in Eindhoven: Zalencentrum Aristo
Module 2: Financiële kennis 2014 dinsdag 2 en woensdag 3 december in Ede: Zalencentrum ROVC 2015 dinsdag 13 en woensdag 14 januari 2015 in Zwolle 2015 dinsdag 10 en woensdag 11 maart in Eindhoven: Zalencentrum Aristo
Module 3: Verdiepingscursus financiële kennis 2015 donderdag 15 en vrijdag 16 januari in Ede: Zalencentrum ROVC 2015 donderdag 12 en vrijdag 13 maart in Zwolle 2015 dinsdag 14 en woensdag 15 april in Eindhoven: Zalencentrum Aristo
Module 4: Het maken van uw eigen financieel beleidsplan 2015 dinsdag 17 en woensdag 18 maart in Ede: Zalencentrum ROVC 2015 donderdag 16 en vrijdag 17 april in Zwolle 2015 dinsdag 15 en woensdag 16 september in Eindhoven: Zalencentrum Aristo De kosten van deelname aan deze tweedaagse modules zijn e 565,00 (module 4: e 615,00 inclusief CD-rom). De genoemde bedragen zijn exclusief BTW en inclusief lesmaterialen, koffie/thee en lunch. Voor nadere informatie over deze cursussen verwijzen wij u naar onze website: www.comeet.nl Voor inschrijving en informatie kunt u zich wenden tot:
www.comeet.nl
Comeet, t.a.v. het secretariaat, Postbus 7069, 3430 JB Nieuwegein Telefoon: 06-12509193 E-mail:
[email protected]
IN DE PRAKTIJK
‘Werkplekbegeleiders weten dat ze niet in de eerste plaats moeten overdragen hoe ze het zelf doen, maar uitgaan van de stagiair zelf’
gevoel meer dan andere studenten, omdat ze vanaf de start van het schooljaar tot het einde zelf verant woordelijk voor haar klassen was. Crisis
De Goudse Waarden zou De Wit graag houden, maar naast een vervangingsbaan van 12 uur zijn haar 8 eigen uren toegezegd waarvoor de school geen garantie meer kan geven. Een brugklas meer of minder maakt
voor haar net het verschil. De oorzaak ligt in het feit dat oudere docenten langer blijven werken. Vanwege de crisis, omdat binnenkort de bapo wordt afgeschaft en/of omdat zij moeten doorwerken tot 65/67 jaar. Jammer voor de jonge én de oude docenten, vindt Clements. “Om als oudere docent de leerlingen te blijven begrijpen, moet je erg je best doen. Los daarvan, je moet elke les weer een topprestatie leveren en die energie heb je niet meer. Ondertussen krijgen jonge mensen geen kans.”
VISSEN IN EIGEN VIJVER In 2009 werden in Zuid-Holland grote personeels
gezocht naar nieuwe middelen om deze vorm van
tekorten verwacht. Perspectief, een samenwerkings
opleiden in de school voortzetten. ‘Vissen in eigen
verband van acht christelijke scholen, kreeg subsidie
vijver’ is ook op andere manieren uitgewerkt,
voor een project ‘Vissen in eigen vijver’. Samen met
bijvoorbeeld op scholen in wat nu ‘knelpuntregio’s
de lerarenopleiding van Hogeschool Utrecht werd
Stedendriehoek en IJssel/Veluwe’ heet. Daar gaven
‘Opleiden met perspectief’ opgezet. Havo/vwo-
leerlingen uit de bovenbouw bijles binnen school.
leerlingen die leraar wilden worden, kregen hun
Lerarenopleiding Windesheim verzorgde trainingen
collegegeld en studieboeken volledig vergoed.
en workshops. Door het train de trainer-principe in
Daarbij kwam een baangarantie, op voorwaarde
te zetten, konden scholen na het aflopen van de
dat ze na afstuderen nog vier jaar op een
subsidie hiermee zelf doorgaan.
Perspectiefschool bleven werken. In schooljaar 2010 - 2011 werden de opleidingsplaatsen beperkt
Knelpuntregio’s
tot de tekortvakken: bèta, Nederlands, Frans en
Zo’n tien jaar geleden stelde het ministerie van
Duits. Leerlingen toonden weinig interesse voor deze
Onderwijs geld beschikbaar aan regionale plat
vakken. Bovendien hield de subsidie op. Inmiddels
forms. Het doel was samenwerking tussen school
wordt ‘Opleiden met perspectief’ afgebouwd. In
besturen bevorderen en zo knelpunten in de
schooljaar 2012/2013 is de laatste lichting oud-
regionale onderwijsarbeidsmarkt verminderen of
leerlingen aan de studie begonnen. De arbeidsmarkt
voorkomen. Risicoregio’s kregen meer middelen.
is veranderd en scholen kunnen de Perspectief
De platforms werden ondersteund door het
studenten geen baangarantie meer geven.
Sectorbestuur Onderwijs en Arbeidsmarkt (SBO), dat inmiddels is opgeheven. Risicoregio’s heten nu
Bijles
knelpuntregio’s. Het zijn er minder en ze krijgen
Een vergelijkbaar project draait nog wel bij Platform
minder middelen. Een overzicht staat op
Rijnmond (tien besturen en zo’n dertig scholen).
www.voion.nl. Voion (Voortgezet onderwijs in
Weliswaar hebben de scholen (los van subsidies)
ontwikkeling) kan de regio’s vraaggericht
minder financiële ruimte en is Rijnmond deels een
ondersteunen bij kennisuitwisseling.
krimpgebied waar ontslagen vallen, maar er wordt
VO-magazine 6 / april · mei 2014
27
DE WERKGEVER
ZONDER HOOFDPIJN NAAR NIEUW TAAKBELEID Veel scholen worstelen met financiële problemen. Een herziening van het taakbeleid is daar wenselijk, zo niet noodzakelijk. Vaak is zo’n herziening echter een hoofdpijndossier. Dat hoeft niet: met een slimme aanpak en/of hulp van buiten is stagnatie te vermijden. Een schoolleider en een adviseur over hun successen. Tekst: Jacq Zinken
Nol Benders, rector van het Christelijk College Schaersvoorde in Aalten, is er de afgelopen vier jaar twee keer in geslaagd een herziening van het taakbeleid aangenomen te krijgen. Hij heeft daarbij behendig enkele lastige klippen weten te omzeilen. Of, zoals hij het zelf zegt: “Wat ik gedaan heb, beschouw ik als een verstandige manier om met verkeerde parameters toch nog iets redelijks te bereiken.”
‘De intentie van het taakbeleid is goed, maar gaandeweg is het verworden tot een rekensysteem’
alle tijd nemen. Iedereen kan dan zijn vraag stellen en eventueel mopperen. Als je er dan uiteindelijk in slaagt het personeel mee te nemen in de redenering ‘dat is het minst kwade’, zit je goed.” Dat bleek: “De eerste keer had ik 69 procent mee, de tweede keer 75 procent.” Benders voegt daaraan toe: “Ik ben blij dat we behoorlijk boven die tweederde gekomen zijn, omdat dat ook het draagvlak, het redelijkheidsgevoel en het solidariteitsgevoel representeert.” En dat terwijl de meest vergaande wijziging inhield dat er nu op Schaersvoorde feitelijk een uur meer wordt lesgegeven dan gebruikelijk op grond van de cao. Hulp van buiten
De problemen van Schaersvoorde (ruim 2000 leerlingen en ongeveer 270 medewerkers) waren tweeledig: een moeilijk sluitend te krijgen exploitatie en de demografische krimp in de Achterhoek. Benders over zijn aanpak: “Ik heb doelbewust van meet af aan de PMR betrokken bij de vraagstelling hoe we de financiën op orde moesten krijgen. Twee mensen zijn meegenomen in de denktank van de directie.”
“We zijn voor 80 procent succesvol met onze projecten”, zegt Fred Ruijling van adviesbureau Penta Rho. Ruijling, oud-caoonderhandelaar en oud-rector, heeft inmiddels een aantal scholen begeleid bij het vaststellen van nieuw taakbeleid. Over het waarom zegt hij: “De leiding heeft niet altijd het vertrouwen van de organisatie, en dan is de voorwaarde van tweederde meerderheid zo zwaarwegend, dat je je voortdurend moet afvragen: hoe kan ik dat tot stand brengen?” Hobbels Daar zet Ruijling dan ook op in: “Je probeert vertrouwen te De twee belangrijkste hobbels bij de herziening van het taak krijgen en dan maak je het taakbeleid bespreekbaar. Ik doe dat beleid zijn de eis dat een tweederde meerderheid van het vaak in een werkgroep met vertegenwoordigers van alle personeel ermee akkoord gaat, en de rol die het maximum opleidingen. Door die gedifferentieerde samenstelling ontstaat aantal klokuren daarbij speelt. Benders over dat laatste: “We langzamerhand oog voor de beperkingen van het taakbeleid. komen niet boven de 750 klokuren uit, omdat we alleen de Veelal wordt het bestaande systeem als rechtvaardig gezien, feitelijk gegeven lessen tellen. Elementen als een werkweek, een maar het is in de uitwerking zeer onrechtvaardig. Je kijkt projectweek of sportdagen tellen bij ons mee als niet-lesuren.” daarnaar en zoekt naar de onderdelen die voor verbetering Om de tweederde meerderheid te bereiken, ging Benders met vatbaar zijn.” de plannen de boer op. In kleine teams besprak hij de situatie: Op de website die Penta Rho heeft ingericht, staan vier “In een groep van vijftien tot twintig mensen kun je daarvoor vormen of ‘modellen’ van taakbeleid. “Die kunnen helpen
28
VO-magazine 6 / april · mei 2014
‘Het is raar om een verandering te laten afhangen van de vraag of meer dan tweederde van de direct betrokkenen het goed vindt’
bij de gedachtevorming”, zegt Ruijling, “maar in de praktijk leveren we maatwerk. Taakbeleid moet passen bij de organisatie. Als een school zo’n proces met ons aangaat, is een vraag bijvoorbeeld: gaat de schoolleiding in de werkgroep zitten of niet? En gaan we op schoolniveau een taakbeleid vaststellen of op bestuursniveau?” De start, de opbouw, de begeleiding en de spiegeling van het traject vindt Ruijling heel belangrijk. “Maar als het goed is, hebben we na acht tot tien bijeenkomsten dan ook wel een nieuw taakbeleid.” Stenen tijdperk
Duidelijk is dat beide heren de huidige regelgeving een onding vinden. Ruijling: “De intentie van het taakbeleid is goed: de opbouw, taakverdeling, taakomvang, taakbelasting. Maar gaandeweg is het verworden tot een rekensysteem. Het zou eigenlijk volledig op de helling moeten, omdat je niet de juiste incentives geeft waarmee je de mensen enthousiast maakt en stuurt.” Benders voegt daaraan toe: “Het is natuurlijk raar om een verandering van denken over het taakbeleid te laten afhangen van de vraag of meer dan tweederde van de direct betrokkenen het goed vindt. Ik vind dat het stenen tijdperk. Ik zie veel meer in overleg met de PMR, om daar afspraken te maken in het kader van taakbeleid. Daar geldt ook een gewone meerder heid; dat zou ik een wat gezondere situatie vinden.” Of in zo’n geval de druk om op tournee te gaan net zo groot is? “Dat is een interessante vraag”, zegt Benders. “Als de PMR goed luistert wat er leeft onder het personeel en als de directie dat ook doet, gebeurt dat volgens mij niet. Ik haal uit elkaar hoe je de besluitvormingsprocedure inricht aan de ene kant, en hoe je begrip verwerft of zelfs sympathie aan de andere kant.”
‘Doorbraak in taakbeleid’ “Als ik íets leuk zou vinden, dan is het als ik op het dossier taakbeleid écht een doorbraak zou kunnen bereiken”, aldus rector Nol Benders van het Christelijk College Schaersvoorde. In zijn visie zou het er dan zo uit moeten zien: het taakbeleid wordt vormgegeven binnen kleine teams; het wordt niet gereguleerd of gestuurd door een cao; op jaarbasis worden werk verdelingsgesprekken gevoerd, waarbij het best zo mag zijn dat op de ene plek andere afspraken worden gemaakt dan op de andere. Benders: “Het doel is dat iedereen het werk doet dat hij of zij leuk vindt, en dat het daarbij ook nog lukt het deeltje ‘werk waar niemand zin in heeft’, netjes en eerlijk te verdelen. Als het bij de grootste groep maar leidt tot het gevoel ‘we hebben het hier eerlijk verdeeld’. Dan neem je mensen echt serieus en nemen ze elkaar ook serieus.”
VO-magazine 6 / april · mei 2014
29
IN DEN HAAG
ONDERWIJSWOORDVOERDER TANJA JADNANANSING (PVDA):
‘STEVIGE INZET OP STAGES IS GROOT DISCUSSIEPUNT’ Het vmbo verdient een beter imago, zegt Tweede Kamerlid Tanja Jadnanansing (PvdA). Zij vindt dat praktische vakken een belangrijker rol moeten krijgen. Wat de rekentoets betreft: zolang niet duidelijk is of deze het juiste toetst, vindt Jadnanansing dat de toets niet moet meetellen voor het eindexamen. Tekst: Marijke Nijboer / Fotografie: Josje Deekens
Deze rubriek besteedt aandacht aan wat er in Den Haag gebeurt op het gebied van het voortgezet onderwijs. In deze aflevering: Tanja Jadnanansing, sinds juni 2010 PvdA-Tweede Kamerlid. Jadnanansing, die een dag per week lesgeeft aan een vmbo-klas op Open Schoolgemeenschap Bijlmer, presenteerde in maart een actieplan ter promotie van stages en vakmanschap. Regelmatig stelt zij Kamervragen over onderwerpen als het dreigende tekort aan vakmensen.
Hoe maken we het vmbo interessant voor leer lingen die nu, vanwege het slechte imago, niet voor dit type onderwijs kiezen?
“Voor mij was het vmbo de reden om de Kamer in te gaan. Ik vind dit heel mooi onderwijs waar we echt trots op mogen zijn. Helaas heeft het een beroerd imago. Daar wat aan doen, dat is mijn drive. Binnenkort hoop ik tijdens een algemeen overleg te horen hoe de andere Kamerleden aankijken tegen het vmbo.
‘Elk vak zou ten dienste moeten staan van de voorbereiding op het beroep’ Veel mensen hebben nog nooit een vmbo-school van binnen gezien, maar hebben er wel allerlei beelden bij. We moeten de voorlichting over het vmbo verbeteren, en anders over het vmbo gaan praten. Ouders zeggen: mijn kind mág naar de havo, of: móet naar het vmbo. Natuurlijk zijn er scholen waar het niet goed gaat, maar
30
VO-magazine 6 / april · mei 2014
er is een enorme ontwikkeling gaande. Ik was onlangs op werkbezoek bij het Rotterdamse vakcollege De Hef. Daar geven ze prachtig vorm aan het voorbereidend beroepsonderwijs. Het is een mooie school met mooie middelen, betrokken docenten en een goed doordacht programma met een doorlopende leerlijn. De leerlingen zijn enorm trots op hun school. Er wordt erg gehecht aan cognitieve vaardigheden. Ik vind dat praktische vaardigheden nog te weinig in het curriculum voorkomen. Die moet je ook toetsen; dan benadruk je het belang ervan. We moeten zorgen dat jongeren het werken met de handen weer gaan zien als een echt vak. Verder zou elk vak ten dienste moeten staat van de voorbereiding op het beroep. Veel jongeren, ook op de school waar ik lesgeef, snappen niet wat het nut is van bepaalde vakken. Dat element moet je veel duidelijker onderstrepen. Ons Actieplan Samen voor Stages en Vakmanschap levert veel discussie op. Er klinkt zeker niet alleen gejuich. Met name ons voorstel om steviger in te zetten op stages, is een groot discussiepunt.” Hoe creëren we een soepeler overgang van het vmbo naar het mbo?
“Ik ben erg enthousiast over de VM2-trajecten, die per 1 augustus worden vervangen door de vakmanschaps route. Daar zouden we nog veel meer mee moeten doen. We zijn echt op de goede weg; de schooluitval is al enorm teruggedrongen. Jongeren worden nu veel beter begeleid bij het maken van de juiste studiekeuze en de scholen volgen hen ook goed tijdens de overstap.
‘Moeten we jongeren niet wat meer gaan leiden naar opleidingen die een goede kans bieden op werk?’ Daarnaast is het onderwijs uitdagender geworden. Ik ben ervóór dat jongeren vakken kunnen afronden op verschillende niveaus. We kijken nu naar wat ze niet kunnen, en rekenen hen daarop af. We moeten kijken naar wat ze wél kunnen. Natuurlijk moet iedereen een bepaald basisniveau hebben bij taal en rekenen, maar we moeten veel beter gaan aansluiten bij de talenten van de jongeren zelf.” Wat neemt u van uw school in de Bijlmer mee naar Den Haag?
“Ik merk dat dat slechte vmbo-imago echt stigmati serend is voor leerlingen. Daarnaast breng ik in Den Haag in dat deze jongeren veel behoefte hebben aan rolmodellen. Dat is een van de redenen dat ik les mag geven op mijn school. Mijn klas is bij mij op bezoek geweest in de Tweede Kamer; dat vonden ze geweldig. Deze school haalt veel elementen uit de maatschappij naar binnen en maakt hun wereld groter. Dat gun ik veel meer jongeren.” Leven er in Den Haag nog andere onderwerpen rond het vmbo?
“We praten hier ook veel over de vraag of jongeren straks een baan gaan vinden. Moeten we hen niet wat meer gaan leiden naar opleidingen die een goede kans bieden op werk? Vakcollege De Hef weet bijvoorbeeld
door een goede voorlichting meer jongeren naar een techniekopleiding te leiden.” Dan is er de veelbesproken rekentoets. Vindt u dat die moet meetellen voor het eindexamen?
“Daarover zijn we nog volop in debat. Ons standpunt is dat er eerst beter moet worden nagedacht. Ik heb de Kamervraag gesteld: toetst deze toets wel het juiste? Ik ben geen expert en kan dat niet beoordelen. We hebben de staatssecretaris gevraagd om deskundig advies in te winnen over de vraag of we de rekentoets in deze vorm moeten aanbieden. Daar wil ik graag een goed antwoord op krijgen. Op dit moment vinden wij dat de toets nog even niet moet meetellen voor het examen.” Hoe kunnen we regelen dat leerlingen goed leren rekenen?
“Als dat niet lukt, is het rekenonderwijs kennelijk onvoldoende geweest. Het is belangrijk dat jongeren genoeg mogelijkheden krijgen om op een goed niveau te komen met rekenen. De vraag of dat zo is, is mijns inziens nog onvoldoende beantwoord. Mijn eigen klas zegt: leer mij rekenvaardigheden waaraan ik straks in mijn vak wat heb. Laten we rekenonderwijs zodanig aanbieden dat jongeren snappen wat ze leren en waarom. De VO-raad zegt: vermeld het cijfer van de rekentoets op een certificaat bij het eindexamen. Daar kan ik in meegaan. Een slecht cijfer voor rekenen op de cijferlijst stigmatiseert enorm. Als je het rekencijfer op een certificaat zet, maak je duidelijk wat iemands niveau is, maar ontsier je diens diploma niet.”
VO-magazine 6 / april · mei 2014
31
360˚
Fitte leerlingen halen betere schoolresultaten
STAPSGEWIJS NAAR EEN GEZONDE SCHOOL Sport, bewegen en een gezonde leefstijl: met visie en gerichte activiteiten kunnen scholen eraan bijdragen dat jongeren vaker doen wat goed voor hen is. De overheid stelt geld ter beschikking om scholen te helpen een Gezonde School te worden. Maar hoe te beginnen en waarmee bereik je de beste resultaten? Een overzicht van mogelijkheden en tips, zoals: begin klein en laat het groeien. Tekst: Carolien Nout / Illustratie: Ad Kolkman
“Maar meneer, mag ik nou geen Mars meer eten?” Dat hoorde schoolleider Huub Hansen een verontruste leerling vragen toen de schoolkantine overstapte op een verantwoord en duurzaam aanbod. “Als jij die Mars per se wilt, moet je dat doen, maar ik ga hem je niet ver kopen”, zo luidde destijds zijn antwoord. Inmiddels zijn de leerlingen gewend aan hun schoolkantine waarin de Schijf van Vijf het uitgangspunt is. Het is een van de activiteiten die het Sint-Jan in het Limburgse Hoensbroek ondernam om leerlingen te helpen een gezonde leefstijl te volgen.
‘Je moet jongeren helpen de verleidingen van roken en ongezond voedsel te weerstaan’ De school voor havo, atheneum en gymnasium begon meer dan tien jaar geleden jaar met een opmerkelijke stap: het schoolplein ging op slot. Hansen: “Zo waren we de overlast kwijt die leerlingen in de buurt en in de supermarkt veroorzaakten.” De volgende actie was een rookverbod. Niet alleen voor leerlingen, maar ook voor leraren. De school bood personeelsleden gratis trainingen aan om van hun nicotineverslaving af te komen. Nu is de hele school – ook het schoolplein – rookvrij, op een ruimte na voor de laatste verstokte rokers. Zo’n rigou reuze keuze doorvoeren, is volgens Hansen niet zo moeilijk. “Als je het tenminste bijtijds aankondigt, zodat iedereen eraan kan wennen. Als je zo’n koers kiest, moet
32
VO-magazine 6 / april · mei 2014
je het verhaal goed uitleggen en ook handhaven. En je moet natuurlijk zelf het goede voorbeeld geven. Betuttelend? Misschien, maar het werkt wel! Ik ben ervan overtuigd dat je jongeren, zeker in de leeftijd tussen twaalf en zestien, moet helpen de verleidingen van roken en ongezond voedsel te weerstaan.” Te zwaar
Hansen is niet de enige die zich zorgen maakt over de gezondheid van jongeren. Uit onderzoek blijkt dat 62 procent van de jongeren tussen de twaalf en zeventien jaar onvoldoende beweegt. Dat houdt in dat zij niet vol doen aan de norm voor gezond bewegen (voor kinderen, jongeren en mensen met overgewicht is dat: minstens een uur per dag matig intensief bewegen). Vooral meisjes, jongeren die niet aan sport doen en jongeren met een niet-Nederlandse herkomst bewegen te weinig. Verder zijn steeds meer mensen te zwaar. Volgens cijfers van het CBS kampt 15 procent van de jongeren tot 25 jaar met overgewicht. Jongeren in huishoudens met een lager inkomen hebben vaker overgewicht en gaan vaker naar de huisarts dan jongeren in de hoogste inkomensgroep. Een paar jaar geleden leidde het groeiende aantal mensen dat kampt met overgewicht of obesitas, tot de start van het Convenant gezond gewicht, een samenwerkings verband van diverse organisaties en bedrijven. Met onder zoek, voorlichting en gezamenlijke activiteiten willen zij de trend doorbreken. Een voorbeeld daarvan is Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG), gericht op wijken waar
het percentage overgewicht onder jongeren het hoogst is. Onder de paraplu van de gemeente werken publieke en private partijen samen, zoals scholen, sportclubs, huis artsen, buurtsupers en woningbouwverenigingen. Dank zij die samenwerking komen er betere sport-, beweeg- en speelfaciliteiten voor jongeren en is er meer aandacht voor voeding en beweging op school. Onderwijsagenda SBGL
De onderwijssectoren zelf zijn ook aan de slag gegaan en hebben de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en een Gezonde Leefstijl (SBGL) opgesteld. Dit initiatief van de PO-Raad, de VO-raad en de MBO-raad moet ertoe leiden dat scholen gerichter beleid ontwikkelen om voor jongeren een gezonde leefomgeving te creëren. Sport en bewegen zijn al sterk verankerd in het voortgezet onder wijs; gym is een verplicht vak dat door gekwalificeerde vakleerkrachten wordt gegeven. Het vormt een goed fundament om verder uit te bouwen. De meeste kinderen vinden het leuk om te doen en het draagt bij aan hun motorische, cognitieve en sociale ontwikkeling en uiteraard aan hun gezondheid. Ook gezonde voeding, seksuele voorlichting en terugdringen van alcohol- en drugsgebruik staan als onderdelen van een gezonde leefstijl op de Onderwijsagenda. Om scholen te helpen de Onderwijsagenda SGBL in de praktijk te brengen, is het projectteam Gezonde school ingesteld, dat via de gelijknamige website kennis en ervaring toegankelijk maakt. De ministeries van OCW en VWS stellen tot en met 2016 in totaal 8 miljoen euro
beschikbaar voor de uitvoering van de Onderwijsagenda SGBL. Scholen kunnen een beroep doen op onder steuning (zie kader). De activiteiten van de Gezonde school zijn thematisch ingedeeld: voeding; sport en bewegen; sociaal-emotionele ontwikkeling; roken, alcohol en drugs; relaties en seksualiteit; fysieke veilig heid; binnenmilieu. Op al die gebieden is er kennis te vinden waar een school mee aan de slag kan, van praktische ondersteuning tot tips en ervaringen van collega-scholen. Of het nu gaat om een aanpassing van het schoolplein, om problemen met alcohol en drugs te bespreken, of om andere aspecten van een veilige school. Het is een mooie en belangrijke opdracht voor het onderwijs. Maar ook ingewikkeld, want met al die activiteiten is het lastig door de bomen het bos te zien. Hoe maak je keuzes die passen bij de school en waarmee kun je het best beginnen? Minder ziekteverzuim
Huub Hansen van het Sint-Jan bouwt stapsgewijs aan een gezonde school. “We hebben een kleine commissie gevormd van leraren biologie, gymnastiek en verzorging. De gezonde kantine hebben we samen met het voedings centrum, de GGD en de cateraar aangepakt. Er is meer aandacht voor sport en bewegen: we hebben topsporters op onze school, goede contacten met sportclubs en gymnastiek is een eindexamenvak. Verder kunnen leer lingen na schooltijd tegen een kleine bijdrage sporten onder begeleiding van onze gymdocenten. Mijn ervaring is dat het niet veel extra tijd kost, als het eenmaal loopt.”
VO-magazine 6 / april · mei 2014
33
360˚
GRATIS ADVIES VAN DE SCHOOLKANTINE BRIGADE Scholen die willen werken aan een gezondere schoolkantine, kunnen bellen voor een afspraak met de Schoolkantine Brigade. Het brigadeteam komt langs voor een vrijblijvend gesprek van ongeveer anderhalf uur en brengt advies op maat uit, waarin de omgeving van de school, educatie op het gebied van gezondheid en het beleid worden meegenomen. De Gezonde Schoolkantine is een initiatief van het Voedingscentrum. De overheid wil dat alle schoolkantines in 2015 een gezond aanbod in de schappen hebben liggen. Dat betekent: minimaal 75 procent lekkere en gezonde producten uit de Schijf van Vijf (zoals fruit, broodjes en salades) en maximaal 25 procent extra’s (snoep, snacks, koek). De website biedt behalve achtergrondinformatie ook een handig stappenplan: www.gezondeschoolkantine.voedingscentrum.nl. De Schoolkantine Brigade is bereikbaar op telefoonnummer 070-306 8875.
Hansen heeft nog een plan in petto om samen met ouders alcoholgebruik ter discussie te stellen, ook in de weekenden. Resultaten van die focus op een gezonde school zijn volgens hem zichtbaar in de GGD-onderzoeken onder tweede- en vierdeklassers. Aan de antwoorden op de (anonieme) vragenlijst is te zien dat leerlingen minder klachten hebben. Ze roken minder en bewegen meer in vergelijking met vier jaar geleden. “Het ziekteverzuim onder leerlingen is afgenomen, maar ik moet er eerlijk bij zeggen dat het ook kan komen doordat we daar meer bovenop zitten en de leerling bellen als hij zich ziek meldt.”
betrekken er vaak leerlingen bij: heel belangrijk! Want die kijken weer anders naar de situatie. Is die kantine überhaupt wel gezellig genoeg om er je boterham te eten? Met een kleine aanpassing kun je soms veel bereiken.”
‘Is die kantine überhaupt wel gezellig genoeg om er je boterham te eten?’
De voedseldeskundige ziet dat scholen op verschillende manieren de gezonde schoolkantine realiseren: in eigen beheer of met een externe cateraar. Zij adviseert scholen om draagvlak en praktische steun bij organisaties buiten de school te zoeken, zoals de gemeente of de GGD. Leerlingen betrekken Maar niet alleen organisaties zijn belangrijk. Ruim twee Scholen die meer aandacht willen besteden aan derde van de ouders van mbo- en vo-leerlingen vindt dat gezondheid, kunnen misschien het best beginnen met scholen en ouders samen moeten werken aan een gezond de schoolkantine, want dat is een heel zichtbare plek aanbod in automaten en in de schoolkantine. Een op de om een gezonde leefstijl uit te dragen. Dat vindt Kim twee ouders wil zelf meehelpen, zo blijkt uit onderzoek Eversteijn van het Voedingscentrum Nederland. Zij van Motivaction in opdracht van het Voedingscentrum. werkt aan het programma Gezonde Schoolkantine en is Het ziet er dus naar uit dat scholen veel meer hulp van lid van de Schoolkantine Brigade (zie kader). Zo bezoekt ouders kunnen krijgen dan ze tot nu toe vragen. zij kriskras door Nederland tientallen vo- en mboscholen om ze op maat te adviseren over de gezonde Focus op sport schoolkantine. “De verschillen tussen scholen zijn groot, Bij het Vellesan College uit IJmuiden staan sport en maar ik zie gelukkig steeds meer gezonde producten bewegen hoog op de agenda. De school voor vmbo, in het kantineschap, meer watertappunten en light havo en vwo is al langer actief op sportgebied, maar producten”, vertelt Eversteijn. “Ik vind de meeste sportcoördinator Jinze de Groot heeft nu het gevoel dat scholen heel creatief: als die appels niet verkopen, de puzzelstukjes op hun plaats vallen. “Sport is de ver bedenken ze een manier waarop dat wel lukt. Ze bindende factor waarmee wij aan een gezonde school
34
VO-magazine 6 / april · mei 2014
STEUN BIJ WERKEN AAN GEZONDE LEEFSTIJL Po-, vo- en mbo-scholen kunnen tot 25 april 2014 via www.gezondeschool.nl ondersteuning aanvragen om te werken aan een gezonde leefstijl. U kunt kiezen uit: • gratis advies op maat van een Gezonde Schooladviseur over gezondheidsactiviteiten en passende maatregelen voor de school; • een bijdrage in de kosten of extra hulp bij het uitvoeren van Gezonde School-activiteiten; • een vergoeding van taakuren van eigen medewerkers voor het maken of uitvoeren van Gezonde Schoolbeleid. U kunt de vergoeding ook gebruiken om een vignet Gezonde School aan te vragen. p Kijk op www.gezondeschool.nl voor meer informatie.
werken. Wij hebben een breed aanbod aan sport activiteiten, waarin alle leerlingen zich kunnen ontwikkelen.” Het begint in de brugklas met een fysieke screening. Leerlingen met een achterstand krijgen extra lessen en begeleiding. De Groot:”Het gaat meestal om betere motorische ontwikkeling en coördinatie. We zien dat deze kinderen meer vertrouwen krijgen in de gewone lessen en zo beter kunnen aansluiten bij een sportclub.” In de zogeheten ‘Vellesan-uren’, bedoeld om achter standen aan te pakken en getalenteerde leerlingen een kans te geven om bijvoorbeeld extra aan een vak te werken, is nu ook een bewegingsuur opgenomen. “Het voordeel is dat we de bewegingsuren beter kunnen organiseren, want op die momenten zijn alle leerlingen beschikbaar”, legt De Groot uit. Voor elke doelgroep is er een uitdaging, zowel voor topsporters in de dop als voor de breedtesporters. Er zijn speciale sportklassen, leerlingen kunnen examen doen in gymnastiek en ze bouwen een portfolio op. Voor een vervolgopleiding op sportgebied is dat natuurlijk een aantrekkelijke binnen komer. De sportcoördinator vindt het verder belangrijk dat de sportlessen gebaseerd zijn op doorlopende leer lijnen en dat er naar concrete doelen wordt gestreefd. Ook collega’s hebben aandacht voor sport: bij Engels, biologie of aardrijkskunde bijvoorbeeld. De Groot: “Denk aan het in kaart brengen van de geografische verspreiding van sportverenigingen, een fitheidstest bij biologie of een project als ‘The human body’ bij Engels. De resultaten van de focus op sport zijn aantoonbaar.
PRIJS VOOR DE SPORTIEFSTE SCHOOL Op 21 mei 2014 zijn de verkiezingen van de Sportiefste vo-school van Nederland, een initiatief van de belangen vereniging voor docenten lichamelijke opvoeding en combinatiefunctionarissen, KVLO. De verkiezingen worden dit jaar georganiseerd door KVLO, NOC*NSF, de gemeente Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam (ALO). Het Vellesan College is een van de vijf genomineerden. De prijs, een bedrag van 6.000 euro, wordt om de twee jaar uitgereikt aan een school die een aansprekend voorbeeld is voor andere scholen. Het gaat om de manier waarop de school de lessen lichamelijke opvoeding geeft, een structureel buitenschools beweegen sportprogramma biedt in samenwerking met gemeenten, sportverenigingen en andere sportaanbieders, en binnen de hele school aandacht besteedt aan een gezonde leefstijl.
Onze leerlingen zijn vaker lid van een sportvereniging. Eersteklassers scoren met de piepjestests iets boven het landelijk gemiddelde, de derdeklassers zitten er nog verder boven. Maar niet alles is meetbaar. We zien wel dat leerlingen die in de sportklas zitten, vaak beter presteren en vaker opstromen. Ze hebben meer plezier in school.”
‘We zien dat leerlingen die in de sportklas zitten, vaak beter presteren en vaker opstromen’ Voor het Vellesan College breken nu spannende tijden aan. De school is in de race voor de verkiezing van de Sportiefste school (zie kader) en hoopt dat de inspanningen worden beloond. Niet wachten
De oude wijsheid ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’ is met wetenschappelijk onderzoek wel hard te maken. Gezonde en fitte leerlingen voelen zich beter en behalen betere schoolresultaten dan leerlingen die te weinig bewegen, zo blijkt. En een gezonde school omgeving is niet alleen prettig voor de leerlingen maar ook voor het personeel. Het verloop en het ziekteverzuim zijn lager (het ziekteverzuim is op het Sint-Jan slechts 1 procent) en de band met de school is sterker. Een ander belangrijk voordeel is dat scholen die aandacht besteden aan een gezonde leeromgeving,
VO-magazine 6 / april · mei 2014
35
ADVERTENTIE
Wat hebben uw docenten nodig?
Uw bestuur op een nog hoger Aandacht voor niveaudebrengen? leerling,
Zij blij, u blij.
Als schoolleider of manager helpt u uw docenten om het beste uit hen-
zelf te halen. Daar hoort af en toe een compliment bij. Heeft u uw docent al uw waardering laten blijken met behulp van onze kaart?
Wanneer u verder wilt professionaliseren bent u bij ons aan het
goede adres. Bij onze professionele academie kunnen docenten en schoolleiders een masteropleiding volgen of een unieke werkplaats bezoeken. Het was goed u te ontmoeten op het VO-raad congres. Kent u ons nog niet? Kijk dan eens op:
www.driestar-onderwijsadvies.nl/voortgezet-onderwijs
de docent centraal.
Kom naar de masterclasses
van Driestar managementadvies
Kijk voor meer informatie op www.driestar-managementadvies.nl
COLUMN
360˚
H ENDRIK-JAN VAN ARENTHALS ‘Ik zie gelukkig steeds meer gezonde producten in het kantineschap, meer watertappunten en lightproducten’
ICT: MIDDEL OF DOEL?
beter zicht krijgen op gezondheids problemen bij leerlingen. Daardoor kunnen scholen gemakkelijker kiezen uit de enorme hoeveelheid aan initiatieven die op hen afkomen. Dat levert niet alleen tijdwinst op, maar samenhangende activiteiten zijn ook nog eens effectiever dan losse projecten. Binnenkort kunnen vo-scholen ook het vignet Gezonde School aanvragen. Voor po- en mbo-scholen is dat vignet al beschikbaar. Zij kunnen dat verdienen als ze aantonen dat ze structureel aan gezondheid werken. De bedoeling is dat er in 2016 minstens tweehonderd vo-scholen met zo’n vignet zijn. Misschien het laatste zetje om een begin te maken of verder te werken aan een Gezonde School.
Vijf jaar terug was alles nog duidelijk. Onze kinderen kregen een uur ‘computertijd’. Daarnaast moesten ze ‘een boek pakken’, waarbij we opletten dat er geen Gameboy achter verscholen ging. Nu hebben ze op school boeken achter glas. Voor kinderen zijn sociale media, devices en vooral smartphones een vanzelfsprekend onderdeel van hun leven. ‘Bring your own device’? Dûhhhh… Voor volwassenen, de generatie die het onderwijs bestuurt, ligt dat anders. Karren iPads en laptops worden onder tromgeroffel de scholen ingereden. Rationele schoolleiders lopen plotsklaps met hun hoofd in de wolken, pardon: in the cloud. Oude clichés als ‘we moeten met onze tijd meegaan’ en nieuwe als ‘we leiden op voor een wereld die we nog niet kennen’, leiden tot sprongen in het diepe zonder zwemvestje. Ze moeten naar de overkant. Zwemmen leren we ze onderweg wel. Dat ‘moeten’ is geen opportunisme. Het is een heilig moeten. Gedigitaliseerd gepersonaliseerd leren is geen hype, het is religie. Ben je niet bekeerd, dan heb je niet zomaar een andere visie, nee: dan blijf je achter. “Wat is jullie signatuur?” “Wij zijn Steve Jobsschool.” “Of hij een voorbeeld is voor ons personeelsbeleid?” George Orwell had genoten. Big Teacher is watching you. Veel scholen wagen de sprong. Weinigen zijn er klaar voor. Wel zijn sommigen er klaar mee. Het zijn geen achterhoedegevechten. Niemand is tegen moderni sering. We leiden en voeden op voor de toekomst. ICT is een krachtig middel om te differentiëren, remediëren en activeren. Zoals we ook streven naar samenwerkend of zelfs coöperatief leren. We onderschrijven allemaal dat het middel geen doel mag worden. Sommigen zouden alleen soms even een spiegel moeten opzoeken om na te gaan of het dat toch niet een beetje is geworden.
Meer informatie en tips: k Doe de test op www.hoegezondisjouwschool.nl. U ziet dan direct op welke punten u kunt werken aan een gezonde school. k www.gezondeschool.nl bundelt alle informatie over de Gezonde School; ook is er een digitale nieuwsbrief. k www.convenantgezondgewicht.nl alles over een gezond gewicht op school, werk en privé.
Maurice had een druk dagje gehad. Gesprek over een opiniepeiling onder schoolbestuurders, over gepersonaliseerd leren. Opiniepeilen was tenslotte zijn professie. Nu was er eindelijk tijd om aan zijn app te werken. Hij pakte zijn Galaxy Tab die, gek genoeg, een sticker van een witte appel op de achterkant had.
Maurice had voor zijn eigen app een topidee: Cluedo. Met Deventer als decor. Logisch denken stimuleren bij kinderen. En natuurlijk meten hoe snel ze ontdekken dat de butler het gedaan heeft. Helemaal gepersonaliseerd. Morgen had hij een gesprek met PulseAction, of was het nu PulseOn? Plotseling een zwart scherm. Barst. Ze gaan snel achteruit, die batterijen. VO-magazine 6 / april · mei 2014
37
VO-ACADEMIE
HANDVATTEN VOOR PROFESSIONELE ONTWIKKELING
SCHOOLLEIDERS MAKEN HET VERSCHIL Hoe beter de schoolleiders, hoe beter het onderwijs. Maar wat moeten schoolleiders eigenlijk kennen en kunnen? Wat maakt hen effectieve leiders? Bekwaamheidseisen zijn een belangrijke voorwaarde in de ontwikkeling van een professionele beroepsstandaard, die eind 2014 wordt opgeleverd. Tekst: Eva van Teeseling / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Tijdens de algemene ledenvergadering van mei 2013 is het beroepsprofiel voor schoolleiders in het voortgezet onderwijs vastgesteld. Het profiel maakt deel uit van de beroepsstandaard voor schoolleiders, die verder onder meer professionele normen en startkwalificaties bevat. In het beroepsprofiel worden de basiscompetenties benoemd die voor schoolleiders op elk niveau relevant zijn. Het zijn competenties op vijf terreinen: visieont wikkeling, organisatie, samenwerking, omgeving en problemen oplossen. Deze competenties weerspiegelen de inhoud van het beroep, maar zijn abstract en moeten worden omgezet in bekwaamheidseisen die schoolleiders houvast geven bij hun professionele ontwikkeling. De VO-academie heeft daarom het initiatief genomen de competenties te vertalen naar een set bekwaamheids eisen die dit houvast wél bieden, en hiervoor advies bureau CPS opdracht gegeven. CPS realiseert deze vertaalslag op basis van bronnenonderzoek en interna tionale voorbeelden en in dialoog met het onderwijsveld. Verschillende conceptversies zijn besproken met experts en met een klankbordgroep van schoolleiders. Met hun input konden de bekwaamheidseisen verder worden aan gescherpt en verbeterd. Bruikbaar
Elly Kamminga is rector van de Berger Scholengemeen schap. Zij zit als vertegenwoordiger van het Schoolleiders platform van de VO-raad in de klankbordgroep en is nauw betrokken bij de ontwikkeling van de bekwaam heidseisen. Schoolleiders willen flexibel kunnen inspelen op de veranderingen en de uitdagingen die ze tegen komen, zegt Kamminga: “De kunst is om iets te
38
VO-magazine 6 / april · mei 2014
formuleren waaraan besturen en schoolleiders in de praktijk echt houvast hebben, terwijl het hen tegelijker tijd de ruimte biedt om per school andere accenten te leggen en doelen te realiseren. Ik denk dat CPS met dit voorstel een goede insteek heeft gevonden, waardoor de bekwaamheidseisen bruikbaar, duidelijk en toch niet knellend zijn geworden.” De bekwaamheden zijn per competentie verdeeld over vier werkvelden. Dit zijn de werkgebieden waar school leiders hun competenties in de praktijk laten zien: ‘personeel’, ‘onderwijsorganisatie en pedagogisch klimaat’, ‘structuur en cultuur’ en ‘faciliteiten’. De bekwaamheids eisen zijn heel concreet geformuleerd. Zo is de competentie ‘Strategisch omgaan met de omgeving’ uitgewerkt in bekwaamheidseisen als: ‘Brengt verschillende partijen in en om de school samen’ en ‘Schermt de organisatie zo nodig af voor invloeden van buitenaf’. De bekwaamheidseisen geven schoolleiders inzicht in wat er van hen wordt verwacht en op welke gebieden ze zich nog verder kunnen ontwikkelen. In gesprekken over kwaliteit en professionalisering tussen schoolleiders en schoolbesturen vormen ze een objectief kader. En met deze set eisen in de achterzak kan de sector gemak kelijker met de opleidingsinstituten in gesprek over de gewenste inhoud en eindtermen van opleidingen voor schoolleiders. Accentverschillen
Afhankelijk van de situatie, het pedagogisch klimaat en de doelstellingen kunnen scholen bepaalde bekwaam heidseisen meer gewicht toekennen dan andere. “Als je schoolleider bent op een school in een krimpgebied of
Elly Kamminga: “De bekwaamheidseisen zijn bruikbaar, duidelijk en toch niet knellend geworden”
op een zeer zwakke school vergt dat andere competenties en bekwaamheden dan op een bloeiende school waar je kunt volstaan met het borgen van de kwaliteit”, meent Kamminga. “De prioriteiten zijn anders. Welke bekwaam heidseisen belangrijk zijn, hangt bovendien af van de functie en het niveau van de betreffende schoolleider: ben je eindverantwoordelijk of stuur je een afdeling of een team aan? Voor een rector is een gezamenlijke visie ontwikkelen nu eenmaal iets totaal anders dan voor een afdelingsleider.” Kunnen de scholen in de praktijk uit de voeten met deze bekwaamheidseisen? “Het is nog wat vroeg om daar in definitieve zin iets over te zeggen, maar de eerste reacties die ik heb gehoord zijn positief. Schoolleiders vinden ze bruikbaar en herkenbaar. Ze kunnen worden geïmple menteerd bij de gesprekkencyclus, vormen de basis voor ontwikkellijnen voor schoolleiders en het aanbieden van scholing. Aan de hand van de bekwaamheidseisen kun je heel concreet de terreinen benoemen waarop bijscholing zinvol is. Op die manier geef je schoolleiders een impuls voor hun professionalisering.”
HULP NODIG BIJ HET BEROEPSPROFIEL? De VO-academie heeft 12 Trainers Beroepsprofiel Schoolleider VO opgeleid en gecertificeerd om schoolleiders te ondersteunen bij het werken met het beroepsprofiel. Op www.vo-academie.nl selecteert u een trainer die u meteen voor 1 dagdeel kunt boeken. Een eventueel vervolgtraject kunt u direct met de trainer afstemmen.
PRAAT MEE OVER HET SCHOOLLEIDERSREGISTER De VO-academie nodigt u uit mee te praten over het schoolleidersregister VO. Bent u teamleider, schoolleider of bestuurder? Kom dan naar een van de regiobijeenkomsten op 27 mei in Breda of 3 juni in Amsterdam.
AGENDA • Leergang Strategisch HRM in het VO Utrecht, 6 bijeenkomsten tussen september 2014
Schoolleidersregister
en januari 2015.
De bekwaamheidseisen zijn nog niet gekoppeld aan eisen voor het schoolleidersregister. “We weten niet hoe de registratie-criteria er straks uit gaan zien en welke link er eventueel komt met deze bekwaamheidseisen. Hier wordt nog overleg over gevoerd”, besluit Kamminga. “Als zo’n beroepsregister er in 2015 komt, vinden we het als schoolleiders belangrijk om daarover mee te praten.”
• Bijeenkomstenreeks Moreel leiderschap Leer beter omgaan met de spanning tussen formeel en moreel leidinggeven. Driebergen, 3 bijeenkomsten in september en oktober 2014. Ga voor meer informatie en aanmelden naar www.vo-academie.nl
VO-magazine 6 / april · mei 2014
39
BLIK VAN BUITEN
LEUK HOEFT NIET, BETEKENISVOL WEL Naam k prof. dr. Monique Volman (53) Achtergrond k hoogleraar Onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam, afdeling Pedagogiek, Onderwijskunde en Lerarenopleiding en wetenschappelijk directeur van het Centrum voor Nascholing Amsterdam Gespreksonderwerp k leren voor het leven Standpunt k we lopen aan tegen de grenzen van het huidige systeem Tekst: Emmanuel Naaijkens / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Uw ouders waren allebei leraar Frans op het Carolus Borromeus College in Helmond, uw vader was daar rector. Hoe was het om als kind op die school te zitten? “Ik was een keurig, braaf meisje. Ik leerde gemakkelijk en was geïnteresseerd, maar ik maakte mij zo onzichtbaar mogelijk. Mijn jongere zus was het tegenovergestelde, die was opstandig. Ze is op een gegeven moment naar een andere school gegaan. Voor mijn jongere broer was het lastig op een school waar zijn ouders lesgaven. We zijn overigens alledrie goed terechtgekomen.”
‘Ik vind dat we jongeren te weinig duidelijk maken waarom ze op school zitten’ Je hoort vaker van leerlingen die wel de capaciteiten hebben en toch uitvallen. Later vinden ze alsnog hun draai. Maken we ons te druk over uitvallers? “Nee, er zijn zeker leerlingen over wie we zorgen moeten hebben. Maar er zijn inderdaad ook veel bekende Nederlanders die niet wilden deugen op school. Het zijn deels de creatieve, andersdenkende jongeren die het
40
VO-magazine 6 / april · mei 2014
moeilijk hebben op school. Die niet kunnen aarden in het systeem.” Wat vond u van uw middelbareschooltijd? “Je gaat als leerling naar school voor je sociale contacten; leraren tolereer je zo’n beetje. Er waren een paar leraren die me inspireerden. Maar ik hield niet van wiskunde. Dat kwam vooral doordat ik bang was voor de leraar. In de vierde kreeg ik een leraar die het totaal anders aanpakte. Hij liet ons bijvoorbeeld in groepjes werken, liet ons met tolletjes ontdekken wat statistiek is. Ik ben die leraar daar nog dankbaar voor, want ik dacht dat ik een alfa was en dat wiskunde niks voor mij was. Ten onrechte, zo bleek.” Klinken die ervaringen door in uw wetenschappelijk onderzoek? “Die ervaringen hebben er wel toe bijgedragen dat ik dacht: dit moet anders kunnen. Ik denk dat ik mede daardoor voor dit vak heb gekozen. Op de lagere school was ik een tijdje ongelukkig. Het was een heel traditio nele school en de sfeer was er slecht. Mijn ouders hebben mij op een gegeven moment op een montessorischool geplaatst. Daar bloeide ik helemaal op.
We deden aan toneel en muziek; je mocht je eigen werkjes maken. Ik heb dus ervaren dat het uitmaakt of je op de ene of de andere school zit, van de ene of de andere leraar les hebt. Dan moet er in het onderwijs voor kinderen toch veel te verbeteren zijn.” Wat zou er moeten veranderen? “Mijn thema is betekenisvol onderwijs. Kinderen zitten niet op school om zoveel mogelijk kennis in hun hoofd te krijgen. Stampen voor het proefwerk en alles vergeten zodra het klaar is. Eindexamen doen in Frans en daarna uitroepen: ‘Nu ben ik voor de rest van mijn leven van Frans af.’ Betekenisvol onderwijs leert leerlingen dingen die hen helpen om de wereld te begrijpen en er hun plaats in te vinden. Als je op zo’n manier lesgeeft, dan houd je meer kinderen binnenboord.” Biedt het onderwijs dat nu niet? “Voor een deel wel, maar ik vind dat we jongeren te weinig duidelijk maken waarom ze op school zitten. Je doet het niet voor je ouders, niet voor je leraar, niet voor je eindexamen. Je doet het omdat jij de volgende generatie bent die hier de tent draaiende zal moeten houden. En die als het goed is – en dat
zijn grote woorden – de wereld een beetje mooier maakt dan hij nu is.” We leren niet voor de school, maar voor het leven? “Inderdaad, dat is de gedachte. Die is al heel oud, maar we raken die elke keer weer kwijt en iedere tijd vraagt om nieuwe oplossingen daarvoor. Het leerstofjaarklassensysteem was ooit de ontdekking van de eeuw. Het was ontzettend efficiënt en een grote vooruitgang ten opzichte van de chaos daarvóór. Maar inmiddels zijn de grenzen wel bereikt. Je ziet dat scholen andere oplossingen zoeken. Dat vind ik interessant. Ik werk in onderzoek graag mee aan de onderbouwing en evaluatie daarvan. Dat zijn vaak processen van vallen en opstaan.” Dat is eerder geprobeerd, bijvoorbeeld met de tweede fase. Waarom zou het nu wel gaan? “De basisgedachte van het studiehuis was goed, namelijk leerlingen meer verantwoordelijkheid geven. Maar het studiehuis is ingevoerd op een manier waardoor mensen niet echt tijd hadden voor een goede voorbereiding. Scholen moeten de ruimte krijgen om vernieuwingen op hun eigen
manier in te vullen. Wat voor leerlingen geldt, gaat ook op voor leraren en school leiders: het moet wel betekenisvol zijn. Als je het doet omdat het moet, maar het nut er niet van inziet, dan is het eigenlijk al verloren.” De kern van de tweede fase is de rol van de leerling als zelfstuurder. Een hoogleraar als Paul Kirschner is daar kritisch over. “Het is een misvatting dat je als zelf stuurder geboren wordt. Wat bij deze onderwijsvernieuwing is vergeten, is dat je leerlingen dat eerst moet leren. Leerlingen krijgen dat niet onder de knie met drie maanden studievaardig heden in de eerste klas. Daar moet je aandacht aan blijven besteden. Maar het is géén onzin. Zelfsturen moeten ze later als volwassene ook.”
‘Als je betekenisvol lesgeeft, houd je meer kinderen binnenboord’ Gaat op die manier geen kostbare onderwijstijd verloren? “Soms is het inefficiënt om leerlingen dingen zelf te laten uitzoeken, maar er zijn redenen om dat toch te doen.
Ontdekken en problemen oplossen, is heel motiverend. Dat kost tijd, maar het maakt wel dat de klik ontstaat en het kwartje valt. Daar zeg ik altijd bij: dat moet je niet doen om onderwijs leuk te maken. Leuk, daar is school niet voor. Dat is meegenomen. Het gaat om betekenisvol. Je ontkomt er bijvoorbeeld ook niet aan om leerlingen woordjes te laten leren, want je wilt dat leerlingen in Frankrijk een gesprek kunnen voeren; zoals je toonladders moet oefenen om viool te kunnen spelen. Maar laat leer lingen dan wel ervaren waaróm ze woordjes moeten stampen.” Past betekenisvol leren in het opbrengstgericht werken? “Ik vind dat een non-term. Wat mij betreft is onderwijs altíjd opbrengst gericht. We moeten het meer hebben over: Wat telt voor jou als opbrengst? Wat voor opbrengsten wil je? Diploma’s van leerlingen die zeggen: ‘ik vergeet toch wat ik geleerd heb’? Ik wil graag dat resultaten wat inhouden en dat het niet alleen om de scores gaat. Maar ik zie een kentering, we hebben het ergste alweer gehad. Het debat gaat nu weer meer over het belang van vorming, van een brede kijk op onderwijs.”
VO-magazine 6 / april · mei 2014
41
WIE WAT WAAR
WIE WERKT WAAR
AGENDA
TABOR COLLEGE
08-05, 13-05 en 15-05 B ijeenkomsten Steunpunt Opleidingsscholen Wie Schoolleiders en bestuurders Waar Amsterdam, Nijmegen en Breda
Hoorn
Erica van Langen is benoemd tot rector van het Tabor College Oscar Romero. Zij volgt Lex Veldhuizen op. Hiervoor was Van Langen plaatsvervangend rector van het Tabor College Werenfridus.
Dordrecht
15-05 Bijeenkomst regio 6: LOB is een visie Wie Schoolleiders en decanen Waar Leende
De Alblasserdamse burgemeester Bert Blase wordt voorzitter van het Johan de Witt Gymnasium in Dordrecht. Hij volgt gedeputeerde Govert Veldhuijzen op. Blase was in het verleden onder meer directeur onderwijs en welzijn bij de gemeente Dordrecht.
22-05 Congres Onderwijs & sociale media Wie Schoolleiders en bestuurders Waar Amsterdam
JOHAN DE WITT GYMNASIUM
ESDAL COLLEGE Emmen
Het Esdal College heeft een nieuwe directeur/bestuurder: Matthias Kooistra (48). Kooistra zit al drie jaar in de kerndirectie van de school en was daarmee de tweede man achter Johan van der Veen. Kooistra is bedrijfskundige. Tussen 2001 en 2010 was hij directeur bedrijfsvoering op het ROC Alfa-college.
EEMSDELTACOLLEGE
26-05 Dag van het Onderwijsbestuur Wie Bestuurders in het vo Waar Nieuwegein 27-05 en 03-06 Regiobijeenkomsten schoolleidersregister (VO-academie) Wie T eamleiders, schoolleiders en
bestuurders
Delfzijl/Appingedam
Waar Breda en Amsterdam
Hans van der Molen (61), rector van het Reitdiep College in Groningen, wordt de nieuwe rector van het Eemsdeltacollege in Delfzijl/Appingedam. Hij begint 1 mei in zijn nieuwe functie. Van der Molen volgt Jan Steenmeijer op. Van der Molen begon zijn carrière als docent Nederlands en was onder meer schoolleider, hij zat in de landelijke taakgroep vernieuwing basisvorming en was projectleider onderbouw voortgezet onderwijs.
05-06 Algemene Ledenvergadering (ALV) Wie Leden VO-raad Waar Utrecht
OMO SG TONGERLO Norbertuscollege, Roosendaal
Het Norbertuscollege in Roosendaal krijgt een nieuwe directeur. Marieke van den Hurk volgt het komende schooljaar Johan van Oosterhout op. Van Oosthout gaat met pensioen. Van den Hurk is nu binnen Fontys werkzaam bij de dienst onderwijs en onderzoek als manager bedrijfsvoering.
42
Colofon VO-magazine is een uitgave van de
Koos Roos en Eva van Teeseling.
Druk Roto Smeets GrafiServices, Utrecht
VO‑raad, de sectororganisatie van het voortgezet
Redactieadres VO-raad, Postbus 8282,
Advertenties Uitgeverij Recent Amsterdam,
onderwijs. VO‑magazine verschijnt 7 keer per jaar
3503 RG UTRECHT, T 030 232 48 00,
T 020 330 89 98 (Ray Aronds), www.recent.nl.
in een oplage van 4.500 exemplaren.
[email protected], www.vo-raad.nl.
Issn 1873-1163
Redactie Cindy Curré, Ingrid Janssen, Suzanne
Fotografie Josje Deekens (ook voorpagina),
Abonnementen Besturen en de daarbij horende
Visser (eindredactie), Linda Zeegers. Medewerkers:
iStockphoto, Dirk Kreijkamp, Rogier Veldman,
scholen, die lid zijn van de VO-raad ontvangen het
Hendrik-Jan van Arenthals, Truus Groenewegen,
Willem Jan Ritman
VO-magazine gratis. Een abonnement kost € 75,-
Hanneke van der Linden, Emmanuel Naaijkens,
Illustratie Ad Kolkman
per jaar. Beëindiging van het abonnement dient
Marijke Nijboer, Carolien Nout, Martijn Laman,
Ontwerp OSAGE / communicatie en ontwerp, Utrecht
schriftelijk te geschieden voor 1 juli.
VO-magazine 6 / april · mei 2014
ADVERTENTIE
De kracht van kennis. Strategische dienstverlener voor kennisintensieve organisaties “Kwaliteitsaudits zijn altijd maatwerk en u bepaalt op welke indicatoren de focus moet liggen.” Rianne Versluis, senior adviseur Hobéon
Voor governance, onderwijskwaliteit, duurzaamheid en certificering van auditoren in het onderwijs. Lange Voorhout 14
2514 ED Den Haag
Schoolleider en docent bundelen krachten via combimaster De Master Professioneel Meesterschap (voor docenten) & Master Integraal Leiderschap (voor leidinggevenden) zijn ieder afzonderlijk als ook gecombineerd te volgen. Zie voor informatiebijeenkomsten en brochures onze website. www.centrumvoornascholing.nl/combi
093-213 adv VO Magazine B179,5x131.indd 1
T: (070) 306 68 00
E: www.hobeon.nl
Wij gaan verder met onderwijs. U ook? “In managementteams denk je vaak na op strategisch of conceptueel niveau. Als docent zit je vaak veel meer op operationeel niveau. Door samen deze master te volgen en met elkaars bril naar dezelfde context te kijken, kunnen we betere oplossingen bedenken.”
19-03-14 15:47
ADVERTENTIE
Nieuwe instructievideo’s met trucs voor de Gezonde Schoolkantine
Geef leerlingen een duwtje naar een gezond eetpatroon! Ondertussen weten we steeds meer over hoe mensen keuzes maken en daar kun je ook in de Gezonde Schoolkantine handig gebruik van maken. Met wat slimme aanpassingen in de kantine kiezen jongeren bijna vanzelf gezonder.
Hoe doe je dat? Dat laat expert gedragsbeïnvloeding Hanneke de Bruin goed zien in twee nieuwe video’s die we hebben ontwikkeld. Ze laat zien hoe je jongeren verleidt om gezonde producten te kopen met aantrekkelijke aanbiedingen. Bijvoorbeeld door een combi-actie te maken met een flesje water. Ook de inrichting van het buffet of de balie komt aan bod. Eén van de tips van De Bruin is om het fruit vooral vooraan te zetten, zodat het voor het grijpen ligt. Een mooie aankleding doet de rest. Zo zie je maar, jongeren verleiden tot gezonde keuzes is vaak makkelijker dan je denkt!
Bekijk de video’s en meer praktische tips op www.voedingscentrum.nl/duwtje
Meer weten?
Kijk voor meer informatie op www.voedingscentrum.nl/gezondeschoolkantine of neem contact op met de Schoolkantine Brigade.
Mail:
[email protected] Twitter: @GezondeBrigade