Magazine voor voortgezet onderwijs / juni 2014 / jaargang 8
MAGAZINE 7 k Ton Roelofs (PENTA College): ‘We zitten op zo veel talent’ k Tóch nog een diploma dankzij Sprint k Huisvesting: molensteen of kans? k Monique Vogelzang (inspectie): stimuleren, niet afrekenen
IN DIT NUMMER
MONITOR GOED BESTUUR
BIG HISTORY
LAATSTE KANS
In september verschijnt het nieuwe monitoronderzoek naar de na leving van de Code Goed Bestuur. De strekking: goed bestuur gaat verder dan de ‘letter van de wet’.
Met reuzenstappen door miljarden jaren geschiedenis: ervaringen op het Roland Holst College in Hilversum bewijzen dat het nieuwe vak Big History appelleert aan de nieuwsgierig heid van leerlingen.
De eenjarige Sprint-opleiding aan het Werkman College in Groningen helpt vertraagden, afstromers en uitvallers toch nog op weg naar het felbegeerde diploma.
12
16
TON ROELOFS Echt lesgeven leer je pas als je op een school gaat werken, vindt de plaats vervangend directeur en directeur onderwijs van PENTA College CSG. Daarom biedt PENTA opleidingsplekken aan ruim honderd aankomende docenten, en spelen scholing en bijscholing een grote rol in het personeels beleid. Want het is jammer als scholen zich talenten laten ontglippen.
8
2
VO-magazine 7 / juni 2014
24
VOORWOORD SECTORAKKOORD Het sectorakkoord en de VO-agenda 20142020 geven samen een beeld van hoe de vo‑sector er de komende jaren uit zal zien. Wat zijn de belangrijkste punten?
30
ONDER DE PANNEN Huisvesting doe je er niet ‘zomaar even bij’. Maar met de juiste mensen en de juiste keuzes hoeft dit dossier scholen en besturen echt niet als een steen op de maag te liggen.
32
IN CONTROL Financieel leiderschap gaat verder dan op de centen letten. De Stichting Willem van Oranje liet zich inspireren door een leergang bij de VO-academie.
38
STIMULEREND TOEZICHT Nergens in het inspectietoezicht gaat het om afrekenen, stelt de nieuwe hoofdinspecteur Monique Vogelzang. ‘Wij willen een professioneel gesprek.’
40
EN VERDER 4 Kort 5 Inspiratie 20 VO in debat 22 VO in beeld 27 Veelgestelde vragen 28 De werkgever: de nieuwe cao 37 Column Hendrik-Jan van Arenthals 42 Wie werkt waar / Agenda / Colofon
PAUL ROSENMÖLLER / VOORZITTER DE LAATSTE LOODJES Traditioneel zijn de laatste weken voor de zomervakantie druk op school. Er wordt veel van u en uw collega’s gevraagd. U zult druk zijn met de toepassing van de, door alle bonden gesteunde, nieuwe cao. Het zal veel van uw creativiteit en flexibiliteit vragen om een omvangrijke aanpassing van de cao in zo’n kort tijds bestek in te voeren. Velen van u hebben mij dat duidelijk gemaakt en dat begrijp ik. Toch vraag ik u alles op alles te zetten om dit zo goed mogelijk te doen. En dan is er het sectorakkoord, met ambities die we zichtbaar willen laten landen in de school. Sterker: in de klas. Dat kan alleen als er onder alle professionals steun is voor de keuzes die worden gemaakt. Als zowel docenten als schoolleiders en bestuur ders de afspraken uit het sectorakkoord als een kans zien om het onderwijs verder te verbeteren. Papier is geduldig, maar ik heb zelf eigenlijk een gezonde mate van ongeduld om de daad bij het woord te voegen. Dat doen we als VO-raad door u te helpen uw ambities en keuzes te realiseren. Want de school is de plek waar moet het gebeuren, daar zitten de leerlingen die uitdagend onderwijs verdienen dat inspeelt op hun talenten. Ik vraag u daarom een begin te maken de hele schoolorganisatie vertrouwd te maken met de belangrijkste onderdelen van het sectorakkoord. En dan is er nog het Passend Onderwijs. De afgelopen maanden is tot twee keer toe onderzocht in hoeverre ouders en docenten op de hoogte zijn. Daar is nog werk te verrichten. Dat een kwart van de ouders van kinderen die nu een rugzakje hebben zich onvoldoende geïnformeerd voelen, moeten wij ons aantrekken. Al onze samenwerkingsverbanden hebben op tijd hun onder steuningsplannen ingeleverd. Daarmee laten wij zien dat wij van Passend Onderwijs echt werk maken. Maar om de invoering goed te laten verlopen, dienen ouders te weten waar ze aan toe zijn. Dus vraag ik u ook hier voldoende aandacht aan te geven. Ik realiseer me dat ik veel van u vraag. Er is dan ook veel te doen, maar voor de zomer kunnen we nog flinke stappen zetten. En in de zomer zal ik u niks meer vragen. Dan is het tijd voor ontspanning. Alvast een hele fijne vakantie!
VO-magazine 7 / juni 2014
3
KORT
k KIJK VOOR HET LAATSTE NIEUWS OP WWW.VO-RAAD.NL
CAO VO 2014-2015 DEFINITIEF De VO-raad en de vakbonden AOb, CNV Onderwijs, FvOv en Abvakabo hebben een definitief akkoord bereikt over de CAO VO 20142015. De achterbannen van de AOb en FvOv stemden – net als de leden van de VO-raad – direct in met het op 15 april jl. gesloten onderhandelaars akkoord. CNV Onderwijs en Abvakabo hadden echter moeite met de overgangsregeling van de seniorenregeling voor het onderwijsondersteunend personeel (OOP). Na aanpassing van deze regeling is CNV Onderwijs alsnog akkoord gegaan. Op 3 juni maakte ook Abvakabo bekend dat ze instemt met de CAO VO. De CAO VO 2014-2015 zal dus door alle partijen ondertekend worden. De nieuwe CAO VO gaat in per 1 augustus 2014 en heeft een looptijd van een jaar. Het is de verwachting dat de definitieve cao-teksten voor de zomervakantie beschikbaar komen. Zie ook het dossier cao-vo op www.vo-raad.nl en het artikel over de nieuwe cao op pagina 28-29 van dit magazine.
WET WERK EN ZEKERHEID DOOR EERSTE KAMER De Eerste Kamer heeft op 10 juni ingestemd met het wetsvoorstel Werk en Zekerheid (WWZ). De WWZ heeft grote gevolgen voor het arbeidsrecht in Nederland, ook in de sector onderwijs. In de nieuwe CAO VO 2014-2015 is daarom door sociale partners afgesproken dat een werkgroep zal worden ingesteld die in kaart moet brengen welke gevolgen de wet heeft voor de CAO VO en de rechtsbescherming van het personeel. Zie ook het dossier sociale zekerheid op www.vo-raad.nl
4
VO-magazine 7 / juni 2014
VO-AGENDA 2014-2020 BESCHIKBAAR Tijdens de ALV van 5 juni is de VO-agenda 20142020 aan de leden van de VO-raad aangeboden. Hierin worden de vijf ambities beschreven die de vo-sector heeft geformuleerd voor de komende jaren, gekoppeld aan de afspraken uit het sector akkoord VO. Per ambitie wordt aangegeven welke afspraken in het sectorakkoord bijdragen aan het (deels) realiseren ervan, wat daarbij de rol van de overheid is, wat de VO-raad doet en wat scholen zelf kunnen doen. Het document maakt niet alleen inzichtelijk wat ieders rol is, maar is ook bedoeld om het gesprek in de school te faciliteren. De afspraken in het sectorakkoord worden de komende tijd verder uitgewerkt en geconcretiseerd. Ook wordt in de komende maanden duidelijk hoe de ondersteuning en monitoring eruit komt te zien. Deze informatie wordt gebundeld en toegankelijk gemaakt via klaarvoordetoekomstvo.nl, zodat schoolleiders, bestuurders en docenten er op schoolniveau mee aan de slag kunnen. Via deze website kunt u ook de online versie van de VO‑agenda 2014-2020 lezen. U kunt daarnaast de papieren versie van de VO-agenda 2014-2020 bestellen. Zie ook het dossier sectorakkoord VO op www.vo-raad.nl en het artikel op pagina 30-31 van dit magazine.
MIJN INSPIRATIE
SCHOOLVO.NL WORDT SCHOLENOPDEKAART.NL Op 9 oktober 2014 wordt een vernieuwd Vensters VO gelanceerd en gaat de website schoolvo.nl op in scholenopdekaart.nl. Op deze website zijn dan de SchoolVensters van alle basis- en middelbare scholen te vinden. Met het overgaan van schoolvo.nl naar scholenopdekaart.nl verandert er ook wat aan de achterkant. Op dit moment vult u uw SchoolVenster via het beheer venster mijn.schoolvo.nl. Dit wordt mijn.vensters.nl. Alle informatie uit mijn.schoolvo.nl wordt op 28 augustus automatisch overgezet. Vanaf 1 september kunt u de informatie over uw school dan in mijn.vensters.nl bekijken, aanvullen en publiceren op scholenopdekaart.nl. Uw inlogcode blijf hetzelfde. Schoolinfo heeft de belangrijkste data en gebeurtenissen vanaf heden tot 9 oktober in een schema gezet. Meer informatie over (de vernieuwing van) Vensters VO vindt u op de website van Vensters. U kunt daarnaast alvast een kijkje nemen op de website scholenopdekaart.nl. Deze website bevat nu nog alleen informatie over po‑scholen. Zie ook het dossier Vensters VO op www.vo-raad.nl en www.venstersvo.nl
Natuurlijk streef je naar goede resultaten. Maar een inspiratiebron kan je net die extra zet geven om er écht iets moois van te maken. Door wie laten schoolleiders en -bestuurders zich inspireren? In deze aflevering: Paul Scharff, rector van het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam.
‘EEN ECHT GOEDE LES ZIEN: DAT GEEFT MIJ ENERGIE’ “Ik ben nu twintig jaar rector op vier achtereenvolgende scholen, en heb denk ik wel zo’n vijfhonderd lessen bij gewoond. Het vak van docent is zo ingewikkeld en zwaar dat je op zich tevreden moet zijn als docenten een goede les geven. Maar vorige week zag ik weer eens een écht goede les, waarbij het de docent honderd procent lukte om de kinderen enthousiast en leergierig te krijgen. Je zag een vonk over schieten. Dan denk ik: wat is het toch een prachtig vak. Zo’n ervaring geeft mij de energie om hard te blijven werken om het onderwijs op mijn school nog beter te krijgen. Na bijna veertig jaar in het onderwijs weet ik: een goede docent zijn is uitermate ingewikkeld. De randvoorwaarden zijn erbar melijk: korte lestijd, grote klassen, kleine lokalen, te veel lessen, je moet het elke keer maar weer presteren. Des te meer geniet ik van een les waarbij alles klopt: de docent heeft een goed verhaal, de kinderen zijn geboeid, ze leren, er worden eisen gesteld, het niveau is in orde en er wordt ruimte gegeven. We proberen goed leraarschap tegenwoordig te vangen in competentieprofielen, met talloze indicatoren. Dat is een aardig hulpmiddel om de techniek van het lesgeven bij te schaven, maar laten we vooral beseffen dat het de persoon is die verschil maakt. Een volgens de lijstjes adequate les kan bedroevend zijn, en een docent die zondigt tegen de regeltjes kan een fantastische docent blijken. Bij de inspiratie van anderen gaat het om je authenticiteit, en die is gelukkig niet te vangen in profielen. Als ik een echt goede les gezien heb gezien, weet ik weer dat we vooral moeten blijven investeren in de persoon van de docent. Dat betaalt immers dubbel en dwars uit.”
VO-magazine 7 / juni 2014
5
KORT
1 MINUUTJE
Eind mei ontving docent Per-Ivar Kloen van De Populier in Den Haag de eervolle vermelding ‘Onderwijspionier van het jaar 2014’. Hij kreeg de prijs voor de FABklas, waarin de nieuwsgierigheid van leerlingen leidend is. Zijn leerlingen spelen als jonge kinderen, maar dan met 3D-printers en microprocessoren. Gefeliciteerd met de prijs! Ben je verbaasd dat je hebt gewonnen? “Nou, ik had wel het idee dat ik bij de laatste tien zou zitten, maar we zaten daar met allemaal mooie onderwijsmensen samen en ik vond veel projecten goed. Zo was er iemand die taal en rekenen geeft aan uitvallers van het mbo in de Bijlmer. Zo goed dat hij zich daarvoor inzet! Ik ben trots dat ik heb gewonnen te midden van al die mooie projecten. De jury waardeerde de frisse kijk op onderwijs en leren van de FABklas. De achttien leerlingen die zich dit jaar hebben opgegeven komen uit mavo 2 tot en met vwo 6. Met de FABklas doorbreken we dus traditionele leerjaren en niveaus.” Waarom ben je docent van de FABklas? “Al jaren knutsel ik met een groepje in dezelfde setting als die van de FABklas. We maken alles wat we leuk vinden en dat lukt vaak boven verwachting. Gewoon, voor onszelf. Ik heb daarvan zoveel geleerd. Dat was de kiem bij mij.” Wat zijn je plannen voor het volgend schooljaar? “Ik gun echt iedereen zo’n mooie manier van leren en lesgeven en het plezier dat je eruit haalt, en ik hoop dat veel mensen in het vo-onderwijs zullen kijken naar ons initiatief. Wij willen zelf komend jaar de FABklas eerst binnen Lucas Onderwijs verder uitbouwen, en hebben het plan om een klas te starten met docenten in plaats van leerlingen. Collega’s als leerlingen dus! En natuurlijk willen we komend jaar ook weer een FABklas doen met leerlingen. Zij zijn echt wildenthousiast. Maar eerst ga ik van de 500 euro prijzengeld lekker uit eten met de leerlingen. Zij zijn de sterren, niet ik!”
6
VO-magazine 7 / juni 2014
LEERLINGEN KRITISCH OVER NUT LESSEN Net als in 2012 geven scholieren hun school gemiddeld een 6,9 als rapportcijfer. Ze zijn vooral kritisch over de motivatie van docenten en het nut van de lessen. Dat blijkt uit de LAKS-monitor 2014. Scholieren zijn over het algemeen erg te spreken over hun docenten: hun vakkennis is op orde, ze gaan goed om met hun leerlingen en zijn bereikbaar voor vragen. Vwo’ers zijn het meest te spreken over hun school en geven gemiddeld een 7. Havisten geven gemiddeld een 6,6 en vmbo’ers een 6,2. Zie ook het dossier vmbo op www.vo-raad.nl en www.laks-monitor.nl
WAARUIT BESTAAT DE 369 MILJOEN? In de communicatie rondom het sector akkoord wordt gesproken over een investering van 369 miljoen euro in het vo. De VO-raad heeft de afgelopen weken meerdere vragen ontvangen over hoe dit bedrag precies is opgebouwd. Het uitgebreide antwoord leest u in het dossier bekostiging op www.vo-raad.nl
VO-RAAD GAAT VERHUIZEN
BEPERKTE KEUZE ANTI-PESTMETHODEN
Deze zomer verhuist de VO-raad naar de Aidadreef 4 in Utrecht. Met ingang van 21 juli zal de VO-raad daar samen met de PO-Raad, Schoolinfo en VO-content in één pand komen. Het nieuwe pand ligt aan het NS-station Utrecht Overvecht en is met zowel het openbaar vervoer als de auto goed te bereiken. Het postadres en telefoonnummer blijven hetzelfde.
Een commissie heeft 6 anti-pestprogramma’s geselecteerd voor het vo, waarvan scholen er één moeten gaan gebruiken. De VO-raad benadrukt dat deze verplichting niet bijdraagt aan het tegengaan van pesten.
REGIE OP ONTWIKKELING LEERMIDDELEN De PO-Raad en VO-raad nemen de regie om namens het primair en voortgezet onderwijs de vraag naar en de ontwikkeling van leer middelen (digitaal en folio) in goede banen te leiden. Leidraad hierbij is het Programma van Eisen (PvE) dat de sectorraden hebben opgesteld. In dit PvE hebben zij de eisen en wensen van het scholenveld geformuleerd als het gaat om modern en flexibel inzetbaar les materiaal dat helpt om leerlingen meer op maat te bedienen. Educatieve uitgevers, aan wie het PvE zal worden aangeboden, kunnen op basis daarvan meer gericht lesmateriaal ontwikkelen. Het PvE is de uitwerking van het Visiedocument Leermaterialen keten VO dat op 30 mei 2013 door de ALV van de VO-raad is goedgekeurd. De PO-Raad en VO-raad zullen op basis van het PvE de komende tijd met de uitgeverijen en andere marktpartijen in gesprek gaan. In het Algemeen Overleg (AO) over onderwijs en digitalisering van 11 juni jl. benadrukten minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker nogmaals dat ze de verdere invoering van digitale leermiddelen in het onderwijs willen bevorderen. Zie ook het dossier leermiddelen op www.vo-raad.nl, voor onder meer de Q&A over het PvE
Zie ook het dossier pesten op www.vo-raad.nl FACULTATIEVE MAS In de Eerste Kamer is er een meerderheid voor het afschaffen van de verplichte maatschappe lijke stage (MaS).
Zie ook het dossier vmbo op www.vo-raad.nl TEGENVALLENDE KRIMPBRIEF Staatssecretaris Dekker stuurde onlangs de langverwachte uitwerkingsbrief over krimp in po en vo naar de Tweede Kamer. Hierin kondigt hij maatregelen aan die het voor scholen makke lijker maken samen te werken. De versoepeling van de fusietoets valt echter tegen.
Zie ook het dossier krimp en ontgroening op www.vo-raad.nl
MELD U AAN! Wilt u op de hoogte blijven van het laatste nieuws in het vo? Meld u dan nu aan voor onze digitale nieuwsbrief! Ga naar www.vo-raad.nl voor het aanmeldformulier.
VO-magazine 7 / juni 2014
7
INTERVIEW
TON ROELOFS, PENTA COLLEGE CSG:
‘LEREN LESGEVEN IS JEZELF ONTDEKKEN’ 8
VO-magazine 7 / juni 2014
In de visie van Ton Roelofs van PENTA College CSG zijn scholing en bijscholing inherent aan goed personeelbeleid. Daarom biedt PENTA opleidingsplekken aan ruim honderd aankomende docenten, en spelen scholing en bijscholing een grote rol in het personeelsbeleid. “We geven er meer dan gemiddeld aan uit.” Tekst: Hanneke van der Linden / Fotografie: Josje Deekens
PENTA College CSG is een brede scholengemeenschap met zeven vestigingen in de regio Voorne-Putten, Rozenburg en Hoogvliet. Opleiden en bijscholing vormen een belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering. Er zijn ruim honderd opleidingsplekken beschikbaar voor aankomende docenten en de interne PENTA Academie bedient zestig à honderd docenten per jaar met cursussen en workshops over pedagogische ont wikkeling en kwaliteitszorgverbetering. Ton Roelofs is plaatsvervangend algemeen directeur en directeur onderwijs van PENTA. Dat een leraar zich schoolt en blijft scholen in kennis en vaardigheden, is de eerste pijler onder zijn visie op personeelsbeleid. Waarom is een opleidingsschool zo belangrijk voor de kwaliteit van het onderwijs? Schieten de bestaande lerarenopleidingen tekort?
“Nee, er is een kennisbasis op de tweedegraads leraren opleiding en die kennisbasis voldoet. Opleidingsscholen daarentegen zijn meer gericht op de ontwikkeling van de student als professional, omdat aankomende leraren hier leren de opgedane kennis toe te passen in de beroeps praktijk. Studenten leren veel op de opleiding, maar ik vind lesgeven ook echt een ambacht. En dat hangt van de persoon af. Leren lesgeven is leren jezelf ontdekken. Leerprocessen kun je wel sturen vanuit je persoonlijke leerervaring, maar dan ben je er nog niet. Een docent moet zich bewust worden van hoe het leren werkt en dat leert iemand door het in de praktijk te doen. Opleiden in de school is er om studenten zo veel mogelijk in de positie te plaatsen dat zij zien dat het overbrengen en het laten leren met eigen identiteit ontwikkeling te maken heeft. Lesgeven is een beroep dat je pas echt leert als je ergens gaat werken.
‘Lesgeven is een beroep dat je pas echt leert als je ergens gaat werken’ Startende leraren worden nu dankzij de cao meer ontzien, maar de opleiding van docenten gaat altijd door. En als een opleidingschool als de onze samen met lerarenopleidingen startende leraren coacht door middel
van begeleiders op school, en als de diverse vakgroepen bijdragen aan het opleiden binnen de school, dan wordt het opleiden als ‘natuurlijk’ ervaren. Dat doorbreekt de wij-zij-cultuur tussen lerarenopleidingen en het beroepenveld. Niet dat er animositeit heerst, maar er zijn verschillende belangen. Ten eerste is daar de bekostiging. Als opleidingsscholen voor veertig procent verantwoordelijk zijn voor de opleiding van leraren, ver wachten we evenredige bekostiging. Nu krijgen we dat deels terug door een vergoedingsregeling. Ten tweede is er de zeggenschap over het curriculum: wat doe je en wat vind je belangrijk? Het is lastig om invloed uit te oefenen op het curriculum van de lerarenopleidingen. Daarom is het prettig dat we met het Steunpunt Opleidingsscholen de samenwerking op een positieve manier kunnen stimuleren. Vanuit de themacommissie Professionalisering van docenten van de VO-raad ben ik ook betrokken geweest bij de subsidieaanvraag voor het steunpunt en bij het sectorakkoord met betrekking tot opleidingsscholen.” Wat is het verschil tussen een opleidings- en een stageplek?
“Een opleidingsschool is partner in de vorming van aankomende docenten. Stages hebben een heel andere dimensie, dan gaat het om een leerplek inclusief begeleiding vanuit de lerarenopleiding. Ik merk dat een stage te vrijblijvend kan zijn. Veelal is het een eerste kennismaking met lesgeven en weten de studenten nog niet of het echt iets voor hen is. De uitblinkers daar gelaten, is het contact met de studenten kort en vluchtig. Bij opleiden hoort dat de aankomende docent verant woordelijkheid neemt voor de resultaten; de perceptie is anders. We zijn als opleidingsschool zelf ook in ontwik keling. Nu geven we vanaf het derde jaar studenten meer verantwoordelijkheid, terwijl dat eerst al na twee jaar was. Ze dragen werkelijk verantwoordelijkheid voor het verzorgen van lessen; stagiairs hoeven die verantwoorde lijkheid niet te dragen.” Is er veel belangstelling voor de opleidingsplaatsen?
“PENTA heeft ruim boven de honderd opleidingsplaatsen en daar komen studenten vanuit verschillende
VO-magazine 7 / juni 2014
9
INTERVIEW
‘We zijn niet kinderachtig als het om scholingsbeleid gaat’
opleidingsroutes op af. Wij bieden opleidingsplaatsen met een duur die uiteenloopt van een tot vier jaar. Goede studenten bieden we als het mogelijk is, een opleidings plek met perspectief op een vast dienstverband aan. De aantrekkelijkheid van opleiden in de school is nog steeds groot; voor vakken zoals geschiedenis en maat schappijleer zijn er meer studenten dan opleidings plaatsen. Wel zijn er ook vakken waarbij het aanbod van studenten structureel achterblijft.
‘Een opleidingsschool is partner in de vorming van aankomende docenten’ We zitten op zo veel talent! Er zijn zo veel leerlingen die in het in zich hebben om een goede leraar te worden en wat gebeurt er? Het vo laat ze gaan. Ze halen hier hun diploma voortgezet onderwijs en ze worden door andere sectoren opgepakt. Laten we als sector zelf investeren in die leerlingen door het perspectief te openen dat leraar een mooi beroep is. Er verandert veel in de wereld, maar ik ben er nog steeds van overtuigd dat de kwaliteit van leraren afhangt van de vraag of ze voldoende zijn opge leid en hun kennis onderhouden. Vandaar dat het hele thema van opleiden binnen de school niet op zichzelf staat. Het moet in verbinding staan met het totale beleid voor human resource development (HRD) van de school, want zonder strategisch personeelsbeleid krijgen scholen het lastig. Denk alleen al aan de oplopende gemiddelde leeftijd van leraren in het voortgezet onderwijs.” Op veel scholen vertrekken jonge leraren vanwege betere arbeidsperspectieven elders of omdat ze vanwege bezuinigingen weg moeten. Hoe houdt u de jonge en getalenteerde leraren binnen de school?
“In elk geval niet door de deur dicht te gooien en te denken ‘binnen is binnen’. Dat werkt verstikkend. Ik weet dat er scholen bestaan die denken dat ze beter niet in de scholing van jonge docenten kunnen investeren vanwege het kapitaalverlies als ze daarna snel vertrekken. Maar ik hoop toch niet dat je het nalaat om mensen bij te scholen, alleen maar om ze langer bij je te houden? We moeten in het onderwijs accepteren dat we deel uitmaken van een brede arbeidsmarkt en dat we de aantrekkelijkheid moeten halen uit de mogelijkheden die het onderwijs als werkgever te bieden heeft. Er gaat een enorme stimulans van uit als leraren met elkaar over beroepsontwikkeling kunnen spreken. Veel jonge docen ten binnen en buiten PENTA zijn buiten de contouren van de school bezig met de ontwikkeling van hun vak. Kijk naar sociale media en internetfora zoals Leerkracht.
10
VO-magazine 7 / juni 2014
nl en Leraren met Lef. Deuren moet je niet dichthouden; je moet de school zo aantrekkelijk maken dat jonge leraren door jouw deur naar binnen komen en willen blijven. Die deur moet open staan. Wij doen dat op PENTA onder andere door in de functio neringsgesprekken aan leraren te vragen hoe ze hun professionele ontwikkeling voor zich zien. Daarnaast probeert PENTA jonge docenten die vanwege bezuinigingen zouden moeten afvloeien niet te laten vertrekken; voor zover de financiële middelen het ons toestaan, gaan we boven de formatie. We zitten net als andere scholen op sommige van onze vestigingen met een lerarenkorps van gemiddeld boven de vijftig. Het gaat mij aan het hart als mede door de economische crisis jonge leerkrachten de school moeten verlaten. Dat is een van de grootste kapitaalverliezen die we nu in het Nederlandse onderwijs moeten lijden. Want binnen een jaar of twee hebben we die jonge leraren weer hard nodig en dan is het nog maar de vraag of we ze terug de sector in krijgen. Daarom probeer ik jonge leraren toch in dienst te houden en de oudere docenten daarmee te faciliteren; zij kunnen wat taken afstoten ten gunste van de jongeren. Bovendien kan de oudere generatie zo haar routine, deskundigheid en kennis op de jongere generatie overbrengen. Ik ben bijvoorbeeld bezig om te kijken of oudere docenten kunnen optreden als coach van jongere leraren. Want bij een massale vervanging van oud door jong merk je hoe dan ook kwaliteitverlies. Als scholen niet tijdig op deze ontwikkeling reageren, duikelt de onderwijskwaliteit omlaag. Strategisch HRD-beleid bestaat mede uit het goed in kaart brengen van de leeftijdsopbouw van het onderwijzend personeel.” PENTA is niet alleen opleidingsschool, maar heeft ook in eigen huis een na- en bijscholings programm a, de PENTA Academie. Vanuit welke behoefte is deze opgezet?
“De PENTA Academie bestaat nu vier jaar en is ontstaan vanuit de visie dat het eigenaarschap over de professiona lisering bij de docenten berust. Ook was er behoefte om de scholing naar de docenten toe te brengen. We willen meer grip hebben op de aangeboden na- en bijscholing en niet afhankelijk zijn van onderwijsdienstverleners. Het is nodig dat een leraar zichzelf bijschoolt, ook gezien de registratie in het Lerarenregister. Maar wat is het civiel effect? Voldoet de scholing aan de eisen die we stellen? We hebben de PENTA Academie zelf opgezet en zien erop toe dat het aanbod voldoet aan de kwaliteitsnormen. Zo is de training competentiegericht beoordelen in samen werking met een oud-onderwijsinspecteur ontwikkeld en laten we de trainingen kwaliteitszorg door onze eigen docent verzorgen. Ook hebben we deels zelf onze team
CV TON ROELOFS Geboren
Rotterdam, 26 maart 1955
Opleiding
octoraal Economie, Erasmus D Universiteit, opleiding bankier (NIBE)
Loopbaan 1977 – 1979 AMRO bank NV, Rotterdam en Amsterdam 1980 – 1983 Docent economie vo, Schoonhoven 1982 – 1983 Docent economie, Nederlands Wetenschappelijk Instituut voor Toerisme, Breda (parttime) 1983 – 1985 Docent economie, Vrije Leergangen/ VU, Amsterdam 1984 – 1987 Docent en studieleider economie, Vrije Leergangen/MO, Dordrecht Docent MO maatschappijleer, Nutsacademie Rotterdam en de Haagse Leergangen (parttime) 1987 – 1993 Directeur heao, Hogeschool Holland, Diemen 1993 – 1996 Directeur deeltijd-lerarenopleiding, Hogeschool Holland, Dordrecht 1996 – 1999 Directeur opleiding facilitaire dienstverlening, Hogeschool Holland, Diemen 1999 – heden Algemene directie, plaats vervangend algemeen directeur PENTA college CSG, Spijkenisse (docentfuncties gecombineerd tot 1999) 2002 – heden Diverse nevenfuncties rond het thema HRD (o.a. VO-raad en VOION) Ton Roelofs is getrouwd en heeft een dochter.
leiders getraind in het voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken. Zestig tot honderd leraren maken structureel gebruik van de PENTA Academie. Dat kan gebeuren op vrijwillige basis; scholing volgen is een eigen verantwoordelijkheid van de docent. Iedere leraar moet werken aan zijn bekwaamheidsdossier en de PENTA Academie is zo relevant dat het merkwaardig zou zijn als docenten daar niet aan meedoen. Maar het kan ook voortkomen uit een afspraak tussen directie en docent naar aanleiding van een functioneringsgesprek waarin ontwikkelings punten ter verbetering zijn doorgenomen. Wil een docent een training volgen buiten de PENTA Academie om, dan is er een gesprek over mogelijk, want we zijn niet kinderachtig als het om scholingsbeleid gaat. Docenten hebben zelf behoorlijk veel invloed op het scholingsprogramma van de PENTA Academie. Als zij een trainer bijvoorbeeld niet positief beoordelen, dan is er weinig geduld met die trainer: we willen relevante en ter zake doende trainingen.” Voldoet de PENTA Academie aan de verwachtingen?
“De kwaliteit van een docent hangt ervan af of de docent voldoende is opgeleid en zijn kennis onderhoudt. En de kwaliteit van de school wordt weer bepaald door al het onderwijzend en niet-onderwijzend personeel. Zo kom je uit bij het belang van goed onderwijs, waar we met zijn allen naartoe willen. Dat staat inmiddels goed op de kaart en landelijk gezien zijn we goed op weg. Maar het kan altijd nog beter en daarom hebben we de PENTA Academie.
‘We zitten op zo veel talent!’ We bieden de infrastructuur en faciliteren op diverse dagen trainingen tussen 16.00 en 20.00 uur, inclusief diner. Dat biedt ook kans tot interactie tussen afdelingen, vestigingen en vakgroepen, zodat mensen met elkaar kennis delen en niet altijd zelf het wiel hoeven uit te vinden. Dat wordt gewaardeerd, want evaluatie onder docenten toont aan dat zij de PENTA Academie over wegend als platform voor en door docenten zien.”
STEUNPUNT OPLEIDINGSSCHOLEN Steunpunt Opleidingsscholen ondersteunt (academische) opleidingsscholen – als samen werkingsverband van schoolbesturen, scholen en lerarenopleidingen – bij het versterken van onderlinge samenwerking en kennisuitwisseling. Voor vragen en meer informatie over Steunpunt Opleidingsscholen kunt u terecht op www.steunpuntopleidingsscholen.nl
VO-magazine 7 / juni 2014
11
BIJPRATEN
Commissie Code Goed Bestuur rapporteert
ALLES DRAAIT OM GEDRAG EN CULTUUR In september verschijnt het nieuwe rapport van de Commissie Code Goed Bestuur, waaraan veel bestuurders en toezichthouders hebben meegewerkt. “Het gaat de komende jaren om de softe kant van bestuur. Misschien mag iets wel volgens de wet, maar je moet je afvragen of het ook fatsoenlijk is.” Tekst: Cindy Curré / Fotografie: Dirk Kreijkamp
“Een nieuw monitoronderzoek was noodzakelijk, omdat het vorige al uit 2010-2011 stamde. Maar belangrijker is dat dit onderzoek is uitgevoerd onder een compleet ander gesternte dan het vorige. Dit keer was er een enorme politieke en maatschappelijke druk op de vo‑sector om zich te verantwoorden.”
‘We kunnen heel veel vastleggen in regels, maar wie zegt dat die echt worden nageleefd?’
extern deskundige. Bij elke vergadering is ook Ton du Burck, directeur van de VTOI (Vereniging van Toezichthouders in Onderwijsinstellingen) aanwezig, die overigens niet in de commissie zitting heeft. De opdracht van de Commissie was zwaarder dan bij het eerste monitoronderzoek in 2011: “We doen deze keer niet alleen onderzoek en aanbevelingen naar de code, maar zijn ook gevraagd om in de breedte aanbevelingen te doen voor het versterken van de bestuurskracht.” Onderzoeksopzet
Lex van de Haterd is bestuursvoorzitter van het Meridiaan College en is al sinds de oprichting van de Commissie Code Goed Bestuur de voorzitter. “Diverse incidenten, die we allemaal kennen, hebben ervoor gezorgd dat we absoluut zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor goed bestuur. In de governancebrief uit april 2013 stelde Den Haag bijzonder duidelijk dat we anders meer regels kunnen verwachten die van bovenaf worden opgelegd.” Van de Haterd ervoer deze extra druk als ‘lastig en moeilijk’, maar ook ‘spannend’: “Het kost enorm veel tijd, maar het is wel goed om te merken dat je werk er echt toe doet.” De Commissie Code Goed Bestuur bestaat verder uit Sophie de Boer en Teunis Wagenaar en werd uitgebreid met Henk van der Esch en Bert de Weerd (op dit moment of tot voor kort allemaal bestuurders in het vo). Prof. dr. Edith Hooge, bijzonder hoogleraar onderwijs bestuur aan de Universiteit Tilburg werd toegevoegd als
12
VO-magazine 7 / juni 2014
Het monitoronderzoek van 2014 bestaat uit twee onderdelen: een kwantitatief gedeelte en een kwalitatief onderzoek. De vragenlijst van het kwantitatieve deel werd ingevuld door ongeveer 60 procent van de Nederlandse bestuurders in het vo; van de benaderde toezichthouders vulde 35 procent de vragenlijst in. “Voor een vrijwillig in te vullen enquête is dat hoog. Ik denk dat bestuurders zelf ook voelen dat het er nu toe doet”, verklaart Van de Haterd de respons. Het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek bestond uit dertig jaarverslaganalyses en tien gevalstudies. Voor dit gedeelte zijn bij elk bestuur een intern toezichthouder, bestuurder(s), schoolleiders, enkele docenten en leden van de medezeggenschapsraad ondervraagd. Van de Haterd: “Dit deel van het onderzoek is deze keer zwaar aangezet. We hebben bijvoorbeeld gekeken of in de jaarverslagen vermeld staat of schoolbesturen de code volgen en als ze dat niet doen, of ze uitleggen hoe dat
komt. Dat laatste gebeurt nog lang niet altijd.” De tien gevalstudies tot slot zijn door het onder zoeksteam volstrekt anoniem geselecteerd uit de ingevulde vragenlijsten. Ook de commissie weet niet welke schoolbesturen hiervoor zijn onderzocht. Vooraf aan het onderzoek werden in september 2013 vier ledenraadplegingen gehouden. Edith Hooge heeft als lid van de commissie technisch onderzoek verricht naar andere codes in de semipublieke sector. “We hebben codes uit het po, mbo, de zorg en van woningbouwcorporaties vergeleken, en gekeken wat wij daarvan kunnen leren.”
MONITORONDERZOEK CODE GOED BESTUUR De eerste Code Goed Bestuur stamt uit 2008, het jaar voordat de VO-raad werd opgericht, en twee jaar voordat de wet Goed onderwijs, goed bestuur in 2010 van kracht werd. In 2010-2011 volgde het eerste monitoronderzoek. De code werd naar aanleiding van dit onderzoek aangepast, en ook omdat in de wet inmiddels diverse zaken waren vastgelegd. Het huidige onderzoek wordt uitgevoerd door een team van de Radboud Universiteit Nijmegen, onder leiding van Marlies Honingh.
Het onderzoek wordt in juni 2014 afgesloten met stakeholdergesprekken met leerlingen, ouders, docenten, lokale overheden en governance-experts uit de zorg en van woningbouwcorporaties. Goed en slecht nieuws
Gevraagd een tipje van de sluier op te lichten, vertelt Van de Haterd: “Het goede nieuws in het rapport wordt dat de ‘harde’, technische kant van governance op de meeste scholen goed geregeld is: er is vaak een scheiding van bestuur en toezicht, een planning- en controlcyclus, risicobeheersing, een integriteitscode en een klokken luidersregeling. Dat is zonder meer een positief bericht.”
‘Durf ook informeel tegenspraak te organiseren’ Het gaat de komende jaren echter om de ‘softe’ kant, zo verklaart Van de Haterd: “Gedrag en cultuur zijn sleutelwoorden. We kunnen heel veel vastleggen in regels, maar wie zegt dat die echt goed worden nageleefd? Een code moet geen afvinklijstje zijn, maar een uitnodiging tot zelfregulering, een spiegel voor het morele kompas van de bestuurder. Er gebeuren nog steeds dingen die misschien wettelijk wel mogen, maar waarvan je je af moet vragen of ze ook fatsoenlijk zijn.” Van de Haterd haast zich te zeggen dat de commissie daar geen regels over gaat opstellen: “Wij zeggen wel: bespreek wat je doet, bevraag elkaar. Vraag je af of wat je doet ‘personeelskamer-proof’ is: kun je het daar
VO-magazine 7 / juni 2014
13
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE
Master Special Educational Needs Bent u die leraar, docent, intern begeleider, remedial teacher, zorgcoördinator of leidinggevende die zich verder wil professionaliseren in het werken met of voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften? Vanuit 11 lesplaatsen verzorgen wij de masteropleiding Special Educational Needs.
Mastermodules Wilt u zich verder professionaliseren op het gebied van gedrag, leren of begeleiden, maar niet direct een masteropleiding volgen? Dan zijn onze mastermodules wellicht geschikt voor u.
Een greep uit het aanbod: • dyslexie • dyscalculie • probleemgedrag: preventie en interventie • handelingsgericht werken • leidinggeven aan samenwerkende teams • zorgbeleid en passend onderwijs • autisme • orthopedagogiek
Informatiebijeenkomsten Wij nodigen u van harte uit op een van onze informatiebijeenkomsten in de regio.
Kom bijvoorbeeld naar onze informatie- en seminaravond op 12 juni in Utrecht.
Maar er zijn meer informatiebijeenkomsten. Kijk voor data en een kantoor bij u in de buurt op: www.seminarium.hu.nl
ER VALT NOG GENOEG TE LEREN
BIJPRATEN
‘Als een toezichthouder ziet dat er iets niet goed gaat, moet hij kritische vragen stellen en niet zelf actie ondernemen’
uitleggen? Wees je ervan bewust dat je een publiek belang dient en met overheidsgeld opereert. Er zijn nog steeds bestuurders die stellen dat ze zich alleen hoeven te verantwoorden aan hun raad van toezicht, en verder aan niemand. Daar zijn wij het niet mee eens. Maak je werk transparant.” Normatiever
In de ledenraadplegingen hoorde Van de Haterd ook van zaken die bij een kleine groep bestuurders nog steeds misgaan: “Dat heeft alles te maken met welke normen en waarden iemand heeft. Je kunt niet elke keer in een duur restaurant overleggen met je toezicht houder. Je bent werkgever en moet het goede voorbeeld geven. Dat gaan we niet als regel opschrijven, want tenslotte eet 95 procent wel gewoon een broodje op school. Maar persoonlijk vind ik dat we normatiever moeten durven zijn.” Uit het kwalitatieve onderzoek bleek onder meer dat de scheiding tussen bestuurder en toezichthouder in de praktijk soms een grijs gebied is. “Dat komt prominent naar voren als er iets misgaat. Een toezichthouder moet dan kritische vragen stellen, en niet zelf actie onder nemen. Dat is de taak en de verantwoordelijkheid van de bestuurder. Soms gaat de toezichthouder te ver. Het is een menselijke neiging om zelf te zeggen wat er moet gebeuren, maar een toezichthouder moet de bestuurder in zo’n geval aan het werk zetten en vragen wat deze gaat doen. Een toezichthouder moet in detail betrokken zijn – ik geloof niet in betrokkenheid op hoofdlijnen – maar wel altijd rolzuiver.” Professionalisering
“Als bestuurders sneuvelen, ligt dat vaak aan dit soort rolverwarring”, vervolgt Van de Haterd. “Een van de belangrijkste aanbevelingen die we daarom gaan doen in het rapport, is verdere professionalisering van bestuurders en toezichthouders. Het scholingsaanbod is er, maar vooral voor technische zaken als financieel
management en risicobeheersing. Dat moet gewoon doorgaan, maar het moet vanaf nu ook gaan over gedrag en cultuur via coaching, training, visitatie en intervisie. Dat deel van professionalisering is nog onderbelicht. Professionalisering zal helpen om het samenspel tussen toezichthouder, bestuurder, directeur en mr, ieder vanuit zijn eigen rol, ook onder druk goed te laten verlopen.” Ook tegenspraak moet beter georganiseerd worden, vindt Van de Haterd. “Daar moet de komende jaren meer energie in gestoken worden. Formeel, dus van de mr, de controller, de accountant en de inspectie. Maar durf ook informeel tegenspraak te organiseren: bespreek heikele punten met collega-bestuurders en organiseer collegiale consultatie. Niet omdat dat de regel is, maar vanuit een besef van normen en waarden.” Spanningsveld
Tot slot waagt Van de Haterd zich op glad ijs als hij spreekt over het royeren van leden van de VO-raad als uiterste consequentie wanneer iemand zich niet wil houden aan gezamenlijke afspraken. “Het gaat om aanbevelingen van de commissie aan het bestuur en het bestuur moet nog kijken wat daarmee gebeurt, maar het is een interessante discussie. Moet de VO-raad een keurmerkorganisatie worden? Daar spreken we deze laatste maanden nog over. Dit is een gevoelig punt in de VO-raad, een spanningsveld. Overigens kan royeren alleen op harde punten als een planning- en control cyclus of een integriteitscode en moet je eerst aanspreken en de gelegenheid geven om het alsnog goed te regelen. Maar als schoolbesturen echt weigeren, moet je wel doorpakken. Het is echter een laatste station en kan dus niet gaan om omstreden dingen, daarin moet je door gesprek verder komen. We denken kortom aan een mixed code van principal based en rule based. De rule is kort maar hard (met een lidmaatschapseis) en heeft een groot draagvlak, maar het grootste gedeelte is principal based: je bewust zijn van je eigen rol en je durven te verantwoorden.”
MAAT WERK(T)
Met reuzenstappen door 13,8 miljard jaar geschiedenis
BIG HISTORY BRENGT OVERZICHT EN SAMENHANG Een specifieke onderwijssituatie vraagt soms om een eigen oplossing. Maatwerk kan een groot verschil maken. In deze aflevering van Maat werk(t): het vak Big History, dat leerlingen uitdaagt en een beroep doet op hun natuurlijke nieuwsgierigheid. Het A. Roland Holst College in Hilversum mocht als eerste Nederlandse pilotschool met dit vak aan de slag. Tekst: Marijke Nijboer / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Constance van Hall, docent filosofie en algemene wetenschapsoriëntatie op het A. Roland Holst College in Hilversum, maakte via internet kennis met het nieuwe schoolvak Big History. Ze stuitte op een Ted Talk van de bedenker, de historicus David Christian, en werd razend enthousiast. “Big History begint met de Big Bang en eindigt in het nu,” vertelt ze. “In 4 vwo behandelen we maar liefst 13,8 miljard jaar. Dat klinkt misschien vreemd, maar we doen het op een heel behapbare manier, waarbij we vooral de grote lijnen en de samenhang laten zien.” Dat enorme tijdvak is opgedeeld in acht thema’s of ‘drempels’. In de vijfde klas gaan leerlingen zich verder verdiepen in verschil lende drempels.
‘We behandelen geen stof uit andere schoolvakken; we laten zien hoe die vakken passen in het hele plaatje’ Het nieuwe schoolvak is op het Roland Holst in de plaats gekomen van algemene natuurwetenschappen (anw). Naast Big History krijgen de leerlingen het normale aantal ‘gewone’ geschiedenislessen. Samen met haar collega Joris Burmeister, eveneens geschiedenisdocent, legde Van Hall contact met
16
VO-magazine 7 / juni 2014
Amerikaanse medewerkers van het Big History Project, een initiatief van David Christian en Bill Gates. “We werden uitgenodigd om een voorstel te schrijven, en na nog een conference call besloten ze dat wij als pilotschool mochten meedraaien.” De twee docenten gaven het schoolvak vorm, waarbij ze dankbaar gebruik maakten van al bestaand materiaal, en ook zelf lesmateriaal ontwikkelden. Het toeval wilde dat David Christian in september 2012, tijdens de kickoff op het Roland Holst, in Europa was. Hij kwam het nieuwe schoolvak persoonlijk inluiden. Van Hall en Burmeister hadden tijdens hun pilotjaar regelmatig contact met Amerika, waar ze graag wilden weten hoe het vak aansloeg op de Nederlandse school. Het duo werd zelfs gevraagd om op een conferentie in Australië te komen vertellen over hun ervaringen. Bildung
Big History is geen informatiebombardement, zegt Van Hall. “De kinderen krijgen een groot verhaal. Het is Bildung; ze komen over alles iets te weten. We behandelen geen stof uit andere schoolvakken; we laten zien hoe de andere schoolvakken passen in het hele plaatje. Ze gaan snappen hoe alles in het grote verhaal past, en waar ze vandaan komen. We behandelen bijvoorbeeld de vraag waarom Einstein zo ontzettend
Geschiedenisdocent Joris Burmeister en Constance van Hall, docent filosofie en algemene wetenschapsoriëntatie
beroemd is geworden. We leggen in grote lijnen uit hoe Einstein zijn theorie ontwikkelde, wat deze behelst en waarom dat zo fascinerend is. Na afloop begrijpt ook een alfa ongeveer wat quantummechanica inhoudt en wat er nu eigenlijk gebeurt bij een deeltjesversneller. De leerlingen krijgen niet alle technische details, maar beseffen wel waarom het belangrijk is.” Vervolgens gaan bètaleerlingen bij natuurkunde dieper op deze materie in.
‘Wat is het gemeenschappelijke beeld van de wetenschap en wat is onze plaats in het universum?’ Alle leerlingen van 4 vwo krijgen van Burmeister en Van Hall een uur Big History per week. Ze horen veel over de Big Bang, biologie en het ontstaan van leven. Daarna gaan ze door met de mens en komt er veel psychologie aan bod. Wat je ook gaat studeren, je hebt altijd te maken met mensen, is daarbij de redenatie. Bij de laatste twee drempels komt er een groot stuk wereld geschiedenis voorbij. “Dat gaat over het ontstaan van alles wat je nu om je heen ziet, maar ook over de vraag waarom Europa op veel terreinen een voorsprong heeft op bijvoorbeeld Afrika. We behandelen ook ethiek, aan de hand van medisch onderzoek: waar ligt de grens, wat
zijn de implicaties? We proberen de leerlingen een kritische houding bij te brengen. We hopen dat ze zin van onzin leren onderscheiden en onzin met goede argumenten leren weerleggen.” Zwarte gaten
In de vijfde klas kiezen leerlingen, los van hun profiel, voor de alfa- of bètakant. In de opgesplitste groepen gaan de docenten dieper in op thema’s. “Bij de bèta’s behandelen twee bètadocenten onderwerpen als de quantummechanica en zwarte gaten, bij de alfa’s behandelen Joris en ik psychologie, geschiedenis, communicatiewetenschappen en Europese studies.”
IN PLAATS VAN ANW Vanaf augustus 2015 vervalt de verplichting om algemene natuurwetenschappen (anw) aan te bieden aan alle leerlingen van het vwo. Big History kan worden ingezet als vervanging van anw en is uitstekend geschikt als wetenschapsoriëntatie voor vwo’ers. Ook op het A. Roland Holst College is Big History in de plaats gekomen van anw.
VO-magazine 7 / juni 2014
17
Ghislaine van den Boogerd (16, 5 vwo) heeft het profiel Natuur & Techniek. Zij koos dit schooljaar bij Big History voor verdere verdieping in de alfa-vakken.
‘JE LEERT DINGEN DIE IEDEREEN ZOU MOETEN WETEN’
‘Big History spreekt de natuurlijke nieuwsgierigheid aan die alle jongeren hebben’ Big History is voor álle leerlingen. “Ik denk ook echt dat we ze allemaal aanspreken. We hebben er bewust voor gekozen om bij dit vak alle profielen bij elkaar te zetten.” Zelf geniet ze van die brede aanpak. “We doen het een beetje op de manier van Bill Bryson, de auteur van ‘A short history of nearly everything’. Dat boek is geschreven voor een heel breed publiek. Wij willen niet dat de alfa’s afhaken, en hopen bèta’s te fascineren door de achtergronden te laten zien.” Zij heeft de indruk dat de leer lingen zich over en weer meer gaan interesseren voor elkaars vakken. “Vorig jaar hadden we een jongen die geen natuur kunde in z’n pakket had. Door Big History wil hij nu natuur kunde gaan studeren. Maar dat is een uitzondering, hoor!” Natuurlijk moet je als docent de stof aanpassen aan het niveau van de klas. “Maar als ik toetsen nakijk, ben ik soms echt verbaasd. Als je ziet wat de leerlingen kunnen uitleggen, ongelooflijk, dat had ik nooit verwacht.” Op het Roland Holst telt Big History mee bij het combinatiecijfer voor anw en voor de overgang. Van Hall merkt dat leerlingen hun best doen om er een hoog cijfer voor te halen. De docenten putten uit veel bronnen. Allereerst is er de site van Big History, die vol staat met filmpjes, nuttige links en tips. Daarnaast gebruiken ze het genoemde boek van Bryson en daar
18
VO-magazine 7 / juni 2014
“Ik ben een echte geschiedenisfan. Dat vak zit niet in mijn profiel, dus ik was heel blij dat ik wel Big History kreeg. Vorig jaar behandelden we alle acht drempels en ik vond dat heel erg leuk. Ik vind het tof dat je bij dit vak niet alleen maar de moderne geschiedenis krijgt, maar de hele geschie denis. Die drempels maken alles een stuk makkelijker te begrijpen. Je begint met het heelal, en daarna verschuift dat naar andere thema’s en komen er steeds meer schoolvakken aan bod. Bij het ontstaan van de aarde zit er bijvoorbeeld heel veel aardrijkskunde in, maar ook natuurkunde en biologie. Je gaat heel erg het verband zien tussen die vakken en dat is heel interessant. Vroeger zag je ze als losse vakken en nu zie je dat ze een beetje bij elkaar horen. Ik vond aardrijkskunde eerst echt een verschrikkelijk vak, maar het is veel leuker dan ik dacht. Je behandelt bij Big History belangrijke dingen die eigenlijk iedereen zou moeten weten. Zoals aan welke kant de zon opkomt, en wanneer het volle maan is. Ik heb dit jaar voor de gammagroep gekozen omdat daar veel psychologie aan bod komt, en daar ben ik erg in geïnteresseerd. Ik kan die informatie ook goed gebruiken voor mijn profielwerkstuk. Mijn studiekeuze stond al min of meer vast voordat ik aan Big History begon: ik wil graag geneeskunde studeren. Dat is door Big History eigenlijk alleen maar bevestigd. Maar wat je ook wil gaan studeren, ik vind dat eigenlijk iedereen Big History zou moeten krijgen. Het is zó goed voor je algemene ontwikkeling.”
MAAT WERK(T)
komt nu ‘Bèta voor alfa’s’ van Diederik Jekel bij. “We ontwikkelen ook zelf veel nieuw lesmateriaal. Dit jaar doen we het voor de tweede keer, dus we hebben al het een en ander op de plank liggen.” Het duo stelt hun zelf ontwikkelde lesmateriaal op de site van Big History beschikbaar voor andere docenten. “Het is niet nodig dat iedereen hetzelfde wiel gaat uitvinden. Wij inspireren graag anderen en hopen dat andere docenten hun materiaal ook online gaan zetten. Zo kunnen we met z’n allen dit vak verder verbeteren.” Grote vragen
Van Hall is zeer gecharmeerd van de centrale rol voor samenhang in het nieuwe schoolvak. “De kritiek van de bekende Britse onderwijsadviseur sir Ken Robinson is dat het onderwijs zo ontzettend gefragmenteerd is. Je gaat van lokaal naar lokaal en krijgt steeds een ander vak. Big History brengt alles bij elkaar. Wat een leerling na het vwo ook gaat studeren, het is zó waardevol om in grote lijnen te weten wat er op de verschillende facul teiten gebeurt en wat daar de grote vragen zijn. Wat is het gemeenschappelijke beeld van de wetenschap en wat is onze plaats in het universum?”
In het begin vond zij het wel lastig om de juiste toon te vinden. “Daarnaast was er een puur praktisch probleem: hoe creëer je in het rooster ruimte voor die uren? Toevallig ging onze anw-docent weg en konden wij dat uur pakken. Wij geven het vak een uur per week, maar er zijn scholen die het wel drie uur geven. Daar zal het echt zoeken zijn naar ruimte in het rooster.” Vanaf augustus 2015 komt er wat lucht: dan vervalt de verplichting om anw aan te bieden aan alle leerlingen van het vwo. Van Hal: “Veel scholen brengen die vrij gekomen uren onder bij de kernvakken. Onze school wil echter graag investeren in de Bildung en heeft besloten om dat niet te doen.”
‘Leerlingen zitten op het puntje van hun stoel’ Aks sterkste punt van dit nieuwe schoolvak ziet zij dat leerlingen echt worden uitgedaagd. “Ze zitten op het puntje van hun stoel. Big History spreekt de natuurlijke nieuwsgierigheid aan die alle jongeren hebben. Kinderen stellen graag waarom-vragen. Wij geven heel veel ruimte aan die honger naar kennis.”
ADVERTENTIE
Bezoek
www.voion.nl Voor iedereen in het vo op zoek naar kennis en ervaringen op het gebied van: • Arbeidsmarkt & mobiliteit • Opleiding & professionalisering • Veilig, gezond & vitaal werken Voion, kennis en advies van en voor het voortgezet onderwijs
www.voion.nl
VO IN DEBAT
‘HET BEHALEN VAN DE REKENTOETS MAG GEEN VOORWAARDE ZIJN VOOR EEN DIPLOMA’ Lonneke Boels, docent wiskunde op het Christelijk Lyceum in Delft, lid commissie Bosker (die op verzoek van het ministerie van OCW de rekentoets onderzocht)
“Ik ben het oneens met de stelling. In het hoofdrapport van de commissie Meijerink staat al het advies om de rekentoets in het examen op te nemen. Dat is goed, want er zijn nog steeds veel docenten die niet weten wat er nu precies in dat referentiekader staat. Je kunt wel bezwaar maken tegen de huidige zwaarte en vorm van de toets. De commissie Bosker heeft dat heel duidelijk verwoord. Een gevolg van dat advies zou kunnen zijn dat de rekentoets uit de kernvakkenregeling gaat, wat ik prima zou vinden. Een ander bezwaar is dat de rekentoets alleen een centraal examen kent, terwijl alle andere vakken ook een schoolexamen hebben. Dat is natuurlijk raar. Daarnaast is het bijzonder dat er per se digitaal moet worden getoetst. Ik zou liever naast de digitale toets ook een schriftelijke versie zien, net als bij wiskunde op het vmbo bb en kb. Zeker bij zo’n nieuw onderwerp als rekenen is het goed om te kunnen zien welke fouten je leerlingen maken. Een schriftelijke rekentoets heeft ook organisatorische voordelen. Bij een digitale toets moet je veel toetsmomenten achter elkaar plannen, een computer lokaal vrijroosteren, en zorgen dat er geen twee leerlingen naast elkaar zitten met dezelfde toets. Wat ik ook jammer vind van de huidige toets, is dat de scoring dichotoom is. Dat wil zeggen dat je alleen kijkt naar goed of fout. Het probleem daarbij is, met name voor het niveau 3F (mbo4 en havo/vwo), dat er reken stappen zijn toegevoegd die eigenlijk niet hoeven te worden getoetst, alleen omdat er nu eenmaal een verschil moet zijn tussen 2F en 3F. Het is niet zo dat de toets heel talig is. Als je een reken opgave legt naast een wiskunde-examen, zie je dat er in de rekenopgave bijzonder weinig tekst staat. Maar er moeten soms wel veel rekenstappen worden gemaakt. Sommigen zien een rekenstap over het hoofd en hebben de opgave dan fout, terwijl ze echt wel kunnen rekenen. Er zijn, kortom, beslist wel verbeterpunten aan de toets, maar ik denk dat het naïef is om te zeggen: we schaffen hem af want we doen dit zelf wel in het wiskundeprogramma.”
20
VO-magazine 7 / juni 2014
Karin den Heijer, docent wiskunde op het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam
“Je kunt je afvragen of je rekenen zou moeten toetsen aan het eind van het voortgezet onderwijs. In ieder geval zitten we nu met een rekentoets waarvan het over duidelijk is dat de kwaliteit niet deugt. Dat heeft de commissie Bosker deze maand ook bevestigd. Ik vind dat het behalen van déze zogenaamde rekentoets beslist geen voorwaarde mag zijn voor het halen van een diploma. Deze toets lijkt meer op een quiz waarbij je zo snel mogelijk relevante informatie uit warrige teksten en vage plaatjes moet halen. Vervolgens moet je dan de reken machine het rekenwerk laten doen. Dat heeft in mijn ogen niets met rekenen te maken en het cijfer geeft niet goed de rekenvaardigheden van de leerlingen weer. Ik vind dat je leerlingen zo niet mag afrekenen. Laten we eerst het rekenonderwijs herstellen op de basisschool, want daar zitten hiaten. Als dat op orde is, kunnen de vaardigheden op het vo worden onderhouden bij de wiskundeles. Daarmee kom je al een heel eind wanneer je de rekenmachine bij wiskunde een minder grote rol geeft. In de onderbouw van het vo kun je dan met een diagnostische toets kijken of de rekenvaardig heden op peil zijn. Ik denk dat dan de rekentoets aan het eind van de middelbare school voor veel leerlingen helemaal niet meer nodig is. Er zijn natuurlijk wel schooltypes in het voortgezet onderwijs waar geen wiskunde wordt gegeven. Je zou kunnen overwegen om daar een rekentoets af te nemen. Daar zullen ook de vervolgopleidingen zich over moeten uitspreken. Ik vind een rekentoets op de basisschool veel meer voor de hand liggen. Er is een eindtoets rekenen in de maak voor de basisschool, maar ik ben heel bang dat dat ook een toets van matige kwaliteit gaat worden. Kijk maar naar de huidige citotoets: daar worden ook niet echt rekensommetjes gevraagd. Tegen een goede rekentoets kan ik weinig in brengen. Daar kunnen leerlingen zich op voorbereiden en dan gaan ze gewoon een hoog cijfer halen. Maar ik blijf een rekentoets aan het eind van het voortgezet onderwijs raar vinden. Waar ter wereld zie je zoiets? Als de Chinezen dit horen, lachen ze zich een breuk.”
Making Shift Happen
ADVERTENTIE
4
e
editie van het Internationale Onderwijscongres 7 oktober 2014 Beurs van Berlage Amsterdam 1 Eric Sheninger
Directeur van New Milford High School NY en auteur.
2 Dr. R. Beau Lotto
Researcher in Neuroscience
1
4
2
We create our future
3
3 Dr. Pak Tee Ng
Hoofd Policy and Leadership Studies Nanyang Techn. Univers. (NTU), Singapore.
4 Drs. Margareth de Wit MBA CEO van CBE
5 Drs. Hans de Jong 5
CEO Phillips Benelux
6 Prof. Jamie Anderson Prof. Antwerp Management School
7 Drs. Rutger Bregman Historicus, schrijver, docent.
8 Prof. Alma Harris 6
• • • • • •
7
8
Director of the Inst. of Education, Dr. Andy
Hargreaves
Interreality: met je brein op reis Leren op maat door 3D en hologram technologie Passie in professionele leergemeenschappen het Singapore onderwijs: mythe of werkelijkheid? High Performance Schools, gedeeld leiderschap Overal en altijd: leren leven in een connected world
voor informatie en inschrijven via www.nl.cbe-group.com
22
VO-magazine 7 / juni 2014
VO IN BEELD Waar Almere College, vestiging Kampen, locatie VIA Wanneer Donderdag 12 juni 2014, 14.30 uur Waarom Geslaagde leerlingen komen op school en gaan voor de laatste keer samen op de foto. Fotografie: Josje Deekens
VO-magazine 7 / juni 2014
23
IN DE PRAKTIJK
In één jaar naar havo/vwo-examen op het H.N. Werkman College
SPRINT BIEDT LAAT BLOEIERS LAATSTE KANS Vertraagden, afstromers en uitvallers. Ze zijn vaak 18+, passen niet meer in het reguliere onderwijs en hebben nog geen startkwalificatie. In Groningen kunnen deze jongvolwassenen alsnog hun havo- of vwoexamen doen via Sprint. ‘Ze weten dat ze het in zich hebben, maar hebben alleen nog een duwtje nodig. Tekst: Truus Groenewegen / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Neem Caitlyn. Door motivatieproblemen zakte zij van het gymnasium af naar de havo, waar ze het evenmin redde. Tot ze zich meldde bij Sprint. Daar worden leerlingen die zijn vertraagd of uitgevallen in één jaar klaargestoomd voor hun havo of vwo-diploma. Caitlyn haalde met moeite de havo, maar het jaar daarop slaagde ze met goede cijfers voor haar vwo-examen en kon ze beginnen aan de medicijnenstudie die ze eigenlijk wilde doen.
‘Na veel omzwervingen denkt zo iemand: wat doe ik met mijn leven?’ Gameverslaving
Sprint neemt jonge mensen aan die ooit een havoof vwo-advies hadden, maar om allerlei redenen zijn afgestroomd, uitgevallen of ernstig vertraagd in hun schoolcarrière. Daar kunnen allerlei redenen voor zijn, vertelt Co Tammeling, directeur van locatie Stadslyceum van het H.N. Werkman College in Groningen, waar Sprint onder valt. Hij somt op: een heftige puberteit, gebrek aan motivatie, psychologische problemen of moeilijkheden thuis. En de laatste tijd steeds vaker een game-verslaving of niet passen in het schoolse systeem. “Na veel omzwervingen denkt zo iemand: wat doe ik met mijn leven? Eigenlijk is het zonde. Ze weten dat ze het in zich hebben en hebben alleen nog een duwtje nodig.” Elk verhaal is anders. Ook een leerling voor wie een hbo‑opleiding een verkeerde keuze blijkt, en die de
24
VO-magazine 7 / juni 2014
capaciteiten heeft om naar de universiteit te gaan, kan bij Sprint alsnog vwo-examen doen. Zo is Sprint uitgegroeid tot een laatste kans voor talenten. Absentie
Sprint viel eerst onder het volwassenenonderwijs, maar moest door andere regelgeving overgaan naar het vo. De gemeente Groningen, toen nog het bestuur van het openbaar onderwijs, voegde de voltijdopleiding toe aan het H.N. Werkman College. Sindsdien is Sprint gehuisvest in een aparte vleugel op een van de locaties. Sprint is ‘zo effectief en slim mogelijk’ georganiseerd, vertelt Tammeling. “We bieden alle profielen aan, maar niet alle vakken, zodat het qua lessentabel en lesrooster nog behapbaar is.” Op Sprint geven ervaren eerstegraads docenten les, die hart hebben voor dit type leerling. Dat de opleiding vanaf komend schooljaar vanaf Tammelings vestiging (havo/vwo) wordt aangestuurd, sluit beter aan voor de docenten die aan beide opleidingen lesgeven. Tammeling gaf al eerder leiding aan Sprint, van 2007 tot 2011. Toen was zijn opdracht: meer sturen op kansen, meer controle op absentie en verbeteren van het aannamebeleid. “We hebben de doelgroep in die jaren helder beschreven, want we willen jongeren een reële kans geven”, zegt hij. Rutte-route
Sprint vult een leemte tussen regulier onderwijs en vavo (voortgezet algemeen volwassenenonderwijs). Bij Sprint doen leerlingen examen in alle vakken. Omdat sprinters
Co Tammeling, directeur van Sprint: “We willen jongeren een reële kans geven”
vaak een tijdje uit het onderwijs zijn weggeweest of ‘onvoldoende op vakniveau zijn’ aan het begin van het examenjaar, wordt in de eerste negen weken de stof uit het voor-examenjaar herhaald. Jaarlijks krijgt Sprint zo’n honderdtwintig aanmeldingen, terwijl er negentig plaatsen zijn. Het aantal plaatsen is de afgelopen jaren gehalveerd. Dat komt niet alleen door een strikter toelatingsbeleid, maar ook door de Rutte-regeling. Die maakt het mogelijk dat leerlingen die gezakt zijn op twee of drie vakken (of één kernvak) die vakken volgen op het vavo, terwijl ze ingeschreven blijven bij hun oude vo‑school. Zo hoeven ze nog geen schoolgeld te betalen en raken hun ouders de kinderbijslag niet kwijt.
‘Er is ook een categorie waar je geen omkijken meer naar hebt’ Anders dan het vavo combineert Sprint een volwassen benadering en beroep op eigen verantwoordelijkheid, met intensieve begeleiding. “We letten erg op leerlingen, sturen op gedrag en spreken hen aan”, zegt Tammeling. “Ook al ben je niet meer leerplichtig, je bent gewoon in de lessen. Daar zijn we heel erg strikt in.” Een zorgcoördinator is betrokken bij Sprint en mentoren voeren wekelijks gesprek ken met de jongeren. De helft van de sprinters is zorgleerling, schat Tammeling. Toch krijgt zorg beslist niet de nadruk, stelt hij. “Sommigen moet je monitoren, maar er is ook een categorie waar je geen omkijken meer naar hebt. Deze jonge mensen hebben hun problemen of moeilijke omstandigheden achter zich gelaten of hebben ermee leren dealen.”
ONZEKERE TOEKOMST Voor zover bekend is Sprint de enige eenjarige vo‑opleiding in het land. Als voltijd-dagopleiding valt Sprint qua bekostiging en regel geving onder het voortgezet onder wijs. De meerkosten zijn zo’n tachtig-, negentigduizend euro per jaar; ongeveer duizend euro per leerling extra. De afgelopen zeven jaar is de opleiding gefinancierd door het H.N. Werkman College (vmbo-t, havo, lyceum en een inter nationale schakelklas). “Wij kunnen het als school niet meer alleen bekostigen, maar we zijn ervan overtuigd dat deze jongvolwassenen op Sprint de beste kansen hebben om toch nog het diploma te halen dat bij ze past”, zegt Co Tamme ling. Momenteel wordt gezocht naar andere, bredere financiering, bijvoorbeeld uit de zorggelden. Leerlingen uit de hele regio zijn welkom. “Vanwege die regiofunctie zou het voor de hand liggen dat meerdere partijen de kosten voor de opleiding gaan dragen.”
VO-magazine 7 / juni 2014
25
IN DE PRAKTIJK
DOEL VOOR OGEN “Problemen met absentie lossen ze bij Sprint vaak zelf op en ze spreken leerlingen daar op een goede manier op aan”, zegt Philma Verwey, coördinator Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Voortijdig Schoolverlaten in Groningen. Verwey is als leerplicht ambtenaar voor het Werkman College enkele jaren betrokken geweest bij Sprint. “Ik had gesprekken met de teamleider en ze riepen mij erbij wanneer ze het fijn vonden als iemand van buiten meekeek. Ze letten erg op de leerlingen en dat zien wij wel anders in het voortgezet onderwijs. Vaak wordt absentie te laat gemeld en lopen we achter de feiten aan.” Dagonderwijs werkt goed voor deze uitvallers, vindt Verwey, mede dankzij het strenge aannamebeleid. “Leerlingen moeten veel doen in een korte periode en leerlingen die ik sprak, hadden een goede motivatie en een doel voor ogen.”
Pittig
Bij aanmelding wordt goed gekeken naar motivatie en capaciteiten. Bij coördinatoren en mentoren van vorige opleidingen wordt navraag gedaan. Uit volgsystemen en Citotoets moet blijken dat iemand het havo-/vwo-niveau goed aankan. Dat neemt niet weg dat Sprint voor deze groep leerlingen een laatste kans is en daarom wordt, als dat relevant is, een beroep gedaan op ouders. “We bieden een pittig programma en van leerlingen verwachten we dat ze veel thuis doen om de stof te verwerken. Daarom laten we ze bij de aanmelding altijd samen met hun ouders komen, als die in beeld zijn. We willen met ouders kunnen communiceren als we zorgen hebben en we laten leerlingen tekenen dat ze daarmee akkoord zijn. Ouders zijn gelukkig meestal erg betrokken. We gaan er met z’n allen voor.”
‘Op den duur zouden de maatschap pelijke kosten wel eens hoger kunnen zijn dan de kosten die we nu maken om ze hun diploma te laten halen’ Het slagingspercentage bij Sprint is ongeveer zeventig procent en bijna honderd procent van die geslaagden stroomt door naar hbo of wo. “Voor onze bijzondere doelgroep is dat een goed resultaat”, zegt Tammeling. Dat vindt de inspectie ook, al past het eenjarige Sprint niet in het kwaliteitssysteem. Wel kunnen inspecteurs kijken naar examenopbrengsten, het verschil tussen de
26
VO-magazine 7 / juni 2014
cijfers voor schoolexamen en het centraal eindexamen en de gemiddelde eindexamencijfers en natuurlijk kunnen ze lessen bezoeken en beoordelen. Tammeling is wel blij dat Sprint een sub-brinnummer heeft gekregen, zodat de resultaten niet meer meetellen bij de havo/vwo-opbrengsten van het Werkman College als geheel. “Dat maakt zuiverder oordelen mogelijk. Je hebt toch te maken met een risicogroep; het blijft moeilijk voorspelbaar wie reële kansen heeft om te slagen. Sommigen vallen toch terug in oude problemen.” Trots
De Sprint-route is kostbaar en komend schooljaar valt de beslissing of de opleiding doorgaat of niet (zie kader “Onzekere toekomst” op pag. 25). “Dat jongeren een opleiding op hun niveau afmaken en doorstromen, is niet alleen goed voor henzelf, maar ook voor de samenleving”, vindt Co Tammeling. “Als je nu als onderwijs niet extra in deze jongeren investeert, verlies je talent, terwijl de maatschappij deze hoogopgeleide mensen juist hard nodig heeft. Op den duur zouden de maatschappelijke kosten wel eens hoger kunnen zijn dan de kosten die we nu maken om ze alsnog hun diploma te laten halen.” Voormalig uitvaller Caitlyn is inmiddels derdejaars medicijnen. “Dat we haar ook nog de kans gaven vwo‑examen te doen, heb ik eigenlijk doorgedrukt”, zegt Tammeling. “Mijn collega’s waren daar wat huiverig voor. Nu doet ze het hartstikke goed. En zij is niet de enige, elk jaar slagen zoveel jonge mensen waar je trots op bent.”
HELPDESK
VEELGESTELDE VRAGEN ONBEVOEGD, WEL BEKWAAM
DOORWERKEN
Ik wil voor een van mijn onbevoegde docenten een verzoek aan de minister doen voor perma nent e ontheffing van de vakbekwaamh eidseisen. Wat zijn de voorwaarden?
Volgens de CAO VO eindigt een dienstverband voor onbepaalde tijd van rechtswege in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Wat zijn voor de medewerker en het bestuur de arbeidsr echtelijke gevolgen van een voortzetting voor bepaalde tijd?
Bij vakken waarvoor geen lerarenopleidingen zijn, is artikel 33, lid 16, van de WVO van toepassing. Op grond hiervan kan de minister verklaren dat een leraar geacht wordt bij benoeming te voldoen aan de bekwaamheidseisen tot het geven van voortgezet onderwijs in een vak of een programmaonderdeel. Het schoolbestuur kan hiertoe een verzoek indienen met het formulier ‘verzoek permanente ontheffing vakbekwaamheidseisen’, kenmerk 68998-002. Dit is te downloaden via www.duo.nl/zakelijk (zoek op 68998-002). Onderdeel van de procedure is dat de inspecteur de leraar in de les komt bezoeken om diens bekwaamheden te beoordelen. Alvorens een 33.16-proce dure te starten, is het belangrijk na te gaan of het vak geen deel is van een ander vak (zoals rekenen onder wiskunde valt) of simpelweg een bestaand vak dat anders heet. In die gevallen bestaat er meestal gewoon een lerarenopleiding voor en is de 33.16-procedure niet van toepassing.
VRIJE DAG
De cao geeft de mogelijkheid de ontslagdatum telkens maximaal een jaar op te schorten. Is een werknemer uit vaste dienst ontslagen omdat hij de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt en wordt hij vervolgens in tijdelijke dienst genomen, dan geldt in het bijzonder onderwijs de Ragetlie-regel (artikel 7:667, lid 4, BW): indien een werk nemer voor onbepaalde tijd in dienst is geweest, waarna partijen deze beëindigde arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voortzetten in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, dan zal opzegging of ontbinding noodzakelijk zijn om een einde te maken aan deze arbeids overeenkomst. De betreffende werknemer kan na ontslag dus een vast dienstverband claimen. Dat geldt echter alleen als de aard van de werkzaamheden hetzelfde is en als er tussen de twee arbeidsovereenkomsten minder dan drie maanden zit. Zitten er drie maanden of meer tussen ontslag en herbenoeming, dan geldt de regel niet meer.
Mag een docent een vaste vrije dag in de week eisen?
Nee. Een werknemer kan wel een verzoek indienen voor een bepaalde dag in de week. Het is aan de werkgever om hier in het rooster rekening mee te houden, maar er geldt geen verplichting.
R
[email protected]
VO-magazine 7 / juni 2014
27
DE WERKGEVER
NIEUWE CAO WIJST NAAR DE TOEKOMST Het heeft even geduurd, maar het resultaat is dan ook baanbrekend. De nieuwe CAO VO die vorige maand is afgesloten, bevat voor iedere werknemer een persoonlijk budget. Daarmee is een eerste aanzet gegeven naar een kaderstellende cao waarin volwassen arbeidsverhoudingen een rol spelen, en waarin mensen voor een deel over hun eigen arbeidsvoorwaarden kunnen beschikken. Tekst: Jacq Zinken
Marc Mittelmeijer, leider van de onderhandelingsdelegatie van de VO-raad, kijkt tevreden terug op een weliswaar lang en enerverend onderhandelingsproces: “Er is nu een nieuwe, moderne gedachtelijn ingezet, en als we in de komende jaren wennen aan het systeem van keuzevrijheid van medewerkers, kunnen we nog wel een aantal stappen zetten.”
immers meteen duidelijk een nationaal onderwijsakkoord te willen sluiten, wat ook invloed zou hebben op de caoafspraken. Marc Mittelmeijer: “In het Nationaal Onderwijsakkoord waren middelen gereserveerd die alleen beschikbaar kwamen als er een sectorakkoord en een cao waren. Dat ging om vele tientallen miljoenen. We hebben met dit onderhandelings ‘Er is een nieuwe, moderne resultaat het geld veilig kunnen stellen voor het vo.” De druk van dat extra geld heeft echter volgens Mittelmeijer in gedachtelijn ingezet’ de onderhandelingen nooit een rol gespeeld. “Wel stonden in Dat wennen begint met de implementatie van de CAO VO het Nationaal Onderwijsakkoord een aantal afspraken die we 2014-2015 in de scholen. Mittelmeijer erkent dat dit niet zo op cao-niveau hebben moeten vertalen. Maar dat waren vaak eenvoudig is, mede omdat het akkoord relatief laat tot stand is ook thema’s die op onze agenda stonden, zoals de versobering gekomen: “De scholen zijn nu ernstig aan het nadenken wat van de ouderenregeling.” Omdat de partijen ook op die punten deze cao praktisch betekent.” De VO-raad biedt daarbij nogal ver uit elkaar lagen, heeft het na het Nationaal Onder overigens ondersteuning via de Q&A-rubriek op de site. wijsakkoord toch nog een maand of vijf geduurd om tot een gezamenlijk onderhandelingsresultaat te komen. Vier thema’s
In de onderhandelingen concentreerde de delegatie van de VO-raad zich op vier thema’s: zeggenschap, levensfasebewust personeelsbeleid (de ombouw van allerlei regelingen tot één regeling, waardoor de ouderenregelingen afgeschaft worden), professionalisering en entreerecht. Mittelmeijer: “De meeste energie hebben we gestoken in de laatste drie thema’s. De loonparagraaf hing er natuurlijk altijd boven, maar kwam pas op het laatst aan bod. Op het gebied van zeggenschap zijn we niet tot echt inhoudelijke afspraken gekomen; dat hebben we een beetje vooruitgeschoven.” De onderhandelingsdelegatie (die naast Marc Mittelmeijer bestond uit Wim Littooij en Anne Hoekstra) is bijna twee jaar bezig geweest met deze klus. Vorig jaar april liep de VO-raad nog weg van de onderhandelingstafel, omdat hij er even geen heil meer in zag. Maar er zat ook een extra vertraging in van een half jaar doordat er een nieuw kabinet kwam. Dat maakte
28
VO-magazine 7 / juni 2014
Klankbordgroep
Om voeling met de achterban te houden, heeft de onder handelingsdelegatie gedurende het proces intensief overleg gehad met de klankbordgroep, bestaande uit acht bestuurders. Marc Mittelmeijer: “Die zijn betrokken geweest bij alle stappen die we hebben genomen. Op een gegeven moment hebben we er ook een aantal schoolleiders aan toegevoegd, omdat die nog beter dan bestuurders kunnen inschatten welke activiteiten je als schoolleider moet ontwikkelen om de cao te implementeren.” “Ze hebben ons ook scherp gehouden betreffende wat nodig is om onze keuzes te kunnen verantwoorden naar de achterban”, voegt hij daaraan toe. “Denkstappen die je als delegatie maakt, moeten ook wel door de leden kunnen worden gevolgd. Maar je zit op een gegeven moment in een onderhandelingskoker met elkaar. En dan haalt zo’n klankbordgroep je oogkleppen een beetje weg.”
‘Zo’n klankbordgroep haalt je oogkleppen een beetje weg’
Mede-delegatielid Anne Hoekstra staat als lid van een relatief klein bestuur (‘wij hebben 3200 leerlingen’) iets dichter op de dagelijkse praktijk. “Als er een voorstel op tafel komt, bekijk je ook altijd voor jezelf wat dat in je school betekent. Neem alle voorstellen rondom BAPO en de wijzigingen daarvan in het nieuwe levensfasebewuste personeelsbeleid. Daarvan kijk je natuurlijk hoe dat binnen je school valt. En omdat we een vrij gemiddelde school zijn, kan dat ook exemplarisch zijn voor andere scholen.” Overigens voelde Hoekstra zich niet specifiek een vertegen woordiger van de kleinere schoolbesturen (80 procent van de leden van de VO-raad). Anderzijds zegt hij: “Ik zit in een samenwerkingsverband van scholen in noordelijk NoordHolland, en dat is ook een club waar ik informeel wel eens wat dingen aan voorleg. Dat neem je dan mee in je rol als lid van de delegatie.”
‘We willen dit uitbouwen tot een cao-à-la-carte-systeem’ De uitkomst van het geheel stemt hem tevreden: “Ik denk dat we uiteindelijk een mooie, evenwichtige cao hebben.” Delegatieleider Marc Mittelmeijer voegt daaraan toe: “We hebben nu een eerste stap gezet naar een persoonlijk budget voor alle medewerkers; de bestedingsmogelijkheden van die medewerkers hebben we nog vrij beperkt gehouden. Dus op een aantal terreinen kunnen we nog wel verder doorontwik kelen. We willen het hele systeem in de toekomst graag uit bouwen tot een employee benefit-systeem en een soort cao-à-la-carte-systeem. Daarvoor zijn nog wel wat meer bestedingsmogelijkheden nodig.”
CAO VO 2014-2015 De belangrijkste elementen uit het onderhandelaars akkoord: • De huidige seniorenregeling (BAPO) komt te vervallen. Daarvoor in de plaats komt een regeling waarin verschillende mogelijkheden voor alle medewerkers zijn opgenomen, zodat zij keuzes kunnen maken die bij hun levensfase en persoonlijke situatie passen. • Scholen gaan 10% van het personeelsbudget besteden aan professionalisering. Iedere docent krijgt een basisbudget voor professionalisering, bestaande uit 5% van de normjaartaak en 600 euro. • Het entreerecht komt per 31 juli 2015 te vervallen. Werknemers die reeds gestart zijn met een opleiding die leidt tot een eerstegraads bevoegdheid en meer dan 50% lesgeven in de bovenbouw, hebben tot en met 31 juli 2017 nog recht op het entreerecht. • De lonen worden per 1 augustus 2014 structureel met 1,2% verhoogd.
Meer informatie: het dossier CAO VO op www.vo-raad.nl of de Helpdesk voor leden: www.vo-raad.nl/contact-helpdesk/helpdesk-vo-voor-leden
VO-magazine 7 / juni 2014
29
SECTORAKKOORD
SECTORAKKOORD EN VO-AGENDA 2014-2020
KLAAR VOOR DE TOEKOMST Het zal u niet ontgaan zijn: het kabinet en de VO-raad hebben op 17 april een sectorakkoord VO 2014-2017 afgesloten. Het akkoord sluit voor een belangrijk deel aan bij door de VO-sector zelf geformuleerde ambities voor de toekomst. In combinatie met de VO-agenda 2014-2020 ‘Klaar voor de toekomst’ geeft het een goed beeld van de koers die de sector de komende jaren wil gaan varen. Tekst: Cindy Curré en Linda Zeegers / Fotografie: Josje Deekens
Op de Algemene Ledenvergadering (ALV) van 23 april stemden de leden van de VO-raad in met het sector akkoord 2014-2017. Binnenkort wordt het officieel ondertekend. Het krijgt daarmee een definitieve status en zal vanaf dan het bestaande Bestuursakkoord 2012‑2015 vervangen. Het akkoord bevat afspraken over doelstel lingen, maatregelen en investeringen voor het voortgezet onderwijs in de periode tot en met 2017. Belangrijke speerpunten uit het akkoord zijn dat de talenten van middelbare scholieren optimaal worden benut, dat zij ruimte hebben om te differentiëren in niveau en tempo, dat er geïnvesteerd wordt in de kennis en deskundigheid van leraren, schoolleiders en bestuurders, en dat scholen ouders en leerlingen meer inzicht geven in de kwaliteit van de school en de ontwikkeling daarvan.
Het centrale motto van het sectorakkoord is: van, voor en door de sector Ook is afgesproken dat de sector zelf de regie voert op de ontwikkeling naar toekomstbestendig onderwijs en professionele scholen, en naar betere verhoudingen in verantwoording en toezicht. Het is de bedoeling dat scholen en besturen daarbij zo veel mogelijk gebruik maken van elkaars ervaringen en deskundigheid. Het sectorakkoord moet de ambities van de sector ondersteunen en faciliteren, en tegelijkertijd moet het scholen de ruimte en flexibiliteit geven om zelf het voortouw te nemen. Het centrale motto van het sectorakkoord is dan ook: van, voor en door de sector.
30
VO-magazine 7 / juni 2014
Vijf ambities centraal
De afspraken in het sectorakkoord zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op de opbrengsten van de VO2020-tour, die de VO-raad in januari en februari organiseerde. Tijdens deze tour ging de VO-raad door heel Nederland in gesprek met honderden bestuurders, schoolleiders en docenten over de toekomst van het voortgezet onderwijs, en formuleerde de sector haar belangrijkste prioriteiten. Paul Rosenmöller, voorzitter van de VO-raad: “De tour maakte duidelijk dat onze voornaamste uitdaging is om leerlingen maatschappelijk relevant en boeiend onderwijs op maat te bieden, met name omdat het decor van scholen in hoog tempo veran dert: ontwikkelingen als individualisering, digitalisering, ontgroening en vergrijzing, maar ook de globalisering hebben grote gevolgen voor ons onderwijs. Dat vraagt nieuwe antwoorden en oplossingen van scholen zelf, van de VO-raad en van de overheid.“ Al snel werd duidelijk hoe in ieder geval een deel van die oplossing er wat betreft de sector uit ziet: scholen willen meer werk maken van uitdagend onderwijs: onderwijs dat boeit en prikkelt, met leerlingen die samenwerken en vragen durven te stellen, docenten die talenten tot ont wikkeling laten komen, en hulpmiddelen die daarbij ondersteunen. En dat alles in een omgeving die zich tot ver buiten de school uitstrekt. De sector kwam daarmee tot vijf centrale ambities: • De leerling centraal; • Eigentijdse voorzieningen; • Meer aandacht voor brede vorming;
Paul Rosenmöller: “De VO2020-tour maakte duidelijk dat onze voornaamste uitdaging is om leerlingen maatschappelijk relevant en boeiend onderwijs op maat te bieden”
• Versterking van de verbinding met de omgeving; • De docent in positie in een professionele school. VO-agenda 2014-2020
De VO-agenda 2014-2020, die tijdens de ALV van 5 juni is aangeboden aan de leden van de VO-raad, koppelt de afspraken uit het sectorakkoord VO aan de vijf geformuleerde ambities. Per ambitie wordt aangegeven hoe de afspraken (in termen van ruimte in regelgeving, financiële en kwalitatieve impulsen, vermindering van regeldruk, sectorontwikkeling en verantwoording) in het sectorakkoord bijdragen aan het (gedeeltelijk) realiseren ervan én wat daarbij de rol van de overheid is, wat de VO-raad doet en wat scholen zelf doen. Rosenmöller: “Het document maakt niet alleen inzichtelijk wat ieders rol is, maar is ook bedoeld om het gesprek in de school te faciliteren. De geformu leerde afspraken, ambities en investeringen in het
sectorakkoord krijgen immers pas echt betekenis als die ook landen in de scholen.” Bij dit nummer van VO‑magazine is een papieren versie van de VO-agenda 2014‑2020 bijgevoegd. Ook zijn via de website van de VO-raad extra exemplaren te bestellen. Het ver volg
De afspraken in het sectorakkoord worden de komende tijd verder uitgewerkt en geconcretiseerd. Ook wordt in de komende maanden duidelijk hoe de ondersteuning en monitoring eruit komt te zien. De VO-raad is over de uitvoering van de afspraken ook in overleg met de bonden aangezien de docent hierbij een cruciale rol speelt. Alle informatie wordt gebundeld en toegankelijk gemaakt via de website klaarvoordetoekomstvo.nl, zodat schoolleiders, bestuurders en docenten er op schoolniveau verder mee aan de slag kunnen.”
MEER INFORMATIE? De volledige tekst van het sectorakkoord VO 2014‑2017 vindt u op www.vo-raad.nl/ dossiers/sectorakkoord-vo. In dit dossier vindt u tevens een Q&A over het akkoord. Op www.klaarvoordetoekomstvo.nl volgt u de uitwerking en concretisering van het sector akkoord. Hier kunt u nu ook al de online versie van de VO-agenda 2014-2020 lezen.
De papieren versie van de VO-agenda 2020 is bijgesloten bij dit VO-magazine, extra exemplaren zijn te bestellen via
[email protected]. Voor een overzicht van de opbouw van de middelen die vrijkomen, oplopend naar 369 miljoen euro vanaf 2018, bezoekt u www.vo-raad.nl/ dossiers/bekostiging/waaruit-bestaat-de369-miljoen
VO-magazine 7 / juni 2014
31
360˚
Pedagogisch instrument of steen op de maag?
MEER GRIP OP HUISVESTING Meer doen met minder geld, in die situatie verkeren veel schoolbesturen als het om huisvestingsvraagstukken gaat. Hoe houd je huisvesting in de hand? Welke competenties horen bij goed opdrachtgeverschap? Speelt duurzaamheid een rol? Scholen kunnen leren van goede voorbeelden van anderen en hun voordeel doen met de praktische tips en instrumenten van Ruimte-OK. Tekst: Carolien Nout / Illustratie: Ad Kolkman
In het onlangs gepubliceerde sectorakkoord staat het duidelijk: eigentijds onderwijs vraagt om een organisatie die flexibel omgaat met onderwijssoorten, roosters en de muren van het klaslokaal. Het vraagt om goede huis vesting, want onderwijsinnovaties worden soms geremd door de beperkte fysieke ruimte en mogelijkheden. Scholen moeten meer samenwerken om dat te verbete ren, zo staat er. En effectieve schoolleiders en bestuur ders moeten de basiskennis en vaardigheden hebben om eigentijds onderwijs in een goede omgeving te realiseren.
worden verbeterd. Er is dus nog veel winst te halen uit een goede bedrijfsvoering.” Ruimte-OK is een onafhankelijk kenniscentrum opgericht door de PO-raad, VO-raad, VNG, het Waarborgfonds Kinderopvang en de Brancheorganisatie Kinderopvang. Ruimte-OK wil schoolbesturen helpen hun rol als opdrachtgever bij huisvestingsvraagstukken te versterken en biedt daarvoor kennis en instrumenten (zie kader). Van Zandwijk vindt dat schoolbesturen meer affiniteit zouden moeten krijgen met huisvesting: “Zij moeten Er is veel aan de hand: bezuinigingen, zich meer bewust zijn van hun rol en verantwoordelijk heid en de strategische keuzes die zij kunnen maken in teruglopende leerlingaantallen en een een sterk veranderd speelveld. Er is nu veel tegelijkertijd sterk verouderd gebouwenbestand aan de hand: bezuinigingen, teruglopende leerlingaantal len en een sterk verouderd gebouwenbestand bijvoor Pakken scholen hun huisvestingstaak nu al goed op? beeld. Verder hebben veel scholen te maken met een hoog Ja, maar er zijn grote verschillen, vindt Marco van energieverbruik en zijn de reserveringen voor onderhoud Zandwijk van Ruimte-OK: “Sommige schoolbesturen niet altijd toereikend. Commerciële partijen staan vinden huisvesting een lastig bijverschijnsel: onderwijs weliswaar in de rij om hun diensten en producten aan te geven is immers het primaire proces. Steeds meer school bieden, maar eerst moeten schoolbesturen zich afvragen besturen zien echter in dat je door goede huisvesting ook wat nu eigenlijk de huisvestingsvraag of -behoefte is. de onderwijskwaliteit kunt verbeteren; daarmee wordt Dan pas kunnen zij een afgewogen keuze maken.” het een bedrijfsmiddel. Een reden te meer om als school leider die rol op te pakken en de bijhorende competen Gemeenten ties van goed opdrachtgeverschap te ontwikkelen. Huisvesting is nog steeds een gezamenlijke verantwoor Daarnaast kan de exploitatie van onderwijsgebouwen delijkheid van gemeenten en scholen. In het Nationaal
32
VO-magazine 7 / juni 2014
Onderwijsakkoord is vastgelegd dat het geld dat gemeen ten nu jaarlijks te weinig uitgeven aan onderwijshuis vesting, gekort wordt op het gemeentefonds en wordt toegevoegd aan de lumpsum van po- en vo-scholen. De VO-raad pleit ervoor dat scholen ook zelf kunnen besluiten om de rest van het budget dat gemeenten ontvangen voor onderwijshuisvesting, over te nemen. Geen enkele situatie is gelijk, maar een goede relatie met de gemeente is een eerste vereiste om tot afspraken te komen. En dat is niet altijd eenvoudig, zo ervaart Guus Hagt, rector van het Baudartius College in Zutphen. De school beschikt over twee locaties, waarvan er een zowel kwantitatief als kwalitatief niet meer voldoet. “Te weinig lokalen die ook nog eens ongeschikt zijn voor moderne onderwijsvormen. Ik zou erg graag een collegezaal en een werkgroepruimte willen”, verzucht hij. “En er zijn problemen met de klimaatbeheersing en de riolering. De gemeente had wel oren naar nieuwbouw, maar na de crisis in 2008 waren die plannen snel van de baan. Nu zitten we met het probleem dat er na de verkiezingen nog steeds geen college is gevormd. Heel spijtig, want ik zie goede huisvesting als een pedagogisch instrument.” De regio heeft ook te kampen met dalende leerlingen aantallen. Het Baudartius zoekt samenwerking met andere scholen om daar een creatieve oplossing voor te vinden: nieuwbouw, misschien een gebouw afstoten –
maar vooralsnog geeft de gemeente niet thuis. “Dat is zo jammer! Een gemeente zou juist trots moeten zijn dat er vier scholen in een klein gebied zo’n gevarieerd onder wijsaanbod realiseren. Voor ons zou de gemeente een coöperatieve partner moeten zijn waarmee we een dialoog kunnen voeren. Wij willen graag doordecentra liseren, maar wel onder de goede condities. De onder linge verschillen tussen de scholen in Zutphen zijn groot. Het moet niet zo zijn dat de gemeente de problemen over de schutting gooit”, zegt Hagt. Hij zou graag zien dat de VNG of de VO-raad druk uitoefent op gemeenten die scholen met huisvestingsinitiatieven aan hun lot overlaten.
‘Het meeste geld gaat naar personeel en dat doen scholen ook al jaren goed, dus waarom zou het met huisvesting dan anders gaan?’ Hagt is ook penningmeester van Coöperatie VO, een groep van zogeheten eenpitters en relatief kleine school besturen. Is het voor hen, vanwege hun omvang, moeilijker om invulling te geven aan hun taak op huis vestingsgebied dan voor grote schoolbesturen? Hagt: “Voor nieuwbouw heb je wel specialistische kennis nodig. Een compacte school maakt dat in zijn bestaan
VO-magazine 7 / juni 2014
33
EXPERTISE VAN RUIMTE-OK Ruimte-OK is het landelijke aanspreekpunt dat bestaande en nieuwe kennis bundelt en ontwikkelt en informatie verstrekt over huisvesting voor scholen, kinderopvangorganisaties en gemeenten. Dat doet Ruimte-OK onder andere via een Kennisbank (gratis toegang na registratie). Scholen kunnen bijvoorbeeld een zelfevaluatie uitvoeren met een vragenset die direct inzicht geeft in de aanwezige kennis en competenties inzake huisvesting. Verder zijn er een stappenplan en rekenmodel ontwikkeld waarmee scholen en
gemeenten samen de mogelijkheden, voor- en nadelen en financiële haalbaarheid van door decentralisatie kunnen verkennen. Deze verkenning, opgezet door Ruimte-OK, bestaat uit drie workshops, waarbij verschillende scenario’s worden doorge rekend. De lokale omstandigheden staan centraal. Op het eind krijgt de school een rapportage met conclusies en aanbevelingen die helpen bij de verdere besluitvorming: wel of niet door decentraliseren?
maar één keer mee. Dan heb je veel aan de ervaring die andere scholen daarmee opgedaan hebben, en is het goed om bijvoorbeeld kennis uit te wisselen in een netwerk of via Ruimte-OK. Samenwerking met commerciële partners zie ik ook als mogelijkheid, bijvoorbeeld als het om duurzaamheid gaat. Maar dan moet je als school wel over de financiële middelen beschikken.”
realiseren en monumentale gebouwen behouden en renoveren. Je kunt beter minder gebouwen hebben die goed zijn, dan meer van slechte kwaliteit.” Natuurlijk betreurt Schopman het dat niet al het geld dat de gemeente van de rijksoverheid krijgt aan school huisvesting wordt uitgegeven. Er was veel discussie met de gemeente over doordecentralisatie, maar dat bleek helaas niet haalbaar. “We kwamen uit op een compro Inzicht mis: de renovatie van monumenten wordt voor Van Zandwijk van Ruimte-OK merkt op dat scholen 62 procent vergoed. Dat betekent voor ons nog zich pas realiseren welke kennis er in hun organisatie een grote investering, maar het is nu eenmaal een ontbreekt als ze een zelfassessment doorlopen. “Dat is compromis. Onze stichting is behoorlijk decentraal één kant van de medaille. Als je weet wat er nodig is aan georganiseerd. De verschillende scholen hebben een kennis en competenties in je organisatie, dan kun je dat eigen identiteit. Daarom maken zij eerst een strategisch aanvullen. De andere kant is dat je pas echt grip op huis investeringsplan voor de komende tien jaar en daarna vesting krijgt als er draagvlak is bij de gebruikers van het doen we dat als gezamenlijke besturen voor de stad. gebouw, als je goed inzicht hebt in de gebouwkwaliteit Als je dat plan eenmaal hebt, kun je het tempo van de en in de investeringen die nodig zijn voor bouwen en investeringen bepalen. De grote investeringen en het onderhoud. Maar al te vaak ontbreken deze inzichten eigenarenonderhoud gebeuren centraal, het kleine totaal.” onderhoud doen de scholen zelf.”
‘Ik hoop dat er een landelijk kwaliteits kader voor het voortgezet onderwijs komt; dat heeft veel meer gewicht’ Die feiten en cijfers waren juist het eerste waar Fred Schopman, hoofd Huisvesting van stichting VO Haag landen, mee begon toen hij het huisvestingsbeleid voor de tien deelnemende schoolorganisaties op poten zette. Inmiddels weet hij precies waar het om gaat: meer dan 100.000 vierkante meters voor 12.000 leerlingen in 22 schoolgebouwen. “Er was veel achterstallig onderhoud. We wilden slechte gebouwen saneren, nieuwbouw
34
VO-magazine 7 / juni 2014
Kwaliteitskader
De samenwerking met de gemeente verloopt inmiddels goed, volgens Schopman. “Er zijn duidelijke afspraken en de verordening wordt minder bureaucratisch. Maar er is nog wel een kwaliteitsslag te maken. Wij werken nu aan een kwaliteitskader Huisvesting in onze regio, zoals het primair onderwijs dat inmiddels ook heeft. We vragen de schoolbesturen om input. Er ligt inmiddels een concept. Ik hoop echt dat de VO-raad dit gaat oppakken, zodat er een landelijk kwaliteitskader voor het voortgezet onderwijs komt. Dat heeft veel meer gewicht.” Een kwaliteitskader, zoals dat ook voor het primair onderwijs is opgesteld, bevat afspraken over het gewenste
360˚
Andere instrumenten zijn bijvoorbeeld: k routekaart gebruikersparticipatie, om gebruikers beter te betrekking bij nieuwbouw of verbouwing k processturing prestatie-eisen, om eenduidig te communiceren over en te sturen op prestatie-eisen k gebruikersevaluatie, om inzicht te krijgen in de gebruikskwaliteit van een gebouw k gebouwevaluatie, een objectieve kwaliteitsmeting van gebouwaspecten. Verder kunnen scholen zich abonneren op een helpdesk, waar zij direct antwoord krijgen op hun vragen.
basiskwaliteitsniveau van de huisvesting. Dat geeft hou vast in het overleg met gemeenten en advies-, ontwerp-, en bouwpartijen. Het kader gaat uit van architectonische kwaliteitscriteria, bijvoorbeeld over de belevingswaarde, het beeld en de sfeer van het gebouw. Er zijn functionele kwaliteitscriteria, zoals de basiskwaliteit van de gebruiks waarde (bijvoorbeeld de geschiktheid van ruimtes voor het onderwijs) en technische kwaliteitscriteria. Hier onder vallen bijvoorbeeld de eisen die je aan een gebouw kunt stellen ten aanzien van onderhoud, duurzaamheid en gezondheid (onder andere de Frisse School). Gezien het veranderde speelveld komt er veel op scholen af als het om huisvesting gaat. Fred Schopman ziet het als ervaren huisvestingsman niet somber in. “Doorde centralisatie geeft scholen meer armslag. Je kunt veel beter plannen voor de lange termijn dan gemeenten; hun beleid kan na vier jaar,als er verkiezingen zijn, weer wijzigen. Ik denk dat schoolbesturen uitstekend huisvestingsbeleid kunnen voeren. Mochten ze zelf de expertise niet in huis hebben, dan weten ze waar ze de kennis en informatie wel kunnen vinden. In het onder wijs gaat het meeste geld naar personeel en dat doen scholen ook al jaren goed, dus waarom zou het met huisvesting dan anders gaan?” Green Deal
Duurzaamheid is ook een onderwerp waar scholen mee worstelen. Het gaat om keuzes als levensduurverlengend onderhoud, verbouwen of nieuwbouw, zoals de energie neutrale school. Ruimte-OK werkt op dit moment samen met het Klimaatverbond, de VO-raad, PO-raad, VNG en rijksoverheid aan de ontwikkeling van een Green Deal Verduurzaming Scholen. In navolging van de ‘deals’ die de rijksoverheid heeft afgesloten met
bedrijven en overheidsorganisaties over onder andere energie, water, grondstoffen en biodiversiteit, kijken zij wat de mogelijkheden zijn voor verduurzaming van onderwijshuisvesting. ‘Duurzaam’ wil zeggen: toekomst bestendig qua leer- en werkklimaat, beheer en onder houd en financiering en exploitatie.
Met de Green Deal kunnen veel meer schoolgebouwen duurzaam worden op basis van budgetneutrale investeringen Op dit moment is er overleg met de rijksoverheid over de totstandkoming en uitvoering van de Green Deal. Met deze deal kunnen veel meer schoolgebouwen duurzaam worden op basis van budgetneutrale inves teringen. Die ontwikkeling kan bijvoorbeeld worden versneld door huidige belemmeringen weg te nemen. De deal gaat uit van een vraaggestuurde aanpak: school besturen en gemeenten worden bevraagd over hun behoeften, mogelijkheden en kennisniveau. De uitvoering zal circa drie jaar in beslag nemen. De bedoeling is dat schoolbesturen en gemeenten gedurende die periode ondersteuning krijgen bij het ontwikkelen van hun opdrachtgeversrol en bij het formuleren en realiseren van structurele energie- en verduurzamingsdoelstellingen. Ze kunnen daarbij gebruik maken van kennis, instrumenten, goede voorbeelden en financieringsmodellen. Renovatie
Al net zo actueel als de Green Deal is de behoefte van scholen aan meer duidelijkheid over renovatie. Op dit moment is over renovatie niets vastgelegd in de wet,
VO-magazine 7 / juni 2014
35
ADVERTENTIE
Brite Wireless & OGD ict-diensten: partners in onderwijs
? n e gg
e
z e t er
rd ies. u u st sess tips
be rwijs n en l o cho nde esse
s s l a
D o e succ G O nd u e t d eb n van leer va h t Wa naar ééeën en urders. u de Koml uw i re best Dee ande van meld u gratis aan op
ogd.nl/onderwijs
Renovatie wordt de komende jaren naar verwachting belangrijker dan nieuwbouw
met als gevolg dat gemeenten hier nauwelijks geld aan uitgeven. Dit terwijl renovatie de komende jaren naar verwachting belangrijker wordt dan nieuwbouw. Staatssecretaris Dekker heeft toegezegd te zullen bevorderen dat er richtlijnen komen voor de renovatie van schoolgebouwen. Deze zouden moeten worden opgesteld door de VNG, VO-raad en PO-raad. De VO-raad ziet dit als een eerste, flinke stap in de goede richting. Ook dit probleem zou overigens verholpen zijn bij de overdracht van meer huisvestingsverantwoordelijk heid naar de schoolbesturen zelf, aldus de raad. Opdrachtgeverschap
Er staan scholen dus veel uitdagingen te wachten. Schoolbesturen moeten zich ervan bewust zijn dat zij hun rol als opdrachtgever moeten versterken. Van Zandwijk: “Huisvesting is niet iets wat je erbij kunt doen. Daarvoor gaat het om te veel geld. Schoolbesturen staan voor belangrijke afwegingen: moet je het zelf doen, of uitbesteden? Denken aan de lange termijn, kritisch zijn ten aanzien van gepland onderhoud, rekening houden met de gebruikers, dat heeft allemaal te maken met professionalisering van het opdrachtgeverschap. Daarvoor moet je beschikken over competenties die bij alle facetten van opdrachtgeverschap om de hoek komen kijken: beheren, controle houden, ondernemend zijn en een strategie kunnen ontwikkelen.” Onderwijshuisvesting hoeft met de juiste mensen en de juiste keuzes niet als een steen op de maag te liggen. Sterker nog, wie het goed aanpakt kan het onderwijs er een kwaliteitsimpuls mee geven. Meer informatie: Ga naar www.ruimte-ok.nl voor alle informatie over onderwijshuisvesting. Kijk op www.VNG.nl in het dossier Onderwijs huisvesting voor actuele informatie van gemeenten. Op 4 november vindt de tweede landelijke Kennisdag Grip op Kwaliteit plaats, voor huisvestingsprofessionals in het onderwijs. Meer informatie op www.ruimte-ok.nl.
COLUMN
360˚
H ENDRIK-JAN VAN ARENTHALS LEENSTELSEL De leenheer, eigenlijk is het een dame, zag met genoegen dat de Raad van leenmannen (onder wie een enkele vrouw) een Onder handelaarsakkoord had bereikt met de Gilden en de mensen in het veld. ‘Akkoord’ was een goede term. Een begrip als ‘compro mis’ had immers veel meer de connotatie dat iedereen moest inleveren. De bonus had gewerkt. De deadline was net gehaald, zo constateerde ze vanuit haar machtscentrum, dat subtiel de naam ‘Hoftoren’ droeg. Ze waren rijkelijk laat, dat wel. Formatieplannen konden deels de versnipperaar in. Vacatures waren onder voorbehoud. Hopelijk zouden ze komend jaar nog eerder starten met onderhandelen over het vervolg… Haar vazallen hadden zich uitgeput in goedbedoelde maat regelen. Er waren afspraken om banen voor jonge mensen te behouden. Tegelijkertijd werd de ‘kleine BAPO’ relatief zo aantrekkelijk gemaakt, dat vele krasse knarren hun ‘grote BAPO’ inleverden en diezelfde jonge garde verdrongen. Enfin, als het over een langere periode maar wél goed uitpakte. En dan die werkdrukvermindering… Zouden die vijftig uur dan werkelijk het gezeur over grote klassen en onvoldoende middelen voor Passend Onderwijs doen verstommen? De vierentwintig uur ‘trekkingsrecht’ waren indertijd nog massaal gecasht. Nu mocht dat niet. Maar ja, een overuurtje mocht weer wel… Bij de dingen waar ze niet uitkwamen, hadden ze gekozen voor een ‘onderzoek’ – altijd goed. En dan de loonsverhoging. Over symboliek gesproken. Pecunia non olet, maar het werkt onge veer als een aspirientje waar het gaat om werkbeleving. Maar ja, de nullijn moest letterlijk koste wat kost van tafel. Dat wilde haar bondgenoot Alexander de Grote immers ook. En weer namen de Ridders van de Raad, die soms nog steeds Rondetafel conferenties hielden, een voorschot op verwachte ruimte. Nu ging het om 1,2 procent en was hun stellige verwachting dat zij dat in 2015 ruimschoots bij zou passen. Dat dit niet zo heel lang geleden goed mis was gegaan, mocht nu geen rol meer spelen. Zo lang ze daar in de Domstad maar bleven beseffen dat ze onderhandelden met geleend geld, was zij tevreden. Bestuurs akkoord, onderwijsakkoord, herfstakkoord, sectorakkoord: wie betaalt, bepaalt. Eigenlijk was dit ook een soort leenstelsel. Onwillekeurig glimlachte ze. Goed beschouwd waren die studenten nog lastiger in toom te houden. DUO, de Dienst Uitvoering Onderwijsorganen, had nog steeds de grootste troef in handen. Per slot van rekening hadden ze immers allemaal een DUO-baan… VO-magazine 7 / juni 2014
37
VO-ACADEMIE
Leergang financieel leiderschap VO-academie
FINANCIEEL GEZOND EN ‘IN CONTROL’ Digitalisering, een wispelturige overheid en krimpende leerlingaantallen: scholen moeten het hoofd koel zien te houden in een dynamische omgeving met tal van risico’s. Financieel gezond blijven vraagt financieel leiderschap van bestuurders, schoolleiders en stafmedewerkers. Tekst: Eva van Teeseling / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Financieel leiderschap gaat verder dan goed ‘op de centen letten’. Het vergt visie, een helder inzicht in de risico’s, samenwerking en dialoog met stakeholders binnen en buiten de organisatie. Er is een sterke verwevenheid tussen de onderwijsdoelen, resultaten en ambities en de financiën. Hoe gaan leiders in het onderwijs hiermee om? Welke uitdagingen komen zij tegen? Het roer om
De Stichting Willem van Oranje is een protestantschristelijke onderwijsorganisatie in Waalwijk waar twee po- en twee vo‑scholen onder vallen. Op dit moment is de stichting organisatorisch en financieel kerngezond, maar dat is niet altijd zo geweest. “Vier jaar geleden wilden we meer inzicht in onze risico’s. Daarom hebben we onze organisatie bedrijfsmatig laten doorlichten door een extern bureau”, zegt Jan Maarten de Bruin. Binnen het college van bestuur van de stichting beheert hij de portefeuille financiën.
‘Dankzij de inzet van alle docenten is het ons gelukt om binnen twee jaar uit de rode cijfers te komen’ De scan toonde processen met risico’s: de stichting was niet ‘in control’. Voor het bestuur was dit aanleiding om het roer om te gooien. “Zo’n koerswijziging vergt tijd, vooral omdat we het personeel in dit proces mee wilden nemen. Je hebt betrokkenheid nodig bij docenten, een gevoel van urgentie. Voor die cultuurverandering is
38
VO-magazine 7 / juni 2014
financieel leiderschap nodig”, zegt bestuursvoorzitter Leen van Duijn. “Hoewel we fors moesten bezuinigen, zijn we óók blijven investeren. We hielden ons kerndoel in het vizier: kwalitatief goed onderwijs bieden aan onze leerlingen.” De Bruin: “We hebben kritisch gekeken naar de efficiëntie van de administratieprocessen, maar ook bijvoorbeeld naar de onderwijstijd. Dankzij de inzet van alle docenten is het ons gelukt om binnen twee jaar uit de rode cijfers te komen.” Gaten dichten
Voorheen werden de begrotingen losjes gebaseerd op de kostenontwikkeling in het verleden. Nu richt de blik zich op de toekomst. Geen enkel beleidsplan of locatieplan wordt aangenomen zonder een degelijke financiële onderbouwing. Uitgangspunt zijn de ambities van de school en de doelstellingen voor de komende jaren. Per locatie worden de plannen gedetailleerd doorgerekend. “We streven ernaar om ambities binnen de bestaande budgetten te realiseren. Dat kan ook betekenen dat we onze ambities aanpassen of plannen even uitstellen”, zegt De Bruin. “Zo hebben we het tempo van de digitalisering enigszins afgeremd.” “Kosten voor personeel, investeringen in gebouwen, energie, extra uitgaven voor projecten, daar zijn we bijzonder scherp op”, vervolgt De Bruin. “Met locatie directeuren, secties en projectleiders maken we heldere afspraken over budgetten, verantwoordelijkheden en mandaten. Doe je dat niet, dan gaat je organisatie aan alle kanten ‘lekken’. Als een vergiet. Die gaten willen
Bestuursvoorzitter Leen van Duijn (links) en Jan Maarten de Bruin van Stichting Willem van Oranje
we dichten. Dat kan alleen als mensen beseffen: wat we willen kost geld, en de ene keuze sluit de andere uit.” Leergang
Om aspecten van financieel leiderschap meer te ver ankeren binnen de organisatie besloot het bestuur zich in te schrijven voor de leergang Financieel leiderschap van de VO-academie. Ook twee locatiedirecteuren, het hoofd bedrijfsvoering en het hoofd financiën namen deel. “Het was goed om hier mensen van de staf en uit de onderwijsorganisatie bij te hebben”, zegt Van Duijn. “Elk van ons kijkt vanuit een ander perspectief naar financieel leiderschap. Ik vond het bijzonder om te zien hoe we elkaar daarin kunnen versterken.” Tijdens de leergang was er te weinig tijd om het zorg vuldig voorbereide plan van aanpak van de stichting te bespreken. “We waren een beetje teleurgesteld”, zegt Van Duijn. “Gelukkig had de VO-academie een mooi aanbod voor ons: een extra bijeenkomst met de twee docenten van de VO-academie, zodat we met hen ons plan van aanpak konden uitdiepen. Zo zijn we echt een stap verder gekomen met het plan. Een prima oplossing.” Impuls
Hoe versterk je je rol als financieel leider? Hoe stem je je financieel beleid af op de groeifase van een school? Hoe kunnen stakeholders je ondersteunen in je beleid? Deze en andere thema’s kwamen tijdens de leergang aan bod. Voor de Stichting Willem van Oranje was dit een krachtige impuls om zaken op te pakken en uit te werken. “We gingen met waardevolle nieuwe inzichten
naar huis”, stelt De Bruin vast. “De locatiedirecteuren zijn voortvarend aan de gang gegaan met hun stake holderbeleid. Stakeholders krijgen een plek in ons strategisch beleidsplan. Kortom: voor ons kwam de leergang op het goede moment.”
LEERGANG STRATEGISCH HRM Na het succes van de pilot start op 9 september 2014 de tweede leergang Strategisch HRM in het VO. Informatie of aanmelden via www.vo-academie.nl/strategisch-hrm Beroepsstandaard In september organiseert de VO-academie diverse bijeenkomsten met als thema ‘Schoolleiderschap: een serieuze zaak’. Praat mee over de beroepsstandaard, uw mening doet ertoe! Zie de bijlage van dit magazine voor data of ga naar www.vo-academie.nl/schoolleidersregister-vo/ beroepsstandaard voor direct aanmelden. Leergang Financieel Leiderschap U kunt zich aanmelden voor de tweede leergang Financieel Leiderschap. Data: 5, 19 en 20 november en 10 december. Meer info en aanmelden via www.vo-academie.nl/financieelleiderschap. Hier kunt u ook het zojuist verschenen katern Financieel Leiderschap downloaden of bestellen.
VO-magazine 7 / juni 2014
39
BLIK VAN BUITEN
‘LIEVER EEN PROFESSIONEEL GESPREK’ Naam k Drs. Monique Vogelzang (1969) Achtergrond k sinds november 2013 hoofdinspecteur voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs Gespreksonderwerp k het inspectietoezicht Standpunt k de inspectie is niet van de afrekencultuur. Tekst: Emmanuel Naaijkens / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Begin jaren tachtig zat u op het Grotius College in Delft. Hoe kijkt u daarop terug? “Ik kwam van een dorp en voor mijn gevoel ging ik naar een hele grote school. Ik begon in een havo/vwo-brugklas, maar in de tweede ging het mis. Ik was te druk met andere dingen. Zo werd ik teruggeplaatst naar de mavo. Omdat ik een voorsprong had, deed ik niks op de mavo en ik zakte bijna voor mijn examen. Met de overstap naar de havo ging voor mij het concept leren pas echt leven. Leren bleek best leuk!”
‘Alles in het toezicht is gericht op verbetering’ In het Onderwijsverslag signaleert u dat er een algemeen motivatie probleem is in het voortgezet onderwijs. Maar bestaat dat niet al langer? Zie uw eigen ervaring. “Motivatie is zeker een onderwerp dat al langer de aandacht vraagt. Wel heeft het met de tijd een andere inkleuring gekregen. Een kind ontwikkelt zich in fasen en iedereen doet dat op een eigen manier. Leerlingen moeten de ruimte krijgen om dat te ontdekken.”
40
VO-magazine 7 / juni 2014
De VO-raad zet sterk in op het personaliseren van het onderwijs. Heeft dat impact op de wijze van toezicht? “Daar discussiëren we over met het veld en het departement, hoe we dat vorm kunnen geven. Onze insteek is dat het toezicht verandert met de ontwikkelingen in het veld. Ik zie niet direct grote belem meringen. Ik zou zelf een groot voor stander zijn van persoonlijke routes voor leerlingen, omdat die uitgaan van hoe je het meeste uit ieder kind kunt halen.”
toezicht alleen over harde cijfers zou gaan. Dat wij heel eendimensionaal het onderwijs zouden vertalen als een productiemachine. Dat is een onjuist beeld. Dat risicogerichte toezicht was nodig; het heeft ertoe geleid dat het aantal zwakke en zeer zwakke scholen sterk is afgenomen.”
En dan valt de term afrekencultuur. “Dat vind ik absoluut niet aan de orde. Ook als je naar de onderwijswetgeving kijkt, is alles in het toezicht gericht op verbetering. Er zit nergens een element De waardering van het onderwijsveld in van afrekenen. Niet ten aanzien van voor de inspectie is wisselend; soms bekostiging, niet op manieren waarop zijn de reacties zeer negatief. Heeft dat scholen ambities willen verwezenlijken.” een oorzaak in het risicogerichte toezicht? Waarom is dat beeld dan zo “Uit onderzoek blijkt iets dubbels. hardnekkig? Als de ene kant hoor je van scholen of “De harde kanten – de resultaten – docenten: ‘we zien de inspectie te weinig maken natuurlijk onderdeel uit van de in de klas’. Aan de andere kant is er een beoordeling. Maar we kijken ook naar gevoel van ‘laat ons nou ons ding doen’, het onderwijsproces, het schoolklimaat, en wordt ons werk als controle ervaren. de veiligheid, de sociale opbrengsten. Laatst zei een rector: ‘Als ik de keuze We kijken naar het brede profiel van een zou hebben tussen een kwartaalgesprek school. met mijn bestuur en met de inspectie Wel worden in het huidige opbrengsten dan kies ik voor het laatste. Want jullie model scholen met elkaar vergeleken, hebben een breed zicht op de onderwijs terwijl scholen niet precies weten wat sector en kunnen mij heel gericht er achter de cijfers schuilgaat. Daarom feedback geven.’ Het beeld is dat werken wij aan een nieuw model voor
de onderwijsresultaten; scholen kunnen daar zelf mee aan de slag, het is veel trans paranter. En daardoor kunnen we nog beter het gesprek met scholen voeren.
Dus die brede context is er al? “Voor een deel, maar we willen dat uitbouwen en beter zichtbaar maken. Hierover zijn we met het veld in gesprek; het is dus een gedeelde wens. ‘We moeten niet op de Het huidige toezichtkader is ook met het veld vormgegeven. Daar is een stoel gaan zitten van belangrijkere rol voor het onderwijs degene die binnen de proces en de sociale opbrengsten uit school verantwoordelijk is’ voortgekomen. In het kader van gedifferentieerd toezicht zijn we Daarnaast willen we toe naar gedifferen inspectiebreed bezig om opnieuw naar tieerd toezicht. Samen met het veld onze waarderingskaders te kijken, om ontwerpen we pilots waar de komende daarin ook het brede profiel – waar we twee jaar negentig scholen aan meedoen. dus echt naar kijken – zichtbaarder Het gaat ons erom, die verbetercultuur te maken. We willen laten zien hoe een in scholen aan te slingeren en scholen school het doet op gebied van school te helpen om die stapjes extra te klimaat, veiligheid, onderwijsproces, kunnen zetten. Het idee dat we meer kwaliteitsborging, ambities en financiën. stimulerend toezicht willen houden, Daarvoor hebben we de input van dat valt heel positief.” scholen nodig; we moeten informatie gaan uitwisselen.” Scholen hebben het er vaak over dat niet of onvoldoende in het oordeel tot Feedback geven is een taak voor de uitdrukking komt dat ze bepaalde inspectie? leerlingen met veel steun en toewijding “Zeker. Feedback geven we nu vooral in verder brengen. Hoe zit dat? het gesprek met het bestuur. Een onder “Als je alleen naar de opbrengsten kijkt, zoek begint met een gesprek met de dan blijven we corrigeren voor die achter schoolleiding en eindigt daar ook mee. standen. Dat element zit erin. Het speci Dat volgt uit het model waarin we nu fieke element van ondersteuning laten werken, waarbij we de school zo goed we straks meer zien in het brede profiel.” mogelijk in positie willen brengen.
We zijn nu ook aan het kijken hoe we de docent na een lesobservatie iets terug kunnen geven. Maar we moeten wel een vorm vinden waarin we niet op de stoel gaan zitten van degene die daar binnen de school voor verantwoordelijk is. Wij willen een spiegel voorhouden.” In het Onderwijsverslag zegt u dat scholen onvoldoende gebruik maken van de ontwikkelruimte die er is. Maar die terughoudendheid is mis schien wel ingegeven door het gedoe met de 1040-urennorm. Scholen die zich wilden onderscheiden, werden op de vingers getikt. “Het was een politieke wens om te zeggen: die 1040 uur is de grens. Dan is dat voor ons een opdracht om die te handhaven. Maar je ziet altijd golfbewegingen. Voor ons was het ook niet prettig om te moeten turven, wij willen graag het professionele gesprek hebben met de scholen. Binnen de bestaande regelgeving is er ruimte om te vernieuwen, er kan echtheel veel. En het is nog altijd zo dat inspecteurs de mogelijkheid hebben om beredeneerd af te wijken als een school niet helemaal ‘in het bakje valt’. Maar je moet als school wel kunnen aantonen welke keuzes je maakt en zelf je analyses neerleggen.”
VO-magazine 7 / juni 2014
41
WIE WAT WAAR
WIE WERKT WAAR
AGENDA
QUADRAAM Arnhem, de Liemers en Over-Betuwe
Erika Diender-van Dijk (45) is de opvolger van de vertrokken Peter van Buuren als bestuurslid van Quadraam. Zij is nu commissaris bij het politiekorps Regio IJsselland en was daarvoor onder meer directeur bij Hogeschool Windesheim in Zwolle.
ESDAL COLLEGE, EMMEN Het Esdal College heeft Ghita Kolker (51) benoemd tot lid van de kerndirectie. Zij volgt hiermee Matthias Kooistra op. Kolker is nu nog rector van het Leeuwarder Lyceum en directeur van de ISK, onderdelen van de openbare scholengemeenschap Piter Jelles in Leeuwarden.
SCHOLEN COMBINATIE ZOETERMEER Stedelijk College, Zoetermeer
Per 1 augustus 2014 is Hanneke Klunder de nieuwe directeur van het Stedelijk College te Zoetermeer. Zij is de opvolger van Marik Bal die met pensioen gaat. Klunder werkte de laatste jaren bij de gemeente Rotterdam als afdelingshoofd bij de directie Veiligheid.
09-09 B ijeenkomst leerlijn vmbo-mbo Wie Schoolleiders en bestuurders Waar DUO, Utrecht 09-09 L eergang Strategisch HRM (VO‑academie) Wie Schoolleiders en bestuurders Waar Regio Utrecht 24-09 Workshop aanbesteding leermiddelen Wie Schoolleiders en bestuurders Waar Utrecht 30-10 L andelijk congres Stimulering LOB Wie S choolleiders, bestuurders en
decanen Waar Nog niet bekend 4-11 Kennisdag Ruimte-OK Wie Schoolleiders en bestuurders Waar Amersfoort
PENTA DR. NASSAU COLLEGE Assen
Menno den Hollander is de nieuwe directeur van Penta Assen. Den Hollander werkte als directeur aan het Zuiderzee College in Zaandam.
ICHTHUS COLLEGE
27-11 A lgemene Ledenvergadering (ALV) Wie Leden VO-raad Waar Utrecht
Veenendaal
Jaap van Dam is per 1 augustus de nieuwe voorzitter van de raad van bestuur van het Ichthus College. Van Dam volgt Gerard Cornet op en gaat het eerste jaar een duo vormen met de huidige bestuurder Leo Schuurman. Van Dam was onder meer werkzaam bij het Wartburg College in Rotterdam.
DR. ALETTA JACOBS COLLEGE Hoogezand-Sappemeer
De RvT van het dr. Aletta Jacobs College heeft Ineke de Roo-Fokkens tot bestuurder/algemeen directeur benoemd. De Roo-Fokkens is thans directeur havo/wo op deze scholengemeenschap.
42
Colofon VO-magazine is een uitgave van de
Koos Roos en Eva van Teeseling.
Druk Roto Smeets GrafiServices, Utrecht
VO‑raad, de sectororganisatie van het voortgezet
Redactieadres VO-raad, Postbus 8282,
Advertenties Uitgeverij Recent Amsterdam,
onderwijs. VO‑magazine verschijnt 7 keer per jaar
3503 RG UTRECHT, T 030 232 48 00,
T 020 330 89 98 (Ray Aronds), www.recent.nl.
in een oplage van 4.500 exemplaren.
[email protected], www.vo-raad.nl.
Issn 1873-1163
Redactie Cindy Curré, Ingrid Janssen, Suzanne
Fotografie Josje Deekens (ook voorpagina),
Abonnementen Besturen en de daarbij horende
Visser (eindredactie), Linda Zeegers. Medewerkers:
iStockphoto, Dirk Kreijkamp, Rogier Veldman,
scholen, die lid zijn van de VO-raad ontvangen het
Hendrik-Jan van Arenthals, Truus Groenewegen,
Willem Jan Ritman
VO-magazine gratis. Een abonnement kost € 75,-
Hanneke van der Linden, Emmanuel Naaijkens,
Illustratie Ad Kolkman
per jaar. Beëindiging van het abonnement dient
Marijke Nijboer, Carolien Nout, Martijn Laman,
Ontwerp OSAGE / communicatie en ontwerp, Utrecht
schriftelijk te geschieden voor 1 juli.
VO-magazine 7 / juni 2014
ADVERTENTIE
Nieuwe instructievideo’s met trucs voor de Gezonde Schoolkantine
Geef leerlingen een duwtje naar een gezond eetpatroon! Ondertussen weten we steeds meer over hoe mensen keuzes maken en daar kun je ook in de Gezonde Schoolkantine handig gebruik van maken. Met wat slimme aanpassingen in de kantine kiezen jongeren bijna vanzelf gezonder.
Hoe doe je dat? Dat laat expert gedragsbeïnvloeding Hanneke de Bruin goed zien in twee nieuwe video’s die we hebben ontwikkeld. Ze laat zien hoe je jongeren verleidt om gezonde producten te kopen met aantrekkelijke aanbiedingen. Bijvoorbeeld door een combi-actie te maken met een flesje water. Ook de inrichting van het buffet of de balie komt aan bod. Eén van de tips van De Bruin is om het fruit vooral vooraan te zetten, zodat het voor het grijpen ligt. Een mooie aankleding doet de rest. Zo zie je maar, jongeren verleiden tot gezonde keuzes is vaak makkelijker dan je denkt!
Bekijk de video’s en meer praktische tips op www.voedingscentrum.nl/duwtje
Meer weten?
Kijk voor meer informatie op www.voedingscentrum.nl/gezondeschoolkantine of neem contact op met de Schoolkantine Brigade.
Mail:
[email protected] Twitter: @GezondeBrigade
ADVERTENTIE
Onze masters: Master Leren en innoveren
praktijkgericht,
Verrijk jezelf als leerkracht of docent en word een meesterleraar. Na het volgen van deze master ben jij een inspirator voor je team en adviseer jij de directie bij vernieuwingen.
kleinschalig en
Master Special educational needs
van topkwaliteit.
Een groeiend aantal leerlingen heeft behoefte aan speciale onderwijszorg. Met deze master word jij specialist in gedrag en zorg.
Master Educational leadership Ben jij gegroeid naar leidinggevende en op zoek naar verdieping? Met deze master groei jij in het onderwijskundig leiddinggeven aan teams.
Kijk voor meer informatie op www.driestar-hogeschool.nl.