Magazine voor voortgezet onderwijs / mei 2013 / jaargang 7
magazine 6 k Interview: Hendrik-Jan van Arenthals – Mondia Scholengroep k Het opmerkelijke succes van nlt k VO Managementcoach: leren van elkaar k Geert ten Dam pleit voor krachtige leiders
In dit nummer
Hendrik-Jan van Arenthals
Nlt, een succesverhaal
Schoolbestuurder en columnist van VO-magazine. Hij vertelt over de omstreden imam die in een van zijn scholen opdook en over het Zeeuwse antwoord op de krimp. ‘Het zijn interessante tijden voor een bestuurder.’
Wetenschappers zoals Robbert Dijkgraaf en Harrie Eijkelboom zingen de lof van het jonge bètavak nlt. Vijf jaar geleden ingevoerd en nu een lichtend voorbeeld van onderwijs vernieuwing.
8
14
Asbest Het was goedkoop, sterk en brandwerend. Maar ook levens gevaarlijk, weten we nu. Veel schoolbesturen laten hun gebouwen op asbest controleren. Gelukkig is het risico in de meeste gevallen goed te beheersen en is sanering lang niet altijd nodig.
34
2
VO-magazine 6 / mei 2013
VO Managementcoach Veel ervaren leidinggevenden willen leren hoe zij hun expertise kunnen delen. Veel beginnende leidinggevenden kunnen wat ondersteuning goed gebruiken. Tel op en een slimme vorm van professionalisering is geboren.
18
VOORWOORD Digitaal leren De aanname is dat zorgleerlingen bij uitstek persoonlijke aandacht nodig hebben. Maar het Merletcollege constateert: juist deze leerlingen varen wel bij digitaal leren.
24
Paul van Meenen Tweede Kamerlid Paul van Meenen (D66) vindt dat er een nieuwe wind waait in Den Haag. ‘We kunnen het weer hebben over vertrouwen in scholen.’
30
Sterke leiders Managen is geen vies woord, vindt voorzitter van de Onderwijsraad Geert ten Dam. De primus inter pares heeft zijn tijd gehad.
40
En verder 4 Kort 5 Ik zou altijd nog eens… 21 VO in debat 22 VO in beeld 27 Veelgestelde vragen 28 De werkgever 39 Column Hendrik-Jan van Arenthals 42 Wie werkt waar / Agenda / Colofon
SJOERD SLAGTER / VOORZITTER Onlangs zijn de onderhandelingen voor een nieuwe cao stuk gelopen. Ondanks een degelijk bod van de VO-raad kwam er aan de cao-tafel geen akkoord. De bonden waren niet bereid om te praten over een aanpassing van de BAPO-regeling. Hierdoor komen veel scholen in grote financiële problemen. Onverantwoord in het licht van de financiële situatie waarin de sector verkeert. We vinden als VO-raad dan ook dat de BAPO-regeling moet worden afgeschaft en dat de regeling voor werknemers vanaf 60 jaar opnieuw moet worden ingericht. Niet alleen kost de regeling scholen handenvol geld, deze in stand houden zou bovendien ten koste gaan van de in het regeerakkoord toegezegde investering in het onderwijs. Een investering die ruimte zou moeten bieden voor behoud van banen en vermindering van werkdruk. En een investering die loonruimte mogelijk maakt voor alle medewerkers in het voortgezet onderwijs. Die investering dreigt scholen en docenten nu door de vingers te glippen. Ik kan me dan ook niet voorstellen dat docenten blij zijn met de opstelling van de bonden. Ook wij zijn ons er terdege van bewust dat we met name van oudere docenten veel vragen. Zelfs met een goede overgangs regeling betekent afschaffing van de BAPO voor deze docenten dat zij geld en tijd inleveren. En dat is niet niks. Dit betreft vaak docenten met een lange staat van dienst, die zich jarenlang met hart en ziel voor hun leerlingen hebben ingezet. En toch vind ik dat we van deze groep iets extra’s mogen vragen. Afgaande op de landelijke werkloosheidscijfers is het duidelijk dat jongeren het meest onder de crisis lijden. Zij worden als eerste ontslagen, óók op onze scholen. Als we niet oppassen zijn zij de echte slachtoffers van de crisis. Of het nu gaat om hun toekomstige pensioenen, hun kansen op de arbeidsmarkt of hun verlofregelingen: zij trekken aan het kortste eind. Wij hebben een verantwoorde lijkheid voor een nieuwe generatie. En dat rechtvaardigt een grondige herziening van onze arbeidsvoorwaarden. Mijn oproep aan de bonden en onderwijsprofessionals is dan ook: laten we niet uit het oog verliezen dat het gaat om de kwaliteit van ons onderwijs en de werkgelegenheid van docenten.
VO-magazine 6 / mei 2013
3
Kort
Kiezen voor klasse op VO-congres ‘Kiezen voor klasse’ was dit jaar het thema van het VO-congres, dat op donderdag 14 maart plaats vond. Die keuze krijgt vooral gestalte via professionalisering, bleek uit de speeches van Sjoerd Slagter, voorzitter VO-raad, en Dick Benschop, president-directeur van Shell.
4
VO-magazine 6 / mei 2013
Na het ochtendprogramma gingen de rond de 1000 schoolleiders en bestuurders in groepen uiteen tijdens de ruim 20 workshops op het gebied van leiderschap, financieel management, school organisatie en sectorontwikkeling en bezochten zij lezingen van Mona Mourshed, Jeroen Smit en Jef Staes.
werk
Ik zou altijd nog eens…
Een rubriek over toekomstdromen, dichtbij en veraf, in werk en privéleven. Ditmaal: Berni Drop, directeur van het Montessori College in Arnhem.
’Ruimte om mooie dingen te doen’
Lees het verslag van de speeches die Sjoerd Slagter en Dick Benschop hielden tijdens het plenaire ochtendprogramma van het VO-congres en bekijk de presentaties van de workshops en lezingen op: www.vo-raad.nl/dossiers/vo-congres-2013 Praat na over het vo-congres via Twitter: #vocongres @VO_raad
“Ik was ongelooflijk trots, vereerd en gelukkig dat ik directeur mocht worden van deze school. De visie van het montessori onderwijs ligt mij na aan het hart. Ik heb een nogal eigenzinnige opvatting van hoe onderwijs zou moeten zijn. Mijn eerste baan was dan ook als tekenlerares op Leef/werkschool EigenWijs, een experimentele school met veel hoogbegaafde leerlingen die overal elders waren uitgekieperd. We probeerden voor hen een leeromgeving te creëren waar ze intrinsiek werden gemotiveerd om te leren. Dat laatste is wat mij nog steeds drijft. Ook mijn huidige school zet zich hiervoor in. We willen leerlingen graag zo motiveren dat ze zelfsturend en authentiek durven zijn. We hopen daarnaast dat ze ontdekken dat het leuk is om een aardig mens te zijn, met een toegevoegde waarde voor anderen. En we willen ook graag dat onze leerlingen maatschappelijk betrokken zijn. We schieten hier in Nederland naar mijn smaak te veel door in een narcistische kijk op onszelf. Dat zie ik als een nadeel van de ontzuiling: het is niet meer vanzelfsprekend dat je in een sociaal netwerk zit. Iedereen gaat voor zichzelf. In het onderwijs uit zich dat in de opdracht dat iedereen moet uitblinken. Ik vind het minstens zo belangrijk dat leerlingen onderdeel zijn van een groter geheel, waar ze uit kunnen putten en waar ze aan bijdragen. Deze school is erg gegroeid de afgelopen jaren en we hebben veel goede jonge docenten die zich enorm inzetten. Ik zie het als mijn taak om wat meer rust in de school te brengen en meer ingeregelde routines. Dan kan er blijvend ruimte ontstaan om mooie dingen te doen. Ik denk bijvoorbeeld aan verdere onderwijsverbetering en initiatieven van leerlingen. Het hele systeem moet zich nog wat meer zetten. Dat is mijn belang rijkste taak hier: het organiseren van bestendiging en voor spelbaarheid.”
k VO-magazine 6 / mei 2013
5
Kort
1 MINUUTJE Vijftien lesweken had de vestiging Centrum van het Groningse H.N. Werkman College om de examen opbrengsten én het verschil SE-CE van haar atheneum binnen de norm te brengen. Het lukte ruim. Logische vragen aan vestigingsdirecteur Co Tammeling: hoe, en waarom? Wat speelde er? “Eind 2011 oordeelde de Inspectie dat de meerjarige opbrengsten van onze vwo-afdeling onvoldoende waren. We maakten een prestatieafspraak: het eerstvolgende CEgemiddelde moest minimaal 6.0 bedragen, het verschil SE-CE moest binnen de norm zijn. De begeleiding en praktijkervaringen van Kees Horsman, via het project Leren Verbeteren, waren zeer waardevol.” Welke maatregelen zijn er genomen? “Om te kunnen sturen, hebben we allereerst de cijfers van afgelopen jaren geanalyseerd en op vakniveau besproken. Voorheen wist niemand precies hoe we ervoor stonden. We hebben streefcijfers berekend, knelpunten benoemd, vakdoelen vastgesteld, en quick wins benut. Alle leerlingen volgen de kernvakken, daar was dus veel winst mogelijk. We zijn cultuurprofielschool: een derde van onze leerlingen volgt een kunstvak, waarvoor we het verschil SE-CE met 1.0 hebben teruggebracht. Ook de communi catie was essentieel.”
Meer loonruimte voor onderwijs In het op 11 april gesloten sociaal akkoord zijn de sociale partners overeengekomen dat de loonstop voor de overheidssector, en dus waarschijnlijk voor ook het onderwijs, voor het jaar 2014 wordt losge laten. De VO-raad vindt dit een goede zaak. Een richting die het onderwijs sterker moet maken, bijvoorbeeld door het doen van investeringen, blijft echter onbesproken in het akkoord. Met dit sociaal akkoord komt een einde aan een te lange periode waarin de werknemers in het voortgezet onderwijs op de nullijn zijn gezet. Dit akkoord biedt dus loonruimte en daar is de onderwijsarbeidsmarkt op dit moment zeker bij gebaat. Het loslaten van de nullijn en dus de toepassing van het referentiemodel, waarbij de loonontwikkeling van de onderwijssector wordt aangepast aan de loonontwikkeling in de markt, is een eerste stap in de goede richting. Bekijk het volledige bericht op www.vo-raad.nl/ dossiers/regeerakkoord/meer-loonruimte-vooronderwijs
6
VO-magazine 6 / mei 2013
Wat hield die communicatie in? “We informeerden docenten doorlopend over de stand van zaken. Samen met docenten bepaalden we de verbeteringen aan de inhoud van en voorbereiding op schoolexamens. Secties bespraken toetsen, resultaten en afwijkingen, ook met de schoolleiding. Met leerlingen hebben we besproken wat beter zou kunnen. Schoolexamens verzwaren klinkt eenvoudig, maar geeft veel emoties. Nu geven we leerlingen in april een volle week examentraining: elke dag wordt de exameninhoud van één vak intensief doorlopen.” Het resultaat van alle inspanningen? “We maakten het langjarig gemiddelde direct goed. Het CE‑gemiddelde was 6,34, het verschil SE-CE -0,03. Samen hebben we een cultuuromslag teweeggebracht. Ondanks de urgentie wilden we geen eenmalige kunsten vertonen. Nu is het normaal om onderling te bespreken wat we bereiken. Elk jaar in oktober analyseren we opbrengsten en rende menten. Gedurende het jaar sturen we daarop. We deter mineren beter, hebben iedere leerling vanaf dag één in beeld. In elke school kan iets misgaan, maar vanaf nu zien we dat snel aankomen en kunnen we er op anticiperen. Zo bezien, is het heel logisch wat we nu doen.” Ook leren verbeteren? Zie de flyer bij dit magazine.
Docenten gezocht voor panel Hoe staan docenten tegenover zaken als de functiemix en het lerarenregister? Om hier een beter beeld van te krijgen – en de mening van docenten mee te kunnen nemen bij het formuleren van beleid – heeft de VO-raad een docentenpanel opgezet. Aan schoolleiders en bestuurders wordt gevraagd hun docenten op dit panel te wijzen en deelname te stimuleren. Docenten die deelnemen aan het panel worden een paar keer per jaar uitgenodigd voor een kort online onderzoek over een actueel onderwijsthema. Docenten krijgen zo de kans om hun mening te geven over onder werpen en maatregelen die hen direct raken. En voor scholen en de VO-raad leveren de resultaten van de onderzoeken waardevolle inzichten op, die kunnen helpen om stand punten en beleid te formuleren en/of verder aan te scherpen. Scholen en deelnemende docenten worden via de website van de VO-raad geïnformeerd over de resultaten van de onder zoeken. Hierbij wordt ook teruggekoppeld wat de VO-raad met de input van docenten heeft gedaan en welke rol deze heeft gespeeld in onze besluitvorming. Docenten kunnen zich nu inschrijven via www.vo-raad.nl/docentenpanel
privé Cao-overleg afgebroken Op 9 april is het cao-overleg afgebroken. Een voorstel van de werkgevers met veel aandacht voor behoud van werkgelegenheid, loonruimte, werkdrukvermindering, meer regelruimte voor schoolbesturen en meer zeggenschap voor medewerkers, bleek voor de bonden onbespreekbaar. Het tegen voorstel dat de bonden deden tijdens het overleg op 9 april biedt geen loonruimte en spreekt niet van behoud van werkgelegen heid, vermindering van de werkdruk en meer regelruimte voor schoolbesturen. Dit was voor de werkgeversdelegatie reden om het cao-overleg per direct af te breken. Om de werkgelegenheid te behouden en de werkdruk in de hand te houden, is het nodig om financiële ruimte voor scholen te creëren. Daartoe stelde de werkgeversdelegatie voor de huidige BAPO-regeling af te schaffen en een nieuwe regeling in te richten voor werknemers vanaf 60 jaar. De leden van de VO-raad hebben een brief ontvangen met daarin een toelichting op het proces en een financiële onderbouwing van het voorstel dat de werkgeversdelegatie heeft gedaan.
Ik zou altijd nog eens…
’Als cowboy naar Santiago’ “Ik ben zó vervlochten met deze school; ik wil hier nog een hele tijd blijven. Ik denk dat ik me op dit Montessori College kan ontwikkelen tot een nog betere schoolleider. Daar heb ik voor lopig m’n handen aan vol. Na m’n werk ben ik veel buiten. Daar kan ik me weer opladen. Ik ben een hobbyboerin. Ik woon op een woonboot en heb geiten, kippen, duiven, poezen, honden, paarden en koeien. Ik wil er tijd voor blijven vinden om elke dag tussen m’n dieren te zijn. De koeien zijn Herefords, mooie dieren met een krulletjesvacht. Het zijn vleeskoeien; melken hoeft dus niet. Ze staan ’s winters gewoon buiten en brengen zelfstandig hun kalveren te wereld. Ik houd ze puur als hobby. Af en toe gaat er eentje naar de slager. Het lijkt me mooi om nog een keer samen met iemand te paard naar Santiago de Compostela te rijden. Dat past ook wel een beetje bij een oude droom. Vroeger wilde ik altijd cowboy worden. Géén cowgirl, hoor, een cowboy.”
Bekijk het dossier cao op www.vo-raad.nl/dossiers/cao-vo
VO-magazine 6 / mei 2013
7
INTERVIEW
Hendrik-Jan van Arenthals (Mondia Scholengroep):
‘Haatimam vind ik een heel vervelend woord’ 8
VO-magazine 6 / mei 2013
Hendrik-Jan van Arenthals is als columnist van VO-magazine bekend om zijn scherpe blik en uitgesproken mening over onderwijs. Een bestuurder die de uitdagingen van deze tijd als interessant ervaart en die in maart van dit jaar ineens zelf midden in de belangstelling kwam te staan toen de Telegraaf berichtte over een lezing van een zogenaamde ‘haatimam’ op een van zijn scholen. Tekst: Hanneke van der Linden / Fotografie: Josje Deekens
Met de Mondia Scholengroep, gevestigd op het Zeeuwse eiland Walcheren, heeft directeur-bestuurder HendrikJan van Arenthals twee brede scholengemeenschappen onder zijn hoede. Het Scheldemond College met vwo, havo, mavo en vmbo, in Vlissingen en de Stedelijke Scholengemeenschap Nehalennia in Middelburg met vwo, havo, mavo en vmbo. Behalve de bijzondere ervaring ineens tot landelijk nieuws te horen op een koude maandag in maart, spreken we met hem over de bijzondere situatie van Zeeland als een van de sterkste krimpgebieden van Nederland en de gevolgen daarvan voor de organisatie van het onderwijs. ‘Haatimam predikt op Nederlandse school’ stond er op 18 maart in grote letters op de voorpagina van de Telegraaf. Wist u wat er gaande was? “Nee, ik wist echt van niks en voelde me er volledig door overvallen. ’s Ochtends aan het ontbijt zag ik dat ik enkele telefoonoproepen van Omroep Zeeland had gemist en ben toen eerst eens mijn voicemal gaan af luisteren. Vervolgens hoorde ik waar het over ging en ben op de website van de Telegraaf gaan kijken. Toen schrok ik wel. Ik heb niet onmiddellijk Omroep Zeeland teruggebeld, want ik wilde er eerst voor zorgen dat ik minstens zoveel informatie had als degene aan de andere kant van de lijn. Door mensen te bellen, zoals ons hoofd bedrijfsvoering in dit geval, en op internet te zoeken, had ik voor negen uur ’s ochtends alle nodige informatie verzameld. Toen heb ik als eerste alle ouders van onze leerlingen, ons personeel en de raad van toezicht geïn formeerd via de mail en daarna heb ik pas contact met de media opgenomen.” Had u het kunnen zien aankomen? “We zijn als school volkomen verrast in deze zaak. We hebben de aula van het Scheldemond College verhuurd aan Isra, een werkgroep van moslimvrouwen en -jongeren uit Vlissingen, die een bijeenkomst zou houden in het teken van opvoedingsondersteuning. We kennen deze werkgroep en de school werkt er wel
eens mee samen in het programma Dienstverlening & Commercie, voor een stage bijvoorbeeld. Bovendien verhuren we de aula wel vaker aan maatschappelijke of culturele organisaties uit de omgeving, of voor persoon lijke dingen zoals een bruiloft. Tot dusverre niets aan de hand. De imam in kwestie, Khalid Yasin, is op uitnodi ging van de stichting Ontdek Islam voor vier lezingen naar Nederland gehaald. Deze stichting zocht nog een mogelijkheid om de imam in Zuidwest-Nederland te laten spreken en heeft contact met Isra gezocht.
‘Het was meer het feit dat hij onze school was binnengekomen, dat ons heeft geschokt’ Ik heb me vlak na het incident wel misleid gevoeld, en dan met name door de stichting Ontdek Islam, die de lezingen organiseerde. Deze mensen hebben eerst de moskee benaderd voor een lezing van deze Yasin en toen de moskee weigerde, zijn ze naar de school gestapt. De officiële achtergrond van de weigering van de moskee is dat deze imam alleen in het Engels predikt en dat dit volgens het moskeebestuur onvoldoende toegankelijk is voor het moskeepubliek. Maar misschien waren de moskeebestuurders beter op de hoogte van de reputatie van de imam en hebben ze het niet aangedurfd. Inmiddels heb ik met de voorzitter van de stichting Ontdek Islam gesproken en die gaf aan dat hij dit soort commotie helemaal niet meer had verwacht, omdat de betreffende imam de laatste jaren helemaal geen radicale denkbeelden meer ventileert.” Hoe kijkt u achteraf tegen deze kwestie aan? “Het gesprek dat ik achteraf heb gehad met Nourdeen Werdeman, de voorzitter van Ontdek Islam, had ik vooraf willen hebben. Deze imam, Khalid Yasin, heeft in 2008 en 2009 radicale uitspraken gedaan. Hij lijkt nu gematigder en predikt integratie en aanpassing, maar hij heeft nooit afstand van zijn eerdere uitspraken gedaan. Als je op YouTube filmpjes van hem uit bijvoorbeeld
VO-magazine 6 / mei 2013
9
INTERVIEW
2008 ziet, schrik je. Ze staan haaks op de missie van een openbare school, die uitgaat van respect voor de omgeving, ongeacht geloof, sekse, geaardheid en afkomst. Had ik vooraf geweten wie hij was, dan had ik het ver boden. Vanwege de associaties die deze man oproept en ook vanwege het eventuele veiligheidsrisico. Overigens waren er leerlingen van onze school als privépersoon bij de lezing aanwezig en zij hebben mij verteld dat de inhoud van de lezing niet schokkend was. Hij was juist tamelijk positief en dat heb ik zelf later ook terug kunnen zien, omdat gedeelten van de lezing op internet staan. Een paar moslimleerlingen van de school hebben me zelfs laten weten dat ze teleurgesteld waren in mijn officiële reactie, omdat het deze keer juist zo’n positieve boodschap was over integratie. Overigens is de werkgroep Isra, naar ik vernomen heb, net zo door de situatie overvallen en geschrokken als wij. Zij ondervinden er zelfs negatieve gevolgen van, bij voorbeeld dat ze met hun activiteiten niet meer welkom zijn in de moskee. We hebben onze les wel geleerd. Het hoofd bedrijfs voering vraagt nu bij de verhuur van de aula altijd waar het voor is. Dat gaat ver, maar kennelijk is het nodig.”
Omroep Zeeland had geïnformeerd. Vóór mijn mail van negen uur ’s ochtends had ik drie mailtjes van verontruste ouders binnen over de lezing van de imam; na mijn eigen mail van negen uur kreeg ik ook reacties van ouders binnen en die waren zonder uitzondering positief. Intern was de commotie snel voorbij. De Telegraaf kwam op dinsdag nog met een artikel onder de kop: ‘Lezing haatimam schokt school’. Dat klopt niet helemaal. ‘Haatimam’ vind ik een heel vervelend woord en inhoudelijk was zijn lezing deze keer gematigd. Het was meer het feit dat hij onze school was binnen gekomen, dat ons heeft geschokt.”
Zeeland hoort samen met de Kop van Noord-Holland, Noordoost-Groningen en Limburg tot de sterkst krimpende regio’s van Nederland, met grote gevolgen voor het onderwijs. Wat is er bijzonder aan de Zeeuwse situatie? “Zeeland heeft de laagste bevolkingsdichtheid per vier kante kilometer: de afstanden en spreiding zijn groot. Zeeland heeft minder leerlingen dan Rotterdam-Zuid en er staan ongeveer evenveel vo-scholen, in totaal twaalf. In Zeeuws-Vlaanderen staan er bijvoorbeeld vier. De afstand tussen de colleges van Hulst en Oostburg is maar liefst 60 kilometer, daartussen staan er nog twee ‘We hebben onze les geleerd. Het hoofd in Terneuzen. Enorme afstanden dus. De Zeeuwse krimp wordt vooral veroorzaakt door ont bedrijfsvoering vraagt nu bij de verhuur groening. Jongeren trekken weg en komen vaak pas als van de aula altijd waar het voor is’ senioren weer terug, voor de rust en de mooie omgeving. Daarnaast is er de ‘avoïsering’: de trend dat steeds meer Ondanks alle commotie in de Telegraaf hebt u geen kinderen naar havo en vwo gaan en steeds minder naar boze reacties van ouders gekregen en ook geen verdere het vmbo. In combinatie met de ontgroening pakt dat negatieve publiciteit in de landelijke en regionale niet goed uit voor het beroepsgerichte vmbo en de mavo. media. Hoe hebt u de crisis zo snel kunnen bezweren? De terugloop in leerlingaantal is in Zeeuws-Vlaanderen “Bij iedere calamiteit is de essentie van het protocol het grootst: een derde achteruitgang binnen vijf jaar tijd. hetzelfde. Je verzamelt meteen een crisisteam om je heen Op Walcheren, waar wij zitten, heeft de gemeente Veere van mensen die ertoe doen en je neemt zo snel mogelijk de grootste problemen, omdat deze gemeente op het zelf de regie en communicatie in handen. Alle communi grootste oppervlak veel kleine dorpen heeft. Veel scholen in het primair onderwijs zitten net onder catie moet via één mond, zodat je een eenduidige en de opheffingsnorm. Ze sluiten of gaan samen, ook in consistente boodschap overbrengt. Ik heb meteen mijn ‘samenwerkingsscholen’. De krimp zet over een paar informatie ingewonnen en gezorgd dat ik evenveel wist jaar door naar het voortgezet onderwijs. Wij zitten met als de media. Als eerste heb ik iedereen die ertoe doet geïnformeerd, dus de ouders en daarna het personeel en de Mondia Scholengroep in de steden Vlissingen en Middelburg, waar het effect van de avoïsering het grootst de raad van toezicht. Vervolgens heb ik de veiligheids driehoek van de gemeente gebeld en daarna pas de pers. is. De instroom van vmbo-basis en -kader was in 2012 bijvoorbeeld 160 leerlingen kleiner dan het jaar daar Ik heb zelf contact gezocht met de lokale krant om in een interview openheid van zaken te geven, nadat ik ook voor. In totaal zitten er vijfduizend leerlingen op drie
10
VO-magazine 6 / mei 2013
CV Hendrik-Jan van Arenthals Geboren 30 april 1966 te Middelburg Opleiding 1986 Diploma vwo, Christelijke Scholengemeenschap Walcheren te Middelburg 1994 Diploma lerarenopleiding Nederlands, Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle 2010 Diploma Master in Educational Leadership, Centrum voor Nascholing Universiteit van Amsterdam/ Hogeschool van Amsterdam Werk 1994 Agnieten College (en haar rechtsvoorganger) te Zwolle: docent, mentor en coördinator 1998 Vereniging voor Management in het Voortgezet Onderwijs te Utrecht (een van de rechtsvoorgangers van de VO-raad): beleidsmedewerker onderwijs en projectleider vmbo 2001 Scheldemond College (en haar rechtsvoorganger) te Vlissingen: directeur vmbo bovenbouw, vervolgens waarnemend voorzitter centrale directie 2004 Rector: eindverantwoordelijk schoolleider met een verzwaard mandaat van de bestuurscommissie 2008 Rector: directeur-bestuurder van de Stichting Scheldemond College 2012 Mondia Scholengroep te Middelburg en Vlissingen: rector Nehalennia SSG en Scheldemond College; directeurbestuurder Stichting voor openbaar VO op Walcheren Hendrik-Jan van Arenthals is getrouwd met Jeanette van Loo, onderwijzeres en teamleider in Middelburg. Ze hebben samen vijf kinderen.
vo-scholen op Walcheren, de reformatorische school niet hoofdstructuur,’ met dezelfde soorten brede en smalle meegerekend.” programma’s en dezelfde indeling en opbouw van leer stromen. Hierover bestaan afspraken op provinciaal Welke oplossingen zijn er om in een krimpende niveau. Vervolgens zijn de scholen nu per regio afspraken provincie toch goed en rendabel voortgezet onderwijs aan het uitwerken over hoe we nog meer kunnen samen te organiseren? werken, zodat het onderwijs levensvatbaar blijft. Denk “Uit onderzoek van KPMG blijkt dat de situatie urgent aan gebouwen samen gebruiken, docenten uitwisselen, is en dat er verregaande maatregelen nodig zijn. Een enzovoort. Zie het als een voorzetje om uiteindelijk het oplossing was om alle scholen voor voortgezet onderwijs onderwijs per regio te organiseren. Samen met het en het mbo onder één bestuur te brengen, een optie die Christelijk Onderwijs is de Mondia Scholengroep aan onhaalbaar is in Zeeland. De tweede mogelijkheid was het praten over hoe we op Walcheren het voortgezet een niet-vrijblijvende samenwerking tussen school onderwijs betaalbaar houden.” besturen. Daarover zijn we het eens geworden. Momenteel zijn we bezig dat te organiseren. We zijn Een leefbare gemeenschap is gebaat bij goede vooral bezig met de doorlopende leerlijnen vmbo-mbo antwoorden op de krimp. Wat doet de omgeving, en met efficiënt samenwerken, denk aan het combineren zoals het bedrijfsleven, om het voortgezet onderwijs van opleidingen. op Walcheren te behouden? De opleidingen die we in Zeeland straks in het vmbo “Bij de inhoud van de leerprogramma’s en loopbaan aanbieden, hebben straks allemaal min of meer dezelfde oriëntatie kijken we naar de regionale economie. Bij de onderwijsstructuur. We noemen dat de ‘Zeeuwse formulering van de Zeeuwse hoofdstructuur zijn
VO-magazine 6 / mei 2013
11
INTERVIEW
bedrijven betrokken uit sectoren die belangrijk zijn voor de Zeeuwse economie, zoals toerisme, zorg en proces techniek. Om ons vakcollege Walcheren heen zit een kring van zeer betrokken bedrijven. Ze adviseren, lobbyen en regelen van alles voor het vakcollege.
‘Wil Zeeland zo aantrekkelijk worden dat jongeren hier blijven, dan moeten we de handen ineen slaan’ Ik vind het als schoolbestuurder belangrijk om open naar de omgeving te kijken. Het Zeeuwse bedrijfsleven, de industrie, moet in het Zeeuwse onderwijs investeren en andersom. Wil Zeeland zo aantrekkelijk worden dat jongeren hier blijven, dan moeten we het samen doen en de handen ineen slaan. Zo zit er in het bestuur van het vakcollege Walcheren iemand uit de maritieme sector die zich enorm inspant om leerlingen op een aan trekkelijke manier met de maritieme sector kennis te laten maken en ervaring te laten opdoen, om ze daarna hopelijk als vakkrachten aan de sector kunnen binden.”
En die doorlopende leerlijnen naar het mbo? “Samen met het mbo en het bedrijfsleven werken we nauw samen in Technum (www.technum.nl, red.). Dat is een faciliteit die door roc Scalda is neergezet om leer lingen een doorlopende leerlijn te kunnen bieden. Ook bedrijfsscholen en het hbo participeren in Technum. Het vakcollege doet dat met name in de hoofdonder delen elektrotechniek, bouwtechniek, metaal en mobiliteit en motorvoertuigentechniek. En het werkt! Kinderen die in het vmbo binnenkomen op techniek, veranderen nu minder vaak van richting. Vroeger stapte vaak wel een derde over op programma’s als economie of vrede & veiligheid,” (voor marine en landmacht, red.) “nu is er dat soms niet een. De verticale programma’s die we vanuit het vmbo met het roc samenstellen, gaan verder dan doorlopende leerlijnen. Het is ambitieus, zeker. En het gaat binnen de regio’s over schoolgrenzen heen. We hebben het grote Zeeuwse kader en daarbinnen regelen we het in de geografische regio’s Walcheren, Zeeuws-Vlaanderen en Ooster schelde. De vierde ‘regio’ wordt gevormd door de reformatorische scholen. Zij willen hun eigenheid behouden en dat begrijp ik wel. Het is een van de
Digitaal, gemakkelijk én goed toetsen met de toetsen uit de TOA KWALITEIT IN TOETSEN EN EXAMENS
ü gekoppeld aan de Referentieniveaus ü automatisch nagekeken ü goedgekeurd door de onderwijsinspectie ü eenvoudig in te zetten ü automatische koppeling mogelijk
Webbased leerling volgsysteem met meer dan 500 toetsen
met Magister en N@tschool
Dekkend voor de kernvakken Nederlands, Engels en rekenen en voor Duits.
Ruim 15.000 docenten toetsen met de TOA. Wij laten u graag zien waarom. Bel voor een presentatie: 0345 – 65 66 10 Kijk ook op www.bureau-ice.nl en www.toets.nl
Bureau ICE – Kwaliteit in toetsen en examens – www.bureau-ice.nl – www.toets.nl ICE21224 advertentie 179_5x131mm fc.indd 1
12
VO-magazine 6 / mei 2013
26-03-2013 16:24:36
ADVERTENTIE
dingen die de Zeeuwse situatie bijzonder maken. Dit is het Zeeuwse antwoord op de krimp.”
De terugloop is in Zeeuws-Vlaanderen het grootst: een derde achteruitgang binnen vijf jaar tijd’ Een rel in de media en een krimpende regio zijn nog maar twee van de vele uitdagingen waarvoor u zich geplaatst ziet. In uw columns komen nog veel meer onderwerpen aan bod, zoals passend onderwijs en de scheiding tussen bijzonder- en openbaar onderwijs. Zijn het moeilijke tijden voor een schoolbestuurder? “Het zijn interessante tijden voor een bestuurder en dat vind ik geweldig, want het brengt zo veel veelzijdigheid met zich mee. En bovendien gaat het uiteindelijk altijd om de kinderen. Het is het contact met de leerlingen dat bestuurder zijn in het onderwijs uiteindelijk tot zo’n mooi beroep maakt.”
& K E E R DI W TU S
Windesheim zet kennis in werking
Innoveren binnen uw school? Kies voor de Master Learning & Innovation! Na het afronden van de master: • zet u duurzame innovatieprocessen in gang • vervult u een voortrekkersrol bij het initiëren van onderwijsvernieuwingen Start: Lesplaats: Voorlichting:
september 2013 Zwolle 5 juni 2013, 18.30 uur
Meer informatie? Kijk op www.windesheim.nl of e-mail naar
[email protected]
Gebruik uw Lerarenbeurs!
Roo-AVS advertentie ISO 179,5x131_- 12-04-11 14:42 Pagina 1
Bent u op zoek naar een professionele partner voor management in het onderwijs?
m a n ag e m e n t & a dv i e s
De Roo biedt: ■ Interim-management: ervaren managers voor crisisen veranderopdrachten. ■ Mobiliteitspool: ervaren schoolleiders bij tijdelijke afwezigheid van de leiding, overbruggingscapaciteit en het waarborgen van de continuïteit van het management.
■ Herplaatsing: intensieve begeleiding van schoolleiders naar een functie buiten de eigen organisatie. ■ Werving en Selectie: gebruikmakend van het eigen netwerk, zoeken en selecteren van onderwijsmanagers. ■ Teambuilding en cultuurverandering met behulp van managementdrives.
www.deroo.nl
De Roo is ISO gecertificeerd en m a n ag e m e n t & a dv i e s aangesloten bij de Raad voor Interim Management (RIM) Koos van den IJssel, 06 51 16 21 92,
[email protected] Arno Janssen, 06 26 34 83 34,
[email protected] De Roo Management & Advies Oorsprongpark 1 3581 ES Utrecht Tel: 088 - 55 22 999 Fax: 088 - 55 22 900
bijpraten
Jongste bètavak is voorbeeld van eigentijds onderwijs
Vijf jaar nlt Ruim vijf jaar geleden werd het vernieuwende keuzevak nlt op de eerste scholen geïntroduceerd. Inmiddels is het voor docenten én leerlingen een vaste waarde: bijna de helft van alle havo/vwo-scholen biedt het aan. Is nlt een voorbeeld voor andere vakken of wellicht zelfs exemplarisch voor hoe het onderwijs zich zou kunnen ontwikkelen? Pioniers van het eerste uur delen hun visie. Tekst: Martijn Laman en Brechje Hollaardt / Fotografie: Landelijk Coördinatiepunt NLT
Nlt (natuur, leven en technologie) is een interdisciplinair profielkeuzevak voor de profielen Natuur & Gezondheid en Natuur & Techniek. Inhoudelijk verbindt nlt verschillende bètavakken; veel leerlingen kiezen het vak als verdieping op hun bètavakken. Kenmerkend voor nlt is de modulaire opzet: leerlingen gaan telkens een aantal weken aan de slag met één onder werp binnen een domein. Domeinen zijn bijvoorbeeld Opsporen & Beschermen en Zorgen & Genezen in havo en Biomedische Technologie & Biotechnologie en Stellaire Informatie & Processen in het vwo. Grensverleggend aan de formule is dat in de nlt-modules altijd meerdere bèta-kernvakken worden gecombineerd. Op deze manier krijgen leerlingen al in het voortgezet onderwijs een realistischer beeld van wat het inhoudt om wetenschap te beoefenen of te werken in het spectrum van bèta/techniek. Wetenschappelijk onderzoek en tech nologische ontwikkelingen spelen zich in de praktijk immers ook niet binnen één afgebakend vakgebied af. Bijzonder is verder dat docenten zelf volop meewerken aan de ontwikkeling van het vak. De vernieuwende aanpak is goed aangeslagen. Met ogen schijnlijk gemak heeft nlt zich een vaste plek verworven op de scholen. Dat blijkt uit de cijfers (45% van de scholen biedt het vak aan), maar vooral ook uit de reacties van docenten in zowel het voortgezet als het wetenschappelijk onderwijs.
‘De formule maakt dat nlt op natuurlijke wijze aansluit bij de belevingswereld van leerlingen’ 14
VO-magazine 6 / mei 2013
Ontstaansgeschiedenis
Het idee voor een vak als nlt vindt zijn oorsprong ten tijde van de laatste herziening van de tweede fase. Harrie Eijkelhof, hoogleraar bètadidactiek aan de Universiteit Utrecht en voorzitter van de Stuurgroep NLT, was er nauw bij betrokken: “Het aantal uren voor natuurkunde, scheikunde en biologie werd ingeperkt bij de herziening. Dat gaf heftige reacties, omdat de diepgang in de vakken zou verdwijnen. Zo ontstond het idee voor een verdiepend bètaplusvak, dat tussen de bètavakken verbindingen kon leggen.” Zo’n interdisciplinair vak zou leerlingen inhou delijke verbreding en verdieping kunnen bieden en hen beter voorbereiden op de keuze voor een vervolgstudie. De samenwerking tussen enerzijds hogescholen en universiteiten en anderzijds middelbare scholen heeft vorm gekregen via de ondersteunende Stuurgroep NLT. Ook onderzoeksinstituten en het bedrijfsleven waren actief betrokken bij de ontwikkeling. Netwerken van vakspecialisten en docenten hebben de uiteindelijke modules, leerdoelen en toetsen ontwikkeld. Inmiddels is er een landelijke structuur waarin al deze partijen samen werken. De ontwikkeling van het vak en de lesmodules staat niet stil, omdat voortdurend aansluiting wordt gezocht bij actuele ontwikkelingen rond bèta/techniek. Succesfactoren
Wilmad Kuiper, hoogleraar Curriculumevaluatie bèta onderwijs aan de Universiteit Utrecht en hoofd Onder zoek en Advies van SLO, ziet meerdere factoren die het succes van nlt verklaren. “Het hangt samen met de weloverwogen manier waarop de ontwikkeling en in voering zijn ingestoken. Docenten werkten zelf mee aan
de ontwikkeling van de modules. Daarmee draagt nlt ook bij aan hun professionalisering. Medewerking leidt automatisch tot individuele verbreding en verdieping van hun wetenschappelijke kennis en kunde. Een andere bepalende factor was dat scholen de vrijheid hadden en hebben om te kiezen voor nlt, maar dat aan die keuze wel eigenaarschap verbonden is.” Oftewel: scholen die nlt aanbieden, dragen (mede)verantwoordelijkheid voor en zeggenschap over het vak als geheel. Aan de andere kant staan scholen en docenten er niet alleen voor. Regionale steunpunten bieden ondersteuning bij de invoering van het vak op schoolniveau, onder meer door bij nlt-modules trainingen te geven. Eveneens positief is de interdisciplinaire teamvorming op schoolniveau. Het brede karakter van nlt en de diepgang die wordt nage streefd, maken het noodzakelijk dat docenten van ver schillende kernvakken in teams samenwerken. Zowel bij de samenstelling van het programma, als het afstemmen van het onderwijs én het geven van de lessen. Natuurlijk kende de invoering ook pijnpunten, besluit Kuiper: “In het begin was het werken met modules bewerkelijk voor docenten. Zij ervoeren overladenheid en moesten wennen aan het omgaan met de vrijheid die inherent is aan nlt. Docenten kunnen een kwart van het vak naar eigen inzicht invullen en een module hoeft dus niet van a tot z te worden nagelopen.” Belevingswereld leerlingen
Kuiper ziet de toekomst van nlt positief in, omdat niet alleen de docenten positief zijn over het vak. maar ook de leerlingen: “Het karakter en de vakformule van nlt maken dat het op natuurlijke wijze aansluit bij de
belevingswereld van leerlingen en goed kan inspelen op hun onderlinge diversiteit. Om de actualiteit te waar borgen en het bètaonderwijs beter te laten aansluiten op nieuwe ontwikkelingen in samenleving, wetenschap en technologie, worden er continu nieuwe modules ont wikkeld en worden bestaande modules regelmatig bijgewerkt. Dit gebeurt in wisselwerking met het hoger onderwijs, onderzoeksinstituten en het bedrijfsleven. Dat is voor leerlingen uitdagend en stimulerend.”
‘Met nlt hebben we een onderwijsvorm gevonden die exemplarisch is voor hoe het onderwijs zich zou moeten ontwikkelen’ Exemplarisch
Nlt is momenteel het enige vak in het voortgezet onder wijs waarin het onderwijs op de hierboven beschreven manier vorm krijgt. Wat kunnen de verworvenheden van nlt voor het hele Nederlandse onderwijs betekenen? Daarop heeft Robbert Dijkgraaf, tegenwoordig directeur van het Institute for Advanced Study in Princeton, een duidelijk antwoord: “Met nlt hebben we een onderwijs vorm gevonden die in veel opzichten exemplarisch is voor een richting waarin het onderwijs zich zou moeten ontwikkelen. Zowel vanuit de beleving van de leerling anno nu, als vanuit het onderzoek anno nu. Leraren zijn binnen de schoolstructuur erg in hun eentje of als sectie verantwoordelijk voor hun vak. Terwijl het juist een gezamenlijke verantwoordelijkheid is wat er gebeurt met de opleiding van jonge mensen!” VO-magazine 6 / mei 2013
15
ADVERTENTIE
Van all round manager naar onderwijskundig leider De opleiding Schoolleider in het Voortgezet Onderwijs is de eerste integrale opleiding voor middenmanagers in het VO die is opgezet volgens de nieuwe standaard. Ze biedt team- en afdelingsleiders en andere middenkaderfunctionarissen de mogelijkheid zich verder te ontwikkelen tot onderwijskundige leiders. Belangrijke kenmerken van de opleiding zijn: • Praktijkgericht U kunt het geleerde meteen toepassen in uw eigen werksituatie • Flexibel Voor iedere cursist is maatwerk mogelijk (o.a. vrijstellingen) • Blended learning, wat onder meer betekent: Een goede mix van (de toepassing van) theorie én leren van en met collega’s • Gebaseerd op het competentieprofiel en bijbehorende bekwaamheidseisen voor schoolleiders VO • Officieel erkend diploma Ga voor meer informatie naar www.viavinci.net
think different, teach new ways
HUISWERKBEGELEIDING IN SAMENWERKING MET OF OP SCHOOL? Mail naar: udiekring.nl ulvandermost@st
Starten met opbrengstgericht leidinggeven?
pa
passie voor onderwijs ◆ persoonlijke aanpak ◆ Reeds 37 scholen gingen u voor! ◆
WWW.STUDIEKRING.NL
Penta Nova verzorgt erkende opleidingen voor (aankomend) onderwijsmanagement. • Oriëntatie op management • IMPULS trainingen • opleiding Middenmanagement • opleiding Schoolleider • opleiding Directeur Primair Onderwijs • Master Educational Leadership (NVAO geaccrediteerd) Kijk voor meer informatie en data van voorlichtingsavonden in april en mei op www.pentanova.nl
BIJPRATEN
Hij vervolgt: “Nlt biedt als geen ander vak de mogelijk heid om binnen een veel bredere sectie van de natuur wetenschappen samen te werken. De onderwerpen die behandeld worden, staan vaak middenin de maat schappij en worden vaak benaderd vanuit de actualiteit.” Wat dat betreft hoopt Dijkgraaf dat nlt een voorbeeld wordt voor andere vakken. “Eigenlijk zouden alle docenten van middelbare scholen regelmatig op de universiteit moeten zijn om kennis te nemen van de nieuwste ontwikkelingen.”
‘Eigenlijk zouden alle docenten van middelbare scholen regelmatig op de universiteit moeten zijn’ Harrie Eijkelhof is het daar helemaal mee eens: “Verbinding met het hoger onderwijs en/of het bedrijfsleven is niet voorbehouden aan nlt.” Hetzelfde geldt voor interdisciplinaire samenwerking, doorlopende professionalisering en vakinhoudelijke activiteiten waarmee – bewust en structureel – aansluiting wordt gezocht bij de actualiteit en bij de belevingswereld van leerlingen. Wegbereiders
De kenmerken van nlt het verdienen het dus om breder te worden benut. In het hele curriculum kunnen zij wegbereiders vormen om het onderwijs aantrekkelijker te maken voor leerlingen én docenten van nu. Zo kunnen ze helpen om de ambities die het voortgezet onderwijs momenteel koestert, te verwezenlijken. Die ambities zijn genoegzaam bekend: ervoor zorgen dat leerlingen beter (kunnen) presteren, de onderwijs kwaliteit verhogen en de kwaliteit van leraren en schoolleiders verbeteren. Door aspecten van de manier waarop nlt is georganiseerd en ingericht, breder in het onderwijs in te bedden, kan het voor scholen makke lijker worden om deze ambities te realiseren. Denk aan de professionalisering van docenten, die bij nlt letterlijk in het vak is geïntegreerd. Doordat nlt inspeelt op actuele ontwikkelingen, ook in vervolgonderwijs en bedrijfs
leven, is het gewoonweg noodzakelijk dat docenten zich daarvan voortdurend op de hoogte houden. Maar is de manier waarop nlt is vormgegeven, ook echt aantrekkelijker en nuttiger voor leerlingen? En heeft dat dan positieve invloed op hun leerprestaties? In elk geval wil het vak een venster zijn op de wereld van nu, de wereld die deze leerlingen kennen. Niet alleen vakinhou delijk, maar ook waar het gaat om de manier waarop onderwijs wordt gegeven. Dat maakt dat leerlingen gemakkelijker de link leggen tussen wat zij nu op school leren en wat zij later zelf in de praktijk zullen doen. Stap vooruit
De wereld heeft de afgelopen honderd jaar niet stil gestaan. Het onderwijs evenmin, laat staan de mensen die er werken en leren. Toch vormt de ongeschreven regel van ‘één vak, één groep, één docent’ al een eeuw lang het fundament onder het voortgezet onderwijs. Als je daarin op schoolniveau verandering probeert te brengen, kan dat aanvoelen alsof je probeert een tapijt onder je eigen voeten vandaan te trekken. Inmiddels zijn er in het veld echter voldoende initiatieven die aantonen dat veranderen wel degelijk kan, en met het gewenste succes. Er was bijvoorbeeld een tijd dat het werk en de ontwikkeling van vak docenten op veel scholen vrij algemeen werden benaderd alsof het privéaangelegenheden betrof. Tegenwoordig werken docenten steeds vaker samen in secties en teams om school, vakmanschap en vooral leerlingen naar een hoger plan te brengen. Vakoverschrijdende samenwerking tot in de klas, zoals bij nlt, gaat weer een stap verder. Het verschilt per school en wellicht per vak in hoeverre de ruimte, de wil en de noodzaak aanwezig zijn om zo’n complexe stap te zetten. Maar het kan de moeite waard zijn. Dat laatste toont nlt wel aan. Uitgebreide informatie vindt u op www.betavak-nlt.nl De publicatie ‘Beeld van bètavernieuwing; vijf jaar nltonderwijs’ kunt u bestellen via
[email protected]
VO-magazine 6 / mei 2013
17
Maat werk(t)
VO Managementcoach:
Schoolleiders leren van elkaar Een specifieke onderwijssituatie vraagt soms om een eigen oplossing. Maatwerk kan een groot verschil maken. In deze aflevering van Maat werk(t): VO Managementcoach, een traject waarbij ervaren schoolleiders worden opgeleid tot coach, terwijl zij tegelijkertijd beginnende schoolleiders coachen.
Tekst: Marijke Nijboer / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Judith Gerritsen is sinds anderhalf jaar deelschoolleider onderbouw op het IJburg College in Amsterdam. Daar voor was ze een jaar lang afdelingsleider op een andere school. Ze heeft dus al ervaring. Toch wilde ze graag haar vaardigheden vergroten. “Als leidinggevende heb je een heel andere positie dan als docent. Het is bijvoor beeld best lastig om mensen aan te spreken en slecht nieuwsgesprekken te voeren. Dat moet je echt leren.” Judith meldde zich aan voor VO Managementcoach en moest vervolgens eerst een motivatie schrijven en haar leervragen formuleren. Judith wilde, naast het aan spreken van collega’s, graag leren om haar agenda beter te beheren. “Ik was niet de enige; bijna iedereen droeg time management aan als leerpunt. Je moet leren om prioriteiten stellen en er wordt van je verwacht dat je ook op de lange termijn dingen ontwikkelt.” Judiths derde leervraag was: leren delegeren. “Je voelt je héél verantwoordelijk voor alles en je moet leren om dingen over te geven aan anderen.” VO Managementcoach wordt uitgevoerd door de VO Academie. Het traject is opgezet door de VO-raad, in samenwerking met School aan Zet en het ministerie van OCW. Het idee lijkt logisch: er zijn veel leidinggevenden met ervaring die hun kennis en expertise best met collega’s willen delen. En jaarlijks gaan er driehonderd beginnende leidinggevenden in scholen aan de slag; mensen die heel goed wat ondersteuning kunnen gebruiken in hun werk. De belangstelling was dan ook groot. Maar liefst 117 ervaren leidinggevenden meldden zich aan als coach. Ruim 100 beginnende leidinggevenden hebben aangegeven gecoached te willen worden. Zij worden in 18
VO-magazine 6 / mei 2013
twee rondes door vijftig geselecteerde coaches begeleid. De eerste vijftig koppels gingen in februari van start. Zij komen gedurende een jaar vier keer bijeen. Elke bijeen komst draait om een ontwikkelingsvraag van de ‘coachee’. Het mes snijdt echter aan twee kanten: ook de coaches worden beter van dit traject. Zij brengen hun nieuwe coachingsvaardigheden in de praktijk en krijgen zelf óók supervisie. De basis: zelfkennis
Judith Gerritsen werd gekoppeld aan Sita Remesar, conrector onderbouw bij het Vossius Gymnasium in Amsterdam. Remesar werkte op verschillende scholen en was eerder docent en afdelingsleider. Ze geeft sinds tien jaar leiding. Ze vindt het coachen van beginnende leidinggevenden erg nuttig. “Toen ik jaren geleden zelf begon met leidinggeven, heb ik ook een paar keer met een coach gesproken. Mij werd snel duidelijk hoe ik aan mezelf moest werken. Gecoacht worden is altijd confronterend. Maar voor mensen die ervoor open staan, is coaching een manier om snel veel te leren over jezelf. Zelfkennis is essentieel wanneer je leiding geeft. Deze coaching is een heel toegankelijke manier om daaraan te werken.” Wat de begeleiding zo effectief maakt, is dat het maatwerk betreft: er wordt een-op-een gewerkt, dus de eigen leervragen krijgen maximale aandacht. Remesar vervolgt: “Ik hoorde over dit project en vond het meteen een geweldig idee. Ik had al best wat coachingsvaardigheden opgedaan, maar tijdens de opleiding merkte ik dat ik nog veel te leren heb.” Haar opleiding loopt van januari tot november. De coaches bezoeken zes bijeenkomsten: vier zijn gewijd aan
Judith Gerritsen en Sita Remesar
een thema en twee aan supervisie en intervisie. Remesar: “Wat ook fijn is: de school krijgt een bedrag als compensatie voor mijn afwezigheid.” Ze is erg te spreken over de modellen uit het oplossings gericht coachen, waarmee ze heeft leren werken. “Een hele mooie vind ik bijvoorbeeld de ‘wondervraag’. Degene die je coacht, zit met een probleem. Je vraagt haar eerst om dat probleem te beschrijven. Maar daarna laat je haar schetsen hoe de situatie er idealiter uit zou zien. Zo voorkom je samen dat zij in het probleem blijft hangen, en beweeg je je in de richting van een oplossing.” Bij problemen komt de eerdergenoemde zelfkennis goed van pas. Sita: “Als jij je bijvoorbeeld ergert aan collega’s die hun werk niet af hebben, kijken we waarom jij dat zo belangrijk vindt, en wat jij aan vaardigheden bij je draagt om tot een oplossing te komen. Het is goed om je steeds af te vragen waarom je het moeilijk vindt om bepaalde dingen te doen.” Zelf past ze regelmatig in haar eigen werk theorieën toe die ze tijdens de coachingopleiding heeft geleerd. “Zoals de Roos van Leary. Deze theorie gaat ervan uit dat het ene gedrag het andere oproept. Je leert zien hoe bepaald gedrag wordt opgeroepen en hoe gedrag te beïnvloeden is.” Bewust inzetten
De coaching door Sita heeft Judith onder andere doen beseffen wat voor soort leidinggevende zij is. “Mijn stijl is om veel te delen met mijn team. Ik vertel de collega’s wat ik van plan ben en wat ik lastig vind. En ik overleg met hen hoe we dingen het beste kunnen aanpakken. We werken veel samen. Dat soort dingen deed ik heel intuïtief. Nu zet ik ze bewuster in, omdat Sita en ik het
erover hebben gehad. Ik heb deze houding kunnen professionaliseren.” De manier waarop zij al enkele jaren leiding geeft, heeft een naam gekregen: gedeeld leider schap. “Dat kan ik nu bewust inzetten. En ik kan mensen duidelijker een rol geven.”
‘De coach was geen alwetende juf, we zaten samen in een proces’ Haar eigen rol staat haar nu ook helderder voor ogen. “Je zit tussen de directeur en het team in, en sommige dingen moeten gewoon. Dus moet je soms zeggen: zó gaan we het doen, omdat het moet, want er spelen nog andere belangen dan alleen het persoonlijke belang van de docent.” Sita: “Om een goede leidinggevende te kunnen zijn, is het belangrijk dat je niet alleen zelfkennis hebt, maar ook zelfvertrouwen. Je moet duidelijk com municeren wat je wilt. Natuurlijk is het goed om begrip te tonen voor de argumenten van de anderen, maar jij hebt ook een sturende rol.” Omdat Judith bijna met zwangerschapsverlof gaat, kreeg haar coachingstraject een iets ander ritme. In plaats van vier bijeenkomsten, hadden Judith en Sita er vijf, met kortere tussenpozen. Terugblikkend zegt Judith dat ze het fijn vond om te worden gecoacht door iemand die zelf leidinggevende is in het onderwijs. “Je hoeft niet uit te leggen hoe het werkveld eruitziet. We lopen op ons werk tegen dezelfde dingen aan. Ik vond het ook heel fijn om tips te vragen. Dat is eigenlijk niet de bedoeling; je moet je eigen weg gaan zoeken. Maar ik heb het wel gedaan. Ik vroeg Sita hoe zij zelf bepaalde dingen aanpakt. We deelden onze ervaringen, en dan voel je je gesteund.” VO-magazine 6 / mei 2013
19
Maat werk(t)
Speeddate
Het koppel werkte binnen een duidelijke structuur. Onderwerp van gesprek was telkens de hulpvraag van Judith. Sita reflecteerde daarop, waarbij zij haar eigen, pas geleerde technieken af en toe in de praktijk kon brengen. Na elk gesprek gaf Sita Judith een opdracht mee terug naar school. Judith: “Eén opdracht was gericht op een plan dat ik graag wilde uitvoeren, maar wat ik lastig vond. Voor een andere opdracht heb ik opgeschreven wat ik een goede leidinggevende vond. Daarna moest ik bij de verschillende eigenschappen aangeven wat ik al kon. Sita kon daar dan weer een aantal theorieën naast leggen over de verschillende leiderschapsrollen.” Judith kijkt ook positief terug op de manier waarop de deelnemers aan elkaar werden gekoppeld. Dat gebeurde via een speeddate, waarbij ieder zichzelf aan de anderen voorstelde en vertelde wat z’n leervragen zijn. Na afloop gaf iedereen z’n voorkeuren op, waarna de matches werden gemaakt. Sita: “Judith werkt op een heel andere school dan ik. Zij werkt op een scholengemeenschap, ik op een categoraal gymnasium. Maar we lopen aan tegen dezelfde thema’s: omgaan met weerstand, structureren, plannen, de balans zoeken tussen leiding geven en sturen. Een aantal dingen liepen bij Judith heel goed, en op andere punten vond zij dat ze nog wat te leren had. Dat zie je bij alle mensen die zich laten coachen: die hebben allemaal de wens om nog beter te worden in hun werk.” Wat Sita onder andere leerde tijdens haar eigen super visie: “Je moet tijdens een coachgesprek gewoon jezelf zijn en soms die theoretische modellen even loslaten.
20
VO-magazine 6 / mei 2013
Ik heb een enorme bewondering gekregen voor goede coaches. Yvonne Veenendaal, die de coachopleiding verzorgt, weet de theorie heel goed te combineren met haar persoonlijke inbreng.” Judith vond het bijzonder om te worden gecoacht door een coach in opleiding. “Dat is heel leuk en leerzaam. Sita vroeg ook feedback aan mij. Je bent op een meta niveau bezig, dat heeft grote meerwaarde. Zij was geen alwetende juf; we zaten samen in een proces. Dat maakt de sfeer heel open. Ik heb hier veel baat bij gehad. Ik vind dit traject zeker een aanrader. Je moet je ervoor openstellen, maar als je een goede coach hebt, gaat dat vanzelf.”
Mogelijk vervolg in 2014 De VO Academie wil met VO Managementcoach bijdragen aan een cultuurverandering onder school leiders, waarbij collega’s meer gaan leren van elkaar. Vanwege de enorme belangstelling kunnen dit jaar geen ervaren en beginnend leidinggevenden aan dit traject deelnemen. Er zijn daarom plannen om in het najaar 2013/begin 2014 een nieuw traject te starten. Indien dit doorgaat, zal tijdig een oproep worden gedaan voor ervaren schoolleiders die willen worden opgeleid tot coach en voor beginnend schoolleiders met een coachingsvraag. U kunt zich wel al op een belangstellingslijst laten plaatsen. Zie verder www.vo-academie.nl
vo in debat
‘Loting is een noodzakelijk kwaad’ ‘Besturen moeten samen hun verantwoordelijkheid nemen’
‘Voer liever intakegesprekken’
Ewald Weiss, directeur/bestuurder
de Nederlandse oudervereniging
van het Calandlyceum in Amsterdam
Katholiek Onderwijs
“Je bent met je zoon of dochter op zoek naar een school, en ziet glinsterende oogjes: yes, dit is mijn school! Als dit zich in Amsterdam afspeelt, is helemaal niet zeker dat je kind daar dan ook terechtkomt. Dat is naar. Mijn school hield ook een loting, omdat wij teveel aanmeldingen kregen. Het lotingsproces op zich verloopt goed en secuur, maar voor de kinderen is het heel vervelend om ‘nee’ te horen. Er zijn in Amsterdam voldoende plekken aanwezig in het vo, maar bepaalde scholen zijn heel populair en trekken verhoudingsgewijs meer leerlingen. Op verzoek van de gemeente breiden scholen waar mogelijk uit. Wij zijn akkoord gegaan met een dependance, die we in recordtempo hebben gerealiseerd. Daar schuilt een risico in, want als zo’n dependance niet gaat lopen, zit je met overtollig personeel. Gelukkig is het gelukt om een goed gebouw neer te zetten. We hebben er alles aan gedaan om ook daar niet alleen kwalitatief goed onderwijs te verzorgen, maar ook een aantrekkelijk onderwijsconcept neer te zetten. Er wordt veel met iPads gewerkt en de docenten zijn daar speciaal op geschoold. Inmiddels is het aantal leerlingen er bijna verdubbeld, naar 160. Loting is niet dé oplossing. Het is ongewenst dat de huidige grote scholen nog verder gaan groeien. De gemeente Amsterdam moet samen met het onderwijsveld nadenken over hoe we de huidige plekken beter kunnen benutten. De scholen die nu minder leerlingen trekken, moeten hun aantrekkelijkheid verbeteren. Dat is de verantwoordelijkheid van de schoolbestuurders. De onderlinge verschillen zijn nu te groot. Mijn school is LOOT-school, topsportschool, kunst- en cultuurschool en we hebben een Technasium. Dat doen wij niet alleen uit pr-overwegingen; we zijn ervan overtuigd dat we zo de intelligentie en talenten van kinderen verder ontwik kelen. Dat spreekt ouders en kinderen aan. Ik vind dat binnen het OSVO, de overkoepelende organisatie van Amsterdamse scholen, bestuurders nu nog teveel als concurrenten tegenover elkaar staan. We moeten meer samen onze verantwoordelijkheid gaan oppakken. We moeten samen het onderwijsaanbod, ook inhoudelijk, gaan bespreken. Dat is een moeizaam traject, want je moet misschien een stukje van je eigen auto nomie opgeven. Maar het is in ieders belang. Zolang de leerlingen bij mij toestromen, is er elders leegstand.”
Lucille Barbosa, directeur van NKO,
“Ik denk niet dat loting per se een noodzakelijk kwaad is. Het gaat erom dat een kind op een plek komt die bij hem past. Wat ons nog beter lijkt dan loten: je zou met kinderen intakegesprekken kunnen voeren. Dat gebeurt al op enkele gymnasia. Zo’n gesprek is een veel beter instrument om kinderen op de juiste plek te krijgen. Je laat leerlingen dan hun motivatie en belangstelling verwoorden. Bij zo’n gesprek merk je al gauw of de leerling echt gemotiveerd is en geschikt voor de opleiding. Zo’n werkwijze is minder willekeurig. Bij een loting loop je kans dat heel gemotiveerde en geschikte leerlingen uitvallen. Met een gesprek krijg je beter je vinger achter waarom een kind per se naar een bepaalde school wil. Wil hij het zelf, of is het meer de wens van de ouders? Het gaat inderdaad om nog jonge kinderen, maar tegenwoordig kunnen ook twaalfjarigen al aardig uit hun woorden komen. Bovendien zijn scholen die veel leerlingen trekken vaak categorale scholen. We hebben het dus in veel gevallen over kandidaten voor het atheneum of gymnasium. Een ander alternatief voor loten is het toelaten van alle kinderen die aan de criteria voldoen. Dat betekent dat de scholen moeten groeien. Die mogelijkheden zijn er niet op elke locatie, maar als het kan, waarom zou je dan niet gewoon meer leerlingen aannemen? Dat sommige scholen niet in trek zijn, zal vaak met de onderwijs kwaliteit te maken hebben. Laten die scholen daar dan vooral iets aan doen. Bij ouders is dat vaak wel bekend. Dan is het logisch dat de aanmeldingen uitblijven. Dat zou voor die scholen een signaal moeten zijn dat ze daar iets aan moeten doen. In de communicatie met ouders en leerlingen kan de school nog wel een verbeterslag maken. Het is belangrijk dat scholen weten hoe ouders over hen denken. In Vensters voor Verantwoording zit een standaard vragenlijst voor ouders en leerlingen. Ik heb de indruk dat de meeste scholen die lijsten wel laten invullen. Maar dat wil natuurlijk nog niet zeggen dat de scholen ook met ouders en leerlingen in gesprek gaan over wat zij hebben ingevuld en laten zien wat ze ermee gaan doen.”
VO-magazine 6 / mei 2013
21
VO IN BEELD Waar Vmbo-school De Rotonde in Breda Wanneer Donderdag 11 april, 09.15 uur Waarom Leerlingen doen praktijkexamen EHBO Fotografie: Josje Deekens
22
VO-magazine 6 / mei 2013
VO-magazine 6 / mei 2013
23
in de praktijk
Zorgleerlingen profiteren van digitale leeromgeving
Succesvol digitaal leren Zowel reguliere als zorgleerlingen presteren goed in een digitale leeromgeving. Dat bleek uit een onderzoek naar de effecten van digitale wiskundelessen op het Merletcollege. Leerlingen haalden niet alleen goede resultaten, het digitale leren had ook positieve invloed op studievaardigheden en motivatie. Verrassend genoeg was dat bij zorgleerlingen sterker dan bij reguliere leerlingen. Tekst: Truus Groenewegen / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Het begon met zijn verwondering over een autistische leerling die door een collega niet langer geschikt geacht werd voor het vwo. “Bij mij is hij een van de betere leerlingen”, dacht Henk van der Burgt, docent wiskunde op het Merletcollege in Grave. Dit moment luidde een nieuwe fase in van zijn zoektocht naar de mogelijkheden van digitaal leren. Stap verder
Van der Burgt was er al jaren geleden van overtuigd geraakt dat digitaal leren meer oplevert, zowel voor leerlingen als docenten. Aangemoedigd door goede resultaten, liet hij zijn leerlingen bij wiskunde en rekenen steeds meer onderwerpen volledig digitaal aanleren. Dat gaat een stap verder dan blended learning, waarbij de docent klassikaal kennis overdraagt en leer lingen digitaal de stof verwerken. Van der Burgt hanteert een concept waarbij de overdracht van kennis – ‘van cognitieve vaardigheden’ benadrukt hij – via het systeem gaat. Dat geeft de leerlingen vrijheid om de stof in hun eigen tempo en op hun eigen manier tot zich te nemen. Ze kunnen naar een filmpje kijken en luisteren, of teksten lezen en naar behoefte de uitleg nog eens raad plegen. In het begin begeleidt hij de leerlingen, daarna stelt hij zich terughoudender op. “Digitaal leren moet je leren. Natuurlijk kunnen ze me altijd vragen stellen, maar als docent heb ik een coachende rol, ik ben niet meer de politieagent en de docent die zegt: ‘zo is het’. Ik kan doen wat ik altijd heb willen doen: kijken hoe leerlingen leren en individuele aandacht geven.”
24
VO-magazine 6 / mei 2013
Van der Burgt werkt voornamelijk met bestaand digitaal lesmateriaal van een uitgever. Ict-experts koppelen dit materiaal aan een volgsysteem waarin hij iedere leerling en de groep als geheel gedetailleerd kan volgen. Wat doen leerlingen? Hoe lang zijn ze bezig met een opgave? Hoeveel fouten maken ze en welke? “Op dat leerproces kun je met ze reflecteren. Maar je kunt ook tijd nemen voor een leerling die iets dwars zit – dat oma ziek is, het konijn dood is of dat hij ergens boos over is – zonder dat de anderen het merken. Dat vind ik grote winst. In de les wordt het een stuk makkelijker. Keerzijde is wel dat je veel meer tijd kwijt bent aan voor- en nawerk, aan het analyseren van de leerresultaten en het kiezen van de opdrachten waarmee je bijstuurt.”
‘In de les wordt het een stuk makkelijker. Keerzijde is dat je meer tijd kwijt bent aan voor- en nawerk’ Brainstormsessies
Naar aanleiding van de opvallend goede resultaten die de autistische leerling in zijn digitale lessen haalde, vroeg Van der Burgt zich af of de digitale leeromgeving ook voor zorgleerlingen een passende vorm van onderwijs kunnen zijn. Om dat te onderzoeken, diende het Merletcollege een SLOA-aanvraag in. Het plan voor een research-en-development-project van één jaar werd gehonoreerd. In schooljaar 2011-2012 vond onderzoek plaats onder driehonderd leerlingen van leerjaar 1 en 2
Henk van der Burgt, docent wiskunde op het Merlet College
(vmbo basis tot en met vwo). Negentig van deze leer lingen hadden een indicatie als zorgleerling; de grootste groep bestond uit leerlingen die extra tijd nodig hebben, gevolgd door leerlingen met leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en dyslectici. Om breed draagvlak te krijgen, werd aan collega’s op het Merlet College gevraagd wat hun ideeën over de ideale leeromgeving zijn – digitaal of anders. Op advies van de SLOA-commissie die de aanvraag beoordeelde, werd bovendien een beroep gedaan op expertise van basis scholen en uit het voortgezet speciaal onderwijs. Er werden brainstormsessies georganiseerd door extern projectleider Ron Ghijssen. “Externen betrekken heeft absoluut meerwaarde”, vindt Van der Burgt. “Als je het helemaal in de school laat, regeert al snel de waan van de dag en wordt het onderzoek bijzaak. Dat kan niet, zeker niet als het in een jaar klaar moet zijn.” Ghijssen schreef niet alleen het activiteitenplan en bewaakte ‘de mijlpalen’, hij nam ook de in- en externe communicatie op zich en organiseerde bijvoorbeeld kritische meelezers uit het veld. Omdat hij zelf ervaring heeft met onderzoek doen, kon hij ook inhoudelijk wat betekenen voor het project. Verantwoordelijk voor het wetenschappelijk onderzoek was wetenschapper Maurice de Greef, goed bekend met het thema digitaal leren. Hij schreef een stevig theoretisch kader. Ghijssen: “Ook wat we hoorden van collega’s, heeft hij getoetst aan de literatuur. Dus hadden we een praktische en een theoretische onderbouwing.” Hij vertelt dat gekozen is voor De Greefs brede
benadering van leerresultaat. “Harde cijfers zijn belangrijk, maar planning, motivatie en concentratie ook. Dat zijn aspecten die bij zorgleerlingen voor problemen zorgen.” Zelfrapportages
Voor het onderzoek is een module ‘Meten en meet kunde’ genomen, die voor alle leerlingen nog nieuw was. Zo waren de leerresultaten goed te meten. Dat gebeurde met een instaptoets en een toets aan het einde van het jaar. Voor het meten van studiehouding en motivatie zijn zelfrapportages van leerlingen gebruikt. Door het jaar heen hebben leerlingen een aantal keren onder les tijd online vragenlijsten ingevuld, zoals een quick scan over motivatie. Omdat ze dit onder toezicht deden, was de respons hoog. Deze gegevensbronnen plus onder meer de Cito-score vormen een set goede indicatoren voor studiesucces en leeromgeving. Ze maken deel uit van het meetinstrument ‘Kwaliteit in beeld’, dat in een eerder project is ontwikkeld en gevalideerd (Expeditie durven, delen, doen). Na enige aanpassing aan de doel groep zorgleerlingen kon ‘Kwaliteit in beeld’ ingezet worden bij het SLOA-onderzoek. Verder werd scholengemeenschap Were Di in Valkenswaard zijdelings bij het project betrokken. Een ex-collega die in een eerder onderzoek naar digitaal leren met Van der Burgt heeft samengewerkt, is nu school leider op Were Di. Op die school zijn digitale lessen ingezet toen een docent tijdelijk uitviel. De ervaringen daar bevestigden de uitkomsten van het onderzoek.
VO-magazine 6 / mei 2013
25
in de praktijk
Aanname
Uit het onderzoek bleek dat leerlingen niet alleen goede studieresultaten haalden, ook gingen motivatie, concentratie en planningsvaardigheden gemiddeld met 40 procent vooruit. Bij zorgleerlingen nam de concentratie zelfs met gemiddeld 50 procent toe en lwoo-leerlingen haalden dat percentage voor de voor uitgang bij planningsvaardigheden. Bij dyslectici lag de toename bij motivatie hoog (65 procent), maar bij concentratie een stuk lager (25 procent). Analyses wezen ook uit dát de leeromgeving daadwerkelijk invloed heeft op het succesvolle leer resultaat. Dat wijst erop dat digitaal leren eraan kan bijdragen dat zorgleerlingen passend onderwijs krijgen in een reguliere setting. “De aanname is dat juist zorg leerlingen persoonlijke aandacht en interactie nodig hebben. Maar dat is nog weinig onderzocht,” zegt Ghijsen. “Ons onderzoek laat zien dat ze het goed kunnen doen in een digitale leeromgeving. Wel betrof dit slechts één school. Het zou mooi zijn als er geld en tijd komt om een groter gebied te testen.” Overigens, voegt Ghijssen toe: een passend aanbod is natuurlijk ook van belang voor hoogbegaafde leerlingen.
Motivatie, concentratie en planningsvaardigheden gingen gemiddeld met 40 procent vooruit Toewijding
De samenwerking met onderzoeker De Greef verliep zeer soepel, verklaren Van der Burgt en Ghijssen. Over de onderzoeksopzet zijn in het begin wel stevige gesprekken gevoerd. Gebruikmaken van een experimentele en een controlegroep, zoals bij veel onderzoeken, wilde Van der Burgt beslist niet. Het voelde dan alsof hij de concur rentie zou aangaan met collega’s, terwijl hij hen juist graag meeneemt in zijn enthousiasme over digitaal leren. De Greef liet zich overtuigen. Hij gebruikte specifieke statistische analyses waarmee hij binnen één groep het verband kon onderzoeken tussen leeromgeving, toets resultaten, studiehouding en type leerling (regulier of zorg). De soepelheid zat verder in zijn toewijding aan het onderwerp en het feit dat hij altijd bereikbaar was voor vragen. Ghijssen: “Hij had zoveel ingangen, qua literatuur en netwerk, waar wij gebruik van konden
26
maken. Zijn brede kijk verrijkte ons project enorm.” Van der Burgt vond de onderzoeker inhoudelijk en communicatief sterk: “In de vertaling van het gedachte goed van externe experts naar het onderzoek en omge keerd. Wat ik vertelde – als ik praat heb ik het meer over een beleving – kon hij verwoorden, in kaders plaatsen en vertalen in het onderzoeksmodel.”
‘De aanname is dat zorgleerlingen persoonlijke aandacht nodig hebben. Ons onderzoek laat zien dat ze het goed doen in een digitale leeromgeving’ Kans
De positieve resultaten van het onderzoek deden de schoolleiding van het Merletcollege besluiten om voor leerlingen in leerjaar 1 en 2 op alle vier de locaties één uur digitaal rekenen in te voeren. Tegelijkertijd is Van der Burgt gevraagd enkele uren digitale wiskundeles te geven aan vmbo basis- en kaderklassen. Wat kan hij daar bereiken? “In het begin viel me op dat leerlingen nauwelijks vragen durven stellen of antwoord geven. Ze hebben op school frustraties opgelopen en een veilige leeromgeving is heel belangrijk voor ze. Digitaal leren deze leerlingen weer meer dan ik verwachtte. Laatst had ik een kaderleerling die ik na een goed resultaat het werk liet doen op vmbo t- en daarna op havo-niveau. Zo’n jongen krijgt een kans te laten zien dat hij in de exacte hoek best wat kan en daar zijn de ouders ook van gecharmeerd.” Wat de autistische jongen uit het begin van dit verhaal belemmert, is volgens Van der Burgt dat een docent bij klassikaal lesgeven vaak eerst gaat uitleggen welke op drachten leerlingen die les krijgen. Na de eerste opdracht gaat zo’n leerling, niet geneigd zich aan het proces aan te passen, al aan de gang en luistert niet naar de rest van de instructie. In de optimale digitale leeromgeving hebben leerlingen daar geen last van. “Leerlingen hebben dan echt hun individuele leerroute. Trouwens, als leerlingen al doende problemen tegenkomen, willen ze wel luisteren, dan staan ze er veel meer voor open dat je ze helpt.” Voor meer informatie: www.passenddigitaal.nl en www.vo-raad.nl/dossiers/sloa-regeling
helpdesk
Veelgestelde vragen Re-integratie revisited Wie is er verantwoordelijk voor de re-integratie van werklozen die zijn ontslagen toen het Participatie fonds de re-integratie voor het vo nog verzorgde?
Toen het voortgezet onderwijs in 2006 het Participatie fonds verliet, is afgesproken dat lopende re-integratiezaken en gevallen uit 2007 door het Participatiefonds werden afgehandeld. Zo werd de continuïteit gewaarborgd en had de sector tijd om de re-integratie vorm te geven. Het ministerie heeft nog enige tijd subsidies verstrekt aan het Participatiefonds en de personen om wie het ging, hebben een zogenaamd tweedekanstraject gekreven. Inmiddels doet het Participatiefonds al jaren niets meer voor het vo. De vo-werkgever moet dus zelf de re-integratietaak op grond van artikel 72a WW uitvoeren.
Bestuurders-cao Wat moet een school doen om de cao voor bestuurders vo van toepassing te verklaren?
Allereerst moet er sprake zijn van een rechtspersoon met een raad van toezicht en een statutair college van bestuur. Het is de bedoeling dat alle statutair bestuurders in het vo binnen twee jaar onder de nieuwe cao vallen. Raden van toezicht kunnen aan de hand van deze cao met bestuurders passende arbeidsvoorwaarden afspreken. In de cao is afstand gedaan van een aantal secundaire arbeidsvoor waarden uit de reguliere CAO VO, zoals BAPO, vakantie dagen en bovenwettelijke werkgeversbijdrage. Deze worden bij het dienstverband voor (on)bepaalde tijd gecompen seerd met een opslag van 15% over het bruto jaarsalaris, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering.
verifiëren en kopieën van formele documenten te eisen. Er is bijvoorbeeld een zaak bekend waarbij een illegale stukadoor werkzaamheden verrichtte in een schoolgebouw dat gerenoveerd werd. Deze werknemer had geen werk vergunning en zowel de aannemer (formele werkgever) als het schoolbestuur (materiële werkgever) kreeg een forse boete van de Arbeidsinspectie. Ook in de casus van een schoonmaakbedrijf dat illegaal personeel liet schoonmaken op een school, volgde een dubbele boete.
Sectorwerkstuk vmbo Zijn er wettelijke kaders voor de inhoud van het sectorwerkstuk vmbo?
Alleen datgene wat is opgenomen in artikel 4 van het Eindexamenbesluit VO: ….Het schoolexamen vmbo voor zover het betreft de theoretische leerweg (…) en de gemengde leerweg (…) omvat mede een sectorwerkstuk. (…) Het sectorwerkstuk heeft betrekking op een thema uit de sector waarin de leerling het onderwijs volgt. Vervolgens verklaart het besluit dat de omschrijving van het profielwerkstuk voor zover er overeenkomsten zijn, tevens van toepassing is op het sectorwerkstuk: …Het profielwerkstuk is een werkstuk, een presentatie daaronder begrepen, waarin op geïntegreerde wijze kennis, inzicht en vaardigheden aan de orde komen die van betekenis zijn in het desbetreffende profiel. Overige wettelijke kaders zijn er niet. Wel heeft SLO handreikingen geschreven.
Alles op papier Zijn wij verplicht een personeelsdossier aan te leggen voor ingehuurd personeel dat niet op onze loonlijst staat?
Nee, maar wij adviseren het wel. U bent hier de materiële werkgever. Zaken als identiteitspapieren, diploma’s en verklaringen omtrent het gedrag dienen bij de formele werkgever aanwezig te zijn: de uitlener, het uitzendbureau of de payrollorganisatie. Als materiële werkgever moet u zich daarvan vergewissen. Ons advies is, de zaken te
R
[email protected]
VO-magazine 6 / mei 2013
27
de werkgever
Governance en de bestuurdersvereniging In tijden waarin het vertrouwen van de samenleving in bestuur en bestuurlijk toezicht moet worden vergroot, is het goed te weten dat de Onderwijsbestuurdersvereniging een cao voor onderwijsbestuurders heeft afgesloten. De vo-sector geeft daarmee aan dat zij er grote waarde aan hecht een bijdrage te leveren aan de versterking van de bestuurskracht en toezicht in de semipublieke sector. Maar wat is de Onderwijs bestuurdersvereniging precies en wat zijn haar taken? Tekst: Cindy Curré
De Onderwijsbestuurdersvereniging werd in 2011 opgericht om voor bestuurders een cao af te kunnen sluiten. In 2011 kwam tijdens de onderhandelingen over de nieuwe onderwijscao namelijk ter tafel dat ook voor bestuurders een cao geregeld zou moeten worden. Werkgevers en vakbonden waren het erover eens dat dit besproken moest worden. Maar hoewel de vakbonden dat graag onderling geregeld zouden hebben, gingen de werkgevers aan tafel daar niet op in. Wim Littooij, voorzitter van de raad van bestuur van CVO Rotterdam e.o. en in 2011 lid van de cao-delegatie van werk gevers: “Dat zag ik niet zitten. Cao-afspraken maak je immers tussen werkgever en werknemer, en de bonden vertegen woordigen geen bestuurders.” Littooij nam daarom zelf het initiatief tot het oprichten van een vo-bestuurdersvereniging die een cao zou kunnen afslui ten. Samen met onder anderen Hein van Asseldonk, vicevoorzitter van het college van bestuur van Lucas Onderwijs in Den Haag, voerde hij onder meer gesprekken met het bestuur van de VO-raad over dit onderwerp. Littooij: “De VO-raad gaf echter terecht aan dat hij geen partij kan zijn, omdat de VO-raad geen vakbond is van bestuurders, maar een organi satie van besturen.” Littooij richtte de Onderwijsbestuurders vereniging daarom op samen met Van Asseldonk, Anne Hoekstra, voorzitter cvb Regius College Schagen en Marc Mittelmeijer, voorzitter cvb van Quadraam. Littooij werd zelf voorzitter. De vereniging schreef vervolgens alle vo-besturen in Nederland aan met de vraag mee te denken en lid te worden. De cao voor vo-onderwijsbestuurders werd daarna afgesloten in samenwerking met de Vereniging van Toezichthouders in
28
VO-magazine 6 / mei 2013
Onderwijsinstellingen (VTOI), die de werkgevers vertegen woordigde. “Dat was een logische partij om mee samen te werken, omdat een raad van toezicht immers arbeidsvoor waarden opstelt”, zegt Littooij. “Het waren stevige sessies, maar uiteindelijk zijn we tot een cao gekomen waarin de arbeidsvoorwaarden van bestuurders in het voortgezet onderwijs goed zijn geregeld.” Draagvlak
Gedurende het hele cao-proces hield de vereniging contact met toenmalig minister van onderwijs Van Bijsterveldt. “De minister en het ministerie hebben met ons meegedacht en vanaf het begin hebben we hun volle medewerking gehad. Dat is ook niet zo gek, want met deze cao grenzen we de inkomens van onderwijsbestuurders in het voortgezet onder wijs aan de bovenkant af. Alles valt binnen de huidige wetgeving en bestuurders kunnen met deze cao elke toets van de maatschappij doorstaan.
‘Bestuurders kunnen met deze cao elke toets van de maatschappij doorstaan’ Dat is een prettig gegeven.”De Onderwijsbestuurders vereniging heeft inmiddels een redelijk groot draagvlak. Littooij: “Een van de problemen die we ondervinden, is dat veel bestuurders statutair geen bestuurder zijn. Nog niet. In de wet staat inmiddels wel dat er een scheiding moet zijn tussen bestuur en toezicht en steeds meer besturen regelen dit.” Het blijft voor bestuurders vrijblijvend zich aan te
sluiten. “De minister moet de cao algemeen bindend verklaren, en die vraag ligt al heel lang bij het ministerie van Sociale Zaken. Dit kan echter alleen als 60 procent van de bestuurders lid is en dat is moeilijk te meten omdat statutair niet alle bestuurders ook echt zo te boek staan. Ik begrijp derhalve wel dat de minister aarzelt, maar tegelijkertijd is wel duidelijk dat meer dan de helft van de bestuurders inmiddels is aangesloten en zou ik er als minister bovendien aan hechten dat de vo-onderwijssector zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en het signaal van maatschappij en politiek actief heeft opgepakt. Ik ben echt van mening dat wij hiermee een voorbeeldfunctie vervullen.” Smalle taakstelling
De Onderwijsbestuurdersvereniging heeft een smalle taak stelling, zo benadrukt Littooij: “Het afsluiten van de cao is ons enige doel. We willen verder geen belangen behartigen, want dat doet de VO-raad.” Wel kan hij zich voorstellen dat in de toekomst de taken worden verbreed: “Een verbreding wordt in de toekomst mogelijk actueel, maar dat zal altijd gebeuren in afstemming met de VO-raad. Ik kan me voorstellen dat er een register van bestuurders komt, of dat bestuurders in de toekomst een eed moeten afleggen zoals mevrouw Halsema heeft voorgesteld.” (Femke Halsema was voorzitter van de onderzoekscommissie die rapporteerde over de misstanden bij Amarantis, red.) “Het gaat dan niet meer over besturen, maar over individuele bestuurders. Daarmee is meteen duidelijk dat dergelijke zaken niet door de VO-raad geregeld kunnen worden, maar gemakkelijker door de Onderwijsbestuurdersvereniging. Het liefst zou ik de Onderwijsbestuurdersvereniging echter onderbrengen bij de VO-raad. Ik snap dat er een formele scheiding is, maar er is tegelijkertijd zoveel overlap in aan dachtsgebieden.” Littooij onderschrijft het standpunt van de VO-raad en Sjoerd Slagter dat onderwijsbestuurders een morele verantwoordelijk heid hebben en dat het onacceptabel is dat onderwijskwaliteit onder druk komt te staan door falend beleid van bestuurders en toezichthouders: “Ik zie zelf te vaak dat er fouten worden gemaakt, veelal ondanks goede bedoelingen overigens. Besturen en toezichthouden moet je in de vingers hebben, en op zwakke punten moeten bestuurders en toezichthouders zichzelf bijscholen. Er is veel te verbeteren en daar moeten we als sector consequent aandacht aan schenken.”
Discussiebijeenkomsten Goed bestuur 11 maart werd op initiatief van de VO-raad de eerste van een reeks discussiebijeenkomsten over goed bestuur georganiseerd, onder het gastheer schap van staatssecretaris Sander Dekker. Zo’n veertig bestuurders en toezichthouders uit de vo‑sector en vertegenwoordigers van OCW, Inspectie en besturenorganisaties leverden een bijdrage aan de discussie. In zijn inleiding wees Sjoerd Slagter op de noodzaak voor de vo-sector om actie te ondernemen: “Hoewel de situatie niet maatgevend is voor het voortgezet onderwijs, moet ook onze sector lessen trekken uit de gebeurtenissen bij Amarantis en de aan bevelingen uit het rapport ‘Autonomie Verplicht’.” In een vervolgbijeenkomst op 2 april sprak het Algemeen Bestuur van de VO-raad met de Leden adviesraad over het versterken van de bestuurs kracht in het vo. Hier is besproken welke stappen in het kader van het versterken van de bestuurs kracht kunnen worden uitgewerkt en binnen welke kaders. De discussie over de rol van de VO-raad in de aanpak nam een belangrijke plaats in. Lees meer op www.vo-raad.nl/dossiers/goed-bestuur
VO-magazine 6 / mei 2013
29
in den haag
Onderwijsspecialist Paul van Meenen (D66):
‘In de Kamer waait een nieuwe wind’ De bezuinigingen op onderwijs van tafel en in plaats daarvan investeren, daar wil Tweede Kamerlid Paul van Meenen (D66) absoluut aan vast houden. En de BAPO mag nu eindelijk wel eens afgeschaft worden. Van Meenen voelt zich nog steeds iemand uit het veld, maar het is hem inmiddels gelukt om in Den Haag een aantal belangrijke zaken te agenderen. Tekst: Cindy Curré / Fotografie: Josje Deekens
stil was rond dat onderwerp. Inmiddels is er een onder zoek van de Rekenkamer gaande naar de toereikendheid van de bekostiging, dat zich dankzij een motie van mij niet beperkt tot het po, maar ook over het vo gaat. Terwijl we in het onderwijs dachten dat de bezuini gingen klaar waren, moet er nu weer ingegrepen worden. We mogen hopen dat nu mede door het onderzoek van de Rekenkamer zichtbaar wordt dat het zo echt niet verder kan en dat er passende maatregelen komen. Meer geld en regelvrijheid dus, want de bezuinigingen zijn een grote zorg voor iedereen in het vo-onderwijs. Zo aarzelt de overheid over het beschikbaar houden van geld voor het Actieplan Leerkracht, waarvoor de vergoedingen wel op peil moeten blijven omdat scholen allerlei verplichtingen zijn aangegaan. En zitten we angstaan jagend dichtbij het omvallen van scholen en school besturen. Er wordt gelukkig gepraat over een Nationaal Onder wijsakkoord dat extra geld naar het onderwijs moet krijgen, hoewel het overleg in een impasse zit op dit moment. En gelukkig wordt er ook gesproken over de BAPO. Ik heb zelf als bestuurder ervaren wat voor een molensteen de BAPO is om de nek van scholen. Er zijn maar twee oplossingen voor: of we laten de regeling bestaan, maar maken de bijdrage van mensen die er Er zijn er momenteel veel brandende kwesties in het gebruik van maken aanzienlijk groter, of we schaffen ‘m onderwijs, met als belangrijkste de bezuinigingen. af. De regeling is inmiddels contrair aan het beleid van “Dat is een van de punten van zorg die ik al uitte voor de overheid om mensen langer te laten werken. Boven ik de Kamer in kwam. Ik maakte me toen al grote zorgen dien vind ik dat je, in tijden waarin geld schaars is, het over de sluipende bezuinigingen en vond dat het veel te in moet zetten op plekken waar het echt effectief is. En Het is u in korte tijd gelukt een aantal belangrijke zaken te agenderen. Zo is uw motie over de herziening van de 1040-urennorm aangenomen. “Dat was een hele plezierige start. De urennorm was voor mij echt een steen des aanstoots, vooral omdat die aangeeft hoezeer de politiek het veld wantrouwt. Ik vind dat scholen ruimte moeten hebben in onderwijstijd, want maatwerk voor leerlingen en scholen is heel belangrijk. Het belang van de leerling staat voorop. De urennorm wilde ik graag als eerste aanpakken, maar ik had niet gedacht dat het al zo snel zou lukken. Kennelijk was de tijd er rijp voor, hoewel de inkt van het besluit in de Eerste Kamer nog maar net droog was. Ik ben nu heel benieuwd naar de uitwerking van mijn motie, maar daar heb ik regelmatig contact over met Sander Dekker en ik denk dat het beslist de goede kant uitgaat. Het feit dat de motie is aangenomen, geeft voor mij aan dat we het weer kunnen hebben over vertrouwen in scholen, docenten en schoolbesturen. Het is een teken dat er een nieuwe wind waait binnen de Kamer. Gelukkig, want bij allerlei actuele kwesties, of dat nu het sociaal leenstelsel is, de Cito-toets of Amarantis, gaat het over waar de overheid haar vertrouwen legt.”
30
VO-magazine 6 / mei 2013
Nieuwe interviewreeks In de nieuwe reeks ‘In Den Haag’ besteden we twee keer per jaar aandacht aan wat er in Den Haag is gebeurd op het gebied van het voortgezet onderwijs. Dat doen we in een interview met een Tweede Kamerlid met de portefeuille onderwijs. In deze eerste aflevering: Paul van Meenen, sinds september 2012 lid van de Tweede Kamer voor D66 en voormalig onderwijsbestuurder in de regio Den Haag. Hij boekte een belangrijk succes voor het vo met zijn motie over de 1040-urennorm, die tijdens de begrotingsbehandeling werd ingediend en in december 2012 door de Kamer werd aangenomen.
het is bij de BAPO maar zeer de vraag of deze ervoor zorgt dat mensen langer blijven werken. Daar is weinig weten schappelijke onderbouwing voor. Het is vooral betaald thuiszitten en dat kunnen we ons nu niet veroorloven.”
‘De BAPO is vooral betaald thuiszitten. Dat kunnen we ons nu niet veroorloven’ Waar zou u het geld wel effectief willen inzetten? “De sluipende bezuinigingen, of die nu aan de personele of aan de materiële kant zitten, moeten met geld worden gedempt. Het geld dat nu naar de BAPO gaat, moet gewoon onderdeel blijven van de bekostiging zodat personeel in dienst kan blijven en klassen niet te groot worden.” Hoe groot schat u de kans dat de BAPO wordt afgeschaft? “Tsja, dat is het breekpunt van de onderhandelingen, begrijp ik. Veel partijen doen terecht een oproep aan de onderhandelaars om eruit te komen, in het belang van leerlingen en onderwijspersoneel. De overheid houdt nu afstand en legt geld klaar als prikkel om eruit te komen. Ik vind dat terecht, want je moet de sociale partners eerst de kans geven eruit te komen, dat is veruit het beste. Pas daarna kan er verder worden gepraat over een Nationaal Onderwijsakkoord. Maar gelukkig begrijpt men nu ook hier in Den Haag dat er een groot verschil is tussen po en vo enerzijds en andere sectoren binnen het onderwijs, waar die problemen aanzienlijk minder groot zijn.”
En waar gaat u zich verder de komende tijd voor inzetten? “Ik zou graag de administratieve lasten van onderwijs personeel willen beperken, maar ook bijvoorbeeld medezeggenschap in het onderwijs versterken. Het gaat op veel plekken in het Nederlandse onderwijs goed in de verhouding tussen personeel en bestuur en leerlingen of studenten. In het po en vo gaat het geld vooral naar personeel, maar in het mbo en hbo is dat niet altijd het geval. Goed geregelde medezeggenschap kan voorkomen dat er excessen ontstaan en er bijvoorbeeld te veel nadruk op huisvesting komt te liggen. Goede checks and balances zijn belangrijk, en instemming van alle partijen op de hoofdlijnen van de besteding.
‘Goede checks and balances zijn belangrijk, en instemming van alle partijen op hoofdlijnen van de besteding’ Verder gaat er veel geld naar gemeenten voor taken die verricht worden ten behoeve van po en vo, en dat wordt alleen maar meer. Ik vind het de moeite waard om erover na te denken of dat geld niet beter naar de scholen zou kunnen gaan. Dat hangt nauw samen met medezeggenschap en expertise. Want als bijvoorbeeld huisvestingstaken naar de scholen gaan, moet je daarover expertise hebben in zowel medezeggenschapsraad als in het bestuur.”
VO-magazine 6 / mei 2013
31
ADVERTENTIE
Is dat haalbaar in een klimaat waarin onderwijsbesturen onder vuur liggen? “Nou, dat is lastig. Dat hebben we te danken aan enkele schoolbesturen die kwaadwillend hebben gehandeld, maar dat zijn er toch maar weinig. Bovendien doen dergelijke excessen zich in po en vo helemaal niet voor, daar wordt heel sober bestuurd en is helemaal geen ruimte voor gek gedrag. Ik had zelf vroeger een oude dienstfiets en dat was het dan. Ik ben een voorstander van high trust, high penalty: je geeft als overheid veel vertrouwen, maar hebt wel een sanctiebeleid achter de hand.” Ik vind overigens dat we wel eens mogen nadenken over hoeveel geld we steken in welke vormen van onderwijs. In Nederland geven we grofweg 27 miljard euro uit in alle onderwijssectoren. Die verdeling wordt als een fact of life gezien. Wat de ratio erachter is, weet niemand. Zelfs de minister vond het een zeer interessante vraag toen ik die stelde bij de begrotingsbehandeling afgelopen najaar. Maar als je wetenschappers vraagt waar een in onderwijs geïnvesteerde euro het meest rendeert, dan is dat in het po en vo. Dat is ook logisch: hoe vroeger je erbij bent, hoe meer effect een investering heeft. Het is dus goed om je af te vragen hoe je het beschikbare geld inzet. En dat is weer actueel nu er mogelijk geld vrij komt van het sociaal leenstelsel, dat er wat mij betreft overigens alleen kan komen als het onderdeel is van een breder pakket aan investeringen in onderwijs.”
Hoe vindt u dat staatssecretaris Dekker het doet? “Ik heb al met hem gewerkt toen hij wethouder onderwijs in Den Haag was en ik schoolbestuurder. Hij is betrokken, maar wel wat sturend. Het is voor hem nog zoeken naar de mate van vrijheid die scholen moeten hebben. De Cito-eindtoets is daar een goed voorbeeld van. In het uiteindelijke akkoord is het veel meer een zaak van scholen zelf geworden en minder van een overheid die iets voorschrijft. Ik weet dat er vanuit het vo met gemengde gevoelens naar wordt gekeken, maar uit eigen ervaring weet ik dat het schooladvies leidend moet zijn. Veel te veel vo-scholen lieten toch de Cito-uitslagen beslissen. Ik begrijp de zorg van voscholen, maar die zorg moet zich richten op de relatie met het po binnen een regio. Als het vo vertrouwen wil van de overheid, moet het vo op zijn beurt vertrouwen geven aan het po. En de Cito-eindtoets blijft nu bestaan in de vorm waarin deze bedoeld is: als correctieinstrument, met name voor kinderen die ondergeadviseerd worden.”
‘Veel te veel vo-scholen lieten toch de Cito-uitslagen beslissen’
VO-magazine 6 / mei 2013
33
360˚
Veel scholen laten inventarisatie uitvoeren
Help, asbest! In dakgoten, vensterbanken, oude schoolborden, plafondplaten, isolatiemateriaal en stucwerk: overal kan asbest verwerkt zijn. Het mineraal werd tussen 1950 en 1993 op grote schaal toegepast. Schoolbesturen laten asbestinventarisaties uitvoeren om te ontdekken waar (eventueel) asbest zit in hun gebouwen en wat de risico’s zijn. Gelukkig is sanering lang niet altijd nodig. Tekst: Eva van Teeseling / Illustraties: Matthias Giessen
Sinds 2011 is er zowel in de politiek als in de onderwijs sector veel aandacht voor het gevaar van asbest op scholen. In mei van dat jaar gaf staatssecretaris Atsma van Milieu het startschot voor een landelijke inventarisatie in het primair en voortgezet onderwijs. Het betreft de scholen die vóór 1994 zijn gebouwd, want in dat jaar werd het gebruik van asbest verboden in Nederland. Schoolbesturen en gemeenten werden benaderd met het verzoek hun schoolgebouwen op asbest te inventariseren.
De hele operatie kostte 4,5 miljoen euro. Het conflict over de financiën is nog altijd niet opgelost Inmiddels heeft de helft van de scholen aan dit verzoek voldaan. Bij 80 procent van de geïnventariseerde scholen is asbest aangetroffen. Dat zoveel schoolgebouwen asbest bevatten, houdt verband met de bouwstijl van de school gebouwen en de relatief korte periode die voor de bouw beschikbaar was. Asbesthoudende bouwmaterialen waren populair omdat ze goedkoop, slijtvast, sterk, brandwerend en isolerend waren. Landelijk project
De staatssecretaris wilde graag dat op alle scholen binnen één jaar zou worden vastgesteld of er asbest aanwezig was. Daarom ging in 2011 ‘Asbest op scholen’ van start, een gezamenlijk project van de rijksoverheid,
34
VO-magazine 6 / mei 2013
de VNG, de PO-raad en de VO-raad. Een enquête bij alle scholen en gemeenten bracht de situatie in kaart. Al snel bleek dat de deadline van 1 juli 2012 niet gehaald kon worden, onder meer vanwege capaciteitsproblemen bij de gecertificeerde bedrijven die de inventarisaties moesten uitvoeren. Wel is er een grote inhaalslag gemaakt. Even leek het erop dat asbestinventarisaties verplicht zouden worden voor scholen. Zo ver komt het echter niet. Dat liet de huidige staatssecretaris van Milieu, Wilma Mansveld, de Tweede Kamer in maart 2013 weten. De inventarisatie is alleen verplicht als er gereno veerd of gesloopt gaat worden. Mansveld is tevreden met de resultaten tot nu toe. Zij benadrukt dat ze de scholen wil blijven informeren over de risico’s van asbest en over hun eigen verantwoordelijkheid bij het aanpakken van dit probleem. De VO raad is blij met het besluit van de staats secretaris. “Schoolbesturen zijn prima in staat om hun verantwoordelijkheid te nemen en de asbestsituatie in kaart te brengen”, stelt beleidsadviseur Nico van Zuylen. “Het thema leeft binnen de vo-sector en schoolbesturen zijn zich ervan bewust dat zij een morele verplichting hebben om gezondheidsrisico’s te beperken.” Het advies van de VO-raad aan schoolbesturen met een oud gebouw is dan ook om de situatie in het gebouw nauwkeurig in kaart te brengen en alles in het werk te stellen om de risico’s te beperken. Er is een website gelanceerd met informatie over asbest op scholen en een aantal hulp middelen voor scholen (zie kader).
Hoe gevaarlijk?
Gevoel van urgentie
Asbest heeft iets ongrijpbaars. Je kunt het niet zien, proeven of ruiken en het kent vele vormen. De naald achtige asbestvezels zijn microscopisch klein en dus onzichtbaar voor het blote oog. Meestal zitten de asbest vezels vast in een ander materiaal, zoals cement of plaat materiaal. Zolang dit materiaal onbeschadigd is en de vezels goed vast zitten, is de kans klein dat ze in de lucht komen en schade veroorzaken. Het gevaar van asbest zit juist in de vezels die vrij in de lucht zweven, bijvoorbeeld tijdens een verbouwing of na een brand. Als ze worden ingeademd, kunnen ze diep in de longen doordringen. Ze blijven steken in de longblaasjes. Ook kunnen ze vanuit de longen door het weefsel gaan ‘wandelen’ en zich door het lichaam verspreiden. Naar schatting overlijden in Nederland jaarlijks 900 tot 1.300 mensen doordat ze in het verleden tijdens hun werk asbestvezels hebben ingeademd, zo blijkt uit een rapport van de Inspectie SZW. Mensen worden pas na twintig tot dertig jaar ziek, waardoor het soms lastig is om de link te maken. Toch worden bepaalde vormen van kanker, zoals longkanker, buikvlieskanker en long vlieskanker wel degelijk geassocieerd met blootstelling aan asbest. Mensen die vele jaren geleden in de asbest verwerkende industrie hebben gewerkt, hebben vaak grote hoeveelheden asbestvezels ingeademd. Een fors aantal kampt nu nog met de gevolgen daarvan. Niet iedereen wordt ziek, maar hoe hoger de ingeademde concentratie asbestvezels, hoe groter de kans om ziek te worden.
Op dit moment worden bij diverse scholen asbest inventarisaties uitgevoerd. Geleidelijk aan ontstaat een compleet beeld van de asbestsituatie in Nederland. “Schoolbesturen zijn zich terdege bewust van de urgentie van dit probleem”, zegt Van Zuylen. “Zeker nu duidelijk wordt dat asbest in heel veel schoolgebouwen is gebruikt. Natuurlijk willen scholen geen enkel risico nemen met de gezondheid van hun leerlingen en hun personeel.”
Bij 80 procent van de geïnventariseerde scholen is asbest aangetroffen Ook Lucas Onderwijs vindt het belangrijk om te controleren of er in de schoolgebouwen sprake is van asbest. Een groot aantal scholen in Den Haag en om streken valt onder dit bestuur. “De veiligheid van de kinderen staat voorop, dat spreekt vanzelf”, zegt Mariken Brink. Zij is hoofd Facilitaire Zaken van Lucas Onderwijs. “Daarom wilden we graag alle locaties op asbest laten inventariseren. Voorafgaand aan de in ventarisaties wilden wij graag goede afspraken maken met de verschillende gemeenten waar de scholen gevestigd zijn. Van tevoren weet je immers niet wat er op je af komt: mocht er asbest worden aangetroffen, wat zijn dan de consequenties? Een asbestsanering kost algauw een ton. Scholen ontvangen een lumpsum, waarbij geen rekening is gehouden met een dergelijke kostenpost. Er zijn grote financiële risico’s.”
VO-magazine 6 / mei 2013
35
360˚
Asbestkaart Een kijkje in de situatie in uw eigen wijk of buurt krijgt u via de digitale Asbestkaart. Deze kaart maakt sinds januari 2012 deel uit van de Atlas Leefomgeving. De atlas is online beschikbaar via de website www.atlasleefomgeving.nl. Met kleuren is aangegeven welke scholen vrij van asbest zijn, welke ‘asbestverdacht’ zijn en welke scholen inmiddels op asbest zijn geïnventariseerd. De Asbestkaart is gebaseerd op de enquête onder scholen en de gegevens worden regelmatig geactualiseerd. Schoolbesturen, maar ook ouders en leerkrachten kunnen nu in één oogopslag zien hoe de situatie op de scholen in hun omgeving is.
1001 vormen van asbest Omdat asbest gemakkelijk te verwerken is, zijn er duizenden verschillende toepassingen. Dit maakt het lastig te herkennen. In school gebouwen komt asbest regelmatig voor in: p geluidsisolerende wandplaten en gevelpanelen brandvertragende plafonds p p isolatie rond leidingen p golfplaten en dakgoten p vensterbanken p stucwerk en pleisterwerk op wanden p rioolbuizen p gelijmde asbesthoudende vloeren p schoolborden p waterafstotende platen achter wasbakken (met tegels)
Wie is verantwoordelijk?
Onrust voorkomen
Gemeentebesturen en schoolbesturen hebben een gedeelde verantwoordelijkheid voor de schoolgebouwen. Als juridisch eigenaar zijn de schoolbesturen verant woordelijk voor het gebruik van de gebouwen. Als er iets mis is met het schoolgebouw, moet het school bestuur in actie komen. Is er gekozen voor een andere eigendomsverhouding, dan is de eigenaar van het gebouw medeverantwoordelijk. Gemeenten zijn formeel verant woordelijk voor de bouwkosten. Als er sprake is van een acuut gevaar door het vrijkomen van asbestvezels als gevolg van beschadiging van materialen, kan dit gezien worden als een ‘constructief gebrek’ of ‘bijzondere om standigheid’. De gemeente wordt in dat geval geacht om de kosten voor het verwijderen van asbest te vergoeden. Deze verdeling van de verantwoordelijkheden geeft in de praktijk weinig houvast bij asbestsaneringen. Vooral de verantwoordelijkheid voor de vervolgschade vormt een probleem: wie betaalt bijvoorbeeld bij een calamiteit het leerlingvervoer, de huur van vervangende ruimten en de publiciteit? “Wij wilden meer duidelijkheid. Samen met andere schoolbesturen uit de gemeente Den Haag zijn we in gesprek gegaan met de gemeente om samen te bekijken hoe we dit het beste konden organiseren”, vertelt Brink. “Er was wel discussie, omdat de stad jaren geleden al eens budget hiervoor had vrijgemaakt. Nu is echter opnieuw een bedrag van 5,5 miljoen beschikbaar gesteld. We hopen dat die verordening binnenkort door de gemeenteraad wordt goedgekeurd. Daarna zullen we snel van start gaan met de inventarisaties.”
Zo’n asbestinventarisatie is specialistisch werk, dat bij voorkeur moet worden uitgevoerd door een SC 540-gecertificeerd bedrijf. Deze bedrijven werken volgens strenge wettelijke normen en staan garant voor de kwaliteit van de inventarisatie. Het gebouw wordt geïnspecteerd en op plaatsen waar mogelijk asbest aan wezig is, worden monsters genomen. Laboratorium onderzoek wijst uit of het inderdaad om asbest gaat. De kosten liggen tussen de 700 en 2000 euro per school. Het is niet altijd mogelijk om al het asbest op te sporen, omdat het ook op plekken kan zitten die onbereikbaar zijn, bijvoorbeeld in de spouwmuur.
36
VO-magazine 6 / mei 2013
Asbest is pas gevaarlijk als de concentratie losse asbestvezels boven een bepaald niveau komt Als er asbest wordt aangetroffen, hoeft dit nog geen ramp te zijn. Het is belangrijk om je als schoolbestuur vooraf te realiseren dat zich bij een asbestinventarisatie urgente en niet-urgente situaties kunnen voordoen. Asbest is pas gevaarlijk als de concentratie losse asbest vezels boven een bepaald niveau komt. Als de concentratie laag is en het asbest zich op plaatsen bevindt die onbereikbaar zijn voor leerlingen en medewerkers, is het risico beperkt. Het asbest kan blijven zitten als het goed vast zit en onbeschadigd is. Als het schoolbestuur besluit het asbest voorlopig niet
te laten verwijderen, wordt een asbestbeheersplan opgesteld om de risico’s ook in de toekomst onder controle te houden. Het plan beschrijft waar het asbest zich precies bevindt, hoe de gebruikers van het gebouw op de hoogte worden gesteld en geïnstrueerd en welke beperkingen er zijn voor het gebruik van het asbest (voorbeeld niet schuren, boren of zagen). Ook een noodplan of calamiteitenplan maakt deel uit van het asbestbeheersplan. Jaarlijks moet het gebouw opnieuw worden geïnspecteerd, waarbij zo nodig ook de lucht kwaliteit en de verspreiding van asbesthoudend stof worden gemeten. Met een degelijk beheersplan is het in veel gevallen mogelijk om het saneren uit te stellen tot het moment dat het gebouw gerenoveerd of gesloopt wordt. Veel scholen wachten daar echter niet op, maar kiezen ervoor om ook ‘ongevaarlijk’ asbest direct te verwijderen, al was het alleen maar om onrust bij ouders en leerlingen te voorkomen. Een voorbeeld is het Connect College in het Limburgse Echt, waar in augustus 2012 asbest werd gevonden. Op de plafonds zat een asbesthoudende stuc laag. Hoewel de stuclaag onbeschadigd was en er geen asbestdeeltjes in de lucht werd aangetroffen, besloot het
schoolbestuur in samenspraak met de gemeente om het asbest te laten verwijderen. Dat betekende dat vijftien lokalen en de aula enkele maanden niet toegankelijk waren. Tweehonderd leerlingen kregen les in nood lokalen. Schooldirecteur Jan Fasen benadrukt dat een veilige werk- en leeromgeving voor medewerkers en leer lingen voorop staat voor het Connect College, nu en in de toekomst.
890 leerlingen werden iedere dag met bussen naar Hoorn gebracht. En de teller liep maar door Als er hoge concentraties asbestdeeltjes in de lucht kunnen komen, moet de school het asbest laten ver wijderen. Natuurlijk moeten de maatregelen in verhou ding zijn met de reële gezondheidsrisico’s. Asbestdeeltjes kunnen vrijkomen als het oppervlakte van het materiaal verweerd of beschadigd is, bijvoorbeeld door een ver bouwing of door slijtage. Tot slot is saneren noodzakelijk als er spuitasbest is aangetroffen. Spuitasbest is een van de gevaarlijkste toepassingen van asbest; een isolatie
VO-magazine 6 / mei 2013
37
360˚
Stappenplan asbestinventarisatie
Geen asbest aanwezig
De school hoeft niets te doen
en asbestbeheerplan Schoolgebouw ouder dan 1994
Asbestinventarisatie
Schoolgebouw asbestvrij De school hoeft niets te doen
Asbest aanwezig
Acuut gevaar: – spuitasbest – beshadigd of verweerd materiaal
Saneren Zo nodig: ruimte afsluiten
Geen direct risico: oppervlak intact, asbest goed afgeschermd
Berheersen: Asbestbeheerplan
Nader onderzoek nodig (o.a. meeting luchtkwaliteit)
materiaal met een hoge concentratie asbest en heel weinig bindmiddel. Deze vorm van asbest is echter al sinds 1978 verboden. Groot alarm
Dat een asbestvondst ingrijpende gevolgen kan hebben voor een school, bewijst de geschiedenis van het Martinuscollege in Grootebroek. In augustus 2011 werd hier tijdens een inventarisatie asbestgruis aangetroffen op de plafonds in de oudbouw. Het onderzoeksbedrijf luidde de alarmbel en de Arbeidsinspectie werd ingeschakeld. Deze sloot het schoolgebouw hermetisch af – niet alleen de 10.000 m2 oudbouw, maar ook de 8.000 m2 nieuwbouw, die na 1994 was gebouwd. Ook hier was namelijk een kleine hoeveelheid asbest gevonden. “Er was op dat moment echt sprake van paniek”, merkt schooldirecteur Kees van Bergeijk op. “Wij werden hier compleet door overvallen. Ik kwam snel terug van vakantie om de situatie het hoofd te bieden.” De sluiting van de school leverde een groot logistiek probleem op voor het schoolbestuur. Het bestuur werkte samen met de GGD, de gemeente en de Milieudienst om de school zo snel mogelijk weer open te krijgen. “Op zo’n moment wordt de gehele school overgenomen door instanties. Je hebt weinig in te brengen.” Na een grondige schoonmaak kon de nieuwbouw weer open bij de start van het nieuwe schooljaar. De school, die 2200 leerlingen telt, kwam echter nog altijd 80 lokalen
38
VO-magazine 6 / mei 2013
tekort. Ook ontbraken de schoolboeken. De boeken waren opgeslagen in de oudbouw en werden aanvanke lijk als ‘asbestbesmet’ bestempeld. “Die boeken hebben we gelukkig teruggekregen. We hebben 20 noodlokalen neergezet op ons eigen terrein en werkten enkele weken met een dubbel rooster. Dat houdt in: vroeg beginnen, de eerste zes uur krijgt de onderbouw les. De volgende zes uur is de bovenbouw aan de beurt. Het waren lange dagen voor de leerkrachten.”
‘Op zo’n moment wordt de hele school overgenomen door instanties. Je hebt weinig in te brengen’ In de tussentijd werd een leegstaand kantoor in Hoorn met grote spoed omgebouwd tot tijdelijke school. Na de herfstvakantie werd gestart met een pendelsysteem: 890 leerlingen werden iedere dag met bussen naar Hoorn gebracht. De teller liep door, merkt Van Bergeijk op: “De kosten van het busvervoer alleen al lagen rond de drieduizend euro per dag.” Financiële nasleep
Van Bergeijk: “Na onderzoek besloot de gemeente dat verwijderen toch beter was dan sloop of het grondig inpakken van het asbest. Het was zeer kostbaar, maar het moest gebeuren.” In de oudbouw gingen mannen in witte pakken aan de slag. Het schoonmaken van de ruimten en het verwijderen van asbestplaten was in volle
gang. Het asbest zat in brandschotten en platen verspreid over het gebouw, maar ook in de brandwerende coating rond tientallen ijzeren palen. De sanering en herinrichting namen zes maanden in beslag. In maart 2012 was het gebouw asbestvrij en konden de lokalen weer in gebruik genomen worden. De hele operatie, inclusief onderzoek, sanering, herinrichting, huur van vervangende leslokalen en vervoer van de leerlingen, kostte 4,5 miljoen euro. De gemeente Stede Broek claimt dit bedrag terug van het Martinuscollege en het conflict over de financiën is nog altijd niet opgelost. “Een mediationtraject moet nu uitkomst brengen. Als we er samen niet uitkomen, rest ons alleen nog de gang naar de rechter”, zegt Van Bergeijk. Terugkijkend vraagt hij zich af of de zware maatregel van het sluiten van een heel schoolgebouw wel echt nodig was. Was de reactie van de instanties overtrokken? “Natuurlijk wil je geen enkel risico nemen. Tegelijkertijd is het zo dat alle luchtmonsters aantoonden dat er geen asbest in de lucht zat. In feite is de gezondheid van onze leerlingen en docenten dus nooit in gevaar geweest.”
COLUMN
Meer weten? Op de website van het Kenniscentrum Infomil (Rijkswaterstaat) is meer infor matie te vinden over asbest op scholen. Hier leest u alles over de verschillende soorten asbest, de toepassing ervan in scholen en de asbestinventarisaties. Ook de resultaten van de enquête van het ministerie van Infrastructuur en Milieu over de asbestsituatie in schoolgebouwen worden op de website gepresenteerd. Tot slot biedt de website handige checklists, stappenplannen en informatiefolders voor schoolbesturen die de asbestsituatie in hun eigen schoolgebouw in kaart willen brengen of beheersen. www.infomil.nl/asbestinscholen
H endrik-Jan van Arenthals Het bos in Vader Hans en moeder Grietje werden het bos in gestuurd. Ze moesten voor hun kinderen (Roodkapje en Klein Duimpje) vanuit groep 8 de weg vinden tussen de bomen van het grote Voortgezet Onderwijsbos. In de voor één keer extra schoongemaakte aula, tussen de door Intratuin neergepote planten, poogde brugklascoördinator H.C. Andersen in een eigentijdse Prezi door de bomen het bos te laten zien. Roodkapje ging naar het vwo. Ze kon gymnasium doen. Maar dat betekende alleen Latijn extra en dat werd nergens gevraagd. En wat was dan een ‘civiel effect’? Je had vier profielen, maar die had de school ‘gestreamd’ of zoiets. Volgens die man ging het echter om de onderbouw. Alles draaide om de hoofdvakken. Zesentwintig uur per week. Maar de Prezi ging vooral over wat er zes uur per week bij kwam. Hun dochter kon kiezen voor de Cultuurklas, de Sportklas of de Universumklas. Dat waren overigens geen aparte klassen, maar gewoon vakken. De concurrent, waar ze vorige week waren, onder scheidde zich door een Kunst-en-cultuurroute, Sportroute en Technasium. De verwarring rondom hun dochter was niets vergeleken met het oerwoud waarin haar tweelingbroer terecht zou komen. Klein Duimpje moest naar vmbo-kader. Ondanks een BOB-test, drie gesprekken, een appeltaart van Grietje en twee flessen wijn wilde de meester hem niet naar de mavo laten gaan. Over twee jaar moest hun zoon al kiezen wat hij wilde. Coördinator Andersen had het over ‘intersectoraal’ en ‘kernkeuzeprogramma’s.’ Toen, dat was wel grappig, stond er een oude meneer op, die zei dat hij decaan was en Grimm heette en dat dit allemaal niet doorging. De school had nu een intersectoraal programma, Dienstverlening en Commercie, en een intrasectoraal programma, Techniek-breed. Als hun zoon daar voor koos, hoefde hij eigenlijk nog niet te kiezen. Dat was beter, op je veertiende. De concurrent, waar ze veertien dagen terug waren, had afdelingsprogramma’s en een Vakcollege. Dan kon hij snel kiezen voor wat hij echt leuk vond. Dat was beter, voor zo’n jongen als hij. En, oh ja, overal stond de leerling centraal, gaven ze onderwijs op maat, met de mentor als spil, waren ze modern en hadden ze iPads. De winter duurde tot april. De natuur was daardoor laat dit jaar. Vader en moeder waren goed in staat om tussen de nog kale bomen door te kijken en de scholen te zien zoals ze echt waren. Het draait, dachten ze, niet om programma’s, maar om mensen. En ze kozen de school die bij hun kinderen paste. VO-magazine 6 / mei 2013
39
‘De school van nu is een soort museum’
Blik van buiten
‘Krachtig leiderschap meer dan ooit nodig’ Naam k prof. Geert ten Dam (1958) Achtergrond k onder meer voorzitter Onderwijsraad, hoogleraar onderwijskunde UvA, oud-rector universitaire lerarenopleidingen Gespreksonderwerp k professionaliteit van de leraar en de schoolleider Standpunt k schoolleiderschap is een vak Tekst: Emmanuel Naaijkens / Fotografie: Dirk Kreijkamp
U hebt het Titus Brandsma Lyceum in Oss gedaan. Hoe was dat? “Het was een leuke tijd. Als je ouder wordt, realiseer je je meer hoe vormend die periode is geweest. Ik heb het onderwijs als een gegeven beschouwd. Van sommige vakken heb ik veel geleerd, zoals Neder lands, literatuur, geschiedenis. Ik was dol op gymnastiek. Maar ik herinner me ook de verveling. Wat we nu zo belang rijk vinden – differentiatie – was er nauwelijks, het onderwijs was vooral klassikaal. Maar voor díe tijd was het een goede school.”
essentieel. Dat betekent dat leraren bij elkaar moeten kijken, collegiaal met en van elkaar moeten leren, en daarbij ook resultaten van onderzoek moeten betrekken. Een docent is niet alleen verantwoordelijk voor zijn eigen leerlingen en zijn eigen vak.”
‘Met marionetten als orkestleden klinkt het muziekstuk niet. Met een school is het precies zo’
school? En wat we afgelopen vijftien jaar hebben gezien, is dat de vakinhoudelijke bekwaamheid van het lerarenkorps als geheel gedaald is. Er zijn relatief minder universitair opgeleide docenten. Ik ben heel blij dat de minister nu een kwaliteitsslag wil maken. De hbo’s hebben met hun lerarenopleidingen vakinhoudelijk gelukkig ook een forse inhaalslag gemaakt.”
Is de balans tussen vakinhoud en didactiek verstoord? “Pedagogisch- didactische kwaliteiten zijn buiten Dat is een gevoelig punt. Er zijn leraren gewoon belangrijk. Net als vakinhoude Klassikaal onderwijs tref je toch nog op die vinden dat hun vak hen is lijke kennis. Een leraar heeft beide nodig veel plekken aan? “Zeker, maar het is afgenomen. “Ja en nee, ik ben daar om de leerstof voor leerlingen betekenis aan het veranderen. Tegenwoordig moet genuanceerd over. Er is de afgelopen vol te kunnen maken. Voor de leraren iedere leraar maatwerk kunnen leveren. jaren op goede gronden veel meer aan opleiding gaat het om een goed even De Inspectie kijkt daar niet voor niets dacht gekomen voor teamwork, voor wicht. Als Onderwijsraad houden we op naar. En natuurlijk zijn we er nog niet collectieve professionaliteit, voor colle meer terreinen de balans scherp in de met differentiatie, maar je doet het giale consultatie. Dat is van belang voor gaten. Toen er tot ver in de jaren negentig onderwijs onrecht door te zeggen dat er doorlopende leerlijnen. Er zijn ook meer veel aandacht was voor persoonlijke ont wikkeling van leerlingen, hebben we als in dertig jaar niets veranderd is. Het lijkt centrale, uniforme eisen gekomen. Het belang van onderwijs is groter geworden raad op goede gronden aandacht erop dat de mogelijkheden van ICT nu het onderwijs binnengehaald gaan dan het wellicht geweest is. Dat is gevraagd voor taal en rekenen, en leer worden.” positief. De keerzijde is dat er met die standaarden. En sinds een paar jaar beweging richting uniformiseren minder zeggen we: let nou op dat onderwijs veel U had docenten die in kwaliteit ruimte is voor de lokale variëteit die meer is dan taal en rekenen. Onderwijs kennelijk uiteen liepen. Kan dat nodig is om kwaliteit te kunnen leveren. heeft ook een vormende kant, daar hoort eigenlijk wel? “Er moeten in principe Hoe wil jij jouw vak geven? Hoe past geschiedenis bij, aardrijkskunde, alleen goede docenten voor de klas dat het beste bij jouw leerlingen, bij de cultuureducatie, moderne vreemde staan. Professionalisering is daarvoor cultuur, de visie en de missie van jouw talen. Burgerschapsvorming.” 40
VO-magazine 6 / mei 2013
Van onderwijs werd nog wel eens gezegd dat elke leraar zijn eigen koninkrijkje heeft. “Onderwijs moet meer zijn dan allemaal kraampjes op een markt. Ik hoorde een prachtige vergelijking op de recente onderwijstop in Amsterdam. Onderwijs is een orkest. Alle leden leveren hoogwaardige kwaliteit en de dirigent – de schoolleider – moet zorgen dat het een harmonieus geheel is. Maar daarmee maak je van de orkestleden geen marionetten. Want dan klinkt het muziekstuk niet. En met een school is het precies zo.”
leraren en andere betrokkenen kan doen. Dat is een vak. We hebben om die reden gezegd: bekwaamheidseisen, een register en voortdurende professionalisering zijn voor schoolleiders net zo goed aan de orde als voor leraren.”
wordt in het onderwijs nog erg weinig gedaan. In een master is aandacht voor een onderzoekende houding en onder zoeksvaardigheden. Ik schrik nog steeds als ik in evaluaties lees hoe weinig docenten data kunnen interpreteren.”
Hoe zit het met het beeld van de directeur die ’s morgens bij de voordeur leerlingen en leraren welkom heet? “Het is heel goed dat schoolleiders aan de deur staan. Dat ze hun leerlingen en docenten kennen. Maar je kunt niet alleen maar aan de deur staan. Het vraagt heel wat instrumenteel-technische kwaliteiten om een school te leiden. En normatieve-communicatieve kwaliteiten. Wijs gedrag, met aandacht voor waarden en persoonlijke relaties en interacties. Een schoolleider moet aanspreekbaar zijn.”
‘Ik schrik nog steeds als ik in evaluaties lees hoe weinig docenten data kunnen interpreteren’
Hoe staat de school als moderne arbeidsorganisatie ervoor? “Er zijn De schoolleider was dertig jaar geleden zeker nog slagen te maken. Flexibele een primus inter pares. Nu is hij echte werkplekken voor docenten bijvoor een leider. “Als primus inter pares red je beeld, ICT-faciliteiten. Elk lokaal een het niet meer. Je moet absoluut verstand beamer, elke docent een iPad. Dat soort van onderwijs hebben, bijvoorbeeld dingen. Het komt wel, maar het mag omdat je ooit vakdocent bent geweest. wel wat sneller. Een school moet ook in Maar je moet een school ook op een dat opzicht een stimulerende en aange Zitten we in een overgangsfase wat name plek zijn. Anders raken jonge goede manier kunnen managen. betreft leiderschap? “Ik denk het wel. docenten binnen de kortste keren hun Managen is geen vies woord. Je zult als enthousiasme kwijt. Ongeveer veertig leraar maar een schoolleider van het type Het besef dat professionalisering en ‘een van ons’ hebben die geen adequaat vakbekwaamheid onmisbaar zijn, is de procent van de jonge docenten is binnen personeelsbeleid of financieel beleid kan afgelopen paar jaren pas goed door vijf jaar verdwenen. Dat is zeer zorgelijk. gedrongen. Dat leidt tot beweging in het Het is een opdracht voor de school voeren. Je hebt een schoolleider nodig veld, zoals de oprichting van de VOdie landelijke onderwijsdoelen kan leiders om dat tij te keren.” academie. Die overgang maken we nu vertalen naar de eigen school en kan ook naar de masteropgeleide docenten. koppelen aan concrete inhoudelijke, Voor goed onderwijs hebben we onder financiële en personele doelen. En die wijsonderzoek nodig, maar daarmee dat bovendien in samenspraak met VO-magazine 6 / mei 2013
41
wie wat waar
Wie werkt waar
Agenda
LVO / LVOHeuvelland
25-4 Denk samen groter over LOB Wie Directieleden en decanen Waar Tilburg
Gulpen, Nijswiller, Meerssen en Valkenburg
Het CvB van LVO heeft Peter Groos benoemd tot voorzitter Centrale Directie van LVOHeuvelland. Groos is de opvolger van Thieu Kikken, die afgelopen jaar werd benoemd als lid College van Bestuur bij Stichting Onderwijs Midden-Limburg. Groos vormt de Centrale Directie van LVOHeuvelland met huidig lid Arthur Meij. Peter Groos was voorzitter Centrale Directie van scholengemeenschap Groenewald in Stein.
Winkler Prins Veendam
Ineke Jager is per 1 juni de nieuwe directeur vmbo kader/basis van Winkler Prins. Jager is sinds 2005 directeur van het Dollard College, locatie Woldendorp en tevens lid van het mt van Onderwijsgroep Noord (OGN). Hiervoor was zij adjunctdirecteur op het mr. Harm Smeenge College te Hoogeveen.
Christelijke Scholengemeenschap Groningen
25-4 Conferentie sturing op taal en rekenen Wie Schoolleiders en bestuurders Waar Utrecht 15-5 Bijeenkomst regio 6: doorstroomgegevens Wie Schoolleiders en bestuurders Waar Leende 15-5 Regiobijeenkomst horizontale dialoog Wie Schoolleiders en bestuurders Waar Eindhoven 29-5 Professionalisering docent Wie Schoolleiders en bestuurders Waar Tilburg
Groningen
Henk Lammerts is per 1 juni teamleider vmbo van het Wessel Gansfortcollege, vestiging Kluiverboom. Lammerts is thans werkzaam als teamleider op de vestiging Winschoten van Ubbo Emmius. Hiervoor werkte hij als docent, mentor en coördinator Rebound op het dr. Nassau College en op de Van Gelderschool (vso-lom) in Assen.
30-5 Algemene Ledenvergadering (ALV) Wie Leden van de VO-raad Waar Utrecht
Meer informatie en inschrijven: R www.vo-raad.nl/agenda
Purmerendse Scholen Groep Purmerend
Kees Schouten is de nieuwe directeur-bestuurder van de Purmerendse Scholen Groep. Hij volgt interim-directeur Dick de Groot op. Schouten is sinds 2005 als adviseur en interimbestuurder in het voortgezet en primair onderwijs werkzaam en begeleidde bij grote Nederlandse gemeenten verandertrajecten.
42
Colofon VO-magazine is een uitgave van de
Eva van Teeseling en Jacq Zinken.
Advertenties Uitgeverij Recent Amsterdam,
VO‑raad, de sectororganisatie van het voortgezet
Redactieadres VO-raad, Postbus 8282,
T 020 330 89 98 (Ray Aronds), www.recent.nl.
onderwijs. VO‑magazine verschijnt 7 keer per jaar
3503 RG UTRECHT, T 030 232 48 00,
Issn 1873-1163
in een oplage van 4.500 exemplaren.
[email protected], www.vo-raad.nl.
Redactie Cindy Curré, Ingrid Janssen, Suzanne
Fotografie Josje Deekens (ook voorpagina),
scholen, die lid zijn van de VO-raad ontvangen het
Visser (eindredactie), Linda Zeegers. Medewerkers:
iStockphoto, Dirk Kreijkamp, Rogier Veldman
VO-magazine gratis. Een abonnement kost € 75,-
Hendrik-Jan van Arenthals, Truus Groenewegen,
Illustraties Matthias Giesen
per jaar. Beëindiging van het abonnement dient
Hanneke van der Linden, Marijke Nijboer,
Ontwerp OSAGE / communicatie en ontwerp, Utrecht
schriftelijk te geschieden voor 1 juli.
Emmanuel Naaijkens, Martijn Laman, Koos Roos,
Druk Roto Smeets GrafiServices, Utrecht
VO-magazine 6 / mei 2013
Abonnementen Besturen en de daarbij horende
De Urgentiemeter
Hoe staat het met de opbrengsten op uw school?
1 2 3 4 5 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
k Vul de Urgentiemeter in via www.vo-raad.nl/lerenverbeteren Ingevuld geeft deze meter een beeld van de opbrengsten, het urgentie besef en de actiegerichtheid van verschillende doelgroepen binnen de school.
Project Leren verbeteren (VO-raad en AOC Raad) ondersteunt bestuur en management van risicoscholen en (zeer) zwakke afdelingen bij het verbeteren van achterblijvende leeropbrengsten en ontoereikende onderwijsprocessen.
Heeft u vragen? Of wilt u meer weten over wat project Leren verbeteren voor uw school kan betekenen? Mail of bel ons, of bezoek onze website: p
[email protected] p 030-232 48 00 p www.vo-raad.nl/lerenverbeteren
Kwaliteitscholen
(advertorial) ADVERTENTIE
Standaardisering en professionalisering Door Bert Both, Kwaliteitscholen
Elke maand mailen we onze klanten informatie over nieuwe ontwik-
problemen hebben met huiswerk en bang zijn om slechte resultaten te
kelingen binnen Kwaliteitscholen. Om u een idee te geven wat de
halen. Uiteraard zijn er grote verschillen per school.
ontwikkelingen zijn, geven we hier een overzicht van de laatste drie maanden. U ziet steeds meer standaardisering, verdieping,
Export antwoorden
professionalisering.
U kunt nu - geanonimiseerd- resultaten exporteren
Pesten Monitoren en de Pestindicator
Eigen onderzoek
Bij een aantal standaardonderzoeken onder ouders en leerlingen wordt
Er zijn wat aanpassingen gedaan die voor het maken van een eigen
nu een kengetal gepresenteerd waaruit scholen kunnen opmaken wat
onderzoek erg handig zijn, zoals: een Vraagstap maken na een tekstveld;
de stand van zaken is op het gebied met pesten, vergeleken met andere
gemakkelijk kunnen omnummeren van vragen en de mogelijkheid om
scholen. In een overzicht wordt getoond voor welke onderzoeken dat
het resultaat van een stelling niet mee te laten rekenen bij de uitslag
geldt.
van een stelling.
Nieuwe onderzoeken dec-feb
Rapporten
1. Klanttevredenheid in onderwijsondersteunende diensten.
U kunt nu ook op postcodegebied een selectie maken bij bepaalde rap-
2. Monitoring Mediatheek.
porten. Nieuw is ook dat een docent in het rapport van een leerlingen-
3. Evaluatie voortgangsgesprekken mentor met ouders of verzorgers.
evaluatie kan zien wat de verdeling van de responsgroepen is over de klassen.
Overzichten Er zijn enkele nieuwe overzichten ontwikkeld over of voor:
AFAS
Decanen: welke vragenlijsten kunnen decanen gebruiken: profielkeuze,
De koppeling met AFAS is gerealiseerd. U kunt AFAS als bron gebrui-
sectorkeuze, schoolverlaters. Inclusief informatie over het beheer,
ken van uw personeelsgegevens, een teamindeling importeren of een
resultaten en voorbeeldbrieven.
gespreksformulier uit het bekwaamheidsdossier van een medewerker
Mentoraat: er komt steeds meer kijken bij de evaluatie van het mentoraat. U kunt de waardering volgen via standaardonderzoeken,
doorsturen naar het personeelsdossier van een medewerker in AFAS.
u kunt de competenties van mentoren evalueren. U kunt ook de competenties die nodig zijn bij een tafeltjesavond evalueren. Wachtwoorden: hoe kunnen scholen met wachtwoorden omgaan? Competenties: er zijn veel opties bij de competentie-onderzoeken.
Protocollen Er zijn twee belangwekkende protocollen ontwikkeld, voor CW Docent door leerling en voor de QuickscanMedewerkersonderzoek. Door het protocol te gebruiken worden de organisatie, het beheer en de communicatie van de onderzoeken geprofessionaliseerd.
Remote Desktop: hulp op afstand Klanten kunnen ook de servicedesk mee laten kijken op het eigen scherm. Zo kan snel inzicht gegeven worden in mogelijke fouten die gemaakt worden.
Extra benchmark Er is een extra benchmark toegevoegd van schooltype VMBO-g/t. Dat blijken inmiddels nog/weer genoeg scholen te zijn. Omdat veel scholen kiezen voor “brugperiode” als schooltype-aanduiding voor het eerste leerjaar, konden de vmbo-g/t-scholen geen vergelijk maken met andere scholen. Dat kan nu dus wel.
Trendrapport Schoolindex Leerlingtevredenheid Brugklas Er is een evaluatie geschreven die een ontwikkeling laat zien van de laatste 4 jaar van het brugjaar, van de periode 2009-2012. In het algemeen is het zo, dat leerlingen die de overgang basisschool-brugklas als moeilijk ervaren,
Interesse in een gesprek? algemeen 010 511 19 06 Servicedesk 010 511 16 49
[email protected] www.kwaliteitscholen.nl