Israël - Palestina
Geschiedenis van het conflict 1
COLOFON
INHOUD
Deze brochure is een uitgave van het Actieplatform Palestina (APP
Voor 1945 ZIONISME, EEN WIEGJE IN EUROPA EUROPESE BEMOEIENISSEN IN HET MIDDEN-OOSTEN 1945-1950 CRUCIALE JAREN VOOR PALESTINA HET PROBLEEM BIJ DE VN HET ONTSTAAN VAN DE STAAT ISRAËL DE VLUCHTELINGEN De jaren ’50 en ‘60 DE PALESTIJNEN ORGANISEREN ZICH DE ZESDAAGSE OORLOG VAN 1967 De jaren ’70 ZWARTE SEPTEMBER EEN NIEUWE OORLOG DE PLO ALS VERTEGENWOORDIGER VAN HET PALESTIJNSE VOLK EGYPTE EN CAMP DAVID: LAND IN RUIL VOOR VREDE De jaren ’80 OORLOG IN LIBANON DE EERSTE INTIFADA De jaren ’90: HET DECENNIUM VAN DE HOOP DE EERSTE GOLFOORLOG (1990-1991) EN MADRID Oslo 1993 ‘HINDERPALEN’ AFTAKELING VAN HET VREDESPROCES 2000 tot vandaag DE TWEEDE INTIFADA DE APARTHEIDSMUUR
Met de steun van Het Vlaams Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. November 2003 Tweede herziene versie juni 2005 Samenstelling en redactie An Vandevelde, Stefan Deconinck Eindredactie Stefaan Peirsman Revisie: Soetkin Desmet v.u. Annuschka Vandewalle, Grasmarkt 105/b46, 1000 Brussel
NAWOORD
2
VOOR
1945
ZIONISME, EEN WIEGJE IN EUROPA
INLEIDING ISRAËL - PALESTINA GESCHIEDENIS VAN HET CONFLICT Het Israëlisch-Palestijns conflict is bekend, maar de ervan zijn dat veel minder of krijgen vaak geen eerlijke vertaling. Praten over het Israëlisch - Palestijns conflict glijdt maar al te vaak af naar een proen contradiscussie. Helaas ontbreken dikwijls historisch inzicht en gefundeerde achtergrondinformatie voor een goed onderbouwde argumentatie. De situatie is dan ook te complex om snel en in zwart-wit termen uit te leggen. Het Actie Platform Palestina* wil op een bondige maar toch genuanceerde manier aan die vraag naar informatie tegemoet komen, onder andere met deze brochure, die een beknopt overzicht geeft van de Palestijnse en Israëlische geschiedenis en de achtergronden van het conflict. In die bescheiden poging om kort de achtergronden van dit conflict te schetsen, gaan we voorbij aan een religieuze lezing van een ver verleden. Het is onwaarschijnlijk dat iemand ooit een ‘objectieve’ en voor iedereen aanvaardbare samenvatting heeft geschreven of nog zal schrijven. Deze brochure wil dan ook enkel een redelijke inleiding zijn. Wij hopen hiermee een brede achtergrond over dit nog steeds ‘brandend actuele’ onderwerp aan te bieden. Het zet de huidige situatie in perspectief en maakt discussie mogelijk. Kennis is immers een noodzakelijke voorwaarde voor het vormen van standpunten en probleemoplossend denken. Wij wensen u alle interesse! september 2003 (*) Het Actie Platform Palestina (APP) is een samenwerkingsverband tussen verschillende NGO’s uit de Noord-Zuid-, solidariteits- en vredesbeweging in Vlaanderen. Zij hebben zich verenigd om via hun activiteiten, acties en eisen bij te dragen tot het verwezenlijken van een duurzame vrede tussen Israël en de Palestijnen.
Aan het einde van de 19de eeuw beleeft Europa een felle opstoot van antisemitisme. Tijdens pogroms in Rusland, Polen en Oekraïne worden joden vermoord en hun bezittingen geplunderd. Ook in West-Europa krijgen joden te maken met toenemende discriminatie en antisemitisme. Om die redenen beschouwen sommigen de strategie om gelijke rechten en een verregaande assimilatie in de Europese samenlevingen op te eisen, als een mislukking, Enkel een eigen nationale staat zou het joodse volk van bedreiging en vervolging kunnen behouden, want in een staat waar geen niet-joden leven, kan er ook geen sprake zijn van antisemitisme. Een van de plaatsen die in aanmerking komt, is Palestina, de historische benaming van het gebied dat vandaag zowel Israël als de Palestijnse Bezette Gebieden omvat. Voor de joden is dit gebied het ‘Beloofde Land’ uit de bijbel, met de berg Zion in Jeruzalem als symbool. Tot 1917 maakte dit gebied deel uit van het Ottomaanse rijk, onder gezag van de sultan in Istanboel. De Oostenrijker Theodor Herzl werkt het idee van een joodse staat verder uit, en legde daarmee de basis van de zionistische ideologie, die gelooft in de terugkeer van de joden naar het moederland Zion. Gedurende de hele geschiedenis van de diaspora trokken er al joden naar Palestina, voornamelijk om religieuze redenen, maar pas met de zionisten wordt die terugkeer naar Palestina een politiek project. Er worden organisaties opgericht om geld in te zamelen voor het oprichten van joodse kolonies, en er wordt druk gelobbyd bij staatshoofden om steun te krijgen voor een eigen staat. Aanvankelijk is de interesse in het zionisme zeer beperkt, maar naarmate het antisemitisme ook in West-Europa toeneemt, groeit ook de steun voor emigratie als oplossing. De meeste joodse emigranten trekken aan het eind van de 19de eeuw richting VS, maar een kleine, georganiseerde en overtuigde groep vestigt zich in Palestina en richt er de eerste kolonies op. EEN LAND ZONDER VOLK VOOR EEN VOLK ZONDER LAND “PALESTINA IS EEN LAND ZONDER VOLK, DE JODEN ZIJN EEN VOLK ZONDER LAND”. IN DIE ZIONISTISCHE SLOGAN STAAT EEN GROVE FOUT, EN WEL DAT PALESTINA GEEN INWONERS HAD. HET LAND WAS NIET LEEG, INTEGENDEEL. IN 1900 WOONDEN ER IN PALESTINA AL MEER DAN 700.000 PALESTIJNEN. WAT IN VERHOUDING TOT DE OPPERVLAKTE VEEL WAS IN DIE TIJD. IN 1946 WAS HET AANTAL PALESTIJNEN GESTEGEN TOT BIJNA 2 MILJOEN. DE JOODSE IMMIGRATIE WAS IN DE EERSTE HELFT VAN DE 19DE EEUW OP GANG GEKOMEN EN OMSTREEKS 1900 WOONDEN ER ONGEVEER VEERTIGDUIZEND JODEN. MEER DAN NEGENTIG PROCENT VAN DE BEVOLKING WAS PALESTIJNS.
3
1945-1950 CRUCIALE JAREN VOOR PALESTINA
EUROPESE BEMOEIENISSEN IN HET MIDDEN-OOSTEN De zionisten zien in dat het belangrijk is om een Europese grootmacht aan hun kant te krijgen. Hun lobbywerk werpt uiteindelijk vruchten af, als de Britse minister van Buitenlandse Zaken Lord Balfour in de zogenaamde Balfour-verklaring (1917) schrijft, dat Groot-Brittannië de zionisten zou helpen bij de stichting van een ‘joods nationaal tehuis in Palestina’. Na de Eerste Wereldoorlog valt het Ottomaanse rijk immers uiteen en besturen de Britten Palestina. Dan komt de joodse immigratie pas echt goed op gang. Begin jaren ’30 bereikt de joodse immigratie een hoogtepunt. In 1933 komt Hitler aan de macht in Duitsland, en de anti-joodse politiek van de nazi’s mondt uit in een massale vervolging. Om daaraan te ontsnappen, zoeken steeds meer Europese joden hun toevlucht in Palestina. Stilaan wordt het voor de Palestijnen duidelijk, dat veel van deze Europese nieuwkomers niet zomaar in hun land komen wonen. De politieke visie van de kolonisten voorspelt voor de hen weinig goeds. In 1936 organiseren de Palestijnen een grote stakingsactie tegen de immigratie en tegen de Britse bezetting. De actie kent massaal opvolging, maar mondt uit in een opstand die pas drie jaar later door de Britten de kop wordt ingedrukt. Het Britse militaire bestuur in Palestina ziet ondertussen in dat de toestand uit de hand loopt en wil de immigratie van zionistische joden beperken, maar gezien de situatie van de joden in Europa op dat moment, kan ze dat amper verantwoorden. Het besluit wordt dan ook nooit echt uitgevoerd. Dan komt de Tweede Wereldoorlog, met de uitroeiing van miljoenen joden en andere ‘ongewensten’ door de nazi’s.
4
HET PROBLEEM BIJ DE VN Na de Tweede Wereldoorlog zijn de spanningen in Palestina alleen maar heviger geworden. Tussen 1933 en 1945 immigreert een kwart miljoen Europese joden naar Palestina, een verdrievoudiging in iets meer dan tien jaar tijd. De Britten komen verzwakt uit de Tweede Wereldoorlog, en zijn niet meer in staat de situatie in Palestina onder controle te houden. Ze kondigen hun terugtrekking uit het gebied aan, en schuiven de hete brij door naar de pas opgerichte Verenigde Naties die een oplossing uit moeten werken. Op 29 november 1947 keurt de Algemene Vergadering van de VN resolutie 181 goed, met daarin een voorstel om het mandaatgebied Palestina in een joodse en een Arabische staat te verdelen, en Jeruzalem onder een soort internationale voogdij te plaatsen. De joodse staat zou ongeveer 55 procent van het mandaatgebied Palestina omvatten, ondanks het feit dat de joden op dat moment maar eenderde van de totale bevolking van Palestina uitmaken. IN 1945 WORDEN DE VERENIGDE NATIES OPGERICHT, EEN INTERNATIONALE ORGANISATIE MET ALS DOEL DE WERELDVREDE TE BEWAREN. IN HET HANDVEST STAAT OOK HET RECHT OP ZELFBESCHIKKING VOOR VOLKEREN EXPLICIET NEERGESCHREVEN.
HET ONTSTAAN VAN DE STAAT ISRAËL Na de stemming van resolutie 181 escaleert het geweld verder tussen de Britse troepen en joodse en Palestijnse milities in Palestina. De Britten blazen op 14 mei 1948 eenzijdig de aftocht, en laten de problemen in Palestina zonder oplossing achter. Diezelfde dag nog roept David Ben Goerion in Tel Aviv de ‘joodse staat Israël’ uit. Dat zien de omringende Arabische landen en uiteraard ook de Palestijnen als een regelrechte oorlogsverklaring en de oorlog breekt dan ook in alle hevigheid los. Algauw blijken de nieuwbakken Arabische staten met dito leger niet tegen de getrainde, goed uitgeruste en gedreven zionistische milities opgewassen. Als in 1949 een wapenstilstand ingaat, heeft de jonge staat Israël 78% van historisch Palestina veroverd, een stuk meer dan de 55% die in het verdelingsplan van de VN was voorzien.
ISRAËL IS NIET OPGERICHT DOOR DE VERENIGDE NATIES. DE VN BEZATEN ISRAËL NIET EN KONDEN HET DUS OOK NIET WEGGEVEN. DE KNESSET - HET ISRAËLISCHE PARLEMENT – HEEFT JERUZALEM UITGEROEPEN TOT OFFICIËLE HOOFDSTAD. DE VN HAD DEZE SYMBOLISCH BELANGRIJKE STAD NOCHTANS ONDER INTERNATIONAAL STATUUT GEPLAATST. TUSSEN 1948 EN 1951 VERDUBBELT DE JOODSE BEVOLKING. DE ARABISCHE WERELD REAGEERT AFWIJZEND.
Verdwenen dorpen (1948)
Vluchtelingenstromen
DE VLUCHTELINGEN De Palestijnen noemen de stichting van de staat Israël “an-nakba”, een catastrofe, omdat 418 Palestijnse dorpen van de kaart worden geveegd en meer dan 100 andere door joodse families worden ingenomen. Meer dan 700.000 Palestijnen vluchten hierdoor weg of worden met geweld verdreven. (zie kaartjes) De Palestijnse vluchtelingen vinden in de buurlanden - Libanon, Syrië, Jordanië en Egypte - opvang in vluchtelingenkampen van het UNRWA, United Relief and Works Agency, van de Verenigde Naties, waar de meeste vluchtelingen en hun nakomelingen tot op vandaag nog wonen. Momenteel zijn er ruim vier miljoen erkende Palestijnse vluchtelingen, maar door de Israëlische Wet op de Terugkeer van 1950 kunnen die nooit meer naar hun land en eigendommen terugkeren. Nochtans bevestigt de VN-resolutie 194 het recht op terugkeer van de Palestijnen naar hun land van oorsprong. DE ISRAËLISCHE WET OP TERUGKEER VAN 1950 KENT AAN ALLE JODEN IN DE WERELD HET RECHT TOE OM ZICH IN ISRAËL TE VESTIGEN, MAAR DAT GELDT NIET VOOR DE VELE GEVLUCHTE PALESTIJNEN. VN-RESOLUTIE 194 EN HET ALGEMENE VLUCHTELINGENRECHT - DIE HEN HET RECHT OP TERUGKEER TOEKENNEN - BLIJVEN ONUITGEVOERD, OMDAT DE OPEENVOLGENDE ISRAËLISCHE REGERINGEN DAT RECHT WEIGEREN TE ERKENNEN.
5
DE JAREN
‘50
EN
‘60
DE PALESTIJNEN ORGANISEREN ZICH In de jaren vijftig groeit in de Palestijnse vluchtelingenkampen een politiek en maatschappelijk bewustzijn. In 1958 richt Yasser Arafat, samen met een aantal medestanders in Koeweit de verzetsbeweging al-Fatah op, de ‘Beweging voor de Bevrijding van Palestina’. Andere politieke groepen, zoals het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina van George Habbash zullen later ontstaan. De Arabische leiders zien met lede ogen toe hoe al-Fatah hoe langer hoe meer een eigen koers gaat varen, zonder veel rekening te houden met hun belangen. In 1964 richt de Arabische Liga de PLO op (de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie), die onder Arabische voogdij staat en de meer gematigde Palestijnse elite verenigt. Als al-Fatah in 1965 de gewapende strijd begint, levert hun dat groeiende sympathie op. Het is pas na de nederlaag van de Arabische legers tijdens de zesdaagse oorlog in juni 1967, dat die Palestijnse verzetsgroepen geleidelijk de controle over de PLO zullen verwerven Onder leiding van Arafat, die in 1969 tot nieuwe voorzitter van de PLO wordt verkozen, groeit die organisatie uit tot een koepel van verschillende politieke fracties, gewapende groepen, volksorganisaties, vrouwenen jeugdverenigingen. Arafat en de zijnen geloven niet langer dat de Arabische landen Palestina via een klassieke oorlog kunnen bevrijden en kiezen dan ook voor een eigen (guerrilla)strategie.
DE ZESDAAGSE OORLOG VAN 1967 Tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 tussen Israël en de Arabische buurlanden haalt het Israëlische leger een klinkende overwinning die de kaart in het Midden-Oosten grondig hertekent. Israël bezet de overgebleven Palestijnse gebieden, de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en verovert ook de Golanhoogvlakte op Syrië en de Sinaïwoestijn op Egypte. Sindsdien zijn de Westelijke Jordaanoever, de Gaza-strook en Oost-Jeruzalem zijn ‘Bezette Palestijnse Gebieden’ (zie kaartjes). Na de Arabische nederlaag in 1967 geven de Palestijnen voorgoed het idee op dat de Arabische leiders hun zaak in hun plaats zouden winnen.
6
De oorlog van 1967 en de bezetting van de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever zorgen voor een tweede vluchtelingenstroom van naar schatting 300.000 Palestijnen. De 1,4 miljoen Palestijnen in de Bezette Gebieden leven voortaan onder Israëlisch militair bestuur. Op 22 november 1967 keurt de Veiligheidsraad resolutie 242 goed, die Israël oproept om zich terug te trekken uit de gebieden die het in de zesdaagse oorlog heeft veroverd. Israël negeert de resolutie en start met een omvangrijk kolonisatieprogramma.
Verdelingsplan van de VN (resolutie 181) en de veroverde gebieden door Israël (1949)
Het Nabije Oosten na de oorlog van Juni 1967
DE JAREN
Al in september 1967 wordt op de Westelijke Jordaanoever, in Kfar Etzion bij Hebron, de eerste steen van een joodse nederzetting gelegd. Voor de bouw van die nederzettingen begint Israël systematisch Palestijnse grond te onteigenen, waardoor duizenden Israëlische kolonisten zich in de Palestijnse gebieden gaan vestigen. Ook de watertoevoer komt onder Israëlische gezag. Terwijl van de Bezette Gebieden naar Israël of naar de nederzettingen wordt afgeleid, krijgen de Palestijnen af te rekenen met groeiende waterschaarste, wat vooral in de landbouwsector voor problemen zorgt. Tegelijk begint de regering van Levy Eshkol (Arbeidspartij) met het geannexeerde OostJeruzalem, dat samen met het westelijke deel tot ‘eeuwige en ondeelbare hoofdstad van Israël’ wordt uitgeroepen, langzaam maar zeker te ‘verjoodsen’. Een nieuwe resolutie van de Veiligheidsraad (resolutie 252), die stelt dat Israël niet het recht heeft het internationaal statuut van Jeruzalem te wijzigen, maakt weinig indruk. Er volgen verschillende onteigeningen en confiscaties van Palestijnse grond en Minister voor Immigratiezaken Shimon Peres publiceert zijn plan om de bevolking van Jeruzalem binnen de vijf jaar te verdubbelen, door 80 procent van de nieuwe immigranten naar de stad te sturen.
‘70
ZWARTE SEPTEMBER De PLO slaagt erin een stevige machtsbasis in Jordanië uit te bouwen, om van daaruit Palestijnse militaire acties tegen Israël te ondernemen, die met bombardementen worden beantwoord. De Jordaanse koning Hoessein voelt zich bedreigd door de sterke Palestijnse parallelle machtsstructuur in zijn land en wil zich zo vlug mogelijk van de gewapende fracties ontdoen. In september 1970 brengt het Jordaanse leger de PLO na hevige gevechten een zware slag toe, die daarop de wijk naar Libanon moet nemen. In wat later bekend zal worden als ‘Zwarte September’, vallen vele duizenden doden, voornamelijk Palestijnen, maar dat betekent helemaal niet het einde van de Palestijnse strijd. Verschillende fracties van de “fedayiin”, Palestijnse vrijheidsstrijders die zich in de vluchtelingenkampen hebben georganiseerd, zetten de commandoraids in Israël verder en nemen ook hun toevlucht tot spectaculaire terreuracties. Vliegtuigkapingen of gijzelingsacties zoals tijdens de Olympische Spelen in München van 1972 zorgen er voor dat de Palestijnse kwestie de internationale media blijft beheersen.
DE NEDERZETTINGEN IN DE LAATSTE TIEN JAAR IS DE ISRAËLISCHE KOLONISTENBEVOLKING IN DE BEZETTE GEBIEDEN ZOWAT VERDUBBELD, TOT ONGEVEER 245.000 VERSPREID OVER 143 TOT 172 NEDERZETTINGEN, OP DE WESTBANK EN IN DE GAZASTRAAT. DAARNAAST ZIJN ER NOG EEN 100-TAL ZOGENAAMDE ILLEGALE OUTPOSTS, EN WONEN ER INTUSSEN BIJNA 200.000 KOLONISTEN IN OOST-JERUZALEM. DAARTUSSEN LEGT ISRAËL BOVENDIEN EEN NETWERK VAN BREDE WEGEN, TUNNELS EN VIADUCTEN AAN. DE PALESTIJNEN WORDEN TUSSEN DIE STRENG BEWAAKTE EN ONDERLING VERBONDEN ENCLAVES INGESLOTEN EN HEBBEN HOE LANGER HOE MINDER RUIMTE OM ZICH TE ONTWIKKELEN.
7
EEN NIEUWE OORLOG
CAMP DAVID 1978: LAND IN RUIL VOOR VREDE
Op 6 oktober 1973, terwijl Israël het joodse verzoeningsfeest Yom Kippoer viert, vallen Egyptische troepen het Israëlische leger in de Sinaï aan om de Bezette Gebieden te Heroveren, waarna Syrië een aanval op de Israëlische luchtmacht lanceert. De aanvallen komen als een complete verrassing en zorgen aanvankelijk voor spectaculaire successen, maar onder andere dankzij de militaire en logistieke steun van de Verenigde Staten kan het Israëlische leger het tij doen keren en de Arabische legers volledig terugdringen. Deze Yom Kippoeroorlog – of Ramadanoorlog, omdat hij werd uitgevochten in de islamitische vastenmaand - eindigt op 24 oktober met een staakt-het-vuren, kort nadat de VNVeiligheidsraad resolutie 338 heeft gestemd. Die roept de partijen niet alleen op om de vijandelijkheden te staken, maar ook om onmiddellijk daarna te beginnen met de volledige uitvoering van resolutie 242 en werk te maken van onderhandelingen die moeten leiden tot een rechtvaardige en duurzame vrede. Voor Israël betekent de oorlog een trauma, ook al heeft het die gewonnen, want de Arabische legers leken potentieel in staat om Israël van de kaart te vegen. Ook internationaal toont de Arabische wereld zijn tanden en beantwoordt de steun van het westen, vooral dan van de VS aan Israël, met het oliewapen. De prijs van olie stijgt sterk, waardoor de westerse landen, die hun welvaart niet op het spel willen zetten, zich intensiever met het conflict beginnen bezig te houden.
In Israël doet zich in 1977 een politieke aardverschuiving voor, waar er met Likoed voor het eerst een rechtse meerderheid, onder leiding van Menahem Begin aan de macht komt. Begin zoekt toenadering tot de president Anwar as-Sadat van Egypte, die in een toespraak tot het Israëlische parlement zijn belangrijkste punten uiteenzet om tot vrede te komen.
DE PLO ALS VERTEGENWOORDIGER VAN HET PALESTIJNSE VOLK De PLO mag dan militair weinig resultaat boeken, op het diplomatieke front doet ze het wat beter. Tijdens een topconferentie in Rabat in 1974 aanvaarden alle Arabische landen, met uitzondering van Jordanië, de PLO als enige legitieme vertegenwoordiger van de Palestijnen. Ook internationaal groeit de erkenning, en Yasser Arafat mag de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties toespreken. Tegelijk maakt de PLO zich internationaal aanvaardbaarder door haar standpunten af t zwakken. Terwijl ze in 1967 nog aan de bevrijding van heel Palestina vasthield, luidt het in 1969 dat er gestreefd wordt naar de oprichting van een democratische staat waarin moslims, christenen en joden naast elkaar leven. Binnen de PLO wil niet iedereen zoveel water in wijn doen en er komt een afwijzingsfront. Toch blijft ook een gematigde PLO taboe voor Israël, dat onder geen beding met een ‘terroristische organisatie’ wil praten.
8
Alle Arabische landen veroordelen het Egyptische initiatief en zetten Egypte uit de Arabische Liga, terwijl de Amerikaans president Jimmy Carter achter de schermen grote druk op Israël en Egypte uitvoert om tot een akkoord te komen. In 1978 komen Begin en Sadat in Camp David een akkoord, waarin Israël zich ertoe verbindt om de Sinaï te ontruimen in ruil voor vrede. Het Arabische cordon tegen Israël is doorbroken, en de Palestijnen voelen zich verraden, omdat er met het akkoord van Camp David geen enkele vooruitgang naar Palestijnse autonomie wordt geboekt.
DE JAREN
‘80
OORLOG IN LIBANON
DE EERSTE INTIFADA
In 1975 komt Libanon een wrede burgeroorlog terecht, waarbij ook de Palestijnen steeds verder betrokken raken. Op 14 maart 1978 valt het Israëlische leger Libanon binnen en bezet er na zes dagen van gevechten een ‘veiligheidszone’ in het zuiden van het land, waarna een nieuwe, nog grootschaligere militaire invasie volgt. In juni 1982 vallen honderdduizend Israëlische soldaten Libanon binnen om de PLO, die na Zwarte September zijn hoofdkwartier in Beiroet heeft, politiek en militair uit te schakelen. In de 88 dagen durende oorlog wordt Beiroet zwaar gebombardeerd, en er vallen 30.000 Palestijnse en Libanese slachtoffers. Na bemiddeling door de VS kunnen de PLO-strijders Beiroet in september 1982 verlaten, en verhuist het PLO-hoofdkwartier naar Tunis. Enkele dagen later richten extreemrechtse Libanese milities een slachtpartij aan onder de Palestijnse burgerbevolking in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. Het Israëlische leger kijkt toe en laat begaan. Een Israëlische onderzoekscommissie oordeelt dat de toenmalige minister van defensie Ariel Sharon, verantwoordelijk is voor de slachting in de vluchtelingenkampen. Sharon moet aftreden, maar wordt kort daarna weer in de regering opgenomen als minister-zonderportefeuille.
Op 9 december 1987 - na 20 jaar bezetting - breekt in de Palestijnse Bezette Gebieden een grote volksopstand uit, de Intifada. Overal verschijnen illegale Palestijnse vlaggen, jongeren gaan de Israëlische bezettingsmacht te lijf met stenen en werpen barricades op. De ondergrondse leiding van de Intifada organiseert winkelsluitingen, betogingen en stakingen. De Palestijnen zijn de bezetting beu. Het Israëlische leger reageert met massale arrestaties, uitwijzingen en het opblazen van huizen van verdachten of veroordeelden. Als vergelding worden de armen van stenengooiers door Israëlische soldaten met grote stenen gebroken en er vallen duizenden Palestijnse doden. De beelden van rokende autobanden en stenengooiende jongeren halen ook bij ons de televisiejournaals. Het optreden van het Israëlische leger krijgt internationaal scherpe kritiek, waardoor de Palestijnse kwestie weer op de internationale agenda komt. Het neerslaan van de opstand en het handhaven van de bezetting wegen uiterst zwaar op de Israëlische economie. In november 1988 neemt de Palestijnse Nationale Raad (PNR) in Algiers een historische beslissing door VN-resolutie 242 en daarmee dus de opdeling van het mandaatgebied Palestina te aanvaarden. Amper een jaar na het uitbreken van de Intifada spreekt de leiding van de PLO al over de erkenning van de staat Israël binnen de grenzen van voor 1967. Bovendien neemt de PNR afstand van het terrorisme als wapen in de Palestijnse strijd. Er volgt een onafhankelijkheidsverklaring, die door een heel aantal landen wordt ondersteund, maar Israël blijft zich tegen een Palestijnse staat verzetten en sluit elke dialoog met de PLO uit. Toch zijn er ook in Israël mensen die naar een politieke oplossing streven. Na veertig jaar bestaan van Israël en meer dan twintig jaar bezetting is de tijd rijp om de hele situatie opnieuw te bekijken. Tenslotte heeft het vredesverdrag van 1978 met Egypte bewezen dat Israël, mits de nodige toegevingen, wel degelijk vrede kan sluiten met een grote Arabische buurstaat. In ruil voor vrede met Egypte had Israël de Sinaïwoestijn ontruimd en de daar gevestigde joodse nederzettingen ontmanteld.
9
DE JAREN
‘90
HET DECENNIUM VAN DE HOOP
DE EERSTE GOLFOORLOG (1990-1991) EN MADRID
OSLO 1993
In de zomer van 1990 valt het Irakese leger buurland Koeweit binnen. Saddam Hoessein probeert de sympathie van de Arabische bevolking te wekken, door zich als de verdediger van de Palestijnse zaak op te werpen. Arafat steunt Saddam Hoessein in zijn stelling dat de terugtrekking uit Koeweit gekoppeld moet worden aan een algemene regeling van conflicten in de regio, en dus ook aan de terugtrekking van Israël uit de Bezette Gebieden. SaoediArabië en andere Golfstaten, (traditioneel) tegenstanders van het Irakese regime, reageren kwaad en trekken hun steun aan de PLO in.
In 1993 bereiken Palestijnen en Israëli’s als gevolg van geheime - parallelle - besprekingen in Oslo verrassend een overeenstemming, in de vorm van een vage principeverklaring die op 13 september 1993 in Washington plechtig ondertekend wordt. De PLO erkent daarin officieel het bestaanrecht van Israël en Israël erkent de PLO als wettige vertegenwoordiger van het Palestijnse volk, maar over een Palestijnse staat wordt nog met geen woord gerept. De principeverklaring voorziet dat er eerst een overgangsregeling komt met een beperkte mate van Palestijns zelfbestuur, waarna verder over een definitieve regeling zal worden gepraat. In een eerste stap van de overgangsregeling (Oslo I, mei 1994) trekt het Israëlische leger zich terug uit het grootste deel van de Gazastrook (niet uit de joodse nederzettingen) en de stad Jericho op de Westelijke Jordaanoever. In een tweede fase volgt dan de uitbreiding van het Palestijnse zelfbestuur volgens een ingewikkelde formule (Oslo II of Interim-akkoord, september 1995). De Palestijnse gebieden worden ingedeeld in drie ‘bevoegdheidszones’ (A, B en C), waarbij Israël uiteindelijk over het grootste gedeelte nog het meeste te zeggen heeft. (zie kaartje)
De Verenigde Staten willen na de Golfoorlog een ‘geste’ doen naar de Arabische wereld en zetten de Arabische landen en Israël onder druk om te onderhandelen over een oplossing van het conflict. Na de Golfoorlog wordt in Madrid een Midden-Oostenconferentie onder het voorzitterschap van de VS en Sovjetunie (met de VN en EU als waarnemers) bijeengeroepen, waarop Israëlische en Arabische delegaties met elkaar in gesprek ABC-gebieden West Bank en Gaza gaan. Officieel mag de PLO niet mee aan tafel zitten, maar in (Oslo II, 1995) de Jordaanse delegatie bevinden zich prominente Palestijnen die contact met de PLO onderhouden. Ook al boekt de conferentie weinig of geen vooruitgang, de symbolische waarde ervan is groot.
10
‘HINDERPALEN’
Situatie West Bank, zoals voorgeteld door Isral, Camp David, juli 2000
Voor de meeste Palestijnen wordt het vredesproces een permanente bron van frustratie. Van een snelle en volledige Israëlische terugtrekking en een ontmanteling van de nederzettingen komt niets in huis en ook een onafhankelijke Palestijnse staat blijft dode letter. Heel wat Palestijnse en andere denkers waarschuwen van bij het begin al voor de ‘gaten’ in de Osloovereenkomst, die de verhoopte beloftes zouden blokkeren. Er zijn ook tegenstanders die het Oslo-proces met geweld proberen te boycotten. Aan Israëlische kant komt het geweld voornamelijk van extremistische religieuze en nationalistische groeperingen die naar een ‘Eretz Israël’ (Groot-Israël) streven. Op 24 februari 1994 schiet de ultraorthodoxe dokter Baroech Goldstein in Hebron 29 Palestijnen neer die in een moskee aan het bidden waren. Anderhalf jaar later, op 4 november 1995, wordt in Tel Aviv de Israëlische premier Yitzhak Rabin vermoord. Zijn moordenaar, Yigal Amir, handelt uit religieuze motieven. Aan Palestijnse kant komt het geweld grotendeels uit islamistische hoek, met organisaties als Hamas en Jihad die hun toevlucht nemen tot zelfmoordaanslagen. Terwijl de vredesonderhandelingen aanslepen, gaat het bergaf met de (economische) toestand in de Palestijnse gebieden, waar in ijltempo steeds meer Israëlische kolonies worden opgetrokken. Door hun strategische ligging, gecombineerd met de aanleg van kolonistenwegen, het groeiende aantal militaire controleposten worden de Palestijnse Gebieden frequent en willekeurig afgesloten. De Palestijnse economie wordt volledig lamgelegd, Israëlische soldaten zijn overal aanwezig. Veel Palestijnen kunnen hun landbouwgronden, hun familie, scholen, ziekenhuizen, werk, niet meer bereiken. Wat overblijft van Palestina begint steeds meer te lijken op een lappendeken. (Zie kaart) TIJDENS HET VREDESPROCES GING DE KOLONISATIE ONVERMINDERD VOORT, MET EEN GEMIDDELDE TOENAME VAN 8 PROCENT PER JAAR. STEEDS MEER GROND WORDT ONTEIGEND: DE JOODSE KOLONIES HEBBEN ZOWAT 40% VAN ALLE GROND OP DE WESTELIJKE JORDAANOEVER IN BESLAG GENOMEN. NAAST DE PALESTIJNSE STAD HEBRON LIGT DE JOODSE KOLONIE KIRYAT ARBA. HEBRON TELT 120.000 INWONERS, KIRYAT ARBA 6.000. DIE JOODSE KOLONIE KRIJGT PER INWONER ZES KEER MEER WATER TOEBEDEELD DAN DE PALESTIJNSE STAD.
11
AFTAKELING VAN HET VREDESPROCES Op 20 januari 1996 kiezen de Palestijnen voor het eerst een eigen parlement. Yasser Arafat, die voor zowat iedereen een belangrijke symboolfunctie heeft, wordt tot president verkozen, maar het bestuur wordt al snel geplaagd door corruptie. Ook het Oslo-proces raakt niet afgerond, terwijl onderhandelingen over een oplossing van het Israëlisch-Palestijns conflict in 1999 in een definitieve regeling moesten uitmonden, is er sinds het interim-akkoord van 1995 nauwelijks vooruitgang geboekt. Om uit de impasse te raken, start in het najaar van 1998 een nieuwe reeks onderhandelingsrondes onder voogdij van de Amerikaanse president Clinton. In het Wye River Memorandum van 23 oktober 1998 zegt Israël toe om zich uit nog eens 13 procent van de Westelijke Jordaanoever terug te trekken. Voorts zou er een verzekerde verbinding tussen de Gaza-strook de West Bank komen en 700 Palestijnse gevangenen zouden worden vrijgelaten. In ruil daarvoor belooft de Palestijnse Autoriteit met de hulp van de CIA de ‘terroristische organisaties’ aan te pakken.
DE UITVOERING VAN DE OSLO-AKKOORDEN HAD IETS VAN EEN PROCESSIE VAN ECHTERNACH: MEER BEWEGING DAN VOORUITGANG. TELKENS VERLIEPEN DE DEADLINES DIE VOORZIEN WAREN IN HET AFGESPROKEN TIJDSSCHEMA, VOOR ER WEER EEN STAP WERD GEZET. HEEL HET VREDESPROCES WAS ÉÉN LANGE PALAVER MET STEEDS MINDER RESULTAAT VOOR DE PALESTIJNEN. NA OSLO I (1993) VOLGDEN OSLO II (1995), WYE I EN II (1998-1999), CAMP DAVID (2000), TABA (2001),… EN HOE LANGER HET VREDESPROCES DUURDE, HOE MEER PUNTEN VAN DE AGENDA VERDWENEN. ZO STOND HET CRUCIALE WATERPROBLEEM NOG WEL VERMELD IN OSLO II, IN WYE VERDWEEN HET VAN DE AGENDA. DE PLO WERD STEEDS WEER TOT UITERST ZWARE TOEGEVINGEN GEDWONGEN, WAAR WEINIG PALESTIJNEN ZICH ECHT KONDEN IN VINDEN. HET ENIGE AGENDAPUNT BLEEF UITEINDELIJK ‘DE VEILIGHEID VAN ISRAËL’. DE VEILIGHEID VAN DE PALESTIJNSE BURGERBEVOLKING KWAM NIET TER SPRAKE.
Checkpoints West Bank
Checkpoints Gaza
Na de verkiezingsnederlaag van Likoed onder premier Netanyahu in 1999 kijkt het vredeskamp hoopvol uit naar de nieuwe Labour-premier Ehud Barak, die de onderhandelingen met Arafat in Sharm El-Sheik hervat. Op 4 september 1999 komt het tot een akkoord, waarin alle vorige afgesloten akkoorden worden bevestigd, en beide partijen erkennen dat een definitieve regeling op de VN-resoluties 242 en 338 gebaseerd moet blijven. Dat betekent dat de Palestijnen in principe recht hebben op 22 procent van historisch Palestina. Over de echte problemen zoals de terugkeer van de vluchtelingen, Jeruzalem, de waterverdeling en de ontmanteling van de nederzettingen blijven de onderhandelingen steken, zodat een nieuwe ronde in Camp David (juli 2000) uiteindelijk op niets uitdraait. Arafat weigert zijn handtekening te zetten onder een regeling waarbij Palestijns gebied zou moeten worden afgestaan en waarin geen oplossing is voorzien voor de meer dan 4 miljoen Palestijnse vluchtelingen.
12
2000
TOT VANDAAG
DE WESTELIJKE JORDAANOEVER IS OPGEDEELD IN 227 APARTE ‘AUTONOME’ GEBIEDJES, SOMMIGE MINDER DAN 2 KM² GROOT. ECONOMISCH HOUDT ISRAËL DE BEZETTE GEBIEDEN STEVIG IN EEN WURGGREEP, ONDER MEER DOOR ZE QUASI PERMANENT AF TE SLUITEN. LANDBOUWPRODUCTEN EN INDUSTRIEGOEDEREN KUNNEN DAARDOOR NIET CIRCULEREN, EXPORTEREN IS HELEMAAL ONMOGELIJK.
DE TWEEDE INTIFADA Samen met de gestage achteruitgang van de levensomstandigheden van de Palestijnen groeien de frustraties over het uitblijven van een echt vredesproces. Na een provocatief bezoek van oppositieleider Ariel Sharon aan de Haram ash-Sharif in Jeruzalem, de derde belangrijkste islamitische heilige plaats na Mekka en Medina, breekt er een nieuwe opstand uit. In enkele maanden tijd eisen de gevechten met het Israëlische leger meer dan 400 slachtoffers. Desondanks komt het nog tot een ultieme onderhandelingspoging in Taba (januari 2001). Er lijken doorbraken te komen rond vier belangrijke knelpunten: de vluchtelingen, grondgebied, Jeruzalem en veiligheid, maar voor Barak staan de verkiezingen voor de deur, waardoor hij onder druk van de Israëlische publieke opinie de onderhandelingstafel verlaat. Twee weken later wint Likoed met Ariel Sharon de verkiezingen met 67% van de stemmen.
Na de dood van Arafat in december 2004 gonst het van de hoopgevende berichten over “een nieuw tijdperk voor het Midden-Oosten”. Nu het ‘obstakel’ Arafat verdwenen is en de meer gematigde Abbas zijn plaats als president van de Palestijnse Autoriteit zijn plaats heeft ingenomen, lijkt er weer hoop te zijn voor het vredesproces. Op de top van Sharm-El-Sheik in februari 2005 kondigt Abbas een staakt-het-vuren aan, waarna Sharon zijn plan om de 17 joodse kolonies in de Gazastrook te ontmantelen, als eerste stap naar vrede aan. Terwijl de Palestijnse gewapende groepen het bestand redelijk respecteren, gaat het geweld tegen burgers onder de bezetting verder. Bijna twee derden van de Palestijnen leeft onder de armoedegrens, met een inkomen van minder dan twee euro per dag, terwijl de Israëlische bezettingsmacht miljarden euro pompt in de bouw van een ‘tijdelijk’ ‘veiligheidshek’. HET GEWELD HEEFT INTUSSEN AL AAN MEER DAN 1.800 MENSEN HET LEVEN GEKOST. VOORAL AAN PALESTIJNSE KANT IS DE DODENTOL HOOG, EN VIELEN ER MEER DAN 20.000 PALESTIJNSE GEWONDEN. ZOWAT 60 TOT 70 PROCENT VAN DE PALESTIJNEN IS INTUSSEN WERKLOOS. TWEE DERDEN VAN DE PALESTIJNEN LEEFT ONDER DE ARMOEDEGRENS EN MOET RONDKOMEN MET MINDER DAN 2 EURO PER DAG.
Sharon vormt met Likoed en de Arbeiderspartij een regering van nationale eenheid, en kiest ervoor, de opstand hard neer te slaan. Voor zover er nog sprake was van een vredesproces, is dat nu wel definitief begraven. Israël bezet opnieuw Palestijnse steden en belegert Arafat in zijn hoofdkwartier in Ramallah, dat nagenoeg volledig wordt vernietigd. De harde aanpak van Sharon wordt in Israël gewaardeerd, ook al is de militaire repressie niet zonder gevolgen: meer haat, slechte economische cijfers, afkalving van sociale verworvenheden, militarisering,… Desondanks wint Sharon opnieuw de verkiezingen van 23 januari 2003. In de aanloop van de nieuwe golfoorlog tegen Irak, lanceert de Amerikaanse president G.W. Bush op 24 juni 2002 een nieuw initiatief, op basis waarvan het Kwartet (VS, Rusland, VN en EU) een ‘stappenplan’ uitwerkt dat de onderhandelingen tussen Palestijnen en Israëli’s weer vlot moet trekken. Het zwaartepunt ligt opnieuw op het verzekeren van de ‘veiligheid’ van Israël, en de Palestijnen moeten een voor Israël ‘aanvaardbare’ premier aanstellen. Pas als de Palestijnen zich niet meer tegen de bezetting verzetten, kunnen er verdere stappen komen die eventueel – maar niet noodzakelijk - in een Palestijnse staat kunnen uitmonden.
13
DE APARTHEIDSMUUR In juni 2002 besluit de Israëlische regering een afsluiting tussen Israël en de Bezette Gebieden te bouwen, een drastische maatregel, waarmee het wil voorkomen dat Palestijnse terroristen ongemerkt het Israëlische grondgebied binnendringen om er aanslagen te plegen. Het zou een tijdelijke maatregel zijn, die volgens Israël noodzakelijk is zolang de Palestijnse Autoriteit niet harder tegen de eigen bevolking optreedt. Het plan om de Westelijke Jordaanoever fysisch af te grendelen is niet nieuw. Labourpremier Ehud Barak kwam er al eerder mee op de proppen en mocht van president Clinton Amerikaans geld gebruiken om het hek te bouwen. Ondertussen groeit dat ‘hek’ uit tot een 40 meter brede strook van betonconstructies, elektronisch bewaakte afsluitingen, grachten, scheermesdraadversperringen en patrouillewegen, die zich over een lengte van meer dan 200 kilometer door het landschap slingert. Op een aantal plaatsen staat er een 8-meter hoge betonnen muur met wachttorens, zoals rond de stad Qalqilya waar meer dan 40.000 mensen opgesloten zitten en de enige doorgang in de muur bewaakt wordt door Israëlische militairen. Aan de Israëlische kant is de grond zodanig opgehoogd, dat de muur er nauwelijks te zien is – de berm is beplant met perkjes zodat het er voor de Israëli’s allemaal wat minder erg uitziet... Het is verre van duidelijk hoe lang de Muur uiteindelijk zal worden, waar die precies zal lopen en vooral hoeveel Palestijns grondgebied ingenomen zal worden. Nu al tonen de kaarten duidelijk aan dat de Muur niet langs de Groene Lijn, de internationaal erkende grens tussen Israël en de Bezette Gebieden loopt. Veeleer lijkt de Muur vooral joodse kolonies bij Israël te willen inlijven, en liefst nog zoveel mogelijk landbouwgronden en waterbronnen, met alle gevolgen van dien voor de Palestijnse bevolking aan de andere kant. Er wordt letterlijk grond gestolen, want vruchtbare afgegraven aarde wordt meegenomen naar Israël. Als de muur wordt verder gebouwd zoals gepland, snijdt ze tot 22 kilometer diepe stukken
14
uit Palestijns grondgebied weg, en zullen er 274.000 Palestijnen in ommuurde enclaves en ‘gesloten gebied’ wonen, waar hun bewegingsvrijheid wordt gereduceerd tot enkele kilometers. Ze worden gescheiden van hun families, en hebben geen toegang meer tot water, scholen, winkels en medische voorzieningen. Wie het traject van de muur bekijkt, moet besluiten dat dit niets te maken heeft met veiligheid, maar met de aantasting van de leefbaarheid van de Palestijnse gebieden en een nauwelijks verdoken annexatie van grote delen ervan. Honderdduizenden Palestijnen worden hier rechtstreeks het slachtoffer van. Volgens schattingen zou de Muur Israël meer dan 3 miljard euro kosten, veel geld voor een ‘tijdelijke’ maatregel. De verantwoordelijke voor de aanleg van de muur ziet het als een rendabele investering, waarvan de kostprijs binnen een half jaar terugverdiend zal zijn, dankzij de komst van tienduizenden toeristen die zich geen zorgen hoeven te maken als ze in Israël op vakantie komen. De bouw van de muur is een ernstige schending van het internationaal humanitair recht, onder meer van de Vierde Conventie van Genève over de bescherming van de burgerbevolking tijdens een oorlog. Hoewel het Internationaal Gerechtshof in juli 2004 de bouw van de Muur illegaal verklaarde, slaagt Israël er tot op vandaag in om ongestraft zijn verplichtingen onder het internationaal humanitair recht te omzeilen.
DE MUUR SITUATIE MEI 2005
15
NAWOORD
Ondanks de relatieve rust in het Midden-Oosten na de dood van Arafat gaat de bezetting samen met de bouw van nederzettingen en de Muur gestaag verder en sterven Palestijnen in stilte, zonder veel media-aandacht van de buitenwereld. Geweld - zowel Israëlisch als Palestijns - tegen onschuldige burgerslachtoffers moet uiteraard krachtig veroordeeld worden, maar de oorzaak van het conflict ligt ondubbelzinnig bij de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden. Israël is van meet af aan sterkste partij in het conflict geweest en stelde de internationale gemeenschap telkens voor voldongen feiten, terwijl de Palestijnen overal te laat kwamen. Israël heeft zich ondanks alle beloften nooit uit de Bezette Gebieden teruggetrokken, maar is er in de loop van het hele vredesproces wel in geslaagd is om steeds meer land van de Palestijnen af te nemen. Een rechtvaardige oplossing blijft dan ook nog altijd even veraf, zolang Israël vasthoudt aan het zionistische idee van Groot-Israël, en er vanuit de internationale gemeenschap geen noemenswaardige druk komt om bij Israël respect voor de internationale rechtsregels af te dwingen.
ACTIEPLATFORM PALESTINA Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging - 11.11.11, ACW Christelijke Arbeiderskoepel, Artsen voor Vrede, Broederlijk Delen, Centrum voor Ontwikkeling, Documentatie en Informatie Palestijnen - CODIP, FOS - Socialistische Solidariteit, Geneeskunde voor de Derde Wereld, Oxfam-Wereldwinkels, Oxfam-Solidariteit, Pax Christi Vlaanderen, Protos, Socialisme zonder Grenzen, VIC - Vlaams Internationaal Centrum, Vlaams Palestina Komitee, Vrede vzw
Met de steun van de Vlaamse minister van Ontwikkelingssamenwerking