DOSSIER : GESCHIEDENIS VAN HET ISRAËLISCH – PALESTIJNS CONFLICT
EEN PUBLICATIE VAN HET ACTIEPLATFORM PALESTINA, MAART 2006 REDACTIE: BRIGITTE HERREMANS (BROEDERLIJK DELEN / PAX CHRISTI) EN LUDO DE BRABANDER (VREDE)
Het Actieplatform Palestina is een initiatief van 11.11.11 - Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging en van ACW, Artsen voor Vrede, Broederlijk Delen, Christenen voor het Socialisme, CODIP, FOS-Socialistische Solidariteit, intal, Oxfam Solidariteit, Oxfam Wereldwinkels, Pax Christi Vlaanderen, Protos, Socialisme Zonder Grenzen, Vlaams Internationaal Centrum, Vlaams Palestina Komitee, Vrede vzw
Inhoud 1. De Geschiedenis van de Palestijnse Landroof
Samenvatting …………………………………………………………………….………. 1. Inleiding ………………………………………………………………………………. 2. Zionisme en de oprichting van de Staat Israël ………………………………… 2.1 Een land zonder volk voor een volk zonder land ……………………………….. 2.2 De implementatie van het zionistische project ………………………………….. 2.3 Er is slechts één oplossing: oorlog ……………………………………………….. 2.4 De ‘legale’ inbeslagname van Palestijns land …………………………………… 3. Bezetting ……………………………………………………………………………… 3.1 Controle over heel historisch Palestina ………………………………………….. 3.2 Nederzettingen: tijdelijke constructies? …………………………………………... 3.3 Land voor vrede? …………………………………………………………………… 3.4 Waarom Barak’s aanbod niet genereus was ……………………………………. 3.5 De nederzettingen groeien nog steeds …………………………………………… 3.6 De Muur en de unilaterale terugtrekking ………………………………………… 4. Casestudie: Oost-Jeruzalem ……………………………………………………… 4.1 Jeruzalem: de eeuwige en ondeelbare hoofdstad van Israël ………………….. 4.2 De isolatie van Oost-Jeruzalem …………………………………………………… 5. Casestudie Bil’in ……………………………………………………………………. 5.1 Stille deportatie door de bouw van de Muur …………………………………….. 5.2 De verstikking van Bil’in …………………………………………………………… 6. Literatuurlijst …………………………………………………………………………
7 9 9 9 10 11 12 17 17 17 19 19 20 22 24 24 25 25 25 26 27
1. De geschiedenis van de Palestijnse landroof ‘Het belang van het terugtrekkingsplan is het vredesproces te bevriezen,… In feite is het hele pakket dat de Palestijnse staat wordt genoemd, van onze agenda verwijderd, … En dit met de goedkeuring van het Congres.’ Dov Weisglass, raadsman ex-premier Ariel Sharon ‘Als een Israëlische jood die ziet hoe de bezetting de morele basis van mijn maatschappij, en mijn hele volk, heeft ondermijnd, en als inwoner van Israël-Palestina wiens lot onlosmakelijk is verbonden met dat van de Palestijnen, hoop ik dat vrede eerder dan later komt.’ Jef Halper, Israeli Committee Against House Demolitions
Geschiedenis van het conflict– pag. 5
Geschiedenis van het conflict – pag. 6
Samenvatting: de geschiedenis van de Palestijnse landroof Elk jaar op 30 maart wordt, n.a.v. de Dag van het Land, de confiscatie van Palestijns land belicht. Dit proces startte in de 20ste eeuw, met de wens van de zionistische beweging om een zo zuiver mogelijk joodse staat in historisch Palestina op te richten. De inbeslagname van Palestijns land stopte echter niet met de oprichting van de Staat Israël, dat tot op heden zijn grondgebied probeert te vergroten. Het zionisme wou een oplossing bieden voor het antisemitisme met de oprichting van een joodse staat in historisch Palestina, het gebied dat nu Israël en de bezette Palestijnse gebieden vormt. De zionisten hoopten dat de autochtone bevolking zou vertrekken. De Arabische bevolking verzette zich echter tegen de oprichting van een joodse staat, bevestigd in de Balfourverklaring van 1917, in het gebied waar ze reeds eeuwen woonde. In de jaren ’30 had de zionistische beweging al de basis gelegd voor de joodse staat via landkolonisatie. De spanningen tussen Arabieren en zionisten namen toe. Onder druk van de zionisten, deed Groot-Brittannië, dat het mandaat over het gebied had, voorstellen om het land te verdelen. Toen de situatie onhoudbaar was geworden, liet Groot-Brittannië zijn mandaat over aan de Verenigde Naties. In november 1947 vaardigden de Verenigde Naties een plan uit om historisch Palestina op te delen in een joodse en een Palestijnse staat en een internationaal gebied Jeruzalem. De Palestijnen en de Arabische staten verwierpen het verdeelplan. In de oorlog die hierop volgde, werd Israël gesticht op 78% van historisch Palestina. Meer dan 440 Palestijnse dorpen werden verwoest en meer dan 750.000 Palestijnse burgers werden verdreven. Door de toepassing van verschillende wetten, verkreeg Israël bovendien de controle over 92% van het gebied binnen de Groene Lijn1. Dit gaat voornamelijk om de eigendommen van Palestijnse vluchtelingen. Toen Ben Goerion op 14 mei 1948 de oprichting van Israël aankondigde, liet hij na de grenzen te definiëren. Tot op heden zijn er nog geen officiële staatsgrenzen. Dit maakte het mogelijk om alsmaar meer gebied te claimen. In de Juni-oorlog van 1967 bezette Israël ook de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever en annexeerde het Oost-Jeruzalem. Hierbij verkreeg het de controle over de resterende 22% van historisch Palestina. De Verenigde Naties veroordeelde de bezetting en eisten dat Israël zich zou terugtrekken. Sinds 1967 bouwt Israël echter joodse nederzettingen in de bezette gebieden. Deze worden verbonden met wegen die enkel toegankelijk zijn voor joden, en die de nederzettingen verbinden met Israël. Op die manier behoren ze tot één joodse staat. Deze zones zijn niet toegankelijk voor Palestijnen, die worden samengeperst in de grote steden. In de jaren ‘90 gingen stemmen op voor vredesgesprekken, die resulteerden in de Oslo-akkoorden van 1993. Het principe hierachter was ‘land voor vrede’. Israël zou zich geleidelijk aan terugtrekken uit de bezette gebieden en de oprichting van een Palestijnse staat mogelijk maken. Israël handhaafde de bezetting echter en vergrootte zijn controle over de Palestijnse gebieden stelselmatig. Tussen 1993 en 2002 zou het aantal nederzettingen bijna verdrievoudigen. Zoals bij de Camp David akkoorden van 2000 bleek, wil Israël de Palestijnse gebieden niet volledig opgeven. Het afgrendel- en nederzettingenbeleid, met de bouw van de Muur als climax, heeft als doel het creëren van feiten op het terrein die de annexatie van nog meer Palestijns land mogelijk maakt. Door de Palestijnse gebieden op te delen in gescheiden enclaves, maakt Israël de stichting van een leefbare en soevereine Palestijnse staat bovendien onmogelijk. Momenteel vaart Israël een unilaterale koers, omdat het beweert geen partner voor vrede te hebben. Het doel is, zoals ex-premier Sharon stelde, de controle over de Westelijke Jordaanoever te vergroten. In augustus 2005 ontruimde Israël alle nederzettingen in de Gazastrook. De Israëlische regering breidt echter de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever uit. Nu zijn er naar schatting 135 nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, met een bevolking van bijna 450.000 mensen. De Palestijnse staat zal een verzameling van geïsoleerde enclaves zijn op naar schatting tussen 50 à 80% van de Westelijke Jordaanoever en op de Gazastrook. Waarnemend premier Olmert kondigde in februari 2006 ook aan dat Israël om strategische redenen de Jordaanvallei, die ruim één derde van de Westelijke Jordaanoever beslaat, nooit zal opgeven.
1
De wapenstilstandslijn van 1949, internationaal aanvaard als de grens tussen Israël en de Palestijnse gebieden. Geschiedenis van het conflict – pag. 7
Geschiedenis van het conflict – pag. 8
1.Inleiding De afgelopen decennia werd het Palestijnse volk geconfronteerd met landroof, deportatie en een militaire bezetting. De oprichting van de staat Israël, na eeuwenlange vervolging van joden, met de holocaust als negatief hoogtepunt, leidde evenmin tot veiligheid voor het Israëlische volk. Beide partijen hebben uiteenlopende visies over de oorzaken en de oplossing van het conflict. Voor de Israëlische regering, is een terugtrekking tot de grenzen van 1967 niet aan de orde. Voor de Palestijnen is dit een absolute voorwaarde voor vrede. Een aantal objectieve feiten kunnen tot een beter begrip van de actuele situatie leiden. Ze tonen aan dat het conflict niet zwart-wit is maar er wel een asymmetrische relatie tussen beide partijen bestaat. In tegenstelling tot het Palestijnse volk, heeft Israël al meer dan 50 jaar een eigen staat op 78% van historisch Palestina2. De overige 22% bezet het sinds 1967. Israël is, door de steun van de Verenigde Staten, één van de militaire grootmachten. 3 Ondanks de beloftes van de internationale gemeenschap, heeft het Palestijnse volk geen staat en strijdt het voor dit recht. In dit dossier tonen we aan, dat het Israëlisch-Palestijns conflict grotendeels een territoriaal conflict is tussen twee ongelijke partijen. Hierbij spitsen we ons toe op het proces van landroof. Via een complex systeem van wetten, van Ottomaanse, Britse, Jordaanse tot Israëlische, heeft Israël de confiscatie van Palestijns land proberen te legaliseren. Daarnaast heeft het zich steeds op veiligheid beroept om land in de Palestijnse gebieden te annexeren. De inbeslagname van Palestijns land is echter geen middel om Israëls veiligheid te versterken, maar de controle over de Palestijnse gebieden te versterken en de toekomstige Palestijnse staat te minimaliseren. 2. Zionisme en de oprichting van de Staat Israël 2.1 Een land zonder volk voor een volk zonder land … Op het einde van de 19de eeuw ontstond het zionisme, een politieke ideologie die een oplossing wou bieden voor het toenemende antisemitisme in Europa. Eén van de grondleggers van het zionisme, Theodor Herzl, stelde dat het joodse volk een eigen staat moest oprichten. De keuze viel op historisch Palestina, het gebied dat nu Israël en de Palestijnse gebieden vormt. Dit was volgens de meeste zionisten ‘een land zonder volk, voor een volk zonder land’. Ze zagen bewust over het hoofd dat het land, dat toen deel uitmaakte van het Ottomaanse Rijk, wel bevolkt was. In het begin van de 20ste eeuw, was 90% van de autochtone bevolking Arabisch. Er woonden meer dan 600.000 moslims, 70.000 christenen en ongeveer 60.000 joden (van wie de helft net ingeweken) in Palestina. De zionisten lieten zich inspireren door het Europese kolonialisme en zagen er geen graten in om de autochtone bevolking eventueel ‘discreet te onteigenen en te verplaatsen’.4 De aanspraak van de Arabische bevolking op het land werd niet als legitiem gezien. Het ‘Arabische
2
Historisch Palestina is het gebied dat in 1922 onder Brits mandaat kwam te staan. Dit is het huidige Israël en de Paelstijnse gebieden (de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook en Oost-Jeruzalem). 3 Tussen 1949 en 2005 ontving Israël van de Verenigde Staten voor 96,7 miljard dollar aan leningen en giften. Voor 2006 is er 2,56 miljard dollar aan hulp in de vorm van giften voorzien. Het grootste deel (2,28 miljard dollar) bestaat uit militaire steun. 4 De Jodenstaat, Theodor Herzl, Geschiedenis van het conflict – pag. 9
probleem’ zou in eerste instantie opgelost worden door het opkopen van land en kolonisatie. Later zou ook voor deportatie gekozen worden. Het strategische plan voor de oprichting van de joodse staat kent zijn oorsprong in het eerste zionistische congres in 1897 in Bazel. Het uitgangspunt was dat land in Palestina collectief zou worden aangekocht voor het joodse volk. Landbouwnederzettingen werden opgericht voor joden. Op dit land werd exclusief joods werk aangemoedigd en werden Arabische boeren geweerd. Zo zouden de fameuze landbouwnederzettingen of kibboutzim ontstaan. Zoals sommige zionisten opmerkten, was landonteigening zoals in Algerije, niet mogelijk, dus werd land in Palestina opgekocht via het Joods Nationaal Fonds (JNF). Dit werd in 1902 opgericht om land in Palestina te verwerven met als doel ‘het vestigen van joden op dit land’. Dit land kon daarna nooit meer worden verkocht en bleef onvervreemdbaar bezit van het joodse volk. Daarnaast werd de Wereld Zionistische Organisatie (WZO) opgericht om de buitenlandse regeringen te overtuigen zich achter de oprichting van een joodse staat in Palestina te scharen. De joodse emigratie uit Europa naar Palestina steeg sterk in de 20ste eeuw. De joodse gemeenschap in historisch Palestina, of de Yishuv5, groeide aan en begon zich meer en meer te organiseren. De yishuv zou het programma van de zionisten ook gaan adopteren en het kader creëren voor de oprichting van een joodse staat. Hierdoor zouden de oorspronkelijk goede relaties tussen de Arabische en de joodse gemeenschap verzuren. De autochtone bevolking kantte zich tegen het project van de zionisten die zoveel mogelijk land opkochten, vooral van afwezige eigenaars, die in Beiroet of het toenmalige Konstantinopel woonden. Dit werd als poging tot landonteigening gezien. De Arabische bevolking vond het geen bezwaar dat joden, die reeds eeuwen in het gebied woonden, land kochten. Ze was echter gekant tegen het doelgerichte opkopen van land om een joodse staat op te richten in het gebied waar zij woonden. De zionisten beseften ook dat ze het ‘Arabische probleem’ hadden onderschat en de bevolking sterk gehecht was aan het land. De hoop dat zij ‘hun tenten zouden opplooien’ en vertrekken naar andere Arabische landen, verdween. Het meeste land dat de zionisten wilden koloniseren, was al in gebruik. Van de totale oppervlakte van het gebied6 was slechts één derde geschikt voor landbouw en dit werd meestal bewerkt door Arabieren. De meeste Arabieren waren immers boeren. Bovendien behoorde meer dan de helft van de gronden tot slechts een kleine minderheid (10%) van grootgrondbezitters, meestal moslims. Ondanks de eeuwenlange Ottomaanse overheersing was er ook een levendige economie, die vooral geconcentreerd was op landbouw, en meerbepaald citrusvruchten. Ondanks de tegenstand van de bevolking, slaagden de zionisten erin om tussen 1900 en 1922 hun grondbezit meer dan te verdubbelen: van 218 vierkante kilometer tot 557 vierkante kilometer. Aan de vooravond van het Britse mandaat hadden ze iets meer dan 2% van het land onder hun controle. 2.2 De implementatie van het zionistische project De Europese inmenging in de regio na de Eerste Wereldoorlog dreef de spanningen nog verder op de spits. In 1917, enkele jaren voor historisch Palestina onder Brits mandaat kwam te staan7, pleitte Brits minister Lord Balfour voor ‘de oprichting van een joods nationaal thuisland, waar ook de burgerlijke en culturele rechten van de niet-joden moeten gewaarborgd worden.’ Dat bleek onmogelijk. De vestiging van een joods nationaal tehuis stuitte op grote weerstand bij de Arabische bevolking. Zij voelde zich gediscrimineerd en vreesde dat haar rechten zouden geschonden worden. Daarnaast voelden de Arabieren zich beetgenomen door de Britten die zowel aan hen als aan de zionisten een eigen staat beloofden. De zionisten zagen deze verklaring als een signaal dat ze daadwerkelijk de controle over heel historisch Palestina konden verwerven. Vanaf dat moment zouden de pogingen om land te verwerven, worden opgevoerd. De aandachtspunten waren de zones die als strategisch belangrijk werden aangeduid, in de kustvlakte en rond het meer van Tiberias. 5
De benaming van de joodse gemeenschap voor de oprichting van de staat Israël in 1948. Ongeveer 26,3 miljoen dunum of 26.300 vierkante kilometer. 7 Na de Eerste Wereldoorlog werd het Ottomaanse rijk, dat de kant van Duitsland en Oostenrijk had gekozen, herverdeeld. Bij de akkoorden van Sykes-Picot werd het Nabije Oosten opgedeeld in twee zones: een Franse en een Britse. De Fransen kregen de controle over Syrië en Libanon terwijl de Britten de controle verwierven over Irak, Transjordanië en Palestina. Palestina was belangrijk voor hun toegang tot het Suezkanaal en de controle over Egypte. 6
Geschiedenis van het conflict – pag. 10
Zionisten kochten land op van afwezige eigenaars, via het JNF en zouden bijvoorbeeld ook milities inschakelen om het land te bewaken, in afwachting van de komst van joodse migranten. Vanaf de jaren ’30 lobbyden ze ook meer en meer bij de Britse regering om de beperkingen op joodse migratie naar Palestina op te heffen. Verschillende Britse onderzoekscommissies hadden immers aangeraden om de migratie te beperken en het opkopen van Palestijns land aan banden te leggen, om de spanningen te verminderen. Er werd ook bij de Verenigde Staten gelobbyd voor steun voor het zionistische project. Tot slot, werden er ook militaire plannen ontworpen om strategisch land te veroveren. Een belangrijke pijler voor het slagen van het zionistische project was de oprichting van het Joodse Agentschap, een soort van regering van de zionisten in Palestina die een liaison vormde tussen de WZO en de Britse mandaathouder. Het Joodse Agentschap had gedetailleerde informatie over het land die niemand anders had. Daarnaast kende ze de bureaucratische en juridische procedures die ze inzette tegen de Arabische bevolking en gebruikte om obstakels voor landverovering te neutraliseren. De verschillende zionistische instellingen zouden ook druk uitoefenen op de Britse regering om het land te verdelen en Arabieren die in joodse woongebieden leefden, te hervestigen. De zionistische beweging zocht ook joodse kernen met elkaar te verbinden en nieuwe gronden te verwerven in het Noorden en de kustvlakte. De bedoeling was feiten op het terrein te creëren die bij de verdeling in rekening zouden worden gebracht. Verschillende Britse onderzoekscommissies, zoals de Peelcommissie van 1937, drongen aan op een verdeling van het gebied. Het doel van de zionistische beweging was te komen tot een zo zuiver mogelijke joodse staat. Dat bleek onder meer uit de campagne van de Algemene Federatie van Hebreeuwse Arbeiders in het land van Israël, kortweg Histadroet. In 1927 lanceerde Histadroet een campagne voor louter joodse arbeid. Secretaris-Generaal van deze vakbond was de latere eerste premier David Ben Goerion. Tijdens de campagne stelde hij: “Ik verzet mij met alle kracht tegen hen die zeggen dat we niet echt 100% joodse arbeid moeten nastreven in onze kolonie. Ik denk dat we juist moeten vechten voor de volle 100%. Wij hebben drie prioriteiten: onze militie, de Haganah sterker maken, de zionistische kolonisatie in een hogere versnelling brengen en altijd Hebreeuwse arbeid eisen”. Tegen het einde van de jaren ’30 had de zionistische beweging de basis voor de oprichting van de nieuwe joodse staat gecreëerd via een succesvolle campagne voor kolonisatie van land. Verschillende sociale, politieke en economische redenen lagen hieraan ten grondslag. Eerst en vooral was het systeem van landbezit dat de Palestijnen overerfden van de Ottomanen, erg wankel en vatbaar voor manipulatie. Aangezien Palestina onder Ottomaans bewind stond, lag het ultieme eigenaarschap van het land bij de staat. Administratief was het gebied opgedeeld in provincies die door verschillende regeringen werden bestuurd. Bovendien was de Palestijnse maatschappij tribaal, zonder een vaste politieke structuur die de rechten van de inwoners verdedigde en zich verzetten tegen inbeslagname van land. De machtige families hielden een feodaal systeem in stand. Tot slot verdedigden de Britten de rechten van de Palestijnen niet en speelden ze beide gemeenschappen tegen elkaar uit. De Britten steunden oorspronkelijk de joodse emigratie naar Palestina en stelden ook wetten op die in het voordeel van de zionisten speelden om Palestijns land te koloniseren. Eén ervan was de confiscatie van (Palestijns) land voor ‘publieke doeleinden’. Die werd later overgenomen door Israël en veelvuldig gebruikt. 2.3 Er is slechts één oplossing: oorlog… De spanningen tussen Arabieren en zionisten resulteerden reeds vanaf de jaren ‘20 en vooral in de jaren ‘30 in gevechten en schermutselingen. De joodse militaire milities, zoals de Haganah8 wonnen snel aan militaire kracht. Onder druk van de zionisten, deed Groot-Brittannië verschillende voorstellen om het land te verdelen, maar de Palestijnse bevolking kantte zich hiertegen. In tegenstelling tot de zionisten, waren de Palestijnen niet goed georganiseerd. Ze keerden zich tegen de Britten, zoals tijdens een grote opstand in 1936 en ook tegen de joodse bevolking, zoals tijdens de moordpartij in Hebron. De kloof tussen de autochtone bevolking en de immigranten werd steeds 8
Dat later zou omgevormd worden tot het Israëlische leger of Tsahal. Geschiedenis van het conflict – pag. 11
groter. Na de Arabische opstand in 1936, zou de Britse mandaathouder ook beperkingen op joodse immigratie en het verwerven van land opleggen, om de spanningen te temperen. Langzaam zag Groot-Brittannië echter in dat het onmogelijk was geworden een joodse en een Palestijnse staat op te richten. David Ben Goerion, één van de zionistische leiders, stelde dat: ‘het logisch is dat de Arabieren ons bevechten. We willen beiden hetzelfde land, er is maar één oplossing: oorlog.’ Na de Tweede Wereldoorlog liet Groot-Brittannië zijn mandaat aan de Verenigde Naties over. In november 1947 besloot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties historisch Palestina op te delen in een joodse en een Palestijnse staat en een internationaal gebied Jeruzalem. De Palestijnen en de Arabische staten verwierpen het verdeelplan. Ze aanvaardden niet dat 55% van het land voor de joodse staat was voorbestemd terwijl de meeste joodse inwoners recente migranten waren en maar een klein deel van het land bezaten. Vóór de oorlog van 1948, bezaten de Palestijnen 87,5% van het gebied9. Joden, die nu één derde van de bevolking uitmaakten, bezaten 6,6% van het land en de resterende 5,9% was geclassificeerd als‘staatsland’ door Groot-Brittannië.10 Het Joodse Agentschap aanvaardde het plan, hoewel dit het niet toereikend vond en niet van plan was de grenzen van de joodse staat te respecteren. Ze zag het echter als een begin en hoopte meer land te veroveren. Ben Goerion maakte gebruik van de verwarring om op 14 mei 1948 de onafhankelijkheid van de staat Israël uit te roepen. 2.4 De ‘legale’ inbeslagname van Palestijns land
In de oorlog11 die hierop volgde, werd Israël gesticht op 78% van historisch Palestina. Nog voor de Arabische troepen Israël aanvielen, verjoegen de zionistische militaire organisaties reeds 400.000 Palestijnen. In de oorlog zelf werden meer dan 440 Palestijnse dorpen verwoest. In totaal werden meer dan 750.000 Palestijnse burgers verdreven. Zij vluchtten naar de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever en de omliggende Arabische landen. Het aantal Palestijnse vluchtelingen bedraagt nu ruwweg 6 miljoen. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties stelde in 1948 dat zij mogen terugkeren naar hun land van oorsprong en compensatie moeten krijgen. 9
De totale oppervlakte bedraagt 26.323 vierkante kilometer. A Survey of Palestine, 1945-1946, van de Britse regering, www.passia.org. 11 Verschillende Israëlische en Palestijnse historici stellen dat er reeds maandenlang een burgeroorlog woedde tussen zionistische milities en Arabische groepen en spreken daarom van de oorlog van 1947-’49. 10
Geschiedenis van het conflict – pag. 12
Israël weigert het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen te erkennen. Door de toepassing van verschillende wetten, verkreeg Israël bovendien de controle over 92% van het gebied binnen de Groene Lijn12. Dit gaat voornamelijk om de eigendommen van Palestijnse vluchtelingen. Het verlies van Palestijnse eigendommen betreft niet alleen land, maar ook huizen, boomgaarden, handelszaken enz. Sinds 1948, vernielde Israël tussen 150.000 en 200.000 Palestijnse huizen. Ook na 1948, ging Israël immers door met de confiscatie van eigendommen van Palestijnen die in Israël bleven, de Arabische Israëli’s. Van 1949 tot 1966, leefden de Arabische Israëli’s onder een militair bewind. Het leger werkte met pasjes die de Palestijnse burgers van Israël moesten aanvragen voor allerlei dagelijkse bezigheden zoals het uitoefenen van een job. Gedurende deze periode werd het merendeel van het land, eigendom van Palestijnen, geconfisqueerd. In Galilea, in het Noorden van Israël,werd van meet af aan gepoogd om een joods demografisch overwicht te creëren, een politiek die tot vandaag standhoudt. De Palestijnse onteigeningen (in ’56, ’63, ’67, ’76 en ’91) in de omgeving van Nazareth en de omliggende dorpen moesten de bouw van de joodse stad Nazareth Illit mogelijk maken. Door de confiscatie zitten de Arabische inwoners van Nazareth en omliggende dorpen volledig aan de limiet van hun natuurlijke uitbreiding.13 De Arabische bevolking van Israël telde na de oorlog van 1947-‘49 en de massale exodus van Palestijnen in die periode nog amper 150.000 leden, maar hun aantal is inmiddels aangegroeid tot meer dan 1 miljoen. Zij bezitten minder dan 3% van het land in Israël. Elk jaar betogen zij, samen met de Palestijnen in de Palestijnse gebieden, tegen de confiscatie van Palestijns land, zowel in Israël als in de Palestijnse gebieden. Op de Landdag of ‘Yawm al-Ard’ in het Arabisch wordt de moord op 6 Arabieren in Galilea op 30 maart 1976 herdacht. Deze mensen betoogden toen tegen de confiscatie van Arabisch land. De Israëlische regering had de toelating gegeven om 5.5 vierkante kilometer land van Palestijnse dorpen in Galilea te confisceren en te classifiëren als gesloten militair gebied. Hier werden dan later joodse huizen op gebouwd. In 1950 stelde Israël wetten op om de Palestijnse eigendommen ‘legaal’ te annexeren en de aanwezigheid van de joodse bevolking, ten opzichte van de Arabische bevolking, te promoten. De bekendste wet is de zogenaamde afwezige eigenaarwet of Absent Property Law van maart 1950. Een afwezige was diegene die op 29 november 1947, de datum van het Verdeelplan, of daarna in een Arabisch land verbleef, een resident van een Arabisch land was of een Palestijn of wie niet in zijn woning was. Concreet betekende dit dat Palestijnen die gevlucht waren uit hun woningen in het toenmalige Palestina, hun eigendom verloren na de oprichting van de staat Israël. Eigendommen van afwezigen kwamen onder de bevoegdheid van een speciale instelling ‘de voogdij van eigendom van afwezigen’. Die verkocht het land door aan de Development Authority. Dit is een onafhankelijke instelling die belast was met de aankoop, verkoop, ruil en ontwikkeling van Palestijns land en eigendommen. Deze transacties zijn enkel mogelijk met joden of joodse instellingen. Deze wetten werden ontworpen om te voorkomen dat Israël zou beschuldigd worden van de confiscatie van achtergelaten land.
12
De wapenstilstandslijn van 1949, internationaal aanvaard als de grens tussen Israël en de Palestijnse gebieden. Een gewestelijk ontwikkelingsplan van 2001 voorziet een lichte uitbreiding van het Arabische Nazareth van 1,1 km² tegen 2020, terwijl het minder talrijk bevolkte joodse Nazareth een uitbreiding van 4,4 km² toegestaan wordt. 13
Geschiedenis van het conflict – pag. 13
Geschiedenis van het conflict – pag. 14
Geschiedenis van het conflict – pag. 15
Geschiedenis van het conflict – pag. 16
3. Bezetting 3.1 Controle over heel historisch Palestina Het concept van transfer en landroof verdween niet na de oorlog van 1948, hoewel de zionisten hun doel hadden bereikt met de oprichting van de joodse staat. Toen David Ben Goerion op 14 mei 1948 de oprichting van Israël aankondigde, liet hij na de grenzen van deze nieuwe staat te definiëren. Tot op heden zijn er nog altijd geen officiële staatsgrenzen. Zoals later zou blijken, maakt dit het mogelijk om alsmaar meer gebied te claimen. In de Juni-oorlog van 1967 bezette Israël ook de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever en annexeerde het OostJeruzalem. Hierbij verkreeg het de controle over de resterende 22% van historisch Palestina. Meer dan 200.000 Palestijnen uit de Palestijnse gebieden werden tijdens deze oorlog verdreven. De Verenigde Naties veroordeelde de bezetting en eisten onder ander in resolutie 242 van de Veiligheidsraad dat Israël zich zou terugtrekken uit de gebieden die het toen bezette. In strijd met het internationaal recht, startte Israël echter een beleid van stelselmatige inbeslagname van Palestijnse grond en vernietiging van boomgaarden en gewassen. Israël eigent zich tevens de natuurlijke rijkdommen, en vooral het water, toe van het gebied dat het bezet Israël beroept zich sinds 1967 op veiligheid om land in beslag te nemen in de Palestijnse gebieden. Dit gebeurt via militaire bevelen, waarvan er meer dan 1300 werden uitgegeven. Daarnaast gebruikt het ook verschillende wetten, zoals de afwezige eigenaarwet van 1950, of een Ottomaanse wet die bepaalt dat als grond drie jaar niet bewerkt wordt, hij automatisch staatsbezit wordt. Een andere manier om Palestijns land in beslag te nemen, is het tot ‘staatsland’ verklaren, er een militaire zone van maken, of het land registreren als zone voor natuurontwikkeling. Op die manier is Israël erin geslaagd om bijna 50% van de Palestijnse gebieden onder zijn controle te houden. 3.2 Nederzettingen: tijdelijke constructies? Sinds 1967 bouwt Israël joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, in Oost-Jeruzalem en in de Gazastrook. Israëlische regeringen brachten systematisch Israëlische burgers naar het bezet gebied over en investeerden er meer dan 10 miljard dollar. Deze nederzettingen worden verbonden met wegen die enkel toegankelijk zijn voor joden, en die de nederzettingen verbinden met Israël. Op die manier behoren ze tot één joodse staat. Deze zones zijn niet toegankelijk voor Palestijnen, die worden samengeperst in de grote steden. Volgens het internationaal humanitair recht is de nederzettingenbouw volstrekt illegaal. Artikel 49 van de Vierde Conventie van Genève bepaalt duidelijk dat : 'De bezettende macht zijn burgerbevolking niet zal deporteren of delen ervan transfereren naar het gebied dat het bezet.' Daarenboven verbiedt artikel 55 van de conventies van
Geschiedenis van het conflict – pag. 17
Den Haag 'de bezettende Staat het karakter en de eigendommen van de staat te veranderen, behalve in het geval van veiligheidsnoden en in het voordeel van de lokale bevolking.' Israël beroept zich dan ook altijd op veiligheidsgronden om Palestijnse grond te annexeren, maar de ware reden achter deze praktijken is expansie. Het Israëlische nederzettingenbeleid onderging verschillend fases. Eén constante is dat opeenvolgende regeringen hebben meegewerkt aan de versterking, de ontwikkeling en de uitbreiding van de nederzettingen. Na de verovering van de Palestijnse gebieden in 1967, had de toenmalige regering geen onmiddellijk plan met de gebieden. Ze zag de Bezette Gebieden als een troef voor toekomstige onderhandelingen. Maar deze voornemers moesten snel wijken voor de druk van verschillende groepen.
Reeds in september 1967, werd de eerste nederzetting, Kfar Etzyon, gesticht. De nederzetting werd opgericht onder druk van een aantal kolonisten. Sommigen onder hen waren familie van de oorspronkelijke joodse gemeenschap van Kfar Etzyon, die in de oorlog van 1948 werd verwoest. Daarnaast zou Yigal Alon, toenmalig hoofd van het comité van nederzettingen, eind 1967 reeds een strategisch plan ontwerpen voor de inplanting van nederzettingen in de Bezette Gebieden. Zijn doel was de Jordaanvallei en de woestijn van Judea, in het zuiden van de Westelijke Jordaanoever, in te sluiten in de grenzen van Israël. In deze gebieden zou een joodse aanwezigheid worden gecreëerd. Dit zou nodig zijn voor de veiligheid van de staat. Alon raadde wel af om land dat dichtbevolkt was door Palestijnen, te annexeren. Zoals Israëlische beleidsmakers later zouden bevestigen, is de strategie zoveel mogelijk Palestijns land met zo weinig mogelijk Palestijnse inwoners te annexeren. Israël wil immers niet de verantwoordelijkheid over de Palestijnse bevolking opnemen. Waarnemend premier Ehud Olmert stelde onlangs dat deze raadgeving van Alon nog steeds geldt en dat het in Israëls belang is om een scheiding met de Palestijnse bevolking te voltrekken, als het een joodse staat wil blijven.14
14
‘I believe that in four years' time Israel will be disengaged from the vast majority of the Palestinian population, within new borders, with the route of the fence - which until now has been a security fence - adjusted to the new line of the permanent borders. It could be that there will be cases in which we move the fence eastward, and it could be that there will be cases in which we move it westward, in accordance with a line that we will agree upon. We will take a crucial step forward in the shaping of Israel as a Jewish state, in which there is a solid and stable Jewish majority that is not at risk.’ (Haaretz, 10 maart 2006) Geschiedenis van het conflict – pag. 18
Hoewel het Alon plan de strategische basis vormde voor het nederzettingenproject, werden een deel van zijn aanbevelingen genegeerd. Israëlische regeringen bouwden nederzettingen in ongeveer de helft van de Palestijnse gebieden, en ook in dichtbevolkte gebieden, zoals Kiryat Arba in Hebron. Deze nederzetting was niet op staatsinitiatief opgericht, zoals het geval was bij de meeste anderen. De extremistische groepering Gush Emunim, of het blok der gelovigen, was hiervoor verantwoordelijk. Zij interpreteerden de overwinning van Israël in 1967 in theologische zin en zagen het als een mogelijkheid om volledig Eretz Israel, of Israël en de Palestijnse gebieden, te veroveren. Daarom was hun doel zoveel mogelijk nederzettingen op te richten, zonder de toestemming van de Israëlische regering. In de jaren ’70 ondervonden ze nog tegenstand van de Israëlische regering maar vanaf 1981 zouden ze staatssteun krijgen om hun nederzettingen te bouwen. Met de toetreding tot de macht van de extreem-rechtse partij Likud, veranderde het beleid. Het was duidelijk dat Israël Judea en Samaria, zoals het de Westelijke Jordaanoever noemt, nooit zou opgeven. Drobless, het hoofd van de Wereld Zionistische Organisatie, stelde hier ook een plan voor op. De joodse nederzettingen waren in zijn ogen noodzakelijk voor de veiligheid van de staat. De enige manier om de controle over de Bezette gebieden te behouden, was de snelle uitbreiding van de nederzettingen. Drobless werd hierin bijgestaan door toenmalig minister van landbouw Sharon. Hij stelde voor dat sommige gebieden die vitaal zijn voor de veiligheid van Israël, zouden geannexeerd worden. Daarom promootte hij de bouw van nederzettingen in die gebieden: het Noorden van Jeruzalem en het centrum van de Westelijke Jordaanoever. Belangrijk voor Sharon was een Palestijnse contiguïteit te vermijden en te verhinderen dat Palestijnse steden en dorpen met elkaar zouden verbonden worden. 3.3 Land voor vrede? In 1987 ging het Palestijnse volk collectief in verzet tegen de militaire bezetting en startte het de Intifada. Israël probeerde de volksopstand met extreem geweld te onderdrukken maar slaagde hier niet in. In het begin van de jaren ‘90 gingen in Israël, de Palestijnse gebieden en vanuit de internationale gemeenschap meer en meer stemmen op voor vredesgesprekken. Het resultaat waren de Oslo-akkoorden van 1993. Het principe hierachter was ‘land voor vrede’. Israël zou zich geleidelijk aan terugtrekken uit de Palestijnse gebieden en de oprichting van een Palestijnse staat mogelijk maken. Israël handhaafde de bezetting echter en vergrootte zijn controle over de Palestijnse gebieden stelselmatig. Dit gebeurde ondermeer via het afgrendelbeleid en de nederzettingenbouw. Tussen 1993 en 2002 zou het aantal nederzettingen echter bijna verdrievoudigen en zou Israël 240 vierkant kilometer Palestijns land annexeren. Het merkwaardige is dat de inplanting van nederzettingen strookt met de strategische plannen zoals Alon en Drobless die hadden opgesteld in het begin van de jaren ’70. Merkwaardig is ook dat Israël tijdens de jaren ‘90 zijn controle over de Palestijnse gebieden versterkte. Dit was mogelijk via de opdeling van de Palestijnse gebieden in verschillende zones. Als gevolg van het Oslo-proces werden de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook in verschillende controlegebieden opgedeeld. De nieuw opgerichte Palestijnse Autoriteit verkreeg de burgerlijke en veiligheidscontrole in de A-zone. Voor de Westelijke Jordaanoever gaat dit om 17,2 %. Dit zijn de grote Palestijnse steden en woonkernen waar de meerderheid van de Palestijnen woont. In de B-zone, 23,8 % van de Westelijke Jordaanoever, heeft het Israëlische leger de controle over de veiligheid terwijl de Palestijnse Autoriteit verantwoordelijk is voor de burgerlijke administratie. In de C-zone, 59 % van de Westelijke Jordaanoever, heeft Israël de controle over de veiligheid en de administratie. Uiteraard bevinden de nederzettingen zich in de C-zone. Hier is het voor de Palestijnen trouwens verboden om te bouwen, wat problematisch is gezien de aangroei van de bevolking en het plaatsgebrek. Israël probeert zo de Palestijnse bevolking in A-zone te concentreren, zodat de landconfiscatie in de B-en C-zone mogelijk is. 3.4 Waarom aanbod niet genereus was Israël is nooit van plan geweest de Palestijnse gebieden volledig op te geven. Het beleid van afgrendelingen, nederzettingen, doorgangswegen en scheiding van de Gazastrook, Westelijke Jordaanover en Oost-Jeruzalem maken deel uit van een strategie van het creëren van feiten op het terrein. De bedoeling is de ‘bantustanisering’ (naar analogie met de Bantustans in Zuid-Afrika) van de Bezette Gebieden op de spits te drijven en de Palestijnse staat minimaal te maken.
Geschiedenis van het conflict – pag. 19
Onder de verschillende politieke partijen bestaat hier een consensus over. Voormalig premier Barak zei reeds in december 1998 op de Israëlische televisie dat ‘er een fysieke scheiding met de Palestijnen moet komen. We hebben behoefte aan vrede en een afscherming. Jeruzalem zal eeuwig onder Israëls soevereiniteit staan. Ten tweede is er geen sprake van een terugtrekking tot de grenzen van 1967. Ten derde is het uit den boze dat er een buitenlands leger ten westen van de Jordaan komt. Ten vierde zullen de meeste kolonisten in Judea en Samaria in grote nederzettingenblokken gegroepeerd worden.’ Deze doelstellingen nam hij tevens mee naar de Camp David akkoorden van 2000, de laatste officiële Israëlisch-Palestijnse vredesakkoorden. De Camp David akkoorden faalden omdat Yasser Arafat het ‘genereuze aanbod’ van premier Barak zou afgewezen hebben. Het probleem is echter dat dit voorstel niet genereus was. Israël wou zich niet volledig terugtrekken uit de Palestijnse gebieden, de Palestijnen kregen geen soevereiniteit over Oost-Jeruzalem en het vluchtelingenprobleem werd onder de mat geschoven. Het voorstel stelde geen leefbare Palestijnse staat in het vooruitzicht. Volgens Israëli's en Palestijnen die aan de gesprekken deelnamen, deed Barak in Camp David twee weinig precieze territoriale voorstellen. In het eerste werd de annexatie van 10,5% van de Westelijke Jordaanoever voorgesteld en de veiligheidscontrole door Israël over nog eens 8,5 tot 12 %. Er was geen bepaling dat omgekeerd een dergelijke ruil van Israëlisch grondgebied zou plaatsvinden. In een tweede aanbod moet Israëls annexatie van 9% van de Westelijke Jordaanoever hebben ingehouden, in ruil voor 1% compensatie in Israëlische grond - zonder een enkele verwijzing naar de kwaliteit daarvan – voor. Israël slaagde er echter in de aandacht af te leiden van de kern van het probleem: namelijk dat het voorstel ontoereikend was. Bovendien ondermijnde het Arafats geloofwaardigheid en stelde het hem voor als een obstakel voor de vrede. Israëls visie op het falen van de vredesonderhandelingen stuitte internationaal op weinig vragen. De Israëlische regering greep haar kans om te stellen dat ze geen partner voor vrede heeft en unilateraal moet optreden tegen de Palestijnen om de veiligheid van haar burgers te garanderen. Die unilaterale koers is een manier om de controle over het Palestijnse land te maximaliseren. 3.5 De nederzettingen groeien nog steeds Bij latere vredesgesprekken zou de Israëlische regering beloven aan de Verenigde Staten dat het geen nieuwe nederzettingen zou bouwen maar bestaande woonkernen uitbreiden om aan de ‘natuurlijke groei’ van de
Geschiedenis van het conflict – pag. 20
bevolking te voldoen. Groot-Jeruzalem en de Jordaanvallei zouden hier een uitzondering op vormen en hier vergrootte de nederzettingenbouw aanzienlijk. Natuurlijke groei werd echter nooit gepreciseerd en de regering zou Israëlische burgers enorm aanmoedigen om in de nederzettingen te gaan wonen. Dit gebeurde onder andere met het geven van financiële voordelen. Later zou Israël de natuurlijke groei invullen als het bouwen van ‘nieuwe wijken’ bij bestaande nederzettingen. Op die manier probeert het ook zijn schendingen van akkoorden zoals de Routekaart, die aandringen op de bevriezing van de nederzettingenbouw, te omzeilen. Een andere manier voor de nederzettingexpansie, is de inplanting van de zogenaamde illegale buitenposten. Dit zijn caravans die op initiatief van extreemrechtse kolonisten worden geplaatst op gestolen Palestijns land. Oorspronkelijk steunde de regering dit niet. Daarom wordt de term illegale buitenposten gebruikt, om ze te onderscheiden van de officiële nederzettingen. Alle nederzettingen zijn uiteraard illegaal. Toch zouden deze buitenposten in vele gevallen evolueren tot normale nederzettingen en ook door de regering erkend worden. In een vernietigend rapport over de nederzettingen van 2005, wees de onderzoeksrechter Talya Sasson erop dat de Israëlische regering ook verantwoordelijk is voor de buitenposten en zich achter de kolonisten verschuilt. Naar schatting zijn er momenteel 135 nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, waarvan er zich 14 in Oost-Jeruzalem bevinden, met een bevolking van bijna 450.000 mensen.15 In augustus 2005 ontruimde Israël alle nederzettingen in de Gazastrook en vier nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. De Gazastrook is slechts 350 vierkante kilometer groot en is strategisch niet interessant voor Israël. De terugtrekking was een strategische stap om de controle over de Westelijke Jordaanoever te vergroten. Momenteel breidt de Israëlische regering nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever uit. Door de Palestijnse gebieden op te delen in gescheiden enclaves, maakt Israël de stichting van een leefbare en soevereine Palestijnse staat onmogelijk. Dit proces zal voltrokken worden met de bouw van de Muur.
15
Het is moeilijk een exact cijfer van het aantal nederzettingen te geven, omdat de data verschillen, naargelang de bron. Dit cijfer is afkomstig van de Israëlische organisaties B’tselem en Peace Now. De Palestijnse organisatie Miftah maakt gewag van 146 nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Geschiedenis van het conflict – pag. 21
3.6 De Muur en de unilaterale terugtrekking In juni 2002 startte de Israëlische regering met de bouw van een ‘veiligheidshek’ op de Westelijke Jordaanoever, als reactie op een golf van zelfmoordaanslagen en aanvallen van Palestijnse groeperingen op Israëlische burgers. In juli 2004 bepaalde het Internationaal Gerechtshof dat deze constructie, die het een Muur noemt, illegaal is. Daar waar de muur in Palestijns gebied is gebouwd moet die worden afgebroken. Volgens het Hof schendt de muur de rechten van de Palestijnse burgers . De Muur wordt immers niet op de Groene Lijn gebouwd, maar diep in Palestijns gebied. Hierdoor verdwijnen duizenden are landbouwgrond achter de westelijke kant van de muur en annexeert Israël de facto Palestijnse grond. Eenmaal voltooid, zal de Muur meer dan 650 kilometer lang zijn. Dit is twee keer de lengte van de Groene Lijn, de internationaal aanvaarde grens tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever. Ongeveer 80% van de voorgestelde route zal zich in Palestijns gebied bevinden. Slechts 20% van de Muur bevindt zich op de Groene Lijn. Zo zullen 300.000 boeren van hun land gescheiden worden. Meer dan 240.000 Palestijnen zullen gevangen zitten tussen de Muur en de Groene Lijn en geïsoleerd worden van de rest van de Westelijke Jordaanoever. Momenteel is meer dan 200 kilometer van de Muur klaar. De constructie bestaat uit grachten, wegen, scheermesdraad, elektronische hekkens en betonnen muren. Israël beweert dat de Muur een tijdelijke constructie is die uit veiligheidsoverwegingen wordt gebouwd. De route van de Muur stelt het echter in staat om de nederzettingen, waarvan de meerderheid aan de westelijke kant valt, in te lijven en verder uit te bouwen. Als de Muur klaar is, zal hij Israël in staat stellen bijna 50% van de Westelijke Jordaanoever in te lijven en af te snijden van de Palestijnen. Uiteindelijk zal de Westelijke Jordaanoever dan in drie geïsloeerde Palestijnse kantons worden opgedeeld. De Palestijnse bevolking zal haar leefruimte beperkt zien tot ongeveer 45% van de Westelijke Jordaanoever, waar meer dan 1,5 miljoen Palestijnen zullen samengeperst worden. De Israëlische regering garandeert dat er continuïteit tussen de verschillende gebieden zal zijn. Bruggen en tunnels, betaald door de Palestijnse Autoriteit, zouden hiervoor moeten instaan. Volgens de Israëlische regering is de Muur slechts een tijdelijke constructie, die zal worden afgebroken zodra er vrede met de Palestijnen is. De uiteindelijke bedoeling van de Israëlische regering is de ‘tweestatenoplossing’ onmogelijk te maken. Dit blijkt onder meer uit het zogenaamde terugtrekkingsplan uit de Gazastrook dat Israël in april 2004 uitvoerde. Op 18 december 2003 maakte premier Sharon in de Israëlische badplaats Herzliya zijn disengagement plan of het terugtrekkingsplan uit de Gazastrook bekend. Dit is een plan voor de eenzijdige Israëlische terugtrekking uit alle 17 nederzettingen op de Gazastrook en 4 nederzettingen in het Noorden van de Westelijke Jordaanoever. Het doel is het Israëlische leger ‘langs nieuwe veiligheidslijnen te herschikken en ook de nederzettingen te herschikken om het aantal Israëlische kolonisten dat temidden van de Palestijnse bevolking woont, te reduceren’.16 Premier Sharon benadrukte dat Israël zich niet terugtrekt tot de grenzen van 1967, maar integendeel zijn controle vergroot over die nederzettingen die een ondeelbaar stuk van Israël zullen worden.
16
http://www.israelpr.com/sharonspeech1006.html Prime Minister's Speech at the Herzliya Conference, 18 december 2003. Geschiedenis van het conflict – pag. 22
Hoewel premier Sharon vriend en vijand verraste met de aankondiging van het plan, bleef hij als één van de grondleggers van de nederzettingen trouw aan zijn idealen. Als pragmaticus beseft hij dat de droom van ‘Groot Israël’ niet realistisch is. Bij critici en Likud prees Sharon het plan aan als een manier om de Palestijnse nationale beweging te ondermijnen en de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever bij Israël in te lijven. Bij de Arbeiderspartij en de internationale gemeenschap promootte hij het als een stimulans voor het vredesproces. Drie argumenten kwamen steeds terug. Ten eerste dat onderhandelingen nooit tot een voor Israël bevredigend akkoord kunnen leiden. Ten tweede dat het onmogelijk is om de status quo te behouden en de internationale druk zal vergroten om de finale statusonderwerpen zoals de nederzettingen, Oost-Jeruzalem en de Palestijnse vluchtelingen aan te pakken. Ten derde dat er een opoffering nodig is voor de strategische dominantie van de Westelijke Jordaanoever.
Geschiedenis van het conflict – pag. 23
De ‘Palestijnse staat’ zoals ex-premier Sharon en waarnemend premier Olmert die zien, stroken niet met de resoluties van de Verenigde Naties. De Palestijnse staat volgens hen, is een verzameling van geïsoleerde enclaves op naar schatting tussen 50 à 80% van de Westelijke Jordaanoever en op de Gazastrook. Israël controleert de Jordaanvallei en de grens met Egypte en behoudt zowel Oost-Jeruzalem als de zes grote nederzettingsblokken op de Westelijke Jordaanoever. Premier Sharon verklaarde meermaals dat de bouw van de Muur ‘onverminderd’ doorgaat en het terugtrekkingsplan een manoeuvre is om de Israëlische belangen te garanderen. Een leefbare en soevereine Palestijnse staat met Oost-Jeruzalem als hoofdstad is geenszins het doel. Eén van de persoonlijke adviseurs van Israëlisch premier Sharon, stelde in een interview in de krant Ha’aretz dat ‘het terugtrekkingsplan een manier is om het diplomatieke proces te bevriezen. Wanneer je dit doet, verhinder je de oprichting van een Palestijnse staat en belemmer je de discussie over vluchtelingen, grenzen en Jeruzalem. Het hele pakket, dat de Palestijnse staat wordt genoemd, is van onze agenda verwijderd.’ Waarnemend premier Olmert kondigde in februari 2006 ook aan dat Israël om strategische redenen de Jordaanvallei, die ruim één derde van de Westelijke Jordaanoever beslaat, nooit zal opgeven. Momenteel heeft het Israëlische leger twee miljoen Palestijnen de toegang tot de Jordaanvallei ontzegd. Er zijn nieuwe militaire controleposten in de vallei opgericht, de doorgaande snelweg is voor Palestijnen afgesloten en er is een inreisverbod ingesteld voor Palestijnen die niet in Jericho wonen of in één van de dorpen in het gebied. De Israëlische mensenrechtenorganisatie B’tselem spreekt van een ‘feitelijke annexatie van bezet gebied’ en stelt dat veel Palestijnen die in de vallei werken of landbouwgrond bezitten door de maatregelen in hun dagelijks bestaan getroffen. Ook familiebezoek is onmogelijk, doordat uitsluitend Palestijnen worden toegelaten die in een van de dorpen wonen en over geldige papieren beschikken. Olmert verklaarde tevens dat regering en parlement na de verkiezingen eenzijdig ‘de definitieve grenzen van de joodse staat Israël zullen moeten vaststellen.’ De Jordaanvallei, Oost-Jeruzalem en omgeving, de grote nederzettingen en de corridor naar de Dode Zee zullen binnen de door Israël bepaalde grenzen vallen. De Muur zal dan de oostelijke grens van Israël zijn, zoals sommige Israëlische politici reeds eerder aangaven. Het doel is een landtransformatie waarbij Israël en de nederzettingen één geheel vormen en de Palestijnse gebieden in verschillende eilanden worden opgedeeld. 4. Casestudie: Oost-Jeruzalem 4.1 Jeruzalem: de eeuwige en ondeelbare hoofdstad van Israël Sinds 1967, toen Israël Oost-Jeruzalem, met de Tempelberg, veroverde, probeert de Israëlische overheid via een aantal administratieve maatregelen, het aantal Palestijnse inwoners van Oost-Jeruzalem te beperken en de joodse bevolking te verhogen. Volgens Israël is Jeruzalem de eeuwige en onderdeelbare hoofdstad van Israël. In 1980 annexeerde de Israëlische regering Oost-Jeruzalem ook officieel. De stadsgrenzen werden verlegd en de voormalige oppervlakte van 6 vierkante kilometer werd verruimd naar 70 vierkante kilometer. De internationale gemeenschap heeft deze annexatie nooit aanvaard, maar doet niets om Israëls de facto annexatie van OostJeruzalem tegen te gaan. In Oost-Jeruzalem startte de bouw van nederzettingen heel snel na de bezetting. Deze nederzettingen werden ingesloten in de gemeentegrenzen van Groot-Jeruzalem, die Israël had gecreëerd. Bedoeling was de Israëlische controle te versterken en te verhinderen dat Israël zich hier ooit zou moeten terugtrekken. In de onbebouwde, Palestijnse zones, begon Israël ook nederzettingen te bouwen om de natuurlijke groei van Palestijnse dorpen te verhinderen. Nu wonen er van de 420.000 kolonisten op de Westelijke Jordaanoever, meer dan 200.000 in OostJeruzalem. Deze nederzettingen worden door de meeste Israëli’s niet als nederzetting, maar als deel van Israël beschouwd. Een recent Europees rapport over Oost-Jeruzalem beschrijft de schendingen van het internationaal recht uitvoerig. Israël maakt de annexatie van Oost-Jeruzalem onomkeerbaar, om te verhinderen dat het de hoofdstad van de toekomstige Palestijnse staat wordt. Dit doet het door de bouw van de Muur op Palestijns gebied en de uitbreiding van nederzettingen in en rondom Oost-Jeruzalem. De humanitaire, economische en sociale gevolgen
Geschiedenis van het conflict – pag. 24
voor de Palestijnen zijn dramatisch. Dit rapport werd niet officieel uitgegeven, om Israël niet voor het hoofd te stoten. 4.2 De isolatie van Oost-Jeruzalem17 Begin maart 2006 begon Israël met de bouw van één van de grootste politiehoofdkwartieren op de Westelijke Jordaanoever in de E1 zone. Dit is een strategische zone die Jeruzalem verbindt met de nederzetting Ma’ale Adumim en de cirkel van nederzettingen rond Oost-Jeruzalem compleet maakt. Hierdoor wordt de stad , die het politieke, sociale en economische hart van de Palestijnse maatschappij is, afgesloten van de rest van de Westelijke Jordaanoever. Bovendien snijdt de Israëlische regering meer dan 200.000 Palestijnse inwoners van Oost-Jeruzalem af van de Westelijke Jordaanoever. Het E1 plan, dat deel uitmaakt van de strategie om Jeruzalem volledig te controleren, werd in augustus 2005 officieel bekend gemaakt. Het lokte wereldwijd kritiek uit omdat het een schending is van de internationale akkoorden, zoals de Routekaart. Daarnaast creëert het feiten op het terrein en ondermijnt het de uitkomst van de permanente statusonderhandelingen. In Augustus 2005 nam de Israëlische regering meer dan 1,5 vierkante kilometer Palestijns land in OostJeruzalem, op de Olijfberg, in Al-Izariyyah, in Abu Dis en in Al-Sawahra Al-Sharqiyyah in beslag. Dit land werd geconfisqueerd voor de bouw van de Muur rond Ma’ale Adumim. De Muur wordt zo gebouwd dat ze deze nederzetting in de, door Israël vastgelegde, gemeentegrenzen van Jeruzalem wordt geïntegreerd. Expansie van de nederzetting is zo ook mogelijk. De Muur rond Ma’ale Adumim zal 14 kilometer diep in Palestijns land lopen en de annexatie van een gebied dat groter is dan Tel Aviv mogelijk maken. Met de confiscatie van dit gebied, wil Israël 25.000 extra kolonisten in Ma’ale Adumim, waar nu 30.000 kolonisten wonen, vestigen. De bouw van 2.100 extra huizen, die 10.000 kolonisten kunnen huisvesten, is nu reeds bezig. De Israëlische regering keurde ook de bouw van 3.500 huizen, voor 15.000 kolonisten, goed onder het E plan. De implementatie van dit plan werd in 2005 bevroren op vraag van de Verenigde Staten. Maar met de bouw van de politiehoofdkwartieren, wordt het plan toch verder uitgevoerd. Met dit plan wil Israël: 1. Oost-Jeruzalem door de nederzettingen en de Muur isoleren van de rest van de Westelijke Jordaanoever en verhinderen dat het de hoofdstad van de toekomstige Palestijnse staat zou worden; 2. De bezette Palestijnse gebieden verder opdelen in verschillende enclaves die niet aaneengesloten zijn; maar in de toekomst met bruggen en tunnels zullen verbonden worden; 3. Een joodse meerderheid in Jeruzalem behouden door de incorporatie van de kolonisten. Het streefdoel van de Israëlische regering is een demografische situatie in Jeruzalem te creëren met 70% joden en 30% Palestijnen; 4. De onderhandelingspositie van de Palestijnen bij toekomstige onderhandelingen verzwakken.
5. Casestudie Bilin 5.1 Stille deportatie door de bouw van de Muur Sinds de oprichting van de staat Israël en zelfs ervoor, wordt deporatie van Palestijnse burgers toegepast als manier om het land vrij te maken. Dit beleid duurt tot op heden, onder de vorm van ‘stille deportatie’, zoals sommige Israëlische vredesactivisten het noemen. ‘Palestijnen worden niet op trucks gezet en weggevoerd naar omliggende landen. Het is veel subtieler. Door bijvoorbeeld de bouw van de Muur, worden ze afgesneden van hun maatschappelijke, politieke en economische leven. Zoals Sharon zei bij het begin van de bouw van de Muur, is de bedoeling mensen aan te moedigen om zelf te vertrekken, omdat ze geen toekomst meer zien. De bedoeling is zo veel mogelijk Palestijns land, met zo weinig mogelijk Palestijnse inwoners te annexeren.’18 17
Deze informatie komt voornamelijk van de factsheet Isolating Jerusalem, MIFTAH, 18 Maart 2006, www.miftah.org 18 Gesprek met de Israëlische vredesactiviste van Ta’ayyush Einat Podjarny. Geschiedenis van het conflict – pag. 25
5.2 De verstikking van Bil’in19 Bil’in is een Palestijns dorp met bijna 1.800 inwoners. Het dorp wordt omsingeld door 14 nederzettingen met 50.000 Israëlische kolonisten. Deze nederzettingen zijn de snelst uitbreidende nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Dit is mogelijk door de bouw van de Muur pal naast het dorp. De Muur scheidt de inwoners van ongeveer de helft van hun land en dit land wordt gebruikt voor de uitbreiding van naburige nederzettingen zoals Mod’in Illit. De bouw van de Muur heeft de levensomstandigheden van de inwoners van Bil’in onmogelijk gemaakt. De inwoners zijn voor hun inkomsten afhankelijk van landbouw en worden nu van hun bron van inkomsten afgesneden omdat het Israëlische leger hun verhindert om vrij naar hun land te gaan. Ze worden ook vaak aangevallen door Israëlische kolonisten die straffeloos optreden tegen Palestijnse burgers. Sinds enkele maanden voeren de inwoners van Bil’in, georganiseerd in een lokaal actiecomité, samen met Israëlische en internationale vredesactivisten vreedzaam verzet tegen de bouw van de Muur. Bil’in groeide zo uit tot het symbool van het verzet tegen de Muur en de nederzettingenexpansie in de bezette Palestijnse gebieden. Deze groepen bouwden ook een hut op het land dat aan de andere kant van de Muur valt. Zo willen ze uiting geven aan hun protest en de absurditeit en de illegaliteit van de Muur aantonen. Israël dreigt ermee deze hut af te breken. Ter vergelijking, in een Israëlische nederzetting bij Bil’in, Mattityahu, richtten kolonisten 750 huizen op zonder de toestemming van de Israëlische regering. Toch heeft de regering geen vernielingsbevelen gegeven, zoals zelden het geval is bij de meer dan 100 ‘illegale buitenposten’. Palestijnse huizen die zonder vergunning van de Israëlische autoriteiten zijn gebouwd, worden echter bijna altijd vernield. Een recent rapport van de Israëlische krant Ha’aretz toont aan dat de Israëlische regering retroactief bouwvergunningen heeft gegeven voor de bouw van nederzettingshuizen op land van Palestijnse inwoners van Bili’in. Deze praktijk wordt vaak toegepast door de Israëlische regering. Het geeft de extremistische kolonisten ook de mogelijkheid om zonder toestemming van de regering ‘illegale buitenposten’ te bouwen. Talya Sason, een voormalige onderzoeksrechter van het Israëlische ministerie van Justitie schreef in een rapport van 2005 dat regeringsfunctionarissen en kolonistengroepen systematisch de Israëlische wetgeving hebben geschonden om de nederzettingenexpansie in de bezette Palestijnse gebieden te vergemakkelijken. Momenteel zijn er 4 buitenposten rond Bil’in, waaronder 6 permanente gebouwen. Hier wonen 40 families van kolonisten. De 14 nederzettingen rond Bil’in groeien zeer snel. Met name in het blok Mod’in is er een snelle bevolkingstoename, van 12%, wat 4 maal zoveel is dan in de gemiddelde steden in Israël. Terwijl de levensomstandigheden voor de Palestijnen er enorm op achteruit gaan, verzekert de Israëlische regering dat de kolonisten goed leven. Ze moedigt Israëlische burgers aan zich daar te vestigen en probeert op die manier de demografische situatie in het gebied te veranderen. De Palestijnen vrezen dat als er geen halt wordt gesteld aan de nederzettingenexpansie, zoals wordt geëist in de Routekaart en volgens het internationaal recht, Israël de Palestijnse inwoners van hun land zal verdrijven en de tweestatenoplossing onmogelijk zal maken.
19
Dit is voornamelijk gebaseerd op de factsheet Suffocating Bil’in, Negotiations Affairs Department, www.nadplo.org Geschiedenis van het conflict – pag. 26
6. Literatuurlijst Boeken -
Ruling Palestine, a History of the Legally Sanctioned Jewish-Israeli Seizure of Land and Housing in Palestine, COHRE, BADIL, mei 2005.
-
Land Grab, Israel’s Settlement Policy in the West Bank, BTSELEM, mei 2002.
-
Israël-Palestine, Vérités sur un Conflit, A. GRESH, 2003.
Artikels -
The Key to Peace, Dismantling the Matrix of Control, J. HALPER, 2003.
-
Israel’s E1 Plan: Isolating East Jerusalem, MIFTAH, maart 2006.
-
Settlers versus Palestinians: Double Standards and Illegal Construction, D.ETKES, L. FRIEDMAN, maart 2006.
-
The Silent Transfer of Palestinians, the Case of Bil’in, NEGOTIATIONS AFFAIRS DEPARTMENT, januari 200
Geschiedenis van het conflict – pag. 27