TWEE MATEN – HET ISRAËLISCH/PALESTIJNS CONFLICT MetenMet2Maten Bijeenkomst, 28 oktober 2015, Rotterdam Maurits Berger Dames en heren, beste studenten, Zo’n tien jaar geleden stond ik ook in Rotterdam voor een grote groep studenten en jongeren, en sprak over dit onderwerp. De aanleiding was dat de AEL van Abu Jahja – kunt u zich hem nog herinneren? – het Israëlisch-‐Palestijns conflict in hun politieke programma hadden opgenomen, een politiek programma dat zich vooral richtte op de problematiek van Arabieren en moslims en integratie in Nederland en België. Waarom doen jullie dat nou? was mijn vertwijfelde en enigszins boze uitroep: waarom halen jullie een buitenlands conflict naar Nederland, en maken het onderdeel van een binnenlandse integratie-‐vraagstuk? Die uitroep was reden voor een avondlang debat met een grote groep jongeren, en aansluitend een nachtelijke discussie met Abu Jahjah bij mij thuis. Twee zaken zijn mij toen duidelijk geworden. Ten eerste: dat conflict in het Midden-‐Oosten was niet een politiek speeltje van een opkomende politieke club, maar iets dat diep leefde bij al die Turkse, Marokkaanse, Pakistaanse en Arabische jongeren in Nederland. Het tweede was de vaststelling dat zij daarmee eigenlijk keurig paste in het Nederlandse landschap; immers, dat conflict is al sinds jaar en dag een wezenlijk onderdeel van de Nederlandse binnen-‐ en buitenlandse politiek. Het grote verschil is natuurlijk dat we nu te maken hebben met tegengestelde opvattingen over datzelfde conflict. Het Nederland dat als één blok achter Israël stond is niet meer. Al heel lang niet, overigens, want laten we wel zijn: de kritische houding tegenover Israël is in Nederland niet voorbehouden aan allochtone of moslim-‐jongeren. Vanavond gaat het niet zozeer over wie gelijk heeft, en of het nu wel of niet verstandig is om dit conflict onderdeel te maken van een politiek debat in Nederland. Het gaat ons hier over de diepere gronden, namelijk dat veel mensen in Nederland menen dat in dit conflict wordt gemeten met twee maten, en – en dat is vanavond van belang – dat die opvatting leidt tot scherpe emoties die hun weerslag hebben op onze samenleving. De reden dat wij hier staan is terug te voeren op de gebeurtenissen van een jaar geleden, toen in dezelfde maand ISIS een kalifaat uitriep en Israël Gaza bombardeerde. Terwijl moslimorganisaties verontwaardigd waren dat andere Nederlanders het blijkbaar niet de moeite vonden om tegen het Israëlisch bombardement van Gaza te demonstreren, werd hen verweten dat zij blijkbaar wel tegen Israël maar niet tegen ISIS wilden demonstreren.
Vanuit islamitische hoek werd daar weer op gereageerd dat het Westen, in haar beslissing om militair op te treden tegen ISIS, blijkbaar liever optreedt tegen de dictatuur van een kalifaat dan tegen de seculiere dictatuur van Assad, die vele malen meer doden, vluchtelingen en gruweldaden op zijn geweten heeft, of tegen de staat Israël die zich al tientallen jaren schuldig maakt aan een onrechtmatige bezetting. Al snel verwerden deze verwijten tot verkapte beschuldigingen over en weer van antisemitisme en islamofobie. Deze gebeurtenissen speelden zich af tegen een achtergrond van aanslagen tegen islam-‐critici en –satirici, tegen joodse instellingen, en ook tegen het publiek in het algemeen. De terreur van willekeurige aanslagen leidt al jaren tot een toenemende terreur van angst. Er is dus meer aan de hand dan een verschil van mening over hoe wordt omgegaan met een buitenlands conflict. Het gaat hier om een conflict dat velen van ons blijkbaar zo diep raakt, dat het leidt tot spanningen in Nederland. Deze bijeenkomst wil daar de vinger achter krijgen. Nogmaals: het gaat daarbij niet zozeer om het gelijk of ongelijk van standpunten. Het gaat om de onderliggende emoties. Want laten we eerlijk zijn: over de situatie in Kongo of Tibet winden wij ons nauwelijks op, terwijl het daar soms vele malen erger is dan in Israël of Palestina. Emoties, dus. Maar het gaat niet om het achterhalen van die emoties. We gaan hier geen therapeutische avond van maken. Het gaat er om hoe we, ondanks al die emoties, toch een zinnig gesprek kunnen voeren over zo’n moeilijk onderwerp dat ons zo raakt. Daarmee komen we toe aan het eerste deel van deze inleiding: over welke twee maten hebben wij het hier? Vervolgens gaan wij door naar de belangrijkste vraag: wat en waarom is de onderliggende emotie? En tenslotte de vraag: is dit relevant voor een Nederlandse overheid? Studenten in Leiden en Rotterdam hebben zich in de afgelopen weken gebogen over deze vragen. Deze inleiding is gebaseerd op hun bevindingen en opmerkingen. Het aantal van deze studenten en dat waar zij mee zijn gekomen zijn niet representatief, maar slechts bedoeld om inzichten te leveren waar we deze avond mee kunnen openen. Toch waren er een aantal punten die mij opvielen, en die ik alvast kort wil vermelden. De eerste was de betrokkenheid van met name allochtone moslimstudenten. Veel autochtone studenten gaven aan dat het conflict hen in het geheel niet raakte, omdat zij er ook weinig mee hadden. In hun belevingswereld valt het weg tussen de andere grote conflicten. Daaruit vloeide ook voort dat het referentiekader van een Tweede Wereldoorlog en Holocaust voor geen van allen leefde: alle studenten, autochtoon of allochtoon, moslim of christen of atheist, plaatsten het Israëlisch-‐Palestijns conflict in het heden, en namen het de maat naar hedendaagse maatstaven. In die zin voelde ik zelf met hen een generatiekloof, en ik spreek nu alvast het vermoeden uit dat die kloof voor dit onderwerp heel relevant zou kunnen zijn.
1. Maar nu aan de slag. Allereerst de vraag: over welke maten gaat het? De studenten verwijzen eigenlijk alleen naar twee maten: internationale betrekkingen en beeldvorming. Er wordt gewezen op de tientallen VN-‐resoluties die tegen Israël zijn gewezen en waar nimmer consequenties aan zijn verbonden, terwijl een enkele resolutie tegen het Irak van Saddam Hoessein genoeg was om het land binnen te vallen. Internationaal recht en de internationale gemeenschap hanteren een duidelijke opvatting over de muur, de nederzettingen en de collectieve sancties: een bezetter heeft namelijk bepaalde rechten en plichten, en Israël lijkt daar regelmatig lak aan te hebben. Dat is nog tot daar aan toe, maar waar veel studenten op wezen is dat de internationale gemeenschap dat laat gebeuren. Bij sommigen leidde dat tot verontwaardiging: hoe kan het dat wij, als deel van de internationale gemeenschap, Israël dit allemaal laten doen, maar wel optreden tegen overtredingen van internationaal recht door andere landen. Enkele studenten die internationale betrekkingen studeren hebben zich hierover uitgelaten. De ene heeft het nagekeken en stelt vast dat Nederland en de EU wel degelijk mensenrechtenschendingen die zijn gepleegd door Israël, afkeuren. De ander antwoordde daarop dat dat wel zo mag zijn, maar dat het vooral woorden en weinig daden zijn. Aan Israëlische zijde wordt enerzijds gesteld dat de internationale rechtsorde, en waarden als democratie en de rechtsstaat, van groot belang zijn. Maar anderzijds gaat het eigenbelang altijd voor. Dat doen Amerika en Rusland toch ook? En bij Israël speelt daar nog bij dat het eigenbelang gelijk staat aan het naakte bestaansrecht. Dus waarom zijn zij steeds de kwaaie pier? Een Israëlisch diplomaat in Den Haag beklaagde zich dat Israël in Nederland onder een vergrootglas ligt: ‘Over geen enkel ander land worden zoveel Kamervragen gesteld als over Israël. Waarom? Terwijl er genoeg landen zijn waar de toestand veel erger en schrijnender is.’ Het is een veel gehoord argument. Waarom wordt Israel steeds de maat genomen, maar een land als Saoedi-‐Arabië niet? De andere kwestie van twee maten is die van de beeldvorming. Een student haalde er onderzoek bij en schreef: “Ondanks dat Nederlandse media niet uitgesproken pro-‐ Israël of pro-‐Palestina zijn, is het woordgebruik alles behalve neutraal. De Israëlische slachtoffers worden vaak behandeld in de kern van de berichtgeving, terwijl de Palestijnse slachtoffers, die meestal in de meerderheid zijn, als bijzaak worden beschouwd.”
Omgekeerd heeft de beeldvorming van Israël ook kwalijke trekken gekregen. De Israëliër wordt steeds vaker geportretteerd als de gemene jood die er op uit is zich te verrijken ten koste van iedereen. Het is een beeld dat tapt uit een heel oud, maar vooral Europees vaatje van antisemitisme. Het gebruik van nazi-‐ symbolen is daar een wansmakelijk bijproduct van. Joodse Nederlanders en organisaties wijzen er op dat zij onterecht worden vereenzelvigd met de politiek van Israël. Nog een stap verder is dat kritiek op Israël verwordt tot antisemitisme. Daarentegen hebben veel studenten opgemerkt dat zij we degelijk onderscheid maken tussen joden en Israëlisch beleid, of tussen jodendom en Zionisme, maar dat juist van joodse zijde die twee worden vereenzelvigd waardoor kritiek op politiek of ideologie niet mogelijk wordt omdat dan onmiddellijk de beschuldiging van antisemitisme op de loer ligt. We kunnen nog lijsten van voorbeelden geven, en vervolgens eindeloos bezig zijn met discussies of die beeldvorming klopt of niet. Maar dat is niet waar het ons hier om gaat. Beeldvorming leidt aan beide zijden tot essentialisering, waarbij sprake is van ‘de’ Palestijn en ‘de’ Israelier (en ook steeds vaker: ‘de’ moslim en ‘de’ Jood), waarbij totaal geen ruimte is voor nuance. De afkeuring gaat dan ook even ongenuanceerd, zodat de Palestijn terecht is gekomen in de categorie van islamofobie, en de Israëliër in die van antisemitisme. 2. Maar er is meer dan dat. De twee maten gaan niet over standpunten, maar vooral ook over identiteit en bestaansrecht. Nu gelden die zonder meer voor de Israëliërs en Palestijnen, want dat is de essentie van hun conflict. Maar geldt dat ook het geval voor de mensen hier in de zaal? Al die boosheid en verontwaardiging die explosief aanwezig is in de Nederlandse straten en en social media – gaat dat nog om het Israëlisch-‐Palestijns conflict, of eigenlijk om iets anders? Ik denk wel eens dat niet alleen de joden, en inmiddels ook de Palestijnen in diaspora verkeren, maar ook hun conflict. Er is een ‘Amerikaans’ Palestijns-‐ Israëlisch conflict, en een ‘Arabisch’ Palestijns-‐Israëlisch conflict, en ook een ‘Nederlands’ Palestijns-‐Israëlisch conflict. Conflicten die niets meer uit te staan hebben met de werkelijkheid in het Midden-‐Oosten, maar des te meer met de conflicten die leven in al die diaspora-‐landen. Het gaat dan niet zozeer om daar, maar om hier, om onze eigen nationale trauma’s en pijnen, hier in Nederland. Ik zei u al dat de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust nauwe-‐lijks lijken te leven onder de jongeren. Zij meten hun gevoelens van rechtvaardigheid en gelijkheid af aan andere, hedendaagse maatstaven.
Daarmee neemt het inlevingsvermogen in het gevoelsleven van joden wereldwijd, en die van de Israël in het bijzonder, af. Omgekeerd heeft het westen ook weinig compassie voor gevoelens van moslims met betrekking tot onderdrukking en bezetting. We vergeten dat bijna de gehele moslimwereld gekolonialiseerd is geweest door Europese mogendheden. Dat eindigde in dezelfde periode dat Israël ontstond. In de Arabische wereld hoor je het terugkerend verwijt dat zij zijn opgezadeld met een Europees probleem, namelijk de oprichting van een thuisland voor een groep Europeanen die bijna waren uitgeroeid. Bezetting tegenover Holocaust, dat zijn twee onvergelijkbare grootheden. Maar ze bepalen wel de gevoelswaarde over het Palestijns-‐Israëlisch conflict. Met als gevolg het wanstaltig simplisme van Israëlische politici die roepen dat Palestijnen eigenlijk niet bestaan, of geen rechten hebben, en omgekeerd Arabische politici (opvallend detail: eigenlijk nooit Palestijnse politici) die het bestaansrecht van Israël teniet doen door de Holocaust te ontkennen. Kun je elkaar nog harder op de ziel trappen dan dat? Ik geloof het niet. En als een deel van die ziel ook van jou is, als iemand die een deel van die geschiedenis meedraagt als nationaal trauma, hetzij omdat jouw familie deels is uitgeroeid in de Holocaust, of omdat jouw familie de vernederingen van kolonialisme heeft moeten ondergaan met de vestiging van de staat Israël als ultieme vorm van westers imperialisme – ja, dan lopen emoties snel op. En dan zijn er nog Nederlanders voor wie de emotionele band niet historisch of persoonlijk is, maar die menen dat Europa met haar afschuwelijk ervaringen de taak heeft om de joodse natie extra te beschermen. En onderschat niet de grote groep Nederlanders die vanuit hun christelijke opvattingen een sterke lotsverbondenheid voelen met het Beloofde Land, evenals met de joden die men kent via de Bijbel als ware het familie. En was hun aartsvijand niet altijd al de Filistijn? Twee maten gaat dus samen met doofheid en blindheid: we kunnen of willen niet zien dat er een andere kant is. Men is verontwaardigd omdat het eigen gelijk onvoldoende aandacht krijgt. 3. Het laatste woord is hier niet over gezegd. Natuurlijk niet. Maar het mag duidelijk zijn dat het niet gaat om feiten en gelijk of ongelijk, maar hoe daar mee om te gaan. Dat brengt ons tot de laatste vraag: moet onze regering zich iets aantrekken van deze emoties in haar binnenlands of buitenlands beleid? Of, en dat is een andere vraag, moet de overheid iets met de beschuldiging dat zij zelf misschien zou meten met twee maten?
Als het gaat over het anticiperen van de Nederlandse overheid op twee maten-‐ reacties, dan zou in ieder geval rekening gehouden moeten worden met dergelijke reacties in het Midden-‐Oosten. Als Nederland zegt vast te houden aan het internationaal recht dan is vervolgens de vraag waarom daar geen consequenties aan worden verbonden. Nederland maakt zich schuldig aan lege praat, schreef een student, en had voor hem daarom de geloofwaardigheid verloren als een land dat steeds weer internationaal in de frontlinie staat betreft mensenrechten, vrouwengelijkheid, homorechten etc.. Iedereen weet dat sprake is van een politiek spel, want zo werkt dat nu eenmaal in de grote boze wereld. Zoals een student cynisch stelde: “Nederland speelt wel de moraalridder, maar moet uiteindelijk zwichten voor de politieke belangen van haar grote partners, zoals de Verenigde Staten.” De tweede vraag is in hoeverre de Nederlandse overheid zich zou schuldig maten aan het meten met twee maten in dit conflict. Een student, die van zich zelf zei eigenlijk geen mening te hebben over het conflict of het twee maten-‐verhaal, en zich daardoor nogal ongemakkelijk voelde met de opdracht daar iets over te schrijven, ging, zoals het een goed student betaamt, naar de bron, en kwam tot de volgende observatie: “De Nederlandse rijksoverheid geeft op hun (sic) website een voorzichtig standpunt over de politieke betrekkingen met Israël: “de oplossing voor het conflict ligt in een overeenkomst over veilige en erkende grenzen voor Israël, en een levensvatbare Palestijnse staat”.1 Dit klinkt genuanceerd, maar neigt naar een pro-‐Israëlische maat. Israël moet veilig en erkend zijn en Palestina hoeft slechts levensvatbaar te zijn.” Andere studenten vinden dat Nederland in het algemeen in het Midden-‐Oosten met twee maten meet. Waarom bombardeert zij wel ISIS maar niet Assad? Waarom hangt zij een internationaal rechtelijk verhaal op om de bombardementen op ISIS te legitimeren, maar heeft datzelfde verhaal geen gevolgen voor de staatsgreep in Egypte of de bouw van nederzettingen in Palestina? Een direct afgeleide daarvan is de manier waarop de Nederlandse overheid omgaat met de discussies, agressie en emoties die in Nederland over deze onderwerpen oplaaien. Het is in dat opzicht interessant om te zien dat de studenten spreken over ‘de’ Nederlandse overheid, en geen onderscheid maken tussen de verschillende ministeries die elk hun eigen bevoegdheden hebben. Het Nederlandse standpunt over deze internationale kwestie is voor Buitenlandse Zaken, maar opstootjes daarover in de Schilderswijk zijn een probleem voor Binnenlandse Zaken en Justitie, en leraren die er niet over durven te spreken in hun klas zijn een kwestie voor het Ministerie van Onderwijs. 1 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/betrekkingen-‐met-‐nederland/inhoud/israel#,
accessed 22/10/2015.
Maar voor veel jonge Nederlanders is het allemaal een pot nat, namelijk de Nederlandse overheid. En dan rijzen er met name onder moslimjongeren vragen als: waarom volstaat Nederland met een mondelinge veroordeling van het Israelische bombardement van Gaza, maar zet zij politie in als wij daar tegen gaan demonstreren? Het wordt nog ingewikkelder als de overheid inspeelt op de binnenlandse emoties. Terecht treedt zij op tegen antisemitisme. Maar, zoals een van de studenten schreef, waarom kan minister Asscher harde kritiek op CIDI afwijzen als antisemitisch, maar wordt kritiek op het CMO niet afgewezen als islamofobisch? Waarom vallen smakeloze prenten van de profeet Mohammed onder de vrijheid van meningsuiting, maar wordt een even smakeloze prent van Anne Frank in bed met Hitler vervolgd? Want, dames en heren, juist die vergelijkingen, hoe kleinzielig ze ook zijn, en hoezeer zij ook mank gaan, die worden constant gemaakt. Dat is de essentie van twee maten: als kleine kinderen zitten twee kampen naar elkaar te kijken met de constante vraag ‘waarom zij wel en ik niet?’ Je zou het bijna lachwekkend vinden, maar het is bloedserieus. Want het gaat niet om aantallen snoepjes, maar om bestaansrecht. Het draait om de wezenlijke vraag of mensen hier mogen zijn, en zichzelf mogen zijn, en zich druk mogen maken over kwesties in het buitenland.