Introductie
–
Het
masker
1. De
betekenis
en
geschiedenis
van
het
masker
2. Het
masker
in
de
kunst
3. Cobra’s
spel
met
het
masker
1.
Betekenis
en
geschiedenis
van
het
masker
Het
masker
is
op
vele
manieren
sterk
verbonden
met
de
geschiedenis
en
tradities
van
mensen
en
heeft
meerdere
diepere
betekenissen.
Ons
woord
‘persoon’
is
afgeleid
van
het
Latijnse
woord
‘persona’,
dat
masker
betekent
en
betrekking
heeft
op
de
essentie
van
iemands
persoonlijkheid,
identiteit.
Als
een
mens
een
masker
draagt
blijft
zijn
identiteit
verborgen
en
geeft
de
expressie
van
het
masker
een
nieuwe
identiteit.
Deze
verandering
is
vaak
imposanter
en
dramatisch.
Het
masker
is
een
voorwerp,
een
laag
materiaal,
waarmee
het
gezicht
voor
een
poosje
helemaal
of
voor
een
deel
kan
worden
bedekt.
Mensen
zetten
een
masker
op
om
zich
te
vermommen,
om
zichzelf
er
feestelijk
uit
te
laten
zien,
om
zich
te
beschermen,
er
bestaan
riten
en
gebruiken
met
maskers.
Bij
velerlei
gelegenheden
–
positieve
en
negatieve
–
speelden
en
spelen
maskers
een
grote
rol.
In
de
verschillende
culturen
heeft
het
masker
een
lange
geschiedenis.
Een
paar
opvallende
voorbeelden
worden
hier
beschreven.
Masker
van
Toetanchamon
‐
doodsmaskers
In
1922
werd
het
ongeschonden
graf
van
de
jonge
farao
Toetanchamon
van
het
Oude
Egypte
ontdekt
door
de
archeoloog
Howard
Carter.
Het
meest
waardevolle
uit
zijn
graf
was
het
masker
dat
op
de
mummie
van
de
farao
zat.
Het
3.500
jaar
oude
gouden
doodsmasker
van
Toetanchamon
is
wereldberoemd.
Het
mummificeren
zorgde
dat
het
lichaam
bewaard
bleef,
zodat
het
de
ziel
kon
ontvangen,
en
zorgde
dat
de
dode
farao
op
de
god
Osiris
ging
lijken.
Het
masker
toont
Toetanchamon
als
Osiris.
Het
is
waarschijnlijk
ook
een
reproductie
van
het
gezicht
van
de
jonge
koning.
Het
oude
gebruik
van
doodsmaskers
komt
ook
in
andere
culturen
voor.
Pestmasker
‐
maskers
ter
bescherming
Maskers
worden
ook
ingezet
ter
bescherming.
Het
pestmasker
werd
gedragen
ter
bescherming
tegen
de
besmettelijke
ziekte
de
pest.
Tijdens
oorlogen
dragen
bijvoorbeeld
soldaten
maskers
om
zich
te
beschermen
tegen
dodelijke
gassen.
Bij
medische
behandelingen
worden
maskers
gebruikt:
ter
bescherming
van
het
gezicht
tijdens
bestralingen.
En
de
brandweer
trekt
brandende
gebouwen
in
met
maskers
op,
tegen
de
rookontwikkeling,
gassen
en
het
stof.
Ook
duikers
dragen
een
pak
met
een
masker
om
onder
water
te
kunnen
ademen.
In
bepaalde
beroepen
zijn
maskers
voorgeschreven,
denk
aan
het
spuiten
met
verf
en
in
de
bouw.
Het
schoonheidsmasker,
een
gelei
die
op
het
gezicht
wordt
aangebracht,
brengt
voedingsstoffen
in
het
gezicht
waarmee
de
gevolgen
van
droogte,
vuile
lucht
en
van
veroudering
worden
bestreden.
In
ons
hoofd
zitten
vitale
functies
(hersenen,
ademen,
eten)
die
beschermd
moeten
worden
tegen
invloeden.
Carnaval
en
Halloween
–
feesten
met
maskers
Maskers
spelen
een
rol
bij
bepaalde
feestdagen.
Bij
het
volksfeest
Carnaval
horen
eet‐
en
verkleedpartijen.
Het
feest
begint
op
11
november.
11
is
van
oudsher
het
getal
van
dwazen
en
gekken.
En
11
november
is
precies
40
dagen
voor
21
december,
de
kortste
dag.
Van
oorsprong
is
het
een
religieus
(katholiek)
feest.
Tijdens
Carnaval
wordt
er
ongeremd
gefeest
en
gegeten,
voorafgaande
aan
de
vastentijd
(vóór
Pasen).
Carnaval
wordt
in
de
wereld
op
heel
veel
verschillende
manieren
gevierd.
Het
Nederlandse
Carnaval
is
heel
anders
dan
het
Carnaval
in
Rio
de
Janeiro
of
het
Carnaval
van
Venetië.
Wat
wel
overal
hetzelfde
is
dat
mensen
met
Carnaval
uit
het
keurslijf
breken,
uit
de
band
springen:
zich
even
niet
willen
houden
aan
de
dagelijkse
regels
en
wetten.
Met
Carnaval
onttrekken
mensen
zich
aan
armoede
en
aan
hoog
en
laag
in
de
samenleving.
Mensen
doen
zich
anders
voor:
verkleden
zich
en
dragen
gekke
of
juist
mooie
maskers.
Halloween
wordt
sinds
enige
jaren
ook
in
Nederland
gevierd,
maar
vroeger
vooral
alleen
in
Ierland,
Groot
Brittannië,
de
Verenigde
Staten
en
Canada.
Hallows
Eve
is
de
avond
voor
Allerheiligen,
1
november.
In
de
Iers‐Keltische
kalender
begon
het
jaar
op
1
november,
dus
was
31
oktober
oudejaarsavond.
De
oogst
was
binnen,
het
zaaigoed
voor
het
volgende
jaar
lag
klaar
en
dus
was
er
even
tijd
voor
een
vrije
dag.
In
Groot‐Brittannië
werd
Halloween
vooral
door
de
Kelten
gevierd.
De
geesten
die
uit
dode
mensen
op
zouden
rijzen,
werden
aangetrokken
door
voedsel
voor
hen
neer
te
leggen.
Om
de
boze
geesten
af
te
weren
droegen
de
Kelten
maskers.
In
Amerika
duikt
de
pompoen
lantaarn
op,
die
in
de
hele
wereld
het
bekendste
gezicht
van
Halloween
is
geworden.
Superhelden
–
fictieve
karakters
Een
superheld
is
een
fictief
karakter
dat
veel
voorkomt
in
strips,
films
en
tv‐series.
Het
gaat
om
een
held
met
superkrachten
of
andere
bovenmenselijke
eigenschappen.
Bekende
superhelden
zijn
Superman,
Spider‐Man,
Zorro
en
Batman.
Superhelden
hebben
een
geheime
identiteit
en
werken
over
het
algemeen
onder
een
andere
naam
om
te
voorkomen
dat
hun
vrienden
en
familie
doelwit
worden
van
hun
vijanden.
Hun
kostuums
zijn
het
handelsmerk
van
de
superhelden.
Bij
het
kostuum
hoort
een
masker,
dat
ze
een
nieuwe
identiteit
geeft.
De
maskers
zijn
soms
klein
rond
de
ogen,
of
bedekken
het
hele
gezicht.
In
de
wereldberoemde
sciencefiction
tv‐serie
Star
Trek,
over
de
volgende
generatie
en
bewoners
van
andere
planeten,
worden
ook
kostuums
en
maskers
gedragen
waardoor
je
je
in
het
fictieverhaal
kunt
verplaatsen.
Trendy
maskers
–
muziek
‐
mode
AMSTERDAM
‐
Het
jaarlijkse
muziekfestival
5
Days
Off,
dat
zich
richt
op
elektronische
muziek,
viert
zijn
tiende
editie.
Vijf
dagen
lang
bieden
de
Amsterdamse
podia
Melkweg
en
Paradiso
ruimte
aan
het
beste
uit
alle
actuele
stromingen
binnen
de
dancescene.
Van
woensdag
tot
en
met
zondag
kunnen
liefhebbers
genieten
van
optredens
van
onder
meer
Hot
Chip,
Groove
Armada,
Paul
Kalkbrenner,
Fake
Blood
en
Krause.
De
shows
van
Hot
Chip
in
Paradiso
(6
maart)
en
Paul
Kalkbrenner
in
de
Melkweg
(7
maart)
zijn
inmiddels
uitverkocht,
net
als
de
passe‐partouts
voor
het
festival.
(ANP)
(Bericht
in
Het
Parool:
3
maart
2010).
Een
song
van
Nick
&
Simon
heeft
de
titel
Het
Masker
(te
beluisteren
op
YouTube:
http://www.youtube.com/watch?v=RE1Bp36CYuo
Modeontwerper
Daryl
van
Wouw
ontwierp
de
Mask
Sweaterdresses
en
de
groene
Mask
Hoody.
Harlekijn
–
in
het
theater
In
het
vroegere
Rome
en
Griekenland
gebruikten
acteurs
maskers
om
de
personificatie
met
hun
rol
te
vergemakkelijken.
In
China
en
Japan
gebruiken
acteurs
in
het
traditionele
theater
nog
steeds
maskers.
In
de
westerse
samenleving
worden
in
het
theater
bijna
geen
maskers
meer
gedragen.
Soms
nog
wel
in
operettes
en
opera’s.
De
harlekijn
is
een
heel
bekend
personage
uit
de
Commedia
dell’arte,
een
Italiaanse
vorm
van
volkstoneel.
Hij
verbergt
zijn
gezicht
achter
een
zwart
halfmasker.
De
harlekijn
was
een
voorloper
van
de
hedendaagse
clown.
In
het
Nederlands
wordt
de
komische
harlekijn
ook
paljas
genoemd,
maar
er
zijn
ook
tragische
harlekijnen.
De
harlekijn
is
door
beroemde
kunstenaars
geschilderd,
zoals
door
Picasso
en
Paul
Cézanne.
Afrikaanse
maskers
Maskers
zijn
een
heel
belangrijk
onderdeel
van
de
Afrikaanse
cultuur.
Ze
worden
daar
niet
gebruikt
om
te
verkleden.
Het
masker
dient
als
middel
om
de
geest
van
de
voorouder
te
laten
spreken.
De
betekenis
van
het
masker
is
niet
gemakkelijk
uit
te
leggen.
Het
masker
bepaalt
in
Afrika
namelijk
niet
als
enige
de
verschijning
van
de
persoon
die
het
draagt.
Het
gaat
om
de
totale
verschijning,
dus
ook
om
de
kleding
en
de
attributen
die
erbij
horen
en
in
de
hand
worden
gehouden.
Elk
Afrikaans
volk
heeft
zijn
eigen
type
maskers,
met
een
eigen
betekenis
en
een
eigen
gebruik.
Die
kunnen
sterk
van
elkaar
verschillen.
De
maskers
worden
gemaakt
met
natuurlijke
materialen
zoals
hout,
touw,
gras,
haar,
veren,
vezels,
dierenhuid
en
aardewerk.
Afrikaanse
maskers
worden
in
de
Afrikaanse
cultuur
beschouwd
als
de
rustplaats
van
oude
geesten.
Ze
bevatten
de
sleutel
die
de
levende
wereld
verbinden
met
de
dode.
In
de
westerse
wereld
zijn
‘ik’
en
‘jij’
een
duidelijke
zaak.
Maar
voor
Afrikanen
ligt
dat
anders.
‘Ik’
is
daar
omgeven
door
geesten
met
wie
het
‘ik’
praat
en
die
het
‘ik’
vormen.
Wie
een
Afrikaans
masker
opzet
verandert
als
persoon.
Je
krijgt
dan
niet
alleen
een
ander
gezicht,
maar
verdwijnt
en
verandert
in
de
geest
van
het
masker
en
neemt
de
eigenschappen
en
het
gedrag
van
deze
geest
aan.
Gezag,
macht
en
orde
gaan
hand
in
hand
met
rituelen.
Ook
bij
ons.
Denk
aan
de
gouden
koets
op
Koninginnedag
en
aan
de
toga
van
de
rechter.
De
Afrikaanse
maskers
zijn
geesten
die
in
de
dorpen
aan
alles
en
iedereen
structuur
en
leiding
geven.
Geesten
tegenspreken
kan
niet
in
de
Afrikaanse
traditie.
Er
zijn
mannelijke
en
vrouwelijke
maskers.
Mannelijke
zien
er
vaak
dreigend
uit
en
hebben
soms
iets
dierlijks.
Bijvoorbeeld
ronde,
open
en
uitpuilende
ogen.
En
agressief,
met
vaak
een
open
mond
met
duidelijk
zichtbare
tanden.
Vrouwelijke
maskers
hebben
hun
ogen
juist
vaak
neergeslagen.
Sommige
volken
in
Afrika
hebben
bijzondere
vrouwelijke
maskers
met
een
smal
fijn
gezicht,
een
kleine
mond
een
scherpe
lange
neus
en
een
ingewikkeld
kapsel.
Vaak
zijn
ze
wit
want
dat
is
de
kleur
van
schoonheid
en
van
het
dodenrijk.
Wit
is
ook
moedermelk,
wat
symbool
staat
voor
alles
wat
goed
en
gezond
is.
Opvallend
is
dat
vrouwelijke
maskers
niet
door
vrouwen
gedragen
mogen
worden.
Het
dragen
van
maskers
is
in
Afrika
een
mannenzaak.
Uitzondering
hierop
zijn
de
zwarte
Sowei‐maskers
van
het
volk
de
Mende.
Alleen
vrouwen
mogen
die
dragen
en
ermee
dansen.
Afrikanen
hebben
altijd
de
overeenkomst
gezien
tussen
de
mens
en
het
dier.
Diermaskers
en
diermensmaskers
komen
dan
ook
opvallend
vaak
voor.
Aan
veel
van
die
maskers
kun
je
vaak
niet
meer
zien
of
het
om
een
mens
of
een
dier
gaat.
Er
zijn
ook
maskers
die
alleen
dieren
uitbeelden;
die
maskers
praten
niet
maar
slaken
alleen
kreten
uit
zoals
de
dieren.
Het
gebruik
van
maskers
heeft
te
maken
met
rituelen
en
initiaties,
waarbij
bijvoorbeeld
jonge
leden
volledig
lid
van
de
stam
worden.
Er
zijn
vruchtbaarheidsrites
om
het
geboortecijfer
te
laten
stijgen
en
bij
begrafenissen
worden
maskers
gedragen.
Het
maskerwezen
heeft
dan
ook
de
taak
om
een
dwalende
dode
de
weg
te
wijzen
en
bij
een
verdachte
doodsoorzaak
de
familie
en
de
gemeenschap
te
zuiveren.
Pablo
Picasso,
James
Ensor,
George
Braque,
Matisse
en
leden
van
de
Cobrabeweging
zich
door
Afrikaanse
maskers
laten
inspireren.
In
de
tentoonstelling
‘Maskerade’
zijn
enkele
bijzondere
authentieke
Afrikaanse
maskers
opgenomen.
Bij
deze
maskers
hoor
je
de
bijbehorende
muziek
en
zie
je
de
dansen
die
met
de
maskers
werden
uitgevoerd.
Introductie
–
Het
masker
1. De
betekenis
en
geschiedenis
van
het
masker
2. Het
masker
in
de
kunst
3. Cobra’s
spel
met
het
masker
2.
Het
masker
in
de
kunst
In
oude
tijden
werd
er
met
het
masker
een
aanval
op
de
orde
nagestreefd
of
werden
grote
gevaren
afgewend.
In
het
werk
van
Jeroen
Bosch
(1451
–
1516,
in
de
overgangsperiode
van
de
late
Middeleeuwen
naar
de
Renaissance),
is
het
masker
deel
van
menselijk
drama,
wrede
spot
en
gevaarlijke
uitzinnigheid.
In
de
18e
eeuw
heeft
het
masker
alleen
een
verfijnde
en
sierlijke
functie.
Voor
de
impressionisten,
in
de
19e
eeuw,
is
het
masker
helemaal
niet
belangrijk.
Maar
dat
verandert
als
James
Ensor
en
Pablo
Picasso
zich
gaan
interesseren
voor
het
masker.
Op
hun
werk
wordt
hier
nader
ingegaan,
omdat
zij
grote
kunstenaars
in
de
kunstgeschiedenis
zijn
en
omdat
ze
de
Cobrakunstenaars
inspireerden.
De
Belgische
schilder
James
Ensor
(1860
–
1949)
schilderde
in
1883
het
werk
Geërgerde
maskers.
Het
masker
is
een
van
de
thema’s
in
het
werk
van
deze
beroemde
schilder,
etser
en
tekenaar.
Hij
hoefde
alleen
maar
om
zich
heen
te
kijken
om
zich
door
maskers
te
laten
inspireren.
In
de
winkel
van
zijn
ouders
werden
Oosterse
theatermaskers
verkocht.
Bovendien
werd
de
stad
Oostende,
waar
hij
woonde,
eenmaal
per
jaar,
tijdens
het
Carnaval
van
Oostende,
overstroomd
door
maskers.
In
zijn
eerste
periode
waren
de
maskers
objecten
die
hij
in
zijn
stillevens
gebruikte.
Later
gaan
de
maskers
zijn
hele
oeuvre
overheersen.
Massa’s
maskers
heeft
hij
uit
zijn
penselen
laten
vloeien.
Volgens
Ensor
tonen
zij
het
ware
gezicht
van
de
mensen
die
ze
dragen.
Naarmate
Ensor
zich
meer
genegeerd
en
afgewezen
voelde
door
de
kunstwereld,
kwam
hij
meer
en
meer
in
verzet.
Door
de
conflictsituatie
tussen
hem
en
de
maatschappij,
gebruikte
hij
sterk
geladen
afbeeldingen
in
zijn
werk,
zoals
van
maskers,
skeletten,
de
dood,
carnaval
en
travestieten
om
die
maatschappij
voor
schut
te
zetten.
Ensor
schilderde
en
tekende
geen
exotische
maskers
maar
het
carnavalsmasker,
de
grimassen
van
de
bedroefde
Pierrot,
de
gekke
neuzen,
de
opgeblazen
wangen,
schele
ogen.
Vanaf
ongeveer
1905
begon
de
Spaanse
kunstenaar
Pablo
Picasso
(1881
–
1973)
Afrikaanse
maskers
en
beeldhouwwerken
te
verzamelen.
Hij
raakte
er
rond
1900
voor
het
eerst
mee
bekend
door
zijn
vriend
de
kunstenaar
Henri
Matisse
(1869‐1954).
Picasso
experimenteerde
al
voortdurend
met
nieuwe
technieken
en
ideeën.
In
1907
schilderde
hij
het
grote
schilderij
Les
Demoiselles
d’Avignon,
dat
gezien
wordt
als
het
eerste
echte
kubistische
werk
in
de
kunstgeschiedenis.
Het
doek
was
zo
anders
dan
alles
wat
er
tot
die
tijd
was
geschilderd,
dat
het
een
schok
teweeg
bracht.
Veel
kunsthistorici
menen
dat
dit
schilderij
als
het
eerste
werk
gezien
moet
worden
van
de
20ste
eeuwse
moderne
schilderkunst.
PARIJS
–
Op
een
veiling
in
Parijs
is
voor
een
masker
van
de
West‐Afrikaanse
Fang‐stam
dat
Pablo
Picasso
geïnspireerd
zou
hebben,
5,9
miljoen
euro
betaald.
Dat
is
een
recordbedrag
voor
een
primitief
kunstwerk.
Verwacht
was
dat
het
1,5
miljoen
euro
zou
opbrengen.
(Trouw
–
16
juni
2006).
Picasso
begreep
het
eerst
welk
profijt
hij
in
zijn
kunst
kon
hebben
van
de
vormprincipes
van
de
bevolkingsgroepen
uit
Afrika
en
de
eilanden
van
Oceanië.
Hij
introduceerde
ze
voortdurend
in
zijn
schilderijen.
Hij
haalde
er
vormen
uit,
maakte
die
langer
en
herschikte
ze.
Door
ze
platter
te
maken,
belegde
hij
er
zijn
doeken
mee:
opeenstapelingen
die
hij
kleurde
met
rode
oker,
zwart,
gele
oker.
Deze
kleuren
leidde
hij
ook
af
van
wat
toen
de
‘negerkunst’
werd
genoemd.
Volgens
Picasso
zijn
de
vormen,
cylinders,
de
kubussen,
de
lineaire
overlappingen
die
in
het
kubisme
worden
toegepast
van
oorsprong
afkomstig
uit
Kongo
en
in
Ivoorkust.
Voor
hem,
en
voor
zijn
tijdgenoten,
is
het
masker
een
middel
om
de
werkelijkheid
te
ontleden
en
te
deconstrueren.
Het
primitieve
als
bevestiging
van
het
moderne.
Hij
werd
hiermee
de
grondlegger
van
het
kubisme.
De
kubisten
lieten
zich
in
hun
experimenten
met
vormonderzoek
vooral
inspireren
door
de
Afrikaanse
plastiek.
Introductie
–
Het
masker
1. De
betekenis
en
geschiedenis
van
het
masker
2. Het
masker
in
de
kunst
3. Cobra’s
spel
met
het
masker
3.
Cobra’s
spel
met
het
masker
Tijdens
WOII
bestudeert
een
jonge
generatie
Deense
kunstenaars
met
grote
gretigheid
primitieve
kunst.
Men
bezoekt
regelmatig
de
collectie
van
het
Nationaal
Museum
te
Kopenhagen
en
collecties
van
primitieve
kunst
van
verzamelaars.
Hun
onderzoek
richt
zich
behalve
op
uitingen
uit
Afrika
en
Oceanië
op
de
middeleeuwse
kunst
van
de
Vikingen
en
Scandinaviërs.
Ook
Eskimomaskers
worden
bestudeerd.
De
basis
voor
de
relatie
tussen
Cobra
en
het
masker
ligt
in
Denemarken.
De
Denen
liepen
voorop
in
de
artistieke
ontwikkelingen
die
uiteindelijk
tot
de
oprichting
van
Cobra
zouden
leiden.
Het
was
de
Deense
kunstenaar
Egill
Jacobsen
die
binnen
Cobra
voor
het
eerst
maskers
afbeeldde
in
zijn
werk
en
die
de
belangstelling
bij
Cobra
voor
het
masker
opwekte.
Jacobsen
schildert
in
de
jaren
dertig
onder
invloed
van
Picasso
al
fantasierijke
en
spontane
maskers
en
legt
daarmee
het
fundament
voor
een
Deense
‘maskertaal’.
Voor
Cobra
speelde
het
masker
een
belangrijke
rol.
Een
aantal
van
de
kunstenaars
verzamelde
deze
kunst
ook
en
maakte
reizen
naar
de
gebieden
van
herkomst.
Ze
bezochten
in
Parijs
het
Musée
de
l’Homme,
dat
al
vanaf
1910
over
grote
verzamelingen
Afrikaanse
kunst
beschikte.
Ook
na
de
ontbinding
van
Cobra,
in
november
1951,
blijft
het
masker
in
het
werk
van
kunstenaars
een
terugkerend
thema.
Onderstaand
een
uitleg
over
de
betekenis
van
het
masker
heeft
in
het
werk
van
Egill
Jacobsen
en
van
de
Nederlanders
Anton
Rooskens,
Eugène
Brands
en
Corneille.
Egill
Jacobsen
In
de
jaren
dertig
experimenteerde
de
Deense
kunstenaar
Egill
Jacobsen
in
zijn
schilderijen
met
vormelementen,
bijvoorbeeld
het
ruitpatroon,
maar
paste
die
anders
toe
dan
de
kubisten.
Toch
was
in
al
zijn
werk
het
kubisme
duidelijk
van
invloed.
De
maskers
die
Egill
Jacobsen
al
in
de
jaren
dertig
schildert
hebben
een
volkomen
andere
uitdrukking
dan
de
maskers
van
negers,
Eskimo’s
of
indianen.
Jacobsen
koppelt
zijn
maskers
los
van
de
Afrikaanse
maskers
en
ontwikkelt
een
maskertaal
die
verbonden
is
met
de
Deense
schildertraditie.
Ook
in
het
kleurgebruik.
Zijn
maskerschilderijen
hebben
een
enorm
theatraal
effect:
in
de
vroege
maskers
komen
de
tanden
duidelijk
uit.
Maar
de
tanden
in
het
werk
van
Jacobsen
zijn
anders
dan
die
in
de
maskerschilderijen
van
Picasso.
Picasso
schilderde
maskers
met
ontblote
tanden
in
een
gruwelijke
schreeuw.
Egill
Jacobsen’s
tanden
drukken
een
grote
levenslust
uit,
hartstochtelijke
vitaliteit
en
agressie
en
ze
vertonen
gelijkenis
met
onder
meer
de
drakekoppen
op
het
Osebergschip
in
Noorwegen.
Hij
weet
met
een
abstracte
vormentaal
een
sterke
figuratieve
impressie
van
het
masker
op
te
roepen.
Anton
Rooskens
Cobrakenner
Willemijn
Stokvis
schrijft
in
het
boek
‘De
taal
van
Cobra’:
“Anton
Rooskens
komt
de
eer
toe
het
water
uit
de
rotsen
te
hebben
geslagen,
want
zijn
in
1945
geschilderde
‘Les
gens
du
soleil’
betekende
het
eerste
signaal
van
een
serieuze
vormvernieuwing
in
Nederland”.
De
confrontatie
met
de
maskers
en
voorouderbeelden
uit
Nieuw‐Guinea
op
de
eerste
grote
naoorlogse
tentoonstelling
‘Kunst
in
vrijheid’,
die
plaatsvond
in
het
Rijksmuseum,
had
hem
tot
zijn
vormdoorbraak
gestimuleerd.
Aanvankelijk
ging
Rooskens
aandacht
uit
naar
‘Indiaanse
motieven’
uit
Zuid‐ Amerika,
maar
mede
onder
invloed
van
Picasso’s
‘Les
Demoiselles
d’Avignon’
uit
1907
richtte
hij
zijn
belangstelling
daarna
volledig
op
Afrika.
In
1954
maakte
hij
zijn
gedroomde
reis
naar
Midden‐Afrika,
maar
van
de
magie
die
hij
er
hoopte
aan
te
treffen
was
ook
toen
al
weinig
meer
te
bekennen.
Rooskens
liet
zich
er
vooral
boeien
door
de
natuur
en
de
kleurige
kleding
van
de
zwarte
bevolking.
Het
prachtige
‘Village
negre’
ontstond
in
een
reeks
van
schilderijen
en
gouaches
die
Anton
Rooskens
direct
na
zijn
inspirerende
Afrikareis
maakte.
Eugène
Brands
Eugène
Brands
was
al
vroeg
gefascineerd
door
primitieve
culturen.
“Wij
westerlingen,
zijn
eigenlijk
de
primitieven”
zei
hij;
“wij
vernietigen
alles.
De
zogenaamde
‘primitieven’
leven
veel
dichter
bij
de
natuur”.
In
1947
maakte
hij
een
serie
experimentele
‘primitieve’
maskers
waarin
hij
de
geheimzinnige
oerkrachten
van
het
universum
wilde
uitdrukken.
Twee
van
deze
maskers
zijn
bewaard
gebleden
en
opgenomen
in
‘Maskerade’.
Vanuit
diezelfde
belangstelling
verzamelde
Brands
authentieke
volksmuziek
en
rituele
voorwerpen.
In
de
oorlogsjaren
maakte
Brands
natuurgetrouwe
tekeningen
van
authentieke
maskers
op
verzoek
van
de
handelaar
in
etnografica
Louis
Lemaire.
De
zoon
van
Louis,
de
bekend
geworden
fotograaf
Frits
Lemaire,
fotografeerde
Eugène
Brands
in
1947
op
de
grond
gezeten
tussen
experimentele
maskertekeningen
en
kort
daarna
maakte
hij
foto’s
van
Eugène
en
van
zijn
vrouw
Toos
in
poses
met
de
door
Brands
gemaakte
maskers.
Dergelijke
maskers,
met
onder
andere
ingelegde
eierschaal,
maakte
hij
vlak
na
de
oorlog.
Corneille
Corneille
ontwikkelt
zich
in
de
Cobragroep
tot
een
kunstenaar
die
de
wereld,
zoals
hij
die
ziet,
aan
zich
voorbij
laat
trekken.
Hij
was
een
reiziger.
Al
vroeg
worden
er
vele
verbanden
tussen
zijn
werk
en
zijn
reizen
gelegd.
Na
de
oorlog
brak
zijn
reislust
door.
Samen
met
Karel
Appel
vertrok
hij
naar
Brussel.
Hij
reisde
naar
Denemarken,
naar
Frankrijk
(Parijs)
en
in
1947
naar
Boedapest.
In
1948
reisde
hij
naar
Noord‐Afrika,
naar
Tunesië
en
in
1949
naar
Algerije.
Noord‐Afrika
boeide
hem
vanwege
het
felle
licht
en
vanwege
de
tegenstelling
tussen
de
geometrische
strakheid
van
de
steden
en
de
organische
erosie
van
de
natuur.
De
barsheid
van
de
woestijn
had
aantrekkingskracht
op
hem.
Na
omzwervingen
in
Majorca
en
Italië
maakt
Corneille
eind
1956
zijn
eerste
grote
reis
naar
een
negental
Middenafrikaanse
laden.
Sindsdien
hield
Afrika
hem
in
de
greep.
Corneille:
“Er
is
een
groot
verschil
tussen
mijn
reizen
naar
Afrika
en
naar
andere
delen
van
de
wereld.
Afrika
is
magischer,
het
houd
je
meer
vast.
De
kleur
van
het
landschap,
de
bomengroei,
de
luchten
zijn
onvergetelijk”.
Pas
in
1992
keert
Corneille
terug
naar
Afrika.
Er
is
een
tv‐film
van
gemaakt.
Ook
in
die
tijd
ontstaat
zijn
grote
verzameling
van
Afrikaanse
kunst.
Dorpelingen
boden
hem
beelden,
maskers
en
deuren
van
graanschuren
aan,
die
hij
driftig
opkocht.
In
de
dorpscholen
trok
hij
met
kinderen
op
en
maakte
samen
met
hen
krijttekeningen
op
het
bord.
Corneille:
“Er
schuilt
een
enorme
vitaliteit
in
zo’n
masker.
Ze
halen
er
echt
krachten
uit
voor
het
hele
dorp.
Het
is
niet
zomaar
een
dans
(met
het
masker).
Het
is
de
vitaliteit
uit
de
vlakte
halen,
naar
het
dorp
toe.
Uiteindelijk
is
het
voor
mij
hetzelfde.
Er
schuilt
een
enorme
kracht
in
de
maskers
en
die
komen
mij
werkelijk
ten
goede”.
Corneille
is
nooit
zo
ver
gegaan
dat
hij
de
rituele
en
religieuze
betekenissen
van
de
Afrikaanse
kunst
heeft
gebruikt
om
er
een
betekenis
aan
te
geven
in
zijn
eigen
werk.
Daarvoor
was
hij
toch
te
zeer
de
poet,
de
dromer
die
de
werkelijkheid
wilde
vervormen
om
er
zijn
eigen
wereld
mee
te
maken.
Cobra,
de
historische
kunstbeweging
De
Cobrakunstenaars
zochten
na
WOII
vrijheid
in
hun
kunstuitingen.
Zij
waren
ervan
overtuigd
dat
die
vrijheid
onder
meer
gevonden
kon
worden
in
de
niet‐westerse
kunst,
waartoe
zij
ook
de
primitieve
kunst
rekenden.
Onder
‘primitieve’
kunst
verstonden
zij
de
stammenkunst
uit
Afrika,
Oceanië
en
van
Indianen
uit
Noord‐Amerika.
In
hun
werkwijze
poogden
zij
beelden
uit
het
onbewuste
naar
boven
te
halen
en
vormen
te
scheppen
die
verwant
zijn
aan
het
werk
van
primitieven.
De
Cobrabeweging,
die
maar
korte
tijd
bestond
(van
1948
tot
1951)
was
een
internationale
experimentele
kunstenaarsgroep.
Bij
de
oprichting
waren
aanvankelijk
Nederlandse,
Deense
en
Belgische
kunstenaars
betrokken.
In
de
korte
tijd
van
het
bestaan
sloten
zich
kunstenaars
uit
meer
Europese
landen
aan.
Vooral
door
de
1e
internationale
Cobratentoonstelling,
in
november
1949
in
het
Stedelijk
Museum
Amsterdam,
waarvan
iedereen
schande
sprak,
heeft
Cobra
bekendheid
gekregen.
Cobra
heeft
later
een
belangrijke
plaats
in
de
Nederlandse
en
internationale
kunstgeschiedenis
gekregen.
Het
doel
van
de
beweging
was
de
kunst
een
nieuwe
start
te
geven
en
daarbij
terug
te
grijpen
op
oorspronkelijke
creatieve
uitingen,
waarvan
zij
vormen
zagen
in
onder
meer
de
primitieve
kunst,
in
de
kindertekening,
in
uitingen
van
zwakzinnigen.
In
Nederland
was
de
moderne
kunst
tijdens
de
oorlog
stil
blijven
staan,
er
werd
nog
op
een
theoretisch
academische
wijze
les
gegeven
aan
de
kunstacademies
en
schilders
maakten
nog
steeds
‘klassieke’
modelschetsen,
stillevens
en
landschappen.
De
jonge
Karel
Appel,
Constant
en
Corneille
hadden
zulke
lessen
ook
gevolgd.
Na
de
oorlog
trok
eerst
Constant
naar
Parijs
en
kort
daarna
gingen
de
drie
vrienden
samen.
Constant
had
in
1946
in
Parijs
de
Deense
kunstenaar
Asger
Jorn
ontmoet,
die
in
Denemarken
lid
was
van
een
Deense
experimentele
kunstenaarsgroep.
Naar
dit
voorbeeld
richtten
de
Nederlanders
in
juli
1948
de
Experimentele
Groep
in
Holland
op,
waaraan
ook
Anton
Rooskens,
Theo
Wolvecamp,
Eugène
Brands,
Jan
Nieuwenhuijs,
Lucebert,
Jan
Elburg
en
Gerrit
Kouwenaar
deelnamen.
Het
doel:
Nederland
was
bevrijd
van
de
onderdrukker,
nu
de
kunst
nog.
Foto:
de
Experimentele
Groep
in
Holland,
in
feestelijke
uitdossing.
(Opgericht
in
juli
1948.
In
november
1948
ging
de
groep
op
in
de
Cobrabeweging.)
Staand
vlnr:
Anton
Rooskens,
Jan
Nieuwenhuijs,
Eugène
Brands,
Karel
Appel,
Theo
Wolvecamp.
Zittend
vlnr:
Corneille,
Gerrit
Kouwenaar,
Jan
Elburg,
Constant
(Lucebert
ontbreekt).
Foto
Ruud
Melchers.
Direct
na
de
oorlog
stelden
zij
zich
op
de
hoogte
van
de
internationale
kunstontwikkelingen.
In
Parijs
zagen
zij
afbeeldingen
van
het
werk
van
de
grote
vernieuwers
in
de
kunst:
Pablo
Picasso,
Paul
Klee
en
Joan
Miró.
Hun
werk
had
in
de
oorlog
grote
ontwikkelingen
doorgemaakt.
Ze
ontmoetten
er
de
Deense
kunstenaar
filosoof
Asger
Jorn
en
de
Belgische
dichter,
schrijver
en
theoreticus
Christian
Dotremont.
Op
8
november
1948
werd
in
Parijs
een
internationale
experimentele
groep
opgericht:
Cobra.
Samen
sta
je
immers
sterker
bij
het
bereiken
van
een
doel:
de
kunst
vernieuwen
door
te
experimenteren.
In
Denemarken
had
een
jonge
generatie
experimenteel
ingestelde
kunstenaars
(van
de
groepen
Høst
en
later
Helhesten)
voor,
tijdens
en
direct
na
de
oorlog
al
een
nieuwe
richting
in
de
beeldende
kunst
ontwikkeld
en
ingeslagen.
Deze
ontwikkeling
liep
vooruit
op
de
kunst
die
later
(in
november
1948)
tijdens
Cobra
zou
ontstaan.
De
Deense
kunstenaars
meenden
dat
hun
kunst
in
overeenstemming
was
met
de
internationale
kunstontwikkeling.
Tijdens
de
oorlog
bestuderen
Deense
kunstenaars
al
met
grote
gretigheid
primitieve
kunst.
Men
bezocht
regelmatig
de
collectie
van
het
Nationaal
Museum
te
Kopenhagen.
LF/04/2010