Sofie Van Heesvelde
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
HOOFDSTUK 1 – INLEIDING: DEFINITIE, DOELSTELLINGEN EN AANPAK §1. DEFINITIE: “GESCHIEDENIS VAN DE POLITIEK EN VAN HET PUBLIEKRECHT” A. GESCHIEDENIS 1. DE HISTORISCHE BENADERING IS EEN METAJURIDISCHE BENADERING Meta-‐juridische benadering = Het recht bekijken vanuit de geschiedeniswetenschap, vanuit een andere wetenschap (bv. sociologie, economie, filosofie, …) • Juridisch = Rechtelijk = Rechts-‐ (bron, boek, vraag) à “Het heeft met het recht te maken” zoals bv. notaris, wetboek, … à Het recht in zijn meest brede betekenis (niet alleen de rechtbank, maar ook verkiezingen, staatshervormingen, …) Bv. Het is strafrechtelijk verboden om je moeder te doden. » Juridique • Gerechtelijk = Rechterlijk à “Het heeft te maken met de rechtbank” zoals bv. advocaat, proces, procedure, dagvaarding, … Bv. Het café is rechterlijk gesloten; wil zeggen dat het door 1 specifieke rechter gesloten is. » Judiciaire à Alles wat strafrechterlijk is, is ook strafrechtelijk maar niet alles wat strafrechtelijk is wordt ook strafrechterlijk toegepast. Recht = Een geheel van regels en sancties waarmee we de maatschappij willen ordenen. • Sanctie = Elk gevolg die het recht koppelt aan gebeurtenissen (Straffen beschreven in het strafwetboek: boete, werkstraf, gevangenisstraf, rijverbod, … MAAR sancties zijn veel ruimer dan straffen bv. Je hebt geld geleend van de bank à intrest betalen aan de bank voor elke dag dat je te laat bent met het terugbetalen of bv. nietigheid van een bouwvergunning, …) • Niet geldig = Nietig, dus je moet er geen rekening mee houden. • Privaatrecht = De horizontale verhoudingen à onderlinge afspraken. • Publiekrecht = De verticale verhoudingen à machtsafspraken. >< Positief recht = Wat op een concrete plaats, op een concreet moment de concrete regel is. à Steeds plaats en tijdsgebonden, het hier en nu geldende recht. Bv. In België is de doodstraf afgeschaft, ze behoort niet tot het Belgische positieve recht. Paradigma = Een veronderstelling, een geheel van basisprincipes waarop een wetenschap gebaseerd is. Ze zijn nodig, ze zijn een fundament van een bepaalde wetenschap. Wanneer je dit fundament wegneemt valt de wetenschap in mekaar maar tegelijk is het een veronderstelling, ze kan dus toch verkeerd zijn. • Wetenschappelijk paradigma van het recht: we gaan van veronderstellingen uit, die eigenlijk fout zijn. Als we afstand nemen van het recht, zien we dat ze fout zijn. Maar in het recht moeten we ze toch aanvaarden. Bv. “Nemo censetur ignorare legem” = Niemand wordt geacht de wet niet te kennen DUS iedereen wordt geacht het recht te kennen à Is een absolute voorwaarde om ons recht te kunnen toepassen in de maatschappij. Dit is een veronderstelling die nodig is om het rechtssysteem te kunnen gebruiken.
2
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Rechtsgeschiedenis – Carl Friedrich Von Savigny (19e eeuw): De Historische Rechtsschule We moeten niet meer zoals eeuwenlang gebeurde allemaal Romeins recht studeren, maar we moeten het eigen recht van elke maatschappij studeren. Elk land heeft zijn eigen Volksgeist, het recht is de uitdrukking van de Volksgeist (Bv. Siësta is de volksgeest van de Spanjaarden). De staat maakt precies dat recht die de staat nodig heeft, het recht is het resultaat van een historische ontwikkeling. 2. RECHT EN GESCHIEDENIS DIENEN ELKAAR Geschiedenis “dient” recht Geschiedenis kan helpen voor … • Heuristiek = De wetenschap van het zoeken en vinden, de wetenschap die zich bezig houdt met de bronnen; op een juiste manier iets gaan vinden, de juiste bron detecteren. à Het zoeken en vinden van een toepasselijke bron. à Op een wetenschappelijke manier. ! Retroactiviteit: in strafzaken is dit toegelaten wanneer de nieuwe wet milder is; in burgerlijke zaken worden de regels toegepast die van toepassing waren op het moment van de feiten. Dus: kijken wanneer de feiten zich hebben voorgedaan, welke wet was er toen van toepassing? à Elke wet heeft zijn eigen historiek: de wetshistoriek. » “Tempus regit actum” = De tijd regelt de akte. » “Locus regit actum” = De plaats regelt de akte à “Locus regit formam acti” = De plaats regelt de vorm van de akte. Er moet dus een onderscheid gemaakt worden tussen de vorm (formeel element: de manier waarop je iets doet) en de inhoud (materieel element: wat je doet). Iets is geldig in het recht wanneer het zowel formeel als materieel geldig is, dus het moet naar de vorm en naar de inhoud geldig zijn. à Eenmaal formeel geldig, blijft het formeel geldig; de inhoud kan immers wel gewijzigd worden naar een ander rechtssysteem. Naar analogie: “Tempus regit formam acti” = De tijd regelt de vorm van de akte. Bis, ter, … wil zeggen dat men tussen een bepaald artikel een nieuwe wet heeft ingevoegd. Geconsolideerde wetgeving = Men kan ook middenin een wet een nieuwe bepaling invoegen (niet aan de hand van een bis-‐artikel), de oude tekst blijft wel bestaan maar er vindt een nieuwe aanpassing plaats à knip en plakwerk. Bevat de tekst zoals hij vandaag geldt, met toevoegingen en weglatingen. Probleem met heuristiek: Je moet de juiste toepasselijke norm vinden in de geschiedenis. • Interpretatie = Meer lezen dan er staat, iets echt goed begrijpen, iets gedetailleerder kennen dan het er letterlijk staat. Bv. Art. 1382 BW. – “Elke daad van de mens waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht aan degene door wiens schuld de schade is ontstaan, de schade te vergoeden.” Maar, wat is een daad? Wat als ik iets niet doe, is dat ook een daad? à Er kunnen verschillende interpretaties plaatsvinden. Hoe de juiste historische interpretatie nagaan? » Wetshistorisch: kijken naar de geschiedenis van de totstandkoming van die wet. 1. Wetsontwerp, initiatief dat uitgaat van de regering (UM) / wetsvoorstel, initiatief dat uitgaat van het parlement of parlementsleden (WM) 2. Memorie van toelichting (dient te gebeuren door de regering, dus bij een wetsontwerp; ze verklaren waarom ze die wet willen maken) = Exposé des motifs 3. Advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State (verplicht voor een wetsontwerp, facultatief voor een wetsvoorstel)
3
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
4.
•
•
Verslag van de parlementaire commissie, zorgen dat de tekst van de wet beter wordt. Ze leggen uit waar ze naartoe willen met die wet. 5. Amendementen = Een individuele akte, neergelegd in het parlement waarbij 1 of meerdere leden iets willen veranderen of verbeteren aan de wet. 6. (Artikelsgewijs stemmen + stemmen over de gehele wet à goedgekeurd? Dan is de wet definitief, moet wel nog bekrachtigd, afgekondigd en gepubliceerd worden.) à De RATIO LEGIS = De reden van de wet, het waarom van de wet (te vinden in de voorbereidende documenten). » Rechtshistorisch: kijken naar de volledige evolutie van het recht. à Nieuw probleem dat je probeert te vatten onder een oude wet. Bv. 1804, Burgerlijk Wetboek – Wanneer iemand door ingeslotenheid niet aan de openbare weg kan, heeft hij het recht om over de grond van iemand anders te gaan. Er is een recht van doorgang naar de openbare weg. 200 jaar later: Ingesloten boer, gespecialiseerd in akkerbouw; mag deze persoon ook met grote tractoren passeren? Hoe oplossen? Rechtshistorische interpretatie, ook kijken wat de UM en RM daar sindsdien mee gedaan hebben. In 1804 liet men een kar toe, ook al was er geen sprake van in de tekst, in 1950 laat men een tractor toe, … à Ook al zegt de wet het niet letterlijk, toch is het toegelaten voor zover het de normale exploitatie betreft. De oude wet wordt aan de geest van de tijd aangepast. ! Zie boek p. 3 – Enkele voorbeelden van rechtshistorische interpretatie. Extensieve interpretatie (breed) >< Restrictieve interpretatie (strikt) Inhoud van het recht “Verworven rechten” = Je hebt iets zodanig lang gedaan, in je macht gehad dat ze het je niet meer kunnen afpakken. Het is definitief, ze kunnen het je niet meer afpakken. à Door de historische evolutie is het recht verworven. Rol van de archieven: Als we ooit willen bewijzen wat onze rechten zijn, moeten we ze zwart op wit op papier hebben. In de Middeleeuwen kon je geen beroep doen op boeken, internet, … als we willen bewijzen dat we bepaalde rechten hebben, moeten we deze bewaren (bv. Belfort van Gent, het symbool van de stedelijke macht en vrijheid van Gent + in de meest versterkte kamer stond er een koffer waarin de rechten van de stad zaten à was het begin van archivering). Inhoud van de feiten Bv. Negationismeprocessen, het ontkennen van de holocaust. à De rechter kan een expert / college van experten aanduiden (= gerechtelijke expertise), deze zal oordelen of het een degelijk wetenschappelijk onderzoek is dat op waarheid gebaseerd is of dat het op negationisme gebaseerd is. Deze expert maakt daarvan een verslag, dit verslag is een onderdeel van het procesdossier. De rechter kan en mag met dit verslag rekening houden, is daartoe niet verplicht. De juridische waarde van een expertise is zoals die van een advies.
Recht “dient” geschiedenis Wat we in de geschiedenis terug vinden is voor een groot deel juridisch geregeld (de instellingen). De belangrijkste bijdrage: De geschiedenis kan maar wetenschappelijk verantwoord zijn, als de historicus zich baseert op bronnen, hij moet de waarheid van het verleden achterhalen.
4
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Historische bronnen • Geschreven bronnen » Niet-‐juridische bronnen (bv. het dagboek van Anne Franck) »
Juridische bronnen » Rechtsbron » Formele rechtsbronnen = De vorm waarin het recht tot stand komt. ü De wet Ø Materiële wet = Elke norm die uitgaat van een OH. Ø Formele wet = Elke norm die uitgaat van de WM. (zijn de enige die de vorm hebben van een wetgevende akte) ü Rechtspraak – Geen precedentwerking in België! Maar toch formele bron van recht omdat er geleidelijk een regel kan ontstaan à Vaste rechtspraak, door vele toepassingen creëert men een bijkomende regel. ü Rechtsleer / doctrine – Geleerden schrijven hun mening over wat men kan verbeteren of veranderen in de huidige stand van het recht. ü (Gewoonte) à Ongeschreven! ü (Algemene rechtsbeginselen) à Ongeschreven! » Materiële rechtsbronnen = De inhoudelijke rechtsbron, nl. de inhoud van ons recht, van onze rechtsregels. Impulsen die inhoud geven aan het recht. Bv. “Rechts rijden” à rechts is goed, komt uit de religie. Bv. Een concreet ongeval / probleem zorgt ervoor dat er een wet gemaakt wordt. Bv. Politiek, ideologie, religie, … geeft inhoud aan het recht: communisme heeft geen private eigendom. »
•
Rechtstoepassing (bv. Akte van burgerlijke stand, weten wanneer die bepaalde persoon geleefd heeft; een testament, weten wat personen bezaten in een bepaalde tijd; een boedelbeschrijving; getuigenissen; vonnissen; wetten; overeenkomsten; …) Ongeschreven bronnen (bv. archeologische bronnen zoals een muntstuk, iconografische bron zoals een fresco)
3. CONTINUÏTEIT Er is een continue evolutie in het recht, het recht staat nooit helemaal stil. Die beweging is doorheen de eeuwen, maar ook doorheen de dagen. Het is bijzonder uitzonderlijk dat het recht op korte termijn volledig wijzigt, in dat geval zou men kunnen spreken van een revolutie. (Bv. De Franse Revolutie – op korte termijn is het recht fenomenaal gewijzigd, maar zelfs in dit geval is er veel gebleven.) Revoluties komen quasi niet voor, meestal verandert er telkens een beetje, maar niet alles. Bv. De Belgische revolutie – revolutie met een pragmatisch conservatisme: ze hebben heel veel behouden, er is slechts verandert waar men op concrete punten problemen mee had. à Evolutie is de regel, revolutie is de uitzondering. Materiële continuïteit Bv. Pastoorsakte wordt een notariële akte (testament). Bv. Het huwelijk is inhoudelijk nog steeds hetzelfde maar formeel was het vroeger een kerkelijk huwelijk en vandaag is het noodzakelijk een burgerlijk huwelijk. Maar dit is geen volledige breuk, je kan nog steeds kerkelijk huwen maar het is verplicht om ook burgerlijk te huwen. Bv. Armenzorg van kerk naar staat (OCMW).
5
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Formele continuïteit Bv. Het eigendomsrecht, de wet is niet veranderd maar de inhoud ervan wel. à Wat we werkelijk doen is iets anders dan wat er letterlijk in staat. Het wettelijke land versus het werkelijke land • Het werkelijke land = Wat er in de realiteit gebeurd, de “echte” waarheid. • Het wettelijke land = Het staat letterlijk in de wet. Er is een wettekst die dit bepaald. Bv. Wettelijke meerderjarigheid is 18. ≠wettig = geldig, rechtmatig, in overeenstemming met het recht, juridisch correct, niet nietig. ! Er bestaan wettelijke bepalingen die niet wettig zijn. Zo zijn er regels die al heel lang bestaan, die nooit afgeschaft zijn maar eigenlijk niet meer afgedwongen worden. Materieel is het dus geen regel meer. Bv. Schuttersgilden – vroeger hadden deze privileges, nu is hun rol onbelangrijk geworden. In het werkelijke land spelen ze geen rol meer maar werkelijk zijn ze nog steeds hetzelfde gebleven. Hun inhoud is dus gewijzigd maar hun vorm niet. Continuïteit en conservatisme? • Micro-‐vlak Bv. De advocaat zal beslissen om een partij al dan niet te verdedigen. Bv. De bedrijfsjurist beslist wat het beste is voor het bedrijf. Juridisch gezien kunnen we vaak meerdere standpunten innemen, het recht is niet zwart of wit. • Macro-‐vlak In het maken van de regels zelf, niet in de concrete toepassing ervan. Vanuit een ideologie kan men een wet aanpassen (bv. Socialisten, eind 19e eeuw). » Speerpuntfunctie = Vernieuwing, de progressieve inzet van het recht. » Dekmantelfunctie = Streven naar behoud, conservatisme. We gaan het recht gebruiken om de huidige maatschappelijke functie te vrijwaren. 4. HISTORISCHE KRITIEK Het wettelijke land blijft soms jaren onveranderd, maar dit houdt ons niet tegen om het werkelijke land aan te passen. Papier is gewillig. Je mag nooit alleen kijken naar de norm, ook naar de rechtspraak en rechtsleer kijken. Law in action Bv. Gent, 1450 – De schepenen bepalen dat iedereen die een diefstal pleegt de hand wordt afgehakt. Dit wordt neergeschreven, het wordt een wet. Het wettelijke land verandert niet meer tot de Franse Revolutie (tot 1795). De praktijk wijkt echter soms af van de regel, het werkelijke land is niet altijd hetzelfde als het wettelijke land. 1. Er komt een nieuw processysteem op, nl. de inquisitoire procedure (= de OH gaat zelf op onderzoek uit >< Accusatoire procedure = de benadeelde moet zelf een proces voeren tegen de persoon die hij verdenkt) à In werkelijkheid zijn veel diefstallen totaal niet vervolgt, het recht werd vaak niet toegepast. In theorie moet elke diefstal vervolgd worden, maar in praktijk komt dit niet altijd voor omdat de kost voor de benadeelde te hoog is (bv. gestolen fiets kostte 20 euro, het proces kost 2000 euro). 2. Vaak komt er een verzoening tot stand tussen beide partijen, dit houdt in dat er geen strafproces komt (dit is vandaag niet meer mogelijk vanwege het inquisitoire systeem). 3. Compositie = Het is een akkoord tussen de vervolgende instantie en de verdachte om verder geen proces te voeren mits betaling van een geldsom. De rijken konden hun proces dus afkopen. à Pure klassenjustitie >< FR. Revolutie: iedereen is gelijk voor de wet, afschaffing van compositie. ! Vandaag wel gedeeltelijk terug: minnelijke schikking mogelijk voor sommige misdrijven.
6
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
4.
Afkopen van de straf, in de plaats van werkelijk het vonnis te ondergaan kon men mits een betaling van een geldsom kon men een alternatief vonnis krijgen. Je kon een metalen vuist laten maken met een metalen bord bij (met tekst op + gegevens van de veroordeelde), hangt er altijd dus je geeft mensen altijd een boodschap mee. Functie van deze straf? Afschrikken. Bv. WOI en WOII – Collaborateurs, mensen die meegewerkt hebben met de vijand. Hierop staat de doodstraf. Na WOI zijn er enkele duizenden mensen vervolgd maar is er niemand effectief geëxecuteerd voor collaboratie. Na WOII zijn er ongeveer 2000 mensen veroordeeld en zijn er ongeveer 240 mensen effectief geëxecuteerd. à Wijst erop dat de toepassing van de wet van tijd tot tijd zeer kan verschillen. Ieder individu in België kan naar het Grondwettelijk Hof stappen en zeggen dat een bepaalde wet discriminerend is. Je kan elke wet aanvechten voor het GwH., je mag dus kritisch zijn tegenover elke wettekst. Bv. Discussie over het afschaffen van het verschil tussen arbeiders en bedienden. Het GwH. heeft beslist dat het in de 21ste eeuw niet meer verantwoord is om dat onderscheid te maken. Ondertussen is er een akkoord tussen werkgevers en werknemers om een nieuwe wet te maken. 5. GESCHIEDKUNDIGE ACHTERGROND Recht is cultuur – Culturele tijdsvakken Prehistorie – Antieke cultuur – Germaanse verhuizingen – Burchten en heren – Steden – Christelijke ME – Renaissance – Verlichting – Romantiek – Wereldoorlogen – Globalisering Recht is macht – Politieke tijdsvakken Rome – Merovingers – Karolingers – Feodaliteit en territoriale vorstendommen (Graven van Vlaanderen / Hertogen van Brabant) – Bourgondiërs – Spaanse tijd – Oostenrijkse tijd – Franse revolutie en Napoleon – Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (Hollandse periode) – België (unitair en federaal) Rechtsgeschiedenis Gewoonterecht à Receptie1 à Nationale wetboeken à Globalisering, Europasering, internationalisering 6. HISTORISCHE KENNISMAKING MET DE FACULTEIT 11e eeuw – Bologna, de kiem van het Europese rechtsdenken. 1425 – Leuven, de 1e universiteit in de Nederlanden (Bourgondische periode – topperiode in onze culturele ontwikkeling). Van in het begin zijn er 2 rechtsfaculteiten: Romeins recht (het wereldlijke recht, het recht van de samenleving) à de faculteit van het civiele recht en canoniek recht (het recht van de katholieke kerk). Einde AR – Afschaffing van de universiteit van Leuven want was een katholieke instelling (later terug opgericht). Hollandse periode, 1817 – Oprichting van de Gentse Rijksuniversiteit. Hyppolyte Metdepenningen, de 1e afgestudeerde van de Gentse Rijksuniversiteit; is vervolgens advocaat geworden aan de balie van Gent, hij heeft altijd het vrije woord voorgestaan. Hij is verschillende keren verkozen tot de stafhouder van de orde van de Gentse advocaten. 1930 – Mogelijkheid om lessen te volgen en examens af te leggen in het Nederlands. Daarvoor Latijn à Verfransing à Vernederlandsing. 1 Receptie = Het opnemen in het recht van elementen van Romeins recht.
7
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
1991 – Autonome Universiteit Gent. Hiermee wou men onderstrepen dat we echte vrije denkers zijn. Dat we autonoom mogen denken, schrijven, zeggen wat we willen. Standpunten mogen ingenomen worden in allerhande richtingen. Er is geen kerk meer die zegt wat de juiste richting van denken is. B. POLITIEK “Polis” (> Grieks) = Het publieke leven. In elke samenleving, in alle relaties tussen mensen ontstaat er macht; macht wordt overal uitgeoefend. De ene kan de andere iets laten doen tegen zijn zin. De overheid heeft een machtsmonopolie, de OH is de enige die macht mag gebruiken in onze maatschappij (bv. Iemand in de gevangenis opsluiten). Wanneer macht wordt uitgeoefend in de publieke ruimte krijgen we een overheid en onderworpenen. Gezag = Een gelegitimeerde macht, we aanvaarden de macht en respecteren dit. De regels van het publiekrecht worden zelf bepaald door de machthebbers, maar de machthebbers zijn ook onderworpen aan de regels. De regels zelf van het publiekrecht is gestolde politiek. Het is de politiek zelf die bepaald heeft hoe ze het gaan doen, eenmaal de regel bepaald is, is men er aan gebonden. Politiek in de meest brede zin • Positieve betekenis: De ideale samenleving, we streven naar het goede. • Negatieve betekenis: Partijpolitiek. Belgisch juridisch begrip “politiek” Politieke misdrijven, moeten behandeld worden door het Hof van Assisen. Dit is omdat er een jury zit, dit is de emanatie van de natie (symbolische vertegenwoordiging van het volk). à Quasi geen politieke misdrijven. Gecoördineerde tekst = Een tekst die compleet op orde wordt gezet, een tekst die structuur krijgt. Inhoudelijk wordt er echter niets veranderd. De oude artikelen krijgen nieuwe nummers. Bv. 1 – 2 – 3 – 4 – 5 – 6 in plaats van 1 – 2 – 2bis – 3 – 4 – 4bis – 4ter – 5 – 6 (Zie concordantietabel in wetboek, na de grondwet) C. PUBLIEKRECHT 1. WAT IS PUBLIEKRECHT? Rechtshandhaving = Elk middel dat wordt ingezet om de regels van het recht te doen respecteren. Publiekrecht = De verticale relatie van onderwerping van rechtssubjecten aan het recht, maar ook de relaties tussen overheden onderling. De grondwet omvat 2 soorten bepalingen: 1. Het staatsrecht (de essentie van het publiekrecht à Publiekrecht sensu stricto) à Organisatie van de instellingen (werking, samenstelling, …) 2. Fundamentele rechten à “De Belgen en hun rechten” Maar het publiekrecht omvat veel meer dan enkel de grondwet: Het strafrecht, het fiscaal recht, administratief recht (alles wat te maken heeft met de UM à Bestuursrecht), procesrecht (als we kijken naar de manier waarop we procederen is het publiekrecht want je procedeert met de overheid, kijken we naar de kiem van het probleem dan is het privaatrecht want het betreft een geschil tussen burgerlijke partijen), het volkenrecht (internationaal publiekrecht), …
8
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
à Het onderscheid maken is vaak problematisch: • Niet duidelijk • 1 probleem kan verschillende tentakels hebben in verschillende takken van het recht. Bv. Ongeval, iemand rijdt een kind aan à Publiekrechtelijk want het is een misdrijf (weliswaar onopzettelijk) dus het OM zal u aanklagen + Privaatrechtelijk want de ouders van het kind kunnen een schadevergoeding eisen (fout à schade = BA / AA / AOD). Bv. Koop, geregeld in het BW dus is privaatrechtelijk, waarin we het principe vinden dat stelt dat de prijs vrij te bepalen is MAAR publiekrecht kan ook een invloed hebben want zij kunnen bepaalde prijzen vastleggen zoals bv. de broodprijs. Bv. Exceptie van openbare orde = Een verweermiddel door de openbare orde in te roepen, de basisafspraken die absoluut niet overschreden mogen worden. Regels van openbare orde zijn zo fundamenteel dat wanneer je een overeenkomst tussen 2 personen maakt die strijdig zijn met openbare orde, dat je ze niet kan afdwingen. De openbare orde wordt gecontroleerd door het openbaar ministerie, wanneer zij hierop stuiten dan kunnen zij een vordering instellen. à Er is dus geen absolute scheiding tussen privaat-‐ en publiekrecht. Belang van het onderscheid tussen privaat-‐ en publiekrecht • Bevoegde rechtbank • Heuristiek • Terminologie: in verschillende takken van het recht kan een begrip een andere betekenis hebben. • Denkcategorieën: elke tak van het recht heeft zijn eigen interpretatiewijzen, eigen manier van redeneren. Bv. In het privaatrecht geldt de goede trouw (ruime interpretatie), in het publiekrecht daarentegen gaat men heel strikt gaan interpreteren. Hoe maken we het onderscheid tussen privaat-‐ en publiekrecht? NIET kijken naar de aard van de partijen! Want de overheid kan ook “slachtoffer” zijn, bv. Stad Gent versus autobestuurder die in de bibliotheek rijdt à Relatie van burgerlijke aansprakelijkheid. OF omgekeerd: Overheid die schade aanricht aan een burger bv. Voorlopige hechtenis maar achteraf blijkt dat die persoon onschuldig is. OF een overheid die aan een andere overheid schade aanricht. Naar wat dan WEL kijken? • Kijken waarom we de regel invoeren à Wat is het doel, nut van de regel: Algemeen / Particulier? Bv. De overheid koopt een huis = Privaatrechtelijk, maar voor een publiek doel? Blijft privaatrechtelijk. • De overheid is de enige die geweld mag gebruiken à Machts-‐ of geweldmonopolie. Bv. Onteigeningsprocedure. Hof van Cassatie Kijk niet naar het organiek criteria, maar naar het functioneel criteria à Degene die hier en nu handelt, handelt deze in functie van de overheid / als een overheid? à Je handelt als een overheid wanneer je een derden bindende beslissing neemt (publiekrecht). » Derden bindende beslissing = Alle derden zijn door 1 beslissing gebonden. Voorbeeld – BIAC Betreft de uitbating van de luchthaven van Zaventem; is een onderneming in het privaatrecht (! Is geen overheid). Al is BIAC geen overheid, soms handelt het als een overheid. Soms is het dus een functionele overheid want BIAC kan derden bindende beslissingen nemen. BIAC heeft beslist hoe groot de bagage mag zijn van de passagiers à Staat in hun reglement, dit is een derden bindende beslissing dus het is publiekrecht, dus daartegen procederen kan via de RvSt.
9
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
2. ONTSTAAN VAN HET PUBLIEKRECHT Theoretisch onderscheid Terminologie • Romeins Recht > “Poplicus” wordt publicus = het volk. »
•
•
Geen onderscheid tussen rechtstakken, wel gebruiken ze publicus voor het onderscheid tussen privaat en publiek nut. » Ius Publicum Middeleeuwen – Kerkvaders (intellectuele ontwikkeling van Europa) » Isodorus van Sevilla – Etymologiae: Gebruikt de kennis van de Romeinen om begrippen uit te leggen. Zo maakt ook hij het onderscheid tussen privaat en publiek nut. In de kerk ontwikkelt zich dus recht. » Gratianus (12e eeuw) – Decretum Gratiani: Gestructureerd, samenvattend overzicht van al het kerkelijk recht. Lex = Een wet: is een regel die we maken voor het algemeen belang, voor het publieke belang. We zien de term publiek dus weer verschijnen, maar het is niet te vergelijken met de democratische wetgeving. Vroegmoderne tijd – Vanuit het kerkelijke recht wordt de term publiek overgenomen in het wereldlijke recht (De Franse koning – “L’état c’est moi”) à “Droit public” wijst er formeel op dat het door de overheid is opgelegd, dat het van de koning uitgaat.
Onderscheid bij ons ontstaat in de vroegmoderne tijd • 16e eeuw – Philips Wielant Wat hij geleerd heeft aan de universiteit in het Latijn stemt niet overeen met de praktijk in Gent, hier worden bv. contracten in het Vlaams afgesloten en niet in het Latijn. Hij beschreef ons recht met de termen uit het Romeinse recht, hij heeft het recht gelatiniseerd, hij heeft een rechtsjargon gecreëerd zodat men in alle streken de termen op dezelfde manier begrijpen. Tevens beschreef hij in zijn boeken stap voor stap hoe een proces in zijn werk gaat.
•
•
» Pratiké criminele » Pratiké civile à Hij gebruikt, vermeldt voor het eerst de term publiekrecht. 17e eeuw – Antonio Perez Doceert in Leuven Romeins recht en hij schrijft een volledig boek over publiekrecht. Daaruit blijkt dat minstens in de geest van de geleerden er al een onderscheid gemaakt wordt tussen privaat-‐ en publiekrecht. 18e eeuw – Eerste Leerstoel De creatie van een vak aan de universiteit van Leuven dat publiekrecht heet.
Onderscheid in de praktijk In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd ontstaat wel het idee dat we een onderscheid moeten maken tussen privaat-‐ en publiekrecht maar in werkelijkheid zien we dat er slechts 1 recht is dat op iedereen van toepassing is. à Patrimoniumgedachte = De publieke macht wordt beschouwt als privaat bezit. Eeuwenlang beschouwde de publieke machthebber de publieke macht als privaat bezit. à Dit zowel op “internationaal”, nationaal als op lokaal vlak. à Zo worden jonge kinderen uitgehuwelijkt aan andere families zodat men de macht kan behouden, ook zijn oorlogen grotendeels familiale kwesties, …
10
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Voorbeeld: De Blijde intrede De nieuwe graaf in Vlaanderen en de nieuwe hertog in Bourgondië werden automatisch aangeduid door erfopvolging. • Vlaanderen De nieuwe graaf moet een blijde intrede doen in de belangrijkste steden. Ze gaan naar de kathedraal en vieren een eucharistie, vervolgens komen ze buiten uit de kathedraal en gaan ze naar de markt waar de graaf plaatsneemt op het podium. De volksvertegenwoordiging belooft de graaf goed te dienen mits de graaf ook hun rechten respecteert. De graaf belooft trouw dat hij hen zal beschermen en hun rechten zal respecteren. à Heel dom, want er staat niets op papier. • Hertogdom Brabant Hetzelfde gebeuren maar de volksvertegenwoordiging eist dat hun rechten gerespecteerd moeten worden. De hertog ‘ondertekent’ een document, hecht zijn zegel aan het ‘contract’. Dit betreft een verdragsmonarchie, het staat zwart op wit dat de rechten gerespecteerd moeten worden. à De voorloper van onze grondwet, 1 van de eerste en belangrijkste constitutionele teksten in de Nederlanden. àVerdragsmonarchie. De hertogen aanvaarden de wederzijdse overeenkomst, dit is een beperking van de macht. We krijgen als het ware een splitsing tussen publiek-‐ en privaatrecht. à Beloven het land geheel en ongescheiden te houden. De eigendom moet in de Brabantse familie blijven, mag nooit verdeeld of verkocht worden aan buitenstaanders. Het is de eerste beperking op de patrimoniumgedachte en hiermee de eerste regel van publiekrecht. Uittreksel van de tekst – enkele begrippen. Gheloven = Beloven Wi = Hertogen Hen = Staten Oeren = Erfgenamen Tochte = Vruchtgebruik Rechtshistorische oorzaak? (Eerder juridisch “middel”) Receptie van het geleerde recht Nieuw systeem: Je kan aan de universiteit recht leren, men moet kiezen tussen Romeins of Canoniek recht. • Civilisten: Bestuderen het corpus iuris civilis (CIC) van Justinianus. »
Instituten = Leerboek dat bestaat uit 4 boeken: Personen (Boek 1), Goederen (Boek 2), Op welke wijze kunnen personen goederen verhandelen (Boek 3) & Procesrecht (Boek 4) à Burgerlijk wetboek (Boek 1, 2 en 3) + Gerechtelijk wetboek (Boek 4). • Canonisten: Bestuderen het recht van de kerk; Corpus iuris canonici. Gelijkenis: Hiërarchische structuur, zowel in het canonieke recht als in het civiele recht. De kerk en het Romeinse Rijk zijn dus voorbeelden van staatsstructuren. Men bestudeert het systeem van een publiekrechtelijke organisatie. Inzet door ‘soevereine’ vorsten ! De vorst zelf is niet gebonden door de wetten. Wat vroeger ongeschreven gewoonterecht was heeft men opgetekend in het recht (= codificatie). Homologatie = Kracht van wet geven, afdwingbaar maken. De normen die de vorst oplegt zijn vooral vormen van machtsbevestiging en machtsuitbreiding. Zelfs wanneer de wetgever op het terrein komt van het privaatrecht, dan doet hij dat vanuit een publieke bekommernis, hij doet het omwille van de macht. Daarmee regelt hij de macht.
11
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
De norm richt zich niet tot de gewone man maar tot de rechter (het normadressaat). De vorst wil hiermee concrete richtlijnen geven aan de rechters, zodat de rechtbanken niet overbelast raken, discussie vermijden, … Hij voert een hiërarchie van de wet in: Wet > Gewoonterecht à meer rechtszekerheid. De vorst zijn grootste bekommernis betrof zijn eigen publiekrechtelijke instellingen, organen en niet het volk. §2. DOELSTELLINGEN VAN DEZE CURSUS A. PUBLIEKRECHTELIJKE BASISBEGRIPPEN Juridische terminologie is strikt! Maar hoe precies het begrip ook is in het recht, het kan doorheen de geschiedenis evolueren. Bv. Monarchie – België is een monarchie, we hebben een koningshuis. Maar de monarchie zoals ze vorm en inhoud gekregen heeft in 1789 is anders dan voor de Franse revolutie, nu is er sprake van een constitutionele monarchie. Dé monarchie bestaat dus niet, en dé democratie bestaat niet want we hebben een vertegenwoordigingsdemocratie. à We hebben een mengvorm van monarchie, democratie, meritocratie en oligarchie. Een begrip moeten we vanuit zijn historische context kennen om het goed te begrijpen. à Kijken in de wet wat men zegt over de definitie van het begrip. De eerste inhoudgever aan een juridisch begrip is de wet maar ook de RS en de RL spelen hierin een rol qua interpretatie. Bv. 1831 – “Alle Belgen zijn gelijk voor de wet” à De inhoud die we hieraan geven is veranderd. • Mannen >< Vrouwen: Vroeger hadden alleen de mannen stemrecht. • Fransen >< Vlamingen: Vroeger waren alle wetteksten Franstalig. • … à A fortiori mag je dan zeggen dat een begrip een andere betekenis zal krijgen wanneer het uit het vreemde recht komt. A pari = Naar analogie à Een gelijke situatie moet gelijk geregeld worden. A fortiori = Des te meer A contrario = In tegendeel Legal Transplants = Receptie / overname; 2 soorten. • DIRECT = Rechtstreekse receptie, een vreemde machthebber komt zijn vreemd recht bij ons invoeren. Bv. De Fransen hebben hun rechtbanken en wetboeken hier ingevoerd en wij hebben het behouden. • INDIRECT = Onrechtstreekse receptie, we nemen vrijwillig vreemd recht over. We vinden een goede regel in een ander recht voor een probleem dat we zelf niet kunnen oplossen. Bv. Romeins Recht Bv. Anglo-‐Amerikaans Recht Samenvattend: Door de geschiedenis heen geven we inhoud aan een begrip.
12
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Voorbeelden Rechter > Iudex (Lat.) > Richter, ze geven richting, leiden, besturen, … Oorspronkelijke betekenis is dus een bestuurder. Eerder de UM in plaats van de RM zoals vandaag. à Ze gaan naar de vorst als bron van recht. De vorst geeft de bevoegdheid aan een ondergeschikte, aan een rechter. Hij is een vorstelijk vertegenwoordiger en komt naar het dorp waar er een probleem is. De oude mannen van het dorp kwamen samen wanneer er een probleem was, ze palaverden hoe ze het probleem het best konden oplossen aan de hand van het gewoonterecht. De rechter roept de oude wijze mannen samen (maant de rechtbank) en vraagt om de verdachte te beoordelen (Hij stelt dus de vordering in). De oude mannen beslissen, het is het eigen volk dat beslist over zijn medevolk. Eens de beslissing genomen is, is het aan de vertegenwoordiger om de beslissing uit te voeren. à Schout (> Schuldeiser), amman (> Ambtman), Meier (> Major, burgemeester), Baljuw, … à Die rechter is eigenlijk de voorloper van het openbaar ministerie (de procureur des konings – de vertegenwoordiger van de vorst). à Vroeger: vervolgende partij >< Nu: veroordelende partij; Er is dus een evolutie. Staat > Status Rei Publicae = De toestand van de publieke zaak à Hoe ziet onze openbare samenleving eruit? > Status = Toestand à De publiekrechtelijke organisatie. Werd een generieke term van elke algemene organisatie – Voorwaarden: • Je moet een grondgebied hebben. • Er moeten inwoners zijn, een bevolking. • Er is een gemeenschappelijke publieke zaak, ze zijn georganiseerd, er zijn instellingen. Er is een aanvaard gezag. 4e element: moet erkend zijn door andere staten. (1648 – De geboorte van het hedendaags internationaal publiekrecht.) Natie > Nasci = Van nature à Aanvoelen alsof men gemeenschappelijke elementen heeft. We voelen ons verbonden, dat we 1 geheel vormen met een gemeenschappelijke taal, een gemeenschappelijke geschiedenis. Maar het is zeker niet gestructureerd zoals een staat. Art. 33 GW. – “Alle macht gaat uit van de natie”: inhoudsloos, de natie bestaat niet. Volk à Geen juridisch maar etnologisch begrip. B. RECHT ALS INSTRUMENT VAN DE MACHT Recht is het resultaat van machtsfactoren. Publiekrecht a fortiori want: verticale verhouding. Door in het publiekrecht iets op een ander niveau te regelen (in de grondwet, in bijzondere wetten, …) ga je het sterker verankeren, meer macht geven. Zowel privaat-‐ als publiekrecht: “Social engineering” Bv. Als je de werknemer meer rechten geeft, dan is dat dankzij de socialisten à De politiek heeft invloed op de horizontale verhoudingen.
13
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
C. INZICHT LEIDT TOT RELATIVERING EN KRITIEK Recht wordt bepaald door … • Politieke macht: Recht is gestolde politiek. • Cultuur, klimaat, taal, geografie, … • Toeval: Bv. Geen rol van het Romeins recht in common law. Houding van de jurist: Conservatief – Progressief Bv. Unicameralisme versus bicameralisme » Thorebecke – Niet kennen! Bv. Segregatie – Brown versus board of eductation, Supreme Court: “Segregatie is een inbreuk op de gelijkheid” à Verandering van de interpretatie van de grondwet (vroeger: heel statisch >< midden jaren ’50: dynamisch, we passen ons aan aan de moderne maatschappij). à De geschiedenis van het publiekrecht is een verhaal van trial and error. D. MIJLPALEN EN CULTURELE BAGAGE • Déclaration des droits de l’homme et du citoyen. • Sint Ivo, patroonheilige van de juristen: De grondlegger van “pro deo voor god en voor de heilige Ivo” = Als je een goede Christen wil zijn, als je een goede jurist wil zijn, vergeet dan de drang om daar geld mee te verdienen. • Gerechtigheid van Cambyse – Rechtspraak 17e eeuw. E. TENDENSEN: “L’HISTOIRE SE RÉPÈTE … MAIS JAMAIS DE LA MÊME FAÇON.” Soorten • Rechtlijnig, opgaand (bv. Specialisering, globalisering, verschriftelijking, …) • Recurrent • These-‐antithese-‐synthese: Hegliaanse dialectiek à We zitten in een toestand, deze toestand zou beter kunnen, we willen veranderen (van zwart naar wit). Resultaat? We blijven met iets zitten in de grijze zone, een deel van het oude en een deel van het nieuwe. à Altijd nuanceren. F. JURIDISCHE EN ANDERE LEGITIMATIES De inkleding van macht en recht is juridisch rationeel, maar er zijn nog vele andere legitimaties van de macht. Dit mogen we als jurist niet uit het oog verliezen. Met het recht alleen kan je niet alles vatten. Max Weber – Waarom accepteren mensen gezag? 3 redenen om een gezag te legitimeren: • Charismatische legitimatie Uitstaling van een persoon waardoor we eerbied van hem hebben. (bv. Uniform van een politie-‐ agent). » Passief: De ene heeft uitstraling, de andere niet – Bv. Herman Van Rompuy versus Obama. » Actief: We doen iets aan het charisma van die persoon – Bv. Hitler Risico? Als je charisma van je figuur faalt, dan faalt je gezag.
14
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht •
•
Traditionele legitimatie Vaak wordt de macht aanvaard uit traditie. Waarom zouden we veranderen als we het al altijd zo gedaan hebben? Probleem? “Le roi est mort, vive le roi” à Opvolging, wanneer de laatste koning geen erfopvolger meer heeft zit je met een dynastiek probleem. Rationele legitimatie Het zit rationeel, juridisch in mekaar, dan geloven we het. Probleem? We denken teveel dat als het juridisch in orde is, dat het algemeen in orde is.
Extra legitimatie: (actieve) propaganda. §3. AANPAK A. AFBAKENING VAN HET TERREIN 1. CHRONOLOGISCH Ratione Temporis = Voor wat betreft de tijd. 2. GEOGRAFISCH Ratione loci – “Vlaanderen” à Afhankelijk van het tijdstip zal Vlaanderen een etiket zijn met een andere lading. • Vandaag: Vlaams gewest, Vlaamse gemeenschap, … • AR: Graafschap Vlaanderen (omvat zo ongeveer Oost-‐ en West-‐Vlaanderen + Frans Vlaanderen + Zeeuws Vlaanderen) >< Brabant >< Prinsbisdom Luik. • AR: Graafschap Vlaanderen zelf is steeds onderverdeeld in 2 delen à Rijks-‐ (= Keizersvlaanderen, werd juridisch geacht bij het HRR te behoren, betreft het Oosten van de Schelde) en Kroonvlaanderen (= Koningsvlaanderen, werd juridisch onder de Franse kroon gezien, betreft het Westen van de Schelde à Tweetalig: Vlaanderen Wallingant en Vlaanderen Flamingant) Ratione loci • Vandaag: België • Vroeger: Zuidelijke Nederlanden 3. THEMATISCH Ratione materiae: Staatsrecht, fundamentele rechten en vrijheden, strafrecht, fiscaal recht en administratief recht.
15
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
HOOFDSTUK 2 – DE FUNDAMENTEN UIT DE OUDHEID §1. DE OUDSTE BOUWSTENEN VAN HET PUBLIEKRECHT A. DE BAKERMAT AAN DE MIDDELLANDSE ZEE Nu: rationele legitimatie >< Vroeger: charismatische en traditionele legitimatie à Vooral religieus, Gods wil is wet (charismatisch) + Het gewoonterecht 2000 jaar geleden (traditioneel). • Religie à Jeruzalem • Ratio, filosofie à Athene • Recht à Rome Men is al heel vroeg in stedelijke kernen gaan wonen, waardoor men veel makkelijker specialisatie ontwikkelt (bv. professionele bakker, melkboer, scholen, …) >< Het platteland: alle mannen en vrouwen doen hetzelfde (vissen, jagen, geit melken, …). à In de verstedelijkte cultuur waar het recht zich ontwikkelt heeft, was er ook meer nood aan regels die de samenleving regelden. à Daar ontstaat ook cultuur, zoals bv. het schrift (hiërogliefen, spijkerschrift, …) Waar? De vruchtbare halve maan: Eufraat en Tigris Wat? Oudste geschreven “rechtsteksten”, nl. de codex Hammoerabi. Wanneer? Ongeveer 2000 VC. Wie? Hamoerabi, was de koning van het 2-‐stromenland. Wetboeken Codex (in de technische zin) = Wetboek, men heeft voor 1 tak van het recht een systematische en formeel exhaustieve bundeling van alle normen van die rechtstak gemaakt. »
Exhaustief = Uitputtend, volledig à Bv. Gelijk welk probleem dat je ooit zou kunnen hebben met strafrecht, staat in het strafwetboek. » Materieel exhaustief à Werkelijk alles voorzien en alles regelen is onmogelijk. » Formeel exhaustief à Voldoende algemene principes voorzien waarmee toekomstige problemen opgelost kunnen worden; welk probleem zich ook voordoet, door interpretatie moet men het kunnen vatten aan de hand van dit wetboek. Bv. Wat je strafrechtelijk probleem ook is, je mag het alleen met het strafwetboek oplossen en niet met een ander wetboek. Praktijk: Je kan de evolutie van het recht niet tegenhouden met een wetboek, er zullen steeds nieuwe wetten bijkomen, je kan nooit alles oplossen met een wetboek. Het echte concept van een wetboek bestaat in de praktijk niet. à Is de codex Hammoerabi een wetboek?? Geen echt wetboek want was niet systematisch en formeel exhaustief. à Zeker niet de grondwet van die tijd, idee van een grondwet komt enkele duizenden jaren later. à Opvallend is wel dat er heel wat aandacht besteedt wordt aan de publiekrechtelijke organisatie, dit is eigenlijk niet verbazingwekkend: Hamoerabi stond aan de macht en wil deze macht vastleggen in het recht. Er is ook een klein deel privaatrecht te vinden nl. over het huwelijk en het erfrecht.
16
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Gevaar voor hineininterpretierung = We gaan oude teksten begrijpen, interpreteren vanuit ons hedendaags standpunt. à Met onze hedendaagse concepten proberen we juist te begrijpen wat ze toen bedoelden. Hoe wordt nu gelegitimeerd dat je dit recht moet toepassen? Het is nog geen rationele legitimatie maar het is een charismatische legitimatie van de openbaring, God heeft het gewild. De vorst die op militaire wijze zijn rijk heeft uitgebouwd heeft dit ook aan de hand van rechtsregels gedaan. Sommige van die regels zijn waarschijnlijk opgetekende gewoonteregels maar wellicht zitten daar ook nieuwe wetten bij. à Zijn we allemaal niet zeker. Maar wat we wel zeker zijn: Samas, de grote God, die heel de wereld ordent heeft aan Hammoerabi gezegd dat hij een beitel moet nemen en in steen kappen wat hij hem opdraagt. “Uw volk moet ….” Samas zit op een troon à Iemand die zit heeft altijd meer macht dan iemand die staat in die tijd. Samas heeft een grote hoed aan à Hoe groter de hoed van een persoon, hoe meer macht die persoon heeft. à Dit leert dat de ware aard van religieus is. Enkele citaten uit de codex Hammoerabi Strafrecht “Oog om oog, tand om tand” à Soort wraakrecht; Toch al een eerste beperking van de eigenrichting, want hier zegt de wetgever dat je maar evenveel terug mag aandoen dan wat u is aangedaan. Standenmaatschappij Als je de dood op uw geweten hebt, moet u zelf ook de dood gebracht worden maar wanneer er een slaaf gedood wordt is het voldoende om een andere slaaf in de plaats te geven. à Ongelijkheid van de mensen bestaat reeds. B. DEMOCRATIE, OLIGARCHIE, MONARCHIE Niet kennen! §2. HET SPONTAAN GEGROEIDE RECHT: HET GEWOONTERECHT A. WAT IS DE GEWOONTE? LEGITIMATIE EN BRON Legitimatie In de loop van de geschiedenis zijn de meeste regels ontstaan door traditie, we passen regels toe omdat het al altijd zo geweest is. à Gewoonterecht is traditioneel gelegitimeerd. Functies van het gewoonterecht (1) De gewoonte is de belangrijkste legitimatie van het recht in de geschiedenis. (2) Historisch gezien is de gewoonte de belangrijkste formele bron van het recht. >< Vandaag: Gewoonterecht is slechts een aanvullende, zwakkere rechtsbron.
17
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Wat is gewoonterecht? Gewoonterecht = De ongeschreven regel die overgedragen wordt van generatie op generatie. à Hoe kunnen we het dan kennen? Die ongeschreven regel moet nageleefd worden, dat is de essentie van recht. Wie legt de sancties op? De rechtbank, met andere woorden: de rechtspraak past dag na dag de regels toe en die rechtspraak wordt wel neergeschreven. We zien dus telkens wat men beslist in een concrete casus, hierdoor kunnen we de regel afleiden. De rechter moet het ongeschreven gewoonterecht gaan zoeken, aan de hand van het vragen aan de oude mensen wat zij denken dat de regel is. Hierdoor spreekt men van “Gevonden recht”. Rechtspraak speelt een belangrijke rol in het bewijsbaar maken van de regel. à Gewoonterecht heeft iets zeer statisch, conservatief maar evoluerend, het past zich aan aan de maatschappij = Statisch evolutief. B. BESTAANSVOORWAARDEN: HERHALING EN DWANG 2 cumulatieve voorwaarden • Objectief element: Herhaling • Subjectief element: Dwang, er hangt een sanctie aan vast. We voelen aan dat we het moeten doen. Als rechtssubject heb je de vrijheid om te kiezen, toch kies je A omdat je denkt dat het moet; je denkt dat als je voor B kiest, dat je gesanctioneerd zal worden. à Moet gaan over interpersoonlijke relaties. C. KENMERKEN (1) Ongeschreven • Positief: Het kan zich soepel mee aanpassen aan de evolutie van de maatschappij. Je hebt altijd een regel die perfect past bij onze maatschappij. • Negatief: Onzeker (2) Moeilijk te bewijzen Tenzij het notoir is = Je hoeft het niet te bewijzen want iedereen weet dat. >< Wanneer de regel bewezen moet worden: Turbe = Een unanieme verklaring van 10 kenners van het recht (oude mannen met veel ervaring), om te zeggen wat de regel inhoudt. Men vraagt dus aan de maatschappij wat de ongeschreven regel is. (3) Versnipperd • Positief: Lokaal aangepast Bv. Gent – ME: Je had 4 gewoonterechtsgebieden, het gewoonterecht van de handelaren zegt dat als een handelaar sterft en hij had 3 kinderen, dan krijgen ze allemaal evenveel, ook de dochter. Maar wanneer we in een ander gewoonterechtsgebied komen dan zien we dat het recht zegt: als een man sterft en hij heeft 2 zonen en een dochter, dan moet het patrimonium verdeeld worden over de 2 zonen, de vrouw moet dan maar trouwen of in het klooster. Of waar de graaf het voor het zeggen heeft, is er een systeem dat zegt: als een man sterft en hij heeft 2 zonen en een dochter, dan moet het gehele patrimonium naar de oudste zoon zodat de macht geconcentreerd blijft >< Vandaag: Als een mens sterft en hij heeft 2 zonen en een dochter, dan moet de nalatenschap gelijk verdeeld worden over de 3 kinderen; dit geldt voor geheel België.
18
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht •
Negatief: conflicten à Maar 2 basisprincipes » Territorialiteit: Het recht is gebonden aan het territorium, wie er zich ook in dit territorium bevindt, hij moet zich aan dit recht houden. Bv. In Duitsland mag je zo snel rijden op de autosnelweg als je zelf wil, maar wanneer die Duitser op de Belgische autosnelweg komt dan moet deze zich aan de Belgische snelheidsbeperkingen houden. » Personaliteit: Het recht is gebonden aan de persoon, waar je ook naartoe gaat als persoon, je neemt altijd het recht mee. Bv. In België mag je maar met 1 persoon trouwen, wanneer je naar een land gaat waar je met meerdere personen kan trouwen, ook al ben je ginder zal je ook daar niet met meerdere personen kunnen trouwen.
(4) Typisch voor een minder ontwikkelde maatschappij Toepassing Het gewoonte-‐publiekrecht à Eerst is er de macht dan het recht; usurperen van rechten, de machthebber trekt rechten naar zich toe die hij eigenlijk niet heeft, hij doet de samenleving geloven dat het zo hoort en past de regels toe. Bv. Heerlijke rechten zijn verschillend van dorp tot dorp. Kanalen: • Vandaag – Goede zeden? Gewoonterecht dat invulling geeft aan deze begrippen. • Verhalen die verteld werden. • Gebruiken = Herhaling zonder sanctie. • Verdragen D. DE VERHOUDING WET-‐GEWOONTE Niet kennen! E. GEWOONTERECHT VERSUS SPECIALISERING EN VERSCHRIFTELIJKING Niet kennen! §3. HET RECHT WORDT EEN AUTONOME WETENSCHAP: HET ROMEINS RECHT A. BELANG EN PERIODISERING Het belang voor het publiekrecht is eigenlijk minimaal. We gebruiken wel dezelfde termen maar de praktijk is bijna niet te vergelijken. Het belang van het Romeins recht is vooral voor het privaatrecht. Het is ook zo dat de rechtswetenschap in zijn geheel van Romeinse origine is, dit gebeurt van de 7e eeuw voor Christus tot 1453. In 2000 jaar kun je wel echt een grote ontwikkeling doormaken. Het ius commune dat zich over heel Europa verspreid, is pas in de Late ME. Het Romeins recht van de antieke periode heeft bij ons eigenlijk weinig invloed gehad.
19
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
B. EEN KORT HISTORISCH OVERZICHT 1. HET OUD-‐ROMEINS RECHT – 753 VC. TOT 250 VC. Geschiedenis Boerenkrijgers settelen zich in een stadstaat, ze zijn agrarisch en primitief. Primitief element zie je in de spiegelstraf = In de bestraffing zie je een weerspiegeling van het misdrijf (bv. Wie brandt gesticht heeft, wordt in een huis gezet dat in brand gestoken wordt). à Sterk militair karakter: Civis = Wapenbroeder die bepaalde rechten verwerft nl. libertas. Basis: Er is een rijke grondeigenaar met zijn eigen gezin en mensen die in en rond zijn grondgebied werken; dit is de familia. De pater familias is de eigenaar van de grond en de slaven die daar werken. Hij is iemand met “publiekrechtelijke macht”, zo mag hij bv. straffen uitdelen op zijn eigen grondgebied. à Wanneer we spreken van de goede huisvader, duiden we dat vaak aan met de bonus pater familias. Instellingen • De Koningstijd – Tot 510 VC De koning is de militaire aanvoerder, hij heeft het imperium (de soevereine macht) die hij echter niet volledig vrij kan gebruiken want dit imperium wordt beperkt door de libertates van de strijders (mos maiorum) Standen: 1. Particiërs -‐ Grondbezitters 2. Plebejers – Hebben geen rijkdom maar zijn wel vrij 3. Cliëntes – verbonden aan de Particiërs • De Republiek Particiërs hebben de koning verdreven; de macht gaat naar de senaat. De Senaat = De raad van de ouden à aanvankelijk enkel de hoofden van de particische families; later ook de plebejers. Om in de senaat te zitten moet je eerst militaire dienst gedaan hebben en moet je magistraat zijn. Er zijn geen verkiezingen, je komt erin op basis van verdiensten en je blijft senator voor het leven. + 4 volksvergaderingen: 3 comitia (zowel particiërs als plebejers) & de volksraad 1. De comitia centuriata, gebaseerd op militaire grondslag 2. De tributa, op basis van de stadswijken en de oude tribus 3. De curiata, op basis van territoriale indeling. 4. De volksraad = Het concilium plebis, enkel samengesteld uit plebejers à SPQR = Senatus populusque Romanum.
De openbare functies worden vervuld door magistraten, deze worden verkozen. Voor hen gelden de principes van annualiteit (= je wordt aangesteld voor 1 jaar) en collegialiteit (= We duiden niet 1 persoon aan, maar meerdere, men zetelt altijd in een college waardoor men elkaar kan controleren en machtsmisbruik kan voorkomen worden). UITZONDERING: Staat van beleg afkondigen à aan 1 iemand wordt alle macht gegeven (max. 6 maanden) om orde op zaken te stellen = Dictator. Soorten magistraten: Priesters (religieuze opdrachten); consuls (politieke en militaire bevoegdheden); praetoren (juridische bevoegdheden); censoren (toezicht op de goede zeden en opstellen van de vijfjaarlijkse volkstellingen die als basis dienen voor de fiscaliteit); quaestoren (openbare financiën); aedielen (marktaangelegenheden); volkstribunen (een plebejer met de uitdrukkelijke bevoegdheid de plebejers tegen de particiërs te beschermen) à Elk van die magistraten hebben onder zich een hiërarchie van ambtenaren.
20
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Wanneer de magistraten iets fout doen kunnen zij ter verantwoording geroepen worden door de senaat en zijn zij eventueel strafrechtelijk aansprakelijk. Lex curiata de imperio = De volksraad moet de macht om te besturen toekennen aan de bestuurders. Rechtsbronnen • Mos maiorum, te beschouwen als gewoonterecht. • Leges reiae (= de Koningswetten) • Twaalftafelenwet à garandeert de gelijkberechting van particiërs en plebejers. • Nieuwe wetten, gemaakt door de comitia • Plebescieten, gemaakt door de volksraad; Gelden oorspronkelijk enkel voor de plebejers maar de Lex Hortensia (287 VC) maakt ze algemeen toepasselijk, worden voortaan ook leges genoemd.
•
Senatusconsulta = raadsbesluiten van de senaat, zijn slechts adviezen, hebben geen kracht van wet.
2. HET VOOR-‐KLASSIEKE RECHT – 250 VC TOT 0 Geschiedenis Rome verovert de wereld, grotendeels militair. Civis blijven een belangrijke rol spelen. Sprake van een moreel verval doordat het recht zo groot is geworden; de censoren zijn niet meer in staat om de controle te behouden.
Instellingen Nog steeds een republiek maar de machten verschuiven wel. (behouden senaat, volksvertegenwoordigers en magistraten maar binnen de vorm verschuift de macht door staatsgrepen à mondt uiteindelijk uit in het keizerrijk) Nieuw: • Praetor Peregrinus (naast de praetor urbanus): Geschillen tussen Romeinse burgers en vreemdelingen en tussen vreemdelingen onderling. • Provinciegouverneurs, aangesteld in de veroverde gebieden à zijn ondergeschikte besturen.
Rechtsbronnen Rol van het gewoonterecht verminderd; de wetten en de plebiscieten worden belangrijker. Het magistratenrecht komt tot ontwikkeling (procesrecht) Verloop van het proces in die tijd: 2 fases 1. De fase apud praetorem: de praetor verleent aan de eisende partij een formule, 2. Met deze formule (actio) stapt de eiser naar de eigenlijke rechter, die zich enkel met de feitenkwestie moet inlaten en indien de feiten bewezen worden, de formule toepassen. à De Praetor creëert materieel recht door formeel de formules van het recht te geven. à Deze actiones worden in zijn jaarlijks edict bepaald. Ius honorarium: soepeler recht waarin er meer ruimte is voor de werking van de goede trouw. Ius gentium: Het recht van volkeren, beginselen die gemeenschappelijk zijn aan verschillende rechtsstelsels (privaatrechtelijk) / Het recht dat de relaties beheerst tussen verschillende gentes (publiekrechtelijk) Jurisprudentes: ontwikkeling van de doctrine als formele rechtsbron, geschreven door oude wijze mannen.
21
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
3. HET KLASSIEKE RECHT – 0 TOT 250 Geschiedenis Op het einde van de republikeinse periode volgen de burgeroorlogen zich snel op à leidt tot een nieuw systeem waarbij veel macht wordt gegeven aan een overste / eerste: de princeps. Het recht, de rechtswetenschap komt in deze periode tot een toppunt van bloei.
Constitutio Antoniana – Caracalla: Verlenen van het burgerrecht aan bijna alle rijksinwoners, wat leidt tot een waziger onderscheid tussen ius civile en ius gentium. Instellingen Nieuwe instelling bij uitstek: het keizerschap, de keizer verzamelt in 1 persoon de functies van consul, censor en tribuun, maar niet het praetorenambt. Hij benoemt de leden van de Senaat en bouwt een administratie uit, met praefecti als topambtenaren. De regerende keizer duidt zelf zijn opvolger aan.
Rechtsbronnen Het gewoonterecht, de wetten en de plebiscieten verdwijnen. Senaatsbesluiten worden vanaf nu als formeel bindend recht beschouwd à eigenlijk verkapte keizerlijke wetgeving (doordat de keizer een machtsgreep heeft op de senaat). De groei van het magistratenrecht remt ook af – redenen: -‐ Nieuwe magistraten nemen quasi integraal het edict van hun voorgangers over. -‐ Keizer voert een nieuwe vorm van gerechtelijke procedure in, die de “cognitio extraordinaria wordt genoemd (= buitengewone kennisname)à Geeft de bevoegdheid aan een lagere magistraat om in zijn naam recht te spreken; ontstaan van het hoger beroep: de keizer kan achteraf nog een ander vonnis uitspreken indien hij niet akkoord is met de uitspraak van de magistraat. De keizer zal tenslotte zelf wetten maken: constitutiones (= het keizersrecht op basis van edictale macht en imperium), dit keizersrecht vormt in deze periode de belangrijkste formele rechtsbron. Deze constitutiones kunnen 4 vormen aannemen: 1. Edicten à afkondigen van algemene regels. 2. Decreten à Het nemen van een rechterlijke beslissing naar aanleiding van een concrete zaak. 3. Rescripten à Schriftelijke adviezen die de administratie namens de keizer aan particilieren en instellingen geeft wanneer daarom verzocht wordt. 4. Mandaten à Bestuurlijke bevelen aan ondergeschikte ambtenaren Bloei van het aantal jurisprudentes; er ontstaan rechtsscholen: waar men debatteert over het recht en waar men visies ontwikkeld. Verlening van het Ius Respondendi = Met de autoriteit van de keizer mag je interpretatie van het recht verlenen; het recht om te antwoorden (wanneer je dit verkrijgt stijg je op de sociale ladder). Gaius – Institutiones, samenvattend leerboek over het recht met definities en duidelijke indelingen. >< Methode van de casuïstiek = We vertrekken in onze debatten steeds vanuit een concreet geval.
22
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
4. HET NA-‐KLASSIEKE RECHT – 250 TOT 530 Geschiedenis De macht van het Romeinse Rijk begint af te takelen. Burgeroorlogen en economische crises volgen elkaar op. Germaanse invallen zorgen voor instabiliteit (hebben alles afgebroken à achteruitgang van cultuur en van het recht). Rome probeert overeind te blijven, gaan keizerlijke macht absoluteren (het dominaat); keizer gaat zowel eigen keizerlijke bezittingen als het publieke geld als zijn persoonlijk dominium zien. Technisch gezien is de keizer dus de eigenaar van het overheidsapparaat. Instellingen De keizer krijgt bovenop zijn wereldlijke macht ook nog eens een christelijke legitimatie; de keizer gaat samenwerken met de kerk en er blijft dus slechts 1 bron van recht over: de keizer. Rechtsbronnen Volledig in keizerlijke handen. Het oude gewoonterecht, de oude leges en plebiscieten en het magistratenrecht hebben hun bestaansrecht verloren. Leges verwijst voortaan enkel nog naar het keizersrecht. Essentieel: Lex opgenomen in digesten à Keizers wil is wet, hij laat zich daarbij adviseren door het consistorium (de hoogste keizerlijke adviesraad) Daarnaast blijven de jurispridentes aan het werk, ze bestuderen en becommentariëren het ius, de geschriften van de klassieke juristen. Omdat de bloei van de casuïstische rechtsontwikkeling voorbij is, wordt deze periode wel eens als het tijdvak van de “vulgarisering” bestempeld.
Herordening • Herordening van het ius à door de Citeerwet, enkel de geschriften van 5 grote geleerden mogen nog geciteerd worden. • Herordening van de leges à in de codex Theodosianus (5e eeuw), alle wetten worden samengebracht in 1 boek. 5. HET JUSTINIAANSE RECHT – VOORAL OOST-‐ROMEINS Geschiedenis Justinianus stelt orde op zaken: -‐ Religieus gebied à Bouw van de Hagia Sophia, ketterwetten, … -‐ Militair gebied à Heroveringen van enkele gebieden in Italië en Noord-‐Afrika. -‐ Juridisch gebied à Codificatie van het volledige recht: 1. Codex Justinianus vervangt de codex Theodosianus: De keizerlijke constitutiones worden in een min of meer logische orde samengebracht. Er worden veel oude wetten afgeschaft / aangepast. à Interpolaties = De keizerlijke administratie heeft woorden geschrapt, toegevoegd of de zinsconstructie veranderd. à Blijft na het afkondigen van de codex (525) legifereren waardoor 5 jaar later een nieuwe codex gemaakt wordt. 2. Digesten / Pandekten: hieronder worden duizenden geschriften van jurisprudentes samengebracht. 3. Institutiones / Elementa = Een leerboek geïnspireerd op het werk van Gaius. 4. Novellae constitutiones / Novellen: na de afkondiging van heel wat constitutiones na de samenstelling van de 2e codex. (Geen officiële kracht van wet en ook niet volledig in het Latijn)
23
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Commentaarverbod -‐ Tribonianus was een soort minister van justitie. Om te vermijden dat het codificatiewerk opnieuw het voorwerp van speculatie en discussie zou worden, kondigt de keizer een commentaarverbod af. De samengevoegde teksten mogen niet meer betwijfeld, bediscussieerd of bekritiseerd worden. 6. HET BYZANTIJNSE RECHT – OOST-‐ROMEINS, TOT 1453 Niet meer van invloed voor ons recht. §4. DE KERK Niet kennen, behalve: Kerk wordt zeer belangrijkste machthebber. • Edict van Milaan – Christengodsdienst wordt getolereerd, er is dus eigenlijk vrijheid van godsdienst. De kerk ontwikkelt zich meer en meer, de paus gaat zich spiegelen aan de Romeinse keizer, maakt keizerlijke rechtbanken, er worden kerkelijke normen gemaakt, … • Theodosius (4e eeuw) – Christendom wordt staatsgodsdienst; edicten van de keizer gaan andersgelovigen veroordelen.
24
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
HOOFDSTUK 3 – DE (VROEGE EN VOLLE) MIDDELEEUWEN §1. DE GERMAANSE VERWOESTING EN HEROPBOUW A. VAN ROMEINEN NAAR GERMANEN: EEN PUBLIEKRECHTELIJKE “ACHTERUITGANG”? Grote ommekeer à is er ten opzichte van de Romeinse periode een publiekrechtelijke achteruitgang? Al bij al wel. Breuklijn met symbolische datum: het jaar 476 (Einde van het West-‐Romeinse Rijk). De facto: Geleidelijk aan komen de Germaanse volkeren binnen in het Romeinse Rijk. De belangrijkste volksgroep zijn de Salische Franken, ze komen al binnen vanaf het jaar 359, ze werden uitgenodigd door de Romeinen als soort hulptroepen in de strijd tegen andere Germaanse invallen à Hospitalitas gedachte2, er is sprake van insijpeling. Die ene cultuur heeft zeker die andere cultuur niet meteen afgebroken, er is acculturatie. 476, laatste West-‐Romeinse keizer wordt afgezet; overal in het Romeinse Rijk sijpelen de Germanen in. Salische Franken – Aan de kust. Rippuarische Franken (> Rippae) – Langs de oevers van de Rijn. Door onkunde of nalatigheid verdwijnen: • De centrale staat: 1 rijk, 1 sterke leider, 1 hoofdstad. • Bureaucratie (Romeinen hadden een efficiënt ambtenaren apparaat, deze zagen zichzelf als dienaren van de staat), magistratuur (De ambten die ze uitvoeren doen ze niet voor hun eigen profijt maar het is een functie ten dienste van het imperium romanum), infrastructuur, belastingen, recht, … >< In de plaats: Germaanse vorsten die aan het hoofd staan van een stam, maar die het systeem beschouwen als hun eigen privaatbezit. Ontstaan van de patrimoniumgedachte. • Christendom als staatsgodsdienst: De Romeinen hadden in de 4e eeuw het Christendom eerst toegelaten (edict van Milaan), later werd het Christendom ook een staatsgodsdienst onder keizer Theodosius. Nadelen voor de kerk? Zijn hun monopoliepositie kwijt. Voordelen voor de kerk? Ze worden niet meer betutteld door de staat. à Dit is een publiekrechtelijke achteruitgang. Wat komt er in de plaats? • Stamkoninkrijken Alle Germanen behoren tot een etnie, tot een volksstam (bv. Salische Franken, Rippuarische Franken, Angelen, Saksen, Friezen, …). De stammen trekken door West-‐ en Zuid-‐Europa rond (dus nomadisch), geleidelijk aan worden ze uiteindelijk sedentair. Om te overleven kiezen ze een koning à een gekozen stamkoning, dus is geen erfelijke monarchie! Men zal steeds degene kiezen die de stam het best kan leiden in de strijd. • Koningen met beperkte macht De koning is vooral een militaire leider, de koning leidt de stam wel maar het is geen monarch met onbeperkte macht, zijn macht wordt beperkt door de ouderen of de belangrijkste militairen. Zonder de instemming van de nobiles kan hij vaak niet handelen. Daarenboven moet de vorst 2 Hospitalitas-‐gedachte = Nieuwe volkeren worden als gasten behandeld. De Franken worden als “Romeinse soldaten” erkend en toegelaten om zich aan de Rijn en de Maas te vestigen, ter verdediging van de limes tegen hun Germaanse verwanten aan de overzijde.
25
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
• •
rekening houden met de costume, het costumier recht (gewoonterecht) dat men eeuwig heeft gevolgd. De vorst leeft hoofdzakelijk van giften van de nobiles, hij heeft zelf geen economische basis. Hij trekt rond van plaats tot plaats waar hij steeds ontvangen wordt. Geleidelijk aan zullen er toch erfelijke koningen komen, men stelt nl. vast dat de koning zijn eigen familieleden (zijn oudste zoon voornamelijk) voor een stuk opleidt, deze kennen er dus al redelijk wat van. Geleidelijk aan krijgen we een verglijding naar een erfelijke monarchie. Binnen het stamkoninkrijk creëert men administratieve overheden, men deelt het rijk in in gouwen, daar zal de koning een plaatsvervanger met het bestuur belasten. Een gouw (pagus) is dus een onderverdeling van een Germaans stamvorstendom. In elk van die gouwen staat aan het hoofd een graaf; in grensgebieden krijgt men meestal een hertog (deze staan in theorie boven de graven), dit omdat er daar meer strijden zijn. Vandaag in België nog steeds enkele voorbeelden: Henegouwen en Haspengouw. Staat als privébezit: ontstaan van de patrimoniumgedachte Geen universeel gezag (oorlogen tussen stammen) De stammen voeren regelmatig oorlog met elkaar, er zijn vaak stamtwisten.
De kerk blijft een constante. Wie wel blijft voortbestaan dat is de kerk (Rooms-‐Katholieke Kerk). Het zijn de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders die de romeinse cultuur blijven bewaren, zij zijn in die tijd de culturele intellectuele elite. De kerk heeft het monopolie van het schrift, de abten en de bisschoppen worden potentiële medewerkers van de Germaanse koning. Daarenboven heeft de kerk ook al een structuur, de klassieke kerkelijke indeling in bisdommen blijft bestaan. Per bisdom is er een officialiteit verbonden, dit zijn kerkelijke rechtbanken. Het totaal van het canoniek recht is zich beginnen ontwikkelen in deze periode, reeds vanaf de late Romeinse tijd. Vanaf de jaren 500 zal de kerk zijn positie proberen versterken en gaat men over tot de kerstening van de Germaanse volksstam. De kerk slaagt ook grotendeels in deze kerstening. Onder Clovis komt er definitief een alliantie tussen Kerk en staat, ze hopen via de kerk hun staat uit te bouwen. De vorst verleent wereldlijke kracht aan kerkelijke wetten die besloten zijn op het concilie. Hij creëert een territoriale eenheid, hij slaagt erin om geheel Frankrijk onder zijn gezag te verenigen. Tot en met 1559 zijn in onze gewesten de klassieke bisdommen dezelfde als die uit de Romeinse tijd. à Doornik, Kamerijk (Cambrai), Luik (geen Romeinse stad, de bisschopszetel lag oorspronkelijk in Tongeren). B. PUBLIEKRECHT BIJ DE FRANKEN? 1. RECHT = GEWOONTERECHT Alles draait om het gewoonterecht, het stamrecht. Elke stam heeft zijn recht. In het Zuiden weet het oorspronkelijke Gallo-‐Romeinse recht zich staande te houden, het Romeinse recht domineert nog steeds, het aantal stamrechten dat daar doordringt is beperkt. In het Noorden domineert het Germaanse gewoonterecht. • Les pays de droit écrit = De landen van het geschreven recht (Zuiden) • Les pays de droit coutumier = De landen van het gewoonterecht (Noorden) à Tot en met de FR revolutie loopt er een juridische lijn door Frankrijk (stippelijn)
26
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Het Zuiden Het grootste deel van de bevolking volgt de lex Romanorum. Clovis brengt hierin nog meer eenheid, hij legt het Breviarium Alarici op = Een verzameling van Romeinse wetten, voorzien van enkele korte interpretaties. Eigenlijk een op verzoek van de Visigoot Alaric opgestelde korte samenvatting of verzameling experten van de Romeinse codex Theodosianus. à Naast de Germaanse traditie van de Salische wet wordt ook aan de Romeinse rechtstraditie nieuwe kansen gegeven. De stammen worden nog volgens hun Germaans stamrecht beoordeeld, veroordeeld. Er is een sterke dualiteit tussen het Romeins systeem en de verschillende gewoonterechten van de stammen. (Lex Romanorum versus Lex Barbarorum) Het Noorden Juridisch pluralisme, verschillende stamrechten die vrij dicht bij elkaar liggen. Geleidelijk aan tekent men deze stamrechten op. >< Kritisch: De meeste van deze rechten vinden we in kerkelijke manuscripten, enkele eeuwen later dan de oorspronkelijke periode waarin die zaken ontstaan zijn. Daarenboven moeten we er rekening mee houden dat ze opgetekend zijn door kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders die opgeleid waren in het Romeins recht. Al bij al weten we dus niet veel over de Germaanse rechten. 2. LEX SALICA = Optekening van het Salische gewoonterecht; een soort strafwetboek à tarievenlijst van pecuniaire genoegdoeningen voor bepaalde misdrijven. Aan een inbreuk wordt een te betalen “boete” gekoppeld. Kent geen hedendaags onderscheid tussen publiek/privaatrecht. De pecuniaire vergoeding: • Faidus = De schadevergoeding die aan het slachtoffer (of zijn familie) toekomt; het is de eigenlijke afkoopsom voor het private wraakrecht; de genoegdoening in geld vervangt de genoegdoening in bloed. • Fredus = Een boete die toekomt aan de overheid (de koning); het is de vergoeding voor het verstoren van de openbare orde. Kenmerk: Privaatrechtelijk in plaats van publiekrechtelijk. Blijkt tevens uit de afwezigheid van een instantie die zou moeten instaan voor de publieke vervolging. Er is geen openbaar ministerie en het geweldmonopolie ligt niet volstrekt in handen van de overheid. De “rechterlijke macht” wordt gevormd door niet-‐professionele notabelen die als rechter worden aangeduid door de mallus (= de vergadering van de vrije mannen van een gouw of pagus à ding / folketing) 3. FRANKISCHE STAATSORGANISATIE Bindmiddel: De familiale clan (sippe) + persoonlijke trouw aan de vorst. Lex = Ewa, “Het recht is eeuwig”, het is er altijd geweest en zal er altijd zijn. ~ WM: Meiveld (majus), waar men zaken besluit met het ganse volk. ~ UM: Bij de militaire vorst, met onder hem de graven en de hertogen. De macht steunt op het charisma (zoals bv. lange haren, zalving, …) maar ook traditionele legitimatie, nl. de eerste stamvader zou afstammen van de goden (Merovech). ~ RM: Mallus, ding = volksverzameling. De nobiles zullen meestal oordelen over een bepaald misdrijf.
27
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
C. DE KAROLINGISCHE RENAISSANCE Overgang tussen de Karolingers en de Merovingers is een dynastie-‐wissel. Hofmeier Pepijn De Korte (afstammeling van Pepijn van Landen) grijpt de macht, ze zetten de laatste koning af. Deze koning was een vadsige koning geworden. Zijn haren worden afgeknipt en wordt in het klooster gestoken. Pepijn de Korte wordt verdedigd door de Paus, nadat hij de Paus geholpen heeft in de strijd tegen de Longbarden, waarbij hij een donatie van Italië aan de Paus doet. Pepijn verenigt het territorium opnieuw, herstel van de territoriale eenheid. De Pippiniden Pepijn I van Landen, Pepijn II van Herstal & Pepijn III de Korte à Pepijn III de Korte: overleden, het rijk werd verdeeld volgens de traditie tussen zijn 2 zonen • Karloman à Sterft al zeer snel na de verdeling; Karel weet te verijdelen dat diens zoon aan de macht komt. • Karel De Grote Karel de Grote erft dit rijk en zal dit geleidelijk aan beginnen uitbreiden (politiek en militair). Het wordt een personele unie met de Langobarden = 2 landen, stammen, staten of naties hebben dezelfde persoon als vorst, zonder dat er verder institutionele banden tussen of overkoepelende organen boven die landen zijn. Algemene culturele renaissance • Onderwijs – Admonitio generalis: Karel de Grote draagt elk klooster op om een school in te richten en schoolboeken aan te maken. • Schrift – Miniaturen Het Rijk van Karel De Grote Hoofdstad: Aken, waar de troon gevestigd is. Ook een juridische renaissance Karel de Grote zal zelf ook wetten uitvaardigen. Karel de Grote wil opnieuw het Romeinse Rijk (imperium gedachte), wordt ook effectief tot keizer gekroond. Systeem van de feodaliteit ontstaat, en zal de staatsstructuren domineren. Alliantie van kerk en staat • Clerici in de administratie: Alle personen die werkzaam zijn aan het hof hebben een geestelijke staat.
• •
Bisschoppen en abten zullen wereldlijke taken uitvoeren, fungeren als zendgraaf (missi dominici)
•
Talrijke gronden komen in handen van kerkelijke instellingen à Gronden worden meer en meer gecultiveerd, worden nuttig voor landbouw waardoor er dus meer economische vooruitgang is.
•
Rol van de kerk bij opvoeding (zie admonitio generalis), het onderwijs is in handen van de kerk in plaats van de staat.
Koningskroning en keizerskroning gaat gepaard met de zalving, waardoor hij een extra legitimatie krijgt.
28
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
•
Kerkelijke tienden (= kerkelijke belasting, 10% van agrarische opbrengst à 1/3 voor de priester, 1/3 voor … en 1/3 voor de armen), blijven bestaan tot de FR revolutie.
•
Stevige banden tussen kerk en staat zorgen voor de continuering van de Latijns-‐Romeinse taal en cultuur.
De Karolingische mythe • Karel ende Elegast • De Negen Helden of Negen Besten (symboolfiguren van de rechtvaardige bestuurders) à Zijn de 9 grootste personen uit de Middeleeuwen. • Karelspreis in Aken voor personen die bijdroegen tot de Europese vereniging. à Personen die hem gewonnen hebben: Hendrik Brugmans (oprichter van het Europa College), Leo Tindemans, Paul-‐Henri Spaak, Robert Shuman & Jaques Delour in 2013: Dalia Grybauskaite. D. HET KAROLINGISCH RECHT Van persoonsgebonden recht naar territoriaal recht. Rechtsbronnen De costume (gewoonte van je stam) blijft de belangrijkste rechtsbron; een aantal van deze costumen worden onder Karel De Grote opgetekend. Hij vaardigt Capitularia uit (eigen nieuwe wetgeving), deze vallen uiteen in: 1. Kerkelijke Capitularia 2. Wereldlijke Capitularia » Capitularia Legibus Addenda à Vullen een stamrecht aan, gelden dus alleen voor leden van die volksstam. » Capitularia per se scribenda à Nieuwe regelingen, meestal straf-‐ of administratief recht. »
Capitularia Missorum à Concrete bevelen aan de zendgraven (missi dominici)
Rechtspraak De Mallus wordt meer en meer een zaak waar slechts 7 schepenen aanwezig zijn, dit zijn oordelers en behoren tot de scabini = schepenbank, dit zijn in eerste instantie rechters, in 2e instantie doen ze administratieve zaken. 3 maal per jaar komt de placita generalia samen, dit is een totale volksvergadering. à Rechtspraak verschuift meer en meer naar de schepenbank. Controle en organisatie van de schepenbank + placita generalia? Is in handen van de zendgraven. Worden ter plaatse gestuurd om de schepenbanken te controleren of om een platicum generalium in te richten. Koningsgerecht: Voorbehouden gevallen, betreft zware misdrijven die de vorst zelf zal beoordelen samen met zijn nobiles. Bv. Majesteitsschennis.
29
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
E. HET LEENSTELSEL: OORSPRONG EN LATERE EVOLUTIE 1. ONTSTAAN, DEFINITIE EN VORM Ontstaan Merovingertijd: Vassi en beneficia apart. Karolingertijd: Vassi (= vazal, leenman) en beneficia (= geschenk) samen.3 Definitie = Een plechtige en wederkerige overeenkomst die leidt tot persoonlijke (raad en daad, bescherming en onderhoud) en zakelijke (complementaire machtspositie op een leen) rechten. à Verplichtingen voor beide partijen. Het concreet verloop van de formele rechtshandeling Formaliteiten om tot een geldig contract te komen. 1. Hommage: De leenman legt de “manschap” / “leenhulde” af; dit gebeurt door op de knieën te gaan zitten en de samengevouwen handen in de handen van de heer te leggen. (LEENMAN) 2. Leeneed / Fidelitas: Beide partijen zweren elkaar trouw, de eed van trouw; deze handeling werd aanvankelijk formalistisch afgesloten met een kus of een plechtige omarming. (LEENMAN + LEENHEER) 3. Belening / Investituur: De heer draagt het leengoed over; waarbij de heer door de overhandiging van een symbolisch voorwerp of door een handeling de vazal in het bezit stelt van het leen. à Door de investituur verwerft de vazal “saisine” / “were”: Hij krijgt het genot over het leen, vrij van inmenging van een ander en tegenstelbaar tegen elke derde. à De investituur geeft dus aanleiding tot de betaling van een kamerlinggeld door de vazal aan de heer of diens aanwezige kamerling (een soort overdrachttaks) De zaak -‐ Beide partijen hebben een zekere zeggenschap: • Dominium utile = De leenman kan er gebruik van maken en de vruchten van trekken. • Dominium eminens = De leenheer heeft de iure de oppermacht over het goed. Feod = Minderwaardige goederen à uiteindelijk kreeg het de betekenis: een goed dat in handen is van een vazal; is teruggekeerd naar het noorden en werd daar “leen” genoemd. 3 Vazal / Vassus = Een vrij persoon die zich in dienst stelt van een heer, met het oog op bescherming. Met deze daad beoogt de vazal geenszins het bekomen van 1 of ander goed. Beneficia = Weldaden, giften. Techniek waarbij een heer het genot van een goed (meestal grond) voor een langere periode (meestal levenslang) aan een andere persoon overmaakt. Daar de te leveren tegenprestaties meestal beperkt blijven tot enkele karweien of jaarlijkse bijdrage in geld of in natura.
30
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Een stuk tekst uit “Leenrechten van Vlaanderen – Hoe men een leencontract aangaat. Die manscepe doen sal, die sal hem ontghorden ende zijn caproen wechdoen ende terven zine mauwen up sodat hij zii bloot van wapenen, bloots hoofts, kele ende handen, ende zine handen teghader lecghen, sonder knielen, ende commen tote hem omoedelike. Ende danne sal zijn heere nemen zine handen tusschen zijns selves handen aldus. Ende de bailliu sal hem doen secghen "hier bringhedi up u leengoed also groot alst gheleghen es met al datter toebehoort in dese mans handen als in den handen van uwen gherechten heere ende ghelooft hem goede kennessen te draghene, goede vonnessen te wisene, u leen te verdienen, te hove ende te hofhove te ghane, ghetrauwe te zine ende al te doene dat goed man van leene sculdich es te doene bi uwe trauwe ende manwaerhede. Ende danne cussene an zine cake. Ende daerna slaet de heere zijn handt an zijn selves cleet ende slaet den andren in zijn hand ende zeight "hier verghift ic u mettesen vorseiden leengoede ende met al datter toebehoort, ende consentere u te ghane te rade ende te hofrade ende dit leen te houdene met zinen rechten dienste also langhe als ghi doet dat goed man zinen rechten heere sculdich es te doene, behouden minen rechte ende elx anders".
Ex. Bv. Elementen van het leenrecht? 2. HET LEENCONTRACT EN DE ERUIT VOORTVLOEIENDE VERBINTENISSEN Eenzijdige verbintenissen in hoofde van de leenheer • Moet zijn vazal militair, politiek en juridisch beschermen: Als er oorlog is moet hij zijn burcht openstellen zodanig dat zijn vazal daar toevlucht kan nemen; De leenheer kan de vazal advies geven in een proces, … • Moet in de vazal zijn onderhoud voorzien: Aan de hand van het beneficium, dat betreft meestal een stuk grond maar je kan ook een eenmalige of een jaarlijks wederkerende geldsom geven, rechten geven, een ambt geven (bv. burggraaf maken), … Eenzijdige verbintenissen in hoofde van de leenman • Consilium: Moet zijn heer raad geven telkens hij hierom gevraagd wordt à te hove gaan. » Moet op geregelde tijdstippen in het leenhof (curia) van zijn heer zetelen à te hof hove gaan. à Het aantal mannen om een rechtsgeldig leenhof te hebben staat niet vast, er is geen limiet. Iedereen die leenman is kan in theorie in het leenhof zetelen. • Auxilium: Moet zijn heer met daad bijstaan, voornamelijk in militaire context. » Moet zijn heer financieel steunen à wordt zeer snel beperkt tot de 4 feodale gevallen: 1. Wanneer de leenheer in krijgsgevangenschap raakt moet men meebetalen aan het losgeld. 2. Ridderslag van de oudste zoon 3. Huwelijk van zijn oudste dochter 4. Wanneer de leenheer deelneemt aan een kruistocht. à Oorspronkelijk ligt de nadruk op auxilium, maar we zien een verschuiving door de eeuwen naar consilium. à Er kunnen nog extra diensten afgesproken worden. à Wanneer je een ambtsleen hebt moet je het ambt uiteraard uitoefenen. Wederkerige verbintenissen, gebaseerd op de feodale eed van trouw. Trouw = U zult niets doen tegen uw leenheer wat niet hoort. • Mogen elkaar niet bekampen. • Mogen elkaar niet uitdagen tot een duel. • Mogen elkaar niet beledigen. • Mogen elkaar geen schade toebrengen. Vorm van feodale ontrouw: uw leen niet nakomen à u bent in gebreke. Ergste vorm van ontrouw: Felonie = ontrouw ten opzichte van uw leenheer (Bv. het bed delen met de vrouw van uw leenheer).
31
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Sancties? Gerechtelijk Men zal dit behandelen voor het leenhof. U wordt behandeld tussen uw gelijken, door de mensen van je eigen stand = Iudicium parium principe. De leenman zal voor het leenhof komen waarvan zijn leen afhankelijk is (het leenhof van zijn leenheer) De leenheer zal voor het leenhof komen waar bv. de vorst zetelt. Welke straffen? • Boete • Leenverbeurte = Wanneer men veroordeelt wordt door zijn gelijken, zal die leenman zijn leen verliezen. Zijn leen keert terug naar de leenheer. Als de leenheer veroordeelt wordt zitten we met een ander probleem: het leen van de leenman zal ofwel omgezet worden in een allodium (= een vrij goed) ofwel zal het een trapje stijgen, het zal rechtstreeks van de hogere leenheer afhankelijk worden (meest gebruikelijke versie). Voorbeeld: Graaf van Vlaanderen Burggraaf van Gent (2) Deelt het bed met de vrouw van de Heer van Nevele en daarenboven gaat hij de heer van Nevele met zijn zwaard bewerken. Er zal een oordeel geveld worden door het leenhof van de Graaf van Vlaanderen. Hij wordt veroordeelt, de Heer van Nevele zal het leengoed van Nevele mogen behouden als allodium, hij is af van al zijn leenbanden OF het leengoed Nevele stijgt minstens 1 niveau in de hiërarchie. Heer van Nevele (1) Deelt het bed met de vrouw van de burggraaf dus komt voor het leenhof van de burggraaf van Gent. Wordt veroordeeld, het leen van Nevele wordt terug geannexeerd bij de goederen van de burggraaf van Gent.
Buitengerechtelijk Leenmannen kunnen zelf de leenbanden opschorten, ze moeten zich niet meer aan het contract houden wanneer de leenheer zich buitensporig gedraagt. à Het ius resistendi = Het recht om weerstand te bieden wanneer de hogere heer zich niet aan de afspraak houdt. 3. DE LATERE EVOLUTIES Het leenrecht wordt meer een zakelijke affaire, alles draait om de leengoederen. à Consilium wordt belangrijker dan auxilium. Vroeger: Het ganse contract liep ten einde bij het overlijden van 1 van de partijen >< Leen is zeer snel erfelijk geworden dus ook wanneer de leenman stierf ging de leen over op de oudste zoon van de leenman (eerstgeboorterecht en mannenvoorrecht). Ook vrouwen kunnen al snel lenen verwerven, het probleem zit echter wel in het verlenen van militaire dienst. De krijgsdienst wordt dan uitgeoefend door een bedienelijk man, dit is iemand die voor hen de leen nakomt. De waarde van het systeem zal verminderen doordat men na verloop van tijd leenman kan worden van verschillende leenheren. Er wordt een systeem gemaakt: een soort rangorde van leenheren, ook dit wordt in de contracten vastgelegd. ! Leensysteem dringt zelfs door tot het centra van de grote steden.
32
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
4. DE KLASSIEKE FEODALITEIT (1000-‐1300): FEODALISERING VAN DE GROND EN VAN DE STAAT Graaf Leenman 1 Leenman …
Leenman 2 Leenman …
à Systeem wordt een getrapt rechtssysteem, een piramide met leenbanden. à Hoe hoger in de piramide, hoe meer rechten je hebt. à Zelfs de allodia komen voor een stuk in dit systeem terecht; het aantal allodia daalt dus aanzienlijk. Feodalisatie van de overheidsrechten Geleidelijk aan hebben de territoriale vorsten macht naar zich toegetrokken. Op hoger echelon krijgen we de hertogen en de graven (bv. graaf van Vlaanderen) op lager echelon krijgen we de plaatselijke heren. à Gevolg? Piramidaal systeem – Voorbeeld: Graaf (wetachtige kamer -‐ Deel van de Raad van Vlaanderen; aparte kamer die zich met de leenzaken bezig houdt)
Graaf (Grafelijk leenhof in Dendermonde) Heer van Sint-‐Eloois-‐Vijve-‐ Dendermonde Heer van Ter Schelden in Elsegem
Heer van Willebeke in Elsegem 5. HET GRAAFSCHAP VLAANDEREN Ontstaan Gouwgraaf weet de macht te veroveren en zal dit geleidelijk aan ook doen in de andere Pagi, zo groeit het graafschap Vlaanderen. In de 9e eeuw heeft het Graafschap Vlaanderen vorm gekregen. De bakermat van Vlaanderen ligt in het Noord-‐Westen. De Franse koning heeft alleen theoretisch nog enkele machten: de Graven van Vlaanderen oefenen rechtspraak uit in eigen naam in plaats van in naam van hun leenheer (Franse Koning), de Graven van Vlaanderen slaan munt, ingepolderde gebieden worden door de Graven van Vlaanderen in bezit genomen Het wapen van West-‐Vlaanderen is vrij logisch: bevat uiteraard de Vlaamse leeuw, dit is het wapen van de Graven van Vlaanderen (na de kruistocht). Het 1e wapen (blauw-‐geel) noemt men oud-‐Vlaanderen.
33
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
De Graven kunnen qua interne organisatie niet alles meer zelf doen, ze gaan het Graafschap indelen in kasselrijen. > Kasteel, de graaf heeft het monopolie op kastelen in het graafschap maar zal op een aantal centrale plaatsen een grafelijk kasteel vestigen (de typische kasselrij hoofdplaatsen). Daar stelt hij een burggraaf in die belast is met de uitoefening van rechtspraak en bestuur in naam van de graaf. Zwakte? De burggraaf was een leenman, de graaf had er niet al te veel controle over op langere termijn. In de kasselrij wordt er recht gesproken ofwel door het leenhof van de graaf ofwel door de grafelijke schepenbank. Hoe meer naar het Oosten hoe belangrijker de leenhoven, hoe meer naar het Westen hoe belangrijker de schepenbank (bestaan natuurlijk altijd uit 7 schepenen). Bij de graaf komt er een grafelijke raad = curia comitis à De graaf komt samen met de belangrijkste leenmannen, zij doen de militaire politiek, buitenlandse politiek, de financiën, … vooral de belangrijkste rechtszaken. Hier worden ook de hoogste strafzaken behandeld, de cas reservés worden door de graaf zelf behandeld. Vanaf de 13e eeuw wordt het systeem waar alles op feodale banden berust zal afgebouwd. à In de curia dringen geleidelijk aan juristen en economisten door: er komen specialisten. De leenmannen verdwijnen geleidelijk aan uit deze curia. à De eerste tekenen van specialisatie en defeodalisatie. Ook in de kasselrijen zien we dat de burggraven terug gekocht worden door de graaf, hij krijgt de kasselrijen dus weer in zijn bezit. Wordt dan in handen gegeven van de baljuws (burggraven hebben het in leen >< Baljuws zijn ambtenaren in de moderne zin van het woord: worden benoemd door de graaf en ontslaat hen, krijgen een wedde, … ze zijn dus volledig afhankelijk van hun broodheer). Ook hier is de feodale staat dus aan het verdwijnen. ! De kasselrijen blijven in hun vorm wel bestaan tot aan de Franse Revolutie. 6. HET LEENRECHT VAN 1300 TOT 1789/1795 Ommekeer In de conseil zitten er nog nauwelijks leenmannen. In de kasselrijen zijn de burggraven vervangen door de baljuws. Militair: Stadsmilities en huurlegers – Bv. De guldensporenslag. ! Het is niet omdat de feodale staat verdwenen is dat het leenrecht verdwenen is, het blijft bestaan tot de Franse revolutie. Het is een recht sui generis: het bevat publiek-‐ en privaatrechtelijke aspecten. Leenhoven blijven tot aan de revolutie de belangrijke rechtbanken, ze houden zich bezig met leenzaken maar ook (vooral in het Oosten) met strafzaken, eigenlijke rechtspraak (burgerlijk en straf) en met oneigenlijke zaken (administratie). Staatsrechtelijk blijft het Graafschap Vlaanderen een leen van de Franse Koning.
34
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Er zijn ook aparte privaatrechtelijke regels voor de lenen, de meest waardevolle goederen zijn leengoederen, er zijn niet veel allodia meer. Speciale regels binnen het leenrecht: • Douari op lenen = Recht van de langstlevende echtgenote, de weduwe behoudt het vruchtgebruik van het leen van haar overleden man. • Eerstgeboorte recht • Mannenvoorrecht • Overdrachtsregels à Niet de ligging of het statuut speelt een rol, maar wel de plaats binnen de feodale piramide. Het leenrecht zal uiteindelijk definitief afgeschaft worden met 2 Franse decreten tijdens de Franse Revolutie. • 1789 – Afschaffing van de feodale rechten • 1793 – Afschaffing van de heerlijke rechten 7. EVALUATIE VAN DE FEODALITEIT Feodaliteit heeft vaak een negatieve bijklank, maar het bevat echter vele positieve elementen. • 1000-‐jarige geschiedenis • Privaatrechtelijke voordelen • Publiekrechtelijke voordelen • Kern van een aantal rechtsstatelijke begrippen (bv. iudicium parium, ius resistendi) • Het is een volksrecht, de teksten zijn in het Middelnederlands geschreven >< Canoniek en Romeins recht. §2.DE VERBROKKELING VAN RECHT EN MACHT (9 E TOT 11 E EEUW) A. DE ONDERGANG VAN HET KAROLINGISCHE RIJK: DE MACHT VERBROKKELT. 1. HET VERDRAG VAN VERDUN Het Karolingisch Rijk wordt oorspronkelijk in 3 delen gesplitst. Elk deel van deze 3 delen wordt nog verder opgedeeld in territoriale vorstendommen. Elk van die vorstendommen zal verder verbrokkelen in heerlijkheden (soms lenen, soms allodiale heerlijkheden). à DUS 3 lagen: 1. Koning 2. Territoriale vorstendommen 3. Plaatselijke leenheerlijkheden Karel de Grote heeft 3 kleinkinderen: 1. Karel de Kale krijgt het Westelijke deel 2. Lotharius krijgt het Middenrijk 3. Lodewijk de Duitser krijgt het Oostelijke deel. De Schelde vormt de grens tussen het Middenrijk en het Franse Rijk. Het Middenrijk gaat echter al snel over in het Duitse Rijk.
35
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
2. DE TERRITORIALE VORSTENDOMMEN Het Westelijke deel van het Karolingische Rijk verbrokkelt verder in talrijke territoriale vorstendommen. Het zijn stukken grondgebied met elk eigen heersers. De Koning van “Frankrijk”: formeel nog steeds de leenheer van de andere territoriale vorsten + hij ontvangt als enige de koninklijke zalving van de kerk maar hij heeft weinig of geen macht over zijn vazallen. Hij heeft alleen gezag binnen zijn eigen territorium (een gebied rond Parijs en Orléans). Geleidelijk aan zal de Franse Koning (Hugo Capet, naar hem wordt de dynastie van de Capetingers genoemd) alle vorstendommen opnieuw weten onder zijn gezag te brengen. Frankrijk is vanaf het jaar 1000 een rechte lijn naar centralisatie. Het enige waar het niet zal lukken is Vlaanderen, dat er uiteindelijk buiten zal vallen. De Vlaamse graaf De iure: Leenman van de Franse vorst De facto: Dynastie (Boudewijn I & Judith, de dochter van Karel de Kale) à Militaire macht. 3. DE HEERLIJKHEDEN à Verdere verbrokkeling. Op het niveau van de vorstendommen hebben de graven en de hertogen alle macht naar zich toe getrokken. Op het lagere echelon zullen ook “mini-‐vorsten” proberen de macht naar zich toe te trekken. Eigenlijk zijn de heerlijkheden vorstendommen in mini formaat. Alleen zullen ze meestal maar een beperkt gedeelte van de macht naar zich toe weten te halen. Hun machtsbasis is het recht om te bevelen à het bannum. Inhoud van de heerlijkheden: (1) Lagen van justitie 1. Lage justitie: Grondjustitie – boeten tot 3 pond 2. Middele justitie – Recht van put en galg 3. Hoge justitie (2) Eigen fiscaliteit Omvang van de heerlijkheden: Zeer variërend, te vergelijken met een lappendeken. Bestaat uit verscheidene kleine stukjes grond. Basis? Socio-‐economisch steunt de heerlijkheid op een domein (hoeve), binnen dat domein heb je een heer en de boeren (die geen leenmannen zijn maar horigen) die hiërarchisch lager staan den de heer. Horigen zijn niet vrij en kunnen bv. niet zomaar verhuizen. Evaluatie van dit systeem (+) Het is een vorm van besturen die zich nabij bevindt. (-‐) Er is echter wel weinig bescherming, er is vaak geen hogere macht en wanneer die hogere macht er is (graaf) dan is dit ver weg. Er is plaatselijk veel oorlog doordat de heren mekaar gaan bekampen. ! De grenzen van de heerlijkheden hebben niets te maken met de huidige dorps-‐, gemeentelijke-‐ of parochiegrenzen, deze zijn echter een kopie van de parochiegrenzen van voor de Franse Revolutie. Juridische basis? Wordt vaak gekoppeld aan de immuniteit = Binnen een bepaald gebied zijn er fiscale voordelen, de keizer kan geen belastingen heffen in dit gebied. Geleidelijk aan ook gerechtelijke vrijstellingen = het verbod op intruïtos.
36
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Heerlijke rechten Bastaardgoed = Wanneer een buitenhuwelijks kind overlijdt zonder erfgenamen vallen zijn goederen toe aan de heer. Stragiersgoed = Goederen achtergelaten door vreemden, komen toe aan de heer. Doodkoop = Taks die moet betaald worden bij vererving (klassieke successierechten) Wandelkoop = (klassieke verkoopstaksen) Vond = Het recht op gevonden goederen, wanneer je iets vindt komt dit toe aan de heer. Beste hoofd = Wanneer een horige binnen het gebied overlijdt, komt het beste goed dat hij bezat toe aan de heer. B. ENKELE GRENZEN AAN DE VERBROKKELING 1. TERRITORIALISERING VAN HET RECHT Het recht wordt meer en meer verenigd. Merovingische en Karolingische periode: systeem van de stamrechten, het recht is voor een groot deel gebaseerd op de volksstam waartoe je behoort. >< De etnische basis verdwijnt: • Blijkt uit namen – Francia, slaat op het ganse gebied in plaats van op de gebieden waar de Franken worden. Er is dus sprake van een staat in wording. De koning van de Franken wordt de koning van Frankrijk. • Blijkt uit het één worden van het recht – verscheidene stamrechten worden verenigd. Oorzaken? • Volksgroepen worden sedentair in plaats van nomadisch. • Volksgroepen zullen beginnen huwen met elkaar (einde van endogamie) à rol van de kerk: techniek van de huwelijksbeletselen, je mag niet meer trouwen met bloed-‐ of aanverwanten die zeer dicht bij u staan, je moet verder dan de 10e graad trouwen. 2. DE GODSVREDES Waar? Vanuit Zuid-‐Frankrijk naar het noorden. Wanneer? 10e eeuw Idee: De leidende christus is het symbool van de vrede. Het kruis zal eeuwenlang nog het symbool van de vrede blijven. Wat? Men ontwikkelt technieken die gericht zijn tegen oorlogen tussen “mini-‐vorsten”. Wie legt dit op? De kerk, maar de wereldlijke vorsten gaan dit overnemen. Bv. In Duitsland komt er reeds in de 11e eeuw een landvrede à de vorst krijgt het monopolie op oorlog. Bv. Graaf van Vlaanderen kondigt de Pax Comitis af (landvrede voor gans Vlaanderen). FASE 1 – Godsbestand / Treuga Dei = Op bepaalde dagen mag er niet gevochten worden. (bv. niet op zondag, …) à Uitbreiding: In bepaalde periodes mag er niet gevochten worden (bv. Adventperiode, …) FASE 2 – Godsvrede / Pax Dei = Op bepaalde plaatsen mag er nooit gevochten worden (bv. Kerkhof, Kerk, …), ook personeel wordt dit toegepast (bv. Handelsreizigers, weduwen, armen, pelgrims, … mogen niet aangevallen worden. Betekenis van de godsvredes? (+) Het zorgt voor openbare orde en rust. Er zijn enkele elementen die blijven voortbestaan, bv. Ultimatum. Op wereldlijk vlak is dit 1 van de eerste vormen van vorstelijke / grafelijke wetgeving. (-‐) Probleem: Het is beperkt in tijd en plaats en is niet afdwingbaar want de enige sanctie was dat je achteraf in de hel zou belanden, wat dus geen doeltreffend sanctiemiddel is.
37
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
3. HET HEILIG ROOMSE RIJK DER DUITSE NATIE (ONTSTAAN EN LATERE EVOLUTIE) Waar? Oostelijk Rijk à Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie. Wanneer? 10e eeuw Wat? Koning die vaak ook een keizer wordt. Het is een gekozen koning, gekozen door de Keurvorsten. Vanaf 1356 ligt dit vast in de Gouden Bulle nl. 7 vaste keurvorsten: • 3 bisschoppen nl. Bisschop van Mainz, Trier en Keulen. • 4 anderen: Koning van Bohemen, Paltsgraaf aan de Rijn, Hertog van Saksen en de Marktgraaf van Brandenburg. De Koning heeft meer de iure dan de facto macht, het HRRDN is versnipperd. In tegenstelling tot Frankrijk zal Duitsland altijd een relatief versnipperd land blijven. Het is een kerkelijke staat, was in handen van een bisschop / een abt; er zijn prinsbisdommen. Bv. Prinsbisdom Luik was een deel van het HRRDN. Er is een grote vermenging van kerk en staat tot aan de Franse Revolutie, in Duitsland krijgt je vanaf dan Katholieke en Protestantse staten. Ex. Vraag: Wie is de volgende Bondskanselier + geef de naam van een Duitse minister van de volgende Bondsregering.
38
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
HOOFDSTUK 4 – DE LATE MIDDELEEUWEN: SOEVEREINITEITSAANSPRAKEN VERSUS STEDELIJKE MACHT, CONSTITUTIONALISME EN PARLEMENTARISME §1. DE STEDEN A. STADSRECHTEN De alleroudste stadsrechten: 1066 – Hoei; 1068 – Geraardsbergen. à Geleidelijk aan groeien we naar de moderne staat toe. Stadsrecht = Het recht om je een stad te noemen, de stad als dusdanig à Verstedelijkte kenmerken waarin sociaaleconomische entiteiten naar buiten komen. Het eigenlijke stadsrecht – stad wordt drager van rechten en plichten en dit wordt zwart op wit erkend. De hogere macht erkent dat er een andere cluster is van macht, de stad als dusdanig wordt een nieuwe rechtspersoon. à Bij ons: vanaf de 11e eeuw hebben we documenten die uitdrukkelijk zeggen “u bent een stad en wij erkennen u als stad”. De stad is economisch machtig, dit blijkt uit de prachtige gebouwen uit deze periode (bv. Brugge, Leuven, Gent, Antwerpen, …), deze gebouwen moeten handen vol geld gekost hebben. Voorbeelden in gent: Het Belfort, Sint-‐Niklaaskerk, Sint-‐Baafs kathedraal, Sint-‐Michielskerk, Gotisch stadhuis, … Deze steden kopen hun rechten / Bevechten hun rechten / Krijgen hun rechten à is dus een interactie tussen de hogere machthebber (Graaf van Vlaanderen) en de steden zelf. Vanaf dat je een inwoner bent van een stad heb je vrijheden, in ruil voor de trouw aan het graafschap. Essentie: Erkenning, stad zijn vergt een uitdrukkelijke erkenning = Het recht zegt dat er iets werkelijk zo is. à Men zal voortaan zijn eigen recht kunnen erkennen doordat men publiekrechtelijke rechtspersoon is geworden. “Stadsrecht breekt landrecht” = Binnen de stad kunnen de burgers hun eigen recht bepalen, en dit kan afwijkend zijn van het recht van de vorst. Terminologie • Formeel stadsrecht Document, gezegelde keure • Materieel stadsrecht Puur publiekrechtelijk: De grondwet van de stad, deze omvat de rechten van de burgers en de organisatie van die stad. Ook door het gewoonterecht ontwikkelt dit recht zich. Maar ook: Elk van de inwoners van de stad hebben ook privaatrechtelijke rechten die kunnen afwijken van omliggende steden. Hoe werkt dit nu precies? Civilisten lezen in het Romeinse recht dat iedereen gelijk is in het recht, behalve de keizer. Deze keizer kan immuniteiten verlenen, hij kan een uitzondering geven: “De wet geldt voor iedereen, maar jij hebt een private wet”, een privilege (= voorrecht), dit betreft dus een uitzondering op het algemeen recht. De stadsprivileges gaan uit van de keizer, nl. De keizer van het HRRDN.
39
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
De Graaf van Vlaanderen “is keizer in zijn eigen graafschap” à Dus geeft de Graaf van Vlaanderen privileges in het Graafschap Vlaanderen in plaats van de keizer. Het verlenen van de stedelijke voorrechten, is altijd een geven en nemen, het resultaat van een machtsstrijd: • De facto: de landsheer à in Vlaanderen dus de graaf, die aan een bepaalde verstedelijkte gemeenschap een privilege gunt, door middel van een stadsbrief, keure of charter. • De iure: het hoogste gezag à in principe dus de keizer (Rijks-‐Vlaanderen en Brabant) of aan de Franse Koning (Kroon-‐Vlaanderen). Alleen mits een bijzondere machtiging van zijn soeverein zou de territoriale landsheer stadsrechten kunnen verlenen. Door het verlenen van stadsrechten doet de vorst de iure afstand van een stuk van zijn eigen macht maar de facto gaat het vaak eerder om het juridisch vastleggen van een bestaande machtsverhouding. In de late ME is de stad soms even sterk en soms zelfs even sterker dan de vorst, daarna gaat deze lijn echter naar beneden en wordt de stad een ondergeschikt bestuur. >< In Frankrijk wint het centrale bestuur vrij snel van de steden. Keure > Koren = Kiezen, het is gekozen recht. Het is recht dat de gemeenschap voor zichzelf gemaakt heeft. Gent heeft een aantal keren bijna alle macht gehad, 1 keer zelfs alle macht. Maar iedere keer is Gent opnieuw onderdrukt door de vorst. 14e eeuw – Jacob van Artevelde: Gent is een rijke handelsstad geworden, het topproduct is laken. Om laken te maken heb je wol nodig, deze wol komt van Engeland. De graaf van Vlaanderen is de leenman van de Franse koning, de Graaf van Vlaanderen vindt dat we in alles overeen moeten komen met de Franse koning. De Franse en de Engelse koning voeren oorlog met elkaar. Jacob van Artevelde vindt echter dat het economische aspect veel belangrijker is. Het dispuut tussen de stad die meer naar Engeland wil en de Graaf die meer naar Frankrijk wil leidt tot gevechten. Jacob van Artevelde wordt vermoord waardoor de stad dus terug onderdrukt wordt. 1539 – Concessio Carolina = “De toegeving van Karel”: De Gentenaren hebben ten opzichte van Keizer Karel een amende honorable moeten doen. Keizer Karel eist van Gent een grote belasting, in feite zou men deze kunnen betalen maar de Gentenaren weigeren dit te betalen. Dit leidt tot een dispuut. Gent wordt veroordeeld door Keizer Karel om een amende honorable te doen. De Gentenaren moesten bloothoofds, blootvoets en in hun onderhemd met een kaars in de hand door de stad in processie gaan. Eerst naar de kerk waar ze aan God vergeving moesten vragen omdat ze tegen de keizer zijn ingegaan. Vervolgens moesten ze buiten aan de gemeenschap en aan de vorst vergeving vragen. Dit alles met een strop om de hals, dit als symbolisch teken dat als het nog eens zou gebeuren dat ze opgehangen zouden worden. Voortaan hebben de Gentenaren minder vrijheden, Keizer Karel voert enkele maatregelen door waarbij hij minder macht aan de neringen en gilden geeft. De autonomie van de stad is enorm beperkt geworden. » Amende = Betering, verbetering à Een boete die je moet betalen om het evenwicht dat verstoord is recht te zetten. » Amende Honorable = Eerlijke betering à Betalen met eer om het goed te maken (bv. Tegen de schandpaal staan, …) »
Amende pecuniaire / profitable = Een profijtelijke betering à Geld om het goed te maken.
40
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
De iure is op dat moment Gent een ondergeschikt bestuur maar Gent is een rebelse stad, er zijn een aantal niet-‐katholieken die vinden dat de katholieke vorst (Keizer Karel en zijn opvolger nl. Filips II) moet inbinden. Het bestuur van de stad neemt de leiding in wat de Calvinistische Republiek geworden is. In die 7 jaar is Gent heel even zijn eigen soeverein geweest. De republiek werd bestuurd door Calvinisten, in deze jaren zijn de katholieken vervolgd. à Vergelijkbaar met de sterke stadstaten in Noord-‐Italië. In het Zuiden worden we opnieuw katholiek en is de stad opnieuw ondergeschikt aan de centrale vorst. B. STADSPOORTERS: DE EERSTE BURGERS Burger = Een vrije inwoner met rechten en plichten, die kan deelnemen aan de politieke macht. Essentie: Het zijn vrije mensen, je wordt niet meer geacht rechten te hebben omdat je rijk bent à de patrimonium-‐gedachte heeft afgedaan in de stad. à Ze zijn dragers van politieke rechten: mogen deel uitmaken van het eigen bestuur, van de eigen rechtbank, … ! Niet iedereen die in de stad woont is poorter. Poorterschap Hoe wordt je poorter? Je moet geen eigendom hebben, maar de meesten hebben wel eigendom. Het zijn rijke mensen die rijk geworden zijn door handel en nijverheid. Poorterschap is erfelijk. Je kan poorterschap ook kopen van een stad, je moet een eed afleggen dat je de stad zal dienen, zal verdedigen, … Voorwaarde: je moet effectief in de stad wonen. Kun je je poorterschap verliezen? Ja, wanneer je de “overeenkomst” breekt die je afgesloten had met de stad. Als je bepaalde plichten niet vervult kan je uit je rechten ontzet worden. à Men wordt geoordeeld door hun gelijken (iudicium parium principe). à Hoger beroep wordt gezien als een schending van de rechten van een stad: Het was nl. een vrijheid van een stad om zelf over zijn stedelingen te kunnen oordelen. à De schepenbank die oordeelt, is dezelfde schepenbank die het bestuur organiseert. Statuut van de burger – te vinden in de keure. Deze keure komt van de graaf, door de gewoonte, … C. DE MACHT IN DE STEDEN EN DE STEDEN AAN DE MACHT 1. MACHT IN DE STAD Instellingen en kenmerken van de stad Bestuur en rechtspraak – College van schepenen (meestal 7), al dan niet aangevuld met een raad van gezworenen. De schepenen zijn door de vorst aangesteld (meestal op voordracht van jet uittredende bestuur / volgens een beurtsysteem tussen de belangrijke gilden of families), en worden bij de hernieuwing van de wet (meestal jaarlijks) vervangen of in hun functie herbevestigd. Hoe? Door verkiezing of loting binnen de eigen groep / door middel van coöptatie, op voordracht of op basis van anciënniteit-‐ of beurtrolsysteem. Het college wordt meestal voorgezeten door een burgemeester (in bestuurszaken), hij is de voorschepen. De functies van burgemeester en schepenen veronderstellen geen bepaalde opleiding en brengen financieel meestal niet zoveel op, maar houden wel een zekere prestige in.
41
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Tijdelijk aangestelde bestuurders worden al vrij snel bijgestaan door vaste ambtenaren: De secretaris, de griffier of pensionaris. Raads-‐ of stadspensionaris treedt op als woordvoerder van de stad naar buiten toe. Naast de eigen organen resideert in elke stad een vertegenwoordiger van de vorst (schout, baljuw, amman, …), deze persoon gaat in naam van de vorst de openbare orde controleren en de rechtbank samenroepen, de straf vorderen, de uitspraak doet uitvoeren. à Adviseur bij uitstek voor het aanstellen van nieuwe schepenen. à Enkele rekenplichtige opdrachten Belangrijkste taak: Het manen van de schepenbank, vervolgt ex officio en voert de strafvonnissen uit. Gebaseerd op het principe van de annualiteit in de Romeinse tijd stelt men een jaarlijkse hernieuwing van de wet in. Jaarlijks worden nieuwe schepenen aangesteld (na controle van de baljuw). à Specialisatie: Pensionaris (jurist), zekere bureaucratisering van het bestuur. In Gent iets bijzonder: 2 schepenbanken nl. schepenen van de keuren en schepenen van gedelen. 2. DE MACHT VAN DE STEDEN De 4 leden (Vlaanderen): Brugge, Gent, Ieper en het Brugse vrije. De 4 leden (Brabant): Brussel, Leuven, Antwerpen en ‘s Hertogenbosch §2. DE SOEVEREINE VORST EN HET MINDER SOEVEREINE VLAANDEREN A. HET SOEVEREINITEITSSTREVEN IN THEORIE EN PRAKTIJK Theorie Monarchie > Monos = 1 iemand bestuurt. De vorst streeft in de loop van de late ME, dit vooral en dankzij het geleerde recht. De juristen geven hebben “wapens” (woorden, argumenten) om zijn macht verder uit te breiden. De juristen hebben het staatsdenken gemaakt. De wetenschap van het besturen is compleet in handen van de juristen. Ze proberen op een rationele manier te legitimeren wat die vorst op dat moment traditioneel en charismatisch aan het verwerven is: macht. De vorst gaat de regalia usurperen (naar zich toe trekken). Juristen gaan lijsten opstellen wat die regalia allemaal zijn en beroepen zich op het corpus iuris civilis à “de keizer had het recht om …” dus de koning moet die rechten ook hebben. Regalia, 2 betekenissen » Regalia = De koninklijke dingen à Symbolen bv. Koningskroon, scepter, rijksappel, … » Regalia = De koninklijke prerogatieven à rechten en privileges, wat hij mag en niemand anders zoals bv. Decreten (rechtspraak), de koning is bron van alle recht, de koning maakt vorstelijke justitieraden, de koning heeft het recht om wetten te maken (als een ondergeschikt bestuur dit recht heeft dan is dit omwille van een privilege, verleend door de vorst), … Externe soevereiniteit Er is geen hogere macht die de vorst kan weerhouden om door middel van militaire acties, huwelijkspolitiek of overeenkomsten zijn gebied uit te breiden. De opperste macht van de keizer is immers tot quasi 0 herleid à slechts een Duitse koning met nog enkele beperkte ceremoniële voorrechten maar zonder feitelijk superioriteit. De Koning (opvolger van de oude Germaanse vorsten), voelt zich nu zelf keizer binnen zijn eigen koninkrijk. à “Rex imperator est in regno suo” = De koning is keizer in zijn eigen koninkrijk.
42
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Interne soevereiniteit Binnen zijn vorstendom duldt de vorst geen concurrerende kracht. Hij is baas over de adel en de clerus (standen). Soevereiniteit > Superior = “Ik ben de hoogste”. “Princeps legibus solutus est” = De vorst is niet gebonden aan het recht, aan de wetten want de vorst maakt zelf de wet dus hij kan op elk moment afwijken van de bestaande wet. Hij moet dus met andere machten geen rekening houden. Praktijk De naar soevereiniteit en absolutisme strevende koning: bv. Franse Koninkrijk. Filips IV – Strikt gezien is hij ondergeschikt aan de keizer, maar trekt zich hier niets van aan. Strikt gezien zou hij de kerk als een andere, onafhankelijke macht moeten erkennen. Strijd tussen wereldlijk en kerkelijk oppergezag: Koning Filips IV De Schone onderneemt een poging om Paus Bonifatius te arresteren. In het kader van de Vlaamse zaak had de koning onder meer de Franse geestelijkheid fiscaal belast, waarna Paus Bonifatius VIII de vorst veroordeeld had; deze verhinderde op zijn beurt de Franse bisschoppen naar een concilie in Rome te reizen; In de bul Unam Sanctam had de paus kort voor zijn dood uiteindelijk zijn suprematie over de wereldlijke vorsten bevestigd. >< De nieuwe paus Clemens V daarentegen vestigde zich in Avignon en at uit de hand van Filips de Schone. à Probeert Vlaanderen volledig te onderwerpen. Economische en militair staan de tempeliers heel hoog, als orde zijn deze veroordeeld (brandstapel) met enkele ‘smoesjes’, waardoor alle goederen van deze tempeliersorde toekwamen aan de koning (confiscatie). Ook tegenover de Joden en de Lombarden heeft hij veroordelingen en confiscaties uitgevoerd; Joden werden getolereerd maar werden wel scheef bekeken, zij hadden het monopolie samen met een groep Lombarden om leningen te verstrekken (katholieken mochten dit niet) waardoor ze economisch erg sterk stonden. 11 juli 1302 – Guldensporenslag te Kortrijk: Sinds 1973 is dit de feestdag van de Vlamingen, gestemd in de cultuurraad. Bedenking: Het Vlaanderen van 1302 is niet exclusief Vlaams, ze spreken Frans en Oud-‐Vlaams. Daarenboven strijden we op dat moment samen met mensen uit het gebied dat het huidige Wallonië omvat. Het betreft een soevereiniteitsstrijd / Onafhankelijkheidsstrijd (Vlaamse graaf had in 1297 zijn leencontract met de Franse koning opgezegd). In 1302 winnen we een veldslag, maar dit is slechts 1 veldslag. Er was echter al lang discussie tussen de graaf en de Koning. Er zijn echter nog veldslagen geweest, finaal wordt de oorlog afgesloten met een vredesverdrag. Verdrag van Athis-‐sur Orge – Vlaanderen heeft als graafschap opnieuw de duimen gelegd voor de koning van Frankrijk. De Vlaamse graaf heeft erkend dat hij de leenman is van de koning en dat hij dus onder zijn gezag staat. We hebben bovendien zware herstelbetalingen moeten betalen, zo zwaar dat noch de graaf zelf, noch 1 of andere staat dit op tafel kon leggen. Zij die economisch sterk waren op dat ogenblik (steden) zijn samen gaan zitten om af te spreken hoe we dit geld gingen verzamelen om Frankrijk genoeg te doen à Zijn een verdeelsleutel overeengekomen tussen de leden van Vlaanderen. Dit noemen we “De transport van Vlaanderen” = de verdeling van de fiscale lasten over de verschillende steden en kasselrijen van het graafschap, die op dat ogenblik wordt vastgelegd; zal later aangepast blijven bestaan tot het einde van het AR. à Dit is de oorsprong van het belastingstelsel van de late ME.
43
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
In zijn soevereiniteitsstreven probeert de vorst alle interne en externe concurrerende machten uit te schakelen; toch weerstaan enkele elementen aan de ongebreidelde machtsaspiraties: 1. De feodale gedachte die aan de vazallen weerstandsrecht toekent. 2. De economisch machtige steden. 3. De topadel en topclerus laten niet zomaar hun inspraak afnemen; de hoge adel vormt samen met de vorst in de curia regis nog steeds het hoogste beleidsorgaan. Ten gevolge van de bureaucratisering en de specialisering krijgen ambtenaren een steeds belangrijker rol. B. HET VLAAMSE SOEVEREINITEITSSTREVEN NA 1302 Eind 18e eeuw – Verlichting, men ging zoeken naar de verworven rechten van vroeger en de grote historische momenten. Op dit ogenblik wil Jozef II van Oostenrijk de volledige Nederlanden hervormen. Dit is een modernisering van het land, maar het land wil dit niet; zien dit als een inbreuk op hun rechten. In dit kader ging men in de geschiedenis kijken, zo kwamen ze terug bij de Guldensporenslag. Er zijn dus historische werken gevonden. 19e eeuw – Mythevorming, België ontstaat en in 1830 moet de jonge nieuwe staat een hymne krijgen, een vlag krijgen, een wapenspreuk krijgen, … Ze willen zich legitimeren op allerhande manieren. Onder andere zegt men aan schrijvers dat ze betaald krijgen als ze de Belgische identiteit veruitwendigen, ondersteunen. à Hendrik Consciense schrijft een boek over de guldensporenslag: Boek dat de symboliekwaarde van de Guldensporenslag tot een toppunt brengt. De gulden ridder (Robrecht van Bethune), de “Leeuw van Vlaanderen”, vertolkt er de heroïsche kracht der Vlamingen. §3. CONSTITUTIONALISME A. ALGEMEEN De term “Constitutie” • Materieel = Samen-‐stelling van een staat, het samenspel van verschillende instellingen en organen van wetgeving, bestuur en rechtspraak. • Formeel = Grondwet, de basistekst van een staat, waarin de meest fundamentele rechten worden vastgelegd. Ontstaan – Late ME De vorst streeft interne en extern tot soevereiniteit, dit leidt tot oorlogen, opstanden, … De onderdrukten (vazallen, heren en steden) gaan steun bij elkaar zoeken. Als we ons samen verenigen gaan we hem op de knieën kunnen krijgen. à Meer dan feodaal ius resistendi. Aan de basis ligt de idee van: we hebben een contract. Een afspraak tussen vorst en onderdaan dat de vorst niet alle mag doen wat hij wil.
44
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
B. ENGELAND Magna Carta – 1215 Aanleiding? Jan zonder Land (despoot), gaat zijn macht gebruiken om alles volgens zijn wil te doen. Jan Zonder Land gebruikt het sterk centralistisch, op feodale basis uitgebouwde staatsapparaat om fiscaal en op bestuurlijk vlak de macht en de vrijheid van de lagere heren te beknotten. Jan Zonder Land voert 2 grote disputen: • Tegenstand van Paus Innocentius III De Koning had een eigen kandidaat voor de benoeming van de aartsbisschop van Canterbury en weigerde daarom de toegang tot het koninkrijk aan Stephen Langton, de door de Paus voorgedragen kandidaat voor het aartsbisdom. Gezien de koninklijke weigering spreekt Innocentius in 1208 een interdict uit over Engeland, waardoor er geen sacramenten meer mogen toegediend worden. Vervolgens wordt Jan Zonder Land geëxcommuniceerd waardoor alle onderdanen ontslagen zijn van hun eed van trouw aan de vorst. In 1212 wordt de troon zelf vacant verklaard. Jan Zonder Land moet uiteindelijk inbinden. Hij schenkt zijn land aan de paus en wordt diens leenman. • De strijd met de vorst Filips II August (1165-‐1223) 1214 – Slag bij Bouvines, Engelse leger verliest en er gaat enorm veel verloren. De milities van de rijke baronnen (grote grondheren) zijn totaal ontgoocheld, want ze merken dat het allemaal voor niets geweest is. Het heeft handenvol geld gekost en Jan Zonder Land legt daarom zware fiscale lasten op >< hevige protesten. Inhoud van de Magna Carta Enkele algemene minimumrechten worden vastgelegd, die tot de dag van vandaag typisch constitutioneel gebleven zijn. • Het verbod van willekeurige straffen: boetes moeten in verhouding staan tot de ernst van het misdrijf en mogen er niet toe leiden dat een vrij man geruïneerd wordt. • Het verbod van rechtsweigering / verbod van rechtsingang tegen betaling van een te hoge prijs. • Het verbod van arrestatie of gevangenschap, tenzij na een vonnis op grond van het recht van het land of geveld door een rechtbank van gelijken. Evaluatie? • Negatief: Beperkt karakter van deze fundamentele vrijheden, gelden enkel voor de vrijen, terwijl de meerderheid van de bevolking nog “onvrij” was. 2e, meer algemeen zwak punt: weinig materiële waarborgen voor de stipte naleving van de constituties; er was wel een enforcement clause, maar deze stelt niet veel voor. 1216: Paus neemt een beslissing die ervoor zorgt dat deze tekst geen waarde meer heeft. De paus zegt dat de koning geen vrije wil meer had om te contracteren, terwijl dit een fundamenteel principe is. De dwang die ertoe leidt dat de wil nietig is en die ervoor zorgt dat het contract vernietigd wordt. • Positief: Letterlijke citaten uit die tekst zijn later hernomen in andere teksten (17e eeuw), Bv. Bill of Rights – 1689, men gaat een nieuwe koning zoeken en men gaat hem pas aanvaarden wanneer hij hun rechten erkent. à Het ontstaan van een teksttraditie is dus de belangrijkste invloed van de Magna Carta.
45
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
C. CONSTITUTIES IN DE ZUIDELIJKE NEDERLANDEN? Elke keure van een stad is een soort “constitutie”. Maar echte constituties zijn er niet. >< in Brabant echter wel: Charter van Kortenberg – 1312 De hertog belooft onder meer om rijk en arm naar recht en wet gelijk te behandelen. De Blijde intrede – 1356, Nieuwe vorst moet een aantal dingen beloven. Bv. Een Brabander kan nooit uitgeleverd worden aan een ander land om daar beoordeeld te worden; In Brabant mogen alleen Brabanders ambtenaar worden; … à Men heeft de Blijde intrede in Brabant eeuwen beschouwd als een constitutie, als een fundamenteel recht, waar alle andere weten rekening mee moesten houden. Heel vaak heeft de Raad van Brabant (justitieraad die in naam van de hertog recht spreek) wanneer er een nieuwe wet toekwam gezegd dat dit ingaat tegen hun fundamentele rechten, ze stuurden deze wet terug. Wanneer de wet wel aanvaard werd moest die wet afgekondigd worden door de hertog. Soms was het dus het geval dat de wet gold voor het gehele gebied behalve voor Brabant. Brabant is dus iets autonomer dan andere gebieden. Ze hebben dus een sterkere constitutionele traditie dan Vlaanderen. §4. PARLEMENTARISME A. TERMINOLOGISCHE EVOLUTIES: CURIA, RAAD, PARLEMENT EN VERTEGENWOORDIGING Vanuit de oorspronkelijke betekenis van parliamentum en omdat bestuur en rechtspraak in die tijd nog niet (volledig) gescheiden zijn, ontwikkelt zich een dubbel begrip: • In Frankrijk: hogere, vorstelijke gerechtshoven > Parler = Een plaats waar een geschil besproken wordt. » Hoofdtaak: willige en contentieuze rechtspraak, tevens een rol als adviesinstantie bij de totstandkoming van de wetgeving, alsook bij de registratie en publicatie ervan. » »
Ieder gewest had een parlement. Belangrijkste: Parlement de Paris, daar kon je vanuit de Nederlanden eventueel in hoger beroep gaan want de Franse koning was de leenheer van de Vlaamse Graaf. Ten tijde van Keizer Karel hebben we deze band doorgeknipt, na 1520 kun je niet meer in hoger beroep gaan bij het Parlement de Paris. Noord-‐Frankrijk: Parlement van Vlaanderen (17e eeuw) Lit de justice = Bed van gerechtigheid, de koning komt zelf uitdrukkelijk een wet opleggen. In de Zuidelijke Nederlanden: gelijkaardige instellingen worden justitieraden genoemd. Ze zijn door de Bourgondische vorsten gekopieerd naar Frans model. Het door deze vorsten opperste gerechtshof van de Zuidelijke Nederlanden, Grote Raad van Mechelen, draagt oorspronkelijk de naam Parlement van Mechelen. »
•
Justitieraden: eigenlijke en oneigenlijke rechtspraak, hierin zitten exclusief juristen. Adviseren en publiceren van wetgeving en andere bestuurlijke functies. Engeland: Volksvertegenwoordiging
46
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Ontstaan – Specialisering der instellingen (2 stellingen over de evolutie) Stelling 1: Curia regis = Groepje topvazallen dat de vorst bijstond met raad en daad. Daarnaast waren er een aantal clerici, die geschoold waren en omwille van de betaling door de vorst perfect zijn beleid uitvoerden. à afgestudeerden van de nieuwe universiteiten: kwamen terecht in de vorstelijke raden. • In Vlaanderen: legisten, afgestudeerd aan Italiaanse en Franse rechtsfaculteiten bij de graaf. • In Brabant: gebeurt pas een eeuw later, versneld door de stichting van de universiteit in Leuven. (Leen)hofkarakter van de curia verdwijnt + de bevoegdheid wordt in de eerste plaats adviserend à term “Raad” duikt op. • Vlaanderen: Raad van Vlaanderen, enige tijd voorafgegaan door de Audiëntie = een instelling met algemene bevoegdheden die de naam overnam van de openbare hoorzitting waarop recht werd gesproken. • Bourgondische machtsovername (1384): Audiëntie splitst zich in 2 nieuwe instellingen: » Rekenkamer à Financiën » Raad van Vlaanderen à Vervullen van gerechtelijke taken Stelling 2: Wellicht niet 1 curia; de vorst trok rond door het land, sommige vazallen en adviseurs reisden een stuk mee, anderen niet. De samenstelling van de curia kon dus wel eens verschillen en afhankelijk van de besproken materie ging het soms om een grote, soms om een kleine curia. • Grote curia: adellijke vazallen en enkele topclerici à Statenvergadering, aangevuld met vertegenwoordigers van steeds machtiger wordende steden. Werden samengeroepen voor staatszaken. • Kleine curia à Raad van Vlaanderen en Rekenkamer; lopende zaken zoals het financieel beheer en de geschillenbeslechting. B. ENGELAND Volksvertegenwoordiging van het land in een centrale instelling 1066 – Curia regis, splitst zich uiteindelijk ook op in een gedeelte rechtbank maar ook in een parlement. De leden zijn de top adel en de top van de clerus (prelaten). 14e eeuw – ook lagere grondadel: The Houses of Parliament • Hogerhuis (House of Lords; vast): Prelaten en hoge adel à van rechtswege, op basis van maatschappelijke positie. » Eerste minister: Hereditary peers; bij erfopvolging van vader op zoon. » Life peers; worden voor het leven benoemd, op voordracht van enerzijds een onafhankelijke commissie en anderzijds de partijleiders. » Lords spiritual van de Church of England (26 bisschoppen) » Law lords (12 topjuristen die functioneren als hoogste rechters) • Lagerhuis (House of commons): Ridders en burgers à Een selectie, een vertegenwoordiging van hun maatschappelijke groep. à Historisch kamerstelsel: Heel rijk (Rood) + Rijk (Groen) à Federale invulling van het kamerstelling: Het volk van het hele land + Deelstaten.
47
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
C. PARLEMENTEN IN DE ZUIDELIJKE NEDERLANDEN? Een tweekamerstelsel heeft nooit bestaan, wel is er zoals in Engeland een soort volksvertegenwoordiging, die niet door 1 homogene groep vertegenwoordigers gevormd wordt. Naar Frans model wordt het volk geacht uit 3 standen te bestaan, en daarom wordt het vertegenwoordigd door de 3 standen / Staten: • Clerus – de 1e stand à Bidt • Adel (grootgrondbezitters) – de 2e stand à vecht • Stedelijke vertegenwoordiging – de 3e stand à werkt ! Dit betekent concreet dat het de steden zijn die erin zitten, zeker niet alle mensen. à Andere maatschappelijke functies zijn er niet; de 3 standen zijn het hele volk. Bevoegdheden: Goedkeuring en inning van de beden (belastingen) – “Wat allen aanbelangt moet door allen goedgekeurd worden”; de uitvoering van de openbare werken; de ceremoniële erkenning van de vorst; de veiligheid van het land en de eventuele mobilisatie van troepen; het afsluiten van akkoorden met buitenlandse handelsorganisaties; toezicht op de eerbiediging van de privileges; … “Staten Provinciaal” – Vlaanderen Ontstaan? 12e eeuw: Er moet een nieuwe graaf komen, de koning van Frankrijk doet een voorstel >< De steden komen samen en moeten niet weten van de kandidaat van de Franse Koning. Vanaf Athis-‐sur Orge: Als er geld moet opgebracht worden voor Vlaanderen dan zijn het de 4 leden die dit doen (Gent, Ieper, Brugge en het Brugse vrije). Proces: Clerus krijgt het recht om ook als lid van Vlaanderen beschouwd te worden (5e lid) >< Adel slaagt daar niet in, dus de adel is in Vlaanderen, in tegenstelling tot de andere territoriale vorstendommen geen machtige stand. Vanaf 1674 gaan ze een permanent orgaan behouden: Bestendige deputatie; de leden van Vlaanderen zijn dus een volksvertegenwoordiging die permanent aanwezig is. “Staten generaal” – Bourgondische periode, 1464 te Brugge Wordt samengeroepen telkens wanneer de vorst dit nodig acht. Bevoegdheden? Vooral fiscaal. Het is een soort crisisinstelling, de vorst gaat ze niet samenroepen wanneer er geen problemen zijn. Het is ook een zeer stroeve instelling: imperatief mandaat >< vrij mandaat, vandaag: ze zijn zo vrij dat ze hun beloftes die ze beloofd hebben tijdens hun kiescampagne niet verplicht nakomen. Staten-‐Generaal in de Noordelijke Nederlanden – 1581 Verklaren Filips II als vervallen. Beslissing: de macht die we gegeven hebben aan Filips II en afgepakt hebben en die we nu aan niemand anders afgeven houden we zelf à soevereine staten generaal, eigenlijk 1 van de eerste republieken waarbij de soevereiniteit bij de volksvertegenwoordiging ligt.
48
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
D. EVALUATIE: VERTEGENWOORDIGING EN DEMOCRATIE Volksvertegenwoordiging ≠ Democratie!! Wat is vertegenwoordigen? Vertegenwoordiging is een juridische techniek die vele toepassingen heeft, je moet je in iedere toepassing afvragen wat het hier betekent. Privaatrecht Bv. Ouder of voogd treedt op als vertegenwoordiger van het kind à Ouder moet doen wat nodig is voor het kind, ouder beslist en kind kan er niets over zeggen. Bv. Handelsvertegenwoordiger treedt in naam en voor rekening van een bedrijf op à Zal op het matje geroepen worden als die vertegenwoordiger iets verkeerd doet. Publiekrecht Vertegenwoordiging is een “fictie”, zou eigenlijk onze belangen moeten vertegenwoordigen, maar doet die dat? Ze hebben een vrij mandaat, ze doen wat ze willen. Functie van vertegenwoordiging? We hebben het aanvaardt, het is gelegitimeerd, we leggen ons erbij neer en denken dat dit een goed systeem is. Het verleent geen zekerheid, het legitimeert het gezag. Een ideaal systeem is het niet. Volksvertegenwoordiging = Een regime waarbij de bestuurden deelnemen aan het beleid en we doen dit via afgevaardigden. • Regime waarbij de bestuurden of minstens een min of meer belangrijk deel ervan Kiesrecht bepaalt het democratisch gehalte; nog steeds een groot deel van het volk dat niet kan gaan stemmen (bv. kinderen -‐18 jaar, migranten, …) • Deelnemen aan het beleid Wat is de omvang van hun bevoegdheid? Volheid van bevoegdheid. • Via afgevaardigden Uiteindelijk zijn het de partijleiders die “kiezen” wie erin komt à als je stemt op een lijst zijn het meestal de 1e 3 personen die erin komen. Gecoöpteerde senatoren, de mensen die er zitten mogen kiezen wie er nog bij komt. Voor hoelang gaan we ze aanstellen? 4 tot 6 jaar. Aard van de aanstelling? Vrij of imperatief mandaat à groot verschil. à Democratie? Soms wel, soms niet. Soms in grote mate, soms in kleine mate. à Het ideale zal nooit bestaan. Randvoorwaarden waar we aan moeten voldoen (Hebben we vooral geleerd in de dekolonisatie periode) • Minimale intellectuele ontwikkeling • Vrije media en publiek debat • Effectief beschermde fundamentele rechten • Interesse en engagement
49
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
§5. EEN VERNIEUWDE KERK A. DE GREGORIAANSE HERVORMING De kerk is een speelbal geworden van de grote, rijke families. Soms ligt de wereldlijke macht en de kerkelijke macht in eenzelfde hand. >< Grote breuk: Paus Gregorius – Investituurstrijd = De betwisting wie de bevoegdheid heeft om de kerkelijke ambten van de abten en bisschoppen te verlenen; wordt beslecht in het voordeel van de Paus, die erin slaagt Keizer Hendrik IV in 1077 op boetetocht naar Canossa te doen gaan. Het jaar daarvoor had Gregorius de keizer afgezet verklaard, hem in de ban geslagen en gesteld dat de onderdanen niet langer gebonden waren aan hun eed van trouw. Ten gevolge van de tegenwerking van het volk moest Hendrik uiteindelijk de duimen leggen. In Canossa vraagt hij de paus om vergiffenis, waarna de kerkelijke ban wordt opgeheven. God heeft het geestelijk gezag (de spiritualia) aan de paus gegeven en het wereldlijke (temporalia) aan de keizer. Gelasius wijst de wereldlijke leider erop dat het de plicht van de keizer is om zich aan de bisschoppen te onderwerpen in religieuze zaken. De bisschoppen moeten slechts gehoorzamen aan keizerlijke wetten voor zover het de handhaving van de openbare orde betreft. Bevoegdheid van de bisschop: Auctoritas = gezag, de originele en superieure beslissingsmacht. Bevoegdheid van de keizer: Potestas = Mogelijkheid, bevoegdheid, (uitvoerend) macht. à Wordt staatsrechtelijk verankerd in het Concordaat van Worms – 1122. B. DE GEBOORTE VAN DE CANONISTIEK Van religie naar recht Augustinus – De Civitate Dei Canonistiek – Decretum Gratianum Wat zit daar nu allemaal precies in? §6. DE RENAISSANCE VAN DE 12 E EEUW A. DE HERBOREN RECHTSWETENSCHAP EN HAAR INVLOED OP HET PUBLIEKRECHT Niet Kennen B. DE HERGEBOORTE VAN DE WETGEVING Niet kennen C. BEGIN VAN DE BUREAUCRATISERING Niet kennen
50
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
D. WETENSCHAPPELIJKE INVLOED OP HET STRAFRECHT 1e element: Bijdrage van de canonisten Benadrukking van het intentionele element in plaats van het gevolg. Corpus iuris civilis: men moet niet het materiële resultaat bekijken maar de wil. Een conflict is een zonde à vanuit het concept van de zonde zegt men dat een misdrijf een misdrijf is als je er schuld aan hebt: heb ik het gewild of niet gewild? à Staat in de digesten. “In maleficiis voluntas spectatur, non exitus” = Inzake misdrijven moet je naar de wil gaan kijken, niet naar de gevolgen. Philippe De Beaumanoir -‐ Stelling dat er 3 soorten doodslagen zijn. 1. Moord à veronderstelt voorbedachtheid. 2. Opzettelijke slagen à gebeurt “in het heetst van de strijd” 3. Toevallige / onopzettelijke doodslag De straf dient in verhouding te staan met de mate van opzet. >< Oud-‐Germaans concept van het strafrecht: laat puur materieel leed vergelden met een ander leef of een boete en/of schadevergoeding. 2e element: Bijdrage van de canonisten, bijgetreden door de romanisten De strafrechtelijke fout is steeds strikt persoonlijk, dus ook de straf moet individueel zijn. >< oud-‐Germaans systeem van de familieveten. Op vlak van de vraag van de functie van de bestraffing zijn legisten en canonisten het echter niet eens: • Legisten: Libri terribilis, Staven hun theorie aan de hand van het Corpus Iuris en baseren zich dus op de toestand van het strafrecht van het late keizerrijk, dat bijzonder hardvochtig was. het strafbeleid was er repressief en ontradend, door bijzonder harde strafuitvoeringen (exemplarische straffen) • Canonisten: Strafrecht gebaseerd op zielenheil. Door de straf moet de delinquent tot inkeer en beterschap komen. Typisch: strafbedevaarten, gevangenisstraffen à bezinning. 3e element: Bijdrage van de canonisten en het gerecipieerde Romeinse recht Strafprocesrecht à Romano-‐canonieke proces: inquisitoire procedure. Wanneer de status rei publicae verstoord werd en het algemeen belang dus in gevaar was, kon de keizerlijke rechter van ambtswege een proces starten om de schuldige te zoeken, zonder dat enige benadeelde daar uitdrukkelijk om vroeg. >< Germaanse accusatoire procedure. Burgerlijk proces à De rolprocedure met dagvaarding, verschijningstermijnen, conclusies, pleidooien, tussenvonnissen, … à Ook nieuwe procedurele bewijsmiddelen, in het nieuwe bewijssysteem wordt de beoordeling van waar of onwaar niet meer overgelaten aan God, maar aan het recht. Dit laatste kadert binnen de theorie van de “wettelijke bewijzen”, uitgewerkt door de middeleeuwse rechtsgeleerden. Hiërarchie in bewijs: helemaal bovenaan staat de bekentenis. Als iemand iets bekent dan is het zo, dan mag je die persoon veroordelen à Tortuur ontstaat. Gevolg? Door de invloed van de geleerden wordt het strafrecht veel bloederiger dan het daarvoor was.
51
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
HOOFDSTUK 5 – DE VROEGMODERNE TIJD: ONTWIKKELING VAN DE SOEVEREINE NATIONALE STAAT (16 E TOT 18 E EEUW) §1. BOURGONDISCHE, SPAANSE, OOSTENRIJKSE EN BIJNA ONAFHANKELIJKE NEDERLANDEN A. DE BOURGONDIËRS, KEIZER KAREL EN DE 17 PROVINCIËN Bourgondiërs – 1384 tot 1484 De Nederlanden zijn een creatie van de Bourgondische Hertogen • Filips De Stoute • Jan Zonder Vrees • Filips De Goede (+1467) • Karel De Stoute (+1477) • Maria Van Bourgondië (+1482 en vanaf dan gaat het over op de Habsburgers) 2 delen • Hertogdom Bourgondië – Frans Gebied, streek van Dijon à Pays de Par de là = De landen van Derwaarts-‐over • Vrij graafschap – Streek van de Nederlandse vorstendommen = De landen van Herwaarts-‐over à Personele unie: Op grond van de patrimoniumgedachte verzamelen ze de Nederlandse provincies in 1 hand en vormen ze zodoende een composite state. Het blijven allemaal aparte staten, geleidelijk aan zal daar iets van eenheid inkomen. In die individuele staten (gewesten / provincies) zullen ze het bestuur en de rechtspraak moderniseren. Deze instellingen zijn meestal een vernieuwde justitieraad (zoals bv. de Raad van Vlaanderen) en ook een instelling voor de financiën (bv. De rekenkamer van Vlaanderen). à Deze evolutie van de instellingen gebeurt het eerst in Vlaanderen, logisch: het gebied dat ze eerst in handen krijgen en het gebied dat het dichts bij Frankrijk ligt en dat nog steeds een leenband heeft met Frankrijk. De instellingen zijn instellingen naar Frans model. Midden 15e eeuw – Creatie van een aantal instellingen op centraal niveau à Gemeenschappelijke bovenliggende instellingen. Bv. De grote Raad van Mechelen (oorspronkelijk Parlement van Mechelen; Is een rechtbank!), opgericht in 1473. Voor al deze gewesten heb je ook een volksvertegenwoordiging nl. de Staten (bv. Staten van Vlaanderen, Staten van Brabant à samenstelling verschilt van gewest tot gewest). Ook deze Staten zullen samengevoegd worden, waardoor we de Staten-‐Generaal krijgen van de Nederlanden. Ze komen voor het eerst bijeen in 1464 te Brugge. Dit is een volksvertegenwoordiging, aangesteld door de Provinciale Staten die bevoegd is voor de gehele Nederlanden. Vandaag: Staten-‐Generaal bestaat nog, nl. het Nederlandse parlement (Den Haag). Gevolg? Bourgondische Hertogen worden machtiger en machtiger. De steden zien hun macht geleidelijk aan aftakelen.
52
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Karel De Stoute Wou alle gewesten verenigen en daar 1 koninkrijk van maken. >< Zal niet gebeuren, krijgt de koningskroon niet van de Keizer. Daarenboven wil hij de Bourgondische gebieden met de Nederlandse gebieden herenigen. à Oorlogen, kosten enorm veel geld + Hij verliest een aantal veldslagen en sterft. Enkel Maria Van Bourgondië blijft over (zijn dochter). Ze zal uiteindelijk huwen met Maximiliaan van Oostenrijk waardoor de Habsburgers het overnemen. De steden en de verschillende gewestelijke staten zien hun kansen om een aantal vernieuwingen van de Bourgondiërs af te schaffen. De oppositie tegen Karel de Stoute slaagt erin om van de Koningin het Groot privilege af te dwingen: • Ze wordt gedwongen om het parlement van Mechelen af te schaffen. • Enkele zeer machtige Bourgondische ambtenaren worden ter dood veroordeeld. • De kerkelijke jurisdictie over leken wordt aan banden gelegd. à Ook Frankrijk zal proberen Vlaanderen en Artesië te veroveren. De orde van het Gulden Vlies – Top adel, gekoppeld aan de Bourgondische Hertogen. Karel V – 1500 tot 1555 Door het huwelijk van Maximiliaan komen we in de Habsburgse clan terecht. De zoon van Maria en Maximiliaan is Filips de Schone, zijn zoon is Karel V. Karel V is de vorst van alle Nederlandse staten, hij heeft ook via Maximiliaan talrijke gebieden in het Duitse Rijk, hij is dus terzelfdertijd koning van het HRR, hij wordt daar keizer van het Duitse Rijk. Filips de Schone was gehuwd met een Spaanse erfdochter (Johanna de Waanzinnige), hij krijgt het Spaanse Rijk (= Spanje + kolonieën) DUS: grondgebied van Karel V omvat het Duitse Rijk, Spaanse Rijk en de Nederlanden à Personele Unie. Ze zijn gerechtelijk en bestuurlijk nooit samen gekomen. Er zijn aparte instellingen voor elk gebied. Probleem: Nederlandse provincies zijn publiekrechtelijk nog steeds ingekleed in het Franse koninkrijk of in het Duitse Rijk. In theorie is Vlaanderen een leen van het koninkrijk Frankrijk, de rest valt onder het HRR. Die banden zijn wel losser geworden maar bestaan nog steeds. Karel V zal ernaar streven de banden tussen Frankrijk en Duitsland door te knippen. Hij wil de Nederlanden losmaken. à Gebeurt door 2 vredesverdragen (Ten aanzien van Frankrijk) • Vrede van Madrid Banden met Frankrijk worden doorgeknipt voor Vlaanderen, Artesië en Doornik. De Franse vorst verzaakt in het verdrag aan zijn leenheerschap, hij doet tevens afstand van zijn aanspraken op Napels en Milaan en hij erkent de Habsburgse rechten op Bourondië. >< Trekt zich al snel na zijn vrijlating niets meer aan van de beloofde concessie.
•
De Damesvrede van Kamerrijk Bevestiging van het einde van de leenband met betrekking tot onze gewesten.
Ten aanzien van Duitsland – Transactie van Ausburg (1548) De gewesten die door Karel in het Noord-‐oosten van de Nederlanden worden ingelijfd, worden door de Duitse Rijksdag overgeheveld van de 1e naar de 2e kring. De Bourgondische kring is niet onderworpen aan het Rijkskamergerecht en geniet ook vrijstelling van de meeste fiscale en militaire rijksverplichtingen. à De banden met het Duitse Rijk zijn daarmee doorgeknipt.
53
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Gevaar voor de zich vormende Nederlandse staat: In al die vorstendommen zijn er verschillende systemen van erfrecht. Het zou dus kunnen gebeuren dat door die erfrechtelijke regels, de Nederlandse staat in wording weer uit elkaar valt. Vandaar dat Karel V de pragmatieke sanctie invoert. »
Pragmatieke Sanctie = In alle vorstendommen van de Nederlanden wordt hetzelfde erfrecht van kracht, zodanig dat die Nederlanden samen zullen blijven.
Karel V zet het werk van de Bourgondiërs voort: we krijgen nog meer bureaucratisering, verfransing, verdere centralisering. De belangrijkste justitieraden van de Nederlanden worden in 1531 opgericht: Collaterale Raden 1. Geheime Raad, 2. Raad van State 3. Raad van Financiën à Zijn een kenmerk van de eenmaking van de Nederlanden. Intern zal Karel V zijn macht ook uitbreiden – Karolijnse Concessie (1540) De 17 Provinciën De Nederlanden worden meestal aangeduid met de term 17 Provinciën à Deze term is niet 100% correct. Grosso modo zijn het deze gebieden: Zeeland, Holland, Utrecht, Friesland, Groningen, Overijsel en Gerle; Brabant, Vlaanderen, Henegouwen, Artesië, Mechelen, Namen en Luxemburg. ! Prinsbisdom Luik behoort hier niet bij. Wat houdt die 17 provinciën samen? Het zijn vooral een aantal centrale instellingen. Daarentegen is het territorium juist geen aaneengesloten geheel. Daarenboven is ook het recht weinig eengemaakt, onze gebieden worden gekenmerkt door het gewoonterecht, in iedere stad is er ander recht van toepassing. Het is ook geen gebied waar eenzelfde taal gesproken wordt. Wat de zaak totaal doet splijten zijn de religieuze moeilijkheden. Religieuze moeilijkheden – Luther, op de Rijksdag van Worms in het Duitse Rijk wordt hij veroordeeld. In Duitsland zal men dit oplossen via het systeem ‘wiens gebied diens godsdienst’. >< Bij ons is er erger op komst: Leo Belgicus (slaat op België, Nederlanden en Luxemburg) ! Onder Keizer Karel zijn er veel oorlogen à militaire uitgaven stijgen, dit zal lijden tot ongenoegen. Gevolg? Rond 1550 komt er druk op die staat in wording. B. DE SCHEURING VAN DE NEDERLANDEN – 80 JARIGE OORLOG (1568 – 1648) 3 redenen • Fiscale druk • Religieuze intolerantie • Een tirannieke (niet aanwezige) vorst – Filips II (de zoon van Karel V) Meer en meer krijgen we in de Nederlanden een aantal mensen die gekant zijn tegen het bewind van Filips II. Op een bepaald moment stuurt Filips II de Hertog van Alva die de rust moet herstellen. De onrust is ontstaan door de beeldenstorm. Er wordt een speciale rechtbank opgericht, nl. de Bloedraad. Bloedplakkaat – Verplicht alle rechtssubjecten om ketters aan te geven bij de overheden. >< Toch kan Karel V niet verhinderen dat vele leden van lokale en regionale besturen kiezen voor de Hervorming. De anti-‐ketterse wetgeving blijft dan ook op vele plaatsen dode letter: een breuk tussen het wettelijke en het werkelijke land, die tot de scheiding zal leiden onder Karels zoon Filips II.
54
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Geleidelijk aan zal de top van de adel en de steden zich tegen Spanje gaan verenigen. Men is de Spaanse vorst beu. Men komt tussen de katholieken en de protestanten tot een overeenkomst (pacificatie). Pacificatie van Gent – Ketterijplakkaten worden ingetrokken. Beloftes • Het definitieve weghalen van de Spaanse soldaten uit de Nederlanden • De exclusieve erkenning van het calvinisme in Holland en Zeeland • Schorsing van alle plakkaten inzake ketterij à Blijft 1 van de basisteksten van de Noordelijke Nederlanden. De tolerantie blijft een hoeksteen van de Noord-‐Nederlandse provincies. Unie van Atrecht – Vereniging van 2 gewesten die trouw blijven aan de vorst en die trouw blijven aan het katholieke geloof. Geleidelijk aan zal die Unie van Atrecht militair een aantal gewesten weten te veroveren onder leiding van Farnese (de nieuwe landvoogd). Unie van Utrecht -‐ Verschillende steden en gewesten verklaren zich solidair in hun strijd tegen de Koning. >< Henegouwen en Artesië kiezen echter voor de Koning en het katholieke geloof. Gent, Ieper, Brugge, het Brugse vrije, Antwerpen en Mechelen behoren op dat moment tot het anti-‐ vorstelijke bondgenootschap. Maar landvoogd Alexander Farnese (hertog van Parma) herovert deze gebieden. In 1585 neemt hij Antwerpen in en bezegelt daarmee ongeveer de feitelijke scheidingslijn tussen Noord en Zuid. à Wordt uiteindelijk een protestantse unie. Leidt uiteindelijk tot de officiële akte van afzwering / Plakkaat van verlating. Breuk tussen Noord en Zuid wordt door de opstandige staten geëxpliciteerd. De Staten-‐Generaal van de Verenigde Nederlanden verklaren Filips II vervallen van zijn status als heer van de Nederlanden, omdat hij als tirannieke vorst geen respect heeft voor de gewestelijke rechten en vrijheden (ius resistendi) à is als een praktische toepassing te beschouwen van de calvinistische theorieën van de zogenaamde monarchomachen: er is een verbond tussen God en de mens, de vertegenwoordiger van de mensen is de vorst, die vorst is er voor het volk. Het volk doet afstand van de mogelijkheid om een contract met God te sluiten en geeft hun macht af aan de vorst. Hij moet deze macht in het voordeel van het volk gebruiken, niet uit eigenbelang. De vorst is er ten behoeve van het volk. Militair is het Zuiden in handen van de Spanjaarden (dus van de Unie van Atrecht). Het noorden komt in handen van de opstandelingen. Rond 1600 ligt die scheidingslijn al grotendeels vast, de huidige Belgisch-‐Nederlandse grens is rond 1600 grotendeels gevormd. Twaalfjarig Bestand – Men gaat 12 jaar niet vechten, de grenslijn tussen de gebieden is gebaseerd op de militaire macht. Basis: de feitelijke occupatie van uti possidetis = Elk van de partijen houdt in het bezit wat zij op dat ogenblik de facto in bezit heeft.
Verdrag van Münster -‐ Definitieve erkenning van de staat van de Verenigde Provinciën + vastlegging van de grenzen. • Noordelijke gewesten: de onafhankelijke confederale Republiek der 7 Provinciën; waarin de (permanente) Staten-‐Generaal een belangrijke rol spelen. • Zuiden: Generaliteitslanden à Wordt bilateraal tussen Spanje en de Republiek Der Verenigde Provinciën afgesloten. Uiteindelijk heeft men besloten om het hoogste gezag bij de Staten-‐Generaal te leggen, gedeeld met de verschillende Provinciale staten. Dit zal zelfs zo evolueren dat het een confederale staat wordt. Het centraal bestuur in Den Haag wordt enkel verantwoordelijk voor buitenlandse zaken, buitenlandse handel, voor het militaire en voor een beperkt aantal zaken van binnenlandse zaken.
55
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Naast die 7 Provinciën heeft de republiek ook nog een aantal stukken van gewesten uit het Zuiden veroverd: nl. Zeeuws-‐Vlaanderen en Noord-‐Brabant. Deze 2 gebieden worden wel rechtstreeks vanuit Den Haag bestuurd. Binnen de confederale republiek heb je mensen die liever meer macht naar het centrale willen over geven de stadhouders (= de sterke man in ieder gewest), dit zijn bijna altijd leden van de familie Oranje-‐Nassau. Deze hebben een andere visie dan de belangrijke personen uit de gewesten, je krijgt doorheen de geschiedenis (gedurende 150 jaar) de strijd tussen de stadhouderpartij en de staatse partij. C. ALBRECHT EN ISABELLA: QUASI-‐SOEVEREINE VORSTEN IN DE ZUIDELIJKE NEDERLANDEN (1610 -‐1620) 1598 – Filips II, ziet geleidelijk aan in dat hij anders zal moeten optreden wanneer hij de Nederlanden terug wil krijgen. Militair slaagt hij er niet in, ook zijn terreur heeft tot niets geleid. à Komt met systeem van de aartshertogen. Akte van Afstand -‐ Albrecht wordt in 1596 eerst landvoogd, maar nog voor zijn huwelijk met Isabella, aanvaardt hij in naam van zijn toekomstige bruid de soevereniteit over de 17 Provinciën. Filips II heeft uitdrukkelijk in 4 beperkingen voorzien: 1. Als de aartshertogen kinderloos overlijden, vallen de Nederlanden terug aan de Spaanse kroon. 2. Tussen het Spaanse rijk en de Nederlanden moet een eeuwig bondgenootschap blijven bestaan. 3. De Nederlanden mogen geen handel drijven met de Spaanse kolonies. 4. De garnizoenen die in de belangrijkste steden gelegerd zijn, blijven onder koninklijk bevel. à De facto blijven niet alleen de militaire aangelegenheden, maar ook de hoge staatszaken en de buitenlandse zaken in Spaanse handen. à Er is een soort schijn-‐onafhankelijkheid gecreëerd. Tijdens dit bewind zijn er een aantal positieve evoluties waar te nemen: • Militaire rust De oorlog met Frankrijk komt tot een einde dankzij de vrede van Vervins. De oorlog met Engeland komt tot een einde dankzij de vrede van Londen en met het noorden wordt er een wapenstilstand afgesloten voor 12 jaar (Twaalfjarig bestand). • Geen consejo de Flandes, geen landvoogd, geen gevolmachtigd minister (= ministre plenipotentière), er komt een wel een ambassadeur. • Eigen wetgeving, rechtspraak, bestuur • Graties, het verlenen van gunsten. • Homologaties van de costumen. • Kunst en cultuur (barok) en contrareformatie Wetgeving – Eeuwig edict, optekening en homologatie van de costumen. De vorst keurt de plaatselijke wetten goed, hier zit echter meer achter. Als de vorst ze moet goedkeuren, kan hij er ook voor zorgen dat alles geregeld is zodat hij de machtigste figuur wordt. De vorst heeft zijn rechten gevrijwaard, uitgebreid. Het is een vorm van eenmaking van het recht. Doordat ze opgetekend worden en goedgekeurd zijn door de vorst krijgt men meer rechtszekerheid. >< Nadeel: Flexibiliteit uit het gewoonterecht verdwijnt voor een stuk. Conclusie: Schijnsoevereiniteit want op militair, buitenlands vlak en voor echte staatszaken hebben de aartshertogen niets te zeggen.
56
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
D. DE SPAANSE (TOT 1713) EN OOSTENRIJKSE PERIODES De Spaanse periode Wordt gekenmerkt door enorm territoriaal verlies in het Zuiden. Frankrijk zal de dominante staat worden en zal stukken van de Nederlanden annexeren. Voorts wordt deze periode gekenmerkt door een zeer conservatief katholiek beleid. Er zijn in deze periode meerdere oorlogen tussen Spanje en Frankrijk, telkens zal de Franse Koning (Lodewijk XIV) proberen stukken van Henegouwen, Vlaanderen en Artesië in te lijven. Dit gaat door tot het jaar 1713. De Belgische-‐Franse grens komt hier grotendeels vast te liggen met de Vrede van Utrecht. De definitieve regeling komt na de Spaanse Successieoorlog (1700-‐1713) – De laatste Spaanse koning (Habsburger) heeft geen erfgenamen meer. Wie zou Spanje en de Spaanse Nederlanden krijgen? Als we naar de stamboom kijken was een kleinzoon van Lodewijk XIV de dichtste erfgenaam, want hij was met een Spaanse prinses getrouwd. Een iets verdere erfgenaam was een Oostenrijkse Habsburger. à Franse Bourbon en Oostenrijkse Habsburgers claimen het Spaanse territorium. >< Andere staten gaan ijveren dat er een evenwicht is want ze willen niet dat er 1 groot rijk komt, willen niet dat 1 persoon te machtig wordt. Dit zal leiden tot de vredesverdragen van Utrecht en Rastatt en Baden. Uiteindelijk is het Engeland die weet door te duwen dat men het Spaans territorium zal verdelen. De Habsburgers krijgen de Zuidelijke Nederlanden + een aantal gebieden in Italië. Groot-‐Brittannië krijgt Gibralta toegewezen. ! Het zijn telkens bilaterale verdragen, het zijn aparte verdragen tussen staten à er is bv. niet 1 vrede van Utrecht, er zijn er meerdere, allemaal aparte documenten. Hugo De Groot (Grotius) – Het recht van oorlog en vrede, het standaardwerk voor het volkenrecht uit de 17e eeuw. De Oostenrijkse periode Keizerin: Maria Theresia, opgevolgd door Jozef II. à Rustige, voorspoedige periode in de Zuidelijke Nederlanden. à Stichtster van de Academie (Geneeskunde, Kunsten en Wetenschappen), zetelt in Brussel. Jozef II, wou alles veranderen, wat zal leiden tot de Brabantse omwenteling. §2. UITBOUW VAN DE STAATSMACHT A. THEORETISCHE ONDERBOUWING VAN HET ABSOLUTISME Vorstelijk absolutisme is kenmerkend voor de periode 1600-‐1700, voor de 18e eeuw krijgen we dan het verlicht absolutisme. Vertrekpunt: Idee dat er ergens soevereiniteit is, ergens zit de hoogste macht. Wanneer die hoogste macht niet meer geremd wordt door constitutionele of parlementaire elementen kom je terecht in een absolute soevereiniteit.
57
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
De Absolute vorst • “Princeps legibus absolutus est” = De vorst is niet door het recht gebonden. • Vorst trekt zich niets aan van de feodale macht. • Vorst trekt zich niets aan van een volksvertegenwoordiging. • Vorst kan met zijn ministers doen wat hij wil, hij moet niet naar hen luisteren. à Meest uitgesproken in Frankrijk, onder Lodewijk XIII en XIV. à Spanje, onder Filips II à Engeland, onder Hendrik VIII, Elisabeth en Jacob II De Natiestaat – Kenmerken • 1 grondgebied • 1 effectief gezag (de vorst) • 1 volk (cultuur, taal en religie) • Aan de soevereiniteit van de natiestaat zijn er geen externe of interne concurrenten. Vandaag: De soevereine natiestaat is duidelijk over zijn hoogtepunt in vooral door de internationalisering en federalisering. Frankrijk • Theologisch – Alle macht gaat uit van God, maar ze zijn geen verantwoording verschuldigd aan God >< Theocratie. • Romeins Recht – De Koning is keizer in zijn eigen rijk, “Rex imperator in regno suo” Vorstenspiegels – Literair genre, geschreven voor de toekomstige vorst. à De invloed ervan? We weten niet of ze door de vorsten gelezen zijn, maar er staan wel enkele interessante elementen in over het vormen van de staat. “De ongeletterde koning is zoals een gekroonde ezel” = “Lex illiteratus est quasi asinus coronatus” Opvallend: Weinig aandacht voor het recht. De politiek-‐rechtsfilosofische component Machiavelli – Il Principe Een parodie (ironisch) op het genre vorstenspiegel; vertrekkend van de gedachte van een ongebonden soevereiniteit, is het een kleine stap naar de notie van “het doel heiligt de middelen” Begrip: Staatsraison Uitgangspunt: Iemand die een staat wil uitbouwen of wetten afkondigen, moet ervan uitgaan dat de mensen fundamenteel slecht zijn en alleen goed handelen als ze daartoe worden gedwongen. Wapens zijn even belangrijk als wetten in de staat. à “Het doel heiligt de middelen”, in oorlogstijd: een staat moet vechten voor zijn voortbestaan. In dergelijk geval is geweld oorbaar. Alle middelen zijn dan ook slechts goed in de mate ze het algemeen belang of de bescherming van de staat beogen. Thomas More (Morus) – Utopia (Libellus vere aureus de optimo reipublicae statu deque nova insula utopiae) Satirisch werk over de ideale staat. Hij beschrijft de staat op een denkbeeldig eiland waar iedereen gelijk is, er is geen private eigendom, geen geld, iedereen werkt voldoende, er zijn slechts enkelen die studeren, … à In de praktijk uiteraard niet uitvoerbaar. >< Hendrik VIII: wou de katholieke kerk verlaten, richt de Anglicaanse kerk op en eist dat ze trouw zweren aan deze kerk. Thomas Morus weigert dit en wordt geëxecuteerd.
58
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Jean Bodin – Les six livres de la république Uitgangspunt: Chaos, ten tijde van de Hugenotenstrijd. Bodin pleit voor een sterke vorst in een sterke staat; hij schrijft een soort encyclopedie voor de koning hoe deze zijn macht kan uitbouwen. De absolute macht in handen van de vorst is niet beperkt, er is geen hogere macht (noch god, noch een buitenlandse macht), de vorst heeft deze macht niet gekregen dus hij is niet gemandateerd. De macht die de vorst heeft, is in de tijd ook onbeperkt. Bevoegdheden? De vorst is de bron van alle wetgeving, alleen de vorst kan oorlog verklaren of vrede sluiten, de vorst benoemt en ontslaat zijn ambtenaren, de vorst heeft het recht vonnissen te hervormen, hij kan gratie verlenen, hij kan voorrechten verlenen, hij kan honneurs ontvangen, hij heeft het muntrecht, het recht van alles wat te maken heeft met maten en gewichten en de vorst zal de belastingen heffen. In de 17e eeuw zal Bodin enorm veel invloed uitoefenen op Lodewijk XIII en XIV. Elementen – Het absolutisme in de praktijk. • De vorst zorgt ervoor dat het parlementarisme uitgeschakeld wordt, de Staten-‐Generaal komen niet meer samen (1614) tot en met de Franse Revolutie. • Na het overlijden van Mazarin (1e minister, deze kwam uit kerkelijke kringen) benoemt Lodewijk XIV geen eerste minister meer, de koning zelf is de absolute chef. • Wetgeving evolueert naar een wetgeving motu proprio = uit eigen wil van de vorst >< wetgeving op request = wetgeving op vraag van het volk. • “L’état c’est moi”, de koning is het symbool van de staat. • Centralisme qua recht en administratie, we krijgen een aantal sterk gecentraliseerde parlementen (rechtbank) en een in Parijs gevestigde administratie. • Centralisatie, ook op academisch vlak, zo ontstaan er instituten. De wetenschappen komen tot bloei maar dit onder strikte controle van de vorst. • Defensie is een zaak van de vorst, enkel Lodewijk XIV kan de eindbeslissing nemen. • De absolute vorst probeert kolonies te verwerven, dit hoofdzakelijk in Amerika gedurende deze periode. • Cultuurpolitiek in de bouwkunst: monumenten, beeldhouwkundige werken met elementen van de zonnekoning erin verwerkt. • Charismatische legitimatie, Lodewijk XIV is de zichtbaar geworden God à zonnekoning. Vandaag: Frankrijk heeft nog steeds een aantal overzeese gebieden, departementen die behoren tot Frankrijk = Départements d’outre mer. Deze gebieden maken doorgaans ook deel uit van de Europese Unie. Bv. Frans Guyana (ESA lanceert hier zijn raketten), Martinique en Guadeloupe (het enige dat niet gebeurt is, is dat ze lid gemaakt zijn van de Shengen-‐zone), … Daarenboven heeft men ook een aantal collectivités d’outre mer. Lodewijk XIV -‐ “De soevereine macht is volledig in handen van de vorst, de geest van raadgeving van justitie en van rede. De wetgevende macht is volledig in handen van de vorst, zonder afhankelijkheden. De ganse publieke orde gaat van mij uit.” Zie boek p. 139 Thomas Hobbes – Leviathan Engeland: strijd tussen Karel I en het parlement, de koning begon weer meer en meer te neigen naar het katholicisme. In deze periode is er vrij veel anarchie. Er moet absolute soevereiniteit zijn, want wanneer er geen centrale soevereine staatsmacht is, leidt dit tot onrust en oorlog. Bevoegdheden van de vorst? Oorlog en vrede, wetgeving, rechtspraak, belastingen, onteigening en opeising. Centrale instellingen zijn essentieel, zodanig dat de vorst overal de baas is.
59
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
>< Filosofen uit de Oudheid.
B. HET ABSOLUTISME IN DE PRAKTIJK Zie p. 58 – voorbeelden in Frankrijk. Uitingen van het absolutisme • Stijging van de wetgeving motu proprio, doordat alle wetgeving van de vorst afkomstig is, krijgen we daarmee samenhangend meer eenmaking van het recht. Daaraan gekoppeld probeert men ook de slechte costumen weg te werken. Wegens de reden van die sterke staat, gaat het gewone recht ten onder aan het dominante recht van de vorst: Ius dominationis > Ius ordinarium. • Centralisatie van de gerechtelijke en bestuurlijke instellingen (centrale ministeries) Bv. in de Nederlanden: Collaterale raden, nl. Raad van State, Geheime Raad en Raad van Financiën. • De vorst heeft een sterk leger, de mogelijke tegenkantingen verdwijnen onder andere ook vanwege nieuwe militaire technieken. De stadsmilities verdwijnen ten voordele van een beroepsleger. De vorst krijgt de facto het monopolie over het leger. • De wetenschap gaat vooruit, er zijn talrijke nieuwe ontdekkingen (bv. Stoommachine, thermometer, indeling van de dieren, …), de wetenschappers worden aan de vorst gebonden door academies. • Propaganda, symbolen van de zonnekoning: munten, fonteinen, … • Band met godsdienst: het is een dominantie van de godsdienst, de katholieke vorsten gaan de kerken domineren. Overal krijgt men een band met de kerk, gestoeld op een staatskerk. Bv. Grenzen van de bisdommen gekoppeld aan de staatsstructuur. Laat Middeleeuwse machtsemperingen worden ingeperkt Constitutionalisme Codificaties, verzameling van wetten. De vorst grijpt vooral daar in, waar zijn eigenbelangen het grootst zijn. De vorst zal proberen de instellingen onder zijn macht te krijgen, in de codificaties vinden we veel terug over de organisatie van de instellingen. Er is ook veel strafrecht te vinden in de codificaties. Wat ook opvalt is dat deze codificaties weinig nieuw recht bevatten. • Fase 1, rond 1600 – Terminologie loopt door elkaar (edicten, ordonnanties, …) à Eerst edicten behandelen verschillende thema’s; deze thema’s worden niet systematisch behandeld. Deze thema’s worden voorts niet uitputtend behandeld. • Fase 2, rond 1700 – Voortuigang in de wetgeving, groot verschil met enkele codificaties (ordonnanties) ten tijde van Lodewijk XIV: ordonance criminelle, ordonance civile, ordonance sur la commerce & ordonance sur la marine à Meer systematisch, ze zijn vollediger, … • Fase 3, rond 1800 – Wetboeken (Napoleon), met 1 thema, systematisch en bijna uitputtend + zeer veel nieuw recht. à Verschriftelijking van het recht, alle wetboeken zijn uiteraard neergeschreven. Principe: “Lettres passent témoins” = bewijs middels een akte geeft voorrang op een bewijs middels getuigen. ! Vanaf een bepaalde som moet een geschreven document opgemaakt worden, deze akten kunnen niet tegengesproken worden aan de hand van getuigen. à Zie Art. 1341 BW.
60
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Parlementarisme Zijnde de staten, de volksvertegenwoordiging (! Niet verwarren met de Franse parlementen want dit zijn rechtbanken). De Staten-‐Generaal komen niet meer samen, dit zowel in de Nederlanden als in Frankrijk. We krijgen een particuliere propositie in plaats van een generale propositie. ! De provinciale staten blijven bestaan, maar ook hierover krijgt men geleidelijk aan invloed van de vorst zodat hun macht verminderd. De provinciale staten: • Enkel financiële administratie (beden) en soms openbare werken. • Ook de samenstelling komt onder vorstelijke controle: » Clerus: Bisschoppen zijn door de vorst benoemd. » Adel: De oude adel nl. Noblesse d’épée wordt uitgeschakeld, en wordt vervangen door de ambtsadel (noblesse de robe). Maar in de provinciale staten mag de oude adel wel nog zetelen. De rest van de administratie wordt uitgeoefend door de Noblesse de Robe. » Derde stand: Enkele steden gaan verloren, waardoor de invloed van de steden verminderd, daarenboven gaat de vorst de steden gaan controleren. à Hun macht blijft erg beperkt waardoor ze bijna niet anders kunnen dan de beden goedkeuren. Het strafrecht Woede van de vorst leidt tot de dood. Als je tegen de vorst ingaat speel je met je leven. Frankrijk: Lettres de Cachet = Aanhoudingsbevelen zonder dat je voor de rechter komt, waarmee je onbeperkt in de gevangenis kan gesmeten worden. Nederlanden, uitzonderingsrechtbanken: Raad van Beroerten. Engeland, uitzonderingsrechtbanken: Prerogative Courts. Feitelijke beperkingen Steden: De vestigingen worden gesloopt, er komen dwangburchten, garnizoenen, … Adel: Militaire rol vermindert, nieuwe ambtsadel. Kerk: Komt onder de vorst te staan, het worden bijna staatskerken. Er zijn zwakke pausen. • Censuur (in de dubbele betekenis) = Ieder boek moet de goedkeuring hebben van de katholieke censor, de kerk controleert dus of het boek gedrukt mag worden. • Placet = Kerkelijke normen zijn pas geldig wanneer de vorst toestemming geeft. • Recursus ad principem = Er is een inbreuk op het privilegi fori, er is een vorm van cassatieberoep tegen vonnissen van kerkelijke rechtbanken waardoor deze nu ook voor de wereldlijke rechtbanken worden gebracht. Toch zijn er een aantal beperkingen die blijven Er blijft enig parlementarisme, het zijn de pays d’etat waar de staten toch enige kern van macht blijven behouden >< pays d’éléction. Er blijft enig constitutionalisme dat zich vooral uit door regionalisme. Er blijven gewestelijke instellingen (bv. Raad van Brabant). Remonstrantierecht = Provinciale justitieraden moeten wetgeving registreren en afkondigen, zij kunnen de wetgeving weigeren wanneer hun gewestelijke belangen in het gedrang komen. DUS de macht van de vorst is niet 100% absoluut. Feitelijke beperkingen: • Afstand tussen centrum en periferie • Financiën: oorlog, hofhouding, administratie, … • Intolerantie leidt tot emigratie
61
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
C. HET VERLICHT ABSOLUTISME EN HET NATUURRECHT (18 E EEUW) Het zijn nog steeds absolute vorsten, maar de vorst stelt zelf aan zijn almacht limieten, dit onder invloed van de verlichting. De 18e eeuw is de periode van de verlichte despoten. Verlichting = Wetenschappelijke vooruitgang, nieuwe ideeën, … à Alles op basis van de rede. Vorsten zeggen dat er een aantal natuurlijke vrijheden zijn. Alles voor het volk, maar niets door het volk. Het grootst mogelijke geluk voor het grootst mogelijk aantal inwoners. De vorst beperkt dus zijn eigen macht. Juridische invulling: Het natuurrecht / Vernunftrecht = Een recht gebaseerd op de rede (= het vernunft). Doel: Men kan middels het recht de ideale staat creëren. Via axioma’s kan men uit basisbeginselen regels afleiden; koppeling van recht en wiskunde. Voor elke mens zijn er dus basisrechten, de staat moet ervoor zorgen dat er welvaart is. De rol van de vorst wordt beperkt tot een soort beheerder van de staat. Hij moet het wiskundig model uitvoeren. Dit vernunftrecht staat tegenover het willekeurig vorstelijk wettenrecht van de 17e eeuw, de goddelijke achtergrond van bepaalde rechtsregels gelden niet meer want past niet met het wiskundig axioma. Men ziet in dat het Romeins recht geen universeel systeem was. à Leidt tot rechtstakken zoals bv. publiek-‐ en privaatrecht, familierecht, goederenrecht, … Belangrijkste vertegenwoordigers van dit recht: Nederland: Hugo De Groot, vader van het volkenrecht (werken: De mare liberum & het Recht van oorlog en Vrede) schetst de algemene principes voor de relaties tussen de landen. In dit volkenrecht vertrekt hij los van alle politieke, religieuze en economische overwegingen. Het is een volkenrecht voor iedereen, waar alle staten zich kunnen aan houden. Duitsland: Samuel Pufendorf, Christian Wolf, Christian Thomasius. Frankrijk: Jean Domat, Les lois civils dans leur ordre naturel (5 delen) à Er wordt meer en meer van uit gegaan dat er fundamentele mensenrechten zijn. Beccaria – De delicten en de straffen Idee: Het onmenselijke strafrecht moet verdwijnen zoals bv. de lijfstraffen. Onder zijn invloed zal de doodstraf grotendeels beginnen verdwijnen. In een aantal landen wordt de doodstraf reeds in de 19e eeuw afgeschaft. Hij ijvert ook voor de afschaffing van de tortuur = Een onderzoeksmethode, een manier om een bekentenis af te dwingen. Nieuwe straffen: opkomst van de gevangenisstraf (late 18e eeuw). Men ijvert voor de verschuiving van een kroondomein naar een staatsdomein, het is dus de teruggang van de patrimoniumgedachte. De vorst oefent zijn taak uit als een functionaris, dus dan moet zijn privépatrimonium daarvan afgesplitst worden. Het rijk kan niet meer verdeeld worden, men zorgt ervoor dat er 1 erfrecht is. + Vervreemdingsbeginsel = De vorst moet het territorium van de staat bijeenhouden.
62
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
De band tussen kerk en staat wordt doorgeknipt • Laïcisering van het huwelijk – Jozef II • Registers van de burgerlijke stand (geboorte, overlijden en burgerlijk huwelijk) vervangen de parochieregisters. • Staatsscholen, voorheen volledig in handen van de kerk. Onder Maria Theresia ontstaan de eerst koninklijke colleges. • Tolerantie-‐edicten = Andere godsdiensten worden toegelaten. • Afschaffen van niet-‐nuttige kloosterorden zoals bv. Jezuïeten, Benedictijnen, … Rationalisering van de instellingen Fase 1 – Collaterale raden, Grote Raad. Fase 2 – Jozef II in de Zuidelijke Nederlanden. Hij stelt massaal administratieve en gerechtelijke hervormingen voor. Samen met Fierlant had hij een enorme hervorming van justitie voorbereidt >< Opstand tegen hem: uiteindelijk is er niets van in huis gekomen. à Heeft ertoe geleidt dat alle staten in opstand kwamen (Staten van Brabant en Staten van Vlaanderen) en zullen hem vervallen van de troon verklaren (onafhankelijkheidsverklaring). Codificaties In de centraal-‐Europese regio’s zitten in de wetboeken een teleologisch karakter, ze zijn rechtsvernieuwend, ze streven naar democratisering: iedereen moet ze kunnen begrijpen. Ander element: Rechtvaardigheids-‐ en nuttigheidscriterium. à Ze willen hun maatschappij sturen. Bv. Theresiana. D. BUREAUCRATISERING: DE BOOM VAN DE INSTELLINGEN 1. KENMERKEN VAN DE INSTELLINGEN IN DE NIEUWE TIJD Centralisatie Het overheidsgezag in 1 persoon, alles bij de vorst, centrale instellingen (Grote Raad van Mechelen, Rekenkamers, …) Specialisatie Binnen de instellingen komen er gespecialiseerde ambtenaren, de Procureur Generaal houdt de rechten van de vorst algemeen in de gaten. Binnen de rechtbanken komen er kamers bv. Kamer voor burgerlijke zaken, … à Ze zijn getraind aan de universiteit. Professionalisering Goed opgeleide ambtenaren, ze zijn trouw aan de vorst en krijgen een wedde. De vorst kan ze benoemen en afzetten. >< Frankrijk: zal minder lukken omdat ambten gekocht kunnen worden. Bureaucratisering Verschriftelijking. Er komen regels hoe u de stukken, vonnissen moet bijhouden. Er komen ook aparte registers voor tussenvonnissen, … à Enorme bureaucratische verbetering. >< Kost veel geld. Opmerking: Deze evolutie speelt zich vooral af op centraal vlak, maar ook op lokaal en regionaal vlak. Ex: Bespreek de 4 klassieke kenmerken van de instellingen en geef enkele voorbeelden.
63
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
2. DE COLLATERALE RADEN Collateraal want ze staan langs de vorst, de vorst uiteraard vertegenwoordigd door de landvoogd. Ze zetelen tot het einde van het AR in Brussel. Er is een enorme administratieve staf, geleid door de Hoofdvoorzitter van de Geheime raad. Welke? • Raad van State – Een niet-‐permanent werkende raad, komen alleen samen wanneer het nodig is voor hoge staatszaken en staatsveiligheid of wanneer de landvoogd hierom vraagt. Samenstelling: Tot 1632 overwegend edelen, maar na 1632 door samenzwering der edelen, geen conseillers de courte robe, alleen conseillers de longue robe. Bevoegdheid: bijna altijd alleen advies ivm. Buitenlandse zaken, binnenlandse zaken en staatsveiligheid (militaire politiek). • Geheime Raad (Conseil Privé) – Een permanente raad met een bijzonder grote staf en een wijde bevoegdheid. Terminologisch zijn ze bevoegd voor: Justice à Rechtspraak, Grâce à Uitvoerende macht en Legislation à Wetgevende macht. De scheiding van de 3 machten is er dus niet. Homologatie van de costumen = De plaatselijke gewesten tekenen hun costumen op en sturen dit naar de Geheime Raad door, deze zorgt voor systematiek en correcte terminologie, de Geheime Raad zal deze dan laten homologeren door de vorst, uiteindelijk krijgt de Provinciale Justitieraad dit document terug en moet ervoor zorgen dat dit afgekondigd wordt. Bevoegdheden: 1) Wetgevend 2) Bestuurlijk 3) Gerechtelijk • Raad van Financiën – Vergelijkbaar met het ministerie van Financiën. Het is een permanent orgaan. Zorgt ervoor dat gewone beden gevraagd worden en geïnd worden van de staten, ziet toe op buitengewone inkomsten, … à Vooral boekhoudkundige controle. Ten opzichte van de lagere rekenkamers is er ook een jurisdictionele bevoegdheid. Ze gaan mee het uitgave beleid plannen, geleidelijk aan ontstaat de techniek van de begroting. 3. PERSONEEL EN WERKWIJZE DER INSTELLINGEN Het krioelt in de archieven van de rekwesten, er zijn massaal consulten terug te vinden (adviezen van een instelling), apostille en patentbrieven. à Het zijn allemaal beëdigde en benoemde ambtenaren; klassiek: trouw aan de vorst, aan het katholiek geloof en trouw aan het recht. ! Er is bij ons geen venaliteit = verkoop van de ambten. We stellen wel vast dat het een soort netwerking is, het zijn nl. altijd dezelfde families die ambtenaren bevatten. §3. DE EVOLUTIE VAN HET RECHT ZEKER LEZEN. p. 153 tot en met 157 niet kennen behalve het gedeelte over Beccaria.
64
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
HOOFDSTUK 6 – REVOLUTIES LUIDEN DE DOODSKLOK OVER HET ANCIEN REGIME §1. DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA: EEN NIEUW STAATS-‐ EN BURGERCONCEPT A. DE AMERIKAANSE ONAFHANKELIJKHEID EN FUNDAMENTELE TEKSTEN Belang • Intrinsiek: Omdat ze daar realiseren waar wij al een paar eeuwen over nadenken. Het is de realisatie van een theorie, de verwerkelijking van geschriften van filosofen. • Impact: In de 19e eeuw – ontwikkeling van de rechtsstaat. In de 20ste eeuw – Ex-‐kolonies die zich gaan ontwikkelen tot autonome staten. Historisch kader Engelsen: 13 kolonies op de Oostkust à Verklaren zich op een bepaald ogenblik onafhankelijk (onafhankelijkheidsstrijd). à Omwenteling / Revolutie: Structuren veranderen (bv. federaal in plaats van eenheid), ze realiseren de fundamentele rechten (bv. de oude standenmaatschappij wordt voor het eerst afgeschaft). ! Ook continuïteit, op beide vlakken: • Bv. Republiek van Verenigde Provinciën • Bv. Verlichte wetgeving in strafzaken zoals bv. legaliteitsbeginsel van Beccaria Amerika maar eigenlijk Europees • Het zijn Europese kolonies (Britten) • Europese emigranten • Juridische context van common law • Ideologische context van de Verlichting • Weerslag in Europese landen Historische omstandigheden 13 Britse Kolonies op de Oostkust Het is een economische exploitatie, in Engeland zitten we op dat moment met een monarchie onder Georges III, hij bestuurt dit rijk vanuit Londen en wil niet te veel inspraak verlenen aan de kolonies. De gouverneur is een mandataris van de koning, hij leidt alles in goede banen. De kolonies worden financieel zwaar belast. Sugar Act Engeland zegt hoe heel de suikerhandel zich zal afspelen. Stamp Act Alles wat gedrukt wordt moet voortaan gezegeld worden (zegelrechten), je moet betalen voor dit zegel. De krant wordt hierdoor opeens een stuk duurder. >< Protest onder het moto: “No taxation without representation” à Willen inspraak hebben en aanvaarden niet dat dit wordt opgelegd. Ze beginnen zich te organiseren.
65
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Handelsboycot >< Engeland stuurt een leger naar Amerika om ze tegen te houden >< Amerikanen: richten hun eigen leger op en organiseren zich voor de verdediging. Boston massacre Het verzet leidt ertoe dat het Britse leger in een soort paniekreactie bij een manifestatie een vijftal slachtoffers maakt. Daarna wordt weer ingebonden door Londen. Tea Act en Boston Tea Party en represailles Wet die een taks op thee vestigt. à Geeft rechtstreekse aanleiding tot de Boston Tea Party Bij de Boston Tea Party worden hele scheepsladingen thee in het havenwater gegooid >< De Engelse koning neemt represaillemaatregelen, dit hitst de gemoederen nog meer op.
Eerste Continentaal congres (1774) Eerste militair treffen – Lexington (1775) Vinden in de gemeenschappelijke vijand een reden tot solidariteit. George Washington – legeraanvoerder (1775) Het 2e continentaal congres: Stelt George Washington aan tot aanvoerder van het nieuwe “Amerikaanse” leger aan. Independence – Thomas Jefferson (1776) De onafhankelijkheidsverklaring werd voorbereid door een commissie onder leiding van Thomas Jefferson uit Virginia. Achterliggende inspiratiebronnen: • Common Sence – Thomas Paine: alle gekroonde hoofden worden gehekeld, Amerika wordt voorgesteld als de enige asielplaats voor de naar vrijheid strevende mens. (1776) • Vindiciae contra tyrannos – Du Plessis-‐Mornay De opstellers van de Amerikaanse onafhankelijkheid hebben zich vermoedelijk onder meer op het Plakkaat van Verlating van de Nederlanden beroepen. Net als in het Plakkaat wordt met dezelfde logische structuur uiteengezet dat een langdurig lijdend volk zich onafhankelijk kan verklaren van zijn vorst. Ook wordt het recht op revolutie tegen een tiran aangehaald en wordt aan de hand van een opsomming bewezen dat de koning wel degelijk een tiran is, zodat men uiteindelijk als het ware genoodzaakt is de vorst af te zweren. à Invloed van het natuurrecht was groot. Articles of confederation (1777) Maken van de 13 ex-‐kolonies een statenbond / confederatie. à Militair wordt het pleit echter slechts definitief beslecht in Yorktown in 1781 en uiteindelijk wordt de nieuwe staat in Versailles (1783) ook de iure erkend. Ze beginnen met de essentie van het samenwerken, gaan daar vervolgens ook gemeenschappelijk buitenlandsbeleid, gemeenschappelijk muntbeleid aan toevoegen en worden een more perfect union. Na enkele jaren als statenbond wordt in 1787 voor een more perfect union gekozen. De nieuwe staatsstructuur wordt vastgelegd in de Constitution, die het 1e luik van de Amerikaanse grondwet vormt. “We the people” à Democratisch gehalte.
Yorktown – Militair, de facto (1781) Versailles – Politiek, de iure (1783)
66
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
De Amerikaanse Grondwet – 1787 FORMEEL 2 luiken • 1e tekst: Eigenlijke constitution (1787) “We, the people of the United States, in order to make a more perfect union establish Justice, insure domestic tranquility, provide for the common defence, promote the general Welfare, and secure the Blessings of Liberty to ourselves and our Posterity, do ordain and establish this Constitution for the United States of America.” Vertaling (NL): “Wij, het volk van de Verenigde Staten, verordenen en vestigen deze Grondwet voor de Verenigde Staten van Amerika, met als doel een meer perfecte unie te vormen, gerechtigheid te vestigen, de binnenlandse rust te verzekeren, in de gemeenschappelijke verdediging te voorzien, het algemeen welzijn te bevorderen en de zegeningen van de vrijheid voor onszelf en ons nageslacht te beveiligen.” •
à Doel: Gerechtigheid, rechtvaardigheid. 2e tekst: Bill of Rights voor geheel Amerika (1791) Ze bekijken de 13 verschillende Bill of Rights van de 13 staten, kijken naar de Magna Carta, … Ze zijn klaar met de 1e 10 fundamentele rechten (= Amendements), deze vormen samen de Bill of Rights. Ze beschouwen de amendements als verbeteringen van de grondwet. Ondertussen zijn er 27 amendements.
MATERIEEL Het betreft een uitgewerkte tekst over de structuur van dat land. Op dat ogenblik heeft elke staat reeds een eigen Bill of Rights (fundamentele rechten). • Staatsstructuur • Fundamentele rechten B. EEN FEDERALE STAAT MET SCHEIDING DER MACHTEN 1. DE AMERIKAANSE STAATSSTRUCTUUR Nieuw: Republikeinse Bondsstaat, de bond is het belangrijkste à Federaal. Idee: Er waren eerst de 13 staten, die hebben met het oog op hun gemeenschappelijke belangen enkele bevoegdheden toegewezen aan de centrale staat. >< Residuaire bevoegdheden.
Men heeft dus een lijst gemaakt, uitdrukkelijk gezegd wat het centraal niveau mag doen: • Defensie • Buitenlands beleid • Munt, 1 munt zodanig dat men in de economie met dezelfde standaarden kan werken (dollar). • Fundamentele vrijheden, de garantie van deze rechten is een essentieel publiekrechtelijk element. Als je een gemeenschappelijke structuur maakt, dan moet je het individu binnen elk van de deelstaten beschermen tegen de eigen deelstaat. • General Welfare, het betekent dat wanneer een maatschappelijke problematiek zich aandient, en deze is niet lokaal, maar een problematiek van meerdere staten, dan kan dit naar een hoger niveau getild worden. Als het voor iedereen van belang is kan een hoger niveau beslissingen nemen. (bv. Obamma-‐care) à Toch een zeer beperkte opsomming, bv. milieu zit daar niet bij nochtans zou men dit als general welfare kunnen zien.
67
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Alle residuaire bevoegdheden (de rest) zitten op het niveau van de staten, die staten mogen dus alles doen wat niet tot die 5 bevoegdheden hoort. Bv. Alles wat privaatrechtelijk geregeld is, is van statelijk niveau: huwelijk à mogen mannen met mannen trouwen? In sommige staten wel, in anderen niet. Echtscheiding? In sommige staten mag je uit de echt scheiden, in andere niet. “Voting with the feet” = sommige mensen gaan verhuizen omdat ze het recht in een andere staat beter vinden. DE STAATSSTRUCTUUR In de staat heb je 3 machten, de ideale staat is de staat waar de macht niet bij 1 iemand zit, maar waar de macht gedeeld is over 3 verschillende machten. Deze 3 verschillende machten controleren mekaar en houden elkaar in evenwicht = Checks and Balances • WM = Congress – 2 kamers (! Geen onderscheid van standen meer, iedereen is gelijk) »
House of Representatives: De belangen van alle Amerikanen, van alle mensen. Hoe meer inwoners, hoe meer vertegenwoordigers ze hebben à wordt om de 10 jaar berekend. » Senate: De belangen van de 13 Staten. Allemaal op gelijk niveau: 2 vertegenwoordigers per staat. Om de 2 jaar wordt 1/3 van de senaat vernieuwd, waardoor je nooit een grote breuk hebt in de senaat. Kunnen initiatief nemen om wetten te maken. Het volk beslist wat de grote principes zijn voor de federale staat. De WM zegt dus eigenlijk wat de UM moet doen. >< Engeland en Frankrijk (vroeger): Koning ondertekent elk van de wetten; de koning legt zijn wil op aan het volk.
Controle »
Op de UM: Impeachment = Men kan verhinderd worden om zijn job uit te oefenen. 2 fasen: 1. House of Representatives, aan de hand van gewone meerderheid iemand al dan niet in verdenking stellen (beslissen of de zaak ernstig genoeg is om te vervolgen): Verraad, zware misdrijven en machtsmisbruik (bv. Clinton werd ten laste gelegd dat hij meineed had gepleegd “I did not had sex with that women” + had normale verloop van de procedure belemmerd à werd in beschuldiging gesteld). ! Nog nooit gebeurd dat president effectief afgezet werd. 2. Senate, beoordeling aan de hand van stemming met 2/3 meerderheid. In België: Ministers moeten verantwoording afleggen aan het parlement, de regering kan eventueel afgezet worden door het parlement. (motie van wantrouwen)
»
Op de RM: Benoeming van de rechters goedkeuren
In België: Neen, geen impeachment, de WM kan geen rechters afzetten. Controle WM op UM in België: De WM keurt de budgetten goed à “No taxation without representation.”
•
UM = President, is tegelijk staatshoofd en regeringsleider: Moet de wet uitvoerbaar verklaren (ondertekenen), bekrachtigen en afkondigen. De president is ook democratisch gelegitimeerd, als hij wil kan hij de wet terugsturen = Veto uitspreken. Hij kan zeggen dat hij het niet eens is met de wet en kan de wet weigeren door hem niet af te kondigen, aan de hand van dat veto. De wetgevende macht kan echter met 2/3 stemmen dat de president verplicht is de wet af te kondigen. » Regeringsleider = De voorzitter van de UM, moet alles uitvoeren wat de WM hem opdraagt.
68
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
»
Staatshoofd = De verpersoonlijking van de staat, naar buiten toe is hij degene die kan praten namens de staat. Hij vertegenwoordigt dus de 3 machten van de staat. Negatief: Zal moeten zorgen dat hij ingedekt wordt door de machten. Verkiezingen – Systeem van de kiesmannen, “the winner takes it all” Meestal strijd tussen 2 kandidaten: Democraten en republikeinen. Per staat, volgens het aantal inwoners van de staat, zijn er een aantal mensen die mogen stemmen (kiesmannen). Het volk stemt voor de kiesmannen, niet rechtstreeks voor de president (indirect). Degene die de meeste stemmen behaalt, haalt alle kiesmannen binnen van de staat. Bv. 6 verkozen kiesmannen van de republikeinen en 7 van de democraten à Democraten krijgen 13 kiesmannen van die staat. Wanneer de president verkozen is, stelt hij zijn ministers aan (secretaries) Controle » Op de WM: (beperkt) Vetorecht In België: Neen, de regering en de koning mogen nooit weigeren om een wet te tekenen. Boudewijn heeft dit echter bij de abortuswet gedaan, ze hebben hem dan voor 1 dag afgezet en de regering heeft in zijn plaats getekend.
»
Op de RM: Benoeming van rechters à Rechters zijn politiek gekleurd. In België: Ja, nog steeds een KB maar neen het is geen vrije beslissing meer, de Hoge Raad voor Justitie beslist eigenlijk wie er moet benoemt worden. Onze RM is dus veel meer onafhankelijk.
•
RM – Op 2 niveaus: Federale rechterlijke macht en rechterlijke macht in elke staat. In veel staten is er ook van de rechterlijke macht een democratische legitimatie (verkiezingen van de rechters).
Federale gerechtshoven Bevoegdheid: Beoordelen van eigen federale bevoegdheden en federale ambtenaren. Supreme Court, bestaande uit 9 rechters die 2 grote taken hebben: » »
Bevoegdheidsconflicten beoordelen. Grondwettelijkheidstoets. Marbury versus Madison James Madison was onder president Thomas Jefferson secretary of state. Hij volgde daarmee John Marshall op, die op het einde van het presidentsmandaat van John Adams tot Chief justice was benoemd. Adams had een aantal rechters benoemd, onder meer Marbury. In de commotie van de laatste dagen van de legislatuur was Marshall als secretary evenwel vergeten de benoemingsbrieven effectief uit te reiken. Wanneer Marbury na de regeringswissel aan de nieuwe secretary Madison om deze officiële betekening vraagt, wordt laatstgenoemde door Jefferson een verbod opgelegd de benoemingsbrieven alsnog te laten toekomen. >< Marbury: voorziet zich in rechte, hij baseert zich op een formele wet, waarmee een rechtsmiddel voorzien is om besliste, maar nog niet betekende benoemingen effectief te doen betekenen. Oordeel Supreme Court: Aanstelling is inderdaad geldig beslist, maar het gerecht is niet bevoegd om het rechtsmiddel te verlenen om deze benoeming effectief te maken. De wet die in het rechtsmiddel daartoe voorziet is immers ongrondwettig en mag dus niet toegepast worden. à Nieuwe regering krijgt gelijk; deze heeft dus geen reden zich tegen de beslissing te verzetten, en voert meteen het principe van de grondwettelijkheidstoetsing in.
69
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
! Heeft een filter nl. Certiorari-‐verzoek = Je vraagt aan het Supreme Court of ze jouw zaak willen behandelen, het Supreme Court kan kiezen welke zaken ze behandelen en welke niet, waardoor ze geen overbelasting hebben van hun opperste gerechtshof. Concurring & Dissenting opinions = Meningen van de individuele rechters. »
Concurring opinion = Ik ben het eens met de uitspraak, maar ik heb een andere argumentatie. Ik zou ze gelijk geven om een andere reden dan in het eigenlijke arrest staat. » Dissenting opinion = Ik ben het niet eens met de beslissing en ik ben het niet eens met de argumentatie. Controle: » Op de UM: Judicial Review = Rechterlijke macht kijkt of de UM zich wel houdt aan de hogere normen (voornamelijk de wet). à Staat in de Grondwet. » Op de WM: Judicial Review = RM kijkt of de WM zich wel houdt aan de hogere normen (voornamelijk de grondwet). à Staat niet in de Grondwet maar zie precedent: Marbury versus Madison. In België – Exceptie van onwettigheid / Exceptie van illegaliteit (verweermiddel) = RM kan zeggen dat men de regel van de UM niet gaat toepassen in een concreet geval omdat deze niet strookt met de wet die hoger staat in de hiërarchie der normen. Gevolg? De individuele rechter gaat die regel niet toepassen in het concreet geval, de regel op zich blijft echter bestaan. + Grondwettelijk Hof: kan een deel van de grondwet toetsen, niet alles.
2. WAAR KOMT DE SCHEIDING DER MACHTEN VANDAAN? à Verlichtingsdenkers en Engelse geschiedenis. Locke Engelse auteur, geplaatst in de school van het natuurrecht. Idee van deling van de macht: vertrok daarvoor vanuit het Engelse systeem, nl. Koning en parlement zijn constant met elkaar in dialoog. In zijn ogen is het ideale uitgangspunt wat zich heeft voorgedaan met de Glorious Revolution (1688): Beslecht de strijd tussen de monarch en het parlement in het voordeel van de volksvertegenwoordiging. Nieuwe koning werd aanvaard, deze nieuwe koning heeft moeten aanvaarden dat hij niet meer de soeverein was, maar dat hij de macht moest delen met het parlement. De soevereine macht is gefundeerd op een maatschappelijk contract en de wetgevende macht primeert op de uitvoerende macht. De vorst mag niet volledig willekeurig heersen, maar moet enkele fundamentele rechten respecteren. Dit kan best door een scheiding tussen de machten. De WM schept de regels, de UM voert de regels uit. Het individu staat slechts zoveel vrijheid af aan de staat als nodig is voor het waarborgen van zijn eigen vrijheden. à Sociaal verdrag als onderwerpingsverdrag.
Montesquieu Degene die meest gelinkt wordt met het idee van de scheiding der machten, maar eigenlijk is hij geïnspireerd door Locke. Zegt dat de machten zich in evenwicht moeten verhouden en schrijft dit neer in zijn boek: De l’Esprit des Lois. Zoekt in zijn boek naar de “geest van de wetten”, wat bepaalt de inhoud van een wet? Deze wordt bepaald door alle mogelijke relaties van het positieve recht met de natuur, de regeringsvorm, met de militaire situatie, met de geschiedenis van het volk, met het klimaat, met de zeden, …
70
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
1 van de meest bepalende elementen van die geest is de “politieke vrijheid”, die slechts daar kan bestaan waar de soevereine macht beperkt wordt. De machten moeten toebedeeld worden aan 3 lagen: “Des pouvoirs intermédiaires” • Wetgevende macht – Volksvertegenwoordiging à Democratisch • Uitvoerende macht – Vorst à Monarchie • Rechterlijke macht – Tijdelijk, wanneer er een probleem is. De RM moet er niet steeds zijn en het volk mag daar inspraak in hebben à Aristocraten Rousseau Du contrat social: De mensen hebben van nature beperkte rechten, maar doen afstand van een deel van deze rechten ten bate van de staat. Ze doen afstand van hun individuele wil ten voordele van de algemene wil. Als bestuurde ga je je onderwerpen aan de bestuurder. Dit ga je als bestuurden pas doen als je eerst een associatieverdrag hebt gesloten. Eerst afspreken wat we willen, de algemene wil vaststellen (volonté générale) en vervolgens gaan we deze wil overdragen. Pas daarna komt het tussen algemene wil en machtswil tot een overeenkomst. De soevereine macht ligt dus eigenlijk bij het volk. De vorst heeft slechts soevereiniteit in de mate hij deze van zijn volk gekregen heeft. Wetten moeten dan ook de emanatie zijn van de wil van het volk en net van de wil van de vorst. De staat heeft als belangrijkste doel de vrijheid en de gelijkheid van de burgers te garanderen. Het maatschappelijk verdrag is niet zozeer het vertrekpunt van de staat maar wel het na te steven ideaal. Het is de staat waarin het individu zijn individuele vrijheid opoffert ten voordele van de gemeenschap, precies om zich vrij te voelen als deelgenoot van de volonté générale. C. DE FUNDAMENTELE RECHTEN 1. DE AMERIKAANSE VERKLARINGEN Eerst Ten Amendements in Engelse traditie • Cruel and unusual punishments • Wapenbezit • Due process of law • Habeas corpus • Godsdienstvrijheid (Amendement 1) en scheiding van kerk en staat >< Houdt helemaal niet in dat ze ongelovig zijn: “In God we trust”, eedaflegging, zweren op de bijbel, … 11 tot 27 • Verbod op slavernij • Vrouwenstemrecht • Zwarte bevolking heeft gelijke rechten 2. WAAR KOMEN DIE FUNDAMENTELE RECHTEN VANDAAN? Invalshoeken • Praktisch Magna Carta, Bill of Rights, … Weerstandrecht
71
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht •
Theoretisch Spaanse Scholastiek4 (16e eeuw) – Men paste de scholastiek toe op de bijbel, op het Romeinse recht en op het canonieke recht à in al deze vormen gaat het altijd over christenen. In de late Middeleeuwen zien we dus ketterijprocessen, het beschouwen van de zwarten als slaven, het bestrijden van de islam, … want dit kan allemaal binnen dit paradigma. Amerika wordt ontdekt, er vertrekken Spanjaarden naar Amerika en ontdekken daar nieuwe volkeren nl. indianen. Men ontdekt vooral een heel hoogstaande cultuur. De denkers van Europa zitten met een probleem: Je kan ze niet verwijten dat ze Christus niet volgen want ze hebben hem nooit gekend, hij is daar nooit geweest. We stellen vast dat ze ook schrijven en kunst maken, dat ze met ons kunnen praten op een zelfde ontwikkeld niveau. Je moet dus niet per se Christen zijn om goed te zijn. De Spaanse Scholastiek ontwikkelt een leer van universele natuurlijke rechten. Calvinisten – Gaan theorieën van Spaanse Scholastiek verder uitwerken, deze literatuur gaat vanuit deze fundamentele rechten eigen staatsstructuren opzetten (calvinistische republieken). Deze theorieën worden vervolgens overgenomen door de verlichtingsdenkers in de 17e en 18e eeuw. Zo komen ze samen in Amerika en worden ze gerepliceerd.
§2. DE FRANSE REVOLUTIE EN DE FRANSE INVLOED IN BELGIË A. DE FRANSE REVOLUTIE “Vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid” = Liberté, égalité, fraternité. In België, Franse periode van 1795 tot 1815: deze periode heeft een belangrijke stempel gedrukt op de ontwikkeling van ons recht. Het recht dat toen door de Franse revolutionairen en door Napoleon is ingevoerd hebben we vandaag nog steeds gedeeltelijk. Onze rechtscultuur is wezenlijk een Franse rechtscultuur. Dit is een breukperiode, er verandert heel veel op korte termijn à Revolutie maar zelfs in de meest revolutionaire periode is er veel behoud, er zijn dus ook veel evoluties in deze periode. Het is een revolutie maar het wil niet zeggen dat het van de ene op de andere dag zwart op wit was. Tussen de eigenlijke Franse Revolutie (14 juli 1789, bestorming van de Bastille) en 1795 is er ook al veel gebeurd. In 1795 nemen de Fransen juridisch een stap die zeer belangrijk is, ze vragen aan de minister van justitie (Merlin) om een code te maken, die inhoudt dat wanneer de Provincies van de Zuidelijke Nederlanden (9 departements) terug verenigd worden dat deze verzameling van wetten (zowel van de Franse revolutie als wetten van het AR) ook hier bij ons van toepassing worden. De band met ons oude eigen recht wordt hiermee doorgeknipt. De bestorming van de Bastille – We krijgen een nieuw publiekrechtelijk systeem: fundamentele rechten en de organisatie van de staat. Déclaration des droits de l’homme et du citoyen – Gevraagd door de volksvertegenwoordiging van het hele land Frankrijk nl. de Staten-‐Generaal. Deze komen eerst op regionaal vlak samen, ze spreken met elkaar af “als we nu naar Parijs gaan om aan de vorst te zeggen dat we bereidt zijn om nieuwe belastingen te betalen zijn er enkele voorwaarden.” 4 Scholastiek = Middeleeuwse vorm van universitair onderwijs waarbij men teksten gaat becommentariëren en een aantal klassieke denktechnieken gebruikt zoals bv. de a contrario redenering, …
72
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
De staten-‐Generaal is een crisisinstelling geworden, wordt dus enkel samengeroepen door de vorst in nood. In 1789 heeft Lodewijk XVI geld nodig om pracht en praal te kunnen voeren, dus roept de volksvertegenwoordiging samen. De volksvertegenwoordiging heeft enkele klachten (grieven) = Cahiers Doléances, in bijna alle van die teksten kunnen we terug vinden dat het gedaan moet zijn met het verschrikkelijke, bloederige strafrecht. Ook zien we dat het moeilijk is om je rechten te kennen omdat veel aangelegenheden gekenmerkt worden door het gewoonterecht, er wordt dus gevraagd om codificaties. Ze verlangen uiteraard ook om niet te veel belastingen te betalen. Met deze klachten komen ze samen in Parijs. Probleem, er zijn een aantal top clerici die zeggen dat zij de 1e stand zijn en claimen verschillende dingen, ze eisen de 1e stem op; de adel eist de 2e stem op. Dan heb je de derde stand die dit niet vindt kunnen, ze willen niet stemmen per stand. De derde stand eist dat er opnieuw vergadert wordt zoals de laatste keer (meer dan 175 jaar daarvoor nl. in 1614). Het parlement van Parijs moet als rechtbank een uitspraak doen, deze zegt dat er gestemd moet worden per stand, want dit is eigen aan de staatsorganisatie. >< De derde stand is echter in de meerderheid en ze hebben het boek gelezen van Sieyès, “Qu’est-‐ce que le tiers état?” à Aangezien dat dit iedereen is die belastingen betaalt, dan is het iedereen die bijdraagt aan het mogelijk maken van de staat, en als je het mogelijk maakt dat er met dat geld iets gebeurt, dan moet je daar ook inspraak in hebben. Het is de natie die gevormd wordt door iedereen de belastingen betaald, de wil van het volk moet door hen bepaald worden. De Eed van de Kaatsbaan – De Assemblée Nationale belooft om niet meer uit mekaar te gaan voordat men een grondwet heeft waarin duidelijk vast ligt hoe de macht moet georganiseerd worden. à Dit is het begin van de democratie in Europa. Binnen die constituante5 gaat men beslissingen gaan nemen en zet men een punt achter het AR. Ze hebben zichzelf de Assemblée Nationale genoemd. Deze Assemblée neemt enkele fundamentele beslissingen: • Afschaffing van de adellijke privileges. • Afschaffing van de feodaliteit; hierdoor verschuift het eigendomsrecht waardoor we een “democratisering” krijgen. Nu krijgt de leenman de gronden toegeëigend, degene die effectief de grond had wordt ook juridisch de eigenaar. • Déclaration des droits de l’homme et du citoyen (zie tekst) In de Franse tekst Inspiratie “We the people” “Les représentants du Peuple” Sommige staatsorganisaties kunnen corrupt zijn, de reden is het niet kennen >< Eerst een staatsorganisatie, dan pas en het misprijzen van de fundamentele rechten. Bill of Rights à Fundamentele rechten zijn noodzakelijk om een goede staatsorganisatie te hebben. De fundamentele rechten omvatten: Natuurlijke rechten, die heilig zijn. Het gaat ook over plichten. à Scheiding der machten, machten met een duidelijk doel nl. de doelstelling van elke politieke instelling is om de vrijheid van de mens te garanderen. “Bonheur de tous”
“L’Etre suprême” Onder het goedkeurend oog van God; dus helemaal gelaïciseerd is dit niet.
5 = grondwetgevende volksvergadering
“General Welfare”, the greatest happiness for the greatest people “In God we trust”
73
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
1e luik: Fundamentele rechten Art. 1er “Les hommes naissent et demeurent libres et égaux en droits” à De mens wordt vrij geboren en blijft vrij en is gelijk in rechten. ! Wil niet zeggen dat iedereen hetzelfde mag en doet. Je mag sociale onderscheiden maken maar alleen maar gebaseerd op het algemeen nut. Art. 2 De fundamentele rechten zijn onvervreemdbaar, je kan ze ook niet verliezen door ze niet te gebruiken. Je natuurlijke rechten behoud je altijd: -‐ La liberté = de vrijheid -‐ La propriété = de eigendom -‐ La sûreté = de zekerheid -‐ La résistance à l’oppression = ius resistendi Art. 3 “dans la Nation” à Alle macht gaat uit van de totale Franse bevolking. “Nul corps, nul individu ne peut exercer d’autorité qui n’en émane expressément = Geen enkele instelling, geen enkel individu; wie er ook autoriteit kan uitvoeren, iedereen die overheidsrechten heeft mag dat alleen maar doen als die autoriteit uitdrukkelijk uit de natie voortvloeit. à Opperste macht zit bij het volk, de WM bepaalt alle bevoegdheden van alle andere instellingen. à Principe van de rechtsstaat Art. 4 Je mag maar doen wat je wil in de mate dat je geen schade berokkent aan de anderen. Je vrijheid is dus niet onbeperkt. Fundamentele vrijheid is dus geen absoluut recht, het is een voorwaardelijk recht. “Ces bornes ne peuvent être déterminées que par la Loi” Deze grenzen kunnen alleen maar bepaald worden door de wet (formele wet, want gaat uit van het parlement) Art. 5 “Wat zelfs de wetgever niet mag beperken” à Als we een wet gaan maken mag die wet alleen maar dingen verbieden als die dingen schadelijk zijn voor de maatschappij. Alles wat niet verboden is mag je doen en alles wat verplicht is moet je doen. Art. 6 La volonté générale – Rousseau De wet is de uitdrukking van de algemene wil. De democratische legitimatie van de wet. Alle burgers zijn gelijk voor de wet à dus ook iedereen mag meedoen aan het overheidsbestuur (= actieve participatierechten). Geen ander onderscheid dan volgens de talenten en de deugden. Art. 7 – HEEL BELANGRIJK PRINCIPE: Legaliteitsbeginsel in strafzaken “Niemand kan beschuldigd worden, aangehouden worden of opgesloten worden, dan in de gevallen bepaald bij de wet, en in de vorm zoals voorgeschreven in de wet” à Materiële en formele strafrecht. >< Reactie tegen het strafrecht uit het AR: ging willekeurig om met de macht. Het moest gedaan zijn met het arbitraire van het strafrecht. Iedereen die nog meedoet aan willekeurige machtsuitoefening moet gestraft worden. A contrario: Aan wettige machtsuitoefening moet iedereen meedoen. “En vertu de la Loi” = Krachtens de wet (dus kan bv. ook door een KB)
74
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
! ≠ door de wet: kan enkel bepaald worden door de wetgever, dus enkel door het parlement. Art. 8 Verdere uitwerking van het legaliteitsbeginsel. “Alleen de wetgever mag straffen bepalen maar men mag hierin niet overdrijven: alleen het strafrecht als het echt niet anders kan” Het strafrecht is van strikte interpretatie: je mag in strafzaken nooit naar analogie redeneren. >< Burgerlijke interpretatie: vrije interpretatie. Het legaliteitsbeginsel eist daarenboven dat de wet vast moet liggen en bekend gemaakt moet worden (afgekondigd worden). à vanaf de mededeling kan je iemand vervolgen. = Niet-‐retroactiviteit beginsel van de strafwet. ! Uitzondering: de mildere strafwet mag wel retroactief. Art. 9 “Iedereen wordt geacht onschuldig te zijn tot hij schuldig verklaard is” “Aangezien er een vermoeden van onschuld is, mag je absoluut geen geweld beginnen gebruiken tegen mensen tenzij het absoluut noodzakelijk is.” à Behoorlijke procesvoering: voorlopige hechtenis, kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden. Art. 10 Vrijheid van mening, onder andere op geloofsvlak. ! Opnieuw geen absolute vrijheden. à Het moment dat je je mening of religie uit mag dat enkel wanneer je de publieke orde niet verstoort. Dus vrijheid van meningsuiting wordt beperkt door de publieke orde. Art. 11 Persvrijheid à Repressieve aanpak van meningsuitingen: achteraf ter verantwoording worden geroepen; maar alleen wanneer een formele wet daarin voorziet. Bv. Negationisme 2e luik: Staatsstructuur Art. 12 “Force publique” à in het voordeel van allen dat er een overheid komt en de overheid krijgt slechts die bevoegdheden die nodig zijn voor het algemeen welzijn. Art. 13 à voor het onderhoud van die publieke overheid moet men een belasting betalen; elk volgens zijn mogelijkheden. Art. 14 Het is de volksvertegenwoordiging die de belastingen beslist. Het parlement beslist wat er gebeurd met het geld van de staat. Het is aan het parlement om te bepalen hoe, hoeveel en hoe lang we het opleggen. Dit moet ieder jaar goedgekeurd worden. Art. 15 De parlementsleden kunnen de regering controleren, ook op het financiële vlak. Art. 16 Omwille van die belastingen hebben we een scheiding der machten; deze is zo noodzakelijk, als je dit niet hebt, dan heb je geen grondwet. Art. 17 De overheid mag uw eigendom afpakken indien …. = onteigening Onteigening is enkel mogelijk wanneer het publiek nut uw private eigendom overstijgt. Het heeft een wettige basis nodig.
75
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Bv. niet onteigenen voor persoonlijk nut van de minister, wel onteigenen voor een veilige verkeerssituatie. ! Mits een billijke en voorafgaande schadevergoeding à Al deze elementen zijn ook terug te vinden in onze grondwet van 1831. Andere realisaties beslist door de Assemblée Nationale Decreet d’Allarde – Principe: Vrijheid van handel en arbeid. Je kan niemand belemmeren in de vrijheid een bepaald beroep te kiezen. Ongelijke behandelingen kunnen en mogen niet meer. Iedereen moet gelijk welk beroep kunnen uitoefenen. • Wet le chapelier – Het verbieden van coalities, afspraken, organisaties van werkenden. Dit kunnen werknemers, ambachtslieden, … Belang? Onder het mom van de vrijheid heeft men dus verboden zich te organiseren. Als je je niet mag organiseren kan je geen vakbond oprichten, staking voeren, … Heeft dus mogelijk gemaakt dat in het begin van België er een liberaal klimaat was. Staatsvorm – evoluties Fase 1 – De Staten-‐Generaal en de gematigde fase. Fase 2 (1792 – 1795) – De Jacobijnen (extreem progressief), ze willen desnoods de vrijheid opgeven om de vrijheid te realiseren. Er komt een terreur beleid (Robbespiere). Bv. De koning bestaat niet meer à 1e republiek, dit is de meest radicale. Het wordt een nieuw land met een nieuwe tijdrekening, de kerk wordt uitgesloten van alle macht, de priesters moeten een eed van haat aan het koninkrijk afleggen, de republiek wil niets meer te maken hebben met het oude koninkrijk. Zelfs het kaartspel wordt vervangen door gelijkheid, vrijheid en broederlijkheid. Elke dorpsnaam met “Saint” in wordt vervangen door niet-‐religieuze namen. De week ingegeven door de kerk (op de 7e dag rustte god), is afgevoerd er wordt een nieuw systeem ingevoerd van decaden (10 dagen); ook de maanden werden vervangen door nieuwe namen. Vele edellieden zijn op dat moment naar België gekomen, deze emigranten verloren hun bezittingen in Frankrijk. De Jacobijnen hebben deze goederen verkocht (zwarte goederen), de opbrengsten werden sociaal verdeeld. Directoire (1795 – 1799) – 5 directeurs vormen een stevige uitvoerende macht. à Een gematigde grondwet met 2 kamers (bicameralisme) voor de WM en 5 directeurs voor de UM. Napoleon (1799 – 1802/1804) – Consulaat Hij voert codificaties in, nieuwe wetboeken, het is de realisatie van de verlichte droom. Napoleon is een keizer, dit wil zeggen dat hij zijn machtsvisie in het recht naar buiten zal brengen, zoals bv. in het strafrecht een inquisitoir systeem, in het burgerlijk recht een streng huwelijksrecht, … Hij gaat ook een concordaat6 aan met de paus, hij geeft de gebouwen van de kerk terug (zwarte goederen die verkocht waren ten tijde van de Jacobijnen). De staat zal de lonen betalen van de bedienaren van de eredienst. Dit concordaat is herhaald ten tijde van Willem in de Hollandse periode en na de onafhankelijkheid van België. “Bonapartisme” = Vanuit het volk schenkt men zoveel vertrouwen aan 1 persoon.
6 = Een verdrag tussen hoogste wereldlijke leider en hoogste kerkelijke leider.
76
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
B. DE LATERE FRANSE EVOLUTIES EN HET BELANG VAN DE FRANSE INVLOED VOOR BELGIË We hebben quasi alles behouden in de Franse tijd. Wanneer we even samen zijn met de Nederlanders gedurende 15 jaar worden plannen gesmeed om de staatsorganisatie anders aan te pakken maar deze mislukken. Na 1830 zegt men opnieuw dat men het allemaal anders gaat doen, maar ook hier merken we dat de meeste voornemens niet gelukt zijn. Wat hebben we behouden? 1. Franse instellingen – Hedendaagse provincies, zijn eigenlijk opvolgers van de Franse departementen. De Fransen hebben de neuf départements réunies gemaakt (het oude Brabant is nu opgedeeld in Vlaams en Waals Brabant + we hebben ook nog Brussel). De Fransen vrezen dat als ze de oude territoriale vorstendommen gaan behouden dat de oude privileges ook terug naar boven komen, daarom knippen ze het oude Brabant op in Brabant en Antwerpen, het oude Graafschap Vlaanderen knippen ze op in Oost-‐ en West-‐Vlaanderen (oorspronkelijk: departement van de Schelde en het departement van de Leie). Vanuit de centrale Belgische regering is er een vertegenwoordiger van dat centrale niveau in de provincies gekomen. 2. Concordaat – Bisdommen zijn op dezelfde manier georganiseerd. Zo is er bv. een Bisdom Brugge en een Bisdom Gent. Maar: Laïcisering -‐ Kerk en staat worden gescheiden. Bv. Huwelijk kan nu gesloten worden in het stadhuis, registers van de burgerlijke stand (register van begrafenis wordt register van overlijden). 3. Codificaties » Code Civil (1804) Sindsdien: pogingen om te hervormen à steeds mislukt. Vandaag: Burgerlijk wetboek, de Fransen hebben dit hier ingevoerd en we hebben het nadien niet meer gewijzigd. Inhoudelijk hebben we uiteraard dingen gewijzigd. » Code de Commerce (1807) Wetboek van koophandel, is inhoudelijk ontzettend veel veranderd. Men heeft boek per boek, hoofdstuk per hoofdstuk en titel per titel vervangen. Vandaag: Enkele artikelen uit 1807, het overgrote deel is eigen Belgisch recht. » Code d’instruction criminelle (1808) Betreft de procedure in strafzaken, het onderzoek in strafzaken. Omvat het formeel strafrecht. Typisch: inquisitoire procedure, de overheid gaat zelf op onderzoek uit. Wanneer de onderzoeksrechter iets onderzoekt doet hij dit in het geheim. Niemand heeft inzage in het proces. We behouden dit wetboek in de Hollandse periode, wanneer België onafhankelijk wordt krijgen we ook geen nieuw wetboek. Ook in de 20ste eeuw geraakt die vernieuwing er dus niet. Ommekeer: Marc Dutroux à De mensen zijn woedend dat de zaak niet vooruit gaat, ze willen dit rechtssysteem niet meer. Na de witte mars is de politiek geschokt. De kleine Franchimont is een modernisering van ons oud wetboek van strafvordering. Er is ook een grote Franchimont: Franchimont en zijn collega’s gaan verder, ze willen een nieuw strafrechtsysteem hebben dat voldoet aan de normen van het Europees Hof. Ze werken dit af en leggen dit voor aan de senaat. De senaat keurt dit ontwerp goed en sturen dit naar de kamer van volksvertegenwoordigers. >< Na de verkiezingen komt dit niet meer boven, we hebben dus een modern wetboek van strafvordering maar is nog niet afgekondigd, het is dus nog geen wet waardoor we nog steeds met het oud wetboek uit 1808 zitten.
77
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
»
Code pénal (1810) Omvat het materieel strafrecht (= wat zijn de misdrijven en welke zijn de straffen). Na de onafhankelijkheid zijn we er wel in geslaagd een nieuw wetboek te maken (1867), deze is echter een licht afkooksel van het Franse wetboek, gemaakt door Haus. Bv. De schandstraffen zijn afgeschaft in dit nieuwe wetboek.
»
Code de procédure civile (1806) Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Bevat in grote lijnen de Romano-‐Canonieke procedure (rolprocedure met advocaten en procureurs). Sindsdien: pogingen om te hervormen à pas na WOII gelukt: in 1967 wordt het oude wetboek vervangen door het gerechtelijk wetboek. Het is echter niet echt een vernieuwing, gaat verder met een rolprocedure. Het is een modernisering maar geen totale verandering.
§3. HET EINDE VAN HET ANCIEN REGIME IN DE ZUIDELIJKE NEDERLANDEN Alles wordt Frans, de gehele elite wordt Frans. Deze verfransing blijft gelden in België. Groot verschil tussen de Amerikanen, de Fransen en wij: bij de Amerikanen en de Fransen is er een publieke opinie van verandering, van onderuit zijn er nieuwe ideeën van fundamentele rechten en scheiding der machten. In de Nederlanden komen deze verlichte ideeën van bovenaf: nl. Jozef II (de verlichte despoot). Hij voert op het einde van de 18e eeuw in de Zuidelijke Nederlanden het burgerlijk huwelijk in >< de katholieke kerk. Jozef II knipt de band tussen onderwijs en kerk door, hij organiseert van de staat uit scholen. Het hek is helemaal van de dam wanneer Jozef II uiteindelijk ook beslist om alles logisch en redelijk te herorganiseren. Alle administratieve en gerechtelijke instellingen worden logisch georganiseerd. Jozef II slaagt echter niet in zijn hervormingen. De revolutie is een reactionaire, conservatieve revolutie. De clerus, de adel en de derde stand komen in opstand tegen Jozef II. Vanuit hun egoïstische visie is het nieuwe redelijke systeem totaal onaanvaardbaar, gewoon omdat zij daar geld mee verliezen. Dit zal leiden tot een onafhankelijkheidsverklaring. Dit leidt tot het afkondigen van een aantal fundamentele rechten die compleet anders zijn dan die van Frankrijk en Amerika. Precies om de betere klassen opnieuw hun rechten te geven. De Brabantse Omwenteling – De 3 standen zullen zich verzetten op basis van de Blijde Intrede. Vervallenverklaring – In Gent stellen de pensionarissen van de bestendige deputatie van de Staten van Vlaanderen (juristen) een onafhankelijkheidsverklaring van Vlaanderen op, dit is een vervallenverklaring van Jozef II. Ze willen terug naar de oude organisatie van de standen. De bestendige deputatie van de staten trekken met de vertegenwoordigers naar de Vrijdagsmarkt. Daar staat een theater met een lege stoel, ze zeggen dat de soevereiniteit die men normaal overdraagt aan vorst, dragen ze niet over. Het is eigenlijk een blijde intrede maar dan het tegenovergestelde. De tekst die ze voorlezen zou zoals het Plakkaat van Verlating en de Declaration of Independence moeten zijn. De Vlamingen verwijzen naar de tekst van Brabant à Is bijzonder zwak. Daarenboven zegt men dat ze stadsprivileges hebben die ingaan tegen de visie van de vorst. Deze kunnen afgedwongen worden door de steden, maar hier worden ze afgedwongen door het hele Vlaamse volk, ook al is dit niet de tekst van het hele land maar van een stad à Weer een teken van zwakheid. Men ziet in de visie van de vorst een inbreuk op de vredesverdragen à Opnieuw een teken van zwakheid. Conclusie: Groot gebrek, de Vlaamse rechten stonden niet zwart op wit op papier waardoor de Vlamingen eigenlijk niets hebben kunnen afdwingen. Landen met grondwettelijke rechten staan sterker dan landen zonder grondwettelijke rechten.
78
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
HOOFDSTUK 7 – DE 19 E EEUW: CREATIE VAN EEN NIEUWE STAAT §1. HET VERENIGD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN (1815 – 1830) Zie Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden (1815) A. ONTSTAAN Waterloo – Napoleon verliest (1815); het grondgebied dat bezet was komt vrij. het slagveld ligt al in de Zuidelijke Nederlanden. De Noordelijke Nederlanden zijn al iets vroeger losgekomen van de Fransen (1813), deze hebben al een nieuwe grondwet in 1814 die slechts alleen geldt voor de Noordelijke Nederlanden. Napoleon is verloren tegen een coalitie van grootmachten (Groot-‐Brittannië, Pruisen, Rusland en Oostenrijk), ze bevechten en verslaan hem. Het zijn die grote machten die zeggen dat ze dit gebied best onafhankelijk laten bestaan. Ze laten dit als een apart koninkrijk verder gaan. Het is dus bij de gratie van de grootmachten dat de Nederlanden kunnen ontstaan en 2 jaar later is het bij de gratie van de grootmachten dat het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden kan laten ontstaan. Ook België ontstaat 15 jaar later door de gratie van de grootmachten. Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: omvat de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Vroeger betekende België en Nederland hetzelfde. • Nederland > Les Pays Bas, de lage landen bij de zee. • België > Belgium (in de tijd van de renaissance, alle termen moeten in het latijn omschreven worden) – Caesar. Idee dat de Belgen hier woonden heeft ertoe geleidt dat men pays bas vertaald heeft in het latijn naar Belgium, want dit waren de beste van allemaal. Klopt historisch gezien niet want de Belgen bevonden zich in Frankrijk. Vervolgens gaat men Nederland pays Belgique noemen. Later bij de splitsing der Nederlanden » »
Waar men Nederlands spreekt à Noorden (Les Pays Bas) Waar men Frans spreekt à Zuiden (Les Pays Belgique)
Een van de allereerste boeken over het recht van heel de Nederlanden gaat, is van Frans van De Sype (Zypaeus) – “Notiotia iuris Belgici" à Handelt niet over “België”, want bestaat nog niet maar gaat over de Nederlanden in zijn geheel. Heel vaak heeft men met Vlaanderen heel de zuidelijke Nederlanden bedoeld7. Holland werd gebruikt voor de Noordelijke Nederlanden ook al was dit slechts 1 van de 7 provinciën. Op kaarten werden de Nederlanden vaak de Leo Belgicus genoemd. Franse periode Zuiden – Geannexeerd bij Frankrijk (neuf départements réunies) • Het Scheldedepartement omvat ook Zeeuws-‐Vlaanderen (tot 1814) • Nedermaasdepartement omvat ook het huidig Nederlands-‐Limburg • Departement der Wouden omvat ook huidig Groothertogdom Luxemburg 7 Pars pro toto = je gebruikt een deel voor een geheel.
79
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Noorden • 1795 – 1806: Bataafse Republiek, is een republiek maar wordt al een centraal geleide staat. Geen individuele provincies meer die in een unie samenwerken. • 1806 – 1810: Koninkrijk Holland, onder een koning die van Franse makelij is nl. de broer van Napoleon Bonnaparte, Lodewijk-‐Napoléon. • 1810 – 1813: Ook de Noordelijke Nederlanden worden aangehecht bij Frankrijk. De wetten: 1 taal = 1 interpretatie, dus de officiële taal is in het Frans, maar men gaat voor de Vlamingen in de Zuidelijk Nederlanden een Vlaamse vertaling maken van de wet. Men gaat ook een vertaling maken voor de Hollanders. In deze periode zijn er dus 2 vertalingen van de Franse wet: Vlaams en Nederlands. Koninkrijk Holland van Lodewijk-‐Napoléon wordt een nieuw koninkrijk, daar krijgen ze een eigen nieuwe koning: Willem I. Waarom kiezen de grootmachten voor een koninkrijk? Engeland is een koninkrijk, Rusland heeft een Tsaar, Oostenrijk heeft een keizer en Pruisen heeft een koning. Er is dus een monarchie in elk van deze grootmachten. Ze hebben telkens problemen gehad met “republikeinen”, ze vinden dit een ongemak, het volk teveel macht geven kan niet lukken. Als ze dus een nieuw land erkennen zullen ze een nieuwe monarchie vestigen. In 1813 zijn ze in het Noorden ook al enkele jaren gewoon om een koning te hebben, in het Zuiden heeft men ook al altijd een koning gehad. Het is dus veel gemakkelijker om dan het Zuiden later aan het Noorden aan te hechten want wat al altijd was is makkelijker over te nemen. Willem I komt uit het geslacht van Oranje dat al meegaat sinds de Middeleeuwen, het Huis van Oranje heeft een afstammeling ingeleverd (Willem I) die het toonbeeld is van een goede leider. Wat met het Zuiden? – Congres van Wenen, men gaat het Zuiden toevoegen aan het Noorden en besluiten het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden te maken. De provincies blijven behouden met vorstelijke vertegenwoordigers maar ze krijgen nieuwe namen (dit werd gezien als het enige goede wat de Fransen gedaan hadden). (Luxemburg behoort hier bv. nog niet bij, hoort nog bij Duitsland) Gijsbert Karel van Hogendorp – Grondwet voor het Noorden met een koninkrijk waarin die koning nog veel macht krijgt. Het is eigenlijk een beetje een verlicht absolutisme. Van in het begin zat er iets scheef: Hollandse rekenkunde (= Arithmétique Hollandaise); er werd op het congres beslist dat het volk inspraak moet hebben in de grondwet. op die volksraadpleging wordt de grondwet dus voorgelegd à het volk: zij die genoeg geld hebben om belastingen te betalen. Velen van die mensen hebben er geen goed beeld van, alles wat gezegd wordt gebeurt in het Nederlands, terwijl de elite bij ons Frans spreekt. Een groot deel gaat niet stemmen en een groot deel vertrouwt niet op de protestantse koning (>< Katholicisme in onze contrijen). Heel wat mensen stemmen dus “NEEN want ….” Hollandse Rekenkunde = Van de 1600 uitgebrachte stemmen is de meerderheid tegen de Nederlandse grondwet, dus eigenlijk zou deze verworpen moeten worden. Koning Willem zegt echter dat iedereen die niet is komen opdagen wordt geacht in te stemmen (worden dus allemaal ja stemmen) en iedereen die neen gestemd heeft om godsdienstige redenen worden ook geacht ja gestemd te hebben want in die grondwet staat er dat er sprake is van godsdienstvrijheid. à Deze grondwet is ons dus opgedrongen: 1e grote probleem.
80
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Inhoud van die grondwet Fundamentele rechten & Staatsstructuur • Monarchie • Unitair • Parlementair Er zijn 2 kamers maar weinig democratisch gelegitimeerd. De 1e kamer omvat mensen aangeduid door de koning (gepriviligeerde mensen). De 2e kamer is een vertegenwoordiging van het volk via de provinciale staten. Elke provincie kiest zijn vertegenwoordigers, dit zijn opnieuw mensen die genoeg belastingen betalen. • Ministers zijn verantwoordelijk tegenover de vorst Er is een soort schijndemocratie. Het parlement en de koning met de UM zijn niet in evenwicht. Er is wel een scheiding der machten maar er zijn geen checks and balances om de democratie te garanderen. Het parlement krijgt toegewezen bevoegdheden maar de residuaire bevoegdheden liggen dus bij de koning. Die koning is het hoofd van een regering en die regering moeten verantwoording afleggen aan de koning, niet aan het parlement (koning is echter niet verkozen, dus weinig democratische legitimatie). à Eerder een verlicht absolutisme. B. KRONIEK VAN EEN AANGEKONDIGDE BREUK Macht Alle macht zit bij de Koning, de Edellieden en de rijken; ook worden deze vaak gekozen uit de Noordelijke Nederlanden. Structuur Unitarisme: als je de centrum van de macht in Den Haag steekt is dit moeilijk voor het Zuiden; historisch gezien zit het centrum van de macht echter in Brussel voor eeuwen. Het is onmogelijk om de provinciale belangen van het Zuiden te behartigen. Religie In het Noorden is men protestants, in het Zuiden is men katholiek. Taal In het Noorden spreekt men Nederlands, in het Zuiden spreekt men Frans. Cornelis van Manen is minister van justitie onder Willem I; maken een wet dat alle rechtbanken, alle notarissen en ambtenaren verplicht enkel nog maar het Nederlands mogen gebruiken. Economie Het Noorden is al eeuwen een handeldrijvende natie, terwijl in het Zuiden de industrie opkomt. Institutioneel Het Zuiden is ondervertegenwoordigd. Het Zuiden heeft veel meer inwoners dan het Noorden. Er is ook een repartitie van de financiële lasten, het Noorden heeft grote schulden, het Zuiden heeft nauwelijks schulden, deze schulden worden overgedragen op het Zuiden. Amortisatiesyndicaat = Het afbouwen van een schuld, de personen die hiermee bezig waren werden niet gecontroleerd door het parlement. Er was dus geen democratische controle op de besteding en de inning van het geld.
81
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht Noorden
Adel + vorst Protestantisme Handel drijvend Had veel grotere staatsschuld uit het verleden, maar er werd beslist de lasten gelijk te verdelen. Nederlands
Zuiden Derde stand Katholicisme Industrieel Proportioneel ondervertegenwoordigd in de Staten-‐ Generaal Frans
Gevolg? In het Zuiden ontstaat er een Franstalige oppositiepers die slechte dingen schrijft over de koning. Minister van Maanen is hoofd van de RM en ook van de advocatuur op dat moment. Minister van Maanen stopt advocaten die het aandurven iets tegen de OH te ondernemen in de gevangenis, ook journalisten en priesters worden opgesloten in de gevangenis. Er wordt hard opgetreden tegen deze oppositie. Dit zal tot de Belgische onafhankelijkheid leiden. Er is ongenoegen in de kerk, in de pers, in de rechtbank, onder de advocaten, bij een aantal industriëlen, … Het politiek ongenoegen leidt tot het Monsterverbond – De Kerk (hiërarchisch geordend systeem) en de Loges (vrijzinnigenverenigingen = vrijmetselaars, met als kenmerken: Gaan mekaar altijd steunen en helpen & in de maatschappij willen zij een rol spelen, bediscussiëren in groep en gaan dit realiseren in het dagelijks leven) zijn eigenlijk antipolen, want ze hebben namelijk een tegenovergestelde visie op de wereld. Vrijmetselarij is gebaseerd op het vrije denken van de mens en de kerk is gebaseerd op de openbaring van God. Het zijn eigenlijk 2 dingen die totaal anders zijn van ingesteldheid maar gaan samen spannen omdat ze een gemeenschappelijk doel hebben. à Dit monsterverbond is ook terug te vinden in de grondwet van België. Er komen petities want het recht om uw mening te uiten staat in de grondwet en je mag een petitie indienen bij de koning en het parlement. In 1828 en 1829 komt er een golf van petitionnementen, om te vragen om hen opnieuw: • Vrijheid van drukpers te geven • Vrijheid van onderwijs te geven • Vrijheid van taal te geven: Laat ons de mogelijkheid om in het Zuiden alles terug in het Frans te doen • Een onafhankelijke rechterlijke macht te geven: Als we iets verkeerd doen willen we beoordeeld worden door rechters die niet uit de hand eten van de koning. Uitspraken gedurende de Hollandse periode gebeurden in naam van de Koning, de rechterlijke macht was een koninklijke instelling. • Een jury • Gelijke verdeling van de ambten tussen Noord en Zuid • Ministeriële verantwoordelijkheid » Dit zal in België in de grondwet ingevoerd worden (1831) » »
Thorebecke – Hij schrijft een nieuwe grondwet (1848) die in Nederland zal gelden. 1848 – Onrust over geheel Europa. Manier om deze onrust aan te pakken? Ministeriële verantwoordelijkheid invoeren
à Compleet te vergelijken met de Cahiers de doléances en de vraag is hetzelfde: Vrijheid & gelijkheid.
82
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
§2. HET ONAFHANKELIJKE BELGIË A. DE BELGISCHE GRONDWET: EEN PRAGMATISCH CONSERVATISME De Belgische Revolutie Aanleiding? Economische moeilijkheden, er was een slechte oogst geweest en er was een hongerwinter in 1829. De mensen zijn kapot van honger en koude. Wanneer er miserie is komt er sneller opstand à recurrent fenomeen: volk komt in opstand, publiekrechtelijke reorganisatie als er economische crisis is. Liberaal-‐burgerlijke Juli-‐revolutie in Parijs – verandering van staatsstructuur met een nieuwe grondwet. er wordt een constitutionele monarchie ingesteld met als burgerkoning Louis-‐Philippe à Ook in Griekenland en Polen waren er al eerdere nationale revoluties. La muette de portici (25 augustus 1830) – Een operette die ging over de vrijheidsstrijd van de Napolitanen, ze zingen over de heilige liefde voor het vaderland die hun drijft tot een opstand tegen de tiran. Deze operette gaf aanleiding tot een binnenlandse revolutie. Ze komen opgejut naar buiten, er wordt gevochten en onderhandeld. Opnieuw gaat men met de andere grootmachten van Europa onderhandelen om te vragen of ze dat zien zitten om ons als onafhankelijk land te erkennen. Uiteindelijk erkennen deze grootmachten België als een onafhankelijke land. • Burgerwacht – Burgers die niet tot de gewapende macht behoren gaan zich zelf gaan organiseren en nemen de wapens op. • Belgische vlag – Jottrand; Geen symboliek ivm de kleuren, de vlag is in paniek ontstaan, ze hebben de vlag van Brabant genomen en verknipt tot de kleuren die we nu hebben. • Brabançonne – Jenneval / Van Campenhout Septemberopstand – Voorlopig bewind – Roept zich op 4 oktober uit tot een onafhankelijke staat. De volksraad: Men komt samen in 1 grote vergadering, geen 2 kamers, geen 3 standen à invloed van het Franse voorbeeld, Sièyes. Een nieuwe grondwet? Ze hebben geen revolutie willen bereiken, ze zijn zeer pragmatisch geweest in het opstellen van de grondwet. De grondwet is pragmatisch conservatief. • Pragmatisch: Het aanpakken van hedendaagse problemen, alles wat in de petities van de jaren 1820 geschreven werd gaat men nu beter doen. • Conservatief: Men gaat alleen maar veranderen als het echt moet. Dit conservatisme uit zich in de keuze voor een monarchie. We hebben al eeuwen een monarchie in de Nederlanden, we waren niet gelukkig met Willem maar we waren niet ongelukkig met de monarchie. De macht van de koning zal echter wel beperkt worden. Men heeft op dat moment nog geen koning in gedachten. Men heeft dus eerst het systeem besproken en heeft dan iemand uitgezocht die het best zou passen binnen dit systeem. Uiteindelijk is het Leopold Van Saksen-‐Coburg-‐Ghota geworden. Men sluit zich ook opnieuw aan bij het bicameralisme, omwille van de gematigdheid. We hebben een scheiding der machten nodig en binnen de WM hebben we 2 kamers nodig opdat we goed zouden nadenken over de wetgeving. Oorspronkelijk moeten alle wetten dus door de 2 kamers goedgekeurd worden. Waar het kan gaat men innoveren: » Koning krijgt toegewezen bevoegdheden. » De koning is naar traditie onschendbaar.
83
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht » »
De koning is onbekwaam. Politieke misdrijven komen voor een jury in de rechtbank, ze willen beoordeeld worden door hun gelijken. Beperking van de macht van de provincies.
» Nationaal congres (10 november 1830) à Rechtstreekse verkiezing en stemgerechtigdheid op basis van opleiding en grondbezit. • Stemt op de onafhankelijkheid • Opteert voor een parlementaire monarchie • Stelt de grondwet op (decreet van 7 februari 1831) • 24 februari 1831: Men stelt een regent aan nl. Surlet de Chokier Regentschap = Voor de periode dat er geen koning is of dat de koning niet kan handelen wordt er een persoon aangesteld die zijn taken tijdelijk overneemt. » 1e regent: In het begin van België » 2e regent: koningskwestie met Leopold III na WOII, met als regent Prins Karel. » 3e regent: abortuskwestie met Boudewijn, hij is dan slechts 1 dag aan de kant gezet, vervangen door de volledige ministerraad en niet door een regent) 21 juli 1831 – Eedaflegging Leopold I Internationale context • De bevrijding van het grondgebied. • De conferenties van Londen -‐ Verzekeren de Belgische onafhankelijkheid, gekoppeld aan een verplichte neutraliteit ten aanzien van de Europese grootmachten. » Splitsing » » »
Eeuwigdurende neutraliteit Verdrag der XVII artikelen, 1832 (zonder Nederland) Verdrag der XXIV artikelen, 1839 (met Nederland)
DE BELGISCHE GRONDWET De redacteurs – De mensen die het materiaal (AR, Brabantse Omwenteling, Franse Revolutie, Napoléon en Willem I) verwerkt hebben zijn vooral jongere juristen. De Grondwet is … • Een reactie tegen het verleden • Een inspiratie door het verleden: » » » »
Invloed van de Nederlandse grondwet van 1815 Invloed van het Franse Charter Invloed van de Franse Revolutionaire grondwet Invloed van het ongeschreven Engelse grondwettelijke recht (indirect)
Voor die tijd heel democratisch Art. Wat omvat dit? De vrijheden Art. 12-‐18 Vrijheid van de persoon = Ik mag niet zomaar van mijn vrijheid berooft worden en ik kan op elk ogenblik met elk probleem naar de rechtbank stappen om te vragen om mijn problemen op te lossen. Er moet voor elk probleem een juridische oplossing zijn. Er is een fundamenteel recht op toegang tot de rechter. Bij wet worden er rechtbanken voorzien waar iedereen naartoe kan met zijn problemen.
84
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Art. 25 Art. 26 Art. 27 Art. 28 Art. 29 Art. 31
“Geen straf kan worden toegepast dan krachtens de wet …” “De woning is onschendbaar …” “Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet …” “De straf van de verbeurdverklaring der goederen kan niet worden ingevoerd …” • Algemene verbeurdverklaring = Het afpakken van alle goederen van een bepaalde persoon. Bv. Uw moeder doet iets, haar kind is daar ook het slachtoffer van à Past niet binnen de individualiteit van de straf. Dit is niet humaan want je straft de hele familie en niet enkel de persoon die iets verkeerd gedaan heeft. ~ Er bestaat verbeurdverklaring vandaag: Naast de hoofdstraffen kan je ook een bijkomende straf hebben, deze kan verbeurdverklaring zijn zoals bv. bij valsheid in geschriften, deze worden verbeurdverklaard. Het resultaat & het middel van uw misdrijf wordt verbeurd verklaard. à wat de grondwet verbiedt is de straf van algemene verbeurdverklaring, maar de bijzondere verbeurdverklaring mag wel. “De burgerlijke dood is afgeschaft en kan niet opnieuw worden ingevoerd” >< Typische straf uit het AR. • Burgerlijke dood = Iemand al zijn rechten afnemen, waardoor die persoon niets meer kan doen, niet meer kan handelen. Voor de burgerlijke samenleving is die persoon dood. ~ A contrario kunnen we wel bijzondere rechten afpakken bv. verval van het recht tot sturen. De vrijheid van de pers “De drukpers is vrij …” >< Rechtstreekse reactie tegen Willem I en Van Maanen. • Persvrijheid = Je mag publiceren wat je wil à De censuur kan nooit worden ingevoerd. Op voorhand kan je dus niet gecontroleerd worden. Censuur = Vooraleer je mag publiceren moet de OH het goedkeuren. ~ Geen onbeperkte vrijheid want als men in zijn publicatie een strafbare mening uit (bv. negationisme), dan kan je achteraf gestraft worden. DUS preventief onmogalijk, achteraf is er wel sanctie mogelijk. ~ Cascadeverantwoordelijkheid = Eerst gaat men de verantwoordelijke uitgever straffen wanneer er iets mis is met de publicatie. Dan heb je de auteur (degene die het geschreven heeft), wanneer deze niet gekend is, dan is het de uitgever (degene die het blad op de markt heeft gebracht), wanneer deze niet gekend is, is het de drukker en dan de verspreider. • Vandaag: Allerhande media De vrijheid van vergadering De vrijheid van vereniging Het recht om petities in te dienen à Als het volk vindt dat er iets moet veranderen moet het volk gehoord worden. Vrijheid van briefgeheim Ambtenaren kunnen vervolgd worden Het individu moet de OH kunnen aanspreken wanneer deze iets verkeerd heeft gedaan. Beperkingen van de koninklijke macht Reactie tegen Willem: Het volk heeft de effectieve macht.
85
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht Art. 105 Art. 107 Art. 108 Art. 167 Art. 46
De koning heeft geen andere bevoegdheid dan diegene die hem effectief zijn toegewezen à De UM heeft dus de toegewezen bevoegdheden. Het parlement heeft de residuaire bevoegdheden. Het parlement heeft de volheid van bevoegdheid. • Volheid van bevoegdheid = In principe alle bevoegdheden. Het kan ook in de bijzondere wetten zijn dat aan de koning een bevoegdheid wordt toegekend. ~ Bijzondere wetten = Bijzondere meerderheidswetten; goedgekeurd door het parlement (meerderheid van elke taalgroep + 2/3 in het totaal) MAAR in dit artikel: bijzondere wetten = Formele wetten van het parlement; dus wetten die niet behoren tot een wet (maar een concrete wet) à Een wet die een afzonderlijke materie regelt. Algemene wet: Hetgeen in een wetboek staat. De eindverantwoordelijkheid blijft bij het volk. Benoemingen Leger Uitvoeringsbesluiten – Alle besluiten en verordeningen (= Algemene regel die niet van de WM uitgaat) zijn van de UM. Dit kan en mag maar gedaan worden als het zijn grondslag vindt in de wet. Al die uitvoeringsbesluiten kunnen dus nooit de wet schorsen of een uitzondering op baseren. Want uitvoeringsbesluiten mogen alleen maar doen wat de wet voorziet. De UM mag dus maar zover lopen als de WM dit toelaat. Verdragen à Parlementaire goedkeuring De buitenlandse betrekkingen zijn in handen van de regering (federaal en ook bij de gemeenschaps-‐ en gewestregeringen). De regering treedt op als vertegenwoordiging van een land, ze kunnen met een ander land tot een verdrag komen. De regering kan dus handelen naar buiten toe, maar eenmaal dat het akkoord gesloten is, dan moet vervolgens dit verdrag goedgekeurd worden door het parlement. Als men geen goedkeuring krijgt van het parlement, dan geldt het verdrag niet. Parlementsontbinding Er is altijd een parlement, de volksvertegenwoordiging moet permanent aanwezig zijn. • Het parlement is altijd bijeen; de koning kan nooit beslissen om het parlement te ontbinden >< Hollandse tijd. • Enkel het parlement zelf beslist of ze ermee stoppen; als ze dit beslissen, dan moeten er onmiddellijk verkiezingen komen. Er moet steeds een vertegenwoordiging van het volk zijn. • De regering is op elk ogenblik verantwoording verschuldigd aan het parlement. Concreet doen we dit op 2 manieren: 1. Financiële controle: Bij het begin van elk jaar maakt het parlement de begroting op, hierin zegt het parlement hoeveel geld en waarvoor er geld zal zijn. à Belastingen. Wanneer het jaar voorbij is moet de regering een eindrekening voorleggen. Over iedere euro die uitgegeven is, kan de regering ter verantwoording geroepen worden. 2. Inhoudelijke controle: (van klein naar groot) » Aanwezigheid van de minister in het parlement. » Vragen die men kan stellen aan de minister (Mondeling / Schriftelijk), het parlement vraagt uitleg aan de minister over zijn beleid, en de minister geeft uitleg. » Interpellatie (= De minister wordt op het matje geroepen), hierop volgt een motie deze kan 3 vormen aannemen: ü Motie van vertrouwen = De meerderheid in het parlement vindt dat de minister mag blijven na zijn uitleg.
86
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Motie van wantrouwen = De meerderheid in het parlement heeft geen vertrouwen meer in de minister, de minister zal moeten aftreden. Deze zal vervangen worden door een andere minister. à Motie van wantrouwen kan ook gelden voor de gehele regering, (parlement is er en blijft er) het parlement beslist dan om een andere regering aan te stellen. ü Gemotiveerde motie = Het parlement zegt dat de minister mag blijven, maar hij moet nu wel doen wat het parlement zegt; hij moet hun richtlijnen opvolgen. Parlementair onderzoek = Men richt een parlementaire onderzoekscommissie in. ü
»
!! “De Koning” = Een mens (bv. De koning moet tekenen) / “De Koning” = De UM, de regering. (bv. De koning zal …) Directe verkiezingen Art. 61 De verkiezingen moeten rechtstreeks zijn. à Zowel kamer en senaat. Autonomie van de lagere besturen Art. 162 Grote autonomie aan het lokale vlak (gemeentelijk en provinciaal), maar dit is een ondergeschikte autonomie. • Ook de provincieraadsverkiezingen en gemeenteraadsverkiezingen moeten rechtstreeks gebeuren. • Alles wat de organisatie betreft moet geregeld worden door de wet. à De provincie en de gemeente zijn compleet ondergeschikt aan de WM. • Ze zijn een ondergeschikt bestuur; het bestuur is in principe autonoom, maar wordt gecontroleerd door een toezichthoudende overheid à er is een administratief / bestuurlijk toezicht. à De gemeente mag al doen wat ze wil van gemeentelijk belang, en de provincie waakt over de provinciale belangen. Er is geen bevoegdheid bepaalt door de afbakening van de bevoegdheid maar door een grootterm te gebruiken, waardoor we maximaal deze autonomie invullen, maar de autonomie binnen deze hiërarchie.
Ontstaan uit de unie van liberalen en katholieken België is het resultaat van een monsterverbond, dit leeft tot vandaag door à Verzuiling. Art. Wat omvat dit? Liberaal Art. 25 Persvrijheid Art. 19 Meningsvrijheid Art. 20 Vrijheid van niet-‐deelname aan een eredienst en het niet onderhouden van feestdagen à Vrijheid van godsdienst vanuit het liberaal standpunt. Bv. Niemand kan verplicht worden om op een katholieke feestdag niet te werken. Katholiek Art. 19 Eredienstuitoefening niet preventief inperkbaar à Zelfs in de openlucht (bv. Processies) >< OH kan zeggen, omwille van openbare handhaving mogen we u verbieden om op bepaalde pleinen of plaatsen te komen. De OH kan preventief optreden. Art. 21 Vrijheid voor de kerken qua benoemingen en briefwisseling De kerk moet zich volledig vrij en zelfstandig kunnen organiseren. Dit alles mag niet beperkt worden door de wereldlijke OH.
87
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht Art. 24 Art. 27
Vrijheid van onderwijs Opnieuw: uitgesproken katholieke scholen, op alle niveau’s. A fortiori de eigen school van de opleiding van de priesters (= het seminarie) >< Willem I: De staat besliste hoe de priesters opgeleid werden. Vrijheid van vereniging De kerk wil opnieuw vrij haar kloosters organiseren. Deze zijn nl. het slachtoffer geworden van de verlichting. Verlichte vorsten hebben alle contemplatieve orde afgeschaft (= Ordes die bezinnen, bidden). Visie: Als een klooster alleen maar bidt dient dit tot niets, ze hadden geen reden van bestaan meer volgens de OH; alles moest nuttig zijn (utiliteits-‐denken).
Een bicameraal parlementair stelsel De nadruk ligt op het parlement; het is het parlement dat de natie vertegenwoordigd. Alle macht gaat uit van de natie. Art. Wat omvat dit? Art. 33 Wie is de natie? De Belgen; de Belgische natie zijn de generaties Belgen die het land maken. >< Vandaag: totaal uitgehold begrip. Art. 88, 102 en De koning is onschendbaar, zijn ministers zijn verantwoordelijk. 106 • Onschendbaarheid = Je kan de koning als persoon nooit individueel aanspreken. Als rechtssubject kan je de koning niet voor de rechtbank dagen. • Onverantwoordelijkheid = Je kan de koning niet ter verantwoording roepen (voor de rechtbank / voor het parlement). à We gaan zijn ministers ter verantwoording roepen. à Elke beslissing die de koning neemt moet medeondertekent worden door zijn minister (= tegentekening), hierdoor kunnen we deze minister op het matje roepen De macht van het parlement Art. 36 De Koning heeft geen veto, het parlement maakt de wetten. Art. 75 Initiatief • Uitgaande van de regering: Ontwerp • Uitgaande van het parlement (parlementslid): Voorstel Art. 76, 2e lid Amendering Art. 170, 171 Het parlement zal jaarlijks de financiële huishouding controleren: Jaarlijkse belastingen en 174 en begrotingen Art. 180 Het parlement krijgt bij de raming van de financiën hulp van het Rekenhof. à Het blunderboek. Art. 83, 133 en De rechtbanken controleren de grondwettelijkheid van de wetten NIET. 159 ~ Pas veel later invoering van een grondwettelijk Hof. Waarborgen voor de onafhankelijkheid Art. 47 Openbare zittingen à vooral een openheid naar de pers toe. Art. 48 “Elke kamer onderzoekt de geloofsbrieven van haar leden” Het parlement zelf beslist bij onenigheid of het parlementslid waarover er onenigheid bestaat daar mag zitten. We gaan niet toelaten dat een afgeleide macht (RM) hierover zal oordelen. • Geloofsbrieven = Een officieel document waarmee u bewijst wat en wie u bent met de bevoegdheden die u beweert te dragen.
88
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht Art. 58 Art. 59 Art. 44 en 46 Art. 100 Art. 36, 75 Art. 105
à Bv. “Ik ben de vertegenwoordiger van de keizer van Japan”, als hij een officieel document meeheeft waarop dit staat, dan moet je hem als de vertegenwoordiger van de keizer van Japan beschouwen. Parlementaire onverantwoordelijkheid = Een zeer verregaande vrijheid van meningsuiting. Een parlementslid mag volledig vrij het woord voeren binnen het kader van zijn parlementair mandaat. Parlementaire onschendbaarheid (! Niet absoluut): Normaalgezien kan een parlementslid niet vervolgd worden tijdens de uitoefening van zijn mandaat, maar kan wel vervolgd worden bij betrapping op heterdaad. De parlementaire onschendbaarheid kan worden opgeheven. Jaarlijkse samenkomst + Bij ontbinding opnieuw binnen 2 maanden Er is altijd een parlement. Toch zin voor realisme Ministers zetelen in elke kamer en kunnen gehoord worden. Recht van wetgevend initiatief Hun macht kan bij wet vergroot worden, hetzij permanent, hetzij tijdelijk (machtigingswetten), behoudens grondwettelijke perken. Het parlement kan beslissen, om met het oog op een bepaald doel, bevoegdheden die eigenlijk wetgevende bevoegdheden zijn door te sluizen naar de UM. Ze hebben de vorm van een regeringsbeslissing, maar ze hebben de kracht van wet. à Genummerde koninklijke besluiten / Opdrachtwet / Bijzondere machtenwet.
Een onafhankelijke en toch gewantrouwde RM Artikel Wat omvat dit? Art. 144, 145 Bevoegdheid van de rechtbanken kan door de regering niet ingeperkt worden. en 146 De wet bepaalt de bevoegdheden van de rechters. Art. 148 en Openbaarheid, zeker van het vonnis. 149 Motivering van het vonnis à Motiveringsplicht: de rechter mag alleen de wet toepassen, de RM moet zich schikken naar de WM. • Formele motiveringsplicht = De rechter moet uitdrukkelijk neerschrijven op welke wettelijke grond hij zich baseert, hij moet verwijzen naar artikelen uit de wet. Geen materiële motivering in België: Waarom het per se deze uitspraak moet zijn. Art. 152, 154 De rechters worden benoemd voor het leven à Onafzetbaarheid van de rechters. en 155 Onafhankelijkheid van de rechter = De rechter, als lid van de RM, hangt niet af van een andere macht (UM of WM). Art. 150 Een jury voor misdaden, politieke misdrijven en persdelicten. Het volk moet meebeslissen over schuld en onschuld. De gemeenten en provincies blijvend erkend, maar ondergeschikt Artikel Wat omvat dit? GEEN Staten-‐Generaal van provinciale staten Het Rijk (vandaag “de gewesten”) omvatten de provincies Een gouverneur (gelijkaardig: burgemeester) met 2 gezichten • Met het ene gezicht kijkt de burgemeester naar het volk dat hem verkozen heeft.
89
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
• Met het andere gezicht kijkt hij naar de regering (minister van binnenlandse zaken) die hem benoemd heeft. à Ze zijn autonoom maar gecontroleerd. Art. 159 Exceptie van illegaliteit “De hoven en rechtbanken (RM) passen de besluiten en verordeningen (UM) slechts toe in zoverre zij overeenstemmen met de wet (WM)” à Je kan je dus verweren in een concrete zaak door te zeggen dat een bepaald gemeentelijk besluit niet van toepassing is op jou omdat het ingaat tegen de wet. à Het besluit / verordening wordt in 1 concreet geval niet toegepast. à Controle op de UM. B. BELGIË TOT AAN DE 1 E WERELDOORLOG Institutioneel Institutioneel verandert België niet meer à Status quo. België is in de 19e eeuw een sterk land. De Belgische grondwet is deels gekopieerd door enkele andere Europese landen. Politiek Binnen die grondwet verandert er wel iets heel belangrijk: nl. de concrete werking van de instellingen. De redenen dat dit totaal veranderd zijn vooral politiek; voornamelijk door het ontstaan van de politieke partijen. De democratisering is ook reeds veranderd. • 1848: Verlaging van de cijns tot het grondwettelijk minimum • 1893: Algemeen Meervoudig (Mannen)stemplicht met cijns-‐ en capaciteitsstemrecht » Je kan stemmen bijverdienen als je genoeg belastingen betaalt
•
» Je kan stemmen bijverdienen als je een bepaald diploma hebt / gezinshoofd bent à Maximum 3 stemmen per persoon. 1899: Evenredige vertegenwoordiging à Proportionaliteitsstelsel in plaats van het meerderheidsstelsel. Bv. je hebt 100 stemmen, 51 voor partij A, 39 voor partij B en 10 voor partij C. Er zijn 10 vertegenwoordigers aan te stellen. » Meerderheidsstelsel: Partij A zal alle vertegenwoordigers afleveren. » Evenredigheidsstelsel: Systeem D’Hondt Puur proportioneel zou dit: 5 – 4 – 1 verdeeld worden qua vertegenwoordiging. Systeem D’Hondt: 6 – 4 – 0 vertegenwoordigers à De grootsten krijgen toch wat meer. >< Lokale verkiezingen: Systeem Imperiali
Legitimatie van de jonge staat De juridische uitbouw van het Belgische recht trekt op niet veel. België wordt compleet meegerekend in de Franse rechtscultuur. (in de 19e eeuw lukt het alleen voor het strafrecht – Haus) à Exegetische school = Paradigma dat alle recht in de wet moet staan, het recht kan dus niet gecreëerd worden door de rechter of door de rechtsleer. De wet moeten we exegetisch interpreteren (= de tekst en niets anders dan de tekst) – François Laurent
90
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
HOOFDSTUK 8 – DE 20 S T E EEUW §1. “CRISISMOMENTEN” TEMPEREN HET VOORUITGANGSOPTIMISME Verfijnen = De basisopties die we genomen hebben verder uitwerken (Bv. Fundamentele rechten: uitbreiden en afdwingbaar maken) … en mondialisering. Vooral gerealiseerd omdat we geleerd hebben uit enkele grote catastrofes (WOI, WOII en de Koude Oorlog). A. INLEIDING Recht is niet het enig paradigma, maar ook economie, militie, ideologie, … Juridisch-‐rationele legitimatie is niet de enige, maar ook propaganda, censuur, … Juristen zijn niet zo zeker de bewakers van de rechtsstaat. Bv. Toen de Duitsers bij ons kwamen, zeiden ze dat alle Joden uitgeroeid moesten worden à De juristen zouden de fundamentele rechten moeten garanderen. In Antwerpen waren heel wat vooruitstrevende juristen, waaronder ook Joden. De Duitsers kwamen hun ideologie verkondigen en dit betekende dat de Joden geen advocaat meer mochten zijn. >< De balie van Antwerpen had hiertegen moeten optreden vanwege de fundamentele rechten maar heeft dit niet gedaan, heeft de Joden die bij de balie werkten ontslagen en weggestuurd. Vanaf het interbellum (= tussen 2 oorlogen) gaat men reageren op de gruwel van WOI (= De grote oorlog). In een aantal landen is daarop gereageerd door meer rechten geven aan de laagste bevolkingslaag. In andere landen hebben sommige groepen van de maatschappij gebruik gemaakt van deze situatie om extremistische regimes op te zetten. à Totalitaire revoluties • Rusland – Oktoberrevolutie, de Bolsjewieken komen aan de macht met Lenin. à Breidt zich uit tot de USSR. Kenmerken van het regime:
• • • •
» Censuur » Politieke vervolging Italië – Mussolini Duitsland – Hitler Spanje – Franco Portugal – Salazar
1 leer, 1 geloof en 1 partijprogramma B. HET COMMUNISME Theoretisch Karl Marx – Das Kapital: Gaat ervan uit dat er een economische onderbouw is; de basislaag van onze maatschappij is de economie, daarbovenop staat de politiek, dit is de bovenbouw. Het kapitaal, de basis van de economie en de fabrieken zijn op dat ogenblik in handen van de toplaag en dit is verkeerd. Want die toplaag gaan met hun ene wereldbeeld hun recht invoeren in de bovenbouw.
91
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
De eigendom van de economie moet van de gemeenschap zijn, iedereen moet volgens zijn eigen capaciteiten kunnen werken om voldoende te verdienen. à Gemeenschappelijke eigendom van productiemiddelen, de dictatuur van het kapitaal moet plaats maken voor de dictatuur van het proletariaat. De communistische partij streeft in zijn eerste doelstelling naar het socialisme. Dit begint in Rusland (vreemd: Rusland is een landbouwland en Marx spreekt van een geïndustrialiseerd land), in praktijk was het hier makkelijk want de kleine landbouwgemeenschappen waren makkelijk om te vormen, ze werden reeds eeuwen onder de duim gehouden van de absolutistische tsaar. Men gaat een zeer centraal-‐geleide economie inrichten. Daar wordt het dus gerealiseerd. Er wordt zeer hard opgetreden, iedereen die zich verzet wordt in kampen gestoken (Siberië) of moet vluchten. Begin: Lenin. Daarna: Stalin – Er is geen scheiding der machten maar wel: Nieuwe grondwet nl. de Stalinskaia à Vermeldt wel degelijk een aantal liberale vrijheden, zoals de vrijheid op meningsuiting en pers, … MAAR de afdwingbaarheid verdwijnt. De opstellers van de grondwet worden zelf het slachtoffer van de Stalinistische terreur. Impact: Ontstaan van de Koude Oorlog. Julien Lahaut – “Vive la république”, bij de eedaflegging van Boudewijn. (O.F. = Onafhankelijkheidsfront in WOII)
1991 – Val van het communisme Aanleiding? Zware kosten van de koude oorlog, die de sovjet economie niet meer kan dragen; verspreiding van massamedia, die het verleidelijke vrije westen in alle communistische huiskamers brengt. C. DE VESTIGING VAN HET DERDE RIJK De oude droom van het imperialisme (Romeinen, Karolingers, 1e Duitse Rijk, 2e Duitse Rijk). Möller van den Bruck – “Das Dritte Reich” Boek dat vermeldt dat na het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie en het Keizerrijk van de Hohenzollerns de tijd aangebroken is voor een derde keizerrijk. Hoe komt Hitler aan de macht? Wanneer de Duitse keizer op het einde van WOI aftreedt, zijn er verscheidene partijen die onderhandelen hoe het nu beter kan worden en hoe ze kunnen vermijden dat zo’n imperialistische staat mogelijk was. Het zijn de Sociaal-‐democraten, de Liberalen en de Katholieken (3 traditionele partijen) die opkomen voor de fundamentele vrijheden. Deze maken een nieuwe grondwet en een nieuwe staat: De Weimarrepublik. Er is dus een verkozen president, met daarnaast een regering met aan het hoofd een bondskanselier. Het wordt een Bondsstaat met 2 kamers in het parlement: De volksvertegenwoordiging (Reichstag) en de vertegenwoordigers van de Länder (Reichsrat). Deze laatste heeft geen wetgevende bevoegdheid, maar enkel een adviserende bevoegdheid. Vooral de fundamentele rechten, de mooie woorden van de grondwet zijn niet afdwingbaar. De grondwet laat abberaties toe. Naar aanleiding van de economische crisis (eind jaren 20) leidt ertoe dat er abberaties van deze grondwet plaatsvinden. Daarenboven is Duitsland zelf gestraft door de andere landen omwille van de 1e wereldoorlog, ze moeten ontzettend veel schadevergoeding betalen. Ze zijn ook een stuk grondgebied kwijtgeraakt, …
92
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Belgische en Franse troepen worden gelegerd in Duitsland. Het Duitse volk dat het al moeilijk heeft wil zich dus verzetten. Er zijn enkele partijen die extremistische oplossingen bieden voor deze situatie. • Communistische partij (Extreem links) • Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij, NSDAP (Extreem rechts): willen opnieuw opkomen voor een eigen land en strijden dus om de macht. à Naast de 3 traditionele partijen zijn er dus enkele zweeppartijen. Na de verkiezingen: Moeilijk om tot een compromis te komen. Er is quasi geen enkele regering die het meer dan 1 jaar uithoudt. Tot op een bepaald ogenblik extreem rechts en extreem links aan de macht komen (legaal verkozen, er is geen staatsgreep geweest, deze zijn verkozen door het volk). Hitler was een populistisch gedragen figuur. De NSDAP zal finaal wel de macht grijpen. Wanneer Hindenburg (president) overleed heeft Hitler de grondwet doen veranderen, hij heeft het presidentschap in handen genomen (wat eigenlijk illegaal was). Op dat ogenblik is hij én president én kanselier, wat ongrondwettelijk was. Mogelijkheden tot het grijpen van de macht in de grondwet 1. Aanstellen van een noodregering; “Nood breekt wet”, gedurende een korte periode iemand de macht geven om de situatie te herstellen. Deze regering heeft noodverordeningen uitgevaardigd (wanneer de nood het hoogst is mag je de wet even opzij stellen) Bv. Avondklok à Schort de fundamentele rechten van de Duitsers op. 2. WM kan even opdracht geven aan UM om wetgever te spelen (bij ons genummerde KB’s). 1932 – Communisten en Nazisten hebben de meerderheid, de facto is de grondwet dode letter. Hoe goed die grondwet ook was, toch betekent hij op dat moment niets meer. Na WOII zal Duitsland onmiddellijk een grondwettelijk Hof instellen, om dit soort “blunders” te vermijden. D. BELGIË EN DE WERELDOORLOGEN 1. DE EERSTE WERELDOORLOG Politieke hangijzers reeds voor de oorlog • Democratisering, bv. Algemeen enkelvoudig stemrecht – Sociale kwestie • Vervlaamsing, de strijd voor de Vlaamse ontvoogding – Taalkwestie » Wet Coremans-‐De Vriendt: In 1898 zijn we gestart met alle nieuwe wetten in het Nederlands en het Frans af te kondigen (gelijkheidswet), maar er zijn nog vele dingen die enkel in het Frans gebeuren, zoals bv. het onderwijs. • De Belgische neutraliteit – Fortenkwestie Hervorming in defensie » Tot 1909: aanduiding van dienstplichtigen bij loting » Vanaf 1912: 1 zoon per gezin moet naar het leger. » 1913: Algemene dienstplicht. à Er wordt een dreiging vanuit Frankrijk en Duitsland aangevoeld; dit leidt tot de politiek fel gedebatteerde fortenkwestie, ondanks veel protest worden er forten opgericht in Luik en Namen en een nationale vesting in Antwerpen. Tijdens de bezetting – Institutioneel ! Bezettende macht mag niet de politieke macht worden; het land blijft zijn soevereiniteit behouden. De bezetter mag alleen de openbare orde handhaven (Theorie) >< Praktijk.
93
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Duitse bezetting De Duitse troepen veroveren heel snel het grootste gedeelte van België. Ze zullen hun macht behouden tot oktober-‐november 1918. De bezetter verdeelt het veroverde Belgische grondgebied in 3 delen: • “De hemel” – General Gouvernement: Onder leiding van de General Gouverneur, deze heeft er de militaire leiding, maar er is ook een burgerlijk bestuur (Zivilverwaltung) en een Politische Abteilung die onder meer werk maakt van de Flamenpolitik en de bezettingsmacht probeert te legitimeren. De lagere besturen blijven bestaan. De gemeenten functioneren min of meer als voorheen, maar de provincieraden worden slechts 1 keer per jaar samengeroepen om te beslissen over het omslaan van de te betalen oorlogsbijdragen. à Vlaamsgezinden die kiezen voor collaboratie: zien in de bezetting de gelegenheid om met de steun van de Duitse overheden actief Vlaamse eisen te realiseren; onderling verdeeld: » Kamp dat volledig Vlaamse onafhankelijkheid onder Duitse voogdij wil. •
• •
» Kamp dat eerder ijvert voor federalisme. “Het vagevuur” – Etappengebiet: Aan het hoofd staat de Etappeninspektion, die zowel het militaire als het burgerlijke bestuur uitoefent. Daaronder ressorteren 3 Etappenkommandanturen. Op het laagste echelon is er ten slotte in elke gemeente een Etappenstation (= Ortskoomandantur). “De hel” – Operationsgebiet: Het militaire gebied, onmiddellijk achter het front. Hier gelden enkel militaire bevelen. + het onbezette / vrij België: Belgische regering blijft regeren; de katholieke regering wordt wel geleidelijk omgevormd tot een regering van nationale eenheid.
Tijdens de bezetting – Politiek Flamenpolitik – De Gentse hogeschool hanteert voortaan het Nederlands als onderwijstaal. De meeste professoren nemen ontslag, maar uit een aantal actief collaborerende academici ontstaat het initiatief tot de oprichting van de Raad van Vlaanderen = Een orgaan dat zichzelf uitroept tot volksvertegenwoordigende instelling van alle Vlamingen. Voorzitter: August Borms. Er wordt onder meer een Vlaamse grondwet voorbereid, maar de raad mist de nodige democratische legitimatie om iets te kunnen realiseren. Tijdens de bezettingsmacht – Juridisch In principe blijft de Belgische rechtbank functioneren, tot ze op het einde van de oorlog ook verplicht worden een aantal regels toe te passen waarmee ze niet akkoord zijn. Het gerecht komt in opstand. Tegen het einde van de oorlog zullen de hoogste magistraten in Brussel weigeren enkele Duitse normen goed te keuren. Binnen België zijn vooral een aantal Vlamingen in de collaboratie gegaan. De Duitsers hebben hierop ingespeeld met het activisme, ze hebben actief het Vlaamse streven naar autonomie gesteund, ze hebben aan de Vlamingen een eigen Vlaamse volksvertegenwoordiging gegeven (Raad van Vlaanderen). Deze gaan ook wetten maken >< Belgische magistraten. De leden van de Raad van Vlaanderen zijn eigenlijk illegaal en moeten vervolgd worden wegens hun ongrondwettelijk gedrag. Rechters: Je kan nooit met geweld het recht opleggen; “De brute macht creëert geen wet”. >< Duitsers: stellen zelf nieuwe rechters aan. Hierop gaan de Belgische rechters in staking. Hierdoor komen we tot een gerechtelijke achterstand, dit hebben we nooit meer ingehaald. Na WOI: Vrede van Versailles (gesloten door de geallieerden). Beslissing / Standpunt, dat de rest van de 20ste eeuw bepaalt: Duitsland moet gestraft worden à Geld ter herstelling van de schade die ze hebben aangericht.
94
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Er is geen sprake meer van Belgische neutraliteit. België geniet ook gebiedsuitbreiding met de 9 gemeenten van de Oostkantons en neutraal Moresnet à België heeft daardoor nu ook Duits taalgebied en de grondslag is gelegd voor de latere autonome Duitse gemeenschap. + krijgt ook een beheersmandaat over Rwanda-‐Urundi. 2. HET INTERBELLUM Staatsgreep van Loppem – Albert roept prominenten van de politieke en de economische wereld samen, maar hij nodigt de conservatieve rechterzijde (de behoudsgezinde kracht) niet uit, hij nodigt enkel midden en links uit. Deze noemen het initiatief van de vorst dan ook de “Staatsgreep van Loppem”. Het is eigenlijk absoluut geen staatsgreep maar een bewuste zet van de koning, België moet moderniseren. Realisaties van de Staatsgreep van Loppem Algemeen Enkelvoudig Stemrecht: Iedereen die +21jaar is, 1 stem. à Ook vrouwen krijgen al enkele stemrechten; ze mogen kiezen voor de gemeenteraad, maar voor de nationale verkiezingen hebben enkel oorlogsweduwen en moeders-‐weduwen stemrecht. Vrouwen kunnen wel al verkozen worden. >< Op dit ogenblik staat in de grondwet nog dat er meervoudig stemrecht is; de wet is dus op dat ogenblik ongrondwettelijk. Definitieve ommekeer: Er was steeds 1 partij die aan de macht is. Hoe komt dit? • Dit is het resultaat van het meerderheidsprincipe. • Er waren slechts 2 grote partijen, nl. Liberalen en katholieken. à Stijgende rol van de partijen, je kan niet anders meer dan coalities sluiten om tot een overeenstemming te komen. >< Staat ook niet in de grondwet, want politieke partijen zijn daarin niet opgenomen. Verloop: Verkiezingen zijn gedaan à Koning stelt een informateur aan à Koning stelt een formateur aan, deze zal effectief een regering vormen, deze wordt 1e minister. Regeringen zijn bijzonder instabiel gedurende het interbellum, er wordt bijna geen enkele legislatuur uitgedaan gedurende deze periode. Er wordt vaak gebruik gemaakt van de bijzondere machten om aan de crisis het hoofd te bieden. De vernederlandsing van het hoger onderwijs en van het gerecht • Vernederlandsing van het hoger onderwijs (1930) – Rijksuniversiteit Gent. Reeds tijdens de Wereldoorlog is de Gentse universiteit Nederlandstalig geworden (collaboratie); Von Bissing; De vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit werd bij de bevrijding ongedaan gemaakt. 1e stap (1923) – Minister Nolf: De studenten moeten kiezen voor het ene systeem of voor het andere systeem.
•
» Systeem waarbij de student les krijgt voor 1/3 in het Nederlands en 2/3 in het Frans. » Systeem waarbij de student les krijgt voor 1/3 in het Frans en 2/3 in het Nederlands. à Er ontstaat een Nederlandse juridische cultuur Vernederlandsing van het gerecht (1935) – In het Nederlandstalige rechtsgebied moet je als rechter de procedure volledig in het Nederlands voeren en in het Franstalig rechtsgebied moet je de procedure als rechter volledig in het Frans voeren.
Opkomst extreem-‐rechts: Nieuwe Orde • VNV, geleid door Staf De Clercq • Rex, geleid door Leon Degrelle
95
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Gerechtelijk vlak • Repressie De militaire rechtbanken, krijgsraden en krijgsgerechtshof oordelen over collaborateurs. à Spreken opmerkelijk zwaardere straffen uit dan de hoven van assisen. à De eerste dossiers die behandeld werden hebben geleid tot strenge veroordelingen en effectieve uitvoering van de straf. Er is een duidelijke afnemende intensiteit en dit is deels opgevangen door de genadepolitiek. Na 1919 wordt dit een bevoegdheid van de hoven van assisen. • Rechtbanken voor oorlogsschade Groot stuk van België is vernietigd, deze rechtbanken stellen een expert aan die bepaalt hoeveel de geleden schade inhoudt. De rechtbank spreekt dan uit hoeveel je als vergoeding kan krijgen. 3. DE TWEEDE WERELDOORLOG à Veel gelijkaardig aan WOI. De oorlogstoestand zorgt ervoor dat het parlement niet kan vergaderen, dit ligt in bezet gebied (dit was ook het geval in WOI). De regering vlucht. • WOI – Koning en regering zijn gevlucht à Het parlement kan geen nieuwe wetten maken, maar koning + regering (2 overgebleven takken van de WM) zijn een deel van de WM dus zij maken de wetten. » Besluitwet = Formeel ziet het eruit als een besluit, maar in werkelijkheid is het een wet op het niveau van de formele wetgevende macht. à Heeft kracht van wet! • WOII – Koning is niet gevlucht maar de regering is naar Londen gevlucht à Deze ene tak van de WM maakt de wetten. » Besluitwet In noodsituaties kan je met minder instellingen toch nog steeds wetten maken. Deze besluitwetten staan op niveau van de formele wet. De formele wet heb je nodig om misdrijven en straffen te kunnen bepalen want het legaliteitsbeginsel in strafzaken zegt: “nulla poena sine lege, nullum crimen sine lege”. Tijdens de oorlog zegt de regering die niet in België zit: “In België moeten alle Belgen zich onthouden van collaboratie” DUS collaborateurs worden vervolgd na WOII op basis van een besluitwet >< verweermiddelen van collaborateurs: (1) Wetten werden niet afgekondigd in België en waren dus niet van toepassing want men kon er niet van op de hoogte zijn en (2) voor vervolging heb je een formele wet nodig. à Zijn toch veroordeeld, zijn in beroep gegaan, zijn daar opnieuw veroordeeld en zijn dan in cassatieberoep gegaan. Hof van Cassatie: Wanneer de nood het hoogst is, mag de regering besluitwetten maken, deze zijn rechtsgeldig. Elk ministerie heeft een topambtenaar, deze zijn vast benoemd. Enkele secretarissen-‐generaal hebben in afwezigheid van de minister de ministeriële taak overgenomen en hebben ook besluiten gemaakt. Deze werden door de Belgische rechtbanken toegepast. Ontwikkeling van het sociaal overleg – De politiek verantwoordelijken overleggen tijdens de oorlog met de vakbonden hoe ze na de oorlog het land zo goed mogelijk gaan heropbouwen. Daar spreken ze enkele cruciale elementen af voor de democratie in België. Naast de vertegenwoordigingsdemocratie komt er overlegdemocratie bij. Het sociaal overleg geeft inhoud aan de wetten. Het is niet meer het parlement dat de initiatieven neemt maar het is vanuit het sociaal overleg dat de ideeën komen.
96
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Galopindoctrine – Idee dat men tijdens de oorlog niet gaat tegenwerken tegen de Duitsers, we blijven werken, desnoods in de mate van het nodige ook leveren aan de afnemers van het land. Het land stilleggen zou slechte gevolgen hebben voor het economisch herstel na de oorlog. Repressiegeweld • Volksrepressie • Overheidsrepressie: van hard naar zachter (onder andere ook genade) Wet Vermeylen (jaren ’60) – Geeft aan alle collaborateurs die spijt betuigen over hun oorlogsverleden hun sociale rechten terug. Ook alle gevangenen die minder dan 3 jaar gevangengezeten hebben krijgen automatisch hun burgerrechten terug. Maar geen amnestie! 4. EVALUATIE Er zijn geen blijvende invloeden van de Duitsers zelf. Na WOII zijn internationale verdragen afgesloten dat bezetters niet mogen tussen komen in het publiekrechtelijk systeem van het bezette gebied. Enige overgeblevene: Besluitwetten. E. DE LAST VAN HET VERLEDEN België: Strafrechtelijke vervolgingen (zware boetes en verlies van rechten) + administratieve uitzuivering, de collaborateurs mogen hun job niet verder uitoefenen, alle collaborerende ambtenaren worden afgezet. à Is dit wel een goede oplossing? Transitional Justice (= De gerechtelijkheid van de overgang) Andere landen: idee van de waarheidscommissies, is een onderzoekscommissie, deze brengen volledig in kaart wat fout gelopen is en hoe dit gebeurd is, zonder die mensen te straffen. OF amnestie. §2. VERFIJNING EN MONDIALISERING VAN STRUCTUREN EN MENSENRECHTEN: DE RECHTSSTAAT A. HET IDEAAL VAN DE RECHTSSTAAT Rechtsstaat = Een staat waar de macht gelimiteerd is, vastgelegd door het recht en om zeker te zijn dat dit recht gerespecteerd wordt, wordt gecontroleerd door de RM. >< Machts-‐ of politiestaat. Inhoudelijk • Afdwingbare fundamentele rechten • OH is gebonden aan het recht !Formele Rechsstaat zoals in Duitsland à heeft enkel de vorm van een rechtsstaat: Grondwet, … maar in werkelijkheid is dit zeker geen rechtsstaat.
97
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
B. VERBREDING: INTERNATIONALE BEKOMMERNIS (MONDIALISERING) 1. INLEIDING BENELUX ! Is geen overdracht van soevereiniteit; 3 onafhankelijke staten die samen dingen beslissen. à Benelux als douane-‐unie • Beperkte economische samenwerking: Vrijhandelsassociatie • Gemeenschappelijke binnenmarkt in wording • Totale economische integratie. Aspecten van de Benelux: • Belgische frank was gekoppeld aan de munt van Luxemburg • Benelux-‐verdrag was afgelopen in 2008, maar is opnieuw voor 50 jaar verlengd. Instellingen: • Comité van ministers • Raadgevende interparlementaire raad. • Gerechtshof • Secretariaat (als uitvoerend orgaan) Hoofddoelstellingen: • Benelux-‐samenwerking als proef voor Europa verderzetten. • Grensoverschreidende samenwerking uitbreiden. Focus op 3 thema’s: • Interne markt en economische unie • Duurzame ontwikkeling Justitie en binnenlandse zaken Systeem Eenvormige wetten = De regeringen gaan onderhandelen met mekaar, vervolgens moet dit ingedekt worden door het parlement. De regering komt in hun onderhandelingen tot een wettekst, deze eenvormige wet gaan we laten goedkeuren door het Nederlandse parlement. Het parlement keurt een Nederlandse tekst goed. Diezelfde wet wordt door het Belgische parlement goedgekeurd en het wordt dus een Belgische wet. Hetzelfde gebeurt in Luxemburg. à Er is dus geen hogere macht. We komen tot eenheid, zonder verlies van soevereiniteit. >< Risico: De tekst die op zich dezelfde is kan verschillende geïnterpreteerd worden door deze 3 landen. Oplossing: Benelux Gerechtshof, dit is een samengesteld hof waarin opperste rechters zitten (mensen uit het Hof van Cassatie van België en Luxemburg en mensen uit de Hoge Raad van Nederland), dit is een instelling die de wet interpreteert. Wanneer bv. een Belgische rechtbank een probleem heeft met de interpretatie van een Benelux-‐regel, dan stelt die rechtbank een prejudiciële vraag aan het Benelux Gerechtshof. Het antwoord moet toegepast worden in de concrete zaak. 2. DE EUROPESE EENMAKING (1945-‐2013) Inleiding: Wat is Europa? De geografische omschrijving 1 van de symbolen van de huidige Europese Unie is de Griekse godin “Europa”, Zeus heeft Europa met een list ontvoerd (was vermomd als stier). Het andere symbool is Karel De Grote, hij wordt sterk als de vader van Europa beschouwd omdat de oorspronkelijke 6 lidstaten van de Europese Unie hun territorium overeenstemt met het rijk van Karel De Grote.
98
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Pius II – Byzantium als het 2e oog van Europa (1e oog is Rome). Discussie: Oostgrens? Oeral en Bosporus. Geografisch en politiek Europa stemmen niet steeds overeen (Bv. Cyprus, geografisch gezien niet Europa, maar zitten wel in de Europese Unie). De politieke indeling moeten we afzetten tegen de zuiver geografische. Natiestaten geven de toon aan (1815 – 1918) 19e eeuw – gedachte dat men samen iets zal doen is er niet. Het nationalisme blijft de toon zetten. Zeer vaak wordt er wel uitgegaan van de stand van de politieke ontwikkeling: enerzijds heb je de democratieën in het Westen, anderzijds heb je de iets meer autoritaire regimes in centraal Europa. Oost-‐ Europa wordt als een achterlijk gebied beschouw. à Toch zijn er reeds stemmen voor een verenigd Europa, bv. Viktor Hugo. Het interbellum Het zijn nog steeds staten die apart handelen, wanneer men een verdrag sluit is het meestal gericht tegen een derde staat. Bv. Verdrag tussen Sovjet-‐Rusland en Nazi-‐Duitsland, is gericht tegen Polen. WEL een eerste keer een gedachte dat we alles op mondiaal vlak kunnen regelen. De Volkenbond (League of Nations) is de voorloper van de huidige UNO – op aandringen van de Amerikaanse president Woodrow Wilson. Er zijn een aantal initiatieven voor Europese samenwerking; de belangrijkste persoon is Richard Coudenhove-‐Kalergi, staat aan het hoofd van de Paneuropese Unie à Paneuropees manifest. Tijdens de 2e wereldoorlog Nazi-‐Duitsland misbruikt het Verenigd Europa in hun strijd tegen de Sovjet-‐Unie. Mensen van het verzet en de regeringen in ballingschap waren tijdens WOII naar Londen gevlucht, zij hebben daar beseft dat de nazi’s een verenigd Europa willen en moesten dus zelf aan een ander verenigd Europa denken. à Paul Henri Spaak en Jean Monnet: Een nieuw Europa. Maar ook de gedachte dat we enkele zaken op wereldvlak moeten organiseren: Het Amerikaanse one-‐ world-‐policy-‐denken. Leidt tot het ontstaan van trans-‐Atlantische / mondiale organisaties. » Monnet – Eerste voorzitter van de Hoge autoriteit van de EGKS »
Paul Henri Spaak – zowel naar Europa toe als naar de NAVO speelt hij een belangrijke rol, hij is 1 van de drijvende krachten achter de verdragen van Rome.
Intergouvernementele samenwerking tijdens WOII & het ontstaan van de Benelux 1944 – Samenwerkingsverband België, Nederland en Luxemburg hadden afspraken gemaakt in verband met een douane-‐unie. Men streefde er naar om meer economisch samen te werken. De grenzen tussen deze landen zouden op economisch vlak volledig verdwijnen. ! Voorziet geen overdracht van soevereiniteit, de staten blijven al hun rechten zelf uitoefenen. Wanneer ze onderhandelen beslissen ze telkens alle 3 zelf. Die Benelux is in 1958 omgezet naar een volwaardige Unie – Benelux-‐verdrag: was voor 50 jaar, liep in 2010 af. Tot op de dag van vandaag is er een Benelux-‐verdrag (sinds 2008 vernieuwingen). • Benelux Parlement Mensen die zelf in een eigen parlement zetelen, dus geen nieuw verkozen parlementariërs.
99
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht •
•
Benelux Gerechtshof Moet oordelen over Benelux-‐geschillen; dit zijn geen vaste rechters maar rechters uit het Hof van Cassatie van België en uit de Hoge Raad van Nederland. Raad van de Benelux Ambtenaren uit de nationale staten.
Het nieuwe verdrag focust voornamelijk op 3 thema’s en is een raamovereenkomst van 40 artikelen voor onbepaalde duur: 1. Economie, de interne markt 2. Duurzame ontwikkeling 3. Veiligheid (justitie en binnenlandse zaken) à De Benelux gaat meestal een stapje verder dan de EU. à Soort proefdomein voor Europa. Europese en internationale samenwerking na WOII (tot 1952) Europa als een derde macht tussen USA en USSR Cruciale vragen: » Federalisme of confederalisme / een losse statenbond? »
Eenmaking op politiek, economisch en militair vlak? -‐ Economie, voor 90% gerealiseerd -‐ Militair, ook ongeveer voor 90% gerealiseerd -‐ Politiek vlak à nog véél werk
Union Européenne des Fédéralistes (1946) – Hendrik Brugmans: Hertenstein Programma Men wil een sterk federaal Europa, dit Europa moet zich bezig houden met buitenlandse zaken, veiligheid en welvaart. Europa zal er zonder Duistland niet komen. Subsidiariteitsprincipe = De taken moeten uitgeoefend worden door het niveau waarop ze het best kunnen uitgevoerd worden. Militaire samenwerking 1947 – Verdrag van Duinkerke à Zal leiden tot het Pact van Brussel (1948), is vooral gericht op militaire samenwerking, maar er zit ook de mogelijkheid voor economische en socio-‐culturele samenwerking in. Belangrijkste verwezenlijking van dit pact? 2 militaire organisaties en 1 socio-‐culturele juridische organisatie. »
NAVO / NATO : Trans-‐Atlantische instelling, Amerika en Canada spelen ook een rol. = Noord-‐Atlantische verdragsorganisatie. Telt 28 leden: de meeste Europese Staten + Canada + VS. Het is een organisatie die oorspronkelijk gericht is tegen het communistisch blok, men had echter ook gewild dat er een soort Europees militair project komt. Binnen de NAVO is er een WEU gekomen (= West-‐Europese Unie), deze is echter verdwenen want functioneerde nauwelijks.
»
De Raad van Europa8 EVRM = Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het EHRM = Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
8 !! Heeft niets met de Europese Unie te maken, is een totaal andere instelling
100
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
OEES Europa ligt in puin, Amerika wil Europa economisch erbovenop helpen. Er wordt enorm veel Amerikaans kapitaal Europa gepompt, dit gebeurt onder de naam: Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (= Marshallplan, genoemd naar de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken). Voorwaarde: Er moet een gemeenschappelijk beleid zijn. à Leidt tot het ontstaan van de OEES OEEC = Organization for European Economic Cooperation. 1961 – Omvorming tot de OESO / OECD = Organization for economic cooperation and development. Op dit moment is dit een wereldorganisatie geworden. Uiteraard samenwerking zonder afstand van nationale bevoegdheden. à Zetelt in Parijs. à Wat doet de OESO? Het is vooral een studiecentrum, men onderzoekt de economische toestand in bepaalde landen of men doet studies over bepaalde socio-‐economische gegevens. Politieke samenwerking Ontstaan van de Raad van Europa (1949) Zetel: Straatsburg Leden: 47 lidstaten à EVRM, van de Raad van Europa ≠Universele verklaring van de rechten van de mens, van de UNO. Bv. verwijzing naar 10/12/1948, Dag van de rechten van de mens à Universele verklaring van de rechten van de mens, heeft niets met het EVRM te maken. De ontstaansfase van de Europese Gemeenschappen (1952 – 1973) Het Schuman-‐plan en de EGKS – 1950, in werking vanaf 1952 = Europese Gemeenschap voor Kolen en staal ! Eigenlijk geschreven door Monnet, wordt bekend gemaakt op 9 mei 1950, dit is nog steeds de officiële feestdag van de Europese Unie. 6 stichtende leden: Benelux, Frankrijk, Duitsland en Italië. Voorstel: Alles van kolen en staal samen regelen, dan zal er geen oorlog meer zijn tussen Duitsland en Frankrijk + Er komt een Hoge Autoriteit (voorloper van de huidige Europese Commissie), wat betekent dat beide landen afstand gaan doen van soevereiniteit, wat op dit moment uitermate nieuw is. Ze staan hun soevereiniteit af aan een nieuwe supranationale macht. à Het is de eerste etappe naar een Europese federatie. à Andere staten kunnen toetreden. De Benelux heeft gevreesd dat Duitsland en Frankrijk teveel zouden domineren, men heeft dan naast die Commissie in wording ook een Raad van Ministers opgericht, wat betekent dat de nationale ministers toch nog veel te zeggen hadden. Ook nu nog hebben we in de Europese Unie enerzijds de Commissie en anderzijds de Raad van Ministers, die nog steeds sterk in nationale belangen denken. In 2002 is dit verdrag afgelopen, de inhoud ervan is echter opgenomen in andere Europese verdragen en wetteksten. Wordt 1967 1 van de 3 Europese Gemeenschappen. Er komen ook 2 andere instellingen: 1. De Parlementaire vergadering (voorloper van het Europees Parlement) 2. Gerechtshof (voorloper van het Europees Gerechtshof) à DUS huidige instellingen hebben we allemaal te danken aan de EGKS.
101
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Het Pleven-‐plan Aangezien dit lukt voor kolen en staal heeft men in 1954 datzelfde geprobeerd voor het militaire: het Pleven-‐plan. Deze gemeenschap (de EDG = Europese Defensie Gemeenschap) is echter mislukt. Een Relance op de conferentie van Messina (1955) Wie? Schuman, Spaak & Monnet. Plan: Na de gelukte EGKS en de mislukte EDG wil men andere "Gemeenschappen" (vooral in de economische sfeer) oprichten. De verdragen van Rome (1957) Oprichting van 2 nieuwe gemeenschappen – 1957 1. EEG = Europese Economische Gemeenschap 2. Euratom = Europese Atoom Energie Gemeenschap à Na samenvoegingsverdrag: EG (omvat: EGKS + EEG + Euratom) = Europese Gemeenschappen (1967) Zullen hun naam nog 1x wijzigen: Europese Unie. Ook nu komen er 4 instellingen (klassieke vierdeling die we in de Europese Unie kennen) 1. Executieve 2. Ministerraad 3. Gerechtshof 4. Parlement Bij de verdragen van Rome horen ook een aantal andere instellingen: Europees Sociaal Fonds en het Europees Economisch en Sociaal comité. • Europees Sociaal Fonds: Moet de arbeidsmogelijkheden van werknemers verbeteren en hun levensstandaard verhogen. • Europees Economisch en Sociaal comité: Brug tussen de instellingen en het middenveld. • De Europese Investeringsbank: Goedkoop als overheid of als projectleider (met een breder nut) geld lenen. Moet nieuwe middelen vrijmaken voor economische expansie. ! Niet verwarren met Europese Centrale Bank. Het EEG-‐Verdrag voorziet in de invoering van – Doelen: 1. Een gemeenschappelijke markt 2. Een douane-‐unie 3. Een gemeenschappelijk beleid (landbouw, handel, vervoer) Vanaf 1957 gebeuren de beslissingen bij de Raad van Ministers ofwel bij (1) gewone meerderheidsbeslissing, ofwel is er een (2) gekwalificeerde9 meerderheid en soms is er (3) eenparigheid10 nodig. 1963 – Van Gend en Loos arrest, Hof van Justitie 2 belangrijke elementen: 1. Europees Recht heeft voorrang op nationaal recht. 2. De goedgekeurde teksten in de verdragen hebben directe werking in iedere lidstaat, er moet geen wettelijke goedkeuring zijn op nationaal vlak.
9 Gekwalificeerde meerderheid= Men bepaalt de waarde van ieder land, op die manier moet men aan de helft of aan
2/3 komen. 10 Eenparigheid = Iedereen moet akkoord gaan
102
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Vanaf 1958 is elke 6 maanden een bepaald land voorzitter van de Europese Gemeenschappen (nu Europese Unie). Het land dat het voorzitterschap heeft, daarvan zijn de ministers telkens ook de voorzitter van de Raad van Ministers. De eerste commissies tellen 9 leden, na de fusie is dit 1 lid per lidstaat dus momenteel 28. Het Europees Parlement telt oorspronkelijk 142 leden, dit zijn er nu 766. Verfijning van de werking – Het Fusieverdrag / Verdrag van Brussel Vanaf 1965 hebben we de 4 klassieke indelingen: • 1 commissie • 1 Raad van ministers (naargelang het thema zijn het andere ministers) • 1 gerechtshof • 1 Europees Parlement Vanaf deze datum kunnen we spreken van de Europese Gemeenschappen (= EG) Interne en externe moeilijkheden Op dat moment zijn er andere staten die zullen proberen meer economisch zullen samenwerking, niet zo verregaand als de Europese Gemeenschappen. In de jaren ’60 is dit een potentiële concurrent voor de EG, het is de EFTA / EVA, waarin de West-‐Europese landen inzaten die geen lid waren van de EG. Deze EFTA bestaat nog steeds: Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein zitten hier nog steeds in, de andere leden hebben zich bij de EG gevoegd na verloop van tijd. Uitbreidingen In de jaren ’60 is er sprake van mogelijke uitbreiding, het betreft vooral Groot-‐Brittannië. Frankrijk heeft dit lang proberen tegenhouden. Het is pas gelukt nadat Frankrijk zijn veto heeft opgeheven. Als je nieuwe landen toelaat moet je daarvoor regels hebben, hoe gaan we dit doen? Algemeen spreken we nu van de criteria van Kopenhagen. Toetredingsregels (uitgewerkt kort voor de toetreding van Ierland en Denemarken, in Den Haag): 1. Als je lid wordt moet je het volledige communautaire acquis overnemen (= het volledige gemeenschapsrecht). 2. Het is mogelijk dat er aanpassingsperiodes zijn, overgangsmaatregelen. 3. Je mag niet proberen de EG (nu EU) te verlammen, de onderhandelingen mogen de verdere ontwikkelingen van de Europese Unie niet belemmeren. 4. Alle interne problemen moeten opgelost zijn op het moment van toetreding. Enkele verfijningen (Criteria van Kopenhagen, sinds 1993): • Je moet stabiele instellingen hebben: Democratie, rechtsstaat, mensenrechten, minderheden. • Je moet een goed draaiende markteconomie hebben. Extra à Punt varia: Bv. Bij de onderhandelingen met Servië staat hierin Kosovo; dit is een zeer moeilijk punt. Eerste uitbreiding • Groot-‐Brittannië • Ierland De Europese Unie heeft voor Ierland een enorme stap vooruitgang betekend. Ierland was ook een land met een achtergestelde structuur: zwakke economie, het was een landbouwland, … • Denemarken • Noorwegen? Was ook kandidaat lid maar de Noren hebben in een referendum “Neen” gezegd. à Frankrijk heeft een referendum georganiseerd om te weten of men GB in de Europese Unie wilde.
103
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
De consolideringsfase van de Europese Gemeenschappen (1973 – 1992) Geleidelijke wijzigingen 1979 – Beslissing om het Europees Parlement rechtstreeks te verkiezen, dit betekent dat het parlement niet meer is samengesteld uit parlementariërs van de lidstaten, maar uit rechtstreeks verkozen Euro-‐ parlementsleden. à Dit is een democratische legitimering van het Europees Parlement. 1972 / 1973 – Samenwerking naar een gemeenschappelijke munt toe 1e fase -‐ De Europese Slang, zal leiden tot het EMF (= Europees Monetair Fonds). Er moet een zekere stabiliteit bestaan tussen de munten. Men gaat de kloof tussen de munten verkleinen. 2e fase – 1979: Uitvinding van een fictieve rekenmunt nl. de ECU (= European Currency Unit), een deviezenkorf à vormt de basis van onze euro. 3e fase – 2002: Euro + EMF zal leiden tot de Europese Centrale Bank. Akkoord van Schengen (1985) – Als persoon kan je vrij reizen tussen alle landen die lid zijn van de Schengenzone, de grenscontroles zijn in deze zones afgeschaft. Grenscontroles zijn enkel nog in uitzonderlijke situaties toegelaten, wanneer er een ernstige aanleiding was en dit voor een relatief korte periode. Bv. In België werd het Schengensysteem buiten werking gesteld bij het WK voetbal, om hooligans tegen te houden vanuit GB. Welke landen zijn lid van de Schengenzone? Alle landen van de Europese Unie, behalve Groot-‐Brittannië, Ierland, Cyprus, Roemenië, Bulgarije en Kroatië. (! De 4 EFTA landen maken ook deel uit van de Schengenzone). Nadeel? Buitengrenzen van Schengen moeten wel goed in de gaten gehouden worden. 2e uitbreidingsfase à Puur een politieke uitbreiding. Tot in de jaren ’70 waren dit dictaturen • Griekenland (1981) • Spanje (1986: na de dood van Franco is Spanje geëvolueerd naar een democratie. • Portugal (1986): na Salazar. De Europese Akte (1986, in werking vanaf 1987) Organiseert de gemeenschappelijke binnenmarkt: er is vrij verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal. à vooral het werk van Jacques Delors. à GB: heeft enkele uitzonderingen, als lidstaat zou GB normaal veel moeten bijdragen want het land is relatief rijk. Alleen zitten er in een aantal verdragen mechanismen waardoor GB minder bijdraagt aan de EU dan het eigenlijk zou moeten. à In de Europese akte is er ook een Europees gerecht van 1e aanleg bijgekomen; in Luxemburg zijn er nu dus 2 Europese gerechtshoven, hebben elk andere bevoegdheden. Het verdrag van Maastricht – 1992 = Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) • Door dit verdrag wordende EG omgevormd door de EU. • Men zal proberen ook over te gaan tot een politieke unie.
104
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Het verdrag van Maastricht bevestigd het Subsidiariteitsbeginsel: Volgens dit beginsel mag de Europese Unie op gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen slechts optreden als de doelstellingen van de voorgenomen actie beter op het niveau van de Europese Unie dan op nationaal niveau verwezenlijkt kunnen worden. à "de besluiten van de Unie moeten zo dicht mogelijk bij de burgers worden genomen". Hoofddoelen van het verdrag: • Versterking van de democratische legitimiteit van de instellingen. • Verbetering van de doelmatigheid van de instellingen. • Invoering van een economische en monetaire unie. • Ontwikkeling van de sociale dimensie van de Gemeenschap • Totstandbrenging van een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. De Europeanisering van de Europese Unie (1992 – 2013) Na 1992 gaat het enorm vooruit: • Europa is territoriaal enorm uitgebreid, de Europese Unie is van 12 naar 28 lidstaten gegaan. • De invloed van de Europese Unie op ons dagelijks leven is enorm. • Steeds meer en beter functionerende Europese instellingen. ~ Beter functionerend? Er zijn Europese instellingen waarbij we ons vragen moeten stellen. In 1992: De 6-‐stichtende lidstaten + Ierland, GB en Denemarken. Hierna: Griekenland, Spanje & Portugal De uitbreidingen in 1995: • Finland • Zweden • Oostenrijk De uitbreidingen in 2004: • Cyprus • Malta • Polen • Hongarije • Tsjechië • Slowakije • Estland • Letland • Litouwen • Slovenië De uitbreidingen in 2007: • Bulgarije • Roemenië De uitbreiding in 2013: Kroatië à Nu 5 kandidaat lidstaten, zitten in de onderhandelingsfase: • IJsland • Turkije • Macedonië • Montenegro • Servië
105
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
De huidige instellingen • Het Europees Parlement • Raad van Ministers • Europese Commissie • Europees Gerechtshof • Comité van de regio’s (sinds 1994) PARATE KENNIS Huidige voorzitter van de Europese Commissie: Barosso Adjunct –Secretaris-‐Generaal van de OESO: Yves Leterme Secretaris-‐Generaal van de Raad van Europa: Jagland Voorzitter van de Europese Unie: Litouwen, vanaf 1 januari is dit Griekenland , dit verandert opnieuw op 1 juli Voorzitter van de Europese Raad: Herman van Rompuy Voorzitter Europees parlement: Martin Schülz (! Na Europese verkiezingen) Euro-‐Commissarissen: Karel De Gucht, Olie Rehn, Catherin Ashton, Cruz, Reding Het Europees parlement, de fracties: Fractie van de Europese volkspartij: Christen-‐democraten Progressieve alliantie van socialisten en democraten: socialisten Fractie alliantie liberalen en democraten: liberalen (bv. Guy Verhofstadt) Alliantie tussen vrije Europese alliantie en de groenen Fractie Europese conservatieven en hervormers: neoliberale partij Confederale fractie Europees unitair links: extreem links Europa van vrijheid en democratie: extreem rechts Wie zijn de huidige Belgische Europarlementariërs? Jean-‐ Luc Dehaene, Ivo Belet, Verhofstadt, Marianne Theysen, Philippe De Backer, Frida Breepoels, Isabelle Durant, Kathleen van Brent, Bart Staes, Veronique De Keyser, Louis Michel, … Landen die lid zijn van de euro (18):
C. VERDIEPING: NAAR DE EFFECTIEVE REALISATIE VAN DE MATERIËLE RECHTSSTAAT 1. EVOLUTIE VAN HET KIESRECHT 1893 – Algemeen meervoudig stemrecht + stemplicht (≠opkomstplicht) 1919 – Enkelvoudig stemrecht 1948 – Vrouwenstemrecht »
Op privaat vlak heeft een vrouw echter nog niet veel rechten dus op publiek vlak betekenen deze rechten nog niet zo veel. » Nood aan bijkomende actieve maatregelen: in de grondwet gezet dat het een plicht is voor de vrouwen om in de politiek te zitten in plaats van een recht (Art. 10 en 11 GW.). Beide geslachten moeten vertegenwoordigd zijn in de politiek. Bij de eerste 3 personen op de lijst moet een vrouw staan, er moet een ritssysteem toegepast worden op de politieke lijsten. 1981 – Verlaging van de stemgerechtigde leeftijd van 21 jaar naar 18 jaar. 1998 – Stemrecht voor EU-‐burgers 2004 – (Beperkt) Lokaal migrantenstemrecht.
106
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
2. VRIJHEDEN VAN DE 2 E EN 3 DE GENERATIE De fundamentele rechten tot en met de 19e eeuw zijn de eerste generatie fundamentele rechten. Deze gaan terug tot de middeleeuwen. Omvatten de fundamentele vrijheden van de mensen. Vrijheid = Individu is vrij om te gaan en staan waar hij wil en om te zeggen en te doen wat hij wil, de OH mag daarin niet tussenkomen en heeft een onthoudingsplicht. >< Als je arm geboren bent heb je heel wat minder kansen; gelijkheid is mooi op papier, maar er moet een minimum aan sociale en economische voorzieningen zijn voor iedereen. 2e generatie fundamentele rechten dat er bijkomt: Sociaal-‐economische rechten, houdt in dat iedereen een minimum moet hebben aan sociale, economische en culturele rechten. Bv. Onderwijs is een basisrecht. Aan de kant van de overheid staat een positieve plicht om de openbare onderstand te organiseren. Als individu kan je dit afdwingen. Reeds terug te vinden in het AR: bv. Pro deo bijstand bestond al in het AR à caritas plicht (katholieke plicht); bijstand aan de minvermogenden. VERSCHIL: In het AR heb je slechts een zekere bescherming voor de allerzwaksten, maar er is geen mogelijkheid om dit af te dwingen >< 2e generatie rechten: Recht op bescherming wordt afdwingbaar. 3. CONSTITUTIONELE TOETSING à Bescherming tegen de WM. Oorspronkelijk: Alleen de wetgever zelf oordeelt over de grondwettigheid. 1. Hof van Cassatie, Europa – Franco-‐Suisse / Arrest Le Ski (1971) De EEG creëert rechtstreeks werkende supranationale normen, elk individu kan zich daarop beroepen tegen de anderen, maar ook tegen de Belgische OH. We gaan boven de Belgische hiërarchie normen zetten, deze gaan eigenlijk alleen maar over vrijheid van vrij verkeer, personen, goederen, diensten en kapitaal & in de Raad van Europa ook fundamentele rechten uit het EVRM. à Wat als een Belgische wet iets anders zegt dan een Europese verordening? Welke van de 2 passen we toe bij conflict. OFWEL: » Probleem dat aan de Belgische bevoegdheid ten grondslag ligt? » Probleem dat aan de Europese bevoegdheid ten grondslag ligt? à Juridisch dualisme OFWEL: Juridisch monisme = Er is maar 1 rechtssysteem in België, binnen dit systeem heb je een hiërarchie van de normen. Als binnen dit rechtssysteem een Belgische en een rechtstreeks werkende supranationale wet werkt, dan moet je de Belgische wet opzij schuiven. De wet kan dus getoetst worden aan een norm die hoger staat dan de grondwet. à Men aanvaardt dus de toetsbaarheid van de wet.
107
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht 2.
Van een Arbitragehof naar een Grondwettelijk Hof » Arbitragehof 1980: Enkel bevoegdheidsconflicten; bestaat uit 12 rechters, nl. 6 grondwetsspecialisten (3 nl en 3 Franstalig) en 6 oud parlementsleden (3 nl en 6 Franstalige) Het is dus een politiek samengestelde rechtbank, wil niet 100% vrij spel geven aan de juristen want is bang voor controle. 1988: Arbitrage hof mag toetsen of bevoegdheden gerespecteerd worden en toetsen aan Art. 10, 11 (gelijkheid en non-‐discriminatie) en 24 (onderwijs vrijheid). ê Praetoriaanse rechtsvorming11 »
Grondwettelijk Hof (2007): Alle fundamentele rechten mogen gecontroleerd worden + er mag meer dan enkel bevoegdheidsconflicten getoetst worden. ! Nog geen volledig Grondwettelijk Hof, we hebben geen volledige grondwettelijkheidstoetsing.
4. DE VERSPLINTERING VAN DE SOEVEREINITEIT EN DE OPKOMST VAN DE SUBSIDIARITEIT De juiste bevoegdheid op het juiste niveau We hebben vandaag een gediversifieerde overheid à principe van de subsidiariteit: Een hoger echelon komt pas tussen wanneer het echt niet anders kan. 1e stap – Van een unitaire staat naar een federale staat. 2e stap – Deconcentratie & decentralisatie Deconcentratie Decentralisatie = Een bestuurlijke organisatievorm waarbij door = Een bestuurlijke organisatievorm waarbij aan een overheid bevoegdheden worden gedelegeerd gedecentraliseerde overheden bevoegdheden aan ondergeschikte organen, die aan het worden toegewezen, waarvan de uitoefening aan hiërarchisch gezag van deze overheid het administratief toezicht van de onderworpen zijn. toezichthoudende overheid is onderworpen. De overheid aan wie men de bevoegdheden De overheid aan wie men de bevoegdheden delegeert behoort tot dezelfde rechtspersoon delegeert is een autonoom orgaan à Uitoefenen van de bevoegdheden: in naam en à Eigen beslissingsrecht en eigen voor rekening van de bevoegdheidsdelegerende rechtspersoonlijkheid. overheid. Hiërarchisch gezag Administratief toezicht 3e stap – Europeanisering en mondialisering 5. HET BESTUUR AAN BANDEN De controle op de machten wordt uitgebreid en verbeterd. We hebben de UM vandaag veel beter onder controle dan ooit. Misbruiken van de UM van hun macht zijn quasi niet meer mogelijk. 1831 – Heel beperkte controle op de UM; er was enkel sprake van exceptie van onwettigheid (Art. 159 GW.) à De RM controleert, want de rechter mag de algemene, provinciale en lokale besluiten enkel toepassen in de mate dat ze met de wet overeen stemmen. Wanneer het onwettig is past men de norm niet toe in een concreet geval, maar de norm zelf blijft bestaan (1e beperking). 11 Praetoriaanse wijze = De rechter maakt zelf de wet, niet de wetgever.
108
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
De algemene besluiten (reglementaire besluiten) worden niet toegepast, de koning en de regering mogen geen algemene normen meer maken die indruisen tegen de wet, maar als ze een individuele beslissing nemen (bv. genadebesluiten, vergunning aan een fabriek, …) dan heb je geen exceptie van onwettigheid meer (2e beperking), deze individuele besluiten zijn niet geviseerd in Art. 159 GW. 19e eeuw – Naast het feit dat de UM meestal de wet uitvoert, heeft de UM ook nog een zelfstandige verordenende bevoegdheid, de UM is ook verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde. De OH mag dus bevelen geven om de orde te handhaven, dit zijn de imperiumhandelingen. Op die imperiumhandelingen is er geen controle. Bv. Geslachtsziekten à prostituees zijn verplicht om zich door een arts te laten onderzoeken >< Prostituees vinden dat dit geen wettige regel is, gingen naar de rechtbank. Deze heeft daar echter niets over te zeggen want dit is een imperiumhandeling. Einde lange 19e eeuw: Een UM die bijna immuun is, er is quasi-‐immuniteit van de UM. >< Na WOI en WOII worden stappen ondernomen. ê 1920 – Flandria-‐arrest. De OH wordt aansprakelijk gesteld wanneer de OH een fout heeft begaan waardoor een individu / OH schade heeft geleden. Het zal voor de burgerlijke rechtbank gebracht worden (ook wanneer het een geschil betreft tussen 2 overheden). ! OH wordt om haar gedrag aansprakelijk gesteld, nog niet om haar beslissingen à Breuk met de onschendbaarheid van de OH. 1946 – Oprichting Raad van State. De regering wordt beter gecontroleerd dan vroeger, maar toch nog voorzichtig. 1. Afdeling wetgeving: Voorafgaandelijk advies (totstandkoming wetten / besluiten). 2. Afdeling bestuursrechtspraak: Annulatie / vernietiging van besluiten à Ruim want gaat zowel over individuele beslissingen als over algemene besluiten & is erga omnes, besluit wordt geacht nooit te hebben bestaan. ! Behoort niet tot de RM, is eigenlijk opgericht in de UM waardoor men eigenlijk controleert binnen hun eigen macht >< sinds Dutroux: Hoge Raad voor Justitie moet de selectie van de kandidaten doen, waardoor er geen politieke benoemingen meer zijn. ! De wettigheidscontrole van de Raad van State is eigenlijk een wettelijkheidscontrole, dit heeft zijn gevolgen: je kan maar naar de RvSt. gaan met een vernietigingsverzoek wanneer je uitdrukkelijk een artikel uit een bepaalde wet kan aanduiden dat geschonden zou zijn. Dit betekent dat de controle soms een lege doos is. » Wettelijkheid: kijken of het strookt met de letter van de wet >< Wettigheid: kijken of het strookt met het recht, of het kan volgens het recht. Jaren ’70 – Beginselen van behoorlijk bestuur. RvSt.: Wettigheid is correct wanneer de algemene beginselen van behoorlijk bestuur nageleefd worden. Dit zijn beginselen waaraan elk bestuur zich moet houden. Bv. Men moet bij een bestuur binnen een redelijke termijn antwoorden. Bv. Beginsel van gewekt vertrouwen. Bv. Beginsel van proportionaliteit. Bv. Hoorrecht. De RvSt. zal ook uitspraak mogen doen over het schade-‐aspect, waardoor men niet meer naar 2 verschillende instellingen moet.
109
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
6. INTERNATIONALISERING à Verdragen sluiten om het individu beter te beschermen. Laatste evolutie: het internationaal recht komt niet alleen op voor de bescherming van het individu maar pakt ook het individu aan in plaats van de staat als er iets verkeerd loopt in het land. ICC – International Criminal Court à ziet erop toe dat individuen zich houden aan de mensenrechten. D. MAAR TOCH NOG WERK AAN DE WINKEL
110
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
HOOFDSTUK 9 – DE BELGISCHE (PARTIJ)POLITIEK §1. DE POLITIEKE PARTIJEN EN DE KLASSIEKE BELGISCHE BREUKLIJNEN (DE VERZUILING) A. DEFINITIE EN “WETTELIJK” STATUUT VAN PARTIJEN Politieke partijen zijn in België niet wettelijk geregeld. à Waarom geen wettelijke regeling? • Er was geen traditie van politieke partijen. • Vrijheidsideeën à fundamentele vrijheid om zich bv. te verenigen. • Bestaande structuren van kerk en loge. Het feit dat ze ongeregeld zijn heeft een aantal voordelen: • Nieuwe maatschappelijke problemen à nieuwe partij oprichten • Vrijheid qua partijorganisatie • Partij bestaat juridisch niet à moeilijk vervolgbaar Wat als er iets fout loopt? Bv. opkomst van het Vlaams Blok, had vrij extremistische standpunten ingenomen. Maakte de meerderheidspartijen ongerust. Wanneer het niet lukte om ze met politieke middelen te bestrijden, zijn ze het Vlaams Blok met gerechtelijke middelen gaan bestrijden. • Politieke middelen? Cordon Sanitaire • Gerechtelijke middelen? Dagvaarding van de financierings-‐vzw van het Vlaams Blok vanwege racisme en discriminatie door het Parket. Deze zaak komt voor de correctionele rechtbank. >< Vlaams Blok: dit is een puur politiek probleem, want wij staan ideeën voor voor de organisatie van de maatschappij. Dit is een politiek misdrijf. De rechtbank in 1e aanleg heeft het Vlaams Blok gelijk gegeven en wou hierover geen uitspraak doen. >< Het OM gaat in Beroep, deze rechtbank oordeelt dat dit een politiek misdrijf is, want het is de politieke mening die gevolgd wordt. Men verwijst de zaak door naar het Hof van Assisen. Het Hof van Cassatie (November 2003) – Wat is een politieke partij? Als een probleem van deze zaak een politiek misdrijf is moet het naar het Hof van Assisen. Dus kijken naar de definitie van een politiek misdrijf. » Politiek misdrijf = Misdrijf dat rechtstreeks of onrechtstreeks de politieke instellingen aantast. ~ Rechtstreeks – bv. ik leg een bom in het parlement. ~ Onrechtstreeks à Gemengd misdrijf: is tegelijkertijd een misdrijf van gemeen recht en heeft een politieke bedoeling dus is een politiek misdrijf – bv. Moord van een premier. » Wat is een politieke instelling? Een politieke instelling is bijvoorbeeld de monarchie, de troonopvolging, het parlement en dergelijke meer. ! Is een zéér slechte definitie. » Finaal: Een politieke partij is een middel om de politieke instellingen te doen draaien, maar het is geen politieke instelling op zich. Ze wilden 1 ding: Ze wouden dat dit geen politiek misdrijf was, want een volksjury is makkelijker te beïnvloeden. à 19e eeuw: Geletterde rijke man (stemgerechtigden) in de jury. à Vandaag: Iedereen mag stemmen dus iedereen kan in de jury zitten.
111
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Toch wettelijk ingrijpen Augusta-‐Dassault schandaal – Socialistische kopstukken werden veroordeeld wegens corruptie naar aanleiding van helikopteraankopen voor het leger. Gevolg? Regeling van deelaspecten: Beperking en controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de Federale kamers, de financiering en open boekhouding van de politieke partijen. Andere voorbeelden van (zijdelingse) ingrepen in de kieswetgeving: Minimale kiesdrempel (5%), kiesomschrijvingen fuseren of splitsen, gewicht van de lijststem, …
Een partij is een deel van de bevolking die zich gaan verenigen, ze zijn ideologisch gelijkgezind en men wil deelnemen aan de publieke macht. Partijstelsels Tweepartijenstelsel (bv. Amerika): Meestal weinig verschillen tussen de 2 kampen; het geeft meestal wat stabiliteit. Probleem? Niet alle visies kunnen aan bod komen. Meerpartijenstelsel: nood aan coalities: Elk nieuw probleem kan leiden tot een nieuwe partij en een nieuwe coalitie, we kunnen constant bijsturen. Groot nadeel? Het is al moeilijk om binnen je eigen partij overeen te komen, het is nog moeilijker om in de coalities overeen te komen. Je moet steeds water in de wijn doen, een deel van de achterban zal dus nooit content zijn. B. ONTSTAANSTHEORIEËN EN FUNCTIES Institutionele benadering We hebben eerst de instellingen en de werking van die instellingen noopt tot het ontstaan van de partijen. In België heb je eerst het parlement, daarin zitten parlementsleden à liberalen en katholieken (monsterverbond), maar geleidelijk aan komen daar anderen bij. De democratisering leidt ertoe dat we andere partijen erbij gaan krijgen. Bv. Eind 19e eeuw: ontstaan van de socialistische partij. Basis? • Coöperatieven en vakbonden. • Intellectueel-‐culturele verenigingen. • Kerk Nadruk ligt op parlementsfracties. Socio-‐economische benadering Je hebt eerst een maatschappelijk probleem dat leidt tot bepaalde visies en die visies worden geëxpliceerd in partijen. Bv. 19e eeuw – België wordt een industriële natie, de arbeiders in de fabrieken gaan zich organiseren vanwege dit maatschappelijk probleem. 4 grote breuklijnen waarlangs politieke partijen ontstaan 1. Religieus-‐ideologische breuklijnen. 2. Etnische breuklijnen: verschillende volkeren (bv. tegenstelling tussen Wallonië en Vlaanderen; misschien is Brussel wel een derde etnie). 3. Economische breuklijnen: primaire, secundaire en tertiaire sector; standenvertegenwoordiging volgens de sector waar men werkt. 4. Sociale breuklijnen: Werkgevers / Werknemers. Vandaag – Niet meer materialistische problemen: Ecologie (bv. Ontstaan Groen!), vrouwenbeweging, noord-‐zuid problematiek, vergrijzing, …
112
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Functies van een politieke partij? • Organiseren Van losse samenhang tot partijtucht. Partijtucht is op zich eigenlijk een inbreuk op de vrijheid van vereniging en vrijheid van meningsuiting. Ofwel totale vrijheid à geen partijen ofwel partijen à geen totale vrijheid. • Expliciteren = De partij maakt duidelijk waarvoor zij staat à Maakt reclame, gaat rond in het land om te kijken wat de problemen zijn. • Mobiliseren van de massa Zoveel mogelijk mensen warm maken voor de partij. Nadeel: financiering. • Rekruteren & vorming van de mandatarissen Men gaat mensen opleiden tot partijmandatarissen en mensen finaal een job geven in de partij. à Was in de 19e eeuw niet de bedoeling om professionele politici te maken waardoor we een aristocratische tint krijgen. Evoluties • Professionalisering Professionalisering is goed, maar hoeveel moet je geven opdat het nog redelijk zou zijn? • Specialisering Het merendeel van de politici gaat zich specialiseren over verschillende niveaus, maar ook binnen dezelfde instelling. Als ze moeten stemmen zijn ze dus afhankelijk van een andere ‘specialist’. à Positief voor de kennis van de deelmaterie, maar negatief want niemand houdt nog een overzicht over dat geheel. • Electoralisering Het politieke gebeuren sleept zich voor van de ene verkiezing naar de andere. We zijn constant bezig met de volgende verkiezingen. De partijen denken niet meer aan het algemene belang maar aan het partij belang. • Aanpassing aan de media C. SUMMIERE GESCHIEDENIS VAN DE BELANGRIJKSTE BELGISCHE PARTIJEN 1830 – 1846: Unionisme Monsterverbond tussen de liberalen (loge) en de katholieken tegen de gemeenschappelijke vijand Willem I. Deze legitimeren zich naar binnen-‐ en buitenland toe. In het Nationaal Congres zetelen immers meer katholieken dan liberalen, maar uit respect voor de Unie buiten ze die meerderheid niet uit. ! Kent geen georganiseerde partijen. Samenwerking tussen liberalen en katholieken – Invloed van priester Félicite de Lammenais “L’église libre dans l’état libre”12: Samenwerking tussen katholieken en liberalen is mogelijk geworden. Lammenais: de liberale principes zijn geen doctrine, maar een pragmatische eis. Onder zijn invloed staan de Belgische katholieken positiever tegenover de liberale ideeën. De vroegere verketterde vrijheden worden nu aanvaard, mits ook de katholieken zelf er vruchten van kunnen trekken. De kerk doet dit vooral wat de onderwijsvrijheid betreft. Nadruk: conservatieve krachten (grootgrondbezitters), enkel de allerrijksten mogen gaan stemmen. De kerk sluit en attente met de vorst. à Vrijheid staat hoog in het vaandel, dit leidt tot … -‐ Complete verfransing van ons land, er is geen plaats voor de Vlaamse taal. Ook al is er een sterke kern van orangisme; nog helemaal geen roep naar het gebruik van de Vlaamse taal. 12 Veroordeeld door de encycliek Mirari vos in 1834.
113
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht -‐
-‐
Industrieel-‐economische ontwikkeling: Mogelijkheid om met je kapitaal doen wat je wil; de kleine man heeft nog geen rechten, deze wordt uitgebuit in de fabrieken. Socialisme zal pas veel later opkomen wat niet uitsluit dat er geen verzet was: vroegsocialisme, vooral vanuit de ambachten. Beginnen zich te organiseren maar is nog niet veel meer dan kleine betogingen, aanslagen, … Vrijheid van onderwijs: uitgebouwd door liberalen en katholieken. Houdt in dat Katholieke universiteit in Leuven zich opnieuw kan vestigen. Vrij in de zin van georganiseerd door de kerk. (rijksuniversiteit van Leuven wordt afgeschaft) heet op dat moment UCL. Onmiddellijk willen de liberalen ook een eigen universiteit ULB, Université Libre de Bruxelles; opgericht door Theodore Verhaegen. à Daarnaast hebben we de staatsuniversiteit die vooraf al bestonden in Gent en Luik.
1. DE LIBERALEN (1846 – 1884) Aan de ULB zitten de geleerde koppen van de vrijzinnigheid, in Brussel groeit het idee dat er veel meer neutraal onderwijs moet zijn. Het wordt een kweekvijver van de antiklerikale vrijdenkers (de tegenstelling liberalen-‐katholieken wordt overigens verhevigd door de bisschoppelijke veroordeling van de vrijmetselarij). Vanuit de loge streeft men naar een betere organisatie en beter overleg tussen de vrijzinnigen. In 1846 gaat in Brussel het eerste liberale congres door: Beslist tot de oprichting van de liberale partij. Van in den beginnen omvat de liberale partij zowel de meer progressieven (later socialisten) als de conservatief doctrinairen. Ze stellen een 6-‐punten programma samen (Hubert Joseph Walthère Frère-‐ Orban), een programma waarin de verschillende liberale strekkingen elkaar weten te vinden. De liberalen zijn geruime tijd de enige partij. Liberale industriëlen maken van de vrijheden gebruik om de nijverheid te laten boomen. De arbeiders staat er onbeschermd tegenover. Katholieken en liberalen gebruiken in hun politieke handelingen uitsluitend het Frans; ook van de Vlaamse ontvoogding is dus nog geen sprake, al zijn er in enkele Vlaamse steden Orangistische groepen die heimwee hebben naar de tijd van Willem. Midden 19e eeuw – 1884: Liberalisme is troef. Vooral dankzij de Waalse staalindustrie wordt België een industriële topnatie. Ook de handel krijgt van overheidswege alle kansen, men gaat onze goederen uitvoeren; hiervoor worden kapitaalvennootschappen opgericht (= Een rijk persoon kan geld investeren, deze persoon moet zelf niet werken maar kan wel de vruchten plukken van het werk, deze personen kunnen risico’s nemen). De oude stedelijke octrooibelastingen (doorvoerrechten) worden afgeschaft. >< De arbeider staat hier vrij machteloos tegenover: Een arbeider is geen mens van vlees en bloed met persoonlijke rechten, men koopt arbeid. Er is nog geen apart statuut voor de arbeider. Burgerlijk wetboek: De werkgever wordt meer geloofd dan de werknemer. Wanneer je een contract sluit tussen werkgever en werknemer, wordt de werkgever geloofd op zijn woord ook al zijn er getuigen. Als er discussie is komt men voor de werkrechtersraad (voorloper van de arbeidsrechtbank) waar duidelijk een overwicht van de werkgevers is. De werknemer heeft geen bijzondere bescherming, wordt individueel gevolgd door de werkgevers. Werkgevers lichten elkaar in over de vertrouwbaarheid van een bepaalde werknemer. Leidt tot het werkmansboekje: In dit boekje wordt vermeld waar en wanneer je tewerkgesteld wordt en ook waar en wanneer en om welke reden je ontslagen bent. De individuele werknemer wordt heel klein gehouden. Gevolg? Opkomst van de socialisten, zij willen de kleine man (arbeiders) meer rechten geven. Ook de katholieken willen deze personen meer rechten geven wat zal leiden tot het ontstaan van de katholieke partij.
114
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Liberalen na 1884 – WOI Liberalen behoren nationaal tot de oppositie. Op gemeentelijk vlak spannen ze op vele plaatsen samen met de socialisten om het openbaar onderwijs uit te bouwen. Binnen de partij komen er tegenstellingen: • Een meer doctrinaire of gematigde vleugel, met noch interesse voor de Vlaamse zaak, noch uitgesproken sociale bekommernissen. • Een radicale vleugel die onder meer meehelpt aan het realiseren van het algemeen meervoudig stemrecht. Net voor de oorlog: herstructurering, niet langer alleen verkozen politieke mandatarissen die de partij besturen. Tijdens het interbellum Laissez-‐faire-‐visie wordt afgebouwd en er komen meer sociale problemen op het programma. Het antiklerikalisme wordt getemperd. De liberalen maken noodgedwongen deel uit van de meeste coalities. Verdediging van de Belgische eenheid >< veroordeling van het flamingantisme. Na WOII De partij wordt even voorbijgestoken door de communisten (kwantitatief) als derde partij van het land. Onder invloed van de koningskwestie en de schoolstrijd worden enkele coalities aangegaan met communisten en socialisten. Jaren ‘60 De liberalen gaan zichzelf verbreden en richten zich hiervoor tot de katholieken. Bij de verkiezingspropaganda gebruikt men een affiche waarop gelovigen staan afgebeeld, die een kerkgebouw verlaten en de slogan: “In eer en geweten, ook U kunt liberaal stemmen”. à Kenmerkend voor de nieuwe koers die de partij wil voeren onder Omer Vanaudenhove. Om effectief een brede centrumpartij te worden, krijgen de katholieken verkiesbare plaatsen op de lijst van de vernieuwde partij (PVV-‐PLP = Partij voor Vrijheid en Vooruitgang – Partie de la Liberté et du Progrès). >< Ondanks hun charme offensief worden ze de kleinste traditionele partij; worden voorbijgestoken door de Volksunie. Jaren ‘70 Breuk binnen PVV-‐PLP, splitsen zich op in een Nederlandse en Franse autonome partij. Jaren ‘80 Ideologische herbronning – Guy Verhofstadt: “Burgermanifesten” = Een nieuwe politieke visie waarbij de burger centraal zou staan. à Partij wordt omgedoopt tot VLD (1992) = Vlaamse Liberalen en Democraten-‐partij van de burger. De nadruk ligt op het individu dat het in de maatschappij voor het zeggen moet hebben. Op dat moment herbronnen de Walen zich ook en komen tot een nieuwe partij: Parti Réformateur Libéral (PRL), onder leiding van Jean Gol. 10 jaar later: groot verruimingsoffensief, PRL gaat samen met de Partei für Freiheit und Fortschritt (PFF), Front Démocratique des Francophones (FDF) en Mouvement des Citoyens pour le Changement (MCC) op in de MR = Mouvement Réformateur; dragen een uitgesproken centrumpositie in het vaandel.
115
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
2. DE SOCIALISTEN à Als antwoord op het liberalisme. Midden 19e eeuw – WOI De sociale kwestie bepaalt de politieke agenda. De socialistische partij groeit in deze periode vanuit verschillende initiatieven aan de basis. 1857, Gent: Oprichting van de 1e twee vakbonden nl. de Broederlijke Wevers en de Noodlijdende Spinners. Daarna worden vakbonden opgericht in alle grote industriecentra, niettegenstaande de wet Le Chaplier13 (die een coalitieverbod inhoudt tussen werknemers); juridisch gezien zou de oprichting van vakbonden niet mogelijk zijn. Dit verbod wordt echter vrij mild geïnterpreteerd. Belangrijke steun op het vlak van arbeidersorganisaties: Stichting van de Internationale Associatie van Arbeiders (= de Internationale). Deze beweging is onder andere geïnspireerd door Karl Marx. De Internationale wil de belangen van de arbeiders behartigen door de oprichting van afdelingen in alle landen. à Als we allemaal samenwerken kunnen we kapitalistische maatschappij omvormen en een aantal rechten organiseren voor de kleine man. à Vergadert in de jaren ’60 in Brussel, dit is een belangrijke katalysator van de reeds lokaal levende socialistische ideeën. Oprichting van de Vooruit in Gent (1865) – De Vooruit is opgericht als mutualiteit, weerstandskas, spaarkas en coöperatieve bakkerij en komt in 1868 eveneens onder invloed van de Internationale. • Mutualiteit: Een wederzijdse verzekering à Sterk punt van de vooruit: als wij gaan werken en we hebben een ongeval waardoor we niet meer kunnen werken, hebben we geen inkomen meer. Dit is een groot risico. Als we allemaal een klein beetje in een potje steken, een klein % van ons loon dat we afgeven; als we dan ooit iets tegenkomen krijgen we een deel van dat potje. Men gaat zichzelf indekken voor de dag dat je ziek wordt, een ongeval hebt, … • Spaarkas: Als elk van de kleine arbeider een beetje probeert te sparen, dan zijn dat kleine deeltjes die niet in de economie gestoken worden (dus de grote bazen hebben er niets aan) als deze bank dit investeert, zal de opbrengst niet naar de kapitalisten gaan maar naar de kleine man door het ontvangen van intrest. à zal leiden tot het ontstaan van de bank van de arbeid. Is toch vreemd want je kan niet meer kapitalistisch hebben dan een bank, maar deze kapitalistische bank is een instelling van en voor de kleine man. à Zijn evenwel ietwat te roekeloos geweest; zijn ook in de jaren ’30 failliet gegaan. • Coöperatieven: een coöperatieve vennootschap (is een aparte, nieuwe rechtspersoon; een drager van rechten en plichten en heeft de bedoeling om winst na te steven.) deze vennootschap is een samenwerking van heel veel gewone mensen, grote massa mensen die elk een deeltje bijdragen. Dragen bij in hun eigen betere levensomstandigheden. Bv. bakkerij de vooruit, idee: waarom zouden we als arbeider onze zuurverdiende centen gebruiken om een brood te kopen bij een kapitalistische bakker die rijk wordt omdat wij moeten eten? Als men allen een klein beetje geld investeert en een oven koopt en arbeiders aanstelt om te werken in de bakkerij à bakken brood dat goedkoper is, want moeten geen winst maken. Wie lid is kan dan goedkoper brood kopen. Daarmee worden de fabrieken en winkels van de socialistische keten concurrent van de kapitalisten.
13 Blijft nog tot 1886 gelden; Een wet van 31 mei 1866 haalt het coalitieverbod wel uit het strafrecht, maar
geweldplegingen en bedreigingen tijdens protestacties worden nu strafbaar gesteld.
116
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Het Dagblad de Vooruit: Kanaal waarmee de kleine man bereikt kan worden (is goedkoper en wordt gemakkelijker geschreven én vooral: gaan die mensen indoctrineren, het kneden van de politieke visie). à Dit alles zal leiden tot het ontstaan van de Vlaamse Socialistische partij. 1877 – Oprichting van de Vlaamse Socialistische Arbeiderspartij. In 1880 wordt ze de Belgische Socialistische Partij na een fusie met Brusselse groepen en na aansluiting met de Walen. Vanaf 1885: De Belgische Werklieden Partij (BWP). Edward Anseele – De eerste Vlaamse socialist in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Grote socialistische drijfveer: Algemeen stemrecht. Congres in Quaregnon (1894) – Emile Vandervelde stelt het ideologische programma op punt. De partij probeert erin de progressief-‐liberale, de sociaaldemocratische en de marxistische strekkingen van de verschillende landsgedeelten te verzoenen. 1919 – Doorbraak van de BWP. 1935 – Hendrik De Man, ontwerper van het Plan van de Arbeid We moeten als socialist niet de kapitalistische organisatie bestrijden, gaan mee in dat systeem maar gaan dit zo sturen dat de kleine man daar wel bij vaart. Hoe? Vrijheid van ondernemen, komen daar niet in tussen maar overheid kan wel bepaalde aspecten stimuleren (bv. subsidies geven aan bepaalde dingen en belastingen heffen op bepaalde dingen). In de eerste plaats: grote openbare werken organiseren, zorgen dat iedereen werk heeft. à Heel veel werk voor heel veel mensen; de mensen verdienen dus geld en gaan dit gaan spenderen; dus heel de economie heeft er baat bij. >< WOII: Hendrik De Man stelt vast dat in Duitsland de grote openbare werken al jaren bezig zijn en dat er massa’s volk aan het werk gezet is. Al die duizenden mensen zijn bezig voor de staat. Praat met de bezetter en gaat effectief collaboreren. Omwille van de collaboratie heeft men na de 2e wereldoorlog het plan De Man doodgezwegen. In de illegaliteit ontstaat echter een nieuwe partij, in 1945 wordt een nieuwe Belgische Socialistische Partij opgericht (BSP). Na WOII – De socialistische partij steunt niet meer op collectief lidmaatschap via vakbonden en verenigingen, maar op individuele toetreding. Achille van Acker is 1 van de leidende figuren en geeft als eerste vorm aan de Belgische sociale zekerheid. Hij leidt in de jaren ’50 de coalitie met de liberalen, die aanleiding is tot de schoolstrijd. Na deze strijd en na een oppositiekuur, behaalt de partij na de stakingen tegen de Eenheidswet (1961) haar hoogste score ooit. • De Eenheidswet – “Voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel”. Voorziet in een sterke stijging van de indirecte belastingen en een vermindering van de sociale uitgaven. à Verliest geleidelijk aan terrein door de opkomst van de Volksunie. 1976 – Opsplitsing in 2 autonome vleugels aan de hand van een taalsplitsing. In 1978 vormen de Walen een eigen Parti Socialiste (PS). Herhaaldelijk spanningen tussen de socialistische vakbond en de partij doordat men coalities moet vormen. Coalities vormen betekent ook toegevingen doen, daarmee is de achterban het niet steeds mee eens. •
117
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
2000: Met het oog op verruiming en vernieuwing wijzigt de partij haar naam in SP.a = SP-‐anders, maar ook sociaal progressief alternatief. 3. DE KATHOLIEKEN Bij het ontstaan van België heeft men al een structuur: de kerk. De katholieken zijn vanaf de onafhankelijkheid numeriek sterk en politiek actief. Aartsbisschoppen en bisschoppen bepaalden wat de socialistische partij als standpunten moest innemen à blijft tot na WOI De kerk buit de vrijheid van onderwijs uit om haar bestaande net van scholen verder uit te breiden en de bevolking dus op te voeden met de katholieke ideologie >< Liberalen. 1884: komen aan de macht bij de eerste schoolstrijd, blijven aan de macht met de meerderheidsregeringen tot 1918. Ontstaan? Mechelen – hoofd van de Belgische kerk woont hier. Eerste congressen worden gehouden. 1860 – Federatie van kiesverenigingen & een Bond van Katholieke kringen ontstaan. In 1884 worden beide gefuseerd tot de Fédération des Cercles catholiques et des Associations conservatives. à Beginnen voor het eerste met het uitbouwen van een zuil: heel je leven wordt hierdoor bepaalt (dit is de sterkte waarmee die partij groot wordt). à Dit is een conservatieve partij. Eind 19e eeuw – Conservatieve katholieken worden net zoals de liberalen geconfronteerd met democratiserende tendensen. Er komt een tegendruk op 2 zijden: • Katholieke middenklassen à Beschikken over een uitgebreide culturele werking. Joris Helleputte brengt deze samen in de Volksbond. Voor hem berust de toekomst van de Kerk en de katholieke partij in 3 pijlers: 1. De katholieke Vlaamse beweging (legt zijn parlementaire eed af in het Nederlands) 2. Het katholieke land met zijn landbouwcorporatisme (hij wordt voorzitter van de boerenbond) 3. Kleinstedelijke katholieke gildebeweging à De verbinding van het geloof van de volksklassen aan hun sociaaleconomische organisatie enerzijds en de Vlaamse beweging anderzijds, verankerd in de katholieke partij, is zijn realisatie. • Arbeidersbeweging à Priester Daens. 1891: Rerum Novarum = van de nieuwe dingen, was een encycliek (= een pauselijke brief, een beslissing van het hoofd van de kerk; allereerste woorden vormen het onderwerp van de brief): de kerk laat vernieuwing toe. Grote stap naar de katholieke standenpolitiek. Geven de arbeiders gelijk, laten toe dat ze zich laten verenigen MAAR niet met de bedoeling om de hele wereldorde om te gooien. In wederzijdse dialoog (met overleg) en respect voor de werkgevers, is het belang aan de christelijke arbeidsbeweging. à hierdoor kan de christene volkspartij ontstaan (de arbeidsbeweging) >< Het Daensusme wordt door de paus veroordeeld. 1879-‐1884 – eerste schoolstrijd, de katholieken komen aan de macht. Binnen de katholieke partij zal democratisering plaatsvinden >< conservatieve kringen Charles Woeste. Het interbellum – Voor het eerst katholieke unie; maar het is vooral na de 2e wereldoorlog dat ze de grote successen boeken.
118
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Einde WOII – 3 standen komen samen en sluiten nieuw akkoord voor de nieuwe partij: CVP = christelijke volkspartij à Werken het zogenaamde kerstprogramma uit. Pas na WOII wordt definitief de weg van de christendemocratie ingeslagen. 1950-‐1954 – 2e schoolstrijd; de partij maakt van haar electoraal succes gebruik om het vrije onderwijs te steunen. Hierna zal de partij geen absolute meerderheden meer halen, maar de christelijke partijen zullen steeds deel blijven uitmaken van de regering tot 1999. In 1965 wordt beslist aan de Vlaamse en Waalse vleugel van de partij meer autonomie te geven. 1968 – Kwestie Leuven Vlaams: Val van de regering van Gaston Eyskens + het definitief uiteengaan van CVP en PSC. Belangrijkste boegbeelden, partijvoorziters & 1e ministers van de Vlaamse Christendemocraten: • Gaston Eyskens (jaren 1960) – Schoolpact, Onafhankelijkheid van Congo, Eenheidswet. • Leo Tindemans (jaren 1970) • Wilfried Martens (jaren 1980) • Jean-‐Luc Dehaene (jaren 1990) 1999 – Onder meer als reactie op de dioxinecrisis, verliest de CVP zwaar en wordt een paars-‐groene regering gevormd. Voorzitter Stefaan De Clerk vormt in 2001 de partij om tot CD&V = Christen Democratisch en Vlaams. 4. DE TAALPARTIJEN & DE VLAAMSE ONTVOOGDING De vrijheid van het gebruik der talen heeft in de 19e eeuw geleid tot een volledig verfranste Belgische staat. De reacties van Vlaamse zijde zijn al in het midden van de 19e eeuw op gang gekomen, maar ze hebben slechts heel laat aanleiding gegeven tot het ontstaan van een nieuwe partij. Reden waarom een aparte Vlaamse partij geen kans heeft gekregen? Het feit dat een andere tegenstelling, tussen katholieken en antiklerikalen in de loop van de 2e helft van de 19e eeuw op de spits gedreven is. Het hele verenigingsleven raakt daardoor gesplitst. Afzonderlijk forum waar Vlamingen zonder meer elkaar treffen is er dus niet. WOI – Frontpartij Interbellum – VNV WOII – Controverse tussen de taalgemeenschappen van België geeft aanleiding tot het ontstaan van verschillende taalpartijen: De Volksunie, Front des Francophones en het Rassemblement Wallon. 1960-‐1970 – Vooral de Volksunie boekt goede electorale resultaten. De partij levert belangrijke bijdragen aan de defederalisering van het land en valt uiteindelijk uiteen wanneer de gemeenschappen en gewesten hun autonomie verworven hebben. • Centrumrechtse krachten à N-‐VA = Nieuw Vlaamse Alliantie. • Centrum-‐linkse krachten à SPIRIT (sinds 2008 Vlaams Progressieven) Egmontpact (1977) – Afscheuring van het Vlaams Blok à wordt een dreiging voor de traditionele partijen. Dit Vlaamse Blok breekt vooral door na de Zwarte Zondag in 1991.
119
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
1989 – Cordon Sanitaire: Gesloten door de traditionele partijen. Het is de afspraak om nooit samen met deze als extreemrechts en ondemocratisch bestempelde partij politieke akkoorden te sluiten of regeercoalities te vormen. 5. DE COMMUNISTEN België heeft nooit een echt succesvolle communistische partij gekend, maar na WOII slagen de communisten er toch even in om deel uit te maken van een bredere coalitieregering. §2. DE BELANGRIJKSTE POLITIEKE EVOLUTIES A. KERK EN STAAT EN HET IDEOLOGISCHE DEBAT Omdat de kerk een wezenlijke rol speelt bij de realisatie van de Belgische staat als reactie tegen Willem I, heeft een radicale scheiding van kerk en staat nooit een kans gemaakt. Er is sprake van vrijheid en scheiding van kerk en staat (loge en kerk bij het monsterverbond). Het voorlopige bewind heeft in 1830 elke bemoeiing van de overheid met het kerkelijk leven opgeheven; toch blijven de bedienaren van de eredienst betaald door de staat en is er ook financiële ondersteuning van de wereldlijke middelen van de kerk. 1831 – Oorspronkelijk 1 godsdienst, maar in de loop van de 19e en 20ste eeuw zijn ook andere godsdiensten erkend, nl.: • Rooms-‐katholieken • Protestanten • Anglicaanse kerk • Joodse godsdienst • Orthodoxen (zowel grieks als russisch) • Islamitische godsdienst • (neutrale ideologie – vrijzinnigen) De overheidszorg voor de temporalia van de kerk is niet alleen een voortzetting van het oude concordaat en een vergoeding voor de confiscatie van de kerkelijke goederen onder de Franse Revolutie. Het is ook het standpunt van de liberalen in het jonge België dat de bedienaren van de eredienst als een soort ambtenaren een belangrijke rol te spelen hebben. De strijd tussen de katholieken en de vrijzinnigen leidt tot schoolstrijden. De eerste schoolstrijd (1879-‐1884) – Lager onderwijs: De liberale regering schaft de subsidie van de vrije gemeentescholen af en verplicht de gemeenten een neutrale school op te richten (wat tot stijging van de belastingdruk leidt). Godsdienstonderwijs wordt in deze neutrale scholen vervangen door moraal. >< Kerk: onderneemt een aantal acties (bv. Bediening van sacramenten worden geweigerd aan personeelsleden van de “geuzenscholen”). De katholieke regering van 1884 maakt de liberale schoolwet ongedaan. De tweede schoolstrijd (1954-‐1958) – Middelbare onderwijs: Inkrimping door de socialist Collard van de subsidiëring aan het vrije onderwijs, ten bate van nieuw op te richten rijksscholen. Schoolpact (1958) – Afsluiting van de schoolstrijd = Een overeenkomst tussen de 3 grote partijen, achteraf bekrachtigd door de wetgever (is een duidelijk voorbeeld van particratie).
120
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Inhoudelijk: Waarborg om vrij te kunnen kiezen tussen een school met of een school zonder katholieke inslag. Elk individu moet binnen een bepaalde afstand van zijn woonplaats zijn keuze kunnen vinden. Cultuurpact (1973) – Defederalisering: Het toekennen van bevoegdheden aan gemeenschappen. Cultuur is de eerste bevoegdheid die toegekend wordt. >< Grote vrees: zal in Vlaanderen leiden tot overwoekering en baasspelen van de grote christelijke culturele koepels (bv. Davidsfonds, katholieke toneelverenigingen) >< in het Waalse landgebied juist omgekeerd, men vreest dat minderheden niet aan de bak zullen komen. à Voor alle belangrijke beslissingen in verband met cultuur zullen alle gezinden vertegenwoordigd worden. Alle ideologische minderheden moeten in hun cultureel recht gerespecteerd zijn. B. VERDERE UITBOUW VAN DE VERZORGINGSSTAAT VIA OVERLEGDEMOCRATIE In de 19e eeuw, tijdens de liberale periode zijn er absoluut geen sociaal geïnspireerde regels. Dit leidt tot menselijke rampen (industrie, bv. mijnen storten in, stoomketels ontploffen, …), er vallen vele doden en gewonden. >< Maatschappij Ú Eerst mondjesmaat maatregelen: ontzettend veel gaan we overnemen uit Duitsland, de voorloper op het vlak van sociale rechten. In het Duitsland van Bismarck is men vooral met sociale rechten bezig. We zitten dicht bij Duitsland à risico, als we hier slechte rechten hebben verhuizen ze naar Duitsland, dus men is genoodzaakt meer sociale rechten te geven. Redenen? Er is de roep van onderop en de dreiging van concurrentie. bv. kinderarbeid en vrouwenarbeid gaan beperken bv. arbeidsongevallenverzekering ingevoerd: wil eraan tegemoetkomen dat menselijke rampen niet meer kunnen gebeuren. (1 van de eerste collectieve verzekeringen waarbij de werkgever verplicht wordt om zich te verzekeren) Ú Volgende stap: ziekteverzekering verplichten, iedereen die begint te werken moet verplicht bij een ziekteverzekering aansluiten (1 van de 3 verzuilde) à collectief belang om het aantal ongevallen en ziektes te vermijden; dus van overheidswege binnenkomen in de fabriek om te controleren of een minimum aan veiligheid voldaan is (begin van de sociale inspectie) Begin van de codificatie van de arbeidsvoorwaarden (veiligheid garanderen) Ú Dan sociale rechten Interbellum – Invoering van de achturenwerkdag, verplichte bijdragen voor pensioenen en kinderbijslag en verplichte jaarlijkse betaalde vakantiedagen. Ook wordt onder sociale druk het stakingsverbod afgeschaft. Meteen begint het collectieve overleg zich ook te ontwikkelen. à Er worden collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten. WOII – Het sociale overleg loopt door onder de bezetting en zo wordt eigenlijk de naoorlogse evolutie van het sociaaleconomische recht al voorbereid, niet in het parlement, maar tussen de sociale partners zelf en in overleg met de regering. Sociaal pact (1944) – Overlegdemocratie: politieke partijen bepalen de macht maar staan nergens geregeld; vanaf dan stoten de politieke partijen op het probleem dat ze niet 100% greep hebben op de maatschappij >< vakbonden en vertegenwoordiging syndicaten hebben dit wel à ontstaan van overleg tussen sociale partners. Ze bouwen sinds de 2e wereldoorlog onze Belgische sociale zekerheid uit. Op het vlak van sociale zekerheid is nog niets gedefederaliseerd, tot nog toe zijn de vakbonden nationaal. Waarom aan sociaal overleg doen? Sociale rechten realiseren.
121
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
1944-‐1945 – Invoering van de verplichte sociale zekerheid als algemeen systeem (onder andere ook oprichting van de RSZ, toen: Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid). Op economisch vlak worden onder de expansiewetten van 1959 incentives gegeven voor het oprichten van nieuwe bedrijven en het aantrekken van multinationale ondernemingen. C. VAN VLAAMSE ONTVOOGDING TOT FEDERALE STAAT 1. DE TAALKWESTIE Karel Lodewijk Ledeganck – Jurist, hij vertaalt de code civiel integraal in het Nederlands, in de voor de gewone Vlaming toegankelijke taal. Deze vertaling heeft geen enkele officiële waarde, als hij als rechter de wet moet toepassen moet dit in het Frans. Eerste actie (1856) -‐ Commissie der Vlaamse Grieven: Wil naast het Frans, ook de Vlaamse taal in Vlaanderen erkend zien. De regering blijft echter bij haar standpunt dat 2 officiële talen in 1 land niet goed zijn voor de natie-‐staat. Proces Coucke en Goethals -‐ Deze 2 Frans-‐onkundigen worden door een Franstalige rechtbank in de Franse taal ten onrechte ter dood veroordeeld. Wanneer later hun onschuld blijkt is de uitspraak helaas al uitgevoerd. à Eerste taalwet: regelt de taal van de strafprocedure. Voortaan hebben Vlamingen recht op een vervolging en procedure in hun eigen taal. De roep naar meer Vlaams wordt meer en meer gehoord … • 1878 – In Vlaanderen moet je op zijn minst mogen besturen in het Vlaams. • 1883 – Officieel onderwijs moet in Vlaanderen in het Nederlands gedoceerd worden. • 1890 – Aan de rijksuniversiteiten mag er college gegeven worden in het Nederlands • 1930 – Volledige universiteit zal vernederlandsen • 1898 – Gelijkheidswet, de Wet Coremans-‐De Vriendt: gaat essentieel over gelijke waarde van het Nederlands en Frans in de wetgeving. Staan op hetzelfde niveau, naast mekaar (beiden zijn authentiek). Een wet vanaf 1898 mag in het Nederlands geciteerd worden in het Nederlands alle voorgaande wetten zouden nog steeds geciteerd moeten worden in het Frans (want dit is de authentieke) Leiders van de frontbeweging (1917) -‐ Open brief aan Albert I: Dringen aan op de invoering van de taalgelijkheid in onderwijs, administratie en leger. Na de oorlog belooft Albert I, naast de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht, dat Walen en Vlamingen voortaan gelijken zijn, zowel in rechte als in feite en dat een Vlaamse universiteit zal opgericht worden. Verbond der Vlaamse Oud-‐Strijders (1919) -‐ Start de traditie van de jaarlijkse IJzerbedevaarten op. Uit dit verbond groeit ook de Frontpartij. Wetten van 1921 en 1932 -‐ Gelijkheid voor Walen en Vlamingen: Gerealiseerd door de wetten op het taalgebruik in bestuurszaken. Het territorialiteitsbeginsel wordt nu vastgelegd. Terwijl Vlaanderen vervlaamst, verfranst het Brusselse. 1932 -‐ Oprichting Vaste Commissie voor Taaltoezicht + Bevestiging van de regel: “Onderwijstaal is de streektaal”, zowel voor het vrije als voor het officiële onderwijs.
122
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
Verder ook nog … • 1935 – Wetten op het gebruik der talen in gerechtszaken • 1938 – Wetten op het gebruik der talen in het leger 2. DE DEFEDERALISERING Tijdens het interbellum worden reeds de 1e stappen naar de latere federalisering gezet. Camille Huysmans en Jules Destrée komen het compromis des Belges overeen: Afwijzing van de scheuring van België + Bevestiging van de eentaligheid van beide landsdelen. 1936 – Oprichting van het Studiecentrum tot hervorming van de staat. Het centrum adviseert onder meer de splitsing van het ministerie van onderwijs en de creatie van aparte cultuurraden. 1938 – Oprichting cultuurraden à voorlopers van de parlementen van de huidige gemeenschappen. Idee: tot autonomie komen (finaal) maar moeilijkheden: tot waar loopt die autonomie? Waar gaan de scheiding trekken? Gekozen voor het principe dat we per gemeente gaan werken (veel meer dan dat er vandaag zijn) in de gemeenten gaan er talentellingen komen (hoeveel NL en hoeveel FR?) oorspronkelijk de bedoeling dat bij wet dan gaan aanpassen. Iedere keer opnieuw een politiek struikelblok. Oplossing: vastleggen bij bijzondere wet (bijzondere meerderheidswet) à in het begin van de jaren ’60 definitief vastgelegd. à ontstaan van de 4 taalgebieden in België, in 1962 wordt de taalgrens vastgelegd + aanduiding van de faciliteitengemeenten. Wat is de druppel die de emmer doet overlopen? De kwestie Leuven Vlaams De in het Vlaamse taalgebied gevestigde Katholieke Universiteit Leuven is nog steeds tweetalig. >< Heftige betogingen à leidt tot de val van de regering.
De verschillende staatshervormingen 1e staatshervorming -‐ 1970 Wie? Gaston Eyskens Wat? Erkenning van de culturele autonomie à 3 cultuurgemeenschappen met (uitz.: Duitstalige gemeenschap) decreterende bevoegdheid. Leden? Zijn eigenlijk de leden van de taalgroepen in het Belgisch parlement à Dubbel mandaat. De grondwet vermeldt ook het bestaan van 3 gewesten, maar hun bevoegdheden worden nog niet bepaald. à Grondwettelijk vastgelegd dat er 4 taalgebieden zijn en dat de cultuurgemeenschappen een zekere bevoegdheid krijgen. De taalgrens wordt zelf “gebetonneerd” in een bijzondere meerderheidswet. » Egmont-‐ en Stuyvenbergakkoorden (1977 en 1978) Voor het eerst: gemeenschappen en gewesten maar akkoorden worden niet uitgevoerd. e 2 staatshervorming – 1980-‐1983 Wie? Wilfried Martens Wat? Toebedeling van de persoonsgebonden bevoegdheden aan de gemeenschappen. De gewesten krijgen vorm. » Wet tot hervorming der instellingen Bepaalt de bevoegdheden en werking van deze instellingen. Gemeenschappen en gewesten hebben een decreetgevende raad en een executieve. Ook de Duitstalige gemeenschap krijgt nu decreterende bevoegdheid. >< Brussel wacht nog op een regeling.
123
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
3e staatshervorming – 1988-‐1990 Wie? Wilfried Martens Wat? Zowel de gemeenschappen als de gewesten krijgen bijkomende bevoegdheden. Communautisering van het onderwijs à de Belgische problematiek wordt naar de deelstaten verschoven. De faciliteitengemeenten worden gebetonneerd en het Brussels Hoofdstedelijk gewest krijgt eindelijk vorm met een ordonnantiegevende bevoegdheid. » Bijzondere wet betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten e 4 staatshervorming – Sint-‐Michielsakkoorden; 1993 Wie? Jean-‐Luc Dehaene Wat? De financiering van de gemeenschappen en gewesten worden herbekeken + afschaffing van het dubbel mandaat. De leden van gemeenschaps-‐ en gewestraden worden voortaan rechtstreeks verkozen. Meteen wordt ook geschaafd aan het Belgisch bicameralisme: De kamer is de eigenlijke wetgevende en controlerende kamer, de Senaat is voortaan bedoeld als reflectiekamer en ontmoetingsplaats voor de gemeenschappen. Splitsing van de provincie Brabant: Vlaams en Waals Brabant. Voorlopig behoudt het federale niveau de residuaire competenties. 5e staatshervorming – Lambermont-‐ en Lombardakkoorden; 2001 Wie? Guy Verhofstadt Wat? Opnieuw breiden de bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten uit en wordt de financiering aangepast. Belangrijk: defederalisering van het gemeentelijke en provinciale niveau. De gewesten krijgen ook een grotere autonomie. Brusselse instellingen à Vlaamse aanwezigheid wordt gegarandeerd. 6e staatshervorming – Vlinderakkoord; 2011-‐2012 Wie? Elio Di Rupo Wat? à Centrifugaal federalisme 1. BHV (Brussel Halle-‐Vilvoorde) is 1 kieskring, hierdoor kunnen mensen in Vlaanderen (HV) stemmen op Brusselse lijsten en dit laat toe (gaat in tegen elke logica van autonomie tegen deelstaten) dat inwoners van het ene gewest mogen stemmen voor het bestuur van een ander gewest à KIESKRING MOET GESPLITST WORDEN. 2 dingen die moeten veranderen: 1) kieskring moet gesplitst worden 2) het gerechtelijk arrondissement (is nog federaal geregeld dus op zich zou dit nog geen probleem moeten zijn) als we het toch splitsen is dit omdat we in ons hoofd zitten met defederalisering van justitie. Hoe splitsen? Enerzijds moet je het parket splitsen (NL en FR-‐talig parket) en anderzijds moet je de rechtbank zelf gaan splitsen. 3) het bestuur van Brussel zelf is een probleem, je kan Brussel pas besturen op alle punten als je goed overeenkomt op alle vlakken met de gemeenschappen. Probleem voor het normale autonome bestuur. Akkoord: gemeenschappelijke afspraken over mobiliteit, sportinfrastructuur, … in Brussel. Het interne Brusselse bestuur is dus een derde belangrijk punt van BHV. 2. Financieringswet – gewesten 3. Overheveling van bijkomende bevoegdheden – homogenisering van bevoegdheidspakketten 4. Politieke vernieuwing » Ethisering van de politiek » Senaat » Verkiezing van de kamer om de 5 jaar à laten samenvallen met Europese verkiezingen
124
Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht
D. DE ROL VAN DE VORST 1830-‐1865 Leopold I 1865-‐1909 Leopold II 1909-‐1934 Albert I 1934-‐1951 Leopold III
1951-‐1993
1993-‐2013 21 juli 2013
Boudewijn I
Albert II Filip I
Congolees absolutisme WOI Koningskwestie – WOII Voorlopig: regentschap door Prins Karel. Kritieken: • Overgave na de 18-‐daagse veldtocht • Weigering om de regering Pierlot naar Londen te volgen • Rechtstreeks onderhoud met Hitler • Trouwt met burgermeisje Liliane Baels >< Felle kritieken in de pers, willen we wel nog een koning? Dus de regering gaat een referendum organiseren. Doel: Voldoende draagvlak vinden om het koningschap te behouden (meerderheid is hier voor, maar zeer eigenaardig verdeelde meerderheid: in Wallonië geen meerderheid, in Vlaanderen wel) algemene meerderheid pro koning is keert de koning terug uit zijn ballingschap à volkswoede barst los, veel betogingen, … Uiteindelijk: troonafstand, Leopold III doet zelf afstand van de troon ten voordele van Boudewijn. Deze heeft het koningschap weer aanvaardbaar gemaakt bij de volledige bevolking. Mini-‐koningskwestie – 1990 Abortuswet: Boudewijn weigert de door het parlement goedgekeurde tekst te onderteken en daarmee dus te bekrachtigen en af te kondigen; hij acht de ondertekening in strijd met zijn geweten. à De in ministerraad verenigde ministers verklaren de koning heel even in de onmogelijkheid te regeren en oefenen inmiddels zijn macht uit.
HOOFDSTUK 10 – EN NU …? Niet kennen
125