de geschiedenis van het geloof
Matthew Kneale De geschiedenis van het geloof Hoe een atheïst kijkt naar de diepzinnigste uitvinding van de menselijke geest Vertaald door Albert Witteveen
2014 de bezige bij amsterdam
Copyright © 2013 Matthew Kneale Copyright Nederlandse vertaling © 2014 Albert Witteveen Oorspronkelijke titel An Atheist’s History of Belief Oorspronkelijke uitgever The Bodley Head/ Random House, Londen Omslagontwerp Studio Jan de Boer Omslagillustratie © Mark Power/Magnum Photos – project supported by Intesa SanPaolo for Italia 150th years Foto auteur Liana Miuccio Vormgeving binnenwerk Peter Verwey, Heemstede Druk Bariet, Steenwijk isbn 978 90 234 8480 6 nur 320 www.debezigebij.nl
Voor Robert Orme en Graham Bearman, van de Latymer Upper School in Londen: twee uitstekende leraren geschiedenis aan wie ik veel te danken heb.
Inhoud
Inleiding
13
1
De uitvinding van goden Iemand vond een stukje been van een mammoet Een nieuwe bezigheid op een kale berg Kleedritueel voor het ontbijt
16 16 24 32
2
De uitvinding van het paradijs Een Cape Canaveral voor dode heersers Zarathoestra en Co Revanche van het bovennatuurlijke
43 43 52 58
3 De uitvinding van een deal met God 4
De uitvinding van de eindtijd Kijk uit met wat je voorspelt De verkeerde eindtijd Daniëls Droom, het vervolg
65 81 81 102 109
5 De uitvinding van een nederige hemel Een hordeloop Jezus voor iedereen
125 125 136
6 De uitvinding van een religie en een natie
162
7 De uitvindingen elders Extase in het nuchtere China Bloed, kalenders en een balspel
179 179 191
8 Ondergrondse uitvindingen Lachend naar de brandstapel De doos van Pandora
201 201 214
9 De uitvinding van heksen
226
10 Een nieuwe angst, een nieuwe troost Balsem voor nieuwe wonden Opvulling van de grote leegte
240 240 256
Dankbetuiging Noten Bronnen en leestips Register
285 287 289 296
Als we nu eens aannemen dat we allemaal een beetje gek zijn. Het maakt ons veel duidelijk over elkaar, het ontrafelt veel raadsels, het werpt licht op veel dingen die nu een rol spelen in urgente problemen en slepende onduidelijkheden. – Mark Twain, Christian Science
Verbeelding regeert de wereld. – Napoleon Bonaparte
Inleiding
Als zoon van een methodistische atheïst van het eiland Man en een joodse atheïst die uit Duitsland was gevlucht, heb ik nooit veel met geloof opgehad. Maar net als iedereen werd ik wel omringd door geloof. Zo was er het geloof in het Onzevader, dat ik op school wat ongemakkelijk meemompelde, onzeker of het wel acceptabel was dat iemand als ik die woorden opzei. Verder was er het geloof in de kerken, en later in de moskeeën, synagogen en tempels die ik tijdens mijn vakanties bezocht. Eigenlijk was er naast allerlei andere zaken ook een vorm van geloof voor verantwoordelijk dat ik kwam te bestaan, nadat mijn moeder om die reden van Duitsland naar Engeland had moesten vluchten, waar ze mijn vader ontmoette. Doordat ik in Engeland ben opgegroeid, ben ik vagelijk op de hoogte geraakt van de ‘officiële versie’ van het christendom. Wat was er nu echt gebeurd, vroeg ik me soms af. Waarom hebben mensen zulke merkwaardige begrippen als paradijs en zonde bedacht? Of, sterker nog: goden? Met dit boek probeer ik uiteindelijk mijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Algemene vragen als ‘Waarom hebben mensen goden uitgevonden?’ zijn vanzelfsprekend moeilijk met zekerheid te beantwoorden, maar ik heb geprobeerd enkele ideeën aan te reiken. Waar mogelijk heb ik antwoorden gezocht bij geleerden die hierin gespecialiseerd zijn. Wanneer de vragen zo algemeen waren dat de geleerden zich wijselijk op de vlakte hielden, heb ik gedaan wat ik kon. Een onderwerp waarmee ik me in dit boek níét bezighoud, is
de geschiedenis van het geloof
de geschiedenis van religieuze instellingen. De machtsstrijd binnen organisaties boeit me weinig. Ik wilde weten wat de gewone mensen nu eigenlijk gelóófden. Iets anders wat ik beslist wilde vermijden was ‘religieus jargon’. Ik heb zo duidelijk mogelijk geprobeerd te vertellen hoe de vormen van geloof zich ontwikkelden zonder daarbij termen te gebruiken waarvoor een theologisch woordenboek vereist is. In dit boek heb ik het niet over zaken als ‘dualisme’, ‘monisme’ of ‘transsubstantiatie’. Ook al heb ik geprobeerd een overzicht te geven van wat mensen geloofden, ik zal niet beweren dat dit beeld volledig is, of zelfs maar evenwichtig verdeeld. Ik heb me geconcentreerd op geloofsvormen die mijn grootste nieuwsgierigheid opwekten en die binnen een soort verhaal konden vallen. Zo heb ik wel naar vormen van geloof gekeken in China, India, het Midden-Oosten, en ook naar de religies van de Maya’s, Azteken en Inca’s, maar mijn aandacht ging toch speciaal uit naar het christendom en het geloof waaruit dat is voortgekomen, het jodendom. Dit boek behandelt niet uitsluitend religieuze vormen van geloof. Ik heb ook naar een paar geloofsvormen gekeken die naar algemeen wordt aangenomen zuiver politiek van aard zijn: het marxisme en het nazisme. Dat heb ik gedaan omdat deze ideologieën in bepaalde opzichten opmerkelijk veel op religies lijken. Sterker nog: veel van hun ideeën zijn afkomstig uit eerdere religieuze denkbeelden die je niet zo gauw met de politiek van de twintigste eeuw in verband brengt. Het is niet de bedoeling om religie te bagatelliseren. Integendeel, hoe meer ik intense vormen van geloof bestudeerde, hoe meer ik ervan doordrongen raakte hoe fascinerend ze waren. Ze zeggen zoveel over ons. Als een schrijver van fictie die probeert in zijn levensonderhoud te voorzien met zijn verbeelding, kijk ik met welgemeend professioneel respect naar wat ik het grootste project van de menselijke verbeelding zou willen noemen.
Dit project heeft een gigantische rol gespeeld in de vormgeving van ons verleden. Atheïsten doen er slecht aan dit aspect te negeren. Geloof is een voertuig geweest voor een aanzienlijk deel van onze creativiteit in literatuur, beeldende kunst, muziek en architectuur. Geloof is ook een inspiratiebron geweest voor een verrassend groot aantal van onze technologische doorbraken. En geloof heeft herhaaldelijk een cruciale rol gespeeld in grote historische ontwikkelingen. Ik zou zelfs willen zeggen dat een beter inzicht in de geschiedenis van de mensheid niet zozeer wordt verworven in de kristallijne sferen van logica en wetenschappelijke ontdekkingen, maar veeleer in de troebele wateren van vurige, emotionele en soms buitenissige vormen van geloof. Waar en wanneer kunnen we een dergelijk geloof voor het eerst ontdekken? Het blijkt vroeger te zijn dan je misschien zou verwachten.
1 | De uitvinding van goden
Iemand vond een stukje been van een mammoet Zo’n 33.000 jaar geleden leefden er mensen in wat nu Baden-Württemberg in het zuidwesten van Duitsland is, maar wat toen een bevroren woestenij tussen uitgestrekte ijsvlakten was. Iemand pakte een keer een stukje van de slagtand van een mammoet op en begon het te bewerken terwijl hij waarschijnlijk bij een vuur gehurkt zat om warm te blijven. Toen het klaar was, mat het voorwerp slechts 2,5 centimeter. Maar hoe klein ook, het intrigeert onmiddellijk, al werkt het ook wat bevreemdend. Het staat op twee benen in een houding die het duidelijk kenmerkt als een mens, maar het heeft de kop van een leeuw. Welke functie het precies had, blijft een mysterie, al kreeg het voorwerp duidelijk veel aandacht. In de loop der tijden is het oppervlak helemaal gladgesleten doordat het veelvuldig werd vastgehouden. Uiteindelijk werd het doelbewust of per ongeluk in stukken gebroken, en diep in een rots achtergelaten, de zogeheten Hohle Fels. Hier bleven de stukjes liggen totdat ze in 2002 werden ontdekt en zorgvuldig weer in elkaar gezet door de paleoantropoloog Nicholas Conard en zijn team. Waarom zouden we geïnteresseerd zijn in deze kleine leeuwenmens? Het is een van de oudste voorbeelden van figuratieve kunst die tot nu toe zijn gevonden. Maar het is volgens mij ook in een ander opzicht een eerste exemplaar, waardoor het nog veel intrigerender is. Het is het eerste overtuigende voorbeeld van religieuze kunst. Het biedt een sterk bewijs uit de vroegste tijden dat mensen in bovennatuurlijke wezens geloofden. Kunnen we echt
iets zeggen over wat voor geloof mensen 33.000 jaar geleden aanhingen? Verrassend genoeg blijkt dat inderdaad mogelijk. Waarom zouden we geïnteresseerd zijn in wat mensen lang geleden geloofden? Geloof heeft eenvoudig gezegd een duurzaam karakter. Ondanks de claims van profeten door de eeuwen heen wil ik stellen dat er niet zoiets bestaat als een nieuwe religie. Religies zijn als ijskernen. In elke religie zijn steeds diepere lagen van oude geloofsvormen te vinden. Zelfs geloofsvormen van 33.000 jaar geleden zijn nog steeds in onze wereld aanwezig. Dit boek behelst een studie van een paar van deze ijskernen om te ontdekken hoe de vele lagen ontstonden en erachter te komen hoe ze nog steeds invloed op onze wereld uitoefenen, soms op een volkomen onverwachte manier. Alvorens te onderzoeken wat het geloof van de maker van onze leeuwenmens kan hebben ingehouden, wil ik even stilstaan bij de vraag wat je hiervan kunt verwachten. Wat beschouwen de mensen van nu, of ze in een god geloven of niet, als de essentiële kenmerken van een religie? Het paradijs zal ongetwijfeld boven aan de lijst staan. Een van de belangrijkste functies van elke religie is zonder meer dat er een alternatief wordt geboden voor het sombere besef dat ons bestaan slechts tijdelijk is. Vrijwel alle moderne religies bieden hoop op een gelukkig hiernamaals, dat voor de trouwe gelovigen bereikbaar is als ze zich houden aan de regels van de religie, in elk geval voor het grootste deel van de tijd. Toch kwam de hemel, zoals we zullen zien, pas ongeveer vierduizend jaar geleden om de hoek kijken. In vergelijking met de datering van de leeuwenmens is de hemel dus een vrij nieuwerwetse uitvinding. Hoe zit het dan met het morele aspect? Dit zal volgens velen het hart van elk geloof zijn. In bijna alle moderne vormen van geloof houden goden nauwlettend toezicht op iemands gedrag, en worden iemands daden op passende wijze beloond of bestraft.
de geschiedenis van het geloof
Maar ook deze normen en waarden zijn een vrij recente innovatie. Het morele aspect schijnt in feite tegelijk met het idee van een hemel zijn intrede te hebben gedaan. Als hemel en moraal niet het cruciale element van elke religie zijn, wat is dat dan wel? Volgens mij gaat het vooral om geruststelling. Vanaf de vroegste tijden heeft elke religie de mensen troost geboden door een mogelijkheid te bieden – naar het geloof van de aanhangers – om de ergste angst tot bedaren te brengen. Wat deze angst inhoudt, is logischerwijs door de tijden heen sterk veranderd. Naarmate de levensstijl van de mensen is veranderd, zijn ook de dingen veranderd die ze het meest vrezen. Volgens mij zijn juist deze wijzigingen in onze angst verantwoordelijk voor de ontwikkelingen in onze religieuze opvattingen. De behoefte om onze angst te sussen is eigenlijk de inspiratiebron geweest voor het grootste project van de menselijke verbeelding: een episch werk van verbeeldingskracht waarbij fictie verbleekt. Wat was 33.000 jaar geleden de grootste angst onder de mensen? Hoe kunnen we zelfs maar een vage indruk krijgen van het geloof dat zo’n 28.000 jaar eerder bestond dan de periode waarin het schrift werd ontwikkeld en de menselijke geschiedenis werd vastgelegd? Eenvoudig gezegd: door vergelijkingen te maken. Door mensen te bestuderen die recenter leefden en van wie de leefwijze werd vastgelegd, maar die een bestaan leidden dat veel overeenkomsten had met dat van de maker van de leeuwenmens. Mensen zijn, zoals we zullen zien, weinig originele wezens. Zet ze in vergelijkbare omgevingen, geef ze vergelijkbare manieren om hun tijd door te brengen, en vergelijkbare behoeften en angsten, en ze zullen over het algemeen met vergelijkbare ideeën over de wereld op de proppen komen. Uit onderzoek naar volken van jager-verzamelaars in recenter tijden komt iets vrij verrassends naar voren. Kriskras verspreid over de hele wereld, van het noordpoolgebied tot Australië en
van Patagonië tot het zuiden van Afrika, hebben de volken van jager-verzamelaars zonder rechtstreeks onderling contact gedurende vele tienduizenden jaren opmerkelijk veel gemeen gehad. Ze leefden allemaal in stammen van dezelfde omvang, van ongeveer honderdvijftig leden. Ze trokken allemaal van plaats naar plaats met de seizoenen, en op zoek naar dieren die ze konden bejagen. En ze hadden allemaal een sterke belangstelling voor de merkwaardige activiteit van in trance raken. De trance vormde in feite het middelpunt van hun geloof. Er bestond een grote variatie in de wijze waarop de diverse stammen in trance raakten, van de inname van psychotrope middelen tot de onthouding van prikkels aan hun zintuigen in een geluidloos duister. Ook bestond er variatie in wie het deed: bij sommige stammen raakten veel mensen in trance, maar het was gebruikelijker dat slechts een of twee specialisten dit deden. Zij zijn het best te omschrijven als sjamanen. De ervaringen die dergelijke mensen kregen wanneer ze in trance raakten, waren echter over de hele wereld vergelijkbaar. Ze hoorden geluiden als het zoemen van bijen, ze zagen geometrische patronen, en ze hadden een beleving alsof ze een grote tunnel in werden gezogen. Ze hadden het gevoel dat ze zichzelf in de gedaante van iets anders zagen, gewoonlijk een dier. Ze hadden het gevoel dat ze vlogen, en beweerden vaak dat ze door een vogelgeest werden geleid. Ze kwamen in een land van geesten, die meestal dieren waren. Deze diergeesten hadden de macht om mensen te helpen, vooral op drie gebieden, die overal ter wereld een rol speelden in het geloof van jager-verzamelaars. Ten eerste: geesten konden helpen de zieken te genezen. Ten tweede: ze konden invloed uitoefenen op het doen en laten van de dieren waarop jacht werd gemaakt. Ten derde: ze konden verbetering in het weer brengen. Het lijkt erop dat we hier een glimp opvangen van de vroegste angsten van de mens. Ze zijn niet bepaald een grote verras-
de geschiedenis van het geloof
sing. Ziekte zal een voortdurende en onvatbare bron van onheil zijn geweest. Voor mensen die het grootste deel van de tijd in de buitenlucht moesten doorbrengen, was slecht weer niet alleen angstaanjagend, maar ook levensbedreigend. En als de jager-verzamelaars geen wild vonden waarop ze konden jagen, zouden ze langzaam van honger omkomen. Het ligt dus sterk voor de hand dat het trio van ziekte, weersomstandigheden en beschikbaarheid van dieren hoog op de zorglijst van de mensen stond. Kunnen we met enige stelligheid aannemen dat deze recente geloofsvormen van jager-verzamelaars ook 33.000 jaar geleden leefden bij de maker van de leeuwenmens in de bevroren woestenij van Baden-Württemberg? Tegenwoordig gaat men er algemeen van uit dat het leeuwenmensbeeldje dat in de Hohle Fels is gevonden de uitbeelding is van een sjamaan die in trance is geraakt en ervan overtuigd is dat hij of zij veranderd is in een leeuw. Het beeldje van Hohle Fels is duidelijk geen toevallig product van creativiteit, want een tweede en grotere leeuwenmens, die dateert van kort na de eerste, is in een andere grot in de nabije omgeving aangetroffen. Kennelijk verbeeldden deze figuurtjes iets wat een vaste plaats in het denken van de mensen had. Het ziet er dus naar uit dat mensen al 33.000 jaar geleden een eenvoudige vorm van religie hadden bedacht. Als je de moeite nam in trance te raken en in contact te treden met de diergeesten, hielpen ze je misschien om ziekte en slecht weer te weerstaan, en maakten ze de eindeloze zoektocht naar prooidieren iets gemakkelijker. Er was een manier gevonden om de angstwekkende onzekerheden van het leven het hoofd te bieden. Hoe kan deze vroege religie eruit hebben gezien en zijn beleefd? Aanwijzingen hiervoor zijn te vinden in de opmerkelijke grotschilderingen in het zuidwesten van Frankrijk en het noorden van Spanje, waarvan sommige dateren van hooguit zo’n duizend jaar nadat onze leeuwenmens was vervaardigd. De schilde-
ringen betreffen vrijwel allemaal dieren, en men dacht altijd dat het uitbeeldingen van jachttaferelen waren. Raadselachtig is wel dat de dieren vaak geen hoeven hebben, waardoor ze in de lucht lijken te hangen. Ook ontbreken er details als rotsen of gebladerte. Wat betekent dat? De cognitief archeoloog David Lewis-Williams kwam met een idee. Hij had onderzoek gedaan onder een van de laatste stammen van jager-verzamelaars die hun oude gebruiken tot op de dag van vandaag hebben bewaard – de San in het zuidwesten van Afrika – en bestudeerde daarna de vroege grotschilderingen in Europa. Hij concludeerde dat deze schilderingen eigenlijk diergeesten voorstelden. Hoe vereerde men deze eerste bovennatuurlijke wezens? Hoe zagen die eerste religieuze diensten eruit? Archeologische vond sten bieden enkele aanwijzingen. Er kropen waarschijnlijk mensen tot diep in de grotten, ver buiten het bereik van elk natuurlijk licht, met gebruikmaking van een eenvoudige fakkel van dierlijk vet op een plat stuk steen, met een bundeltje mos als kaarsenpit. Deze fakkeltjes verspreidden een zwak flikkerend licht, dat zijn gloed slechts op kleine delen van de schilderingen wierp. Diep in de grotten, met misschien een beperkte groep volgelingen om hen heen, gingen de sjamanen dan in trance en probeerden ze met de geesten in contact te treden. Mogelijk speelde muziek hierbij een rol. In de oude grotten is een aantal benen fluiten gevonden. En mensen zongen of neurieden misschien, en gebruikten stalagmieten als een natuurlijke gong, waar ze op sloegen om een lage galmende klank te produceren. In de grotten was vaak weinig zuurstof voorradig, wat voor de deelnemers nog kan hebben bijgedragen aan het onwezenlijke gevoel. Het hele effect van muziek, rook, vrijwel volslagen duisternis en een gebrekkige voorraad lucht zal in combinatie met de uitingen van de in trance verkerende sjamaan intens zijn geweest. Dus zelfs dertig millennia geleden was religie al een belangrijke
de geschiedenis van het geloof
kunstsponsor. Terwijl de mensen probeerden hun wereld minder beangstigend te maken, zodat ze zich minder hulpeloos hoefden te voelen, besteedden ze een groot deel van hun tijd aan muziek maken, beeldjes snijden en schilderingen vervaardigen, die zelfs nu nog een intrigerende schoonheid aan de dag leggen. Het was het begin van een opmerkelijk vruchtbaar samengaan. Tot op de dag van vandaag geven religies de aanzet tot adembenemende voorbeelden van beeldende kunst, architectuur, muziek en literatuur. Welke reserves je ook kunt hebben ten aanzien van religie, je kunt niet anders dan bewondering hebben voor de vele prachtige creaties waartoe religie heeft geïnspireerd. Voordat we dit verre verleden achter ons laten, wil ik nog bij een andere vraag stilstaan, ook al moeten we hiervoor zelfs nog verder terug, naar een tijd waarvan de getuigenissen te verwaarlozen zijn en gissingen alleen maar uitermate vaag kunnen zijn. Waarom hebben mensen zoiets vreemds als religie bedacht? Wat heeft mensen er toch toe aangezet om te geloven dat hun lot in handen lag van wezens die ze niet konden zien of horen, behalve als ze in trance waren? Hierop valt logischerwijs geen duidelijk antwoord te geven, al is het wel mogelijk een beetje te theoretiseren. In de afgelopen jaren is er een toenemende belangstelling ontstaan voor een opmerkelijk vermogen van de mens dat op één lijn staat met onze bekwaamheid in het gebruik van een complexe taal of van gereedschappen. Dat dit talent voorheen grotendeels aan de aandacht is ontsnapt, kwam misschien doordat het zo’n basale eigenschap in de menselijke aard is dat deze bijna onzichtbaar voor ons was. Het gaat om het vermogen ons een beeld te vormen van het perspectief van een ander; dit staat bekend als theory of mind. Alleen mensen beschikken in meer of mindere mate over theory of mind. Zelfs chimpansees hebben er moeite mee om een
gezichtspunt te begrijpen dat buiten henzelf staat. Deze theory of mind ligt ten grondslag aan alle fictie, en mogelijk is het vertellen van verhalen ontstaan om ons enige oefening te verschaffen. Fictie biedt dan ook de beste mogelijkheid om te beschrijven wat theory of mind is. Shakespeares Othello wordt zo nu en dan als voorbeeld aangehaald, al kan ook een simpele huwelijkskomedie de werking al verduidelijken. Bij het zien van Othello is een toeschouwer in staat gelijktijdig in gedachten te houden: Desdemona’s gezichtspunt (zij is onschuldig en onwetend), Othello’s kijk op Desdemona (hij is vervuld van een jaloerse achterdocht waarvan zij geen benul heeft) en Iago’s kijk op Othello (hij wil hem op kwaadaardige wijze misleiden door zijn verdachtmakingen). Plus misschien Shakespeares visie op hen allemaal, en tot slot de eigen kijk van de toeschouwer op het geheel. Mensen zijn gewoonlijk in staat vier of vijf perspectieflagen van anderen te verwerken. Waarom hebben mensen dit vermogen tot zo’n opmerkelijk niveau ontwikkeld? Vrijwel zeker omdat het voor onze voorouders van cruciaal belang was om te kunnen overleven. In een stam van jager-verzamelaars was geweld waarschijnlijk heel gewoon, vooral als men op een lege maag leefde. Het inzicht van de theory of mind zal de mensen hebben geholpen de dreiging van hun medemensen te onderkennen en af te weren. Het zal hen in staat hebben gesteld een verbond en vriendschap aan te gaan om de hulp van anderen te winnen en zo zichzelf te beschermen en te voeden, en vooral hun kinderen te beschermen en van voedsel te voorzien. Hierbij zal degene met de beste intuïtie de meeste kans hebben gehad om te overleven. Door ons opmerkelijke talent voor theory of mind stelden we ons voor wat anderen dachten, op elk moment van de dag, of we nu wilden of niet. We dachten voortdurend na over de gevoelens van anderen voor ons, en probeerden te bedenken wat de redenen voor hun gedrag waren. Het is niet zo’n grote stap om te veron-
de geschiedenis van het geloof
derstellen dat deze specialisatie ons op een bepaald moment in een ver verleden ertoe bracht zelfs buiten de wereld van de mensen mensachtige persoonlijkheden te ontdekken. We begonnen deze overal te bespeuren. We zagen een menselijk perspectief in alles wat van belang was voor onze overleving. We ontwaarden menselijke gemoedsstemmingen in de lucht, in het weer, in beken waaruit we dronken, in bomen die een schuilplaats aan prooidieren konden bieden of schaduw aan ons. Bovenal dichtten we menselijke persoonlijkheden toe aan dieren, waarvan we moesten begrijpen wat hen bewoog als we wilden weten waar we ze konden vinden en bejagen. Bijna alles konden we een persoonlijkheid, of een geest, geven. Natuurlijk zochten we hulp bij deze wezens, net zoals we hulp bij elkaar zochten. Om in contact te treden met deze geesten probeerden mensen in die mysterieuze toestand te komen waarvan ze merkten dat ze er bedreven in waren, namelijk een trance. Het kan zijn dat we zo tot onze allereerste uitvinding van goden kwamen. Er zouden er uiteraard nog vele volgen. Een nieuwe bezigheid op een kale berg Omstreeks 9500 v.Chr. ondernam een groep mensen op een bergtop met panoramisch uitzicht – Göbekli Tepe in het zuidoosten van het huidige Turkije – iets volslagen nieuws. Het was ook uitermate vermoeiend. Ze bikten erop los in de bodem van de kalksteenrots met alleen kleine vuurstenen hakbijlen, totdat ze een groot blok steen hadden vrijgemaakt. Met zijn dunne T-vorm zag het eruit als een grote, ranke hamer van steen. Het was vijf meter hoog en woog bijna tien ton. De groep sleepte de steen vervolgens een paar honderd meter omhoog naar de bergtop, waar ze hem voorzichtig rechtop zetten, pal tegenover net zo’n steen. De twee stenen werden het middelpunt van een steencirkel, die in de grond werd uitgegraven als een soort verzonken bad en die werd