Chair InBev – Baillet Latour Working Papers No. 34
DE STRUCTUUR EN POLITIEK VAN HET RUSSISCH DEFENSIE- EN VEILIGHEIDSAPPARAAT: ENKELE NOODZAKELIJKE NUANCES
Joris Van Bladel
De structuur en politiek van het Russisch veiligheids- en defensieapparaat: enkele noodzakelijke nuances
Joris Van Bladel
Bij wijze van inleiding Op de zowat veertig uur durende treinreis van Brussel-Zuid naar het Belorusskaja station in Moskou is er een enigszins ongewone technische stop in Brest. Op dit historisch verkeersknooppunt moet de trein ‘omgespoord’ worden omdat de spoorwegrails meer oostelijk een andere spoorbreedte hebben: ‘normaalspoor’ wordt ‘breedspoor’1. Wat in het station van Brest gebeurt moet metaforisch ook gebeuren bij de analyse van het Russisch veiligheids- en defensieapparaat. Vooraleer ook maar iets te zeggen over defensie in Rusland is het noodzakelijk eerst het westers denkkader aan te passen. Zonder een mentale ‘omsporing’ is een goede analyse immers niet mogelijk. De aanpassing die hier wordt geïnsinueerd situeert zich op het vlak van de ‘militaire cultuur’ en de wijze waarop veiligheid in Rusland wordt benaderd en komt tot uiting in de specifieke manier waarop het Russisch veiligheidsen defensieapparaat wordt gestructureerd. Precies omdat deze paper de ‘omsporing’ als leidmotief heeft wordt er veel aandacht besteed aan de organisatie en de structuur van de Russische veiligheidssector. Deze structurele analyse is niet alleen academisch relevant, maar heeft, gezien de politieke ontwikkelingen tijdens het bewind van Vladimir Poetin, ook een specifieke politieke betekenis. Tijdens het presidentschap van Poetin is er immers een vervlechting opgetreden tussen specifieke spelers van de Russische veiligheidssector en het Kremlin. Met enige overdrijving zou men kunnen stellen dat zonder een goed inzicht in de structuur van de Russische veiligheidssector het onmogelijk is om de huidige ontwikkelingen in de Russische politiek te begrijpen. Naast de academische en politieke relevantie van deze structurele analyse biedt de uitdieping van dit onderwerp ook de gelegenheid om enkele kanttekeningen te plaatsen bij de vele ‘zekerheden’ die ons via de media en via allerlei analyses worden voorgeschoteld aangaande de 'remilitarisatie van Rusland', 'de Tweede Koude Oorlog' en het nu ingeburgerde begrip van de ‘siloviki’. Vooral dit laatste begrip kan door de voorgestelde ‘omsporing’ beter worden gecontextualiseerd en genuanceerd. 1
Er is discussie over de preciese reden waarom de ingenieur Pavel Melnikov het Russisch spoorwegnet van een verschillende railsysteem heeft voorzien. Sommige historici beweren dat de fundamentele reden van deze beslissing van strategisch-militaire aard was. Het Rusland van de tsaren, zo gaat deze redenering, dacht hiermee een inval uit het westen te voorkomen of althans sterk te bemoeilijken. (Zie: M. Voronin en M. Voronina, Pavel Melnikov and the creation of the railway system in Russia, 1804-1880, Danville, Pennsylvania: Languages of Montour Press, 1995; het encyclopedisch werk Authors from St. Petersburg State Transportation University, Russian Rail Transport 1836-1917, Danville, Pennsylvania: Languages of Montour Press, 1999 en R. Haywood,
3
Slechts nadat de structurele fundamenten van het Russische veiligheidsapparaat zijn blootgelegd wordt het mogelijk om inhoudelijk iets te zeggen over de complexe realiteit van het ministerie van Defensie [Ministerstvo Oborony Rossijskoj Federatsii]. Dit geteisterde, maar belangrijk ‘machtsministerie’ kan vanuit verschillende perspectieven bestudeerd worden, bijvoorbeeld: •
Vanuit sociologisch perspectief kan het moeilijke debat over 'hervorming' worden belicht. Meer bepaald kan in dit kader de vraag gesteld worden hoe het defensieapparaat evolueert in de samenleving. Kan het Russisch leger als een ‘open organisatie’ bestempeld worden die samen met de samenleving evolueert of blijft het nog steeds ‘la grande muette’ die onverstoorbaar naast of -misschien beter - boven de samenleving staat? Is het Russisch ministerie van Defensie vergeleken met andere ministeries en instituties nog steeds de primus inter pares? Hoe komt het bijvoorbeeld dat tegen alle intuïties en objectieve analyses in de defensie van Rusland er niet in slaagt om fundamenteel te hervormen? Hoe komt het dat in Rusland het debat over de dienstplicht zo moeilijk verloopt? Dit laatste is des te meer merkwaardig omdat door de westerse ervaring van de laatste twee decennia de dienstplicht een anachronisme lijkt.
•
Vanuit politiek perspectief kunnen de ‘civiel-militaire betrekkingen’ worden bestudeerd. Deze studie richt zich onder andere op het parlementaire overzicht dat al dan niet wordt uitgeoefend op het defensieapparaat alsook op de verhouding tussen het de president en het ministerie van Defensie2, de rol van de Veiligheidsraad [Sovjet Bezopastnosti Rossijskoj Federatsii], en de rol van de ngo’s of de ‘civiele samenleving’ in het defensiedebat. Kortom, in het politiek debat wordt het democratisch karakter van de Russische defensie getoetst aan het ideaal-typisch model van democratische civiel-militaire relaties3.
•
Vanuit een strikt militair perspectief kunnen strategische vraagstukken worden bestudeerd zoals die worden behandeld in de verschillende doctrines en andere officiële veiligheidsdocumenten. In deze documenten wordt bijvoorbeeld een blik gegund op de strategische ambities van Rusland of kan de verhouding tussen de nucleaire en de conventionele optie in het defensiediscussie van Rusland worden bestudeerd. Naast de exegese van deze officiële strategische documenten kan in deze context ook de paraatheid
‘The Question of a Standard Gauge for Russian Railways, 1836-1860’, Slavic Review, Vol. 28, No. 1, March 1969, pp. 72-80.) 2 Zie over dit onderwerp een artikel van Zoltan Barany: Zoltan Barany, ‘Superpresidentialism and the Military: the Russian Variant, Presidential Studies Quarterly, Vol 38, Nr. 1, March 2007, pp. 14-38. 3 Een belangrijke ngo die zich mondiaal op het vlak van de civiel-militaire betrekkingen manifesteert is The Geneva Centre for the Democratic Control of Armed Forces (DCAF) (http://www.dcaf.ch/). Interessante studies in verband met civiel-militaire relaties in Rusland zijn o.a. : Brian Taylor, Politics and the Russian Army, Civil-Military Relations 1689-2000, Cambridge: Cambridge University Press, 2003; Dale Herspring, Russian Civil-Military Relations, Bloomington: Indiana University Press, 1997, het meer recente werk van Zoltan Barany, Democratic Breakdown and the Decline of the Russian Military, Princeton: Princeton University Press, 2007; en Dale Herspring en David Glantz, The Kremlin and the High Command: Presidential Impact on the Russian Military from Gorbachev to Putin, Lawrence: University Press of Kansas, 2006.
4
van het Russische leger worden ingeschat door hun werkwijze en hun efficiëntie op het terrein (bvb. in het Tsjetsjeense conflict, de militaire operatie in Beslan, enz.) te observeren4. •
Vanuit het perspectief van de internationale betrekkingen kan het invloed van het ministerie van Defensie op het buitenlandse beleid van Rusland worden geëvalueerd. Hier kan ook bekeken worden in welke mate Rusland nog steeds denkt in geopolitieke termen en in welke mate hedendaagse concepten zoals bijvoorbeeld ‘soft power’ in haar militair diplomatiek arsenaal opneemt5. Tevens kan hier de vaak onderschatte invloed van de export van Russische wapens op de Russische diplomatie worden bekeken.
•
Vanuit economisch perspectief kan het defensiebudget, de verhouding tussen de ‘strategische economische sectoren’ en de militaire industrie worden bestudeerd alsook het proces van modernisering en de technologische ontwikkelingen in de strategische sectoren. Tevens kan vanuit dit perspectief het notoir probleem van corruptie en de relatie tussen de georganiseerde misdaad en defensie worden bekeken6.
4
Belangrijke informatiebronnen op dit vlak zijn de publicaties van het Conflict Studies Research Centre (CSRC) van de Royal Military Academy te Sandhurst (UK) (http://www.da.mod.uk/colleges/csrc/), het tijdschrift ‘The Journal of Slavic Military Studies’ en het werk van analisten zoals Marcel de Haas van het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael (http://www.clingendael.nl/staff/?id=325) voor wat betreft een gedetailleerde analyse van de Russische veiligheids- en defensiedoctrines, Pavel Baev van het Peace Research Institute te Oslo voor wat betreft de prestaties van het Russisch leger in Tsjetsjenië, tijdens peacekeeping operaties en algemeen over militaire hervormingen (http://www.prio.no/page/Staff_detail//9375/37379.html); Stephen Cimbala van de Pennsylvania State University en Aleksei Arbatov van het Carnegie Endowment Moscow Center die beiden gespecialiseerd zijn in de nucleaire strategie van Rusland; De Russische defensieanalisten/ onafhankelijke journalisten Aleksandr Goltz en Pavel Felgenhauer zijn ook steeds lezerswaardig; het meer historisch onderzoek van David Glantz, Brian Taylor, John Erickson en Viktor Suvorov zijn tevens niet te verwaarlozen. Een goed samenvattend werk rond militaire hervorming is: David Glantz, Anne C. Aldis en Roger N. McDermott (Eds.), Russian Military Reform: 1992-2002, Portland: Frank Cass Publishers, 2003 en, meer recent, de studie van Irina Isakova: Irina Isakova, Russian Defense Reform: Current Trends, Carlesli-PA: Strategic Studies Institute, november 2006. (www.strategicstudiesinstitute.army.mil/pdffiles/pub740.pdf) 5 Zie voor wat betreft de impact van het ministerie van Defensie op het Russische buitenlands beleid: Steven Miller en Dmitri Trenin, The Russian Military: Power and Policy, Cambridge, MA: MIT Press, 2004 en het artikel van Aleksei Arbatov: Aleksei Arbatov,‘Military Reform in Russia, Dilemmas, Obstacles and Prospects’, International Security, Vol. 12, Nr. 2, Spring 1998, pp. 83-134. Het artikel van Celeste Wallander, ‘Lost and Found: Gorbachev’s New Thinking’, The Washington Quarterly, Vol 25, Nr. 1, Winter 2002, pp. 117-129 behandelt de impact van think tanks en denkers uit de civiele samenleving op het defensiebeleid. Het klassiek werk in verband met ‘soft power’ is van Joseph Nye: Joseph Nye, Soft Power: The Means to Success in World Politics, New York: PublicAffairs, 2004. 6 Een wereldautoriteit op het vlak van de Russische defensie-economie en defensie-industrie is de Britse economist Julian Cooper van het Centre for Russian and East European Studies te Birmingham. Zie bijvoorbeeld: Julian Cooper, Military Expenditure in the Three-year Federal Budget of the Russian Federation, 2008-10, Stockholm: SIPRI, Research Working Paper, October 2007 ( http://www.sipri.org/contents/milap/cooper2007) en de Franse analist Jacques Sapir die veel werk heeft verricht aangaande de defensie-economie ten tijde van de Sovjet-Unie; Zie ook Steven Rosefielde, Russia in the 21st Century: the Prodigal Superpower, Cambridge: Cambridge University Press, 2005 voor een analyse van de defensie-economie tijdens het Poetinregime. Wat betreft de connectie tussen de Russische maffia en defensie: Stephen Handelman, Comrad Criminal: Russia’s New Mafiya, New Haven: Yale University Press, 1997 en het pas vertaalde: Robert Friedman, Russische maffia, een geschiedenis, Amsterdam: Ambo, 2008.
5
Het mag duidelijk zijn dat al deze perspectieven slechts een middel zijn om eenzelfde realiteit te bestuderen en dat deze opsplitsing enigszins kunstmatig is. De defensie van Rusland is immers een complex Gestalt. Juist door deze complexiteit is het in het kader van deze paper onmogelijk deze werkelijkheid volledig en exhaustief te presenteren. Eerder is het de bedoeling om indicaties te geven van politieke en structureel-organisatorische aard die het mogelijk maken door te dringen tot het militair denken en de militaire cultuur van Rusland.
Indien men de Russische militaire cultuur tijdens het bewind van Poetin wil begrijpen, mag het Poetinregime niet uit zijn context worden gelicht. De wijze waarop de defensie van Rusland zich vandaag manifesteert is immers het direct resultaat van een lang historisch proces. De Russische defensie evolueert niet in een historisch vacuüm. Niettegenstaande het leger en andere veiligheidsorganen zwaar gehavend en gedemoraliseerd uit de jaren negentig kwamen, heeft de huidige Russische militaire cultuur en haar organisatie nog steeds diepe wortels in de gouden Sovjettijd. Met deze stelling wordt een ander leidmotief van deze paper weergegeven: er is namelijk een direct verband tussen ‘denken’ en ‘structuur’. Met andere woorden, de Russische defensiestructuur laat zien hoe in Rusland over defensie wordt gedacht. Wanneer er dus slechts cosmetische hervormingen worden doorgevoerd, dan kan men ervan uitgaan dat er zich geen diepgaande wijzigingen hebben voorgedaan in het defensiedenken en de defensiecultuur.
De structuur en organisatie van de Russische veiligheidssector Ingegeven door paranoia veroorzaakt door rampzalige militaire invallen uit Oost en West en ingegeven door een expansiedrang beïnvloed door een ideologische bekeringsdrang en een xenofoob superioriteitsgevoel is de Russische staat nog steeds ingericht om de totale oorlog te voeren. In het denkkader van een totale oorlog wordt het conflict met alle mogelijke middelen en zonder onderscheid tussen combattanten en non-combattanten uitgevochten met als enig doel de tegenstander te vernietigen. Het is in dit kader dat het concept ‘massaleger’ van toepassing is en de praktijk van de dienstplicht een cruciale rol speelt. Niet alleen zijn in deze context de legers groot in omvang, ze beschikken ook over een enorme reserve en zijn weinig divers. Legers zijn in deze context dan ook grote bureaucratische mastodonten. Deze oorlogsstrategie is niet alleen erg verwoestend, ze maakt de scheidslijn tussen oorlog en vrede erg dun en permeabel en vereist enorme investeringen. De staat (dit wil zeggen de hele samenleving: haar economie, haar infrastructuur en haar bevolking) moet hierbij te allen tijde klaar en mobiliseerbaar zijn om het potentieel gevaar te keren. De bevolking moet als het ware bereid worden gevonden zich op te offeren voor de staat. Hiertoe werkt de natiestaat via het onderwijs, de nationale kerk, het leger en andere kanalen permanent in op de geesten van de bevolking. Een gekende en beproefde methode om het mobilisatiepotentieel hoog te houden is steeds te wijzen op het potentiële gevaar van buitenaf. Tevens moet de staat steeds de toekomstige strijd in haar achterhoofd houden wanneer zij haar infrastructuur plant. Dit heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat het openbaar vervoer eigenlijk geen dienst aan de bevolking is, maar in eerste instantie een onderdeel
6
van een plan dat de algemene mobilisatie moet toelaten en de oorlogslogistiek moet ondersteunen7. Het mag duidelijk zijn dat de verzorgingsstaat, de technologische ontwikkeling in het kader van de vrije markteconomie en de democratie een staatsbestel ondermijnen dat obsessief gericht is op haar externe veiligheid en de 'totale oorlog'. Verder denkt de strateeg van de totale oorlog in geopolitieke termen wat betekent dat het wereldgebeuren vanuit het perspectief van geografische invloedsferen wordt beoordeeld. Hierbij krijgen grenzen en territorium een cruciale, haast sacrale betekenis.
De begrippen ‘natiestaat’, ‘totale oorlog’, ‘massaleger’, ‘geopolitiek’ enz. hebben, althans vanuit het perspectief van het westerse denken en de westerse traditie, een specifieke plaats in de geschiedenis en zijn eigenlijk verouderde begrippen. De totale oorlog hoort grosso modo immers thuis in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. De twee wereldoorlogen tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw kunnen als trieste hoogtepunten beschouwd worden van deze manier van oorlogvoering. Het was met andere woorden de strategie van de ‘moderniteit’ waarin de tweede industriële revolutie, het nationalisme en de totalitaire regimes hoogtij vierde8.
Met het begrip ‘totale oorlog’ (en de hele cultuur die hiermee gepaard gaat) in het achterhoofd kunnen nu een aantal door Vladimir Poetin genomen maatregelen en beslissingen beter worden gecontextualiseerd9: •
Met het oog op ‘de mobilisatie van de geesten’ werden in 2000 een aantal historische symbolen zoals de nationale hymne van de Sovjet-Unie, weliswaar met een nieuwe tekst van de hand van Sergei Mikhalkov, en het traditioneel Russisch nationaal embleem met de dubbele adelaarskop terug ingevoerd. De strijd om het enthousiasme van de bevolking is inderdaad vaak een symbolenstrijd.
•
In 2005 werd een speciaal staatsprogramma opgestart dat was gericht op ‘de patriottische opvoeding van de jeugd’. In dit programma wordt speciale aandacht besteed aan de
7
In de Federale wet ‘over defensie’ is er bijvoorbeeld ook nog sprake van 'militaire transportplicht' waarbij in het kader van defensie voertuigen die behoren tot verschillende instanties en organisaties kunnen worden geconfiskeerd en dit ongeacht de eigendomsstatus van de voertuigen. (A. Arbatov en E. Sjernikov (Eds), Op. Cit.,2003, p. 302). 8 Na de Tweede Wereldoorlog zagen militaire sociologen zoals Morris Janowitz en andere analisten in het westen een kwalitatieve sprong in de aard van oorlogsvoering en de wijze waarop legers zich organiseerden. In deze context is er sprake van een ‘Force in being’ en een ‘Postmodern military’. Zie hierover bijvoorbeeld het klassiek werk van Morris Janowitz: Morris Janowitz, The Professional Soldier: a Social and Political Portrait, New York: Macmillan Publication Cooperation, 1964; Michel Louis Martin en Ellen Sterne McCrate, Military, Militarism, and the Polity:Essays in Honor of Morris Janowitz, New York: Free Press, 1984; Charles Moskos en John Allen Williams, The Postmodern Military: Armed Forces after the Cold War, Oxford: Oxford University Press, 1999 en Chris Ables Gray, Postmodern War: The New Politics of Conclict, Guilford Publications, 1997. 9 Voor een meer uitvoerige behandeling van al deze maatregelen en het conservatief militaristisch gedachtengoed in Rusland: Joris Van Bladel, The Dual Structure and Mentality of Vladimir Putin’s Power Coalition: a Legacy for Medvedev, Stockholm: Swedish Defence Research Agency, 2008, pp. 54-61 en Van Bladel, Joris, The All-volunteer Force in the Russian Mirror, Unpublished PhD Thesis, University of Groningen, 2004, pp. 160-186. ( http://dissertations.ub.rug.nl/faculties/arts/2004/j.j.e.van.bladel/), Joris Van Bladel,’Russian Soldiers
7
traditionele en nationalistische waarden waarbij de loyaliteit aan de staat centraal staat. In het programma worden kosten noch moeite gespaard om de kennis van de Russische militaire geschiedenis bij te schaven en waar nodig bij te kleuren. Daarnaast wordt getracht de traditionele folklore, de fysieke weerbaarheid en het nieuwe ondernemerschap nieuw leven in te blazen10. •
Er
wordt
op
weinig
subtiele
wijze
ingegrepen
in
het
curriculum
van
het
geschiedenisonderwijs waarbij het Sovjetverleden van zijn meest positieve kant wordt beschreven en het beleid van Poetin extra in de verf wordt gezet11. •
De demografisch crisis wordt aangepakt door propaganda te voeren voor de traditionele gezinswaarden en door suggesties te doen aangaande gezinsplanning12. Russische militairen en andere analisten wijzen op de gevolgen van de demografische crisis op de dienstplicht. Het laag geboortecijfer is voor Russische strategen dan ook vooral een militair probleem13.
•
Op het vlak van de economie stemde in 2007 de Doema, het Russische Parlement/Lagerhuis, een federale wet ‘Aangaande de toegang van buitenlandse investeerders tot de strategische sectoren’. Met strategische sectoren worden die sectoren bedoeld die als cruciaal worden beschouwd voor de veiligheid en defensie van de Russische Federatie. Concreet betekent dit dat deze sectoren terug onder staatscontrole komen en dat buitenlandse bedrijven geen of zeer beperkte toegang krijgen tot deze sectoren. In mei 2008 definieerde Poetin de 42 sectoren die voortaan als strategisch worden beschouwd14. De belangrijkste strategische sectoren zijn: de veiligheidstechnologie, de wapenindustrie, de lucht- en ruimtevaartindustrie, de nucleaire energie en de natuurlijke monopolies en federale minerale reserves.
•
De conservatieve jeugdbeweging ‘Nashi’15, de orthodoxe kerk en het leger16 krijgen in heel dit conservatief en nationalistisch discours een speciale rol toebedeeld. Ze worden
in the Barracks: a Portrait of a Subculture’, in: David Glantz, Anne C. Aldis and Roger N. McDermott (Eds.), Russian Military Reform: 1992-2002, Portland: Frank Cass Publishers, 2003, pp. 60-75. 10 Steve Rosenberg, ‘Russia Launches Partiotism Drive’, BBC News, 19 juli 2005. (http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/4698027.stm.) Het Kremlin besteedt bijzondere aandacht aan de Russische jongeren omdat de beleidsmakers ongerust en nerveus zijn geworden door de 'gekleurde revoluties' in Georgië, Oekraïne en Kirgizië waar jongeren een duidelijke stempel drukte op het politieke gebeuren en conservatieve regeringen tot aftreden konden dwingen. 11 A.V. Filippov, Noveisjaja Istorija Rossii, 1945-2006 gg.: Kniga dlja utsjitelija, Moskva: Prosvetsjenie, 2007 (http://www.prosv.ru/umk/istoriya/index.html.) 12 Chloe Arnold, Russia: In One Region a Special Day for Family Planning, Radio Free Europe/Radio Liberty, 11 september 2007. (http://www.rferl.org/featuresarticle/2007/09/1ce65bda-abdf-4ba8-b5d45fc0e12f2e17.html) 13 Andrew Liaropoulos, ‘The Russian Defense Reform and its Limitations’, Caucasian Review of International Affairs, Vol. 2, Nr. 1, Winter 2008, pp. 1-8. Rainer Lindner, Russlands defekte Demographie, Zukunfsrisiken als Kooperationschance, Berlin: Stiftung Wissenschaft und Politik, März 2008, pp. 16-17; en vooral Keir Giles, Where Have All the Soldiers Gone? Military Plans versus Demographic Reality, Watchfield, Swindon: Defense Academy of the United Kingdom, Conflict Studies Research Centre, October 2006, Russian Series 06/47) 14 Moscow Times, ‘Putin Signs Law on Strategic Industries’, 6 mei 2008. (http://www.themoscowtimes.com/article/1009/42/362531.htm.) 15 De ideologie van Nashi ( ‘Manifest molodezhnogo dvizheniya “nashi” s kommentariyami’) kan worden geconsulteerd op het internetadres: http://www.nashi.su/ideology. 16 Elisabeth Sieca-Kozlowski,‘Will Military Priests Save the Army?’, Post-Soviet Armies Newsletter, May 2006. (http://www.psan.org/document467.html)
8
beschouwd als de belichaming en de rolmodellen van de traditioneel Russische waarden en krijgen hierdoor ook een bevoorrechte relatie met het Kremlin. •
De onenigheid en wrevel tussen Rusland enerzijds en de NAVO en de Europese Unie anderzijds aangaande de uitbreiding naar het oosten is essentieel verbonden met een verschillende kijk op het wereldgebeuren. Rusland bekijkt de relaties tussen staten nog steeds vanuit een geopolitieke bril waarbij invloedssferen, grenzen en territorium erg gevoelig liggen. In het westen wordt deze uitbreiding niet meteen door geopolitieke ambities gemotiveerd17.
•
Rusland profileert zich nu als een energiegrootmacht waarbij het lijkt alsof bedrijven zoals o. a. Gazprom, Rosneft in geopolitieke termen denken. Energie en vooral de politiek van energietransport wordt in Rusland gezien als een drukkingsmiddel, een strategisch middel in handen van de staat om invloed uit te oefenen op andere (naburige) landen zoals Oekraïne, Wit-Rusland, Georgië en de Baltische staten. De Europese nervositeit aangaande de energieafhankelijkheid van Rusland kan ook in dit kader worden gezien18.
Bij het beschouwen van deze beslissingen van Poetin is niet zozeer de concrete invulling van belang dan wel het denkkader of frame19 waarin deze tot stand komen. Met andere woorden, het is niet zo belangrijk te spreken over 'de terugkeer naar de Sovjettijd' (wat overigens niet correct en illusoir is), maar het hergebruik van een specifiek denkpatroon ingebed in een welbepaalde traditie die veel fundamenteler is en teruggaat op een traditioneel, (pre)modern denken. In dit kader is hetgeen Laura Starink optekende in haar boek de Russische kater toepasselijk. In haar interview met Arseni Roginsky, de directeur van Memorial, zei deze dat het probleem van de Russische politiek niet zozeer een was van een gebrek aan democratie. Veel fundamenteler vond hij het gebrek aan historische kennis. Volgens Roginsky heeft Rusland nooit echt geleerd om te gaan met haar geschiedenis. De Russische geschiedenis was/is voor de meerderheid van de Russen dan ook nooit een bron van (zelf)reflectie20.
Niet alleen heeft het denkkader van de totale oorlog gevolgen voor de politiek, de samenleving en de staatsstructuur, het heeft vooral ook consequenties voor de wijze waarop defensie zelf wordt georganiseerd. Wat hierbij opvalt is dat defensie niet beperkt blijft tot het ministerie van Defensie. Er zijn in Rusland naast ‘de strijdkrachten’ van het ministerie van Defensie nog andere gewapende troepen die instaan voor de verdediging van het land. Dit wordt beschreven in de ‘federale wet over
17
De bekende donderspeech die Vladimir Poetin op 2 oktober 2007 in Munchen gaf en waarbij hij de unipolaire wereld hekelde kan in dit licht worden gezien. (De speech kan nagelezen worden op het volgende internetadres: http://www.securityconference.de/konferenzen/rede.php?sprache=en&id=179. 18 Robert L. Larsson, Tackling Dependency: The EU and its Energy Security Challenges, Stockholm: Swedish Defence Research Agency (FOI), October 2007. 19 Erving Goffman, Frame Analysis: An Essay on the Organization of Experience, London: Harper and Row, 1974. 20 Laura Starink, De Russiche kater, Amsterdam: Prometheus, 2008, p. 110.
9
defensie’ [Federalniji zakon ob oborone]21. In het Artikel 1, §5 van deze wet staat dat de ‘strijdkrachten’ worden aangevuld met ‘andere troepen’ . Deze ‘andere troepen’ zijn:
1.
Grenstroepen van de Russische Federatie22,
2.
Troepen van het ministerie van Binnenlandse Zaken van de Russische Federatie,
3.
De spoorwegtroepen van de Russische Federatie23,
4.
Troepen van het federale agentschap voor de Regeringscommunicatie en -Informatie (FAPSI) onder toezicht van de President van de Russische Federatie,
5.
Troepen van de Civiele Bescherming.
Het artikel 1, § 6 definieert verder nog twee ‘militaire eenheden’ voor het uitvoeren van:
6.
Technische geniewerken,
7.
Stratenaanleg,
en zogenaamde ‘organen’:
8.
De dienst voor buitenlandse inlichtingen,
9.
Organen van de federale veiligheidsdienst (FSB),
10. Organen van de Russische Grensdienst, 11. Organen van het Federale Agentschap voor Regeringscommunicatie en –Informatie, 12. Federale organen van de Beveiligheidsdienst, 13. Federaal orgaan voor de garantie van de training en mobilisatie van de staatsoverheden van de Russische Federatie.
Deze structuur maakt meteen duidelijk dat in het Russische defensiedebat een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de ‘strijdkrachten’ (of de krijgsmacht) en anderzijds ‘andere troepen’, ‘militaire eenheden’ en ‘organen’, maar dat ze allen behoren tot die grote familie. Deze ‘familie’ wordt in deze paper de veiligheidssector genoemd. Al deze organisaties beschikken in min of meerdere mate over militaire middelen (inclusief zware bewapening zoals tanks en helikopters), een strikte militaire hiërarchie en uniformen. Met deze structuur in het achterhoofd is het ook duidelijk dat 21
A. Arbatov en E. Tjsernikov, Op. Cit., 2003, p. 302. Sinds 11 maart 2003 behoren deze troepen terug tot de FSB, terwijl ze voordien van 1993 tot 2003 tot een apart ministerie behoorden, namelijk de Federale Grensdienst-FPS-Federalnaja Pogranitsjnaja Sluzjba Rossii. 23 Op 29 en 30 mei 2008 werden er op bevel van de Russsische minister van Defensie Anatoly Serdjoekov 300 ongewapende spoorwegtroepen naar Abchazië gezonden om een spoorlijn te herstellen. Georgië zag dit als een daad van agressie en de NAVO veroordeelde deze actie als een daad die bijdraagt tot de destabilisatie van deze regio. (Los Angeles Times, ‘Russia sends Rail Workers into Georgia’, 1 Juni 2008. (http://www.latimes.com/business/careers/work/la-fg-russia12008jun01,0,2117996.story. De Morgen, ‘NAVO waarschuwt Rusland over bemoeienis in Abchazië’, donderdag 5 juni 2008. Wat betreft het wettelijk kader waarin deze troepen mogen opereren zie de Federale Wet ‘Over de Spoorwegtroepen van de Russische Federatie’, A. Arbatov en E. Tjsernikov, Op. Cit., 2003, p. 287-292. 22
10
‘moderniseren’, ‘hervormen’ en het debat rond budget en personeel een andere dimensie krijgen. Bijvoorbeeld, bij de bespreking van de militaire hervormingen, is het van belang een onderscheid te maken tussen de hervorming van ‘de strijdkrachten’ (= de troepen onder toezicht van het ministerie van Defensie) en de hervormingen van ' de andere troepen', ‘militaire eenheden’ en ‘organen’. Dit werd op het einde van jaren negentig ook opgemerkt door specialisten die mondiaal advies uitbrengen aangaande militaire hervorming (en democratische controle van de strijdkrachten). Voor hen is het van belang een duidelijk onderscheid te maken tussen enerzijds ‘militaire hervormingen’ en ‘hervormingen van de veiligheidssector’ (Security Sector Reform of het acroniem SSR) anderzijds. Daarenboven adviseren deze specialisten om prioriteit te geven aan de globale SSR boven de defensiehervorming in de beperktere betekenis van het woord. Nog een ander voorbeeld: bij de discussie over de vermindering van het aantal troepen moet men steeds nagaan of men spreekt over een vermindering van de ‘strijdkrachten’ of van alle troepen die behoren tot de veiligheidssector. In de jaren negentig kwam het in Rusland namelijk voor dat een vermindering van de ‘strijdkrachten’ een vermeerdering van het aantal ‘militairen’ bij de 'andere troepen', 'militaire eenheden' en 'organen' tot gevolg had. Hierdoor wordt meteen ook duidelijk dat gedurende de jaren negentig er geen sprake was van hervorming, hoogstens een 'herverkaveling'. Deze ‘herverkaveling’ werd niet enkel uitgevoerd op het niveau van de veiligheidssector, maar werd ook op het niveau van de deelnemende ministeries en organisaties toegepast. Zo is er dus nooit echt sprake geweest van een hervorming van de KGB/FSB of het ministerie van Defensie. In feite was er enkel sprake van organisatorische opsplitsingen, naamsveranderingen en dergelijke, maar nooit een hervorming van ‘de geest’24. Vandaar ook mijn boutade wat betreft het ministerie van Defensie: ‘Het is onmogelijk om een organisatorisch framework van de 21st eeuw (d.i. het professioneel leger) toe te passen op een organisatorische mentaliteit van de 19e eeuw (d.i. het massaleger)25.
Een ander, niet minder groot, probleem dat verbonden is met de complexe veiligheidsstructuur is dat deze bureaucratisch niet neutraal is. Er woedt namelijk een bureaucratische strijd op drie niveaus. Ten eerste op het niveau van het gehele veiligheidsapparaat. Deze sector is een specifieke lobby binnen de Russische politiek en er kan dus een bureaucratisch machtsspel waargenomen worden tussen deze sector en de samenleving als geheel. Hier kan opgemerkt worden dat onder Poetin deze strijd min of meer geluwd is en dat de veiligheidssector niet veel meer te vrezen heeft van het parlement, justitie of de wereld van de niet-gouvernementele organisaties. Ten tweede woedt er een bureaucratische strijd tussen de individuele ministeries en organisaties (en vaak ook subafdelingen van deze instellingen). Alle spelers uit het veiligheidsveld, maar vooral het ministerie van Defensie, het ministerie van Binnenlandse Zaken en de FSB vechten een bikkelharde strijd uit om macht, status en middelen. Deze strijd komt vaak neer op het zich zo goed mogelijk positioneren ten overstaande van de president. In 24
In het kader van dit artikel zou een bespreking van deze hele organisatorische herverkaveling ons te ver brengen. Voor een goed overzicht in verband met de reorganisatie van de KGB/FSB: Hélène Blanc, KGB connexion, le système Poutine, Paris: éditions hors series, 2004; Thierry Wolton, Le KGB au pouvoir, le système Poutine, Paris: Buchet/Chastel, 2008; Yevgenia Albats, the KGB, State within a State, New York: I.B. Tauris Publishers, 1995; and Amy Knight, Spies without Cloaks: the KGB Successors, Princeton: Princeton University Press, 1997. 25 Joris Van Bladel, Op. Cit., 2004, p. 217.
11
een superpresidentieel regime wordt de bureaucratische invloed van een ministerie of organisatie immers afgemeten aan de vlotheid waarmee men toegang heeft/krijgt tot de Presidentiële Administratie en/of de president zelf. Hierbij zijn persoonlijke relaties van groot belang. Ook op dit niveau heeft Poetin kunnen zorgen voor een soort van pacificatie. Concreet betekent dit dat het ministerie van Defensie aan prioriteit heeft verloren ten voordele van het ministerie van Binnenlandse Zaken en vooral de FSB. In feite is de manier waarop de FSB zich bureaucratisch heeft gepositioneerd de echte betekenis van de zogenaamde FSB-isatie van de Russische politiek en samenleving. Ten slotte speelt zich ook een bureaucratische strijd af binnen de ministeries en de diensten zelf. En ook hier heeft Poetin vooral in het ministerie van Defensie zijn dictaat kunnen opleggen.
Enkele voorbeelden van bureaucratische intriges op het niveau van de veiligheidssector: •
Toen in oktober 1993 Boris Jeltsin de steun nodig had van het ministerie van Defensie in zijn strijd met het parlement en toen deze steun niet onvoorwaardelijk werd toegezegd, kreeg het ministerie van Binnenlandse Zaken plots meer prioriteit ten nadele van het ministerie van Defensie. De toenmalige minister van Defensie Pavel Gratsjov had de president teleurgesteld en dit kreeg een institutioneel staartje. Plots was er ook meer aandacht voor de malafide praktijken van de minister van Defensie zelf. Hij kreeg dan ook meteen de bijnaam ‘Pasja Mercedes’ waarmee werd geïnsinueerd dat Gratsjov (nauwe) banden had met de georganiseerde misdaad26. Sinds eind 1993 komt de verhoogde pikorde van het ministerie van Binnenlandse Zaken tot uiting in een verhoogd budget, een materiële opwaardering van de troepen en een correcte betaling van de salarissen binnen het ministerie van Binnenlandse Zaken. De strijd tussen het ministerie van Defensie en het ministerie van Binnenlandse Zaken zou ook een rol gespeeld hebben bij de beslissing om de eerste Tsjetsjeense oorlog (1994-1996) te beginnen. Gratsjov zou in een vlaag van zelfoverschatting de daadkracht en paraatheid van de Russische krijgsmacht hebben willen bewijzen.
•
Een tweede voorbeeld brengt ons in het verkiezingsjaar 1996. Jeltsin moest toen immers een belangrijke en invloedrijke functie binnen het veiligheidsapparaat aan generaal Aleksandr Lebed beloven om op die manier in de tweede kiesronde herverkozen te worden. Alhoewel Lebed een populaire generaal was, kwam zijn benoeming het veiligheids- en defensiebeleid niet ten goede. Lebed raakte vlug ‘slaags’ met vele andere generaals zowel uit het ministerie van Defensie als het ministerie van Binnenlandse Zaken en de FSB en moest zeer snel ontgoocheld de toppolitiek verlaten. Helden op het slagveld, zo bevestigde ook Aleksandr Lebed, zijn vaak niet succesvol als politici omdat ze vaak wereldvreemd zijn, omdat ze de politiek niet ‘aanvoelen’, ze niet genoeg contacten en relaties hebben binnen de politieke
26
In verschillende onderzoeken naar de Russische maffia is aangetoond dat het wapenarsenaal van de georganiseerde misdaad voor 80% afkomstig is uit wapen- en munitieopslagplaatsten van het ministerie van Defensie. Zie hiervoor bijvoorbeeld: Federico Varese, De Russische maffia, Amsterdam: Meulenhof, 2004, p. 82
12
wereld, ze niet over de nodige zin voor compromis beschikken en omdat ze niet genoeg geduld en tact hebben om het te maken op het ‘politieke slagveld’.
Op het niveau van de individuele actoren binnen de veiligheidssector kunnen de volgende voorbeelden van bureaucratische intriges worden geciteerd: •
Binnen de KGB/FSB is de bureaucratische strijd zo groot dat het haast onmogelijk is nog te spreken van ‘de’ FSB.
Hoogstens bestaat er een samenraapsel van clans en
(sub)groeperingen die hun bureaucratisch lot verbinden met verschillende invloedrijke personen. Dit kwam in het najaar van 2007 nog in het nieuws toen er een open machtsstrijd uitbrak tussen Viktor Tsjerkesov samen met Viktor Zolotov (respectievelijk hoofd van de federale Anti-Narcoticadienst en hoofd van de presidentiële beschermingsdienst ) en Igor Setsjin (plaatsvervangend hoofd van de Presidentiële Administratie)27. Gezien de discretie en geheimhouding eigen aan de FSB moet deze open strijd als hoogst uitzonderlijk worden bestempeld en toont niet alleen aan dat er veel nervositeit bestond in de FSB in het najaar van 2007 tijdens de ‘operatie opvolger’, maar ook dat de FSB een duidelijk gefragmenteerde organisatie is en dit laatste is in strijd met de hele retoriek rond de FSB-isatie van de Russische samenleving. Er is dus geen alles omvattende, alles controlerende organisatie die in Rusland alle touwtjes in handen heeft. •
Dezelfde intriges kunnen worden aangetoond in het ministerie van Defensie waar er jarenlang een strijd heeft gewoed tussen de stafchef van de Generale Staf Anatoly Kvasjnin en de ministers van Defensie Igor Sergejev (1997-2001) en zijn opvolger Sergej Ivanov (2001-2007). Deze machtsstrijd binnen het ministerie van Defensie werd uiteindelijk beslecht door een drastische ingreep van Vladimir Poetin waarbij Kvasjnin werd vervangen als stafchef en weggepromoveerd als presidentiële gezant van het Siberisch Federaal District. Met het ontslag van Kvasjnin werd ook de bureaucratische pikorde van de generale staf verlaagd. Sinds 2004 wordt de politieke en operationele controle binnen defensie uitgevoerd door de minister van Defensie en wordt de rol van de generale staf gereduceerd tot een soort van ondersteunende 'think tank'. Begin juni 2008 greep ook president Medvedev in toen de stafchef Joeri Baloejevsky werd vervangen door generaal Nikolai Makarov. Volgens Pavel Felgenhauer werd dit ontslag ingegeven door de frictie die er bestond tussen generaal Baloejevsky en de minister van Defensie Anatoly Serdjoekov. Baloejevsky zou veel obstructie hebben gepleegd tegen de hervormingsplannen van de minister en tevens werd mogelijk het fanatiek anti-westerse discours van de stafchef (vooral aangaande de plaatsing
27
Brian Whitmore, Russia: Uncertainty over Putin’s Succession Fuels ‘Siloviki War’, Radio Free Europe/ Radio Liberty, 9 november 2007. (http://www.rferl.org/featuresarticle/2007/11/b087e12713c7-41fb-ac48-e1a89cd11b23.html).
13
van het Amerikaanse rakettenschild in Polen en Tsjechië) als diplomatiek onhoudbaar beschouwd 28.
De legendarische en intuïtief aangenomen ‘militaire discipline’ is dus een mythe en wordt snel ondergesneeuwd onder het provinciaal bureaucratisch denken van de generaals. De bureaucratische intriges staan ook het ‘rationeel gedrag’ van de organisatie als geheel in de weg. Wanneer we ons dus de vraag stellen waarom algemeen aanvaarde principes en traumatische militaire fiasco’s geen invloed schijnen te hebben op de noodzaak tot echte hervormingen, dan moet de reden onder meer gezocht worden in de logica van de bureaucratie. Deze logica schijnt het leerproces en het rationeel denken op het hoogste niveau in de weg te staan. Kortom, wanneer men in Rusland de veiligheidsector en defensie probeert te begrijpen dan moet men wijzen op de bureaucratische strijd om macht, status en middelen binnen deze sector. De wedren naar het Kremlin van de mannen in uniform is dus cruciaal in de Russische politiek. Deze wedren brengt ons logischerwijs bij het probleem van de siloviki.
De ‘machtsministeries’ Vooral sinds Vladimir Poetin aan de macht kwam werd het concept van de siloviki populair. Het probleem met deze term is dat het niet zo duidelijk is wat er juist mee wordt bedoeld. Om dit aan te tonen is het nodig naar de origine van het begrip te gaan. De term is afgeleid van de Russische woorden
silovije
strukturi
(machtsstructuren/power
structures)
en
silovije
ministerstva
(machtsministeries/ power ministries). Het begrip siloviki kan dus wijzen op het personeel dat werkt in deze specifieke ministeries en organen; het kan ook gebruikt worden als een verzamelnaam voor al deze ministeries en organen en uiteindelijk kan de term ook verwijzen naar een specifieke clan binnen de Presidentiële Administratie zoals die is samengesteld door Vladimir Poetin.
Wat betreft het gebruik van de eerste twee interpretaties stuit men meteen op een ernstig probleem. Het is immers niet helemaal duidelijk welke ministeries en organen deel uitmaken van deze zogenaamde ‘machtsinstituties’. Na een lange discussie citeert de Zweedse analiste Carolina Vendil Pallin29 de volgende instituties om de machtsinstituties of het ‘presidentiële blok’30 te definiëren: 28
Steve Gutterman, ‘Russia’s top general replaced in Reform Push’, The Philadelphia Inquirer, 3 June 2008. (http://www.philly.com/philly/wires/ap/news/nation_world/19486369.html). 29 Carolina Vendil Pallin, ‘The Russian Power Ministries as a Political Tool’, Russian Power structures, Present and Future Roles in Russian Politics, Samengesteld door Jan Leijonhielm en Fredrik Westerlund Stockholm: FOI Base Data Report, December 2007, p. 24. 30 De term ‘presidentieel blok’ moet gezien worden in de volgende institutionele context: in mei 2003 voerde president Poetin een belangrijke institutionele hervorming door waarbij vele federale instituties van de executieve macht direct onder controle werden geplaatst van de president. Ook werd de rol van de veiligheidsraad versterkt. Zo ontstond er een presidentiële schaduwregering die bijna een derde van de hele executieve macht uitmaakte. Deze bestaat niet enkel uit de militaire, veiligheids- en ordehandhavingsdiensten alsook uit andere instellingen die deel uitmaken van de veiligheidsraad. Met andere woorden de ontdubbeling van de Russische regering, een verdeling van de executieve macht tussen de president en de eerste minister was reeds in 2003 een feit en dateert dus lang voor 2008 wanneer de zogenaamde ‘duale regering’ ter sprake kwam waarbij president Dmitri Medvedev en
14
•
Het ministerie van Binnenlandse Zaken,
•
Het ministerie van Civiele Bescherming en Noodsituaties,
•
Het ministerie van Buitenlandse Zaken,
•
Het ministerie van Defensie,
•
Het ministerie van Justitie,
•
De Koerierdienst van de Staat,
•
De Buitenlandse Inlichtingendienst,
•
De federale Veiligheidsdienst,
•
De federale Anti-Narcoticadienst,
•
De federale Beschermingsdienst,
•
Het hoofddirectoraat voor Speciale Programma’s,
•
Het presidentiële directoraat voor Administratieve Zaken.
Deze instituties worden als machtsinstituties beschouwd omdat de meeste, maar niet allemaal, beschikken over wapens voor het uitvoeren van hun opdracht. Bijvoorbeeld: •
Het ministerie van Defensie beschikt over ongeveer 1.037.000 manschappen in de krijgsmacht, samen met 14.000 troepen van de Speciale Bouwdienst (Spetsstroi Rossii), en 50.000 spoorwegtroepen die sinds 2003 terug zijn ondergebracht bij het ministerie van Defensie.
•
Het ministerie van Binnenlandse Zaken beschikt over ongeveer 180.000 binnenlandse troepen,
•
Het ministerie van Civiele Bescherming en Noodsituaties beveelt ongeveer 30.000 manschappen.
•
De federale veiligheidsdienst (FSB) controleert de federale grenstroepen met ongeveer 200.000 troepen en het federaal agentschap voor Regeringscommunicatie met ongeveer 55.000 troepen,
•
De federale Beschermingsdienst beschikt over een presidentieel regiment met ongeveer 3.000 manschappen,
•
Het hoofddirectoraat voor speciale programma’s beschikt over 20.000 manschappen,
eerste minister Vladimir Poetin de executieve macht onder elkaar verdelen. Omdat niemand kan geloven of kan aannemen dat Poetin zomaar een stap terugzet is de grote vraag of de machtswissel van mei 2008 belangrijke institutionele gevolgen met zich zal meebrengen. Enkel een antwoord op deze vraag zal aantonen wie in Rusland echt de touwtjes in handen heeft.
15
•
Hier staat tegenover dat het ministerie van Buitenlandse Zaken, het presidentiële directoraat voor
Administratieve
Zaken
en,
naar
alle
waarschijnlijkheid,
de
buitenlandse
inlichtingendienst niet beschikken over bewapende troepen voor de uitvoering van hun opdracht.
Uit de discussie aangaande de definitie van de machtsministeries van Pallin komt tot uiting dat niet alleen de ‘wapenfactor’ van belang is voor het bepalen welk instituut al dan niet behoort tot de selecte groep van de machtsministeries. Ook het feit dat een organisatie toegang heeft tot cruciale informatie die ze kan manipuleren voor eigen gebruik is een cruciaal selectiecriterium. Dit laatste criterium is van belang bij de Koerierdienst van de Staat en het hoofddirectoraat voor Speciale Programma’s. Deze instituties zijn belangrijke instrumenten voor de controle van de samenleving en voor het ontwikkelen van een buitenlands en veiligheidsbeleid. De vraag kan echter gesteld worden waarom de volgende diensten en ministeries niet worden vermeld in Pallins lijst wanneer het ‘controleargument’ wordt gebruikt: •
De federale migratiedienst die deel uitmaakt van het ministerie van Binnenlandse Zaken (deze dienst wordt geleid door FSB luitenant-generaal Konstantin Romodanovski),
•
De federale douanedienst die geleid wordt door Andrej Beljaninov die in de periode 19781991 in dienst was van de KGB. De Russische douane is ondergebracht bij het ministerie van Economische Ontwikkeling en Handel en beschikt over ongeveer 10.000 mensen voor speciale fysieke bescherming.
•
Het ministerie van Cultuur en Massacommunicatie, geleid door Boris Bojarskov. Bojarskov werkte voor de KGB en heeft naar verluid nauwe relaties met Igor Setsjin. Deze laatste is de informele leider van de clan van de siloviki in de Presidentiële Administratie.
Deze drie instituties zijn immers ook belangrijke instrumenten voor maatschappelijke controle: de eerste twee diensten zijn in staat om de beweging van personen en goederen te controleren terwijl het laatste ministerie de ‘soft power’ van de staat controleert door een controle uit te voeren op de massamedia, de telecommunicatie (internet en dergelijke) en de culturele erfenis van het land. Als bijkomend argument kan aangehaald worden dat deze drie instituties gesuperviseerd worden door siloviki, in het bijzonder mensen van de KGB/FSB.
Het probleem van de siloviki Uit de hierboven gevoerde discussie blijkt dat er geen consensus bestaat over welke diensten, organen en ministeries behoren tot ‘de machtsinstituties’ waardoor het gebruik van de siloviki-term in deze zin te breed en dus niet precies genoeg is. Het is daarom beter deze term te reserveren voor een specifiek politiek fenomeen dat zich heeft ontwikkeld gedurende het presidentschap van Vladimir Poetin. In deze zin is de siloviki-term te vergelijken met het concept van ‘de familie’ waarmee een coalitie van
16
mensen werd aangeduid die zich sinds 1996 in de omgeving van Boris Jeltsin hadden gemanoeuvreerd en zich ontwikkeld hadden tot een invloedrijk, doch niet officieel machtscentrum.
De clan van de siloviki wordt door sommigen analisten31 ook de ‘Peterburgse siloviki’ genoemd en bestaat uit vijf subgroepen. Deze auteurs nemen aan dat de informele leider van de siloviki Igor Setsjin is die sinds 1999 plaatsvervangend chef is van de Presidentiële Administratie en sinds 2004 voorzitter van de raad van bestuur van Rosneft32. Rosneft is de petroleumreus die in handen is van de staat en werd opgericht toen het Kremlin de meerderheid van de aandelen overnam van Joekos33. Joekos was tot dan toe het grootste oliebedrijf dat in handen was van de privéondernemer en oligarch Michail Chodorkovski. Er wordt ook aangenomen dat de agressieve en onrechtmatige overname van Joekos werd georkestreerd door Setsjin waarbij hij niet ten volle werd gesteund door Dmitri Medvedev en zijn aanhangers. De volgende subgroepen kunnen worden onderscheiden binnen de clan van de siloviki: •
De ‘radicale siloviki’ zijn de mensen die het dichtst bij Igor Setsjin staan. Zij zijn grote voorstanders van renationalisatie van de gehele gas- en olie-industrie.
•
De ‘groep van de personeelsafdeling’ geleid door Viktor Ivanov.
•
De derde groep is de ‘groep van de Loebjanka’ en wordt geleid door Generaal van het Leger Nikolaj Patroesjev, voormalig directeur van de FSB (1999-2008) die nauwe banden heeft met Generaal van het Leger Rasjid Noergalijev, minister van Binnenlandse Zaken34.
•
De vierde subgroep wordt de ‘businessmen van de machtsinstituties’ genoemd en wordt geleid door Viktor Tsjerkesov, voormalig hoofd van de federale Anti-Narcoticadienst.
•
Ten slotte, kolonel-generaal Sergej Ivanov, vice-eerste minister die verantwoordelijk is voor de defensie-, lucht- en ruimtevaartindustrie alsook voor de nanotechnologie en de transportsector. Hij was tevens de voormalige minister van defensie. Hij wordt een ‘Liberale silovik’ genoemd omdat hij als enige van de siloviki-clan een vlotte omgang heeft met ‘de
31
Konstantin Simonov en anderen, Russia 2005, Report on Transformation, Warsaw: Foundation Institute for Eastern Studies, 2006. Voor andere analyses betreffende de samenstelling van de silovikiclan: zie: Armoud Kalika, L’empire aliéné, le système du pouvoir russe, Paris: CNRS éditions, 2008 en Ian Bremmer en Samuel Charap, ‘The Siloviki in Putin’s Russia: Who They Are and What They Want’, The Washington Quarterly, Vol. 30, Nr.1, Winter 2006-2007, pp. 83-92 alsook Ian Bremmer, ‘Who's in Charge in the Kremlin’, World Policy Journal, Vol. XXII, No. 4, Winter 2005-2006. (http://www.worldpolicy.org/journal/articles/wpj06-1/bremmer.html.) 32 Ondanks het feit dat Setsjin wordt beschouwd als een leidende figuur binnen de siloviki-clan is zijn KGB achtergrond niet duidelijk. Het is zelfs niet zeker dat hij ooit voor de KGB werkte. De enige aanduiding is dat hij in de jaren tachtig als tolk werkte in Angola en Mozambique. 33 Wie op de hoogte wil blijven van de ontwikkelingen in de Khodorkovski-zaak en een kritische visie wil lezen over de politieke ontwikkelingen in Rusland kan de blog van Robert Amsterdam lezen. Robert Amsterdam is de advokaat van Khodorkovski. Zie: http://www.robertamsterdam.com/. 34 De nauwe persoonlijke relatie tussen de ‘bevelvoerders’ van de FSB en het ministerie van Binnenlandse Zaken duidt op een mogelijke coalitie tussen deze twee ministeries waardoor de belangrijke derde speler, het ministerie van Defensie, buiten spel wordt gezet.
17
burgers’ die deel uitmaakten van de machtscoalitie van Vladimir Poetin. Ivanov kan dus gezien worden als een transitiefiguur tussen ‘de burgers’ en ‘siloviki’ in de machtstructuur van Poetin. Een gelijkaardige analyse van de siloviki werd gemaakt door Bremmer en Charap35. Zij benadrukken in hun onderzoek de hiërarchie en de rivaliteit binnen de clan en definiëren deze als 'an informal network of government officials and businessmen, led by the core group of Sechin, Ivanov, and Patrushev, who share similar political views, pursue a common political agenda, and seek joint control over economic assets'36. Met andere woorden, volgens deze auteurs vormen de siloviki eerder een eenheid op basis van belangen in plaats van hun institutionele achtergrond. Zij beschrijven de silovikiclan dan ook niet als een collectief van gelijken, maar in termen van drie concentrische cirkels. Deze cirkels worden gedefinieerd op basis van anciënniteit, politieke invloed en controle over middelen en instituties. De binnenste cirkel van de siloviki-clan wordt samengesteld uit zij die de nauwste band hebben met de president en de andere siloviki. Zij zijn dus de meest invloedrijke leden van de clan en bestaat uit het triumviraat Igor Setsjin, Sergej Ivanov, en Nikolaj Patroesjev. De tweede cirkel wordt bemand door Sergej Bogdansjikov en Viktor Tsjerkesov. Bremmer en Charap stellen dat wat betreft de derde cirkel het netwerk minder gesloten en minder gestructureerd is. Zo werd Vladimir Oestinov lid van de derde cirkel na de vervolging van Chodorkovski. Ze stellen ook dat sommige leden van de derde cirkel aan het hoofd staan van kleinere, minder belangrijke organen of zijn voormalige plaatsvervangers van leden van de eerste cirkel. Uit de beschrijving van de siloviki-clan wordt duidelijk dat zelfs de interpretatie van de siloviki-clan niet éénduidig of vastomlijnd is. Nuance is dus ook hier de boodschap. Deze nuance wordt echter bemoeilijkt door een ander begrip. Er is sinds het aantreden van Vladimir Poetin sprake van ‘een FSBisatie’ van de Russische politiek. In algemene termen komt dit neer op het feit dat bijna alle belangrijke functies in de politiek en de economie worden bezet door mensen die banden hebben met de FSB. Ook wat dit fenomeen betreft is er enige nuance nodig.
De FSB-isatie van de Russische politiek en economie Eén van de meest belangrijkste en meest invloedrijke onderzoekers van de Russische elite is de Russische sociologe Olga Krysjtanovskaja die sinds de jaren negentig de politieke en economische elite in kaart brengt37. De publicatie die in het westen de meeste aandacht heeft getrokken was het artikel waarin ze waarschuwde voor de opkomende ‘militocracy’. Dit artikel schreef ze samen met Stephen White, de bekende Britse politoloog en ruslandkundige. Het concept van de militocracy werd snel en dankbaar geadopteerd door de Westerse media. Volgens Krysjtanovskaja en White zijn “the main distinguishing features of Putin’s elite when compared with that of the Yeltsin regime the rather smaller proportion of ‘intellectuals’ with higher academic degrees, the even greater dominance of men 35
Ian Bremmer en Samuel Charap, Op. Cit. , 2006-2007, pp. 83-92 en Ian Bremmer, Op. Cit., 20052006. 36 Ian Bremmer en Samuel Charap, Op. Cit., 2006-2007, p. 88. 37 Olga Krysjtanovskaja, Anatomija Rossiiskji Eliti,Moscow: Zakharov, 2005.
18
under Putin, the more provincial origins of Putin’s class, and the increasing proportion of the elite that claimed a military or security background”38. De auteurs stelden statistisch vast dat het algemeen percentage van politiek actieve ‘militairen’ gedurende de eerste presidentstermijn van Poetin in vergelijking met de periode van de perestrojka (1985-1991) bijna zeven keer zo hoog lag. Alhoewel de algemene teneur van de Krysjtanovskaja en White’s onderzoeksresultaten niet wordt bestreden is het toch belangrijk op te merken dat de algemene boodschap van deze gerenommeerde onderzoekers te éénzijdig en te alarmerend is39. De resultaten van hun studie zijn gebaseerd op een eenzijdige kwantitatieve analyse waardoor een aantal belangrijke elementen van sociale en historische aard werden verwaarloosd. Het Poetinregime wordt immers uit zijn context gehaald waardoor een echte vergelijking met bijvoorbeeld de situatie tijdens het bewind van Jeltsin niet mogelijk is. Er worden in de studie ook een aantal cruciale vragen niet gesteld. Het is bijvoorbeeld nuttig de vraag te stellen waarom en hoe de zogenaamde FSB-isatie van de samenleving tot stand kwam. Waarom waren het precies de leden van de FSB en niet bijvoorbeeld de mensen van de andere machtsinstellingen die tot het epicentrum van de macht in Rusland konden doordringen? Overigens de term militocracy impliceert dat er ‘militairen’ aan de macht zouden zijn. Gebaseerd op onze analyse van de machtsinstituties en de militaire en veiligheidsstructuur in Rusland wordt het echter duidelijk dat er in de strikte zin van het woord geen ‘militairen’ (= behorend tot het ministerie van Defensie) aanwezig zijn in Poetins machtscoalitie. Zelfs de minister van Defensie werd onder Poetin iemand van de KGB/FSB (Sergej Ivanov) en later een burger (Anatoly Serdjoekov). Dit laatste feit mag best revolutionair worden genoemd. Poetins coalitie bestaat dus slechts uit ‘burgers’ en FSB-mensen en hierdoor is de term milotocracy misleidend. Daarenboven loopt men door te veel te focussen op de siloviki (= de leden van de siloviki-clan) het gevaar dat de ‘liberale-technocratische’ fractie van Poetins machtsstructuur wordt verwaarloosd. Met de aanduiding van Dmitri Medvedev als opvolger van Poetin werd het duidelijk dat deze fractie ook invloedrijk was. Onze verbazing over de aanduiding van Medvedev als nieuwe president toont andermaal aan dat de ‘burgers’ uit Poetins omgeving niet de nodige aandacht en studie hebben gekregen die ze hadden verdiend. In onze discussies en analyses van de huidige politieke situatie in Rusland lijkt het alsof we nog steeds zijn vastgeroest in diep gewortelde mentale denkkaders en worden we nog te veel gefascineerd door de idee van de KGB. We vertrouwen te veel op het simplificerend mechanisme van de ‘historische parallel’ bij het beschrijven en verklaren van de huidige Russische politieke realiteit. Het sovjetparadigma is immers niet langer bruikbaar. Zoals reeds vermeld is gedurende de postsovjetperiode de KGB/FSB duidelijk geëvolueerd naar een gefragmenteerde en hybride veiligheidsorganisatie waarbij weliswaar sommige fracties belangrijke delen van de Russische economie en de financiële sector van Rusland onder hun controle hebben. Deze vaststelling maakt dat 38
Olga Krysjtanovskaja en Stephen White ‘Putin’s Militocracy’, Post-Soviet Affairs, Vol. 19, No.4, 2003, p. 292. 39 Voor een kritische analyse van het concept van de militocratie zie: Rivera, Sharon Werning and David W. Rivera (2006) ‘The Russian elite under Putin: Militocracy or Bourgeois?’, Post-Soviet affairs, Vol. 22, No. 2, 2006, pp. 125-144 en Renz, Bettina (2006) ‘Putin’s Militocracy? An
19
de oude KGB-realiteit en -mythe niet langer van toepassing is op de huidige situatie in Rusland. We moeten hierbij ook steeds in het achterhoofd houden dat het Poetinregime eigenlijk geen belangrijke trendbreuk heeft laten zien in vergelijking met het Jeltsinregime, maar eerder een logisch en voorspelbaar gevolg is van het vaak overroepen en mislukt democratisch experiment van Jeltsin. Het Poetinregime verschilt principieel niet van het Jelstinregime, enkel in gradatie. Het kan niet genoeg worden benadrukt dat er niet zoiets bestaat als een KGB-FSB-samenzwering en dat er niet zoiets bestond als een vooraf uitgedokterd plan om de Russische samenleving te controleren. De zogenaamde stille ‘militaire coup’ is dus een mythe. Het was immers op uitnodiging en uit noodzaak dat een erg selecte groep van de ‘geüniformeerde diensten’ in de machtscoalitie werd opgenomen. De siloviki hebben enkel de politieke gelegenheid te baat genomen die werd aangeboden door Boris Jeltsin en zijn ‘familie’. Het was immers op voorspraak van de oligarch Boris Abramovitsj Berezovski dat Poetin in 1999 werd voorgedragen als presidentskandidaat. Zowel Jeltsin als Poetin hebben de ‘geüniformeerde elite’ gerekruteerd uit noodzaak omdat de ‘democraten‘ en de oude nomenklatoera gefaald hadden het land te stabiliseren. Voor beide presidenten was het appel op de siloviki een kwestie van overleving en het was dus niet het gevolg van een samenzwering van de KGB. Door het tegendeel te beweren en door dus aan te nemen dat de KGB/FSB in staat is om het gehele land te controleren krijgt de KGB/FSB te veel krediet. Overigens, deze veronderstelling stamt uit de tijd waar de KGB nog werd aanzien als een mythische, machtige en bovenal efficiënte staat binnen de staat. Deze visie op de KGB strookt echter niet met de chaotische realiteit die Rusland heeft gekend gedurende de laatste twee decennia. De chaos van de laatste twintig jaar komt voor de veiligheidssector institutioneel tot uiting door een onophoudende en ongecoördineerde stroom van hervormingsplannen, het ongedisciplineerd uitvoeren of boycotten van deze plannen en door de penibele financiële situatie waarin deze sector verkeert. Om deze machtige bastions van weleer politiek onder controle te houden zag Jeltsin zich verplicht om militaire en veiligheidsofficieren te coöpteren. Goede relaties met de machtsinstituties waren cruciaal voor zijn overleven. De bedreiging van het veiligheids- en defensieapparaat was echter niet alleen een politieke dreiging, maar ook en vooral een sociale dreiging. Met de ineenstorting van de Sovjet-Unie erfde de Russische Federatie een enorm militaire machine die niet langer kon gefinancierd worden. Dit had tot gevolg dat duizenden officieren op zichzelf kwamen te staan. Ze voelden zich bedrogen en waren zwaar gefrustreerd. Hun strijd om sociaal en financieel te overleven was moeilijk. Vele officieren zagen zich dan ook genoodzaakt de dienst te verlaten en sommigen gingen al dan niet gedwongen in de georganiseerde misdaad of andere twijfelachtige activiteiten. Overigens wie de biografie van Poetin leest kan zien dat ook hij gedwongen werd de KGB te verlaten en hoe hij door deze omstandigheden terecht kwam bij de Peterburgse democraat Anatoli Sobtsjak. Van deze hele groep officieren die op deze manier op de arbeidsmarkt kwamen waren de KGB officieren het best voorbereid op deze situatie.
alternative Interpretation of the Role of Siloviki in Contemporary Russian Politics’, Europe-Asia Studies, Vol. 18, No. 6, 2006, pp. 903-924.
20
De KGB officieren waren het meest geschikt om zich aan te passen aan het burgerleven en om op belangrijke politieke en economische functies te worden benoemd omdat de meeste onder hen zeer goed opgeleid waren, verschillende talen spraken, de gelegenheid gehad hebben te reizen en ze getraind waren om zich aan te passen aan verschillende sociale milieus. Het netwerk aan collega’s uit de KGB/FSB stond ook voor een belangrijk sociaal kapitaal. Het is in deze context van belang erop te wijzen dat in Rusland geen echte de-KGBisatie heeft voorgedaan, zoals dat zich wel heeft voorgedaan voor de nazi’s in Duitsland na 1945 en vooral na 1948. Het niet installeren van ‘een Waarheidscommissie’ aangaande de activiteiten van de KGB in de sovjetperiode is belangrijk op twee vlakken. Enerzijds heeft dit manco er voor gezorgd dat de KGB officieren geen echte restyling hebben ondergaan (in deze zin is de KGB eerder ‘gaan slapen’ in plaats van ‘gestorven’) en anderzijds is dit manco en groot obstakel voor de democratisering van de Russische politiek. We hebben immers kunnen zien hoe het Duitse de-nazificatieproces noodzakelijk was voor Duitsland om tot één van de meest vooraanstaande democratieën van Europa te evolueren. Met een uitdrukking van Orlando Figes, kan gezegd worden dat in Rusland over de KGB enkel kon/kan gefluisterd worden40. Omdat de KGB nooit door een echt proces van berouw, zelfreflectie en/ herscholing ging was en is het onmogelijk deze organisatie, ondanks alle naamsveranderingen en opsplitsingen, ten gronde te hervormen. Erger nog, er heeft zich een omgekeerde evolutie voorgedaan: bij de toename van de invloed van de KGB/FSB groeide bij vele officieren de nostalgie naar de KGB en de periode van de Sovjet-Unie en zodoende kreeg de KGB/FSB de kans haar ‘mythologie’ opnieuw te installeren41. Ook hier is de reeds geciteerde opmerking van Roginsky op zijn plaats die stelt dat Rusland fundamenteel niet zozeer een probleem heeft met een gebrek aan democratie, maar een fundamenteel gebrek aan historische kennis. Westerse opiniemakers moeten deze opmerking ernstig nemen en zich hierbij realiseren dat het probleem van het gebrek aan historische kennis fundamenteel een Russisch probleem is dat heel moeilijk en vooral slechts heel traag te remediëren is. Het was dus door een gebrek aan ‘mentale veranderingen’ dat de echte hervormingen zich niet hebben voorgedaan en dat de ‘remilitarisatie’ zich heeft kunnen manifesteren. Hervorming is daarenboven niet enkel een kwestie van een politieke beslissing maar ook een sociaal, organisationeel en financieel probleem. Al deze dimensies van hervorming zijn belangrijk en zijn in het verleden verwaarloosd. Niet enkel de administraties van Jeltsin en Poetin maakten zich schuldig aan verwaarlozing. Ook vele westerse raadgevers en analisten die de Russische defensie bestuderen vanuit een verouderd en onrealistisch perspectief maakten zich schuldig aan dit feit want velen onder hen hebben gefaald de 40
Orlando Figes, The Whisperers, Private Life in Stalin’s Russia, London: Allen Lane, 2007. Consulteer hiervoor bijvoobeeld: Yevgenia Albats, KGB, State Within a State, The Secret Police and its hold on Russia’s Past, Present and Future, New York: I.B. Tauris Publishers, 1995; David Remnick, Lenin’s Tomb, The Last Days of the Soviet Empire, New York: Vintage Books, 1994 vooral het hoofdstuk over Lazar Kaganovitsj; Anne Applebaum, Gulag: A History of the Soviet Camps, London: Penguin Books Ltd., 2004, (In de inleiding van dit boek wordt een krachtig pleidooi gehouden voor de de-KGBisatie van de Russische samenleving), Orlando Figes, Op. Cit.; Nanci Adler, The Gulag Survivor: Beyond the Soviet System, New Brunswick, NJ: Transaction Publishers, 2002; Sarah Mendelson, ‘Democracy Assistance and Russia’s Transition: Between Success and Failure’, International Security, Vol. 25, No. 4, Spring 2001, pp. 69-103, en Sarah Mendelson & Theodore P. Gerber, ‘Soviet Nostalgia: An Impediment to Russian Democratization’, The Washington Quarterly, Vol. 29, Nr. 1, Winter 2005-2006, pp. 83-96.
41
21
veiligheidssector als een complex geheel te zien dat niet enkel militaire dreigingsanalyses nodig had, maar ook politieke, culturele en sociale studie.
Samenvatting en besluit In de loop van deze paper kan de aandachtige lezer op sommige contradicties zijn gestoten. Bijvoorbeeld wordt de impact van de KGB/FSB op de Russische politiek en samenleving genuanceerd, terwijl tegelijkertijd wordt gesuggereerd dat de KGB/FSB ‘terug is van weggeweest’. Er werd ook gewezen op het feit dat de stabiliteit die Poetin heeft geïnstalleerd zowel positieve als negatieve aspecten heeft. Enerzijds is deze stabiliteit nodig om hervormingen te kunnen implementeren maar anderzijds worden er vragen gesteld bij de manier waarop deze stabiliteit werd geïntroduceerd, namelijk door het installeren van een siloviki-clan in het Kremlin. Deze schijnbare contradicties zijn echter een expressie van de complexiteit en de chaos van de Russische politiek en de Russische samenleving. Het probleem is echter dat deelnemers aan het Ruslanddebat vaak worden gedwongen tot stellingname waardoor het debat vaak zwart-wit wordt gevoerd. Is men vóór of juist tegen Poetin, voor of tegen de KGB, terwijl een specifieke stellingname eigenlijk geen punt mag zijn. Een analyse vraagt om een objectieve observatie en enige afstandelijkheid en eist dat het probleem van zoveel mogelijk perspectieven wordt bekeken. Het morele oordeel moet opgeschort worden. Samenvattend kunnen de volgende punten aangehaald worden: Als men het defensie- en veiligheidsdebat in Rusland wil begrijpen moet men eerst ‘omsporen’. Met andere woorden, het westers denkkader moet aangepast worden. De Russische defensie beperkt zich niet tot de krijgsmacht die behoort tot het ministerie van Defensie. Er staan in de Russische wet nog 13 andere ministeries en diensten vermeld die beschikken over geuniformeerde en gewapende troepen. Om deze reden moet men een onderscheid maken tussen de veiligheidssector als geheel en de ministeries en diensten die er deel van uitmaken. De drie belangrijkste individuele spelers in de veiligheidssector zijn: het ministerie van Defensie, het ministerie van Binnenlandse zaken en de Federale Veiligheidsdienst (FSB). Wanneer er dan gesproken wordt over budget, personeel of over hervormingen moet men steeds nagaan op welk niveau de discussie plaatsgrijpt. De structuur van het defensie- en veiligheidsapparaat toont een specifieke manier van denken en een specifieke militaire cultuur die samengevat kan worden met het begrip van de ‘totale oorlog’. Het model van de ‘totale oorlog’ is vanuit westers perspectief een verouderd model. Om deze reden is de actuele militaire cultuur niet aangepast aan de noden op het vlak van veiligheid en defensie van de 21ste eeuw. Tevens verklaart het waarom Rusland het zo moeilijk heeft met het afschaffen van de dienstplicht of om andere grondige hervormingen door te voeren. Rusland heeft nog steeds een negentiende-eeuwse militaire mentaliteit die niet zomaar toegepast kan worden op de realiteit van de 21ste eeuw. Het debacle van de Tsjetsjeense militaire campagnes illustreert dit punt. Naast problemen op het vlak van de mentaliteit is er ook een enorme bureaucratische inertie die een vlotte hervorming niet toelaat. Op alle niveaus woedt er een felle bureaucratische strijd om macht,
22
status en middelen. Op het hoogste niveau van de veiligheidssector is er een strijd tussen deze sector en het parlement, de president en de samenleving. Tussen de spelers van de veiligheidssector onderling woedt er ook een felle strijd. Ten slotte is er ook een interne strijd binnen de verschillende ministeries. Die zijn geobserveerd binnen de FSB alsook en vooral binnen het ministerie van Defensie, meer bepaald in de strijd tussen de minister van de Defensie en de chef van de generale staf. Alhoewel de bureaucratische competitie zeker niet voorbij is in de veiligheidssector heeft Poetin enig succes geboekt om deze te pacificeren. Dit is de echte betekenis van de stabilisatie binnen de veiligheidssector die door Poetin werd geforceerd. In Rusland is er sinds het aantreden van Vladimir Poetin meer en meer sprake van de zogenaamde ‘machtsministeries’ en ‘machtsorganen’. Wanneer dit concept van naderbij wordt bestudeerd, blijkt dat het niet zo eenduidig is welke organen en ministeries al dan niet behoren tot deze categorie. Twee criteria zijn van belang om te bepalen of een ministerie of een organisatie tot deze categorie behoort: het beschikken over wapens en het beschikken over de capaciteit tot controle. Een ander concept dat niet zo eenduidig is als het lijkt, is het siloviki-concept. Na analyse wordt dit concept het best voorbehouden voor een specifiek politiek fenomeen dat zich heeft voorgedaan onder het bewind van Vladimir Poetin. Gedurende zijn bewind heeft zich in het Kremlin een groep van mensen georganiseerd tot een clan die nauwe banden heeft met de KGB/FSB en die zich hebben ontwikkeld tot een niet-officieel, maar invloedrijk machtscentrum in Rusland. Ten slotte werd er ingegaan op het fenomeen van de FSB-isatie van de Russische samenleving. Het fenomeen duidt op een steeds groeiende groep van mensen met een FSB achtergrond die een sleutelfunctie bezetten in de politieke, economische en financiële wereld. Dit fenomeen wordt niet ontkend en is zeker verontrustend. De studie waarop deze stellingname steunt echter wordt gezien als te eenzijdig en te alarmerend. Er is niet zoiets als een stille staatsgreep georganiseerd door de Loebjanka. Daarvoor is de FSB een te gefragmenteerde organisatie. Door te veel te focussen op de mythe van de KGB loopt men ook het gevaar om andere belangrijke fenomenen uit het oog te verliezen. Het is onder meer door onze fascinatie voor de KGB dat we zo verbaasd waren met de aanduiding van Dmitri Medvedev als nieuwe president van Rusland. Wanneer hiermee de invloed van de KGB/FSB op de Russische samenleving wordt genuanceerd, mag toch niet vergeten worden dat Rusland nooit een de-KGB-isatie heeft doorgemaakt. De Russische samenleving heeft geen periode van bezinning of reflectie doorgemaakt over de misdaden van de KGB. Hierdoor is er geen echte hervorming van de KGB/FSB gebeurd en hierdoor wordt de democratisering van de samenleving gecompromitteerd.
23
Over de auteur: Joris Van Bladel studeerde militaire en sociale wetenschappen aan de Koninklijke Militaire School in Brussel en Slavistiek aan de Rijksuniversiteit in Gent. Hij verrichtte onderzoek bij de vakgroep Geschiedenis en Internationale Organisaties aan de universiteit van Groningen en promoveerde er op het thema van de Russische soldaat in het huidige Russische leger. Deze Working Paper is het resultaat van een gastlezing die Joris Van Bladel gaf in de Chair InBev-Baillet Latour Spring Lectures Series 2008.
24
The Chair InBev-Baillet Latour Working Paper Series 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
26. 27. 28. 29.
LIGHT M. The European Union’s Russian Foreign Policy. Leuven, December 2000, 20p. EKONOMTSEV I. The Role of the Orthodox Church in the Formation of the Russian SelfConsciousness. Leuven, December 2000, 21p. BORKO YU. The Russian Perception of Europe. Leuven, December 2000, 16p. KERKHOFS J. Values in Russia : an Introduction. Leuven, February 2001, 32p. RONIN V. Russia : Outside Europe ? Leuven, March 2001, 27p. KHUDOLEJ K.K. The Modern Russian Policy towards Europe. Leuven, March 2001, 26p. DANILOV D.A. Russian Security Policy and the Developing EU-Russia Relationship in the Political and Security Field. Leuven, March 2001, 28p. LÖWENHARDT J. Russia, the Countries ‘in-between’ and Europe’s Dual Enlargement. Leuven, May 2001, 15p. VANHEUSDEN K. Doing Business with the Russian Federation : Legal and Regulatory Aspects of Exporting to Russia. Leuven, May 2001, 21p. MALFLIET K. Russia and the European Union : Towards a Strategic Partnership ? Leuven, June 2002, 27p. VERPOEST L. Russia and Ukraine : Together to Europe ? Leuven, August 2001, 30p. Roundtable on Russia. Russia and European Security. Leuven, 26 November 2001. BUSYGINA I. Federalism and Administrative Reform under President Putin in the Context of Democratic Transition in Russia. Leuven, October 2002, 27p. VAN ELSUWEGE P. EU Enlargement and its Consequences for EU-Russia Relations: The Limits of a ‘Fair Weather Strategy’, October 2002, 29p. MALFLIET K. The European Union and Russia : Towards a Common Strategy ? Leuven, October 2002, 23p. KARABESHKIN L. A. Kaliningrad As a Test Case for Russian–European Relations: Overcoming Identity Othering and Assymetric Conflict. Leuven, November 2002, 17p. Roundtable on Russia. Russia in a United Europe. Leuven, 27 November 2002, 25p. Roundtable on Ukraine. Ukraine at the Beginning of the Third Millennium: Responding to Challenges. Leuven, 11 March 2003, 20p. VOYNIKOV V. The Cooperation Between the Russian Federation and the European Union in Combating Organized Crime. Leuven, September 2003, 27p. VINOKUROV E. Kaliningrad in the Framework of EU-Russian Relations: Moving Toward Common Spaces. Leuven, March 2004, 35p. GORDEYEVA M. EU-Russia Security Cooperation: Current Obstacles and Perspectives. Leuven, May 2004, 23p. VINOKUROV E. The Making of the Concept of Common European Space. Leuven, September 2004, 27p. VAN DAELE W. Het integratieproces tussen Rusland en Wit-Rusland: utopie of moeizaam leerproces? Leuven, November 2004, 41p. MENDRAS M. Authority and Identity in Russia Leuven, December 2004, 37p. MARKUSHINA N. Leuven, Russia’s Regions within the System of International Relations: Casestudy of Russia-EU Cooperation in the Framework of the Northern Dimension (available in Russian only) Leuven, February 2005, 40p. VYSOTSKAYA A. The Limits of the EU’s Structural Foreign Policy in the Context of a New External Border: The Case of Belarus. Leuven, May 2005, 36p. MALFLIET, K. Ruslands keuze voor Europa: bedenkingen in de marge van Europalia Rusland. Leuven, October 2005, 36p. VYSOTSKAYA A. ‘The Alliance for Human Rights in a United Latvia’ in the European Parliament: Europeanisation of a Soviet Legacy? Leuven, December 2005, 34p. DERYAGINA O. ‘The Perm Region as a Case-Study of the Creation of New Federal Subjects in the Russian Federation’ (available in Russian only) Leuven, March 2006, 30p.
25
30. BOCHKAREV D. The ‘Beijing’ Vs. ‘Washington’ Consensus and Resource Management: The Case of Russia. Leuven, April 2007, 20p. 31. KORNEEV O. The EU Migration Regime and Its Externalization in the Policy Toward Russia. Leuven, June 2007, 24p. 32. KORNEEV O. Primus inter pares? The EU’s Justice and Home Affairs Policies in Its Eastern European Neighbourhood. Leuven, March 2008, 34p. 33. HERTOG K. The Russian Orthodox Church in Europe and in Russia. Leuven, April 2008, 23p.
26
Chair InBev-Baillet Latour (EU – Russia) Created in 2000, the main objective of the Chair is to encourage multidisciplinary research on the relations between the European Union and Russia. The Chair InBev – Baillet Latour is based on a cooperation between the Institut d’Études européennes of the Université catholique de Louvain and the Instituut voor Internationaal en Europees Beleid of Katholieke Universiteit Leuven. The research primarily focuses on the analysis of the origins, determinants and possible evolutions of EU-Russia relations. The Chair aims to create a dialogue between a broad group of people sharing an interest in European – Russian relations: students, academics, diplomats, policy makers and business people are invited to share their views and knowledge in the seminars, conferences and publications organized by the Chair InBev - Baillet Latour.
How to contact us: Prof. Dr. K. Malfliet, Director Ria Laenen, Co-ordinator Chair InBev-Baillet Latour at KULeuven Institute for International and European Policy Parkstraat 45 / 3602 – 3000 Leuven, Belgium http://www.iieb.be/ibl
The Chair InBev – Baillet Latour (EU-Russia) is financed by the Fund InBev – Baillet Latour http://www.inbev-baillet-latour.com