vallende kwartjes
Ionica Smeets en Bas Haring
Vallende kwartjes
Een slimme selectie van leesbare wetenschap
Nijgh & Van Ditmar Amsterdam 2010
www.basharing.com www.ionica.nl www.nijghenvanditmar.nl Copyright © Bas Haring, Ionica Smeets en Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar Copyright fragmenten: zie Bibliografie Vertaling fragmenten René van Veen Omslag Studio Pollmann Omslagbeeld Rhonald Blommestijn Foto auteurs Bob Bronshoff Typografie Zeno nur 320 / isbn 978 90 388 9385 3
Inhoud
Inleiding 9
1 Analogieën 21
Hoe natuurgebieden uit elkaar vallen 23 – Hoe biodiversiteit wereldwijd afneemt, maar lokaal juist toeneemt 24 – Van mensen naar apen via een keten van moeders en dochters 25 – Hoe processen informatie delen 28 – Een koe is een fabriek die melk maakt 29 – De natuur is vaak net zo onhandig als een qwertytoetsenbord 32 – Moleculen zijn voorspelbaarder dan biljartballen 33 – De beste analogie voor het Higgsmechanisme 35– Hoe je kunt bewijzen dat een soort zich voortplant zonder seks 38 – Twee analogieën voor de gaschromatograaf 40 – De breking van licht 42 – Rommel of de tweede wet van de thermodynamica 44 – Stekelbaarsjes lijken een ingebouwde klok te hebben 45 – Een motor is net een kanon 47 – Hoe je de atmosfeer van verre planeten kunt bestuderen 48 – Het resultaat van evolutie is de hoogste top in een berglandschap 50 – Hoe een mengsel van twee vloeistoffen verdampt 51 – Onderkoelde vloeistof versus oververhit ijs 52 – Mislukte analogieën 53
2 Gr appig 55
Uranium of wat is er mis met die mensen? 57 – Cloudspotting 60 – Liefdesproblemen van een bastaardschorpioen 62 – Een truc om beton licht te maken 65 – Vlees kan niet denken 66 3 Gedachte-experimenten 69
De levende dode kat 70 – Ook Lara Croft is dood én levend 72 – Wanneer begrijp je Chinees? 74 – Hoe Einstein bedacht dat licht afgebogen wordt door zwaartekracht 77 – Hoe Galilei beredeneerde dat lichte en zware voorwerpen even snel moeten vallen 80 – Een nieuwe hypothese voor het uitsterven van de dinosaurus 82 4 Proefjes 87
Klassieke proefjes met een kaars 90– Zwaartekracht versus elektromagnetische krachten 94 – Koelt koffie met suiker sneller af? 95 – Smeltend ijs, stijgend water? 97 – Wat gebeurt er als je onder iets blaast? 99 – Licht in een doosje 102 5 Heldere uitleg 105
Wat is energie? 107 – Genetische algoritmes ontraadseld 110 – Falsificatie 113 – Het periodiek systeem van Mendelejev 114 – Hoe planeten ontstonden 117 – Relativiteit vanuit een jongen in een ruimtepak 120 – Niet zo heldere uitleg 122
6
6 Af wijkende vormen 125
Een klassieker in woorden en plaatjes 127– Lieve man... 125 – Waarom is ijs zo glad? 132 – Waterstof 135 – Een strip 137– 24/7 lezingen van de IgNobelprijzen 138 – Zing ‘Stayin’ Alive’ (tijdens het reanimeren) 141 – Mijn beste professor... – een brief aan Einstein 142 7 Denkprocessen 145
Wat is symmetrie? 148 – Hoe Lorenz chaos ontdekte 150 – Zoeken naar de structuur van dna 154– Knap speelgoed – over atomen en lego 161– Waarom leven er minder soorten op kleine eilanden? 164 8 Misverstanden recht zet ten 169
Kangoeroes bestaan niet 171– Is het slim om lang na te denken? 173 – Kijkende computers 175 – Chaos en het dagelijks leven 177 – Zoete leugens 179 – De aarde hoeft niet om de zon te draaien 181 9 Menselijke maat 183
Het aantal atomen in een mens 184– Tien kinderen 185 – Heel veel niks 186 – 54.000 186– Eén voetbalveld 187 – Een grote berg dropjes 188 – Wat je kunt doen met 110 miljard euro 189 – Hoeveel is dat in olifanten? 190 – Echt veel olie 192– Overtuig even 600 chauffeurs 193
7
10 Rafelr andjes 197
Het oneindig lange leven van een atoom 198– Ieder heeft een beetje van Julius Caesar 200 – Hoe groot is de aarde? 201 – Kleine stukjes tijd in je brein 204 – Waarom groeien afgehakte armen niet aan? 206 – Relativiteitstheorie voor kleine meisjes 209 – Informatica aan de hand van toiletten 213 – Het atoommodel 217 – Twee koeien voor hoeveel dikke kippen? 218 – Grillige wetenschap 220 Dank woord 223
Bibliogr afie 225 Register 233
8
Inleiding
(i) Gebruik nooit een beeldspraak, vergelijking of andere stijlfiguur die u regelmatig tegenkomt in gedrukte vorm. (ii) Gebruik nooit een lang woord waar een kort voldoet. (iii) Als een woord kan worden weggelaten, laat het dan weg. (iv) Gebruik nooit de passieve vorm als u ook de actieve kunt gebruiken. (v) Gebruik nooit jargon, een benaming uit een vreemde taal of een wetenschappelijke term wanneer u het alledaagse equivalent weet te bedenken. (vi) Laat deze regels vallen zodra u iets volstrekt onwelluidends dreigt te zeggen.
George Orwell – Politics and the English language (Regels voor het gebruik van de Engelse taal)
9
va ll e n de k wa rt j es
Hoe begin je een boek dat je met zijn tweeën gemaakt hebt, en waarin je alle twee het liefst direct een persoonlijk verhaal vertelt? Om te laten zien hoe betrokken en bevlogen je bent over het onderwerp. Je zou één van de twee verhalen zo kunnen vertellen alsof je het samen hebt beleefd. Maar dat voelt een beetje gekunsteld. ‘We waren ooit bij de kapper...’ terwijl wij nooit samen bij de kapper zijn geweest. Je zou de persoonlijke verhalen kunnen overslaan maar dat is jammer. Of je kunt één persoonlijk verhaal kiezen en even aangeven wiens verhaal het is. We kozen voor het laatste. En dat zullen we in deze bloemlezing vaker doen. Ik (Bas) zat een tijdje geleden in een kleine radiostudio in Hilversum. Om iets te vertellen over een boek dat ik geschreven had. Het hoort er een beetje bij: als er een boek uitkomt maak je een rondje langs ‘de media’. Ik was pas aan het eind van het programma aan de beurt en kon rustig meeluisteren met de andere items. Die stuk voor stuk over hiphop gingen. De host van het programma was een hiphopper, zijn gesprekspartners waren hiphoppers, en alle andere mensen in de studio idem dito. ‘Zit ik hier wel goed?’ vroeg ik me af. Mijn boek ging niet over hiphop en op vragen als ‘Wat is de relatie tussen biologie en hiphop?’ was ik niet voorbereid. Tussen de hiphopplaatjes door kwamen verschillende mensen telkens even de studio in. Joviaal ‘aanrakerig’ met de programma-host via gebaren die ik nooit gebruik. Zoals ‘The Box’.
10
i n l e i di ng
Wat doe ik hier? vroeg ik me af. Weet die knul iets af van dat boekje dat ik geschreven heb? Waarop het lampje van mijn microfoon begon te branden en het korte interview begon. ‘Zo Bas. Dus jij hebt een boekje geschreven?’ ‘Jawel.’ ‘Ik heb dat eens doorgelezen en ik zie veel van de ideeën terug van Richard Dawkins. Klopt dat?’ ‘Uh... ja!’ ‘Bioloog in Oxford. Vooral bekend van The Selfish Gene uit 1976. Susan Blackmore lees ik er ook in terug. En Daniel Dennett. Die ken je vast wel. Verbonden aan Tufts in Boston. Interessante man.’ Hoe wist deze hiphopper van een jaar of twintig dit allemaal? Hij had precies gelijk: Dawkins, Dennett en Blackmore waren inderdaad inspiratiebronnen. Hij kende hun onderzoeksthema’s, het onderlinge verband tussen die thema’s, en de relatie tussen hen en mijn interesses. Was-ie uitzonderlijk goed gebrieft? Had hij colleges over Richard Dawkins en consorten gevolgd? ‘Heb jij hun boeken gelezen?’ vroeg ik na het programma. Nog steeds een beetje verbaasd. ‘Ben je gek man. Tuurlijk niet. Ik lees hier en daar een achterflap. Wat korte alinea’s. Kernachtige anekdotes uit hun boeken. Of ik kijk kleine stukjes uit colleges via YouTube. Als je de juiste fragmenten kiest, dan valt het kwartje ook wel, hoor.’ 11
va ll e n de k wa rt j es
De spijker op zijn kop en het kernidee achter deze bloemlezing: het juiste fragment kan het kwartje doen vallen. Wij geloven daarin en houden van korte verhaaltjes die in één klap iets complex kunnen uitleggen. In het bijzonder iets natuurwetenschappelijks. Omdat natuurwetenschap zo ongeveer het meest ingewikkelde is of lijkt. Dat je via een kort verhaal kunt uitleggen hoe je een luchtbed oppompt weten de meesten wel. Maar door middel van een kernachtig verhaaltje uitleggen wat de tweede wet van de thermodynamica is, of chaostheorie, ligt minder voor de hand. Het lijkt zelfs onmogelijk. Toch kan dat wel. Weten we uit ervaring. Soms komen we van dat soort verhaaltjes tegen. ‘Wat is dit toch briljant uitgelegd,’ denken we dan. Natuurlijk zijn niet alle korte verhaaltjes over wetenschap goed en helder. Maar wat zorgt er nou voor dat bij een lezer het kwartje valt? Is het slim om een analogie te gebruiken, of werkt dat juist verwarrend? Moet je iets vertellen over het denkproces achter een wetenschappelijk inzicht, of alleen de resultaten geven? We hadden geen idee en besloten te beginnen met het verzamelen van bestaande teksten die er op de een of andere manier in slagen om iets kort en helder uit te leggen: een bloemlezing. Deze bloemlezing is geen canon van de wetenschap. Sowieso hebben we ons beperkt tot teksten die gaan over natuurwetenschap. Ten eerste omdat we daar meer thuis in zijn, en ten tweede omdat we denken dat het
12
i n l e i di ng
uitleggen van ingewikkelde ideeën daar een grotere rol speelt dan in bijvoorbeeld de sociale wetenschappen of de letteren. Maar ook binnen de exacte wetenschappen hebben we niet gestreefd naar volledigheid. We hebben gezocht naar korte, heldere teksten en sommige dingen zijn nu eenmaal onmogelijk in een bladzijde of twee uit te leggen. Wel hebben we geprobeerd de voorbeelden in alle hoeken en gaten van de natuurwetenschap op te sporen. Dat hebben we gedaan via onze eigen boekenkast en de mensen die we kennen. Nogmaals: deze verzameling is niet uitputtend en is niet de beste verzameling die denkbaar is. Het is de verzameling die wij hebben kunnen maken. De ordening in dit boek is terloops tot stand gekomen. Tijdens het verzamelen en lezen. Verschillende manieren van uitleggen keerden steeds terug: analogieën, gedachte-experimenten, illustratieve proefjes. In elk hoofdstuk staat één manier van uitleggen centraal. Verder hebben we bewust veel oorspronkelijke Nederlandse fragmenten opgenomen. Er zijn al diverse Engelstalige verzamelbundels met goede, toegankelijke teksten over wetenschap (zoals het ontzettend toffe The Faber Book of Science van John Carey), maar in het Nederlands wordt ook veel moois geschreven. Allicht staat er niks van onszelf in deze bloemlezing. Maar het is wel onze ambitie om ooit in bloemlezingen als deze te verschijnen. Zelf hopen we ook af en toe een verhaaltje te schrijven dat iets in één klap helder maakt. Kenden we maar het geheim achter kwartjes-val-ver-
13
va ll e n de k wa rt j es
halen, dan konden we er meer schrijven en konden we anderen helpen hetzelfde te doen. We hopen in de toekomst meer inzicht te krijgen in de geheime ingrediënten van succesvolle verhaaltjes. Deze bloemlezing vormt voor ons een eerste stap in die zoektocht. Het liefst willen we op den duur een lijstje met tips maken voor iedereen die over wetenschap schrijft. Zoals de zes tips van George Orwell waar dit boek mee begon. Wetenschap uitleggen gaat vaak fout. De Vlaamse filosoof Jean-Paul van Bendegem heeft er een mooi stukje over geschreven. Het is ons eerste fragment. Zo krijgt u meteen een idee van het type verhalen dat er in deze bloemlezing staat. Met een grappige analogie legt Van Bendegem haarfijn uit waar het misgaat met wetenschapscommunicatie. En jammer genoeg ook met wetenschap zelf. Veel te vaak – vinden wij – weten onderzoekers helemaal niet waarom ze onderzoeken wat ze onderzoeken. Kennen ze de relatie niet tussen de grote vraag die ertoe doet en hun eigen kleinere domeintje. Maar Jean-Paul van Bendegem legt dat allemaal veel beter uit dan wij. Je an Paul Van Bendegem – Hamlet en entropie
In vele gevallen wordt een specialist aan het woord gelaten die echter zo gespecialiseerd is dat, zelfs als hij of zij erin slaagt op een zeer eenvoudige manier uit te leggen, aan de hand van de meest schitterende
14
i n l e i di ng
beeldspraken, wat het is wat deze onderzoeker doet, de verwondering van de niet-wetenschapper zal zijn waarom hij of zij met dit verhaal komt aandraven. Ik heb gezocht naar een simpel (hoe kan het anders?) verhaal om dit te illustreren. Stel je eens voor dat er een onderzoeksdomein bestaat dat heet ‘Buitenlandse reizen’. Iedereen, neem ik aan, leek of niet, zal dit domein herkennen in de zin dat ze een idee hebben waarover het gaat, zoals dat ook geldt voor biologie of sociologie. Men slaagt erin geld bij elkaar te krijgen [...] en de eerste projecten spitsen zich toe op het meest cruciale ingrediënt voor buitenlandse reizen, namelijk reisgidsen. Een systematische studie wordt opgestart om uit te zoeken waarom de ene gids beter is dan de andere. Na jaren onderzoek blijkt dat layout en vormgeving van fundamenteel belang zijn. Een vervolgonderzoek spitst zich dan ook toe op deze aspecten. Een geniaal onderzoeker heeft de sublieme inval dat kleurdruk hierin allesbepalend is. Dus gaat het onderzoek zich hierop toeleggen en uiteindelijk vertaalt zich dat in een studie van het gebruik van kleurinkten door de drukkers die de gidsen drukken. Wat betekent dit alles nu? Wel, dat in het departement ‘Buitenlandse reizen’ een onderzoeker zit die alles, maar dan ook alles, weet over het gebruik van kleurinkten, zowel de historische ontwikkeling ervan, de technologisering en de massificatie ervan, enzovoort. Stel nu ten slotte, dat een culturele vereniging een avond organiseert met als thema ‘Wat
15
va ll e n de k wa rt j es
heeft de wetenschap ons te zeggen over buitenlandse reizen?’, dan is toch het laatste wat je mag doen dat je deze geniale wetenschapper, hoe ervaren die ook moge zijn in het overbrengen van wetenschappelijke ideeën, naar die avond stuurt. De man of vrouw zal een ongemeen boeiend verhaal houden over drukinkten en iedereen zal zich terecht afvragen wat dat nu met buitenlandse reizen heeft te maken. Wetenschap gaat over veel grotere dingen dan drukinkt. Of buitenlandse reizen. Wetenschap gaat over het doorgronden van de wereld. Het zoeken naar een systematiek die verborgen ligt onder het oppervlak van het direct zichtbare. Vandaar ook het woord ‘onder-zoeken’. Wetenschap vertelt ons wie we zijn, waar we vandaan komen, en waar we wellicht naartoe gaan. Zonder te refereren aan magie en wonderen. Dát we er zijn mag een wonder lijken, en is ook best wel wonderlijk, het ís geen wonder. Het is wetenschappelijk prima te begrijpen. Daarmee lijkt wetenschap iets zakelijks. Iets afstandelijks dat de schone magie van alles ontneemt. Wij geloven niet dat wetenschap iets dergelijks is. Liever dat we weten hoe het zit en de schoonheid in de waarheid zien, dan dat we geloven in magische onwaarheden. Hoe mooi ze ook lijken. Niet iedereen ziet dat zo. ‘Jullie zijn zo zakelijk, zo rationeel,’ wordt ons wel eens tegengeworpen. Volkomen onterecht. Daniel Dennett – diezelfde Daniel Dennett van daarnet – heeft er een mooi stukje over geschreven. Een stukje met een eigen-
16
i n l e i di ng
schap die veel van onze fragmenten delen: ze worden vaak herhaald op internet. Onderstaand fragment leeft daar ook zijn eigen leventje. Maar is nog niet eerder in een bloemlezing opgenomen. Voor zover wij kunnen overzien. Daniel C. Dennet t – Freedom evolves (De evolutie van de vrije wil)
In Walt Disneys klassieke tekenfilm Dombo, over het kleine olifantje dat leert zijn reusachtige oren te spreiden en te vliegen, zit een cruciale scène waarin een dubieuze – zelfs doodsbange – Dombo door zijn vriendjes, de kraaien, wordt omgepraat om van een rots af te springen en zichzelf daardoor te bewijzen dat hij kan vliegen. Een van de kraaien heeft een goed idee. Wanneer Dombo niet kijkt trekt hij een staartveer uit bij een van zijn soortgenoten, overhandigt deze heel plechtig aan Dombo en zegt dat dit een magische veer is. Zolang Dombo deze maar met zijn slurf vasthoudt, kan hij vliegen! De scène wordt kernachtig gepresenteerd. Er wordt geen uitleg gegeven, aangezien zelfs kleine kinderen het zonder verdere toelichting begrijpen: de veer is geen toverveer, het is een kunstgreep, een soort kunstprothese die Dombo van de grond krijgt door de kracht van positief denken. Stelt u zich nu eens een variatie op deze scène voor. Stel u voor dat een van de andere kraaien,
17
va ll e n de k wa rt j es
de scepticus van het dorp die slim genoeg is om de waarde ervan te beseffen, Dombo de waarheid tracht te vertellen terwijl hij op de rand van de rots balanceert en zijn veer stevig vasthoudt. ‘Stop die kraai!’ zouden de kinderen gillen. Leg die wijsneus het zwijgen op, vlug, voordat hij het voor Dombo verpest! In de ogen van sommigen ben ik die kraai. Kijk uit, waarschuwen ze. Deze persoon heeft niets goeds in de zin, hoe goed hij het ook bedoelt. Hij staat erop te praten over thema’s die beter onbesproken kunnen blijven. ‘Ssst! U verbreekt de betovering.’ Wij hopen dat de fragmenten in dit boek juist de betovering van wetenschap laten zien. Deze bloemlezing bestaat uit veel woorden en een enkel plaatje. Een plaatje zegt meer dan duizend woorden. Zegt men. Maar dat is niet altijd zo. Sommige dingen zijn nauwelijks met plaatjes te vertellen. Een plaatje is statisch, beschrijft één enkel moment. Allicht kan er op een plaatje veel te zien zijn, maar er is niet te zien hoe de afgebeelde scène er een minuut eerder uitzag. Of een minuutje later. Een plaatje kent geen tijd. Verhalen wel. Verhalen hebben een volgorde en een lengte. Eerst gebeurt het een en daarna het andere. Sommige natuurwetenschappelijke inzichten en theorieën hebben die tijd en volgorde nodig om goed uitgelegd te worden. Voor de meeste inzichten in deze bloemlezing geldt dat. Dat ze beter uitgelegd kunnen worden met een kort verhaal, dan met een plaatje.
18
i n l e i di ng
Honderd woorden zeggen meer dan duizend woorden. Soms. Wij hopen dat dit een bloemlezing is van zulke honderd-woorden. Ionica Smeets en Bas Haring
19
1
Analogieën
I
ngewikkelde verhalen worden pas echt begrijpelijk wanneer ze vertaald worden naar andere verhalen die makkelijk volgbaar zijn. Verhalen over winkelstraten of kappers. Bijvoorbeeld. Analogieën vormen de ruggengraat van zulke verhalen. Ze maken abstracte of complexe informatie behapbaar en begrijpbaar voor jan en alleman. De kunst van de goede analogie is haar precies zo te kiezen dat zij voldoende klopt en tevens voldoende onbelangrijke details weglaat. In de inleiding is al een mooie analogie voorbijgekomen. Die van het zogenaamde vakgebied der ‘buitenlandse reizen’ als analogie voor de hele wetenschap. Maar het is moeilijk om goede analogieën te vinden en ze gaan nooit helemaal op, dus moet je voorzichtig zijn. Toen de structuur van dna bekend werd – door James Watson en Francis Crick in 1953 – ontstond de noodzaak uit te leggen wat voor soort spul dat was: dna. De analogie van ‘de blauwdruk’ is toen veel gebruikt. Logisch, want dna is materiaal dat zichzelf kan kopië-
21
va ll e n de k wa rt j es
ren en blauwdrukken waren in de jaren 50, 60 de toen gangbare kopieën. Maar er kleeft een groot nadeel aan de analogie van de blauwdruk voor dna: blauwdrukken werden vooral gebruikt in de architectuur en op zo’n blauwdruk kun je het te bouwen gebouw herkennen. Je kunt zien hoe het toekomstige gebouw eruit gaat zien. De suggestie wordt daarmee gewekt dat zoiets ook het geval is met dna. Dat je in het dna vrij direct het uiteindelijke organisme kunt ‘zien’. Dat is niet het geval. Je kunt nergens in het dna een plant of dier herkennen. Later is de analogie van ‘recept’ populairder geworden. Die heeft het genoemde nadeel niet. Als je een recept leest, weet je nog niet wat het zal opleveren. Mits er geen foto naast het recept staat. Precies daarom staat zo’n foto er overigens vaak wel. Maar ook de analogie van ‘recept’ heeft nadelen. Een recept bestaat los van het te koken gerecht. Het koken heeft geen invloed op het recept. Dit zit bij dna anders. Tijdens het leven kan dna veranderen. Het organisme kan invloed hebben op zijn dna. Alsof door het koken de receptuur verandert. Analogieën zijn nooit perfect, maar zonder analogieën geen begrip. Zonder vergelijkingen met blauwdrukken of recepten blijft dna sowieso onduidelijk spul. Dat korte beeldende verhalen nodig zijn om kwartjes te doen vallen weet men al eeuwen. Niet voor niks bestaan er sprookjes. Korte verhalen om uit te leggen dat je beter niet naar het bos kunt gaan, gehoorzaam
22
a na logi e ë n
moet zijn en deugdelijk moet leven. Sprookjes zijn helder en beklijven. De volgende verhalen zijn eigenlijk net sprookjes. Wetenschappelijke sprookjes. Het is de grootste categorie in deze bloemlezing. Omdat we erg van dit soort sprookjes houden.
Hoe natuurgebieden uit elkaar vallen Waarom is het erg als natuurgebieden versnipperd worden door dorpen, snelwegen en spoorbanen? David Quammen maakt het probleem duidelijk met een zeer beeldende analogie.
David Quammen – The song of the dodo (Het lied van de dodo)
Laten we binnenshuis beginnen. Stelt u zich een prachtig Perzisch tapijt voor en een jachtmes. Het tapijt is, zeg maar, drie bij vier meter. Dan hebben we twaalf vierkante meter geweven materiaal aan één stuk. Is het mes vlijmscherp? Zo niet, dan slijpen we het eerst. Vervolgens snijden we het tapijt in vijfentwintig gelijke stukken, elk een rechthoek van zestig bij tachtig centimeter. Let niet op de parketvloer. Bij het doorsnijden van de vezels horen we een venijnig geluid als de gedempte kreten van woedende Perzische wevers. Als we klaar zijn met snijden, meten we de losse stukken, tellen ze bij elkaar op – en zie, we hebben nog steeds twaalf vierkante meter herkenbaar tapijtachtig materi-
23
va ll e n de k wa rt j es
aal. Maar wat hebben we eraan? Hebben we nu vijfentwintig Perzische kleedjes? Nee, al wat we overhebben is een aantal rafelige stukken, die op zich waardeloos zijn en uiteen beginnen te vallen. Als we dezelfde logica nu eens op de natuur toepassen, beginnen we te begrijpen waarom de tijger, Panthera tigris, van het eiland Bali verdwenen is. Het werpt licht op het feit dat de Noord-Amerikaanse vos, Vulpes vulpes, niet meer te vinden is in Bryce Canyon National Park. Het geeft ons een idee waarom de jaguar, de poema en vijfenveertig vogelsoorten zijn uitgeroeid een plek die Barro Colorado Eiland heet – en waarom een duizendtal andere soorten op mysterieuze wijze niet meer voorkomt. Een ecosysteem is een weefsel van soorten en relaties. Snij er een stuk uit, isoleer het en de boel begint te rafelen.
Hoe biodiversiteit wereldwijd afneemt, maar lokaal juist toeneemt Onderstaande metafoor heb ik (Bas) van Ben ten Brink uit een informeel overleg. Op een borrel ter ere van het internationale jaar van de biodiversiteit. Ten Brink vertelt het verhaal zelf regelmatig aan collega-biologen om iets heel tegenintuïtiefs uit te leggen. Namelijk dat de globale biodiversiteit snel afneemt, terwijl lokaal, op heel veel plekken op aarde de biodiversiteit juist toeneemt.
24