A4-editie 15 maart 2002
De A4-editie van NRC Handelsblad is gratis te ‘downloaden’ via de websites http://scholieren.nrc.nl en http://docenten.nrc.nl. Deze krant kan worden gebruikt in lessen en bij opdrachten over actuele thema’s. Eerder verschenen A4-edities over ‘debatteren’ , de ‘euro’ en de ‘monarchie. Later in dit schooljaar volgt een editie over de TweedeKamerverkiezingen. De onderwijs-sites van NRC Handelsblad bieden actuele informatiebronnen voor de tweede fase van havo en vwo. Artikelen uit NRC Handelsblad, speciaal voor leerlingen bewerkt, kunnen worden gebruikt voor werkstukken. Voor alle vakken in het ‘studiehuis’ zijn opdrachten en een archief beschikbaar. In webfora kunnen scholieren en docenten met elkaar van gedachten wisselen over actuele onderwerpen. NRC Handelsblad werkt samen met de redactie van www.stepnet.nl van de eductieve uitgeverij ThiemeMeulenhoff. Reacties zijn welkom via
[email protected] en
[email protected].
Vierhonderd jaar geleden werd in de Haagse Ridderzaal de Verenigde OostIndische Compagnie opgericht. Bijna twee eeuwen lang beheerste de VOC de handel in peper, specerijen en textiel tussen Nederland en Azië. Op 20 maart begint officieel het herdenkingsjaar.
Een kruidig mengsel van nostalgie en wetenschap Door Roelof van Gelder
Vierhonderd jaar na haar oprichting staat de VOC in het brandpunt van de belangstelling. Door middel van nieuwe publicaties, lezingen en tentoonstellingen wordt de herinnering aan de VOC ‘gevierd’. Maar eigenlijk valt niks te vieren, want een feestelijke onderneming is de VOC nooit geweest. Drie verstrengelde letters, meer niet. Het logo van de VOC, het oudste bedrijfsmerk ter wereld. Drie letters die een wereld oproepen van kruidnagel en kaneel, van scheurbuik en schipbreuk, van geweld en gewin. Het succes van de Compagnie, op commercieel en militair gebied, kan alleen maar verklaard worden door het beleid van een aantal scherpzinnige ondernemers in Nederland, door de schaal waarop de VOC de aanval tegen de Portugezen inzette, en door
inhoud
een superieure maritieme macht, geleid door een reeks vakkundige commandanten. En dat alles was weer mogelijk gemaakt door een aantal ongewone eigenschappen van het bedrijf.
De bestuursstructuur en de rechten van de Compagnie waren vastgelegd in het octrooi van 1602, door de Staten-Generaal aan de VOC verleend. Het omvat verregaande bevoegdheden van
zowel commerciële, militaire, als juridische en staatsrechtelijke aard. De VOC kreeg het alleenrecht om naar Azië te varen en handel te drijven ten oosten van Kaap de Goede Hoop en ten westen van
Straat Magelhaen. De Compagnie mocht uit naam van de Staten-Generaal personeel werven, onder wie militairen, handelscontracten Vervolg p a g i n a 2
Het leven aan boord 3 VOC op Internet 4 De slavernij 5 Jan Pieterszoon Coen 6 Modern ondernemen 7 Vrouwen en de VOC 8 Het bestuur van de VOC 9 Activiteitenkalender 5-6
Vervolg van pa g i n a 1
nrc handelsblad A4-editie
15 maart 2002
2
Historische belangstelling
aangaan, forten bouwen, oorlog voeren en vrede sluiten. De Compagnie kreeg dus een aantal soevereine rechten die gewoonlijk uitsluitend waren voorbehouden aan een staat. De VOC kocht producten in Azië in en verkocht die in Nederland. Om hun inkopen te dekken, opereerde het bedrijf ook binnen Azië als een handelsonderneming. De producten waar de meeste winst op werd gemaakt waren peper en fijne specerijen zoals nootmuskaat, foelie, kruidnagelen en kaneel. Later kwamen er nieuwe producten bij, in de eerste plaats katoenen stoffen en zijde, en verder porselein, koffie en thee. De Compagnie had zeer veel personeel in dienst: in Nederland, in Azië en op de schepen. In de achttiende eeuw was de VOC verreweg de grootste Nederlandse werkgever geworden. Op de werven in de pakhuizen en op de kantoren werkten een paar duizend man. Een miljoen personen is in dienst van de Compagnie naar Azië vertrokken en ongeveer eenderde daarvan is teruggekeerd. Op de tientallen vestigingen waren duizenden mensen nodig: voor bestuur, beheer, defensie, administratie, voor het bouwen van woonhuizen, pakhuizen en schepen en voor de geestelijke en lichamelijke gezondheidszorg en het onderwijs. Ruwweg voeren in de zeventiende eeuw jaarlijks 4.000 man per jaar weg en in de achttiende eeuw 7.000. De VOC was een bekend bedrijf, omdat zo veel mensen er direct of indirect hun brood verdienden, omdat er altijd wel verhalen de ronde deden over verre Aziatische landen en spectaculaire reizen en omdat men thuis en in de winkels dagelijks de producten zag die door de Compagnie waren aangevoerd. Het porseleinen theekopje, het zakje peper, het gestreept katoenen jasje - het kwam allemaal in het bereik van grote delen van de bevolking. Maar wat is de aantrekkingskracht van de VOC nu? Waarom al die wetenschappelijke studies, publieksboeken, tentoonstellingen, VOC-wandelingen en televisieen radioreportages? Waarschijnlijk komt het doordat de VOC vanuit veel invalshoeken en op verschillende niveau’s bestudeerd kan worden. En hier en daar speelt misschien nog
een ruwe-zeebonk-nostalgie een woordje mee. Sinds ongeveer dertig jaar houden historici zich intensief met de VOC bezig en zij hebben gezorgd voor een verbazingwekkende hoeveelheid basisgegevens over het aantal schepen, de omvang van het personeel, de hoeveelheid en de waarde van de goederen. Dit bood het kader waarbinnen detailstudies konden verschijnen: over de handel, het management, de boekhouding, de oorzaken van de ondergang, de porseleinhandel, maar ook over de sociale aspecten van het leven op vestigingen als Bengalen, Ceylon en Batavia, over de oorzaak van de grote sterfte in Batavia, over het postverkeer, over de achtergronden van het personeel, over muiterij, over botanisch onderzoek en cartografie. De goed bewaarde VOCarchieven bieden ook de mogelijkheid om inzicht te krijgen in de vroege geschiedenis van landen waar het bedrijf actief is geweest. Jaarlijks komen vele geleerden uit Japan, Taiwan, India, Sri Lanka en Zuid-Afrika naar Den Haag voor onderzoek naar het verleden van hun land. Niet alleen historici raakten geïnteres-
seerd in de VOC. De vondst van VOCwrakken en de daaropvolgende berging en veiling met miljoenenopbrengsten fascineerde een breed publiek. De bouw van twee replica’s (de Batavia en de Amsterdam) deed daar nog een schep bovenop. Menigeen ging ook geneologisch aan de slag en op zoek naar varende voorouders of naar plaatsgenoten die ooit vertrokken waren. Het is niet verwonderlijk dat deze VOC-belangstelling - hier en daar iets te veel gekruid met robuuste verhalen en sentimentele accordeonmuziek uitmondt in een VOC-jaar. Vanaf 20 maart wordt een jaar lang de oprichting van de VOC gevierd. Maar wat valt er eigenlijk te vieren? De VOC is nooit een feestelijke onderneming geweest. Batavia heette omstreeks 1700 al het ‘kerkhof der Europeanen’. Niemand die nu leeft hoeft trots op de VOC te zijn. Het is niet onze verdienste. Evenmin is ‘schuld’ een zinvol sentiment. Slavenhandel, roof en moord, het is allemaal voorgekomen. De VOC heeft een reeks bloedige oorlogen gevoerd, op de Molukken, op Ceylon, op Java en op de Zuid-Westkust van India. Op een aantal
plaatsen is zij onbarmhartig tegen de inheemse bevolking opgetreden. Herdenken is een beter woord en wie daarover schrijft of spreekt moet daarbij wel de internationale historische context in het oog houden en de lange geschiedenis van slavernij in Azië daarin betrekken. Onverschilligheid en wreedheid trof ook het eigen, Europese personeel. Dat leed onder lage lonen, slecht voedsel, onmenselijke straffen en gebrekkige promotiekansen. En wat die zelfverrijking betreft: die kwam voor van hoog tot laag, maar alleen een kleine toplaag is werkelijk rijk geworden. Vooral hun sporen zullen we dit jaar zien op de grotere tentoonstellingen: de Japanse kamerschermen, het Chinese porselein en de sitsen beddespreien, die je kon aantreffen in de huizen van de Nederlandse nabobs die het hadden gemaakt. Van Jan Compagnie - de matroos of soldaat die het zware werk moest doen - rest niets meer dan een enkele schoen, een gedeukte tabaksdoos of een kapotte jeneverfles uit een van de VOC-schepen op de bodem van de oceaan, waar hij roemloos mee ten onder is gegaan.
Boeken van NRC Handelsblad
KeuzeGids Hoger Onderwijs 2001/2002 Vakliteratuur voor aanstaande studenten Welke rechtenopleiding is het meest bij de tijd? Welke heao biedt je het minst schoolse onderwijs? Waar krijg je de meeste praktijkervaring? De KeuzeGids Hoger Onderwijs 2001/2002 is een onmisbaar kompas voor aanstaande studenten, onderwijsinstellingen, ouders en decanen. In de KeuzeGids Hoger Onderwijs worden meer dan 500 opleidingen aan universiteiten en hogescholen beoordeeld. Bronnen zijn rapporten van visitatiecommissies, een enquête onder 12.000 studenten, slaagpercentages en het succes van afgestudeerden op de arbeidsmarkt. De onafhankelijke KeuzeGids wordt ondersteund door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het boekje kost ƒ 29,97 (¤ 13,60). Het is in de boekhandel te koop, of te bestellen via http://www.nrc.nl/service
nrc handelsblad
Vechten tegen kakkerlakken en verveling
A4-editie
Door Els M. Jacobs
Hoe brachten de passagiers en bemanning van de OostIndiëvaarders hun tijd door tijdens de lange maanden op zee? Een logboek van de reis.
15 maart 2002
3
Leven aan boord
Tijdens de reis naar Azië deelden driehonderd mannen acht maanden lang de schaarse leefruimte aan boord van een Oost-Indiëvaarder. De dagelijkse sleur zonder contact met de buitenwereld, het eentonige voedsel, de stank en het gebrek aan privacy zouden ons gek maken. Ook voor de VOC-matroos was het een hard leven, maar het bestaan in de sloppen van de stad of op schrale zandgrond was niet zo heel veel beter. Aan boord bestonden twee gescheiden werelden. Het gehele achterschip was gereserveerd voor de officieren en hoge Compagniedienaren, die als koopman, rechter of predikant in Azië gingen werken. Zij namen vaak hun vrouw, kinderen en bedienden mee. Vóór de grote mast leefden de zeelieden en soldaten, vrijwel allemaal geboren in de laagste sociale milieus of in weeshuizen opgegroeid. Velen kwamen uit Duitsland en Scandinavië. Dit gemengde gezelschap moest met strenge tucht in toom gehouden worden. Op godslastering, dronkenschap of het over boord gooien van etenswaren stond een boete van enkele maanden loon. Voor gokken of vechten gold een straf van enige dagen op water en brood. De zwaarste vergrijpen waren muiterij, moord en sodomie (homoseksuele relaties). De daders werden levend over boord gegooid. Brandmerken, geselen en kielhalen waren straffen met doorgaans minder fatale gevolgen. De zeelieden leefden benedendeks tus-
sen hun hangmatten, plunjekisten en het geschut. Als bagage hadden ze een jas, enkele broeken en hemden, een slaapmuts en soms een paar schoenen, een tabaksdoos, pijpen, een stuk zeep, luizenkam, messen, lepels, een kan en een kroes. Wie kon schrijven bracht pennen, papier en inkt mee. Sommigen hadden in hun kist een bijbel, navigatiehandboek, een fluit of viool. Iedereen nam kazen, hammen, stroop en flessen jenever mee als extra mondvoorraad voor de eerste weken aan boord. Tijdens de reis werd het overbevolkte tussendek steeds smeriger. Bedorven
kielwater onderin het schip, de lucht van ongewassen matrozen en hun kleding, van braaksel en diarree moeten de atmosfeer bedompt en ongezond hebben gemaakt. De Compagnie gebood het scheepsruim geregeld te luchten en uit te roken met buskruit en jeneverbessen. Maar het bleef altijd een kweekplaats van ziekten. Een tyfusepidemie kon de bemanning halveren. Ziekte was ook het gevolg van de eentonige voeding. Aan het begin van de dag in boter gekookte gort, ’s middags grauwe erwten met gezouten vlees, stokvis of spek in botersaus, ’ s avonds het ‘overgebleeven eeten’. En elke
dag een mutsje (15 cl) wijn en jenever en een literkan bier. Genoeg calorieën dus, maar te weinig vetten en vitaminen. En het werk is zwaar: de roergang en uitkijk, het bedienen van de zeilen en lenspompen. Verder moesten de matrozen het schip teren en allerlei reparaties verrichten. Het scheepsvolk was ingedeeld in drie wachten. Elke groep had vier uur dienst en daarna acht uur vrij. In hun vrije tijd luierden de mannen in hun hangmatten, bij goed weer boven aan dek. Zij verstelden hun kleding, maakten V e r v o l g p a gi n a 4
Internet nrc handelsblad A4-editie
Kenniscentrum Wie weinig tot niets weet van de VOCperiode, kan terecht bij het VOCKenniscentrum in Leiden. Op de website is een dwarsdoorsnede van de beroemde Batavia te zien en een geïllustreerde lijst van de belangrijkste handelsproducten: http://www.voc-kenniscentrum.nl Activiteiten De Stichting Viering 400 jaar VOC geeft op haar website een compleet overzicht van alle geplande activiteiten in het kader van het jubileumjaar, van tentoonstellingen tot theatervoorstellingen en maritieme evenementen. Met tientallen handige links. http://www.voc2002.nl
15 maart 2002
4
Leven aan boord Internet
Vervolg van p a gi n a 3 muziek of speelden sketches. Een favoriete bezigheid was het vissen naar haaien en - rond de evenaar - naar vliegende vissen. Voor wie lezen kon, had de VOC voldoende stichtelijke lectuur aan boord. Jonge matrozen werden bovendien geacht een deel van hun vrije tijd te besteden aan het opdoen van nautische kennis en vaardigheden. Het was de taak van de bootsman om hen de streken van het kompas en de namen van de diverse onderdelen van schip en tuigage te leren. De elite op het achterschip had een comfortabeler leventje. De schipper en de belangrijkste passagiers hadden een eigen hut. Overdag leefde het gezelschap in de grote kajuit. De ruimte was weliswaar volgepakt met bagagekisten, maar het onderkomen bood elk lid van de scheepselite meer leefruimte dan tien matrozen tezamen op het tussendek. Voor passagiers duurden de dagen op zee lang omdat ze niks te doen hadden. Rondhangen dus. De zusjes Helena en
Johanna Swellengrebel hielden tijdens hun reis naar Nederland een dagboek bij. De jonge dames ontbeten met koffie en een beschuitje met boter en kaas. Een groot deel van de ochtend waren zij druk met allerlei huishoudelijke klusjes, zoals het beschermen van de kledingkisten tegen kakkerlakken. Toen de meid ziek werd, hielpen zij uit noodzaak en verveling met het schoonmaken van de kajuit. De meisjes kregen goed te eten. Elke dag verse groenten en vlees van slachtvee, dat speciaal voor de officieren en passagiers aan boord werd meegenomen. Asperges, spinazie en schorseneren werden aan boord, in kisten met tuinaarde geteeld. Na een korte siësta was het rond vier uur tijd voor een feestelijke middagthee met confituren, noten en amandelgebak. Daarna gingen de meisjes vissen vanuit de patrijs van hun hut. ’s Avonds maakten ze muziek. Voor het slapen gaan organiseerden de zusjes steevast een kakkerlakkenjacht. En dan maar hopen dat hun nachtrust niet verstoord zou worden door storm, zeeziekte of het geknaag van ratten aan boord.
Databank Het Algemeen Rijksarchief en het Rijksmuseum zijn enkele van de vele instellingen die kennis en/of kunst ter beschikking hebben gesteld aan de Atlas Mutual Heritage, een nog altijd groeiende databank over de VOC. De databank biedt ook een arsenaal aan oude afbeeldingen van handelsposten van de VOC. http://www.atlasmutualheritage.nl Opvarenden Het Algemeen Rijksarchief startte, in samenwerking met diverse stedelijke archiefdiensten, een database met de namen van mensen die tussen 1700 en 1794 aan boord gingen van schepen die naar de Oost voeren. De namen zijn afkomstig uit scheepssoldijboeken. http://www.voc.websilon.nl Duyfken In 1606 voer een klein schip, onder leiding van Willem Janszoon, van het Indonesische Banda naar Nova Guinea, op zoek naar goud en handelsmogelijkheden. De Duyfken kwam uiteindelijk in
Australië terecht, waar op 8 april 2000 een replica de haven van Fremantle verliet om in april van dit jaar ons land te bereiken. Op de website van de (Australische) Stichting Duyfken 1606 Replica een verslag van de expeditie, toen en nu. http://www.duyfken.com Batavia In 1985 startte de Bataviawerf in Lelystad een ambitieus project: de herbouw van het VOC-schip de Batavia. Voor de reconstructie werd gebruikgemaakt van tal van archiefstukken, 17de-eeuwse bouwbeschrijvingen, prenten en schilderijen. Op de website van de werf is van alles te lezen over de geschiedenis van dit schip en wordt een virtuele tour aangeboden. http://www.bataviawerf.nl Glossarium Geeft een overzicht van en uitleg bij VOC-termen, verzameld uit de Rijks Geschiedkundige Publicatiën. http://www.kb.nl/infolev/ing/rgp/werkbest/voc/welkom
Twee caffers voor twaalf stuyvers Door Gerrit Knaap nrc handelsblad A4-editie
15 maart 2002
5
Slavernij was een gangbaar fenomeen in de nederzettingen van de VOC. Want íemand moest toch de tabaksdozen en parasols dragen? Wanneer anno 2002 de namen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) of de West-Indische Compagnie (WIC) vallen, komt vaak ook de slavernij ter sprake. In het geval van de WIC ligt dat voor de hand, want de slavenhandel was een van de kurken waar het bedrijf op dreef. Bij de VOC is die associatie minder vanzelfsprekend, omdat slaven niet behoorden tot de handelswaar waarmee grote winsten konden worden behaald. Dat deed de VOC met peper, fijne specerijen, Indiase kleden, thee en koffie. Maar dat neemt niet weg dat slavernij ook in de geschiedenis van de VOC een belangrijk fenomeen is geweest. In de Aziatische maatschappijen waarmee de VOC in aanraking kwam, was slavernij de gewoonste zaak van de wereld. In de gewesten van de VOC zelf had men te
Activiteiten
Slavernij Activiteiten
Op 20 maart 1602 werd de VOC opgericht tijdens een bijeenkomst van de StatenGeneraal in de Ridderzaal te Den Haag. Die gebeurtenis zal precies vierhonderd jaar later op dezelfde plek worden herdacht in aanwezigheid van diverse prominenten. In het kader van het VOC-herdenkingsjaar worden de komende maanden tientallen tentoonstellingen geopend en symposia belegd. Zeven gemeenten bieden een VOC-programma aan. Een keuze hieruit:
maken met een tekort aan arbeidskrachten, bijvoorbeeld voor de bouw van vestingen, pakhuizen en kantoren, het laden en lossen van schepen, etc. Slavenarbeid was een van de oplossingen voor dit probleem. Toch werden in de meeste gewesten van de VOC niet meer dan enkele tientallen compagnieslaven aangetroffen; alleen in Batavia en Colombo liep hun aantal op tot meer dan duizend. De Europeanen en Aziaten die in de nederzettingen van de VOC woonden, hielden privé ook slaven. Iemand die twee slaven had, gebruikte die meestal voor het huishouden: koken, wassen, inkopen doen en brandhout halen. Hoe meer slaven iemand had, des te gespecialiseerder werden de taken: van het dragen van de parasol en de tabaksdoos tot het koetsier zijn of muzikant in een huisorkestje. Sommige ondernemers stelden slaven te werk in steen- en pannenbakkerijen, houtzagerijen, suikermolens en distilleerderijen. Privéslaven werkten in enkele gewesten ook in de landbouw. Het aantal privéslaven was groter dan het aantal compagnieslaven. In VOC-nederzettingen was ongeveer de helft van de totale bevolking slaaf. Hoe kwam de VOC aan slaven? Meestal
Duotentoonstelling Op 16 maart openen het Scheepvaartmuseum Amsterdam en het Maritiem Museum Rotterdam De kleurrijke wereld van de VOC. In Amsterdam (t/m 27 oktober) aandacht voor de handel met India en China, in Rotterdam (t/m 15 september) alles over de handel met Japan, Indonesië en Ceylon. Tijdens de exposities worden in beide musea ook diverse evenementen gehouden. Bij deze tentoonstelling hoort het Nationaal
Jubileumboek VOC 16022002 Rijksmuseum Van 13 april t/m 14 juli De Atlas Gordon: 456 tekeningen van de Kaapkolonie. Tot 8 april Foto’s uit verre landen: beelden van graven, kerkhoven en forten op oude VOC-vestigingen in India. Het jubileumjaar wordt afgesloten met De Nederlandse ontmoeting met Azië 1600-1950 (10 oktober t/m 9 februari 2003) waar aan de hand van schilderijen, tekenin-
werden ze gekocht van particuliere handelaren; in enkele gevallen voerde de VOC ze zelf aan. Aan de Kaap werden om de paar jaar schepen naar Madagaskar gezonden om slaven te halen. Erg succesvol waren deze expedities niet en dat was de reden dat de VOC zich nauwelijks met slavenhandel bezighield. Het waren meestal particuliere handelaren die zorgden voor de aanvoer van slaven in de VOCnederzettingen. Batavia was een belangrijk afzetgebied voor slaven van Bali, Zuid-Celebes en Timor. Hier ging het om forse aantallen. De schattingen van de jaarlijkse aanvoer lopen niettemin uiteen: van 1.000 tot 4.000. De behandeling van slaven verschilde van eigenaar tot eigenaar. Toch leek het merendeel van de slavenhouders doordrongen van het besef dat een goede omgang alleen in hun voordeel zou werken. Zo schreef predikant François Valentijn om slaven, die te veel dronken, opium rookten of van hun meesters en medeslaven stalen, dat het niet slim was zelf te straffen. Want niets was zo bedreigend voor de openbare orde als slaven die in verzet kwamen of van huis wegliepen. Particuliere eigenaars konden daarom het straffen van slaven beter aan de dienaren van de Compagnie overlaten. Welk lot gen en voorwerpen de koloniale geschiedenis in beeld wordt gebracht. Amsterdams Historisch Museum Met Amsterdam - Azië Amsterdam; de stad en de VOC (t/m 31 augustus) presenteert het Amsterdams Historisch Museum een rondgang in de vaste opstelling met VOC-objecten. Maritiem Museum Met Batavia VOC-stad in de Oost toont het Maritiem Museum Rotterdam het ont-
de slaven in dat geval stond te wachten wordt duidelijk uit de geschriften van de scheeps-chirurgijn Nicolaus de Graaff: ,,Latense haar om een geringe oorsaak aan een paal of op een ladder binden en met scharpe doorgespouwe rottingen (gespleten rotan, red.) op haar naakte ligchaam so danig slaan en geesselen datter het bloet bij neer loopt en de lappen daarbij neder hangen, daar sij dan sout, peper en pekel door malkanderen geroerd laten invrijven, opdat het doorgeslagen vlees, niet en sou komen te verrotten of te stinken.” De draconische maatregelen die zowel de VOC als particuliere slavenhouders troffen tegen slaven die zich niet aan het slavenregime onderwierpen, getuigen van een scherpe tegenstelling tussen meester en slaaf. Toch zijn er ook gevallen bekend van meer harmonieuze relaties. Regelmatig werden slaven vrijgelaten of in de gelegenheid gesteld zich vrij te kopen. Een aantal slavenhouders trad zelfs in het huwelijk met hun slavin. In de gewesten van de VOC was, naast arbeidskrachten, ook een chronisch tekort aan Europese vrouwen. Europese vrijgezellen met enig vermogen namen daarom vaak een slavin als ‘bijzit’. Kwam het tot trouwen dan kreeg zo’n slavin de vrije status.
staan en de ontwikkeling van het voormalige Batavia door middel van prenten en tekeningen. Prinsenhof Delft Schatten in Delft: burgers verzamelen tussen 1600 en 1740 toont een keur aan door burgers verzamelde VOC-rariteiten. Van 11 april t/m 14 juli. Maritiem & Jutters Museum, Texel In de tentoonstelling Aan mijn Waarde, Lieve Man staat het leven van de achterblijvende zeemans-
vrouwen centraal. Van 11 mei tot 31 december. Paleis Het Loo Nationaal Museum Veel planten kwamen met de VOC uit Azië en ZuidAfrika naar Nederland. In Planten van overzee: de koning-stadhouder en zijn bestellingen bij de VOC staat koningstadhouder Willem III als importeur van planten centraal. Deze tentoonstelling is van 1 juni tot 1 september te zien in Paleis Het Loo. V e r v o l g p a g in a 6
Jan Pieterszoon Coen: bruut of held? Door Daniëlle Pinedo nrc handelsblad A4-editie
15 maart 2002
6
Hij geldt als een van grootste VOC-dienaren uit zijn tijd. Maar ook als een van de meest brute en gehate. Jan Pieterszoon Coen, stichter van Batavia, wordt tot op de dag van vandaag geroemd en verguisd. Hij wordt in 1587 in Hoorn geboren en op 13-jarige leeftijd door zijn vader naar Rome gestuurd om zich te bekwamen in een nieuwe manier van boekhouden. Deze vaardigheid zal Coen later goed van pas komen, want als het aan zijn vader ligt wordt hij koopman. En inderdaad, zeven jaar na zijn vertrek wordt Coen als onderkoopman aangenomen op het VOCschip Hoorn. De tocht duurt drieënhalf jaar en voert hem langs de Kaapverdische Eilanden, Sint-Helena, Mozambique, India, Malakka (Maleisië) en het uiteindelijke doel van de reis: de Banda-eilanden (Indonesië). Daar moet het felbegeerde monopolie op nootmuskaat en foelie worden afgedwongen. Er volgt een felle strijd met de Bandanezen. Als de admiraal van de vloot, Pieter Willemszoon Verhoeff, in een hinderlaag wordt gelokt, beginnen zijn manschappen een strooptocht die eindigt met een verdrag: de Bandanezen zullen voortaan alleen nog specerijen
Vervolg van pa g i n a 3
J.P. Coen Activiteiten
Hortus botanicus Leiden Ook de Hortus botanicus in Leiden besteedt aandacht aan planten afkomstig uit Azië en ZuidAfrika. Van 4 t/m 26 mei en van 4 juni t/m 31 oktober kunnen bezoekers een wandeling langs
leveren aan de VOC. Dit ten koste van (met name) de Engelsen, die woedend zijn. Na terugkomst schrijft Coen een lijvig rapport over zijn bevindingen. Hij valt op bij de hoofddirectie van de VOC, de Heren Zeventien. Nog geen jaar later verzoeken zij hem er weer op uit te trekken – ditmaal als opperkoopman. Eenmaal op Bantam treft hij een chaos aan en Coen is vast van plan ‘orde op zaken te stellen’. Hij wordt daarbij voor de voeten gelopen door
Portugese, Engelse, Chinese en Franse kooplieden. In 1618 wordt Coen benoemd tot gouverneur-generaal, de hoogste rang in Azië. In die hoedanigheid wil hij een vast steunpunt voor de VOC vestigen, het liefst in Jacatra. Op 28 mei 1619 wordt de stad die eerst tot ‘Batavia’ en pas veel later tot ‘Jakarta’ wordt omgedoopt – veroverd en verwoest. Minder voorspoedig loopt het op
VOC-planten maken. Er zullen ook illustraties uit de Jan Brandes-collectie worden getoond.
16 juli) met stadsfeesten en een culinair festijn. http://www.hoorn.nl/vo c2002
naal shantykorenfestival (14 juni). http://www.voc-enkhuizen.nl
Hoorn In het weekend van 24 mei een groots marinespektakel, met VOC-replica Duyken als middelpunt. Verder een VOCtiendaagse (van 6 t/m
Enkhuizen Drie VOC-zomerconcerten in de Zuiderkerk: 6 juli, 20 juli en 17 augustus. Verder een nautisch weekend (6-7 april) en een internatio-
Rotterdam Elke 1ste en 3de zaterdag van de maanden april t/m augustus een drie uur durende specerijentour, met een bezoek aan het linieschip ‘De
Banda, waar de vrijheidslievende bevolking niet terugschrikt voor Coens overmacht. De gouverneur-generaal besluit daarop tot geweld over te gaan, in wat te boek staat als een van de bloedigste slachtpartijen uit de geschiedenis van de VOC. Vijftienduizend Bandanezen werden vermoord, verdreven of als slaaf naar Batavia gestuurd. Maar Coen is tevreden: Banda is onderworpen. Slavernij en moordpartijen - in Coens tijd lijkt alles geoorloofd voor een handelsmonopolie. Toch klagen kapiteins, kooplieden en zelfs bewindhebbers veelvuldig over Coens brute veroveringstactieken. De prijs voor nootmuskaat is wel erg hoog, vinden ook de Heren Zeventien. In latere eeuwen keert Coens naam regelmatig terug in discussies over het kolonialisme. ,,Aan zijn naam kleeft bloed’’, concludeert historicus J.A. Van der Chijs aan het eind van de negentiende eeuw. Na ‘Banda’ wil Coen handelsposten oprichten in China, om rechtstreeks porselein, zijde en andere Chinese goederen te kunnen inslaan. Die missie mislukt; de vloot die op 10 april 1622 van Batavia naar China vertrekt keert twee jaar later onverrichter zake terug. Coen krijgt daarna met steeds meer bestuurlijke problemen te maken en ook met zijn gezondheid gaat het snel bergafwaarts. Hij sterft op 21 september 1629, in de armen van zijn vrouw Eva. Moegestreden, na ruim twintig jaar trouwe dienst.
Delft’. Op 12 september een Specerijencongres in het Beursgebouw. http://www.vvv.rotterdam.nl Amsterdam De intocht van VOC-replica Duyfken, op 3 mei, vormt het startschot voor een keur aan jubileumactiviteiten in de hoofd-
stad. Zo staat in hetzelfde weekend een markt op het programma, waar VOC-goederen zullen worden geveild. Van 14 september tot 27 oktober volgt een internationale kunstmanifestatie. http://www.voc-amsterdam.nl
De lange weg naar modern ondernemen Door Maarten Schinkel nrc handelsblad A4-editie
15 maart 2002
7
Modern ondernemen
De stelling dat de VOC een vroege multinational was, is misschien verdedigbaar. Maar om de VOC de eerste moderne onderneming te noemen gaat te ver. Zes miljoen vierhonderdvierentwintigduizend vijfhonderdachtentachtig gulden. Dit voor die tijd fenomenale bedrag werd in 1602 opgehaald met de eerste intekening op aandelen Verenigde OostIndische Compagnie (VOC). De VOC begon haar bestaan zo met een flink eigen vermogen, bijeengebracht door meer dan tweeduizend grote en kleinere beleggers. De VOC wordt het eerste moderne bedrijf ter wereld genoemd, en de eerste ‘multinational’. Maar was dat wel zo? De VOC was zeker modern in de manier waarop het kapitaal beheerd werd. Aanvankelijk werd de vaart op de Oost gefinancierd op de manier waarop dat tot dan toe gebruikelijk was: verschillende financiers betaalden elk een aandeel in een schip, de uitrusting en het handelskapitaal, en ontvingen bij terugkeer van de schepen naar rato een deel van de opbrengst uit de verkoop van de ingekochte waren. Daarna werd de onderneming ontbonden, en de financiers investeerden het vrijgekomen kapitaal opnieuw in een volgende expeditie. Maar binnen de VOC ging men het op den duur anders doen. Het werd het eerste bedrijf ter wereld waarvan het kapitaal ‘permanent’ was: het werd telkens opnieuw geïnvesteerd en niet tussentijds teruggegeven aan de kapitaalverschaffers. Dat was een grote vernieuwing ten opzichte van de ad hoc-benadering van daarvoor. Het kan gemakkelijk gezien worden als een voorschot op de moderne naamloze vennootschap. Maar dat de VOC ook daadwerkelijk als zo’n permanent bedrijf begon is niet juist, zegt P. Frentrop, die dit jaar hoopt te promoveren op de geschiedenis van cor-
porate governance, en voor zijn proefschrift ook onderzoek deed naar de VOC. Hij schetst de eerste twintig jaar van het bestaan van de VOC als een woelige periode, waarin de Compagnie pas na vallen en opstaan haar uiteindelijke vorm kreeg. De VOC, zegt Frentrop, was maar ten dele opgezet om handel te drijven op de Oost. De Compagnie was vanaf het begin ingericht op het voeren van oorlog en het kapen van vooral Portugese schepen. Dat alles onder de goedkeuring van de Republiek en voorzien van een alleen-
lie - wisten de Heren Zeventien te bereiken dat geen van de andere aandeelhouders in 1612 de aanvechting kreeg zijn geld toch op te eisen. De tien jaar daarna werd slechts mondjesmaat dividend uitgekeerd en ketste een fusie met de Britse East India Compagnie af. Frentrop schetst een nieuwe golf van ontevredenheid bij de beleggers. Twee jaar voor het cruciale jaar 1622 keerde de VOC een stevig dividend in contanten uit, maar het vermoeden rees dat dit gefinancierd was met geleend geld.
Belaging door een hedge fund, verrijking aan de top, road shows, mislukte fusies, boekhoudkundige streken en onmondige aandeelhouders recht, een octrooi. Geen wonder dat er het formidabele bedrag van 6,4 miljoen werd opgehaald: iedereen wilde daar wel aan meedoen. De eerste jaren van de VOC waren weinig succesvol. Het kapen bracht meer op dan de handel, waar slechts de eerste van vier vloten enig succes mee had. Toen in 1609 onder het Twaalfjarig Bestand - een ‘rustpauze’ in de tachtigjarige oorlog het kapen onmogelijk werd, brak de eerste crisis rond de VOC uit. In 1612, tien jaar na de oprichting, zouden de beleggers de mogelijkheid hebben om hun ingelegde kapitaal plus winst terug te krijgen. (Eigenlijk ging het dus om obligaties en niet om ‘aandelen’.) Maar een groep ontevreden aandeelhouders, onder leiding van de voormalige VOC-bewindvoerder Isaac le Maire, voorzag dat de VOC in 1612 helemaal niet in staat zou zijn aan haar verplichtingen te voldoen en begon na 1609 met speculaties tegen het aandeel: het eerste hedge fund in de geschiedenis, signaleert Frentrop. De Heren Zeventien, het bestuur van de VOC, wist de Staten-Generaal niet alleen te bewegen dergelijke speculaties te verbieden, maar ook de termijn waarop betaald moest worden uit te stellen tot 1622. Door de koers van de verhandelde aandelen in 1610 te steunen met een dividend dat wegens gebrek aan contanten grotendeels in natura werd uitgekeerd - peper en foe-
Reden voor een groep beleggers met 40 procent van het kapitaal in handen, om naar de rechter te stappen en inzage te vragen in de financiën van de VOC. Zij waren echter kansloos tegen de macht van de VOC. Beschuldigingen van mismanagement en persoonlijke verrijking door de bewindvoerders van de VOC, die niet zelden een commercieel belang hadden bij de bouw en uitrusting van de schepen, zwollen aan. Maar het zou een commerciële overweging zijn die uiteindelijk enige verandering bij de VOC teweegbracht. Prins Maurits, vertelt Frentrop, had in 1624 zijn zinnen gezet op de oprichting van een West Indische Compagnie (WIC), waarvan de aandelen aan de man moesten worden gebracht. Dat gebeurde met een road show in het land waar, volgens Frentrop, ,,World Online nog wat van had kunnen leren’’. Pas toen de opstandige VOC-aandeelhouders dreigden de ‘beursintroductie’ van de WIC van de rails te laten lopen, ging het roer bij de VOC een beetje om. Later bleek echter dat de meeste toezeggingen over openheid, aandeelhoudersinvloed en terugdringing van vriendjespolitiek in de VOC-top loze beloften waren. Maar tegen die tijd had Jan Pieterszoon Coen in Indië de VOC hardhandig gesaneerd en begon het tijdperk van winstgevendheid. De aandelen stegen, niemand klaagde meer en het
kapitaal van de VOC kreeg in de praktijk zijn permanente karakter. Belaging door een hedge fund, verrijking aan de top, road shows, mislukte fusies, boekhoudkundige streken en onmondige aandeelhouders: in die zin komen de perikelen van de VOC modern over. Maar de deels militaire doelstellingen, de bestuursstructuur waarbij aandeelhouders niets in te brengen hadden, het ontbreken van toezichthouders (commissarissen) en een aandeelhoudersvergadering maken van de VOC als onderneming hooguit een overgangsvorm. Daarbij komt dat de manier van boekhouden zodanig was, dat historici zich nog steeds het hoofd breken over de mate waarin de VOC aanvankelijk winstgevend, en later in de achttiende eeuw verliesgevend was. Ook de berekening van het dividend dat de VOC gedurende zijn bestaan gemiddeld jaarlijks uitkeerde, volgens de meeste bronnen 18 procent van de oorspronkelijke waarde van de aandelen, moet met een flinke korrel zout genomen worden. Het ontstaan van de moderne onderneming, zegt Frentrop, moet worden gesitueerd in de Napoleontische tijd, toen de Naamloze Vennootschap ontstond. Dat de VOC gezien kan worden als een van de eerste multinationaal ondernemende bedrijven is misschien verdedigbaar. Maar de eerste moderne onderneming was zij niet.
Gestoofde peertjes voor de tropenadel nrc handelsblad Door Daniëlle Pinedo
Volgens de historicus Marc van Alphen, verbonden aan het Instituut voor Maritieme Historie in Den Haag, hadden de zielverkopers een zeer slechte reputatie. De opgevoerde schuldbedragen deden de werkelijkheid nogal eens geweld aan en niet zelden werden ‘gasten’ opgesloten tot het schip vertrok - zo konden ze tenminste niet deserteren. Een aantal zielverkopers (meestal zeemansvrouwen) ging onderlinge samenwerkingsverbanden aan. Dat leidde regelmatig tot vechtpartijen, waarbij zelfs kleine privé-legers werden ingeschakeld. Slechts een enkeling kon overigens van het werk rondkomen; de meesten opereerden in de marge van de samenleving. Ook prostituees waren een belangrijke schakel in de werving van VOC-personeel. In een tijd dat de lonen bij de VOC laag waren en de arbeidsomstandigheden zwaar, meldden slechts weinig mannen zich vrijwillig bij de Compagnie aan. Tenzij het water hen aan de lippen stond. Als we de verwijten uit die tijd mogen geloven, waren vooral prostituees debet aan hun val in armoede. En dus had het leven van zeevarenden veel weg van een vicieuze cirkel: na aankomst direct naar het huis van plezier en met het volgende schip weer weg. Of, zoals een liedjesschrijver het verwoordde:
A4-editie
Bij de VOC waren nauwelijks vrouwen in dienst. Maar bij de werving van zeevarenden speelden zij een cruciale rol. ‘Voor waard, waardinnen en voor ’t hoertje’.
15 maart 2002
8
Vrouwen in de VOC
,,Zonder vrouwen kan het mannelijk geslacht niet bestaan”, schreef Jan Pieterszoon Coen in 1619 aan de bewindvoerders van de VOC, de Heren Zeventien. De gouverneur-generaal in Batavia (het huidige Jakarta) maakte zich zorgen over het VOC-beleid dat - op een enkele vroedvrouw na - vrouwen verbood een arbeidscontract aan te gaan voor het werk in de Oost. Volgens Coen zou het gebrek aan vrouwen wel eens het einde van de VOC kunnen betekenen. De Heren Zeventien bleken gevoelig voor het argument van de opperkoopman. Op diens verzoek werden enkele honderden ‘huwbare jonge dochters’ op vaderlandse bodem ingescheept. Een tijdgenoot van Coen wist te melden dat de eerste lading Hollandse meisjes die de Oost-Indiëvaarder ’t Wapen van Hoorn in Batavia afleverde, werd verwelkomd als ,,gestoofde peertjes”. Coen zelf dacht daar anders over. Hij typeerde hen als ,,een goddeloze hoop” en keurde de bestelling zonder omhaal af. Begin zeventiende eeuw waren er slechts weinig Europese vrouwen te vinden in de Oost. Het aantal familieleden van hoge dienaren dat toestemming kreeg de overtocht te maken, is te verwaarlozen. Hetzelfde geldt voor de paar vrouwen die, verkleed als man, onder de VOC-reglementen probeerden uit te komen. Coens bevolkingspolitiek bracht daar geen verandering in. Omdat ook latere leveranties Hollandse meisjes niet aan de verwachtingen voldeden, werd de
onderneming al snel gestaakt. In de jaren dertig van de zeventiende eeuw maakten de huwbare jonge meisjes plaats voor Aziatische vrouwen die, tot opluchting van de bewindhebbers, ,,kloeke, robuuste kinderen” ter wereld brachten. Er moest misschien wat scholing en catechisatie aan te pas komen, maar daarmee werd de toekomst van de tropenadel wel veiliggesteld. Hoewel de handelsvaart een typische mannenaangelegenheid was, werd de werving van zeelieden vooral aan vrouwen overgelaten – de zogenoemde ziel-
verkopers. Deze logementhoudsters c.q. arbeidsbemiddelaars, hadden maar één doel: afgedankte zeelui en berooide werkzoekenden voorzien van eten en drank opdat zij, eenmaal in de schulden beland, tekenden voor een reis. Vlak voor de afvaart werd een zogeheten ceel (later verbasterd tot ‘ziel’) opgemaakt, waarin de Oost-Indiëvaarder verklaarde zijn schuld na terugkeer te zullen voldoen. Omdat tweederde het thuisfront nooit meer terugzag, werden deze transportbrieven meestal voor een lagere prijs doorverkocht.
Op een transport- en een schuldbriefje, Adieu Pierrot, adieu mijn liefje, Vaart hij weer heen, hij is ’t gewend. Zo vaart het arme sukkel-broertje, Voor waard, waardinnen en voor ’t hoertje, Zolang als hij leeft tot zijn end. Bronnen: Marc van Alphen, Ronselaars voor de VOC in Enkhuizen omstreeks 1710 (1995), Leonard Blussé, Bitters Bruid. Een koloniaal huwelijksdrama in de gouden eeuw (1998), Marijke Barend-van Haeften, Egodocumenten van vrouwen uit de VOC-tijd (1995), Lotte van de Pol, Het Amsterdamse hoerdom. Prostitutie in de zeventiende en achttiende eeuw (1996).
nrc handelsblad A4-editie
15 maart 2002
9
Colofon: Redactie Marlies Hager s Vormgeving Remy Jon Ming
Het succes van hedendaagse multinationals staat of valt met goed management. Dat gold ook voor een internationaal georiënteerd bedrijf als de VOC. Wie voerden het bewind? Hoe groot was hun macht? Een overzicht. Kamers De Compagnie werd geleid door zestig directeuren die tezamen zes VOC-vestigingen (ook wel ‘kamers’ genoemd) vertegenwoordigden: Amsterdam, Middelburg, Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen. Twintig directeuren leidden de kamer in Amsterdam, twaalf die in Zeeland en elk vier directeuren voerden het bewind in Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen. Hun taak was het coördineren van de werkzaamheden binnen hun vestiging: goederen inkopen en veilen, personeel werven en schepen bouwen. Een paar keer per week vergaderden de heren in het Oost-Indisch Huis in Amsterdam, het bestuurlijk zenuwcentrum van de VOC. Daar hadden de boekhouders en klerken hun kantoren en was tevens een veilinglokaal gevestigd. Tijdens hun bijeenkomsten verdeelden de bewindhebbers de werkzaamheden onder speciaal gevormde commissies. Zo was er een commissie die toezicht hield op de boekhouding, de salarissen, het aandelenregister en de veilingen. Een
Bestuur van de VOC andere commissie was verantwoordelijk voor de kas en de inkoop van goud en zilver. Weer een andere commissie hield toezicht op de bouw en uitrusting van de schepen en de werving van zeelieden en soldaten. Heren Zeventien Omdat vergaderen met zestig man niet erg effectief is, stelde de VOC ook een hoofddirectie van zeventien heren samen, de ‘Heren Zeventien’. Deze bestuurders kwamen twee à drie keer per jaar gedurende enkele weken bijeen om te beoordelen hoeveel schepen en manschappen er het volgende seizoen zouden uitvaren, welke goederen in Azië moesten worden ingekocht en om data voor veilingen vast te stellen. Amsterdam mocht als grootste kamer (en grootste aandeelhouder) acht leden afvaardigen, Middelburg vier en de rest van de kamers elk een zetel. Het laatste lid werd bij toerbeurt door de kamers in Middelburg, Rotterdam, Delft, Hoorn of Enkhuizen geleverd. Dit om te voorkomen dat Amsterdam een te groot stempel op het algemene beleid van de VOC zou gaan drukken. Bemoeiden de Heren Zeventien zich in het begin alleen met algemeen beleid, gaandeweg nam hun invloed binnen de Compagnie toe. Zo kregen de kamers uiterst gedetailleerde instructies - voor het gebruik van slangbrandspuiten op de schepen tot
het verven van de mast en de boegspriet. Rechter handen In hun werk werden de Heren Zeventien bijgestaan door een advocaat (vaste secretaris) en verschillende commissies, waarvan het Haags Besogne als belangrijkste gold. De advocaat
behandelde de post, stelde resoluties van de hoofddirectie op en nam deel aan vergaderingen. Zijn invloed was groot omdat hij, anders dan de meeste Heren, zijn functie vaak decennialang uitoefende en goed zicht had op de organisatiestructuur binnen de VOC. Het Haags Besogne was belast
met ,,het nasien, leesen en examineren van de boeken, brieven en verdere papieren” die jaarlijks uit Azië werden ontvangen. De commissie rapporteerde haar adviezen en bevindingen aan de Heren Zeventien die, indien nodig, overleg voerden met de StatenGeneraal.
Chequeboekje Je wilt NRC Handelsblad graag lezen maar niet elke dag. Dan is het chequeboekje van NRC Handelsblad een uitkomst. De cheques zijn geldig t/m december 2002 en op elk verkooppunt, uitsluitend in Nederland, inwisselbaar voor een los exemplaar van de krant. Het boekje met 25 cheques is bovendien zo’n ¤ 6,55 voordeliger dan het kopen van losse kranten in de winkel. Je kunt het boekje voor ¤ 24,95 verkrijgen.
Hoge Regering Het hoogste bestuursorgaan van de VOC in Azië was de Hoge Regering. Dit college, bestaande uit een gouverneur-generaal en zes raden, was op papier ondergeschikt aan de Heren Zeventien en moest zich eens per jaar voor al zijn activiteiten in Azië verantwoorden door middel van een aantal ‘generale missiven’. Maar omdat de afstand tussen beide bestuursorganen groot was en de communicatie gebrekkig, opereerde de Hoge Regering in de praktijk veelal op eigen houtje. Dat leidde tot grote irritaties over en weer. Zo tikten de heren Zeventien menig gouverneur-generaal in Azië op de vingers, omdat zijn activiteiten niet strookten met het algemene VOC-beleid. De Hoge Regering, op haar beurt, concludeerde dat de bewindvoerders in de Republiek geen idee hadden met wat voor problemen men in de Oost te kampen had. De Hoge Regering, aldus een gouverneur-generaal, zette zich met ,,lijff ende siele” in om de bevelen uit de Republiek uit te voeren. Maar als het college van mening verschilde met de Heren Zeventien behoorden die ,,ons volcomen toe te vertrouwen ende niet soo cleen te achten, even off wij hier kinderen waren”.
Voor meer informatie kun je bellen met 0800-0323.
Bron: De Vereenigde OostIndische Compagnie, VOC, Els M. Jacobs, Teleac/NOT,1997