Intersectoraal Ondernemen
Een uitnodiging
Colofon Dit is een uitgave van het Platform Vmbo Intersectoraal. Delen van deze brochure mogen vrij worden gekopieerd voor niet-commerciële doeleinden, mits de bron wordt vermeld.
Inhoud
Het Platform VMBO Intersectoraal is de leerlingen en de scholen zeer erkentelijk voor hun medewerking aan het vervaardigen van deze brochure.
1
De wending
3
Tekst Rob Diephuis
2
Beelden
9
Op basis van bijdragen van: Roeland Baaten, Jeffrey Whyte, Olga Welling, Klaas Pit, team Diephuis & Van Kasteren
3
Condities
19
4
Het platform
23
5
Zelf beginnen
27
Opmaak en productie: Fotografie Ebel-Jan Schepers Hengelo Ontwerp en realisatie Twentie design en dtp Hengelo Projectcoördinatie Bridges personeelscommunicatie Borne 2
3
Dankbetuiging
Voor de samenstelling van deze brochure hebben we een viertal scholen bezocht en gesproken met directie, teamleiders, docenten en leerlingen. Graag willen wij deze mensen hartelijk danken voor de gastvrije ontvangst en de plezierige gesprekken die we gevoerd hebben. De gesprekken met jullie over jullie ervaringen hebben een schat aan informatie opgeleverd. Hiervoor onze dank.
I
Hilfertsheem Beatrix, Hilversum Gesproken met: Hanny Strankinga, directeur Fenny Veldman, afdelingsleider Lucelle Comvalius, docent intersectoraal (maatschappijleer II) Natascha en Dillan, leerlingen
II Via Nova College, Utrecht. Gesproken met: Ron Dorreboom, directeur Mark Dees, teamleider III Carmelcollege, Emmen Gesproken met: Marc Franzen, Interim teamleider Mark Jansen, docent intersectoraal Raimundo en Kim, leerlingen Intersectoraal programma IV Sg. St.-Canisius, Tubbergen Gesproken met: Mirjam Lageschaar, teamleider Roely Supér, docent intersectoraal
4
5
1 De wending
2 Beelden Drie scholen op zoek naar een bevrijdend idee - zo is het intersectoraal vmbo geboren. Zeven jaar terug, 2002: drie verschillende motieven, maar – alsof het in de lucht hing – hetzelfde idee voor een nieuwe aanpak voor het VMBO, met als kern de verbindingen tussen de sectoren. Samen werkten ze het idee nader uit. Het bleek in vele opzichten een wending: naar nieuw elan, groei, een breder programma en vooral een ander perspectief op de vragen van leerlingen. Die laatste verandering is uiteindelijk de meest bepalende wending gebleken. Het klassieke vmbo kent van oorsprong landelijke programma’s die zijn bedacht als start van een specifieke opleiding voor een beroep of cluster verwante beroepen. De oriëntatie van intersectoraal vmbo is wezenlijk anders: het gaat niet primair uit van de behoeften van de arbeidsmarkt, maar van de loopbaanvragen van leerlingen. Het is een ander concept van vmbo: niet in de eerste plaats beroepsgericht, maar loopbaangericht. De kern van een intersectorale school is een brede oriëntatie op verschillende soorten werk, gekoppeld aan een goede loopbaanbegeleiding. De leerlingen kiezen idealiter hun eigen moment voor loopbaankeuzes – de één vroeger dan de ander. Voor wie het nog niet weet, is tot de drempel van het mbo nog alles mogelijk. De vaste kern van het programma zijn algemene beroepscompetenties: kennis, vaardigheden en houdingen die je in allerlei soorten werk goed kunt gebruiken. De sectoren zijn geen doel op zichzelf meer, maar vormen de contexten voor verschillende soorten werkervaring. Elke school vult die concrete contexten zelf in. Natuurlijk zijn er kaders en voorbeelden van anderen, maar een kant-en-klaar programma ligt er niet. Elke school maakt zijn eigen programma.
vmbo is een vorm van pedagogisch ondernemen. Het is dan ook een keuze waar een team echt achter moet gaan staan. Inmiddels werken ongeveer zeventig scholengemeenschappen op ruim honderd vmbo-locaties aan allerlei varianten van intersectorale trajecten. De scholen zijn verenigd in het Platform Vmbo Intersectoraal. Er is dus veel ervaring en materiaal voorhanden en er is ook een infrastructuur voor uitwisseling daarvan. Het bijzondere is: het oorspronkelijke idee is nog springlevend, nog niet gestold in gedetailleerde voorschriften. De deur naar de eigen ambitie staat open, er is nog altijd veel ruimte voor een eigen wending.
Wie overweegt ‘intersectoraal te gaan’, zal zich een beeld willen vormen van wat er zoal in de scholen van het Platform gebeurt. Hoe ziet intersectoraal vmbo er in de praktijk uit? Dat is niet eenvoudig. Wie rondreist langs deelnemende scholen, ziet overal wat anders. Om echt een beeld te krijgen kunt u het beste gaan praten op een regionale netwerkbijeenkomst bij u in de buurt. U kunt ook een afspraak maken met de mensen van het Platform, die vele van de betrokken scholen van nabij kennen (zie gegevens achterin). Waar kunt u zoal op letten? Waar zitten de belangrijkste kenmerken van intersectorale scholen? Hierna volgt alvast een kleine kijkwijzer met zeven ingangen.
De bevrijding is daarmee tegelijk de uitdaging. Wie kiest voor intersectoraal vmbo, verbindt zich met een visie op loopbaanbegeleiding maar krijgt geen uitgewerkt programma. De deur gaat open om een eigen ambitie te realiseren, maar u moet het wél zelf doen. Intersectoraal 8
9
Kijkpunt 2
Loopbaanoriëntatie en -begeleiding Loopbaanbegeleiding is de essentie van een intersectoraal concept. De ingrediënten zijn bekend, maar de accenten en de concrete vormgeving lopen sterk uiteen. De ene school zet in op spannende werkopdrachten, waarin een leerling zijn echte kwaliteiten kan ontdekken. Een andere school is goed in de dialoog met kinderen over hun ervaringen en ambities. Een derde school brengt de buitenwereld naar binnen, voorbij de simulaties. Waar liggen uw sterke punten? Kijk eens hoe intersectorale scholen leerlingen helpen zich breed te oriënteren en goede persoonlijke keuzes te maken.
Een voorbeeld uit de praktijk. Op de scholengemeenschap Stevensbeek doen alle leerlingen eerste ervaringen op met verschillende soorten werk. Daarnaast is er ruimte en tijd gemaakt
[foto en voorbeeld van Sg. Stevensbeek, Boxmeer]
waarin ze individuele talenten en interesses kunnen volgen. De school kent een sterk mentoraat waarin de ervaringen van leerlingen
Vragen bij het eerste kijkpunt:
een plek krijgen. Leerlingen stromen breed uit,
Wat brengt het team in beweging?
bijvoorbeeld in de variant Technologie en Commercie.
Wat zorgt voor uithoudingsvermogen?
Een voorbeeld uit de praktijk. Op de locatie Ravenstein van Het Hooghuis kwam de energie
Kijkpunt 1
Beweging
Vragen bij het tweede kijkpunt:
in eerste instantie uit de beweging in de onder-
Hoe kunnen leerlingen hun talenten en voorkeuren ontdekken?
bouw. Het team werd geïnspireerd door het
Hoe krijgt de persoonlijke begeleiding van leerlingen vorm?
project Slash 21 om een eigen visie op leren te ontwikkelen. Kernthema’s: brede vorming en zelf verantwoordelijkheid leren nemen. In de
Om te beginnen: op de meeste plekken is het intersectorale programma een ‘moving target’. Het is nergens af, het wordt vrijwel overal elk jaar weer aangepast. Het programma is permanent in beweging. Thema’s veranderen, kern- en keuzepatronen wisselen, relaties in de regio leiden tot nieuwe afspraken, de leeromgeving wordt verbouwd – de lijst is eindeloos. Dit is een consequentie van grote planningsvrijheid: ruimte genoeg, maar je moet de energie wel hebben om te bouwen. Niet alleen ambitie, maar ook energie in het team; dat is de basisvoorwaarde om te starten. Kijk eens hoe intersectorale scholen kracht mobiliseren om te blijven ontwikkelen.
bovenbouw vmbo leidde dit tot een breed oriënterend programma (gemengd-theoretisch) met uitstel van sectorkeuze tot leerjaar vier. Het team heeft zich een cultuur eigen gemaakt van permanent leren en innoveren
[foto en voorbeeld van Het Hooghuis, Ravenstein]
10
11
Kijkpunt 4
Leertijd, leerplek en leermiddelen Werken met een intersectorale aanpak biedt in principe kansen om de leeromgeving rijker te maken. Een breder programma betekent grotere groepen en dus potentieel een meer efficiënte inzet van middelen. Maar het realiseren van die kansen betekent wel dat u ontzettend goed moet nadenken over zowel de breedte als de flexibiliteit in het programma. Pas als u een goed beeld heeft van de mogelijke leeractiviteiten kunnen huisvesting en infrastructuur slim worden vorm gegeven. Kijk eens hoe intersectorale scholen onderwijskeuzes verbinden met de leeromgeving.
Een voorbeeld uit de praktijk. Op het Carmelcollege Emmen begon de intersectorale ontwikkeling met een verbouwing. De school zette in op leeromgeving waarin meer variatie
[foto en voorbeeld van Carmelcollege Emmen, Emmen]
mogelijk werd in manieren van leren. Een nieuw programma Techniek en Welzijn werd vertaald naar een verrijkte omgeving, aantrekkelijk
Vragen bij het derde kijkpunt:
voor meisjes én jongens. Een pionierende
Welk deel van het programma is voor alle leerlingen verplicht?
groep docenten kregen een grote rol bij de inrichting.
Waar zitten de mogelijkheden voor leerlingen om een deel van het programma zelf te kiezen?
Een voorbeeld uit de praktijk. Op de locatie Tubbergen van scholengemeenschap St. Canisius
Kijkpunt 3
Kern- en keuzeprogramma
krijgen de leerlingen naast een breed basisprogramma veel ruimte om een eigen pakket aan
Vragen bij het vierde kijkpunt: Hoe gevarieerd is het aanbod aan leeractiviteiten? Waar zitten de schaalvoordelen van een intersectorale aanpak?
modulen te volgen, afhankelijk van hun toekomstperspectief. Elke leerling heeft naast het centraal examen Commercie en Dienstverlening een
Alle scholen kennen een mix van kern en keuze, maar dit is wel de dimensie waarop de scholen het sterkst van elkaar verschillen. De uitersten zijn: aan de ene kant een vast programma gericht op één of meer uitstroomprofielen; aan de andere kant compleet maatwerk per leerling, van heel breed tot en met zeer specifiek. Dit heeft in de eerste plaats te maken met de waarde die het team hecht aan verplichte brede oriëntatie; inschattingen over het vermogen van leerlingen om zelf te kiezen; en uiteraard de mogelijkheden die de school heeft qua leeromgeving. Kijk eens hoe intersectorale scholen ruimte maken voor specifieke leervragen van leerlingen.
persoonlijk plan van toetsing en afsluiting. Daarin kunnen ook modulen uit de sectoren techniek of groen een plek krijgen of extra algemene vakken. De school heeft zo een eigen vorm van maatwerk gevonden.
[foto en voorbeeld van Sg. St.-Canisius, Tubbergen]
12
13
Kijkpunt 5
Samenwerking met de regionale arbeidsmarkt Het intersectorale vmbo richt zich niet direct op de arbeidsmarkt, maar heeft wel bedrijven en instellingen nodig voor oriëntatie en eerste werkervaringen. Ook breed vmbo moet niet los gezongen worden van de beroepspraktijk. Het is de kunst de samenwerking met die praktijk zó vorm te geven dat ook de externe partners er iets bij winnen en mee willen investeren. Hier worstelt het hele vmbo mee, maar de focus op uitstel van keuze maakt het bepaald niet gemakkelijker. Kijk eens hoe intersectorale scholen zich positioneren in de regionale arbeidsmarkt.
Een voorbeeld uit de praktijk. De locatie De Zeven Linden in Dedemsvaart heeft vanouds een uitstekend netwerk met het lokale middenen kleinbedrijf. Leerlingen voeren regelmatig
[foto en voorbeeld van De Zeven Linden, Dedemsvaart]
opdrachten uit voor kleine ondernemers, van BRUNA winkel tot drogist. Zo ontwikkelde een groep leerlingen voor een winkelier een heuse webwinkel op internet. Zo ontdek je hoe je als
Vragen bij het zesde kijkpunt:
opdrachtnemer omgaat met klanten: dat is
Hoe flexibel is het PTA?
leren van werken.
In hoeverre sluit het SE aan op het CSPE?
Vragen bij het vijfde kijkpunt: Hoe wordt werkervaring ingezet in het programma? Hoe wordt werkervaring georganiseerd?
Een voorbeeld uit de praktijk. Op het Montaigne Lyceum in Den Haag wordt nieuw onderwijs
Kijkpunt 6
De examinering op schoolniveau
gemaakt in de vorm van levensechte prestaties. De school doet ook mee aan een pilot project rond competentiegericht beoordelen. Leerlingen leggen bijvoorbeeld zelf vast hoe een opdracht wordt uitgevoerd, als basis voor bespreking en evaluatie. Zo sluiten leren en beoordelen nauw op elkaar aan. Het schoolexamen krijgt een eigen
De geboden vrijheidsgraden in de intersectorale aanpak brengen een bijzondere verantwoordelijkheid met zich mee voor bewaking van de resultaten. Kort door de bocht: veel vrijheid vraagt om een heel goed schoolexamen. Scholen verschillen nogal op dit punt: hoe meer flexibiliteit in het programma, des te gevarieerder wordt ook de beoordeling. Sommige scholen sluiten in hun schoolexamen qua breedte nauw aan op één van de doorstroomprofielen in het centraal examen. Andere maken hun schoolexamen breder.
kleur en onderscheidt zich met deze werkwijze van het landelijk examen.
[foto en voorbeeld van Montaigne Lyceum, Den Haag]
14
15
Kijkpunt 7
De stap naar het mbo Een loopbaangericht concept van vmbo vraagt om specifieke aandacht voor een goede begeleiding in de overgang naar het mbo. Sommige leerlingen zullen al in een doorlopende leerlijn kunnen doorwerken, maar vele andere moeten nog belangrijke keuzes maken. Ook op dit punt verschillen de intersectorale scholen sterk van elkaar. Sommige betrekken het mbo bij het onderwijs in leerjaar vier vmbo; andere volgen de leerlingen in het eerste jaar mbo.
Een voorbeeld uit de praktijk. Het College Via Nova in Leidsche Rijn Utrecht kent een uniek
[foto en voorbeeld van Via Nova College, Utrecht]
‘buddy’ systeem, waarin een mbo-leerling meeloopt als coach van een vierdejaars vmbo-er. Zo biedt de school eerstehands ervaring en
Wat past bij uw school? De zeven kijkpunten zijn niet alleen bedoeld om beelden op te roepen van de mogelijkheden binnen een intersectoraal concept. Ze kunnen u ook helpen te bepalen wat past bij uw school. Natuurlijk is het legitiem om op basis van bedrijfsmatige overwegingen over te stappen, zo is de beweging op vele scholen begonnen. Maar de wending van een beroepsgericht programmaconcept naar een loopbaangericht begeleidingsconcept is veel méér dan een kunstje met licenties en leerlingenaantallen. De wending vraagt om een integrale heroverweging van hoe u het vmbo wilt inrichten én de energie om die inrichting daadwerkelijk te realiseren. Dat klinkt misschien wat zwaar, maar u hoeft daarin niet meer te pionieren. Vele scholen gingen u voor en vonden – in samenspraak met elkaar – nieuwe wegen voor hun leerlingen.
informatie over het mbo. De consequente pedagogische aanpak van de school, waarin het zelfstandig leren werken centraal staat, is een goede voorbereiding op wat de leerling na het vmbo te wachten staat.
Vragen bij het zevende kijkpunt: Welke afspraken heeft de school met het mbo in de regio? Hoe krijgt de ‘warme overdracht’ vorm?
16
17
3 Condities Overzicht van kijkpunten
18
Kijkpunt
De goede vragen
Beweging
• Wat brengt het team in beweging? • Wat zorgt voor uithoudingsvermogen?
Loopbaanbegeleiding
• Hoe kunnen leerlingen hun talenten en voorkeuren ontdekken? • Hoe krijgt de persoonlijke begeleiding van leerlingen vorm?
Kern- en keuzeprogramma
• Welk deel van het programma is voor alle leerlingen verplicht? • Waar zitten de mogelijkheden voor leerlingen om een deel van het programma zelf te kiezen?
Leertijd en leeromgeving
• Hoe gevarieerd is het aanbod aan leeractiviteiten? • Waar zitten de schaalvoordelen van een intersectorale aanpak?
Relatie arbeidsmarkt
• Hoe wordt werkervaring ingezet in het programma? • Hoe wordt werkervaring georganiseerd?
Schoolexamen
• Hoe flexibel is het PTA? • In hoeverre sluit het SE aan op het CSPE?
Doorstroming naar mbo
• Welke afspraken heeft de school met het mbo in de regio? • Hoe krijgt de ‘warme overdracht’ vorm?
Hoe denken wij daar over?
19
Denken over een eigen intersectorale toekomst is een proces van losmaken en opnieuw vastmaken. Losmaken begint met beelden over de mogelijkheden. De beweging is ‘van onderop’ begonnen en ontleent zijn energie en groei nog steeds in hoge mate aan de ambities van leraren en schoolleiders. Als u overweegt in te stappen, begin dan niet bij het examenprogramma of de licenties, neem de tijd om ruimte te maken voor eigen ideeën. Dat geeft inspiratie en beweging in de school. Opnieuw vastmaken is echter ook belangrijk. Het leidt tot een realistisch plan dat past binnen de grenzen van de mogelijkheden. De ruimte is groot, maar wel gedefinieerd: zonder grenzen is er alleen anarchie. Overigens zijn de kaders nog steeds in beweging. Hieronder volgt een beknopt overzicht van de stand van zaken anno 2009. Het examenprogramma Het belangrijkste formele kader wordt gevormd door het Examenprogramma Vmbo Intersectoraal. Dit examenpro-
gramma bevat de leerdoelen en voorschriften voor de centrale examinering. Dit examenprogramma heeft: • Een gemeenschappelijk deel dat voor alle leerlingen verplicht is. Dit bevat de volgende drie exameneenheden. • IS/1: oriëntatie op de sectoren techniek, commercie en zorg & welzijn • IS/2: Algemene professionele vaardigheden • IS/3: Intersectorale methodische vaardigheden • Een deel met een drietal uitstroomvarianten, waarvan er tenminste één verplicht is. De exameneenheden voor de uitstroomvarianten zijn de volgende drie. • IS/4: Technologie en Dienstverlening • IS/5: Technologie en Commercie • IS/6: Dienstverlening en Commercie • Een keuzedeel met acht exameneenheden, die een leerling al of niet kan kiezen. De school is niet gebonden aan de keuze-eenheden en kan ook eigen eindtermen formuleren en deze als keuzeonderdelen inzetten in het programma en het schoolexamen.
De gemengde leerweg heeft één sectoroverstijgend beroepsgericht programma dat in zijn geheel centraal wordt geëxamineerd. Dit bestaat uit de volgende vijf exameneenheden. • Professionele vaardigheden • Informatietechnologie • Ontwerpen en realiseren • Commercieel handelen • Organiseren Profilering volgens de uitstroomvarianten is wel mogelijk, maar alleen via het schoolexamen en de keuze van de algemene vakken. Wie zich nader wil inlezen op de inhoud van het examenprogramma, kan het downloaden via www.platformvmbointersectoraal.nl. Algemene vakken vmbo De school voor intersectoraal vmbo is gebonden aan regelgeving over de algemene vakken in de leerwegen. De vakken Nederlands, Engels, culturele en kunstzinnige vorming 1, maatschappijleer 1 en lichamelijke opvoeding 1 blijven verplicht voor alle leerlingen. Voor de doorstroomrelevante algemene vakken is op dit moment de volgende regeling van kracht. De sectorvakken die de leerling volgt zijn afhankelijk van de uitstroomvariant. De leerling kiest twee vakken uit drie mogelijkheden, als volgt. Uitstroomvariant Technologie en Dienstverlening Technologie en Commercie Dienstverlening en Commercie
Ondersteunende algemene vakken 2 uit wiskunde/natuur- en scheikunde1/biologie 2 uit wiskunde/natuur- en scheikunde1/economie 2 uit wiskunde/biologie/economie
Het examen De CEVO stelt per jaar zeven centrale examens vast voor het beroepsgerichte programma. Per uitstroomvariant een versie voor resp. basisberoepsgericht en kaderberoepsgericht. Daarnaast een examen voor de gemengde leerweg. De examens hebben de vorm van een CSPE: met zowel schriftelijke als praktische opgaven en beslaan circa 6 klokuren werk. Daarnaast zijn er de gangbare examens voor de algemene vakken. Interessant is de snelle opmars van digitale examens die flexibel kunnen worden ingezet. Een voorbeeld: in 2007 werd al 90% van de landelijke examens Engels voor basisberoepsgericht digitaal afgenomen. 20
De school stelt zelf een schoolexamen vast. De ruimte hiervoor wordt alleen begrensd door de algemene vaardigheden in de eerste drie eenheden (zie boven). Dit biedt de mogelijkheid om het examentraject helemaal op maat van de leerlingen te maken. In de praktijk zie je dat scholen hierin eigenzinnige keuzes maken en ook specifieke (‘smalle’) keuzes van individuele leerlingen honoreren. De ruimte wordt benut om breed en smal op maat te combineren. De verhouding tussen schoolexamen en landelijke examen is conform de algemene richtlijn dat leerlingen ongeveer een derde van de beschikbare onderwijstijd nodig hebben om zich de leerdoelen van het landelijk examen eigen te 21
4 Het Platform
maken. De landelijke examens zijn te vinden op www.citogroep.nl. Op www.cevo.nl vindt u ook de syllabus waarin de exameneisen voor het landelijk examen nader zijn gespecificeerd. Licenties Om een uitstroomvariant te kunnen aanbieden, heeft de school minimaal twee onderliggende licenties nodig voor afdelingen in de twee samenstellende sectoren van de uitstroomvariant. Deze eis geldt per vestiging, niet per BRIN-nummer! Tot 2005 was het mogelijk een beroepsgericht programma aan te bieden zonder licentie, op basis van een bilaterale afspraak met een andere school (de zgn. ‘brede Zwolse variant’). Dat is niet meer mogelijk. Daar staat tegenover dat in de nieuwe wet rond het Regionale Plan Onderwijsvoorzieningen (RPO) de mogelijkheden sterk zijn verruimd. Kort samengevat: als alle deelnemende scholen in het RPO tot overeenstemming komen, kunnen ze zelf de beschikbare voorzieningen spreiden, althans voor de duur van de regionale overeenkomst. Een RPO moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Zie voor de details van deze condities de publicatie Wat moet en wat mag?, te vinden op http://watmoetenwatmag.adviesgroepvmbo.nl. onder de rubriek Onderwijsaanbod. Deze site wordt in 2009 overgenomen door de Stichting Platforms Vmbo. Samenwerking in de regio Regionale samenwerking is een belangrijke conditie voor invoering van een nieuw intersectoraal programma. U kunt zich voorstellen dat een verbreding van het aanbod consequenties heeft voor de verhoudingen in de regio. Daarbij gaat het niet alleen om de concurrentieverhoudingen met andere scholen voor vmbo, maar ook voor de samenwerking met de arbeidsmarkt en de doorstroming naar het mbo. De verplichting om deze samenwerking via een RPO te regelen is vervallen. Als het programma niet in een RPO is opgenomen, dient de school een verklaring te overleggen waaruit blijkt dat er afspraken zijn gemaakt over de samenwerking met het regionale bedrijfsleven en het naburige mbo.
22
Verantwoording De algemene regels voor horizontale en verticale verantwoording zijn gewoon van kracht. Voor de school die de ruimte krijgt om een eigen intersectorale vmbo-opleiding vorm te geven, geldt specifiek de verplichting dit programma te verantwoorden in een vakwerkplan. Hierin vermeldt de school de keuzes die gemaakt zijn voor het wat en hoe van het programma en de aansluiting op de landelijke eindtermen. Voor het vakwerkplan gelden geen nadere voorschriften: het is daarom aan te bevelen om in een vroeg stadium hierover contact te leggen met de Rijksinspectie Voortgezet Onderwijs in uw regio. Het Platform biedt ondersteuning bij de totstandkoming van het vakwerkplan. Nieuwe ontwikkelingen De regelgeving rond het vmbo is permanent in beweging. We noemen hier drie ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op schoolkeuzes: Er is een ontwikkeling naar een verbreding van het intersectoraal programma met de sector Groen. Het is nog niet precies duidelijk hoe dat er uit komt te zien. Overigens: als u als OCW-school een licentie Groen heeft kunt u een oriëntatie op die sector op eigen wijze opnemen in het programma en desgewenst examineren in uw schoolexamen. Er wordt gekeken naar een vereenvoudiging van de regels rond de sectorvakken. Op dit moment ziet dat er als volgt uit. Vanaf 2010 is er nog maar één verplicht ondersteunend vak per uitstroomvariant, een tweede vak kan vrij worden gekozen. Het verplichte sectorvak wordt dan wiskunde (Technologie & Dienstverlening, Technologie & Commercie) of economie (Dienstverlening & Commercie). Er loopt een onderzoek naar de vereenvoudiging van de totale structuur van beroepsgerichte vmbo-programma’s. De inzet van het Platform Vmbo Intersectoraal is te komen tot één landelijk intersectoraal examen. Keuzes voor een uitstroomvariant zouden dan in het schoolexamen terecht kunnen komen.
De eerste stap in de richting van een intersectoraal programma is de aansluiting op het landelijke netwerk. Het Platform Vmbo Intersectoraal is een vereniging van scholen, waar u als lid een contributie voor betaalt. In een vereniging bepalen de leden het beleid, u kunt meteen meedoen. Het lidmaatschap ontsluit een groot aantal ervaringen en faciliteiten. De vereniging heeft een eigen stichting met een klein servicebureau, uw eerste aanspreekpunt. De ambitie van het Platform Het lidmaatschap van de vereniging is niet vrijblijvend. Aan de basis liggen enkele centrale waarden en overtuigingen over het vmbo. Kort samengevat: • De essentie van het vmbo is een brede oriëntatie op werk en loopbaan. • De leerlingen staan voorop: het gaat er in essentie om dat elke leerling ‘ergens goed in wordt’. • Het programma krijgt een eigen kleur per school en regio.
De vereniging vindt dat elke leerling het recht heeft op een kennismaking met allerlei soorten werk in een grote variëteit aan contexten; uitstel van verplichte keuzes is een belangrijk principe. Als een leerling al in het vmbo met overtuiging en helderheid kiest voor een afdeling of vakrichting is dat natuurlijk prima en zal de school zich inzetten om ook die leerling te bedienen. Dat lukt meestal ook, juist door de combinatie van intersectoraal schaalvoordeel en inrichtingsvrijheid. Voor de helderheid: de vereniging is géén voorstander van een vmbo dat uitsluitend bestaat uit naast elkaar opererende afdelingen of sectoren. De activiteiten van het Platform zijn in drie groepen te verdelen: service aan de leden; onderzoek en ontwikkeling met het oog op kwaliteitsverbetering; belangenbehartiging op landelijk niveau. Het Platform werkt nauw samen met twee andere: het Platform Technologie in de Gemengde Leerweg en het Platform
vmbo ICT-route. Samen vormen deze drie platforms de Alliantie VMBO Intersectoraal. Ongeveer de helft van de scholen voor vmbo is aangesloten bij één van deze platforms. De Alliantie presenteert zich als volgt: ‘Onze leden zetten in op intersectorale programma’s. Daarin verlaten ze de voor de leerlingen vaak te rigide indeling in de vier sectoren Techniek, Economie, Zorg & Welzijn en Groen. Ze krijgen hierdoor de kans om vóór de vervolgopleiding en beroep diepgaand kennis te maken met de inhoudelijke kanten van álle sectoren. Zodat ze wéten waarvoor ze kiezen. En gemotiveerd de weg naar hun toekomst inslaan.’
Service: wat heeft het Platform u te bieden? Het Platform biedt ondersteuning op drie niveaus: op maat van de individuele school, via regionale netwerken en op landelijk niveau. De ondersteuning op maat wordt in het bijzonder geboden bij de voorbereiding op de wending van de school. De twee medewerkers van de stichting, een ervaren schoolleider en een onderwijskundig beleidsmedewerker, vormen een sterke combinatie die 24
u helpt bij alle mogelijke aanloopproblemen. Daarnaast organiseert het Platform regelmatig regionale netwerkdagen. Op deze bijeenkomsten worden ervaringen, ideeën en materialen uitgewisseld. Er zijn drie regio’s met elk 15 – 30 scholen. De netwerkdagen worden door de leden als ‘positief en inspirerend’ gekwalificeerd. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat iedere deelnemer niet alleen komt ‘halen’, maar ook iets uit de eigen schoolpraktijk komt ‘brengen’ voor anderen. Enkele thema’s die centraal stonden op de afgelopen netwerkdagen zijn buitenschools leren, het zelf ontwikkelen van leermiddelen, het vakwerkplan, werken met een portfolio. Op de website van het Platform treft u een actuele lijst aan met de deelnemende scholen per regio. Op landelijk niveau bestaat de dienstverlening uit een databank met flexibel in te zetten leermiddelen. In samenwerking met MicrowebEdu biedt het platform faciliteiten op het gebied van leermiddelontwikkeling. Daarbij gaat het deels om kant-en-klare leermiddelen in de vorm van thema’s; deels om een databank plus een format waarmee scholen hun eigen leermiddelen kunnen samenstellen. 25
Ontwikkeling en onderzoek Naast de directe dienstverlening aan de leden spant de vereniging zich ook in om impulsen te geven aan kwaliteitsverbetering op langere termijn. Op dit moment lopen de volgende initiatieven: • Samen met Fontys hogescholen wordt bekeken hoe aankomende leraren goed kunnen worden voorbereid op het werken in een intersectorale leeromgeving. Thema’s daarin zijn, bijvoorbeeld, intersectorale professionele vaardigheden en vaardigheden in de loopbaanbegeleiding. • Het Platform ondersteunt wetenschappelijk onderzoek naar de ontwikkeling van intersectoraal onderwijs. Een voorbeeld daarvan is het onderzoek van Klaas Pit (BMC) naar de kwaliteit en de implementatie van intersectoraal onderwijs. • Er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een op het vmbo toegesneden portfolio dat goed inzicht geeft in de onderwijsloopbaan- en competentieontwikkeling van de leerling. • Er is technisch overleg met OCW, CEVO en Cito over de landelijke examens. De leden van de vereniging brengen ook regelmatig thema’s in die centraal kunnen worden opgepakt. Er is dus veel ruimte voor uw eigen inbreng.
26
Belangenbehartiging Tenslotte behartigt het Platform de belangen van het intersectoraal vmbo op landelijk niveau. Er is regelmatig overleg met het ministerie van OCW en met vertegenwoordigers van de landelijke politiek. Het Platform neemt ook deel aan de landelijke Stichting Platforms Vmbo (SPV). In het algemeen zijn deze activiteiten gericht op het verwerven en versterken van de maatschappelijke erkenning voor deze vorm van vmbo. Een voorbeeld van een actueel thema hierin is de verbreding van intersectoraal onderwijs naar de sector Groen.
5 Zelf beginnen
De wending naar intersectoraal onderwijs roept onmiddellijk basisvragen op die gepaard gaan met elke vorm van onderwijsvernieuwing. Waar zit de noodzaak? Wie voelt de noodzaak? Hoe kom je tot een collectieve ambitie? Hoe komen we tot een duurzame innovatie? Tot slot een paar opmerkingen over deze kwesties in deze context. Waar zit de noodzaak? De energie die nodig is om te veranderen moet ergens vandaan komen. Er moeten goede redenen zijn om te starten met een intersectoraal programma. In de praktijk van de deelnemende scholen zien we dat die beweegredenen sterk uiteenlopen. Er is vrijwel altijd een combinatie van motieven. Er zijn scholen waar leerlingen steeds meer moeite hebben een zinvolle opleidingskeuze te maken. Er is dan kennelijk een andere vorm van loopbaanbegeleiding nodig. Er zijn scholen die primair een oplossing zoeken voor een probleem: het teruglopen van het aantal leerlingen per afdeling of sector. Er zijn scholen waar de omgeving vraagt om breed opgeleide mensen: er ontstaat in de regio een gesprek over professionele
vaardigheden als basis voor een beroepsopleiding. Er zijn scholen die vanuit een verouderde huisvesting gaan verbouwen en zoeken naar een nieuw onderwijsconcept. Er zijn scholen in grote steden die uitstel van keuze willen organiseren voor een overwegend allochtone leerlingenpopulatie die nog een taalachterstand aan het inlopen zijn. Er zijn scholen op het platteland met een streekfunctie waar ze de enige nabije voorziening vormen. Daar willen ouders graag een breed vmbo-aanbod in stand houden. Er zijn nieuwe scholen in nieuwbouwwijken die helemaal vanuit een nieuwe onderwijsvisie starten. De lijst van beweegredenen is lang en divers.
Vraag: waar zit bij u de noodzaak? Wie voelt de noodzaak? De tweede vraag volgt onmiddellijk op de eerste. Wordt de noodzaak vooral door de omgeving gevoeld of leeft het echt in de school? Is het een ambitie van de directie of wordt het idee gedragen door het team of een deel daarvan? U kent het gevleu-
gelde woord: mensen willen best veranderen, maar niet veranderd worden. Ook hier laat de praktijk een zeer divers beeld zien. Vaak begint het klein, bij een directie die vanuit een helikopterpositie de noodzaak voor een wending aan ziet komen. Soms ook begint het op de werkvloer, meestal als de leerlingenaantallen sterk teruglopen. Hoe dit er ook uitziet: in alle gevallen is een combinatie nodig van energie bij leraren en sturing vanuit de leiding. Het gaat altijd om de goede mix van externe en interne motivatie. Hier ligt een subtiele balans: de leiding kan niet te ver voor de muziek uit lopen; de leraren zijn de spil maar kunnen niet teveel divergeren. Duizend bloemen verwelken onherroepelijk.
derzoek (P. Sleegers, UVA) vermoeden we dat ‘olievlekwerking’ niet echt bestaat: iedereen moet vanaf het begin op enigerlei wijze meedoen of meedenken. In essentie ontstaat dat door het organiseren van perspectiefwisseling: anders leren kijken. In principe kan dat op vele manieren worden gerealiseerd. Door op andere plekken te gaan kijken; door mensen in andere rollen te zetten; door partijen buiten de school naar binnen te halen; door samen een andere leeromgeving te ontwerpen; door ervaringen van oud-leerlingen zichtbaar te maken.
Vraag: hoe werkt u aan een gedeelde ambitie?
Vraag: wie voelt bij u de noodzaak? Hoe komen we tot een collectieve ambitie? De derde basisvraag voor een beginfase gaat over verbreding. Er is een idee over intersectoraal vmbo, er ligt een verbinding tussen leiding en medewerkers, maar er is nog geen gedeelde ambitie. Uit on-
28
Hoe komen we tot duurzame innovatie? De vierde basisvraag gaat over volhouden. Veel scholen beginnen iets, maar maken het niet af. Het onderzoek van Klaas Pit op intersectorale scholen wijst in de richting van het volgende. Scholen die trouw blijven aan hun startmotieven bereiken aanzienlijk meer dan scholen die na een jaar vergeten
29
zijn waarom ze ook al weer iets intersectoraals wilden gaan doen. De boodschap is simpel: kies voor een helder waarom en blijf daarna consistent. Het beste implementatieadvies is nog altijd: maak af wat je begint. Dit lijkt een open deur, maar het gebeurt minder dan u wellicht denkt! Het is de moeite waard om de innovatiehistorie van uw eigen school op dit punt nog eens te bekijken.
Vraag: in hoeverre kan uw school consistent zijn, met het oog op duurzame innovatie? Beweging van buiten naar binnen De krachtigste motor voor intersectoraal onderwijs is de bewustwording waar het uiteindelijk om gaat: er voor zorgen dat elke leerling op de goede plek terecht komt. Ouders zijn belangrijke bondgenoten: ze zijn immers nauw betrokken bij de loopbaankeuzes van hun kinderen. Het is dan ook sterk aan te bevelen om de ouders in een vroeg stadium goed te informeren over de plannen van de school. De wending naar intersectoraal vmbo wordt idealiter mede door hun input vorm gegeven. Een vergelijkbare kracht kan worden geleverd door een vertegen-
woordiging van het middelbaar beroepsonderwijs in de regio en de lokale arbeidsmarkt. Ook hiervoor geldt dat zij als direct belanghebbenden een sterke en positieve invloed kunnen hebben op de totstandkoming van een goed passend intersectoraal concept. Misschien zit daar wel de kern van de wending. Wie de loopbaan van de leerling centraal zet, richt de blik op wat de leerling nu laat zien met het oog op de toekomst ná school. Niet in de eerste plaats op die voldoende cijfers van vandaag, hoe belangrijk ook, maar boven alles op de perspectieven ná het vmbo en de keuzes die leerlingen maken voor morgen.
Nuttige websites en adressen Platform VMBO Intersectoraal Bezoek- en postadres: Ludgerstraat 1 7415 DV Deventer Tel.: 0570 – 504730 Fax: 0570 – 502731 e-mail:
[email protected] website: www.platformvmbointersectoraal.nl
Cevo Centrale Examencommissie Vaststelling Opgaven Bezoekadres Muntkade 8 3531 AK Utrecht Postadres Postbus 8128, 3503 RC Utrecht telefoon: 030 2840700 Website: www.cevo.nl
Wij verwelkomen u graag in onze vereniging! Stichting Platforms VMBO (SPV) Bezoekadres Het secretariaat van de Stichting Platforms VMBO is gevestigd in het kantoorgebouw Rhijnhaeghe 2, kamer 10 J.F. Kennedylaan 99 3981 GB Bunnik Postadres Stichting Platforms VMBO Postbus 59 7630 AB Ootmarsum Meer informatie Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het secretariaat van de Stichting Platforms VMBO: Jacqueline Kerkhoffs, programmamanager SPV, tel: 06 10 11 83 41.
Voor al uw vragen aangaande wet en regelgeving kunt u terecht bij: Centrale Financiële Instelling (CfI) Informatiecentrum onderwijs (ICO) Bezoekadres Europaweg 2 2711 AH Zoetermeer Postadres Postbus 606 2700 ML Zoetermeer Tel.: ICO/ vo: 079 - 323 24 44 Website: www.cfi.nl
Website: www.platformsvmbo.nl/
CITO Bezoekadres Nieuwe Oeverstraat 50 6811 JB Arnhem Postadres Postbus 1034 6801 MG Arnhem Tel.: 026 - 352 11 11 Website: www.cito.nl
30
31