Bart Van Thienen
Internetische beschouwingen 2000 – 2001
Internethische beschouwingen
Inhoudstafel Internethische beschouwingen ____________________________________________________ 1 Inhoudstafel _________________________________________________________________ 1 Inleiding ____________________________________________________________________ 2 Internet en zelfregulering ______________________________________________________ 4 Internet ter bevordering van eerlijke wereldhandel ________________________________ 7 Het internet en onderdrukte groepen ___________________________________________ 10 Privacy en internet___________________________________________________________ 13 Auteursrecht en software _____________________________________________________ 19 Computers en mensenlevens___________________________________________________ 21 Internet en het sociaal leven ___________________________________________________ 22 Besluit _____________________________________________________________________ 23 Bronnen ___________________________________________________________________ 24
1
Inleiding Terwijl ik deze paper schrijf, klinkt op de radio een reclamespotje waarin geweer- en kanonschoten te horen zijn. “Deze wapens zijn verboden”, klinkt het. Na het welgekende inbelgeluid van een modem volgt: “dit wapen nog steeds niet. Koop daarom het nieuwe beschermingsprogramma …”. Op zich vind ik dit geen slechte zaak, maar ik betreur dat zulke bewustmakingsspotjes enkel voor economische doeleinden worden gerealiseerd. Waarom onderneemt de overheid, die de kloof tussen de burger en de politiek wil overbruggen met e-government in navolging van e-commerce, geen hoorbare en zichtbare stappen en blijft het meestal bij wetsvoorstellen en gepraat? Waarom ontwikkellen e-government, e-bureaucracy en e-democracy zich nog in de schemering van relatief kleine groepen politici en ambtenaren die nota's schrijven en stuurgroepen oprichten? Het internet herbergt een schat aan informatie en ethisch potentieel, maar de informatie daarover is eerder schaars. Waar blijven de overheid en de media met een soort meta-internetinformatie? Naar ik meen, kunnen andere ICT-toepassingen zoals bijvoorbeeld de televisie hierbij helpen. Bovendien zouden verschillende informatiekanalen elkaar wederzijds kunnen bevruchten. Het in september 2000 verschenen boek Het elfde gebod1 van Bern Martens behandelt eerder de (mogelijke) negatieve gevolgen van Informatie- en Communicatie- Technologie (ICT). De nadruk op de negatieve aspecten van de snel ontwikkelende ICT wordt verdedigd vanuit de dringende noodzaak de mens te wijzen op de mogelijk ver reikende gevolgen van het internet. Deze paper werd geannoteerd door doctor Bern Martens. Ter verklaring van het accent op de (potentiële) gevaren van ICT, verwijst Bern Martens naar de ontstaansgeschiedenis van zijn boek Het elfde gebod. “Het boek groeide vanuit een cursus ‘Ethische en maatschappelijke vraagstukken in de informatica’. Vandaar de bijzondere aandacht voor de mogelijke nadelen van ICT. Leraars (informatica) moeten hier zeker over reflecteren. Bovendien wens ik computers, informatica en internet in hun geheel te beschouwen, en zeker niet enkel het internet”, aldus Bern Martens.
Ik ben het met Bern Martens eens dat een groot aantal internet-, betaalkaart- en in het bijzonder klantenkaartgebruikers zich vaak niet bewust zijn van de gevolgen van zulke ondertussen alledaagse ICT-toepassingen. Warenhuizen maken aan de hand van de gegevens die ze via je 1
Het elfde gebod verwijst naar het verbod om zeker niet vergeten stil te staan bij de ‘ethische aspecten en de
sociaal-culturele impact van maatschappelijke evoluties en de eigen bijdrage aan dergelijke ontwikkelingen’. (p. 19) 2
persoonlijke klantenkaart kunnen registreren een klantenprofiel van je op. Weinig mensen weten wat er met hun persoonlijk klantenprofiel effectief gebeurt. Ook Porfirio Barroso stelt dat de computer een niet meer weg te denken actueel sociaal fenomeen betreft met niet te onderschatten effecten op ethisch zowel als sociaal vlak.2
Ofschoon Bern Martens’ boek zich niet beperkt tot het domein van het internet, zal ik andere ICTtoepassingen slechts aanhalen ten dienste van een ethische reflectie over het internet. Reeds hoger vermelde ik immers dat andere ICT-toepassingen kunnen helpen aan het uitbouwen en verspreiden van een soort meta-internetinformatie. In deze paper wil ik (mogelijke) positieve gevolgen van ICT-toepassingen evenveel gewicht geven als de gevaren van ICT. Het is echter niet de bedoeling de positieve gevolgen het overwicht te geven. Ik pleit evenmin voor een volledige vrijheid op het internet, maar wil voorkomen dat de positieve gevolgen bij de reglementering van het internet allemaal tezamen met de negatieve effecten van de kaart worden geveegd. Laten we het kind niet met het badwater weggooien!
“Het is de vraag of er sowieso zelfs badwater kan worden
weggegooid”, vult Bern Martens aan.
De technische en economische ontplooiing van nieuwe communicatie uit zich in een stijgende invloed van de media. Oude media breiden hun informatiebereik uit, terwijl er steeds meer nieuwe media
bijkomen.
Voorral
de
interactieve
communicatiemedia
kennen
razendsnelle
ontwikkelingen. Er bestaat geen informatie meer die niet meer via het computerscherm kan worden geraadpleegd. Zowel Europa als de Vlaamse overheid investeren in netwerkinfrastructuur met oog op het openen van de potentiële perspectieven van onder andere het internet3. Toch mag men het belang van ethische reflectie omtrent de media en in het bijzonder het internet niet uit het oog verliezen. Ook met media zijn tal van ethische problemen verbonden. Rector André Oosterlinck melde in zijn openingsrede van het academiejaar 97-98 dat tal van ethische en maatschappelijke problemen onder het mom van persvrijheid uit het gezichtsveld worden geschoven. Dit gebeurt bijvoorbeeld ook met het probleem van de toenemende commercialisering en tijdsdruk die leidt tot een gebrekkige of afwezige bronnencontrole, oppervlakkige en eenzijdige berichtgeving en een tekort aan diepgang en genuanceerde visie3. 2
P. Barroso, Computer ethics. In Media ethics. Opening social dialogue, editor B. Pattyun, Leuven,
Peeters, 2000, p. 315 – p. 317 3
B. Pattyun, Project Media Ethiek.
In Ethische perspectieven, Leuven, KUL Overlegcentrum voor
christelijke ethiek, Peeters, 1999, p.226 3
Het is in deze context dat binnen het Overlegcentrum werk werd gemaakt van het project MediaEthiek met steun van de Hoover Stichting. Hiermee wil de KU-Leuven tegemoetkomen aan de onderbreking van het doceren van het vak media-ethiek. Wetenschappers stellen de normatieve dimensie van het mediavraagstuk liever tussen haakjes en de ethici concentreren zich doorgaans op andere toepassingsvelden van de ethiek4.
In navolging van het project Media-Ethiek zal ik trachten de voor- en nadelen van het internet in de grote filosofisch-ethische theorieën te plaatsen, die, naar mijn mening, aan geen enkele ethisch beschouwing mogen ontbreken. Gezien het publiek en de naam van dit seminarie zal ik niet diep ingaan op het ontstaan en de fundering van de verschillende theorieën. Bij het toepassen van de ethische theorieën vooronderstel ik enige voorkennis in de algemene ethiek. Hiervoor konden de deelnemers reeds of kunnen ze steeds terecht bij een algemene inleiding tot de moraalfilosofie.
Internet en zelfregulering “Because computer science is a relatively new field, the professionals of computer science have not even had the time or the organisational capacity to establish an organised aggregate of moral or ethical rules. Other, older professions … have their own codes of ethical and professional conduct. (…) To draw up a certain understanding of the relation between professional duties and ethics, codes of ethics can be very helpful. They have proved to be a tool for resolving problems associated with people who work in the most diverse fields of Information and Communication Technology.”5 Porfirio Barroso ziet de ‘codes of computer science ethics’ als toevoeging aan en overschrijding van de wettelijke reglementering.
Hiermee argumenteert hij voor een ‘ethical
culture’ of een soort zelfregulering die gepaard gaat met strenge wettelijke regels voor de grote misdrijven.
Barroso ijvert voor een deontologische code en een situatiegebonden ethische
gevoeligheid voor de dagelijkse omgang met het internet en andere ICT-toepassingen. De Europese Unie werkt aan een eenduidige formele regelgeving die daarna door de internetgemeenschap zelf concreet ingevuld moet worden. Hier lost men deels het probleem van de wetten die de snelle technische veranderingen tot nu toe enkel kunnen achterna hollen op met
4
B. Pattyun, Project Media Ethiek. In Ethische perspectieven, Leuven, KUL Overlegcentrum voor
christelijke ethiek, Peeters, 1999, p. 227 5
P. Barroso, Computer ethics. In Media ethics. Opening social dialogue, editor B. Pattyun, Leuven,
Peeters, 2000, p. 322 – p. 328 4
zelfregulering.
Het gaat hier om een soort Kantiaanse categorische imperatief6 voor het
internetgebruik. Sommigen gaan nog een stapje verder en zien een vlot bij te sturen netiquette7 als enige realistische oplossing. Bern Martens merkt hierbij op dat het internet van huis uit (ondanks de ontwikkeling ervan op kosten van het Amerikaanse Ministerie van Defensie) een sterke ‘anarchistische’ inslag heeft. “Zelfregulering zit in de fundamenten van internet ingebakken en dat is één van de redenen waarom formele wetgevende benaderingen vrij moeilijk liggen”, aldus Bern Martens.
Een netiquette gaat, volgens mij, uit van de te optimistische vooronderstelling dat alle mensen heiligen zijn. In realiteit zijn de meeste mensen noch heiligen, noch bandieten en hangen hun handelingen fel van de situatie af. Zodanig zelfs dat de principes die ze in de ene situatie hanteren vaak tegenstrijdig zijn met diegene die ze in andere situaties volgen. Zo bleek bijvoorbeeld uit een rondvraag in een klas van Bern Martens dat de studenten illegaal kopiëren van software meer ethisch aanvaardbaar vonden dan het kopiëren van een boek. De reden, zo klonk het, betreft het snel voorbijgestreefd zijn van software en de bijgevolg korte gebruikstermijn. Martens repliceert terecht dat een boek door velen slechts één keer wordt gelezen en dus een nog veel kortere gebruikstermijn heeft. Toch mag men, denk ik, het verschil tussen de omgang met boeken op een universiteit en een hogeschool niet verwaarlozen. In de colleges aan de universiteit wordt immers meer met readers gewerkt dan tijdens de lessen aan de hogeschool waar meestal een echt handboek ter beschikking staat. Universiteitsstudenten, inclusief mezelf, maken misschien daarom wel minder problemen bij het kopiëren van boeken. Vele boeken komen mij immers te duur uit om slechts voor één vak te kunnen worden gebruikt. Bovendien mogen de boeken die in de colleges worden aangewend, de bibliotheek vaak niet verlaten, waardoor de student, als hij er zich thuis wat in wil verdiepen, genoodzaakt is het betreffende boek ofwel te kopiëren ofwel te kopen.
6
Eerste formulering: "Handel zo dat de maximen van uw wil te allen tijde tegelijk als grondbeginsel voor
een algemene wet kan gelden." Tweede formulering: "Handel zo dat ge de mensheid zowel in uw persoon, als in de persoon van eender welke andere, steeds tegelijk als doel, nooit louter als middel gebruikt." Derde formulering: "Handel zo dat uw wil (als de wil van een redelijk wezen) door zijn maxime zichzelf tegelijk kan beschouwen als algemeen wetgever." 7
Netiquette is een contaminatie van (inter-)net en (beleefdheids-)etiquette, in de betekenis van gedragscode.
Het betreft hier dus een hoffelijk en eerlijk gebruik van het internet. 5
Is een zelfregulering ethisch legitiem? Zullen we dan niet in de gevaarlijke natuurtoestand van Hobbes terechtkomen? Wordt het internet dan niet vrijgegeven aan de wet van de sterkste en de oorlog van allen tegen allen? Bij een zelfregulering moet men, naar ik meen, het gevaar van de zelfondermijning behoedzaam in het oog houden. Er wordt steeds meer ‘lucht’ verkocht. Hiermee bedoel ik dat de klant zijn product enkel op het scherm te zien krijgt en de letterlijke voeling met de koopwaar en vooral met de vereiste grondstoffen en basisproductie verliest. Daardoor vormt de klant voor zichzelf het, mijns inziens fout, beeld van een ICT-tijdperk, waarin de traditionele industrie afgedaan heeft. Wie denkt er bij het kopiëren van een CD nog aan het feit dat de het pastic schijfje zelf en de CDwriter effectief moeten gefabriceerd worden?
Mensen vergeten dat ook in het hedendaagse
postindustrieel tijdperk de industrie immers de basis van de levenssituatie blijft en dus evenzeer van de ICT. Hoe je het ook draait of keert: zonder hardware werkt de software in een computer niet.
Een mogelijk probleem met een zelfregulering betreft het vrijbuitersprobleem. Wanneer iedereen onder zelfregulering afspreekt voor een minder winstgevende, maar bestaanszekerheid gevende weg, zal die ene enkeling die de eerste weg inslaat grotere winsten boeken. Als echter ieder voor zich er zo over denkt, zullen de winsten lager zijn dan wanneer iedereen voor het draagkrachtsparende scenario kiest. Vandaar lijkt mij een gestuurde zelfregulering een betere oplossing dan ten eerste een roekeloze willekeurige zelfregulering en ten tweede een honderd procent sturende supervisie. Bij louter supervisie dreigt immers de vrijheid die net de kracht van de ICT uitmaakt, te zeer aan banden gelegd te worden.
Ook de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer staat achter een beperkte supervisie.
In oktober 2000 adviseerde deze commissie immers dat een werkgever, mits
voorafgaande toestemming van de werknemer, enkel het elektronische postverkeer en niet de post zelf mag controleren. Dit advies kwam er nadat werkgevers in de Verenigde Staten en Engeland toegelaten werden de e-mails van en de bezochte sites door de werknemers mee te lezen en te controleren op privé-gebruik.
Als nefast gevolg van dergelijke overcontrole weigerden de
werknemers het internet nog te gebruiken uit angst iets verkeerds te doen zoals bijvoorbeeld ongewild een virus doorsturen.
6
De Commissie voor de Bescherming ven de Persoonlijke Levenssfeer in België koos wellicht mede8 daarom voor een beperkte controle. Toch kan de werkgever ingrijpen wanneer uit de namen van de bezochte sites, de titels en adressen van de e-mails een ongeoorloofd surfgedrag blijkt. Bovendien erkent de commissie het bestaan in vele bedrijven van een sociale controle: werknemers werken vaak in een ‘open landschap’9. Bern Martens’ reactie op mijn aankaarten van het vrijbuitersprobleem ligt in het verlengde van een sociale controle. Zelfregulering en netiquette houden, volgens hem, tevens in dat ‘overtreders’ zich blootstellen aan sancties vanwege de internetgemeenschap onder de vorm van emailbombardementen, negatieve publiciteit, sabotage door krakers et cetera. Hier loert, naar mijn mening, het gevaar voor cowboypraktijken om de hoek. Vandaar mijn voorkeur voor een gestuurde zelfregulering als een combinatie van de eerder onschuldige maar effectieve sociale controle en een duidelijk controleorgaan.
Internet ter bevordering van eerlijke wereldhandel In de pers heerst er eerder argwaan ten opzichte van (wereld-)handel via internet. Deze houding is (groten-)deels terecht. Dag- en weekbladen geven vooral negatieve voorbeelden: (kwaadwillige) inbreuk op privacy, onderscheppen van bankrekeninggegevens en –codes, niet afgeleverde bestellingen et cetera. BIZZ haalde in oktober 2000 als slechte ervaringen met e-commerce aan: te late levering, overdreven extra kosten, verkeerde creditcard afrekening en wel betaald maar nooit geleverd. Dertig tot veertig procent van de Belgische on-linewinkelaars is ontevreden. De grootste bron van ergernis betreft de te late levering. Het afsluiten van een koopovereenkomst, dat wettelijk geen geschreven document vereist10, gebeurt via internet meestal door middel van het invullen van een bestelbon. Via een bestelbon koop je iets dat pas later kan worden geleverd. De bestelbon geldt als een contract11. Bij een aankoop via internet zijn de afbeeldingen, net zoals die op radio en televisie, niet bindend. Hierin schuilt dus al een eerste gevaar bij je concrete aankoop via e-commerce. Een tweede gevaar zit in de bestelbon die vaak niet aan zijn wettelijke verplichtingen tegemoetkomt. Op elke bestelbon moeten volgende vermeldingen voorkomen: de naam en het adres van de verkoper; de datum; het
8
Een andere reden betrof de bescherming van de privacy van de werknemer. Over privacy volgt later meer.
9
Dit is een zaal of kantoor waarin verschillende werknemers samen werken en elkaar kunnen zien en horen.
10
R. Dillemans, A. De Moor, Wegwijs recht, Leuven, Davidsfonds, 2000, p. 280
11
R. Dillemans, A. De Moor, Wegwijs recht, Leuven, Davidsfonds, 2000, p. 281 7
volgnummer van de bestelbon; een duidelijke en volledige beschrijving van de koopwaar; de juiste aangeduide hoeveelheid; de eenheidsprijs en de totale prijs, B.T.W. inbegrepen, het B.T.W.percentage indien de B.T.W. niet in de totale prijs inbegrepen is; het bedrag van het betaalde voorschot; het bedrag dat nog betaald moet worden; de datum of de termijn van de levering van de koopwaar; en de handtekening van de verkoper. Indien deze elementen niet op de bestelbon staan vermeld, kan je als koper klacht in dienen bij de Algemene Economische Inspectie12.
Op deze bon, die op internet te vinden is op de website van Colruyt, ontbreken naam en adres van de verkoper, de datum, het volgnummer, de totale prijs en de datum of de termijn van de levering. Bovendien wordt uit de vormgeving niet duidelijk of men de eenheidsprijs van het artikel of de eenheidsprijs vermenigvuldigd met het aantal bestelde exemplaren in de prijskolom moet invullen. Positief in het opzicht van de latere paragraaf over privacy betreft de vermelding van het adres waar de adressenlijsten en de persoonlijke gegevens van de klanten worden bewaard. Dit vond ik nooit eerder op een winkelformulier van welke aard ook.
Langs de andere kant geven de pers en de huidige overheid, die het internet toch wil bevorderen, weinig gehoor aan de positieve mogelijkheden van het internet op gebied van wereldhandel. Arme landen krijgen meer economische kansen. In het voorwoord van Het elfde gebod geeft professor doctor Dumortier het voorbeeld van een Argentijnse tapijtenproducent. Via het internet kan de
12
R. Dillemans, A. De Moor, Wegwijs recht, Leuven, Davidsfonds, 2000, p. 282 8
Argentijn zijn tapijten verkopen zonder tussenpersonen waardoor hij ten eerste niet meer kan worden uitgebuit door de tussenpersonen, ten tweede de kopers een lagere prijs betalen en daarmee samenhangend ten derde de verkoopcijfers stijgen. Dit voorbeeld toont duidelijk aan hoe het internet in de kaarten van een eerlijke internationale handel speelt. Daarom vind ik het verstandig om het internet als volwaardig hulpmiddel in samenwerking met bijvoorbeeld de Wereldwinkel te laten functioneren. Deze samenwerking met de ondertussen sterk ingeburgerde Wereldwinkel neemt, alleszins bij mij, de argwaan ten opzichte van internethandel met handelaars uit ververwijderde gebieden weg.
Laten we, ondanks de zware vooroordelen ten opzichte van
rechtstreekse handel met de derde wereld, het vertrouwen van de consument in de Wereldwinkel overplanten op internationale handel over het internet. Vandaar dat de actiegroepen die in de derde wereld de boeren computer en internet leren gebruiken, volgens mij, meer lofbetuigingen mogen verdienen. Opnieuw zie ik hier een taak voor de overheid weggelegd. Geeft onze overheid, die het internet zo promoot, genoeg media-aandacht aan eerlijke wereldhandel over internet? Weet iedereen dat hij of zij via het internet faire internationale handel kan drijven?
Valt er vanuit enkele grote ethische theorieën een nieuw licht te werpen op de mate waarin de internethandel vrij gelaten moet worden? Vanuit Kantiaans oogpunt dient zich een formele regel aan die respect voor alle andere mensen, zowel de internetgebruikers als de niet-internetgebruikers vooropstelt. Hierbij benaderen we tamelijk dicht de realiteit. Begeleide zelfregulatie lijkt meer en meer een aanvaard compromis tussen voorstanders en tegenstanders van zuivere zelfregulering. Totale zelfregulering kan bijvoorbeeld door de utilitaristen verdedigd worden. Het absolute nut kan misschien wel hoger zijn bij een vrije internetmarkt, maar gaat spijtig genoeg in de realiteit vaak samen met een oneerlijke nutsverdeling. Met een eerlijke wereldhandel als vooropgesteld doel is dit geen prettig vooruitzicht. De teleologische ethiek van Aristoteles legt de mens op zijn redelijkheid volledig uit te bouwen. De common sense verstaat onder redelijkheid een fair en respectvol gebruik van het internet. Dit valt echter niet theoretisch te funderen; wat niet weg neemt dat het ons in praktijk wel een eind verder kan helpen. De gepastheidethiek heeft meer aandacht voor de elk concreet individueel geval, maar schuift verleidelijke opties, mijns inziens, niet duidelijk genoeg aan de kant.
Wanneer men in
uitzonderlijke gevallen een gelegitimeerde afwijking van de hoger vermelde Kantiaanse formele regel van respect, zet men hoe dan ook de deur op een kier voor het gevaar van de pure willekeur. 9
Een gepastheidethiek houdt meer rekening met de concrete situatie, maar hoe zorg je dat de deur niet helemaal openwaait?
Het internet en onderdrukte groepen Onderdrukte groepen kunnen via internet hun stem razendsnel en wereldwijd laten weerklinken. Hackers geven als reden van hun computermisdaad vaak het nastreven van morele doeleinden op. Natuurlijk moeten we ons hier de ethische vraag naar de prioriteit van het doel dan wel van het middel stellen. De Kantiaanse ethiek spreekt zich hieromtrent het duidelijkst uit. Kants tweede categorische imperatief stelt immers: behandel ieder mens als doel op zich en nooit louter als middel. Hackers vergeten vaak dat hun moreel doeleind vaak slechts bereikt wordt ten koste van andere mensen. Deze mensen dienen meestal als klankbuis en krijgen veel moeilijkheden zonder oorspronkelijk betrokken te zijn in het door de hackers aan de kaak gestelde probleem.
Ook studies worden makkelijker toegankelijk voor onder andere arme bevolkingsklassen. Zij moeten weliswaar een computer en een internetaansluiting aanschaffen, maar kunnen anderzijds aanzienlijke inschrijvings-, reis- en huisvestingskosten besparen. Financiële barrières voor ICT zijn bijna volledig weggevallen. Voor een computer die enkel het absoluut noodzakelijke bevat, worden al geen woekerprijzen meer gevraagd. Niettemin blijft, aldus Bern Martens, in de Derde Wereld één en ander onbetaalbaar. Toch mag het stijgend aantal speciale acties die rekening houden met het studentenbudget, mijns inziens, niet verwaarloosd worden. Aan de K.U.Leuven kan een computer huren en na je studies zonder enige verplichting voor een prikje behouden.
10
Met deze actie doet Microsoft een geste voor de student, maar tegelijk een economisch strategische zet van marktdifferentiëring. Vanuit de invalshoek van de latere paragraaf over auteursrechten kan een dergelijke actie mee het illegaal kopiëren van in dit geval programma’s van Microsoft tegengaan.
In onderwijs via internet wordt rassendiscriminatie door bepaalde pedagogische instellingen moeilijker. Doordat de leerling in de meeste gevallen niet zichtbaar is, kan de docent niet meer op basis van uiterlijke kenmerken, zoals bijvoorbeeld huidskleur, een bevooroordeeld onderricht geven of examen afnemen. Toch mag het belang van het wegvallen van het persoonlijk contact niet onderschat worden. Rechtstreeks contact brengt wellicht ook positieve bevooroordeling met zich mee. “O ja, u bent die student die in het college wel altijd enkele interessante vragen in petto had.”
11
Andersvaliden13
krijgen
door
ICT
heel
wat
meer
bewegings-,
communicatie-
en
handelingsvrijheid.
ICT-toepassingen kunnen de werkgever helpen in het nakomen van zijn wettelijke verplichting aangaande het nemen van beschermingsmaatregelen. Enkele van de met ICT makkelijker te realiseren wettelijk verplichte preventiemaatregelen betreffen: risico’s voorkomen; de evaluatie van risico’s die niet kunnen worden voorkomen; bestrijding van risico’s bij de bron; de vervanging van wat gevaarlijk is door wat niet gevaarlijk of minder gevaarlijk is; zo veel mogelijk risico’s inperken, rekening houdend met de ontwikkelingen van de techniek; de werknemer voorlichten over de aard van zijn werkzaamheden, de daaraan verbonden overblijvende risico’s en de maatregelen die erop gericht zijn die gevaren te voorkomen of in te perken; en het verschaffen van passende instructies aan de werknemers en het vaststellen van begeleidingsmaatregelen voor een redelijke garantie op de naleving van die instructies14. Gevaarlijke en ongezonde arbeid kan door computer en robots overgenomen worden. Ook op vlak van de bestrijding van kinderarbeid kan ICT een stevig handje helpen. Kinderen worden immers vaak begeerd door hun kleine gestalte en hun fijne vingers. Zo toont bijvoorbeeld de film Daens hoe kleine kinderen in de weverijen werden ingezet om in de kleine ruimtes onder de weefmachines te werken. Mislukkingen worden vaak lichamelijk en financieel hard bestraft.
Robotten kunnen fijn werk in kleine ruimtes
overnemen. Het gevaar dat vele kinderen geen inkomen meer zullen hebben met een verbod op (levensgevaarlijke) kinderarbeid is zeer reëel en mag niet zomaar over het hoofd gezien worden. Toch kan deze op haar beurt levensbedreigende geldnood bij kinderen, zo stel ik, geen argument vormen om de kinderarbeid te legitimeren.
Laten we daarentegen de kinderwerkloosheid
aanwenden om debat over en zoeken naar betere menswaardige oplossingen stevig wat kracht bij te zetten.
Opnieuw stelt Kants tweede categorische imperatief ieder mens als doel op zich te
behandelen en nooit louter als middel.
ICT-toepassingen leiden vooral voor laaggeschoolden tot werkverlies. Het aantal vacatures voor handenarbeid daalt en veel laaggeschoolden kunnen en/of willen zich niet bijscholen. Langs de andere kant is er een tekort aan informatici. Deze negatieve kant voor de werkgelegenheid treffen we dagelijks in de pers.
13
Ik verkies deze term boven het heel wat minder respectvolle ‘mindervalide’.
14
R. Dillemans, A. De Moor, Wegwijs recht, Leuven, Davidsfonds, 2000, p. 191 12
Daarom wil ik de positieve ethisch hoogstaande zijde eens in het daglicht stellen: ICT herverdeelt het werk. Kinderen van minder gegoeden of uit onderdrukte klassen kunnen dankzij het hoger onderwijs in de informatica, waar financiële problemen normaal niemand meer van kunnen weerhouden, ook hogerop geraken in een bedrijf. Bovendien is enige kritische reflectie vereist over de door de pers voorgeschotelde stelling dat ICT-toepassingen vooral voor laaggeschoolden tot werkverlies leiden. Zoals reeds hoger in de paragraaf over zelfregulering werd aangehaald, werkt de software niet zonder de hardware. Het produceren van de hardware creëert wellicht vele banen die toegankelijk zijn voor laaggeschoolden. Een ander voorbeeld komt uit een reportage van 28 november 2000 uit Ter Zake op Canvas. De via e-commerce verhandelde producten moeten hoe dan ook met een vrachtwagen of bestelbus aan huis geleverd worden. Dit betreft opnieuw een door ICT gecreëerde vacature voor laaggeschoolden.
Zoals reeds in de paragraaf over zelfregulering werd gezegd, mag de informatica niet vergeten dat ze op de industrie steunt. Dit wil niet zeggen dat zij op haar beurt de industrie geen dienst kan bewijzen. De industrie baseert zich immers op de ecologische draagkracht van de natuur. Het valt niet te ontkennen dat de huidige economie op en over de grens van die draagkracht werkt. ICT kan een stevig handje toesteken bij minder energie- en grondstofslopende en afvalafscheidende productietechnieken.
Privacy en internet “Privacy is een begrip dat niet precies te omschrijven valt omdat iedereen het anders invult. Wat voor de ene persoon tot de privacy – de ‘persoonlijke levenssfeer’ – behoort, heeft dat karakter voor de andere helemaal niet. De privacy van een politicus, een filmster of een mediavedette verschilt grondig van de privacy van een gewone sterveling. Privacy in een gesloten agrarische dorpsgemeenschap is iets helemaal anders dan privacy in een anonieme stadsomgeving. Ook doorheen de tijd is de betekenis van privacy heel sterk geëvolueerd. Nieuwe technologieën, de agressieve opstelling van de media en de toenemende controle door de staat hebben de nood aan bescherming van de persoonlijke levenssfeer gestimuleerd.15” Privacy moet beschermd worden. Toch verschilt de concrete individuele invulling van het recht op bescherming van de privacy. Ook Matthew Kieran stelt in zijn boek Media Ethics dat inmenging 15
R. Dillemans, A. De Moor, Wegwijs recht, Leuven, Davidsfonds, 2000, p. 480 13
in de persoonlijke levenssfeer zonder de toestemming van de persoon in kwestie ethisch onaanvaardbaar is. Desalniettemin acht hij het als een ethische plicht voor de media om het volk correct in te lichten over eender welk ethisch onverantwoord gedrag van bijvoorbeeld een politicus, ofschoon dit een afslanking van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van die politicus inhoudt16. Ook in de Belgische wetgeving wordt nog steeds voor de pers een uitzondering gemaakt voor het verbod op bepaalde inbreuken op de privacy van welbepaalde personen. Volgens artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens is een inmenging in de persoonlijke levenssfeer slechts gelegitimeerd als ze steunt op een duidelijke gepubliceerde norm of een noodzaak vormt voor een democratische samenleving. In België wordt het respect voor de persoonlijke levensfeer beschermd door artikel 22 van de Grondwet.10 Concreter met betrekking tot de wetgeving ter bescherming van de privacy betreft de reglementering voor de verwerking van persoonsgegevens. De wet van 8 december 1992 is van toepassing op verwerking van alle soorten gegevens die herleid kunnen worden tot een natuurlijk levende persoon. Deze gegevens betreffen namen en adressen, gezondheidsgegevens, curricula vitae, examenresultaten, financiële informatie, gezinssamenstelling en dergelijke zowel als foto’s, videobeelden, geluidsopnamen, vingerafdrukken en andere van zulke aard.
Belangrijk is dat
persoonsgegevens voor een welbepaald doel verkregen, niet voor andere doelen mogen worden aangewend. Een tweede belangrijk aspect betreft het verbod op verwerking van persoonsgegevens zonder dat de betreffende persoon daarover geïnformeerd werd; met als twee voornaamste uitzonderingen de verwerking door de politie en de pers. Wat betreft de pers heeft België in dit verband zelfs geen duidelijke deontologische code in dit verband. Tot slot geeft de wet van 8 december 1992 iedereen het recht op kennisname van de over hem verwerkte persoonsgegevens binnen de 45 dagen na kennisnameaanvraag.10 Ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht op respect voor de privacy werd een Commissie opgericht. Adres en telefoon van deze commissie: Waterloolaan 11, 1000 Brussel, 02/ 534 87 24. Voor klachten over schendingen van het recht op respect voor privacy kan je eveneens terecht op de website, http://www.privacy.fgov.be.
Vaak worden privacy en ICT, in het bijzonder het internet, tegenover elkaar als kat en hond afgeschilderd.
Terecht?
Volgens velen wel.
Toch bestaat in België al wetgeving over
privacybescherming op het internet. 16
M. Kieran, Media ethics. A philosophical approach, London, Praeger, 1997, p. 1 – p. 20, p. 65 –
p. 86 14
Mijns inziens kan een wettelijke bescherming van privacy enkel grote diensten bewijzen als ze gepaard gaat met een individuele persoonlijke oplettendheid en/of een netiquette. Individuele kritische voorzichtigheid met bijvoorbeeld het forwarden van e-mailberichten kan al heel efficiënt zijn.
Het is aangewezen niet onmiddellijk de hele boodschap door te sturen, maar eerst de
gegevens van de originele afzender verwijderen. Ook weinig mensen gebruiken BCC (blind copy carbon), waarmee je verhindert dat mensen die elkaar onderling niet kennen de lijst van alle andere geadresseerden ontvangen. Het scheiden van professionele en persoonlijk elektronische post door gebruik te maken van twee e-mailadressen voorkomt dat je formele zakenrelaties informatie over je informele kennissenbanden verkrijgen en vice versa.
Privacyschending hoeft niet noodzakelijk een effectieve inbreuk in te houden. Het bestaan op zich van gegevensbanken vormt al een aantasting van onze privacy. bovendien onterechte beschuldigingen opgesteld worden.
Uit die gegevens kunnen
Slechts enkele rotte appels maken
onmiddellijk een groot aantal andere individuen verdacht. Dit kan een onschuldige een hoop last bezorgen. Te meer omdat in dergelijke gevallen de verdachte steeds meer zijn onschuld moet bewijzen. De nodige wetgeving is hier wel degelijk op zijn plaats. Porfirio Barroso pleit met betrekking tot de problematiek van de negatieve gevolgen van het louter bestaan van databanken, voor meer veiligheid en een meer nauwkeurige oplettendheid. Vooral de desastreuze gevolgen van toevallig binnengeslopen zowel als door hackers opzettelijk gemaakt minuscule fouten verdienen, volgens hem, meer aandacht.17 De deontologische ethiek neemt hieromtrent wellicht het meest duidelijke standpunt in: absoluut respect voor de opgestelde morele regels, wettelijke verplichtingen en rechten ter bescherming van de privacy. Ook vanuit Hobbes’ sociale contracttheorie is een scenario denkbaar waarbij iedereen ter bescherming van zijn eigen privacy instemt met absolute regels die bovendien worden bijgestaan door het zwaard. Zonder het zwaard zou de dynamiek van het prisonners dilemma het contract onderuit halen.
Toch zou ik een ernstige nuancering willen brengen bij de negatieve sfeer rond privacy en internet. Sommige mensen stellen individueel aangepaste reclame op prijs en hebben er zelfs een privacyvermindering voor over. De fairnessethiek reikt deze mensen een degelijk denkkader aan. 17
P. Barroso, Computer ethics. In Media ethics. Opening social dialogue, editor B. Pattyun, Leuven,
Peeters, 2000, p. 319 – p. 321 15
Ze ruilen voor welbepaalde voordelen een evenredig stuk van hun privacy in. Spijtig is deze evenredigheid vaak zoek.
Met gegevensbanken kunnen financiële instellingen terugbetalingsproblemen zien aankomen en tijdig maatregelen treffen. Zonder deze verliespost kunnen andere klanten tegen een lagere rente lenen. Ook diegene die net de rentevoet net niet konden aflossen, zullen wel kunnen gaan lenen met een lagere rente door de weggenomen verliespost. Opnieuw geldt de regel: een fair deel van de privacy inruilen tegen evenredige voordelen.
Is privacy überhaupt wel wenselijk? Primeert staatsveiligheid niet? Wat ben je met privacy als je er door een woekering van misdaad onmogelijk van kan genieten? Ik pleit er niet voor dat de staat zomaar iemands privacy mag schenden? Maar wanner zij de misdaad echt niet kan terugdringen zonder een (gedeeltelijke en discrete) schending van de privacy, heiligt het doel de middelen. We kunnen er niet om heen dat veiligheidsinstanties veel meer persoonsgegevens over ieder van ons bezitten dan we zelf weten of willen.
Bij misdaadbestrijding en fraudeopsporing kunnen
privacyverminderende ICT-toepassingen zeer effectief helpen. Hiervoor wil een plichtsbewuste burger, naar mijn aanvoelen, zeker aan privacy inleveren; zeker wanneer hij niet alle persoonlijke gegevens bloot hoeft te leggen en alles door een duidelijke regelgeving omkaderd wordt. Mensen nemen een fair deel van de noodzakelijke maatschappelijke lasten op zich in ruil voor de maatschappelijke voordelen.
Ik pleit dus niet voor een volledige vrijheid voor aanmaak en verwerking van gegevensbanken, maar een totaal verbod lijkt me enigszins te vergaand.
Bovendien kan er zich een ethische revolutie à la Italië voordoen. Deze revolutie betreft een collectieve sprongsgewijze bewustwording van het gemeenschappelijk groter voordeel bij wederzijdse coöperatie. Terwijl bijna elke werknemer quasi ongemerkt als een vrijbuiter de ICTmogelijkheden op zijn of haar werk voor privé-doeleinden gebruikt, kan ieder voor zich beseffen dat gezamenlijk een halt toeroepen aan dergelijke uit de hand lopende praktijken wellicht meer voordelen oplevert. Ook al gebruikt elke werknemer het internet van het bedrijf maar even voor de privé-sfeer, blijft het niet ondenkbaar dat een werkgever internetgebruik volledig begrenst. Vele kleintjes maken immers één groot, in dit geval, verlies. Wanneer daarentegen alle werknemers de
16
ICT van het werk tijdens de uren niet voor privé-doeleinden gebruiken, vormt het vrijgeven van internet tijdens de middagpauze een mogelijke toegift.
Is privacy-inlevering noodzakelijk nadelig?
Op mijn huidig kot sparen we aanzienlijk wat
telefoonkosten uit met een gedetailleerde rekening. In plaats van een dure teller, waardoor een gesprek op ongeveer negen Belgische frank per eenheid komt, betaalt ieder bij elke telefoonrekening slecht vijfenveertig Belgische frank en ongeveer twee Belgische frank per eenheid.
De prijs daarvoor betreft het vrijgeven van een deel van je privacy in een
groepsbespreking van de gedetailleerde rekening. Iedereen weet van iedereen hoeveel en hoelang hij naar wie telefoneert. Toch ervaren wij als kotgenoten dit niet als een nadeel. Wellicht is dat zo omdat we de privacyvermindering een faire prijs vinden voor de telefoonkostenbesparing.
Het probleem met overdadige privacy-inbreuken, al dan niet met kwaad opzet, betreft, naar ik meen, niet zozeer de wetgeving. Ofschoon de pers blijft roepen om strengere maatregelen, ligt het probleem, mijns inziens, eerder bij de pakkans. Wat heeft men aan een strakke wetgeving als er geen goede efficiënte speurders of zelfs helemaal geen speurtechnieken voor handen zijn? Niet naleven van de wetgeving moet beter detecteerbaar en bestrafbaar worden. Er bestaan op Europees niveau genoeg wetten ter bescherming van de privacy, maar deze zijn mede door de stijgende complexiteit van informatie- en communicatietechnologieën moeilijk afdwing- en bestrafbaar.
Ik geef uit Wegwijs recht enkele voorbeelden van meestal ongekende maatregelingen ter bescherming van je privacy. Tegen direct marketing die de juiste commerciële boodschap naar de juiste persoon probeert te versturen, kan je inschrijven op de Robinsonlijst. De bedrijven van het Belgisch Direct Marketing Verbond verbonden zich ertoe geen direct mailing te versturen naar mensen die zich ingeschreven hebben op de Robinsonlijst. Wanneer men een voordeelkaart aangeboden krijgt, verplicht de wet van acht december 1992 de leverancier van de kaart ertoe een document mee te geven met een precieze beschrijving van de bestemming van de gegevens.
Wanneer deze gegevens gebruikt zullen worden voor direct
marketing kan men zich hiertegen verzetten. Om vrijwaard te blijven van telemarketing kan men zich inschrijven op de Restrictel-lijst bij Belgacom en/of op de Robinsonlijst voor telefoonnummers. Hiervoor belt men respectievelijk naar de nummers 0800/22.800 en 0800/91.886. Het inschrijven op deze twee lijsten is gratis. Men kan 17
ook een geheim nummer aanvragen bij Belgacom, maar dan betaalt men ongeveer tweeduizend Belgische frank per jaar. Europese bedrijven mogen geen commerciële e-mails versturen zonder toestemming van de emailhouder. Bovendien moet de ontvanger zonder het bericht te moeten openen kunnen zien dat het om reclamepubliciteit gaat.
Tegen niet-Europese spam of ongewenste commerciële
elektronische post kan men op basis van de Belgische wetgeving uiteraard niet veel juridische stappen ondernemen. Voor problemen met stalking via telefoon en hijgtelefoons kan men terecht bij de ombudsdienst voor telecommunicatie op het Barricadenplein te Brussel. Voor de bescherming van de privacy baten Europese en Belgische normen meestal niet omwille van het mondiaal karakter van het internet. Technische maatregelen hebben vaak meer efficiëntie. Het Electronic Privacy Information Center en de Electronic Frontier Foundation helpen je verder op
respectievelijk
volgende
internetadressen:
http://www.epic.org/privacy/tools.html
en
http://www.eff.org/.
Ik ondervond in het begin van het academiejaar 2000-2001 aan de lijve een bijkomende smet op de naleving van privacy-wetten. Wanneer ik bij het afsluiten van een rekening bij de Fortis-bank het recht opeiste om de instelling te verbieden mijn persoonlijke gegevens voor commerciële doeleinden te gebruiken, werd de voordien vriendelijke mevrouw plots zeer nukkig en onbeleefd. Het beroep doen op privacy-wetten blijkt nog verre van een ingeburgerd fenomeen te zijn.
Vele winkels en banken zien een bron van inkomsten verloren gaan, wanneer verschillende mensen niet toestemmen voor het gebruik van hun persoonlijke gegevens voor commerciële doeleinden. Gegevens worden ook verkocht aan andere instanties. Dit legt, naar ik meen, uit waarom winkels de formulieren voor het verkrijgen van een klantenkaart dubbelzinnig opstellen. Ze proberen de klant onbewust of per ongeluk toestemming te doen geven voor het gebruik en de verkoop van persoonsgegevens.
Ook het formulier voor de nieuwe happy-days-kaart van GB dat bestaat uit drie bladen A4formaat, bracht me tot nadenken. In piepkleine letters staat geschreven dat enkel het eerste derde van het blad strikt noodzakelijk is. Daarna wordt de klant in grote letters aangespoord om voor de optimale dienstverlening te antwoorden op onderstaande vragen, gaande van je lievelingsontbijt tot en met de maat van je onderbroek. 18
“Het Toezicht op de Volksgezondheid zou er, in het belang der ogen, over moeten waken, dat kleine druk een vastgesteld minimum zou bezitten, dat niet zou mogen overschreden worden”, aldus Schopenhauer in Über lesen und Bücher. Ik zie hier voor de overheid een gelijkaardige taak in het belang van ieders privacy weggelegd. Moet zij de kleine lettertjes geen wettelijk verplichte grootte opleggen en via andere wegen vetjes (bena-)drukken? Mensen zullen misschien wel instemmen met het blootgeven van informatie, maar niet als die op een heimelijke manier wordt losgepeuterd. Dit laatste is, naar mijn aanvoelen, ethisch onaanvaardbaar.
Uit de grote ethische theorieën kan de fairness, naar ik meen, de efficiëntste toepassing op het privacyrespect bieden. Helaas is het fair aspect van de ruil, zo moest ik vaststellen, in de praktijk vaak ver zoek.
Auteursrecht en software Reeds sinds 1886 bezit België een Auteurswet, die in 1994 werd in detail werd uitgewerkt en werd omgedoopt in de ‘moderne’ Auteurswet met een veel directere impact op de dagelijkse leefwereld dan vroeger.
Bij handelingen zoals het kopen, ontlenen of fotokopiëren van een boek, een
compactdisc, een film, een muziekpartituur, een tijdsschrift en informatie op het internet betaal je vaak onbewust reeds auteursrecht, dit is een stukje van het loon van de auteur en behoort naast bijvoorbeeld het merkrecht en het patentrecht tot de groep van de intellectuele rechten. Velen zijn vaak onbewust makers van werken waarop ze auteursrecht kunnen doen gelden. Auteursrecht, dat zeventig jaar na de dood van de auteur blijft gelden, bestaat uit de morele rechten, namelijk het recht van beslissing over de al dan niet openbaarmaking, het recht op vader- of auteurschap en het recht op eerbied of verzet tegen het aanbrengen van wijzigingen, zowel als de vermogens- of exploitatierechten, namelijk het reproductierecht en het recht van mededeling aan het publiek. Auteursrecht geldt op al je werken, indien ze worden uitgedrukt in een concrete vorm en voldoen aan de vereiste van originaliteit. Bovendien bestaat er geen registratieverplichting voor een werk om auteursrechtenbescherming te verkrijgen. Toch kan een vermelding van of voluit copyright gevolgd door naam en jaar van eerste uitgave nuttig zijn. Hiermee geniet je onder andere een betere bescherming in de Verenigde Staten.
In de Verenigde Staten geldt nog wel de
regristratieformaliteit, die in de Europese landen niet verplicht is. In België moet een exemplaar
19
van elke publicatie worden afgeleverd bij de Koninklijke Bibliotheek, ofschoon verzaking hieraan nooit tot verlies van auteursrecht kan leiden.18
Niemand verdraagt dat iemand anders uitpakt met een vondst van jezelf zonder verwijzing naar de bron van herkomst; laat staan er geld mee verdient.
Ikzelf zou het bijvoorbeeld ook niet
appreciëren als iemand anders de show zou stelen met de term ‘internethiek’, als samenvoeging van internet en ethiek. Indien iemand dat zou doen, zou ik hem kunnen aanklagen voor schending van het recht van mededeling aan het publiek, in dit geval onder hoorbare vorm. Dit bij wijze van futiel voorbeeld bij de reikwijdte van het auteursrecht. Toch heeft wellicht iedereen, inclusief mezelf, wat gekopieerde software voor zijn computer. Bij wet is dit verboden, omdat ook software aan het auteursrecht is gebonden. We kennen allemaal wel de nadelen voor de fabrikant19 van het illegaal kopiëren. De aanzienlijk lagere inkomsten vormt wellicht voor vele softwarebedrijven het meest zorgbarende nadeel van illegaal kopiëren. Toch heeft deze kleinschalige illegale praktijk vanuit louter economisch20 standpunt ook zijn positieve kanten voor de auteursrechthoudende. Dure programma’s raken zo immers in elke bevolkingsklasse verspreid. Na deze gratis reclame, zo kan ik me voorstellen, zullen er mensen zijn die het zekere voor het onzekere nemen en een legale versie aankopen omdat ze niet meer zonder kunnen. Wanneer ze het programma niet illegaal leerden kennen, zouden ze misschien nooit tot een aankoop zijn overgegaan. Men kan ook legaal alleen een update aankopen of via pedagogische instanties een legale versie aan leerlingen- of studentenprijs aanschaffen.
Ik wens hier geen pleidooi te houden voor de illegale kopieerpraktijken, maar wel vluchtige maatregelen voorkomen. Wanneer men de individuele particulier gaat controleren, zullen de zoeken procedurekosten wellicht hoger komen te liggen dan de uiteindelijke aurteursrechtenvergoeding plus de normale prijs voor de gratis reclame. Illegale kopieerhandel en grootschalig kopiëren voor bedrijven vormen natuurlijk een grotere verliespost dan de particuliere privé-gebruiker die wellicht ook enkele legale software in bezit 18
R. Dillemans, A. De Moor, Wegwijs recht, Leuven, Davidsfonds, 2000, p. 508 – p. 518
19
Zelden heeft de softwareontwerper zelf het auteursrecht. Dit recht komt meestal het producerend
softwarebedrijf toe. 20
Hier ligt de klemtoon natuurlijk niet meer op het ethische aspect van de zaak. Enkele alinea’s later kom
ik daar op terug. 20
heeft. Voor de particulier vormt de microbetaling21 voor internet-toegang, naar ik meen, een aanvaardbaar alternatief dat om op-punt-stelling vraagt.
Bovendien werkt de software-industrie het illegale kopieergebeuren in de hand door de vaak onnodig hoge prijzen voor verre van perfecte producten. Men kan ook niet zoals bij dure boeken naar een bibliotheek gaan.
Hoe zit het nu eigenlijk met de ethische kant van het kleinschalig illegaal kopiëren. Geen enkele ethische theorie staat volledig achter het illegaal kopiëren.
Zelfs het utilitarisme en de
gepastheidethiek kunnen zich niet honderd procent achter dergelijke praktijken scharen.
Computers en mensenlevens Kleine fouten in een bewakingsprogramma hebben vaak desastreuze gevolgen. De ICT verhoogde de veiligheid van projecten met grote potentiële gevaren22. Hierdoor ontwikkelen mensen vandaag projecten met een zeer kleine kans op zeer grote gevaren. Verzekeraars zullen voor zulke kleine maar omvangrijke risico’s geen verzekering willen aanbieden. De prijzen zouden immers zo hoog liggen dat niemand dergelijke verzekering kan en /of wil bekostigen.
Enkel het
solidariteitsprincipe schiet bij omvangrijke catastrofen over.
Vooral de safety critical sysytems roepen ethische vragen op. Het betreffen informatiesystemen die zo een potentieel hoog gevaar bewaken. Als deze programma’s, van besturing van luchtverkeer tot bewaking van medische apparatuur, falen komen vaak een zeer groot aantal mensenlevens in gevaar.
Ook hier zullen de verzekeringmaatschappijen geen betaalbare verzekeringen ter
beschikking stellen, tenzij aan strenge voorwaarden.
Die voorwaarden zullen, naar mijn
aanvoelen, in lange gerechtelijke procedures worden gebruikt om de schuld in een iemands schoenen te schuiven om zo de kosten voor de verzekeringsmaatschappij te ontlopen.
21
Microbetaling betreft een kleine vergoeding die automatische wordt aangerekend bij het bezoeken van
een internetpagina met auteursrechtelijk beschermd werk. 22
Denk maar aan de veel veiligere kerncentrales, waar weliswaar een veel groter potentieel gevaar constant
op de loer licht voor die éne kleine kans. 21
De deontologische ethiek en het Kantianisme staan bij deze concrete toepassing allicht als grote ethische theorieën op kop. Zij verbieden onverbiddelijk dat er ook maar één mensenleven wordt opgeofferd.
Het utiltitarisme en in mindere mate de gepastheid- en de fairnessethiek kunnen het verlies van enkele mensenlevens toestaan indien afgewogen tegen een groter al dan niet collectief goed. Wanneer er minder dokters bij een patiënt moeten waken hebben ze immers meer handen vrij om mensenlevens te redden waar de ICT geen soelaas biedt. Dit klinkt legitimerend, maar getuigt, naar ik meen, van een arrogante luiheid. Het gaat, naar mijn mening, alleen om de best mogelijke oplossing als men niet de moeite neemt om andere menswaardige oplossingen, al dan niet in combinatie met safety critical sysytems, te vinden.
Internet en het sociaal leven Voor sommigen valt niet te ontkennen dat sociale contacten door het toenemend gebruik van ICT zowel aan kwantiteit als aan kwaliteit verliezen.
Toch zou ik hier enige nuancering willen
aanbrengen. Veel sociaal contact verschuift volgens mij gewoon. Ikzelf houd via e-mail contacten met familieleden die ik anders maar één keer per jaar zie op een groot familiefeest. Na enkele eenvoudige mailtjes volgde al gauw een kampeerweekend in hun tuin. Ook vrienden van de middelbare school die in andere steden studeren, blijven via e-mail corresponderen. Het internet kan de platitude ‘uit het oog is uit het hart’, naar ik meen, doorbreken.
Zowel bij mijn vroegere schoolkameraden als bij de oudere vrienden, die voorheen vaak alleen kennissen van mijn ouders waren, loopt de fun bij ontmoetingen hoog op, meestal na een aanloopje rond de inhoud over verzonden e-mails. Daarenboven is ook een afspraak vlugger gemaakt via internet dan per brief of langs de telefoon23.
Ik kreeg een hechtere band met sommige mensen van oudere generaties. Vooral oudere mensen uit mijn omgeving leveren kritiek op het internet. Maar diegene die zich ook achter het toetsenbord
23
Iemand bellen als hij thuis is blijft een moeilijke zaak, te meer omdat lijnen vaak lang door het internet
bezet blijven. Een GSM vormt hier een oplossing, maar blijft duur. Een e-mail versturen is niet zo duur en de ontvanger hoeft op het moment van de versturing niet thuis te zijn. Er zijn ook providers die gratis een bericht naar je GSM sturen als je elektronische post aankreeg. 22
zetten en je wat uitleg vragen, zijn nadien fervente surfers en enthousiaste e-mailcorrespondenten. Ik zou dan ook willen besluiten dat e-mail het sociale contact enkel verschuift, maar niet zo zeer vermindert.
Besluit Iedereen is het er wellicht over eens dat het internet een schat aan informatie herbergt. Ik heb met deze paper willen aantonen dat het internet eveneens een ietwat kleinere schat aan ethisch potentieel bevat. Toch mogen de negatieve gevolgen van het razendsnel ontwikkelende net niet uit het oog worden verloren. Het vinden van de juiste informatie over de reikwijdte van de negatieve gevolgen verloopt echter moeizaam en wordt door zowel de overheid en de media, als de wetenschapper en de ethici achteruit geschoven. Vandaar mijn keuze om in het kader van een seminarie toegepaste ethiek toch een klein bewustwordingsproces over meta-internetinformatie proberen op gang te brengen.
23
Bronnen Voor het schrijven van deze paper maakte ik in hoofdzaak gebruik van Het elfde gebod van doctor Bern Martens, de lessennota’s voor de cursus bijzondere moraalfilosofie van professor doctor Antoon Van De Velde en de zesde editie van Wegwijs recht van ere-rector Roger Dillemans en professor doctor Anne de Moor. •
BARROSO, PORFIRIO, Computer ethics. In Media ethics. Opening Social Dialogue, editor PATTYUN, BART, Leuven, Peeters, 2000, p. 315 – p. 328
•
DILLEMANS, ROGER, DE MOOR, ANNE, Wegwijs recht, zesde editie, Leuven, Davidsfonds, 2000, p. 191, p. 280 – p. 291, p. 480 – p. 487, p. 508 – p. 518
•
MATTHEW, KIERAN, Media ethics. A philosophical approach, London, Preager, 1997, p. 1 – p. 20, p. 65 – p. 85
•
MARTENS, BERN, Het elfde gebod. Beschouwingen over informatietechnologie, ethiek en samenleving, Leuven, Acco, 2000, passim
•
PATTYUN, BART, Project Media Ethiek. In Ethische perspectieven, Leuven, KUL Overlegcentrum voor christelijke ethiek, Peeters, 1999, p. 226 – p. 228
•
VAN DE VELDE, ANTOON, Bijzondere moraalfilosofie, Leuven, cursusdienst Nieuw Filosofische Kring, 2000, hoofdstuk 2 en 3
24