Instelling Hof van Cassatie
Onderwerp Schuldvergelijking. Mogelijkheid
Datum 15 mei 2014
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2014
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
15 MEI 2014
C.13.0552.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.13.0552.N 1. TEGELBEDRIJF DEVOS bvba, met zetel te 8500 Kortrijk, Koning Leopold I-straat 22, 2. RAMO bvba, met zetel te 2930 Brasschaat, Bredabaan 317, eiseressen, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 3000 Leuven, Koning Leopold I-straat 3, waar de eiseressen woonplaats kiezen, tegen 1. BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de Vice-eerste minister en minister van Landsverdediging, met kabinet te 1000 Brussel, Lambermontstraat 8, verweerder,
15 MEI 2014
C.13.0552.N/2
vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Central Plaza, Loksumstraat 25, waar de verweerder woonplaats kiest, 2. Pascal KENSIER, advocaat, met kantoor te 7500 Doornik, avenue des EtatsUnis 16/29, in zijn hoedanigheid van curator over het faillissement van Entreprises Generales de Construction Declerck nv, 3. Pierre-Henri VAN BESIEN, advocaat, met kantoor te 7700 Moeskroen, Beau-Sitestraat 6-8, in zijn hoedanigheid van curator over het faillissement van Entreprises Generales de Construction Declerck nv, in bindend en gemeenverklaring van het tussen te komen arrest opgeroepen partijen.
I.
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel van 13 maart 2012. Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft op 4 maart 2014 een schriftelijke conclusie neergelegd. Afdelingsvoorzitter Eric Dirix heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft geconcludeerd.
II.
CASSATIEMIDDEL
De eiseressen voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest gehecht is, een middel aan.
15 MEI 2014 III.
C.13.0552.N/3
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Eerste onderdeel 1.
De appelrechters die oordelen dat de hoofdaannemer Declerck geen tegoed
meer heeft op de bouwheer, de eerste verweerder, en hieruit afleiden dat alle andere argumenten en middelen van de eiseressen niet meer dienend zijn of zonder voorwerp, verwerpen en beantwoorden het bedoelde verweer. Het onderdeel mist feitelijke grondslag. Tweede onderdeel 2.
Artikel 1298 Burgerlijk Wetboek bepaalt in het algemeen dat geen schuld-
vergelijking plaatsheeft ten nadele van de verkregen rechten van derden. Hieruit vloeit voort dat schuldvergelijking na faillissement in beginsel uitgesloten is. Het erkennen van de schuldvergelijking in de gevallen waar er een nauwe samenhang bestaat tussen de schuldvorderingen, tast echter de regel van de gelijkheid van de schuldeisers bij faillissement niet aan. Aldus is in die omstandigheden de schuldvergelijking mogelijk ook al zijn de voorwaarden voor schuldvergelijking eerst na het faillissement in vervulling gegaan. 3.
Krachtens artikel 1798, eerste lid, Burgerlijk Wetboek, hebben metselaars,
timmerlieden, arbeiders, vaklui en onderaannemers gebezigd bij het oprichten van een gebouw of voor andere werken die bij aanneming zijn uitgevoerd, tegen de bouwheer een rechtstreekse vordering tot beloop van hetgeen deze aan de aannemer verschuldigd is op het ogenblik dat hun rechtsvordering wordt ingesteld. De bouwheer tegen wie een rechtstreekse vordering wordt ingesteld, kan aan de onderaannemer in de regel de excepties tegenwerpen waarover hij beschikt op het ogenblik van het instellen van de rechtstreekse vordering.
Het recht op
schuldvergelijking met een schuldvordering die gegrond is op de onderlinge afhankelijkheid van de wederzijdse verbintenissen van de partijen behoort tot het
15 MEI 2014
C.13.0552.N/4
wezen van de wederkerige overeenkomst, zodat zij bestaat vóór de wanprestatie zelf en vóór de uitoefening van de rechtstreekse vordering. 4.
De appelrechters stellen vast dat:
- de hoofdaannemer Declerck aannemingswerken uitvoerde voor de Belgische Staat; - de hoofdaannemer een beroep deed op de eiseressen als onderaannemers; - de eiseressen respectievelijk op 25 juni 1999 en 12 september 1999 een rechtstreekse vordering hebben ingesteld tegen de Belgische Staat; - de hoofdaannemer op 13 september 1999 failliet werd verklaard; - na het faillissement, de Belgische Staat overeenkomstig artikel 20 van de Algemene aannemingsvoorwaarden (hierna: AAV), maatregelen van ambtswege heeft genomen en boeten heeft opgelegd wegens de laattijdige uitvoering; - de Belgische Staat overeenkomstig artikel 7 AAV is overgegaan tot compensatie met de aannemingsprijs; - ten gevolge van deze compensatie de hoofdaannemer geen tegoed meer had op de Belgische Staat. 5.
De appelrechters oordelen dat de exceptie van niet-nakoming en het recht op
compensatie met de schuldvordering die voortvloeit uit de wanprestatie, geacht worden te behoren tot het wezen van de wederkerige overeenkomst, zodat zij bestaan vóór de wanprestatie en vóór de uitoefening van de rechtstreekse vordering en dat de omstandigheid dat er geen vertraging was vóór het faillissement en deze het gevolg was van het faillissement zonder belang is. 6.
Door op grond hiervan te beslissen dat de rechtstreekse vorderingen van de
eiseressen ongegrond zijn aangezien de hoofdaannemer geen tegoed meer heeft op de Belgische Staat, verantwoorden de appelrechters hun beslissing naar recht. Het onderdeel kan niet worden aangenomen. Derde onderdeel 7.
Gelet op het antwoord op het tweede onderdeel kan het onderdeel niet wor-
den aangenomen.
15 MEI 2014
C.13.0552.N/5
Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiseressen tot de kosten. Bepaalt de kosten voor de eiseressen op 1211,50 euro en voor de verweerder op 250,46 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, en de raadsheren Beatrijs Deconinck, Alain Smetryns, Koen Mestdagh en Koenraad Moens, en in openbare rechtszitting van 15 mei 2014 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal Christian Vandewal, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.
K. Vanden Bossche
A. Smetryns
K. Moens
K. Mestdagh
B. Deconinck
E. Dirix