Instelling Moore Stephens Informatief 123 www.moorestephens.be
Onderwerp De BTW-aftrek op personenwagens: hoe moeten we dit voortaan aanpakken in de praktijk?
Datum 17 januari 2013
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2013
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
De BTW-aftrek op personenwagens: hoe moeten we dit voortaan aanpakken in de praktijk? Sinds begin 2011 mag de BTW-aftrek op bedrijfsmiddelen op basis van het BTW-Wetboek nog slechts in aftrek worden gebracht a rato van het werkelijke beroepsgebruik. De belastingadministratie publiceerde eind 2011 een beslissing[1] over hoe de gewijzigde wetgeving[2] volgens haar dient te worden geïnterpreteerd en toegepast. In de praktijk bleek deze beslissing niet werkbaar, in het bijzonder voor wat betreft personenwagens. Door de hevige kritiek erop werd de beslissing dan ook voorlopig opgeschort totdat er een nieuw addendum zou verschijnen dat meer duidelijkheid zou scheppen over hoe de gewijzigde wetgeving nu in de praktijk diende te worden toegepast. Eind december 2012 publiceerde de belastingadministratie dan uiteindelijk dat lang verwachte addendum. Maar eenvoudiger is het er alvast niet op geworden …. In dit artikel trachten wij deze recente beslissing te verduidelijken en bekijken we hoe de richtlijnen van de BTW-administratie in de dagdagelijkse praktijk moeten worden toegepast voor wat betreft personenwagens en lichte vrachtauto’s[3]. Nog slechts BTW-aftrek a rato van het werkelijke beroepsgebruik Op basis van artikel 45 §1quinquies van het BTW-wetboek mag de BTW nog slechts gedeeltelijk in aftrek worden gebracht op bedrijfsmiddelen die tegelijkertijd zowel privé als beroepsmatig worden gebruikt. In de praktijk komt dergelijk gemengd gebruik veelvuldig voor. Denk bijvoorbeeld aan de bedrijfswagen, iPad, computer, gsm, …. in uw vennootschap die u ongetwijfeld ook voor privédoeleinden gebruikt. Wij beperken ons in dit artikel tot de personenwagens en lichte vrachtwagens in vennootschappen. Tot eind 2010 gold als regel dat de aangerekende BTW bij aanschaf van een personenwagen voor 50% in aftrek kon worden gebracht en dat ongeacht het percentage privégebruik ervan. Hetzelfde gold voor de onderhoudskosten, brandstofkosten, …. De gratis terbeschikkingstelling van de firmawagen aan de bedrijfsleider of aan een personeelslid van de onderneming werd op het vlak van BTW beschouwd als een belastbare dienst en werd bijgevolg onderworpen aan BTW. In de praktijk werd de BTW - vervat in het aangerekende voordeel in natura voor het gratis privégebruik - meestal op maand-, kwartaal- of jaarbasis opgenomen in vak 61 van de BTW-aangifte. Op die manier werd de teveel afgetrokken BTW aan de bron teruggestort aan vadertje Staat. Aangezien de BTW voortaan onmiddellijk moet worden beperkt aan de bron, dient er logischerwijze ook geen BTW meer op het voordeel in natura te worden geregulariseerd. Die regel geldt in principe al vanaf begin 2011 maar tot eind 2012 staat de BTW-administratie nog toe dat toepassing wordt gemaakt van de oude regeling. De voornoemde beslissing en haar twee addendums dienen in de praktijk m.a.w. verplicht te worden toegepast vanaf 1 januari 2013. Voor de jaren 2011 en 2012 hebt u de keuzemogelijkheid. Maar indien u vanaf 2011 reeds voor de nieuwe regeling koos, dient u daar in 2012 ook voor te opteren, ook al zou dat nadeliger zijn in vergelijking met de oude regeling. Aftrek van BTW op personenwagens die gratis ter beschikking worden gesteld aan een bedrijfsleider of een personeelslid Wanneer voortaan een personenwagen wordt aangeschaft door een belastingplichtige-vennootschap, dan moet met het oog op het bepalen van het recht op aftrek van BTW onmiddellijk worden ingeschat hoeveel kilometers het voertuig voor privédoeleinden en voor beroepsdoeleinden zal worden aangewend. Opgelet: de afgelegde kilometers voor woonwerkverkeer worden daarbij als privékilometers beschouwd. De belastingadministratie schuift in haar recente beslissing twee methodes naar voor op grond waarvan de verhouding privégebruik en beroepsgebruik kan worden vastgesteld voor elk voertuig afzonderlijk. Op basis van deze vastgestelde
verhouding zal dan de aangerekende BTW op de factuur in aftrek worden gebracht met een maximum van 50%[4]. Tot slot schuift de belastingadministratie nog een derde methode naar voor. We lichten deze drie methodes hieronder toe en verduidelijken dit aan de hand van een voorbeeld. 1ste methode: de bestuurder van de wagen houdt een logboek (= rittenadministratie) bij Volgens deze methode dient de bestuurder van het voertuig nauwgezet de volgende gegevens bij te houden van de beroepsmatig afgelegde kilometers:
• • • •
datum van de afgelegde rit(ten) beginadres eindadres totaal aantal afgelegde kilometers per rit en per dag
Of al die gegevens elektronisch of op papier worden bijgehouden maakt voor de BTW-administratie niet uit. Ook het bijhouden van de kilometers door middel van een aangepast gps-systeem wordt toegelaten. Belangrijk is wel dat de belastingplichtige de totale kilometerstand van de wagen bij aanvang van het belastbaar tijdperk (in principe op 1 januari) en op het einde ervan (in principe op 31 december dus) ofwel het gedeelte van het jaar noteert. Op die manier kan dan het werkelijke beroepsgebruik van de wagen worden afgeleid en kan de BTW a rato daarvan in aftrek worden gebracht. Voorbeeld 1 ANGEL CAPITAL BVBA koopt op 2 januari 2013 een nieuwe personenwagen aan voor de prijs van 25.000 € exclusief BTW. Zaakvoerder Nils gebruikt de wagen zowel voor privé- als voor beroepsdoeleinden. In de loop van het jaar houdt Nils nauwgezet alle beroepsmatig afgelegde kilometers bij in een Excel-sheet. In totaal heeft hij 5.850 beroepsmatige kilometers afgelegd met de wagen. Op 31 december 2013 heeft de wagen 20.250 km op de teller staan. Het beroepsmatig gebruik van de wagen bedraagt op basis van bovenstaande gegevens 28,89 % (5.850 km/20.250 km). ANGEL CAPITAL zal in 2013 slechts het volgende bedrag aan BTW in aftrek kunnen brengen op de aankoopprijs van de wagen: 25.000 € x 21% BTW = 5.250 € x 28,89% = 1.516,72 € Ook de BTW op de onderhoudsfacturen, brandstof, … zal in ons voorbeeld slechts ten belope van 28,89% in aftrek kunnen worden gebracht. Dit aftrekpercentage van 2013 zal vervolgens als raming voor het beroepsmatige gebruik dienen voor kalenderjaar 2014. In ons voorbeeld stelt het probleem zich al meteen op 2 januari 2013: Nils weet hoegenaamd nog niet hoeveel beroepsmatige kilometers hij met de wagen precies zal afleggen. Laat staan dat hij al weet hoeveel kilometers hij in totaal met de wagen zal afleggen. De belastingadministratie stelt voor dat Nils bij aanschaffing van de wagen een zo correct mogelijke schatting doet van het aantal kilometers dat hij privé en beroepsmatig met de wagen zal afleggen. Op het einde van het jaar moet/kan dan via een herziening het teveel/te weinig aan afgetrokken BTW worden gecorrigeerd. Dit is wettelijk gezien de enige toepasbare methode maar we vrezen dat deze in de praktijk een bijna onmogelijke opdracht is
om de volgende redenen:
•
•
Elke dag van het jaar uw beroepsmatige kilometers strikt bijhouden brengt extra administratie met zich mee en is alleen al om praktische redenen niet toepasbaar. Voor u als bedrijfsleider zou dat misschien nog lukken, maar probeer dat eens op te dringen aan al uw werknemers die over een firmawagen beschikken … Op het einde van elk jaar of bij het begin van het volgende kalenderjaar zal er telkens een herziening moeten gebeuren voor de BTW die teveel werd afgetrokken op basis van het voorlopige aftrekpercentage van dat jaar. Indien u te weinig BTW hebt afgetrokken hoeft u uiteraard die herziening niet door te voeren, maar dat betekent dan ook dat u teveel aan BTW heeft betaald. Dit betekent ook extra werk voor de boekhouder of accountant van de vennootschap waardoor de kosten voor het voeren van de boekhouding verder de hoogte zullen worden ingejaagd.
In de praktijk kunnen we dus gerust stellen dat deze methode – behoudens in uitzonderlijke gevallen – niet toepasbaar is en ook niet zal toegepast worden door de meeste ondernemingen. de
2 methode: de belastingplichtige opteert voor een forfaitair privégebruik van de personenwagen: daar zijn de minimumkilometers terug … De belastingadministratie laat toe om het beroepsgebruik per personenwagen vast te stellen op basis van onderstaande formule: % privégebruik = ((afstand woon-werkverkeer x 2 x 200 werkdagen) + 6.000 km) x 100 Totale afstand op jaarbasis % beroepsgebruik = 100% - % privégebruik
Het forfaitair aantal werkdagen (200) in bovenstaande formule houdt rekening met het aantal vakantiedagen, ziektedagen, dagen telewerk, … Indien een werknemer of bedrijfsleider effectief meer of minder dan die 200 dagen actief is, dan wordt toch rekening gehouden met 200 werkdagen, behoudens indien er zich een wijziging voordoet in de werksituatie of het verkrijgen van een firmawagen in de loop van het jaar. De 6.000 km in bovenstaande formule is een forfait voor het overige privégebruik (gebruik voor gezinsdoeleinden, privéuitstappen, …) . Voorbeeld 2 EL DORADO CAPITAL BVBA koopt op 2 januari 2013 een nieuwe personenwagen aan voor de prijs van 25.000 € exclusief BTW. Zaakvoerder Joris gebruikt de wagen zowel voor privé- als voor beroepsdoeleinden. Op 31 december 2013 heeft de wagen 25.250 km op de teller staan. De afstand van de woning naar de bedrijfszetel van de vennootschap – enkele rit – bedraagt 40 km. Het beroepsmatig gebruik van de wagen wordt als volgt berekend: % privégebruik: ((40 km x 2 x 200 dagen) + 6.000 km) x 100 = 87,13% 25.250 km
% beroepsgebruik: 100% - 87,13% = 12,87% EL DORADO CAPITAL zal in 2013 slechts het volgende bedrag aan BTW in aftrek kunnen brengen op de aankoopprijs: 25.000 € x 21% BTW = 5.250 € x 12,87% = 675,67 € Ook de aftrekbare BTW op onderhoudsfacturen, brandstof, …. wordt beperkt tot 12,87%. Bovenstaande formule moet worden aangepast indien zich in de loop van een kalenderjaar een wijziging voordoet. Voorbeeld 3 EL DORADO CAPITAL BVBA koopt op 1 mei 2013 een nieuwe personenwagen aan voor de prijs van 25.000 € exclusief BTW. Zaakvoerder Joris gebruikt de wagen zowel voor privé- als voor beroepsdoeleinden. Op 31 december 2013 heeft de wagen 18.000 km op de teller staan. De afstand van de woning naar de zetel van de vennootschap – enkele rit – bedraagt voor de eerste jaarhelft 40 km. Op 1 juli 2013 worden de kantoren verhuisd en bedraagt de verplaatsing woon-werkverkeer 20 km (enkele rit). Het beroepsmatig gebruik van de wagen wordt in dit geval als volgt berekend: % privégebruik: ((((40 km x 2 x 200 dagen) + 6.000 km) x 2/12) +(((20 km x 2 x 200 dagen) + 6.000 km) x 6/12) x 100 = 59,26%)) / 18.000 km % beroepsgebruik: 100% - 59,26% = 40,74% EL DORADO CAPITAL zal in 2013 slechts het volgende bedrag aan BTW in aftrek kunnen brengen op de aankoopprijs: 25.000 € x 21% BTW = 5.250 € x 40,74% = 2.138,85 € In voorbeeld 3 bedraagt de BTW-aftrek gedurende kalenderjaar 2013 dus 40,74%. Dat percentage zal ook in eerste instantie voor 2014 worden toegepast. Ook bij deze methode zal bij aanschaffing van de wagen moeten worden geraamd in welke mate de wagen beroepsmatig zal worden gebruikt. Op het einde van het kalenderjaar zal ook hier een herziening moeten worden doorgevoerd op basis van het definitief berekende beroepsgebruik. Stel nu dat Joris in ons voorbeeld in 2014 in totaal 30.000 km aflegt met de wagen. In dat geval bedraagt het definitief beroepsmatig gebruik voor kalenderjaar 2014:
•
% privégebruik: ((20 km x 2 x 200 dagen) + 6.000 km) x 100 = 46,67% 30.000 km
•
% beroepsgebruik: 100% - 46,67% = 53,33%
In 2014 zou in eerste instantie 53,33% van de betaalde BTW in aftrek kunnen worden gebracht, zij het dat de aftrek in tweede instantie moet worden beperkt tot 50%. Aangezien de vennootschap in de loop van 2014 slechts 40,74% van de BTW heeft in aftrek gebracht (het definitief berekende % van 2013 wordt immers als voorlopig aftrekpercentage toegepast in 2014). De vennootschap kan in dat geval een herziening in haar voordeel doorvoeren op de oorspronkelijk betaalde BTW ten bedrage van: 25.000 € x 21% BTW = 5.250 € x (50% - 40,74%) x 1/5 = 97,23 €. Ook op de kosten van onderhoud, brandstof, … kan een gelijkaardige herziening in het voordeel van de vennootschap
worden toegepast. Noot 1: de herziening op de aanschaffingswaarde van de wagen dient slechts te gebeuren gedurende de eerste vijf jaar na aanschaffing (dus ongeacht de afschrijvingsduur). De herziening op de kosten voor onderhoud, brandstof, … dient echter elk jaar te gebeuren en dat ongeacht of de wagen langer of korter dan vijf jaar in bezit van de vennootschap blijft. Noot 2: methode 1 en 2 mogen per voertuig naar eigen inzicht worden gecombineerd. Noot 3: de aftrek wordt dan toch weer beperkt tot maximaal 50 % … Wat indien een bedrijfsleider met 2 firmawagens rondrijdt? In de praktijk is het niet ongebruikelijk dat een bedrijfsleider over twee firmawagens beschikt waar hij wisselend beroepsmatige kilometers mee aflegt. Hoe dient het privégebruik in dat geval te worden berekend? Mag er dan voor de ene wagen worden gekozen voor het forfait (afstand woon-werkverkeer x 2 x 200 dagen + 6.000 km) en voor de andere wagen dan enkel 6.000 km voor privéverplaatsingen? Of moet er in dat geval toch tweemaal het woon-werkverkeer in rekening worden gebracht? Deze vragen worden niet beantwoord in het addendum. Ons inziens kan er in dat geval met de afstand woon-werkverkeer slechts eenmaal rekening worden gehouden. Je kan immers moeilijk 400 dagen woon-werkverkeer doen als er maar 365 dagen in een jaar zijn … Deze methode vergt heel wat minder rompslomp en zal door de meeste K.M.O.’s (moeten) worden toegepast (zie verder). De bestuurders van de wagen in kwestie mogen op Oudejaar niet vergeten de kilometers op de teller van de wagen te noteren. Benieuwd wie daar op die dag zal aan denken … 3de methode: de belastingplichtige opteert voor toepassing van een algemeen forfaitair beroepsgebruik van 35% op het volledige wagenpark Bedrijven die beschikken over minimaal 4 personenwagens (of lichte vrachtauto’s) die gratis ter beschikking worden gesteld van hun personeelsleden en/of bedrijfsleiders kunnen kiezen voor een algemeen forfaitair beroepsgebruik dat door de belastingadministratie bij wijze van proef wordt vastgesteld op 35%. Een groot voordeel van dit systeem is dat de onderneming zich niet bezig hoeft te houden met het bijhouden van kilometers, woon-werkverplaatsingen per werknemer, jaarlijkse herzieningen van BTW, … en dat ongeacht het werkelijke beroepsgebruik van de wagens. Indien de onderneming kiest voor dit systeem, dan dient dit minstens te worden toegepast tot en met 31 december van het derde jaar dat volgt op het jaar waarin het voor het eerst wordt toegepast. In principe zal de onderneming dit systeem dus minstens 4 jaar moeten volgen indien voor deze methode wordt geopteerd. In de praktijk zal dit systeem voor de meeste bedrijven ook de meest voordelige oplossing zijn, zeker als het ter beschikking stellen van een bedrijfswagen deel uitmaakt van haar loonpolitiek. Veel werknemers zullen in realiteit immers weinig effectieve beroepskilometers afleggen met hun bedrijfswagen aangezien deze voornamelijk wordt gebruikt voor het woonwerkverkeer[5] en zuiver privégebruik door het gezin. De financiële impact mag echter niet worden onderschat voor ondernemingen met een groot wagenpark. Vroeger bedroeg de BTW-aftrek immers steevast 50% en voor lichte vrachtauto’s zelfs 100%. Nu wordt de BTW-aftrek via deze methode teruggeschroefd tot maximaal 35%. Op een vloot van meer dan 10
wagens kan dat tellen … Spijtig genoeg kan deze methode niet worden toegepast door een K.M.O. met één of twee wagens. Zij moeten dus noodgedwongen terugvallen op de eerste of tweede methode. Al zal dat om praktische redenen voornamelijk de tweede methode zijn zoals hierboven reeds werd aangehaald. Vereenvoudigde toepassing van methode 1 en/of 2: de belastingplichtige opteert voor toepassing van een globaal gemiddeld aftrekpercentage Ter vereenvoudiging aanvaardt de belastingadministratie dat de belastingplichtigen, die het beroepsgebruik van de bedrijfswagens hebben vastgesteld volgens methode 1 of 2, toepassing kunnen maken van een globaal gemiddeld aftrekpercentage voor al de wagens samen. Dit dient op volgende wijze te gebeuren: 1. 2.
Eerst wordt per individueel voertuig overeenkomstig methode 1 of 2 het percentage beroepsgebruik bepaald. Bedraagt het aldus berekende percentage meer dan 50%, dan moet dit worden beperkt tot 50%. Vervolgens wordt de optelsom gemaakt van de aldus berekende aftrekpercentages en gedeeld door het aantal betrokken vervoermiddelen.
Het aldus bekomen globaal gemiddeld aftrekpercentage dient dan om te worden toegepast voor dat bepaalde kalenderjaar en voor al de BTW geheven op de investeringen en kosten m.b.t. deze wagens. Het gemiddeld aftrekpercentage mag naar boven[6] worden afgerond. Deze methode heeft als voordeel dat er in de praktijk slechts één aftrekpercentage moet worden toegepast bij het inboeken van de aankoopfacturen gedurende het boekjaar. Voorbeeld 4 BVBA GOLDFEVER stelt op 1 januari 2013 een personenwagen ter beschikking aan haar twee zaakvoerders. Beide wagens – een BMW en een Mercedes - werden aangekocht in de loop van 2011. Op basis van methode 2 wordt de BMW 60% beroepsmatig gebruikt en de Mercedes slechts 25%. Het globaal gemiddeld aftrekpercentage wordt als volgt berekend: Mercedes: 25% BMW: 50% (initieel 60% maar beperkt tot 50%) Totaal: 75% / 2 voertuigen = 37,50% of afgerond 38% Gedurende kalenderjaar 2013 zal GOLDFEVER alle BTW geheven op onderhoudskosten, brandstof, … van de BMW en Mercedes voor 38 % in aftrek kunnen brengen. Verder zal er in principe een herziening moeten worden doorgevoerd van de BTW die werd afgetrokken bij aanschaffing van beide wagens. In de praktijk zal het definitief percentage van 37,50% (afgerond naar 38%) maar berekend kunnen worden op het einde van 2013. Ook hier zal dus nog een herziening dienen te gebeuren op het einde van het kalenderjaar. In 2014 zal de vennootschap in de loop van het kalenderjaar 38% van de BTW op de kosten die betrekking hebben op de
wagens in aftrek brengen. Op het einde van 2014 wordt dan opnieuw dezelfde berekening gemaakt en dienen de nodige herzieningen opnieuw te gebeuren … Wagens die worden geleased of gehuurd Bovenstaande methoden dienen eveneens te worden toegepast indien de gemengd gebruikte personenwagens of lichte vrachtauto’s geen eigendom zijn van de vennootschap, maar worden gehuurd of geleased. In dat geval zal dan een herziening dienen te gebeuren op de betaalde huur- of leasevergoedingen. Er wordt een vergoeding betaald voor het privégebruik van de wagen(s) In de praktijk gebeurt het wel eens dat een werknemer een vergoeding betaalt voor het privégebruik van de wagen. Bij bedrijfsleiders is dat ook mogelijk maar wordt het voordeel in dat geval eerder op de rekening courant geboekt. Dergelijke terbeschikkingstelling tegen betaling van een prijs wordt op het vlak van BTW beschouwd als een belastbare verhuurdienst[7]. Hét grote voordeel om een vergoeding te betalen voor het privégebruik is dat de BTW altijd voor 50% aftrekbaar is en dat zelfs indien het privégebruik meer bedraagt dan de helft! Op die manier kan dus de rompslomp die komt kijken bij het bepalen van het privégebruik en de jaarlijkse herzieningen achterwege worden gelaten. Hoeveel moet die (huur)vergoeding volgens de BTW-administratie precies bedragen? Op basis van de BTW-wetgeving[8] mag de maatstaf van heffing van die vergoeding niet lager zijn dan de “normale waarde” voor een dergelijke dienst. Toegepast op het privégebruik van een personenwagen wordt als “normale waarde” de prijs beschouwd die onafhankelijke partijen daarvoor zouden betalen. Omdat zulks in de praktijk echter moeilijkheden oplevert staat de belastingadministratie toe dat de “normale waarde” op basis van de onderstaande formules wordt bepaald. Noteer dat de “normale waarde” volledig los dient gezien te worden van de berekening van het voordeel alle aard op het vlak van inkomstenbelastingen[9]. Ook dient te worden vermeld dat de werkelijk betaalde vergoeding lager mag zijn dan de zogenaamde normale waarde die voor BTW-doeleinden moet worden vastgesteld. De onderneming is eigenaar van het voertuig Normale waarde = (aankoopprijs + kosten) x (50% - % beroepsgebruik) 5 Wordt bedoeld met:
•
% beroepsgebruik: het percentage beroepsgebruik dat werd bepaald volgens één van de hierboven voorgestelde
• •
methodes aankoopprijs: de maatstaf van heffing bij aankoop van het voertuig kosten: de maatstaf van heffing van de overige uitgaven waarover BTW werd geheven m.b.t. het voertuig. Hier worden ons inziens de uitgaven bedoeld voor onderhoud en herstelling, brandstof, ….maar niet die van verzekering of verkeersbelasting omdat deze worden vrijgesteld van BTW.
Indien het beroepsgebruik van de wagen 50% of meer bereikt, dan dient de normale waarde niet te worden vastgesteld.
Voorbeeld 5 GOLDFEVER BVBA stelt in 2013 een personenwagen ter beschikking aan haar enige werknemer. Op het maandelijkse loon wordt een bijdrage van 100 € ingehouden als vergoeding voor het privégebruik. De wagen werd door de vennootschap in 2011 aangekocht voor de prijs van 25.000 € exclusief 21% BTW. In de loop van 2013 worden de volgende uitgaven gedaan m.b.t. de wagen:
• • • •
onderhoud en herstelling (exclusief 21% BTW): 750 € brandstof (exclusief 21% BTW): 1.500 € verzekering (vrijgesteld van BTW): 1.000 € verkeersbelasting (vrijgesteld van BTW): 300 €
Op basis van methode 2 wordt de wagen 30% beroepsmatig gebruikt. De normale waarde van de dienst bedraagt op basis van bovenstaande gegevens: (25.000 € + 2.250 €[10]) x (50% - 30%) = 1.450 € 5 Ondanks het feit dat de werknemer een vergoeding betaalt van 100 € per maand en de vennootschap bijgevolg op jaarbasis een “huur” ontvangt van 1.200 €, zal er toch 21% BTW moeten worden betaald op een totaal bedrag van 1.450 €. Goldfever zal het volgende bedrag aan BTW dienen af te dragen aan vadertje Staat: Ontvangen vergoeding: 1.200 € x (100/121) x 21% = 208,26 € BTW op verschil normale waarde en ontvangen vergoeding exclusief BTW: 1.450 € - 991,74 € = 458,26 € x 21% = 96,23 € Totaal: 304,49 € In bovenstaande formule wordt de aankoopprijs van de wagen gedeeld door 5. Dat getal slaat ongetwijfeld op de herzieningstermijn die slaat op roerende bedrijfsmiddelen. Maar wat indien de bedrijfswagen bijvoorbeeld 6 jaar of langer geleden werd aangekocht door de onderneming? Moet dan met de aankoopprijs wel nog rekening worden gehouden of niet? Of moet het getal 5 in dat getal worden vervangen door het aantal jaar dat de wagen al in bezit is van de onderneming? Dit wordt nergens verduidelijkt in het addendum. Ons inziens dient u in dat geval de “aankoopprijs/5” uit de formule te halen en dient u dus enkel rekening te houden met de kosten van onderhoud, brandstof, …. Dat is ons inziens ook het meest correct want anders zou de BTW-herziening op de aankoopprijs uiteindelijk hoger kunnen uitvallen dan de werkelijk afgetrokken BTW gedurende de vijfjarige herzieningstermijn. De onderneming huurt het voertuig Normale waarde = (huurprijs + kosten) x (50% - % beroepsgebruik) Wordt bedoeld met:
•
huurprijs: de betaalde huur voor het voertuig inclusief de bijkomende kosten (interesten, brandstof, …) die
onderworpen zijn aan BTW Indien het beroepsgebruik van de wagen 50% of meer bereikt, dan dient de normale waarde niet te worden vastgesteld. Opgelet: op het bedrag dat de werknemer of bedrijfsleider in dat geval effectief betaalt als vergoeding dient echter wel BTW te worden afgedragen. De betaalde vergoeding wordt immers geacht inclusief BTW te zijn[11]. Voorbeeld 6 GOLDFEVER BVBA stelt in 2013 een personenwagen ter beschikking aan haar enige werknemer. Op het maandelijkse loon wordt een bedrag van 100 € ingehouden als vergoeding voor het privégebruik. In de loop van 2011 heeft de vennootschap een overeenkomst inzake operationele leasing afgesloten. De vennootschap betaalt per maand een basisbedrag van 500 € exclusief BTW. Op de factuur wordt ook een forfaitair bedrag van 250 € exclusief BTW aangerekend voor brandstof, onderhoud en herstelling, ... Daarnaast wordt een vergoeding van 50 € aangerekend waarop geen BTW wordt geheven. Op basis van methode 2 wordt de wagen 30% beroepsmatig gebruikt. De normale waarde van de dienst bedraagt op basis van bovenstaande gegevens: ((500 € + 250 €) x 12 x (50% - 30%) = 1.800 € De vennootschap is in deze situatie het volgende bedrag aan BTW verschuldigd: Ontvangen vergoeding: 1.200 € x (100/121) x 21% = 208,26 € BTW op verschil normale waarde en ontvangen vergoeding exclusief BTW: 1.800 € - 991,74 € = 808,26 € x 21% = 169,73 € Totaal: 377,99 € Wanneer de werknemer of bedrijfsleider een vergoeding betaalt (of er een vergoeding op de rekening courant wordt geboekt) aan de onderneming voor het privégebruik van het voertuig, dan dient er daarvoor strikt gezien geen factuur te worden uitgereikt[12], al is dat zeker niet verboden. In dat geval dient de ontvangen vergoeding wel te worden opgenomen in het dagontvangstenboek[13]. De inschrijving in dat boek dient te gebeuren op basis van een verantwoordingsstuk[14]. Betaalt de werknemer of bedrijfsleider een lagere vergoeding (stel 2.000 €) dan de normale waarde (stel 3.000 €) die wordt vastgesteld voor BTW-doeleinden en de onderneming een factuur opstelt ten bedrage van 2.000 €, dan moet zij voor het verschil van 1.000 € nog een intern stuk opstellen. Zowel de factuur als het intern stuk moeten in de periodieke BTW-aangifte worden opgenomen. Opgelet: het volstaat niet dat de factuur of dat intern stuk (en aldus de verschuldigde BTW op de vergoeding) éénmaal per jaar in de BTW-aangifte wordt opgenomen. De vergoeding dient maandelijks of op kwartaalbasis in de aangifte te worden opgenomen naargelang de onderneming een maandaangever of kwartaalaangever is voor BTW-doeleinden. Dit betekent m.a.w. dat de vennootschap elke maand of elk kwartaal een factuur of een intern stuk moet opstellen voor het privégebruik van de wagen. Bij verkoop van de wagen is er soms slechts op de helft van de prijs BTW verschuldigd Aangezien de BTW bij aankoop van het voertuig onmiddellijk aan de bron wordt beperkt a rato van het werkelijke beroepsgebruik en dus een correctere BTW-aftrek garandeert, staat de BTW-administratie toe dat er bij verkoop van de
wagen slechts over de helft van de verkoopprijs BTW moet worden betaalt. Op de factuur dient dan de volgende vermelding te worden aangebracht: “ Bijzondere maatstaf, toepassing beslissing nr. E.T. 119.650 van 20 oktober 2011” Deze administratieve tolerantie is echter maar van toepassing indien:
• •
de onderneming het voertuig met BTW heeft aangekocht en een recht van aftrek heeft genoten de onderneming effectief de nieuwe regeling heeft toegepast in 2011 of 2012
Werd de wagen aangekocht onder de margeregeling (regeling bij verkoop van een tweedehandsvoertuig door een autohandelaar) of bij een particulier dan is er echter nooit een recht op aftrek van BTW ontstaan. In dat geval zal toch 21% BTW moeten worden aangerekend over de volledige verkoopprijs. Ook indien de wagen werd aangekocht vóór 2011 kan deze administratieve tolerantie worden toegepast. De nieuwe regeling m.b.t. de aftrek van BTW op personenwagens lijkt op het eerste gezicht nog mee te vallen. Maar bij nader inzicht lijkt dit in de praktijk voor heel wat administratieve rompslomp te gaan zorgen, vooral indien de bedrijfswagen in kwestie minder dan 50% wordt gebruikt voor beroepsdoeleinden. De meest eenvoudige oplossing lijkt ons om in dergelijk geval een vergoeding te vragen aan het personeel voor het privégebruik van de wagen waarbij deze dan bij voorkeur ook minstens evenveel bedraagt als de normale waarde van het voordeel voor BTW-doeleinden. Voor bedrijfsleiders wordt best geopteerd om het voordeel alle aard op de rekening courant te boeken. In dat geval kan de BTW immers steeds a rato van 50% worden afgetrokken en hoeft u geen rittenadministratie bij te houden of geen berekening te doen m.b.t. woonwerkverkeer. U zal allicht voor dat idee gewonnen zijn, maar of uw personeel daar ook zo over denkt is nog maar de vraag …
Auteurs: Bart Vermoesen en Peter Verschelden
[1] Beslissing nr. E.T. 119.650 dd. 20/10/2011 [2] In het bijzonder artikel 45 §1quinquies WBTW dat werd ingevoegd in het bestaande artikel 45 WBTW met ingang vanaf 1/1/2011 en artikel 19 §1 WBTW [3] De lichte vrachtauto’s bedoeld volgens artikel 4 §2 WIGB [4] Artikel 45 §2 WBTW [5] die voor alle duidelijkheid als privékilometers worden beschouwd [6] Naar de hogere eenheid [7] Conform artikel 18 §1, tweede lid 4° WBTW [8] artikel 33 §2 WBTW [9] De BTW-beslissingen van 12/7/2009 en 28/9/2009 waarin de belastingadministratie dit wel aanvaardde, worden daarmee opgegeven [10] Zijnde de kosten voor onderhoud en herstelling + brandstof [11] Zie Beslissing n° E.T. 29256 dd. 10/8/1978 [12] Op basis van artikel 53 §2 WBTW en artikel 1 §1 KB 1 WBTW [13] Artikel 14 §2, 3° KB 1 WBTW [14] Artikel 15 §2 KB 1 WBTW