Instelling Hof van Cassatie
Onderwerp Gelijktijdige strafbaarstelling van rechtspersoon en natuurlijke persoon. Voorwaarde. Vaststelling van fout
Datum 23 september 2008
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2010
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
23 SEPTEMBER 2008
P.08.0587.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. P.08.0587.N 1. M J K, beklaagde, 2. K W nv, beklaagde, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Brederodestraat 13, alwaar de eiseres woonplaats kiest, eisers.
I.
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen, correctionele kamer, van 13 maart 2008. De eiser voert geen middel aan.
23 SEPTEMBER 2008
P.08.0587.N/2
De eiseres voert in een memorie die aan dit arrest wordt gehecht, een middel aan. Raadsheer Etienne Goethals heeft verslag uitgebracht. Eerste advocaat-generaal Marc De Swaef heeft geconcludeerd.
II.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Middel 1.
Het middel voert schending aan van artikel 5, tweede lid, Strafwetboek
alsook miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van het persoonlijk karakter van de strafrechtelijke aansprakelijkheid: de appelrechters veroordelen de eiseres tot straf, enkel na vaststelling dat de natuurlijke persoon wetens en willens een fout heeft begaan, zonder evenwel een persoonlijke fout van de eiseres vast te stellen. 2.
Artikel 5, tweede lid, Strafwetboek, bepaalt: “Wanneer de rechtspersoon
verantwoordelijk gesteld wordt uitsluitend wegens het optreden van een geïdentificeerde natuurlijke persoon, kan enkel degene die de zwaarste fout heeft begaan worden veroordeeld. Indien de geïdentificeerde natuurlijke persoon de fout wetens en willens heeft gepleegd kan hij samen met de verantwoordelijke rechtspersoon worden veroordeeld”. 3.
De strafuitsluitende verschoningsgrond die deze bepaling ten voordele van
de persoon die de minst zware fout heeft gepleegd, invoert, bestaat niet wanneer het misdrijf wetens en willens is gepleegd. In dat geval kan de natuurlijke persoon steeds samen met de rechtspersoon worden gestraft, ongeacht wie de zwaarste fout heeft gepleegd. 4.
De gelijktijdige strafbaarstelling van de rechtspersoon en van de natuurlijke
persoon overeenkomstig die bepaling, is slechts mogelijk wanneer de rechtspersoon verantwoordelijk gesteld wordt uitsluitend wegens het optreden van een geïdentificeerde natuurlijke persoon die de fout wetens en willens heeft gepleegd. Dit houdt in dat de fout van de rechtspersoon samenvalt met deze van
23 SEPTEMBER 2008
P.08.0587.N/3
de natuurlijke persoon of ermee nauw verband houdt maar neemt niet weg dat een fout bij de beide personen aanwezig moet zijn. 5.
Hieruit volgt dat het niet volstaat dat de rechter vaststelt dat de natuurlijke
persoon een fout wetens en willens heeft gepleegd. Hij moet ook bij de rechtspersoon de fout vaststellen. De strafrechtelijke verantwoordelijkheid zal pas vaststaan indien de verwezenlijking van het misdrijf hetzij volgt uit een wetens en willens genomen beslissing binnen de rechtspersoon, hetzij het gevolg is van een binnen deze rechtspersoon gepleegde nalatigheid. 6.
Voor het vaststellen van dit morele element kan de rechter steunen op de
gedragingen van de bestuursorganen van de rechtspersoon of haar gezagdragers, die onder meer een natuurlijke persoon kunnen zijn. 7.
De appelrechters stellen vast dat de eiseres als rechtspersoon strafrechtelijk
verantwoordelijk is, niet alleen omdat de misdrijven een intrinsiek verband hebben met de verwezenlijking van haar doel en de waarneming van haar belangen, maar ook omdat de beklaagde K, als geïdentificeerd natuurlijk persoon die de feiten wetens en willens pleegde, de feitelijke leiding had bij de problematiek rond de milieuvergunning en de eiseres dan ook heeft gehandeld door toedoen van het persoonlijk handelen van deze beklaagde, die in de mogelijkheid was niet enkel om het misdrijf te plegen maar ook om aan de onwettige toestand te remediëren hetgeen hij niet deed. 8.
Met deze motieven oordelen de appelrechters dat de eiseres zelf een fout
heeft begaan en verantwoorden zij hun beslissing dat ook zij strafrechtelijk verantwoordelijk is, naar recht. Het middel kan niet worden aangenomen. Ambtshalve onderzoek van beslissing op de strafvordering 9.
De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen
zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen.
23 SEPTEMBER 2008
P.08.0587.N/4
Dictum Het Hof, Verwerpt de cassatieberoepen. Veroordeelt de eisers in de kosten van hun cassatieberoep. Begroot de kosten op 75,93 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Edward Forrier, als voorzitter, en de raadsheren Luc Huybrechts, Etienne Goethals, Luc Van hoogenbemt en Koen Mestdagh, en op de openbare rechtszitting van 23 september 2008 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Edward Forrier, in aanwezigheid van eerste advocaatgeneraal Marc De Swaef, met bijstand van afgevaardigd griffier Véronique Kosynsky.
V. Kosynsky
K. Mestdagh
L. Van hoogenbemt
E. Goethals
L. Huybrechts
E. Forrier