Instelling Hof van Cassatie
Onderwerp Vennootschap. Tekort. Zaakvoerders en andere personen die door een kennelijk grove fout hebben bijgedragen tot het faillissement. Tekort als schade wegens misdrijf. Curator. Vordering tot schadevergoeding voor de strafrechter
Datum 18 juni 2013
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2013
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
18 JUNI 2013
P.12.1412.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. P.12.1412.N I Jacques ARNAUTS-SMEETS, met kantoor te 2230 Herselt, Aarschotsesteenweg 7, in zijn hoedanigheid van curator van het faillissement ARDUCO bvba, burgerlijke partij, eiser, met als raadsman mr. Steven Van de Kerkhof, advocaat bij de balie te Turnhout, tegen R R E V C, beklaagde, verweerder.
II
18 JUNI 2013
P.12.1412.N/2
R R E V C, reeds vermeld, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Filiep Deruyck, advocaat bij de balie te Antwerpen, tegen 1. BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, woonstkeuze doende op de Directie van de Bijzondere Belastingsinspectie Antwerpen met kantoren te 2000 Antwerpen, Italiëlei 4 bus 5, burgerlijke partij, 2. Jacques ARNAUTS-SMEETS, reeds vermeld, burgerlijke partij, 3. GARAGE MARCEL bvba, met zetel te 2840 Rumst, Antwerpsesteenweg 8, burgerlijke partij, verweerders. III GARAGE MARCEL bvba, reeds vermeld, burgerlijke partij, eiseres, met als raadsman mr. Sarah De Smedt, advocaat bij de balie te Antwerpen, tegen R R E V C, reeds vermeld, beklaagde, verweerder.
18 JUNI 2013 I.
P.12.1412.N/3
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
De cassatieberoepen zijn gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen, correctionele kamer, van 25 juni 2012. De eiser I voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, drie middelen aan. De eiser II voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan. De eiseres III voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan. Raadsheer Erwin Francis heeft verslag uitgebracht. Eerste advocaat-generaal Patrick Duinslaeger heeft geconcludeerd.
II.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de eiser II 1.
De appelrechters verklaren zich onbevoegd om kennis te nemen van de bur-
gerlijke rechtsvordering van de verweerder II.2 en verklaren de burgerlijke rechtsvordering van de verweerster II.3 niet ontvankelijk. In zoverre tegen die beslissingen gericht, is het cassatieberoep van de eiser II bij gebrek aan belang niet ontvankelijk. Eerste middel van de eiser I 2.
Het middel voert schending aan van de artikelen 3 en 4 Voorafgaande Titel
Wetboek van Strafvordering: de appelrechters verklaren zich onbevoegd om kennis te nemen van eisers vordering omdat zij ten onrechte oordelen dat die vordering een vordering tot delging van het passief is, zoals bedoeld in artikel 265 Wetboek van Vennootschappen, die uitsluitend voor de rechtbank van koophandel kan worden gebracht; het arrest geeft aan dat de bewezen verklaarde feiten de oorzaak zijn van het faillissement van de bvba Arduco en dus dat die feiten aanleiding gaven tot een vermeerdering van het passief of een vermindering van het actief van
18 JUNI 2013
P.12.1412.N/4
het faillissement; de curator die namens de gezamenlijke schuldeisers optreedt, heeft een vorderingsrecht voor de schade die uit de bewezen verklaarde feiten voortvloeit, waardoor het passief vermeerdert of het actief vermindert en hij mag zijn schade provisioneel begroten op het totale bevoorrechte en gewone passief. 3.
Overeenkomstig artikel 265 Wetboek van Vennootschappen kunnen gewe-
zen zaakvoerders alsmede andere personen persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van de schulden van de vennootschap ten belope van het tekort indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement. Dit tekort kan ook geheel of ten dele een schade vormen die het gevolg is van een door de strafrechter bewezen verklaard misdrijf, en waarvan de vergoeding door de curator van het faillissement namens de massa der schuldeisers voor de strafrechter kan gevorderd worden. 4.
Met verwijzing naar de “allesvervangende schadenota” neergelegd voor de
eerste rechter, oordeelt het arrest dat de vordering van de curator ten belope van 4.356.927,81 euro het totaal van het openstaande passief betreft en dat dergelijke vordering bij toepassing van artikel 265 Wetboek van Vennootschappen enkel voor de rechtbank van koophandel kan worden gebracht die daarvoor uitsluitend bevoegd is. Aldus is de beslissing niet naar recht verantwoord. Het middel is gegrond. Tweede middel van de eiser I 5.
Het middel voert schending aan van artikel 149 Grondwet en artikel 195
Wetboek van Strafvordering: het arrest is tegenstrijdig gemotiveerd waar het oordeelt, enerzijds, dat het oorzakelijk verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de gevorderde schadevergoeding niet bewezen is, anderzijds, dat die feiten hebben geleid tot het faillissement van Arduco bvba; de eiser mocht zijn burgerlijke rechtsvordering steunen op alle onderdelen van de telastleggingen A.1 (valsheid), F (misbruik van vertrouwen) en H (witwassen) en begrootte de omvang van de collectieve schade der schuldeisers provisioneel op het totaal van het openstaand bevoorrecht en gewoon passief in het faillissement van Arduco bvba.
18 JUNI 2013
6.
P.12.1412.N/5
Het is tegenstrijdig te oordelen, enerzijds, dat er een oorzakelijk verband be-
staat tussen de bewezen verklaarde feiten en het faillissement van Arduco bvba, anderzijds, dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen die feiten en de door de eiser gevorderde schadevergoeding in zijn totaliteit. Het middel is gegrond. Derde middel van de eiser I 7.
Het middel dat niet kan leiden tot ruimere cassatie, behoeft geen antwoord.
Eerste middel van de eiser II 8.
Het middel voert schending aan van artikel 149 Grondwet: het arrest beant-
woordt niet het bij conclusie aangevoerd, zelfstandig verweer van de eiser volgens hetwelk de burgerlijke rechtsvordering van de verweerster II.1 niet ontvankelijk dan wel niet toelaatbaar is, omdat zij slechts kennis kon krijgen van de feiten waarop zij haar vordering heeft gesteund door zich schuldig te maken aan derde medeplichtigheid aan andermans contractbreuk. 9.
Met de redenen die het bevat, beantwoordt het arrest niet het vermeld zelf-
standig verweer van de eiser. Het middel is gegrond. Tweede middel van de eiser II 10.
Het tweede middel, dat niet kan leiden tot ruimere cassatie of cassatie zon-
der verwijzing, behoeft geen antwoord. Eerste middel van de eiseres III 11.
Het middel voert schending aan van de wet: het arrest oordeelt ten onrechte
dat de eiseres het oorzakelijk verband tussen haar schade en de bewezen inbreuken niet aantoont en dat haar vordering niet ontvankelijk is; de fouten van de beklaagde, de schade van de eiseres en het oorzakelijk verband tussen die fouten en die schade zijn echter aangetoond; de beklaagde heeft immers grote sommen geld
18 JUNI 2013
P.12.1412.N/6
onttrokken aan Arduco bvba en de bvba CVC Management Group en ze privé aangewend, waardoor die gelden niet meer aanwezig waren als onderpand voor de schuldeisers van de vennootschappen; het arrest maakt ten onrechte geen onderscheid tussen de vordering van de eiseres ten laste van de verweerder als bestuurder van Arduco bvba en als bestuurder van CVC Management Group bvba; het faillissement van deze laatste is afgesloten en er is geen dividend uitgekeerd, zodat er voor wat deze vennootschap betreft geen collectief passief is en de schade van de eiseres vaststaand is. 12.
In zoverre het middel schending van de wet aanvoert, zonder te verduidelij-
ken welke wetsbepaling het arrest schendt of welk algemeen rechtsbeginsel het miskent, is het bij gebrek aan nauwkeurigheid niet ontvankelijk. 13.
Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat het faillisse-
ment van Arduco bvba nog niet is afgesloten. 14.
Uit diezelfde stukken blijkt niet dat het faillissement van CVC Management
Group bvba is afgesloten. In zoverre het middel een onderzoek van feiten vergt waarvoor het Hof niet bevoegd is, is het niet ontvankelijk. 15.
Het arrest oordeelt: “De verduistering van vennootschapsgoederen en
-gelden, waarop [de eiseres] haar burgerlijke partijstelling baseert heeft schade berokkend aan het gemeenschappelijk onderpand van de schuldeisers. Aangezien [de eiseres] geen schade bewijst die losstaat van de gemeenschappelijk geleden schade en evenmin een andere fout bewijst dan degene die het collectieve nadeel heeft berokkend, is haar vordering onontvankelijk.” Op grond van die reden verklaart het arrest naar recht de vordering van de eiseres niet ontvankelijk. In zoverre kan het middel niet worden aangenomen. 16.
Het vermelde oordeel vormt een zelfstandige reden die de beslissing draagt
op grond waarvan het arrest de vordering van de eiseres verwerpt. Het middel behoeft voor het overige geen antwoord meer.
18 JUNI 2013
P.12.1412.N/7
Tweede middel van de eiseres III 17.
Het middel voert schending aan van artikel 149 Grondwet: het arrest is te-
genstrijdig gemotiveerd waar het enerzijds oordeelt dat er grote sommen geld werden onttrokken aan de vennootschap, wat uiteindelijk heeft geleid tot het faillissement, en anderzijds oordeelt dat het oorzakelijk verband tussen de feiten en de gevorderde schadevergoeding niet bewezen is. 18.
Het arrest oordeelt niet alleen dat de eiseres III het oorzakelijk verband niet
aantoont tussen de door haar geleden schade en de bewezen inbreuken. Het oordeelt ook dat de verduistering van vennootschapsgoederen en –gelden waarop ze haar burgerlijkepartijstelling steunt, schade heeft berokkend aan het gemeenschappelijk onderpand van de schuldeisers en dat aangezien de eiseres III geen schade bewijst die losstaat van de gemeenschappelijk geleden schade en evenmin een andere fout bewijst dan degene die het collectieve nadeel heeft berokkend, haar vordering onontvankelijk is. Die redenen schragen de beslissing tot afwijzing van de vordering van de eiseres III, zodat het middel, zelfs al was het gegrond, niet tot cassatie kan leiden. Het middel is niet ontvankelijk. Omvang van de cassatie 19.
De vernietiging van de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering van de
eiser I, heeft de vernietiging tot gevolg van de beslissing over de toewijzing van het verbeurdverklaarde enkel aan de verweerder II.1. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het uitspraak doet over de door de eiser I en de verweerder II.1 ingestelde burgerlijke rechtsvorderingen en in zoverre het de verbeurdverklaarde geldsom van 205.000 euro met toepassing van artikel 43bis, derde lid, Strafwetboek toewijst aan de verweerder II.1.
P.12.1412.N/8
18 JUNI 2013
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Verwerpt de cassatieberoepen voor het overige. Veroordeelt de verweerder I tot de kosten van het cassatieberoep I. Veroordeelt de eiser II tot 2/3 en de verweerder II.1 tot 1/3 van de kosten van het cassatieberoep II. Veroordeelt de eiseres III tot de kosten van haar cassatieberoep. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Brussel. Bepaalt de kosten in het geheel op 809,12 euro waarvan de eiser I 143,83 euro verschuldigd is, de eiser II 182,33 euro verschuldigd is en de eiseres III 143,83 euro verschuldigd is. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Paul Maffei, als voorzitter, en de raadsheren Luc Van hoogenbemt, Peter Hoet, Antoine Lievens en Erwin Francis, en op de openbare rechtszitting van 18 juni 2013 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Paul Maffei, in aanwezigheid van eerste advocaat-generaal Patrick Duinslaeger, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.
K. Vanden Bossche
E. Francis
A. Lievens
P. Hoet
L. Van hoogenbemt
P. Maffei